Liever naïef, dan passief!
Liever naïef, dan passief! Lenneke Heeren, januari 2006
Voorwoord Deze scriptie heb ik geschreven naar aanleiding van het eindexamen AKV/ Sint Joost, studierichting grafisch ontwerpen. Woorden van dank richt ik aan Elizabeth Pick, Ewan Lentjes, Martijn Maas, Babette Heeren, Jasper Heeren, Marijke Heeren, Jan Heeren, Eva van den Dungen, Rob Giesendorf, Stijn van de Ven, Liesbeth Paanakker en John van Peer, omdat mede dankzij hen deze scriptie tot stand is gekomen.
Inhoudsopgave Inleiding Engagement _1.0
Geschiedenis
_1.1
Oktoberrevolutie
_1.2
De Tweede Wereld Oorlog en de jaren erna.
_1.3
Wim Crouwel, Total Design, 1950
_1.4
Jan van Toorn, 1960
_1.5
Gert Dumbar, Anthon Beeke, 1970
_1.6
De PTT
_1.7
Wild Plakken, Eind 1970 begin 1980
_1.8
De mening van Piet Schreuders
_1.9
Wat hebben we hier nu nog aan?
_2.0
De (westerse) maatschappij
_2.1
Lokaal, Nederland
_2.2
Wat is de publieke zaak?
_2.2.1
Publieke Domein
_2.2.2
Maar hoe ‘publiek’ is de publieke ruimte?
_2.3
Opnieuw verzet
_2.4
Publieke domein en de informatievoorziening
_2.4.1
Publieke Omroep
_3.0
Het internet
_3.1
De gifteconomie
_3.1.1
De oorsprong van het internet
_3.2
Weblogs
_3.2.1
Amateurisme
_3.3
Zines
_3.4
Media-activisme, Indymedia
_3.5
Shareware, Opensource software (vrije software), Wikipedia
_3.6
Het internet; Publiek Domein
_4.0
Terug naar grafisch ontwerp
_4.1
Grapus & Ne Pas Plier
_4.1.1
Ne Pas Plier
_4.2
Invloed van de massamedia
_4.3
Visuele Retorica, verandering rol van ontwerper
_4.4
Vervagen van grenzen
_4.5
Interactiviteit
_4.6
Overvloed
_4.7
Rol van de kunsten
_4.8
Verschillende tendensen in de Nederlandse vormgeving
_4.8.1
Opzoek
_4.8.2
Het individuele, autonome
_4.8.3
Laboratorium
_4.8.4
Even tussendoor, het micronarratieve verhaal
_4.9
Waag Society
_4.10
Ontwerpen voor het Publieke Domein
_4.10.1 Post-St. Joost methode: de Urban Graphic Designer _4.10.2 Felix Janssens, Inkijk-uitruil Conclusie Bronnenlijst Beeldbijlage
Inleiding
engagement idealisme maatschappelijke betrokkenheid
Idealisme en utopie zijn door de geschiedenis heen in een kwaad daglicht komen te staan. De begrippen zijn nogal beladen. Bij het horen van de woorden denkt men al snel aan begrippen als dogmatiek, tirannie en naïviteit. Het geloof in een betere wereld en in de vooruitgang heeft plaats gemaakt voor het besef dat er niet één formule als algemene richtlijn voor het menselijke handelen bestaat. Toch duiken de begrippen weer regelmatig op. Politici wordt een gebrek aan idealistische grondbeginselen verweten. Door architecten wordt naarstig gezocht naar nieuwe vormen van sociaal en ecologisch verantwoord bouwen. Ook in de kunst lijkt men er meer mee bezig, het aantal exposities met een uitgesproken politieke toon is enorm toegenomen. Sinds de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon ontkomen de kunsten niet meer aan hun maatschappelijke rol en de politieke betekenis ervan. Het wereldwijde conflict tussen de Verenigde Staten (het westen) en diverse Islamitische opwekkings- en terreurbewegingen wordt aangeduid als een cultureel conflict. In dit conflict gaat het niet alleen om economische belangen of politieke macht, maar om botsende wereldbeschouwingen en levensvormen. Mijn onderzoek begint met het zoeken naar wat engagement betekende in de geschiedenis van het grafisch ontwerp. Ook dit woord is nogal beladen en klinkt erg belegen. Daarom probeer ik deze woorden ook zoveel mogelijk te mijden in mijn scriptie. Het lijkt me daarom duidelijker om het als ‘maatschappelijk betrokkenheid’ te verwoorden, omdat dit een vrij ruime, algemene aanduiding is. Met deze aanduiding neem ik ook een duidelijke afstand van de oude begrippen en hun geschiedenis om zo op een nieuwe frisse manier over het onderwerp na te denken. Wel zal ik enkele verschillende opvattingen van engagement door de geschiedenis heen kort bespreken. Mijn eerste hoofdstuk is een kort hoofdstuk, gewijd aan de geschiedenis, dit was deel van mijn onderzoek en maakt mijn verhaal compleet. Vervolgens ga ik kijken naar hoe de maatschappij van nu eruit ziet. Hierbij komt een gebied, het publieke domein, naar voren dat wellicht een interessant terrein is voor de ‘maatschappelijk betrokken’ ontwerper van nu. Daarna bespreek ik het belang van een ‘onafhankelijke’ informatievoorziening voor de maatschappij en de vrij nieuwe ontwikkeling op dit gebied met de komst van het internet.Vervolgens bespreek ik enkele huidige ontwikkelingen binnen het grafisch ontwerp. Ik zal met het oog op de conclusie, de zaken die naar mijn mening interessant zijn voor de toekomst van het grafisch ontwerp extra belichten. Ten slotte blik ik in mijn conclusie nog éénmaal terug op mijn scriptie. Waarbij ik de belangrijkste punten nog een keer zal aanhalen. 10
11
Engagement Woordenboek, Van Dale: en•ga•ge•ment (het ~, ~en) 1 verbintenis van een artiest 2 het betrokken zijn bij maatschappelijke en culturele problemen 3 [scherm.] contact tussen de klingen In het boek Reflect#01, Nieuw engagement komen verschillende definities naar voren: Existentialisme: Engagement werd gezien als het resultaat van een authentieke, vrije keuze, gemaakt door een autonoom individu, dat zijn ‘mauvais foi’ van zich afwerpt, dat wil zeggen zijn afhankelijkheid van de dominante opinie van de mening van de meerderheid. Gert Staal zegt over engagement: “Engagement was een groepsgebonden, collectieve vanzelfsprekendheid die gericht was op de verheffing van de verschillende bevolkingsgroepen.” René Boomkens, gebaseerd op Foucault en Kant: “Het is goed om ons te realiseren dat engagement, niet bestaat bij de gratie van de radicale individuele keuze met bijbehorende daad van verzet, maar afhankelijk is van het ‘enthousiasme van de omstanders’. Engagement is geen individuele keuze, maar is de expressie van collectieve betrokkenheid bij een cruciale beweging of ontwikkeling”. Opmerkelijk zijn de twee geheel verschillende opvattingen over wat engagement betekent. In de definitie volgens de (radicale) existentialisten gaat het over een autonoom individu en bij de andere gaat het over een collectieve betrokkenheid. Dit ‘enthousiasme van de omstanders’ biedt een geheel ander gezichtspunt op het engagement dan werd geboden in het existentialisme, dat het vooral voorstelde als een uiteindelijk ongefundeerde, radicale individuele keuze, als een soort creatio ex nihilo, een daad die uiteindelijk niet veel meer dan een gebaar lijkt. De laatste definitie van engagement is belangrijk in mijn scriptie.
13
1.0 Geschiedenis In dit hoofdstuk wil ik naar het verleden kijken om te zien hoe het vak toen reageerde op en zich ontwikkelde door de maatschappij. _1.1 Oktoberrevolutie Het grafisch ontwerp en idealisme zijn met elkaar verweven vanuit de geschiedenis. De ontwikkeling van het vak is mede door idealisme in een stroomversnelling gekomen. Je zou misschien zelfs kunnen stellen dat het eruit ontstaan is, er was de nood om de maatschappij te veranderen en er was een middel nodig om deze nieuwe maatschappij te verbeelden. De Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland zorgde voor een sociale en politieke omwenteling met een enorme impact, niet alleen in Rusland. Er moest een nieuwe maatschappij komen. Een maatschappij waarin alles gelijk werd verdeeld, iedereen gelijk was en er geen elite meer bestond. Deze maatschappij moest vormgegeven worden. (De droom van een betere maatschappij bestaat al langer bij bijvoorbeeld de ‘Arts & Crafts movement’ in Engeland maar dit was op kleinere schaal). Kunstenaars zouden samen met architecten, ingenieurs en technici de nieuwe maatschappij vormgeven en zo de arbeidende klasse verheffen en ondersteunen in haar strijd voor een beter bestaan. De grafische uitingen waren daarbij zeer belangrijk, zij zorgden voor de uitstraling van de revolutie. Naast dit sterke geloof in de realiseerbaarheid van een rechtvaardige maatschappij was er een sterk geloof in de techniek. Je ziet dit terug bij het Bauhaus waar men geloofde dat nieuwe technieken, materialen en vormen zouden bijdrage aan de verwezenlijking van een betere maatschappij. Door middel van standaardisatie en machinale productie en met het oog op functionaliteit trachtte men zo voor een breder publiek, betaalbare en kwalitatief goede producten te bieden. De ‘vormgevers’ van de tijd na de revolutie en na de eerste wereldoorlog, geloofden dat een verantwoorde omgeving en vormgeving belangrijk waren ten behoeve van het welzijn van de mens. Grafisch vormgeven zoals we dat nu kennen bestond nog niet, het werd voornamelijk bedreven door beeldende kunstenaars maar ook door drukkers en architecten.
15
Piet Zwart is een van de ontwerpers die vanuit een maatschappelijke visie nadacht over het grafisch ontwerp. De kunstenaar had volgens hem een taak in de maatschappij. “Vorm en vormgeving zijn geen kwestie van individuele lust maar verantwoordelijke factoren in de gemeenschap”, aldus Zwart.>> Piet Zwart had een nieuwe theorie over hoe een ontwerp zou moeten zijn, gebaseerd op interne logica van functionaliteit, goed gebruik van de techniek en geen onnodige franje; de Nieuwe Zakelijkheid. In de jaren dertig kwam daar verandering in. De grafisch ontwerpers geloofden nog steeds in hun maatschappelijke taak maar verbonden er geen gedwongen vorm meer aan. Opmerkelijk is dat in de jaren twintig reclame nog uitstekend paste binnen het idealisme mits het reclame was die niet in strijd was met de belangen van de gemeenschap. Volgens Zwart kon eerlijke reclame emanciperend en esthetisch opvoedend zijn.
communicatie en circulatie. De ontwerper moest daarbij niet zijn eigen standpunt uitdragen en de mensen niet lastig vallen met zelfexpressie en overmatige versiering. Dat zorgde alleen maar voor ruis. Crouwel en de ontwerpers van zijn bureau Total Design geloofden dat communicatie objectief en dus waardevrij kon zijn. Total Design werd opgericht vanuit de behoefte de vormgeving op verschillende vlakken uit te oefenen. Het was een bureau waar ontwerpers van verschillende disciplines samenwerkten. Zij streefden naar een goed vormgegeven en goed geordende maatschappij. Het was een periode waar de grafisch ontwerper duidelijk aanwezig was in de openbare ruimte. Het bedrijfsleven erkende de waarde van het grafisch ontwerp in de openbare ruimte. De technieken werden steeds beter. Het vak professionaliseerde. In de jaren zestig kwam er een einde aan het geloof dat de wereld maakbaar zou zijn. De maatschappij veranderde drastisch. De hiërarchisch ingedeelde, verzuilde maatschappij maakte plaats voor een minder strikt georganiseerde maatschappij. Opvallend was dat de functionalisten evenals Piet Zwart die voor de oorlog al geloofde in één bepaalde stijl, geloofden in de maakbare maatschappij door middel van ordening en dat daarbij dan ook één bepaalde stijl hoorde.
>> uit: De wereld moe(s)t anders. (L. ten Duis, A. Haase)
_1.2 De Tweede Wereld Oorlog en de jaren erna Tijdens de Tweede Wereld Oorlog lag de ontwikkeling van de grafische vormgeving praktisch stil. Maar het belang van het vak voor de maatschappij was belangrijker dan ooit. Ontwerpers zetten hun kennis van de techniek en precisie in bij het vervalsen van persoonsbewijzen en documenten en het maken van illegale blaadjes. Deze oorlogsjaren zorgden voor een flinke deuk in het vertrouwen in de vooruitgang. Maar het land moest opnieuw opgebouwd worden. Kunstenaars, verzetsmensen en jongeren geloofden dat nu eindelijk de democratische en rechtvaardige maatschappij kon worden gerealiseerd. Na de oorlog werkte zowel de maatschappij als het vak aan een wederopbouw, er kwam een beroepsvereniging: Vereniging van Beoefenaars der Gebonden Kunsten ofwel GKf. De GKf werd opgericht door verzetsmensen. Nieuwe leden werden niet beoordeeld op hun werk maar op hun politieke voorkeur. Reclameontwerpers waren in de ogen van de grafisch ontwerpers ‘fout’. Dit sloeg zowel op hun houding tijdens de bezetting als op het vermeende gebrek aan cultuur. Hoewel de GKf tegen reclame was bleven er enkele uitzonderingen zoals de Utrechtse Jaarbeurs die een en al reclame was maar dan wel voor techniek en industrie. De opvatting van reclame voor techniek en industrie was dus nog hetzelfde als die voor de oorlog.
_1.4 Jan van Toorn, 1960 De vormentaal van het functionalisme paste niet meer bij de complexe realiteit van de werkelijkheid. Vanaf midden jaren zestig heerste er volop protest tegen het bestaande gezag, er werd gestreden voor radicale democratisering. Het jaar 1968 was een cruciaal jaar. Het was het jaar van de Praagse Lente, van de studentenopstanden in Parijs en ook in Berkeley bij San Francisco, van de burgerrechtenen de vrouwenbeweging. In dat jaar was er een golf van opstandigheid ongeveer gelijktijdig over verschillende continenten. In Nederland was er de anarchistische jongerenbeweging Provo, ze was klein en ongeorganiseerd. Hun acties waren klein maar door gebruik van de media werden zij erg uitvergroot. (De macht van de media werd erg duidelijk in deze tijd). Van Toorn verzette zich tegen het eenrichtingsverkeer in de communicatie. “Ik geloof niet in de autoritaire overdracht, ik geloof in de kracht van het argument” aldus Van Toorn.>> Hoewel zijn affiches niet altijd de ruimte hiervoor gaven en voor de leek en zelfs voor zijn collega’s te cryptisch waren. Hij wilde een dialoog met het publiek aan gaan, zodat het publiek zelf een standpunt in kon nemen.
Het idealisme is verweven met de geschiedenis van het grafisch ontwerp, ik wil niet teveel uitwijden over de geschiedenis maar beknopt een aantal belangrijke personen en hun gedachten over het vak ten opzichte van de maatschappij belichten.
_1.5 Gert Dumbar, Anthon Beeke, 1970 Het idealisme van Gert Dumbar was meer op het vak zelf gericht, hij was fel gekant tegen het modernisme met haar saaiheid en eentonigheid. Hij haalde het persoonlijke en het versierende element terug. De regels werden verworpen en ontwerpen werd weer gezien als een spel. Hij was meer uit op een verandering binnen het vak, ontwikkeling van het vak. Anthon Beekes idealisme richtte zich ook op het vak maar wilde ook een
_1.3 Wim Crouwel, Total Design,1950 In de jaren vijftig heerste er een geloof dat de wereld maakbaar was. De taak van de ontwerper was helderheid te brengen in de algehele
16
17
>> uit: De wereld moe(s)t anders. (L. ten Duis, A. Haase)
uitspraak doen over zijn tijd binnen zijn werk. ‘Ik hou de mensen een spiegel voor hoewel die misschien niet altijd makkelijk leesbaar is. Ik wil af en toe een statement maken waarin ik anderen vertel hoe de wereld is en hoe de wereld zou moeten zijn. Al breng je maar een mens op een ander idee of je maakt een mens gelukkig, dat is al meer dan genoeg’, aldus Beeke.>> _1.6 De PTT
_1.9 Wat hebben we hier nu nog aan? Het grafisch ontwerp heeft dus duidelijk een traditie in het kritisch zijn tegenover de maatschappij waarvoor ze ontwerpt. Waarom terug kijken op deze vervlogen tijden? Ik denk dat het nuttig is om te zien hoe er toen nagedacht werd over het vak, om de ontwikkeling van het vak samen met de veranderingen in de maatschappij te zien. Opvallend in dit overzicht is dat aan het begin, vanaf de Oktoberrevolutie, collectieven geloofden in een andere wereld, maar later steeds meer individuen er alleen voorstonden. Ook komt naar voren dat men veelal geloofde in een bepaalde vorm, een stijl die moest bijdragen aan een betere maatschappij. De modernisten geloofden in een universeel, rationeel systeem dat zij konden toepassen op allerlei verschillende boodschappen. De ontwerpen waren niet zozeer inhoudelijk gericht op een bijdrage aan de maatschappij maar vooral vormgericht.
>> uit: De wereld moe(s)t anders. (L. ten Duis, A. Haase)
Jean François van Royen was algemeen secretaris van de PTT tot 1976. Ootje Oxenaar nam het daarna van hem over. Van Royen dacht dat via de goed vormgegeven zaken van de PTT de mensen die normaal niet met cultuur in aanraking zouden komen er op die manier respect en waardering voor zouden krijgen. Van Royen vond dat het staatsbedrijf daarin een voorbeeldfunctie had. (Er zijn meerdere bedrijven te noemen maar ik noem alleen de PTT om ‘een bedrijf’ te noemen dat vorm gaf aan hun producten met een idealistische gedachte)
Het heeft denk ik geen zin om deze verhalen te ‘idealiseren’. Het waren andere tijden, we moeten nieuwe manieren zoeken om betekenisvol te zijn binnen de maatschappij. Het lijkt me belangrijk opnieuw na te denken over andere vormen van maatschappelijke betrokkenheid die in deze tijd passen.
_ 1.7 Wild Plakken, Eind 1970 begin 1980, Lies Ros, Rob Schröder en Frank Beekers vormden het collectief Wild Plakken, een collectief waarbij het verzet een levenswijze was. Zij werkten voor de generatie en de actiegroepen waar zij zelf deel van uit maakten. Zij verspreidden hun boodschap door middel van het affiche. Men geloofde in de macht van het medium en in de macht van de ontwerper. Maar op een gegeven moment ging het binnen de progressieve politieke partijen steeds meer om macht dan om de ontwikkeling en de emancipatie van de gewone man, de emancipatiebewegingen maakte zich los van de politieke stromingen. Het was het begin van de individualisering, maar hierover later meer. Volgens Ros en Schröder heeft het affiche als medium zijn kracht verloren, reden waarom Schröder bij de VPRO is gaan werken en vooral documentaire video’s maakte.>>
Maar wat is die tijd waarin we nu leven, hoe ziet die tijd er eigenlijk uit, in wat voor een maatschappij leven wij, welke nieuwe media veranderden de maatschappij, wat doet dit met de mens? Wat zijn de gebieden waarin wij Grafisch Ontwerpers een rol zouden kunnen spelen? In het volgende hoofdstuk probeer ik te schetsen wat er aan de hand is in de maatschappij van nu op verschillende vlakken.
>> Zie beeldbijlage: Afbeelding 1, 2&3
_1.8 De mening van Piet Schreuders, 1999 De academie, volgens Schreuders, is er om ontwerpers een vak te leren, niet om ze politiek of maatschappelijk te indoctrineren. “Natuurlijk wel een kritische houding, maar niet maatschappij- of politiek kritisch. Ik vind niet dat een typograaf daarin een taak heeft. Ik vind dat een politieke stellingname in het vak helemaal geen rol speelt. Er zijn veel dingen waar ik van wakker lig, maar niet van dat. Ik wil weten: is het een goed project, zie ik er iets in, kan ik er iets mee. Kan ik er iets moois van maken, speel ik daar een rol in. Maar wat het maatschappelijke effect is? Ik vond het een dwaalweg waar die mensen mee bezig waren en ik ben blij dat dat niet meer zo speelt.” Aldus Piet Schreuders>>
>> uit: De wereld moe(s)t anders. (L. ten Duis, A. Haase)
18
19
“Het dagelijks leven is veranderd ook zonder revolutionair verzet –soms zelfs het snelst onder invloed van commerciële ambities, of technologische vernieuwingen. Dat waren pas succesvolle en (blijvende) veranderingen. [...] Snelheid en succes zijn typisch mediale effecten, terwijl fundamentele sociale en culturele veranderingen meer tijd vragen...” Jouke Kleerebezem (theoreticus en kunstenaar, uit: Genoeg geweest!, wat nu?)
2.0 De (westerse) maatschappij Jarenlang werd er gestreden om democratie en om emancipatie. Nu we dit gekregen hebben rest ons de vraag: hoe nu verder? We zijn een samenraapsel van individuen. We hebben ons bevrijd - tenminste dat denken we. We hebben ons losgemaakt van oude hiërarchische verbanden. We zijn vrij van de normen die ons werden opgelegd door de gemeenschap, door het geloof, de traditie of door de staat. ‘Het einde van de grote verhalen’, zoals de Franse filosoof Jean-François Lyotard het zo mooi verwoordde. De jaren tachtig werden ook wel het IK-tijdperk genoemd. De romanschrijver Douglas Coupland noemde de jaren tachtig Generation X (in Nederland verbasterde dit tot Generatie nix). Hij wilde met deze naam niet zozeer de anonimiteit of identiteitsloosheid uitdrukken, hij probeerde de veranderende situatie te schetsen waarin zijn generatie opgroeide. Deze generatie is zich haast al te bewust dat de ‘dromen’ van de sixties zoals verandering, emancipatie en zelfontplooiing hebben plaatsgemaakt voor een meer of minder gefragmenteerd en doelloos cultureel universum. Deze generatie zal zonder veel aanknopingspunten haar eigen plek moeten zien te vinden. Hierbij wil ik als kanttekening plaatsen dat een deel van die generatie en de generatie erna zich naar mijn idee hiervan niet eens zo bewust is. Ze is opgegroeid in deze situatie en heeft weinig tot geen weet van de geschiedenis.>> Dit is een grote verandering ook voor de grafisch ontwerper. Nederland was verzuild in enkele religieuze bolwerken. Met de opkomst van de industrie geleidelijk steeds meer in politieke en levensbeschouwelijke categorieën zoals het socialisme en het liberalisme. Voor al deze ‘collectieven’ was er in het Nederland van voor de Tweede Wereld Oorlog een selectie aan groepen binnen hun eigen levensbeschouwing. Zo gingen de katholieken naar een katholieke school zij stemde op een katholieke partij, keken naar de KRO en lazen de Volkskrant (de krant had tot 1965 ‘katholiek dagblad voor Nederland’ als ondertitel). Er waren katholieke sportclubs en daarbij sloten dan ook ‘vormgevers’ aan. Maatschappelijk betrokkenheid was toen
20
21
>> uit: Reflect#01, Openingsartikel (R. Boomkens)
onderdeel van politieke bewegingen met een bijbehorende ideologie en hieruit ontstond een taak voor de kunstenaar, architect en vormgever.
zaak al jaren verwaarloosd. Hoe moet het verder als zelfs de overheid niet meer het publieke belang als primair uitgangspunt ziet? Het belang van het collectief dreigt opgeofferd te worden aan het eisenpakket van het individu.
Het dagelijks leven is veranderd in een vrij korte tijd. De technologie beheerst een groot deel van de maatschappij, het ontstaan van de massamedia heeft voor een geheel andere kijk op de wereld gezorgd. Commercialisering, informatisering en globalisering hebben de wereld veranderd. Het lijkt wel of nadat het vooruitgangsgeloof onderuit is gehaald nu het enige ideaal het streven naar economische groei is geworden. Het collectieve bewustzijn is niet meer gericht op het sociale zoals het grootste deel van de vorige eeuw het geval was. Je zou kunnen zeggen dat de markt nu de nieuwe idealen propageert, het ideaal dat ons het meeste geld oplevert.
_2.2 Wat is de publieke zaak?
In de komende paragrafen komt een gebied naar voren dat mogelijk een terrein zou kunnen zijn voor de ‘maatschappelijk betrokken’ grafisch ontwerper; het zogenaamde Publieke Domein. _2.1 Lokaal, Nederland Om de situatie in Nederland te schetsen maak ik gebruik van de tekst ‘Tegen de tirannie van het persoonlijke’, van Dorien Pessers.>> Het is een zorgelijk punt ook in Nederland, de wereld van het niet-individuele, de wereld van het algemeen belang. Nu het geëmancipeerde individu zich bevrijd heeft van opgelegde normen en moraal zoekt het naar een authentieke, eigen moraal. Daar komt bij dat ieder mens het recht heeft zijn persoonlijke leven naar eigen voorkeur en in morele vrijheid in te richten. Dat klinkt allemaal heel goed. Maar hoe zit het dan met de publieke moraal? Een publieke moraal die bestaat uit de som van de subjectieve aanspraken van de burgers, leidt, in de woorden van de Belgische rechtsfilosoof Koen Raes — tot de ‘tirannie van het persoonlijke’. Dit komt het sterkst tot uiting in de medisch-ethische dilemma’s van tegenwoordig. Er wordt ons langzaamaan een nieuwe publieke moraal opgedrongen door individuele burgers die met behulp van de staat hun persoonlijke wensen naar bijvoorbeeld een kind, een gezond kind, nieuwe organen in vervulling zien gaan. De burger wil vrijheid en heeft nauwelijks nog burgerschapsmoraal, aldus Pessers. Hij verlangt van de overheid dat die het vuile werk opknapt. Socioloog Van Stokkom spreekt over een ‘emotionele democratie’, waarin burgers niet alleen vragen om respect, maar vooral om erkenning van hun hyperpersoonlijke identiteiten, levensstijlen, gevoelens en kwetsbaarheden.
>> Dorien Pessers is rechtsfilosoof aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Ze is wat men noemt een ‘maatschappijkritisch’ denker.
Bij deze beschrijving van de publieke zaak maak ik gebruik van het manifest ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’.>> In de loop der eeuwen hebben wij mensen, samengewerkt aan iets dat we de beschaving noemen. Door de jaren heen hebben we behoorlijk wat wijsheid opgedaan. Zo zijn wij het belang gaan inzien van solidariteit, van respect en de gelijkwaardigheid van ieder mens, het belang van onderwijs dat de mens in staat stelt om zichzelf te verheffen. Ook zijn wij overeengekomen dat vrijgevigheid en zorgzaamheid het leven verrijken en een samenleving leefbaar maken. Daarbij erkenden we ook het belang van kunst en cultuur als bron van vernieuwende en vitale impulsen voor de samenleving. De tijd leerde ons dat het lot van mens en natuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Al deze zaken stijgen boven het individu uit, ze hebben zichtbaar betekenis voor iedereen. De aandacht hiervoor is samengevat in de term: res publica, de publieke zaak; we hebben dit tot een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid gemaakt. _2.2.1 Publieke domein Er zijn nogal wat termen in omloop omtrent dit onderwerp, het algemeen belang, het publieke belang, het publiek domein, de publieke sfeer, zorgtaken van de overheid, publieke dienstverlening, publieke dienst. Onderstaande definitie van ‘het publieke domein’ is deels gebaseerd op een tekst van het ministerie van OC en W (Onderwijs Cultuur en Wetenschap).>> Daarna bespreek ik nog een ander manier om deze begrippen beter te begrijpen. Het publieke domein is te definiëren als een vorm van openbaar gebied met een maatschappelijke functie. Het publieke domein bestaat uit verschillende maatschappelijke en culturele groepen of ‘publieken’, waarbij sprake is van interactie. De ruimte is voor iedereen toegankelijk. Het publieke domein is wel eens omschreven als de plek ‘waar de stedelijke samenleving zich aan zichzelf voorstelt’>> Op deze plek is men vooral anoniem maar bewegend door het publieke domein wordt men toch indringend geconfronteerd met gedragingen van mensen die men misschien niet zo snel tegenkomt in zijn omgeving. Ook vinden binnen het publieke domein identificatieprocessen plaats, men kan zijn eigen gedrag of uiterlijk toetsen aan dat van anderen. Jane Jacobs, auteur van het beroemde boek ‘The death and life of Great American Cities’ ziet een daadwerkelijk publiek domein dan ook als een plek die bijzonder geschikt is om tolerantie en maatschappelijk
De overheid probeert steeds meer verantwoordelijkheid van de burger te herstellen. Ondermeer door zich terug te trekken en ruimte te maken voor de markt. Maar als dit gaat gebeuren, dat de markt overheidszaken overneemt, verlies je nog meer het algemeen belang. De belangrijkste kracht achter het mechanisme van de markt is immers het directe eigenbelang van het individu. De overheid heeft de publieke
22
23
>> Een manifest van de stichting met dezelfde naam waarbinnen een groot aantal bezorgde wetenschappers, politici, schrijvers, kunstenaars, predikanten, journalisten, musici etc. zich uitspreken over de vermeende teloorgang van onze beschaving.
>> www.ocw.nl
>> door: Maarten A. Hajer, De Kop als publiek domein. Masterplan Kop Oostelijke Handelskade.
verantwoordelijkheidsgevoel aan te leren. De recente rellen in Frankrijk en Australië onderschrijven nog eens extra de noodzaak van goede verhoudingen en bindingen tussen bevolkingsgroepen. Wanneer een publiek domein goed functioneert draagt dit bij aan bindingen en tolerantie binnen de samenleving.
1) de publieke ruimte, het openbaar vervoer, pleinen en ook het semipublieke van winkels etc 2) de publieke sfeer, de collectieve overlegstructuur, daar waar meningen botsen en ideeën worden uitgewisseld; de openbaarheid van de democratische ‘burgerlijke maatschappij’. Het gaat hier meer om een forum dan om een plek. De publieke sfeer is een plaats waar collectieve wilsvorming ten aanzien van de toekomst van de samenleving plaats vindt.
_2.2.2 Maar hoe ‘publiek’ is de publieke ruimte? Deze openbare ruimte wordt steeds vaker verdrongen. Door de dominante aanwezigheid van grote groepen zoals toeristen, voetbalsupporters en groepen jongeren kan de ruimte voor andere mensen tijdelijk ontoegankelijk zijn, dan heerst er het recht van de sterkste. Binnen kleinere gemeenschappen kan een te grote sociale controle leiden tot een beperking van de vrijheid in de openbare ruimte. Ook in de openbare ruimte treffen we de invloed aan van de economisering van de samenleving. De plaatselijke middenstand doet er alles aan om het winkelen voor het koopkrachtige publiek zo comfortabel mogelijk te maken. Zij doen er dan ook van alles aan om junks, hangjongeren, skaters, hondenbezitters en zwervers te weren.
Deze publieke sfeer is volgens de Duitse filosoof Jürgen Habermas ontstaan sinds de opkomst van het handelskapitalisme in de zestiende eeuw. Hierdoor ontstond er een nieuwe klasse burgers. Deze burgers waren door de eigen inkomsten onafhankelijk van de staat. Voor deze tijd was er de staat (de vorst) en de private sfeer, de leefwereld van de boeren en ambachtslieden. Met de opkomst van de Bourgeoisie ontstond er een nieuwe factor, de publieke sfeer. Deze bevond zich tussen de staat en de private sfeer en hierin werden de regels van de publieke macht bediscussieerd. In theorie was de publieke sfeer toegankelijk voor iedereen en beslissingen werden gebaseerd op het meest rationele argument en niet op traditie (als God het heeft gezegd zal het wel zo zijn). Een grote groep van de bevolking (vrouwen, kinderen en arbeiders) werd echter uitgesloten van het publieke debat. Het bleef een debat voor een exclusieve groep die vaak discussieerde in eigen belang.>>
In de huidige samenleving lijkt men veelal bezig met het verwerven van welvaart.Ook dit is te zien bij de verdringing van de openbare ruimte. Mensen wonen steeds ruimer en gebruiken steeds meer auto’s, die steeds meer ruimte innemen. Dit toe-eigenen van openbare ruimte en deze privatiseren tot privé-ruimte kan gezien worden als een activiteit om de eigen welvaart te vergroten. Dit alles heeft als gevolg dat de publieke ruimte afneemt. Daarbij komt dat nieuwe technische ontwikkelingen zoals televisie, telefoon en internet ervoor zorgen dat mensen minder vaak de deur uit hoeven en er misschien minder publieke ruimte nodig is.
Vandaag de dag wordt de publieke sfeer gedomineerd door de massamedia, daardoor dreigt de publieke sfeer verloren te gaan. De kritische positie wordt gemarginaliseerd, beperkt tot universiteiten en kunstacademies met weinig effect of toepassing naar buiten toe.>> Ook is er met de komst van het internet een nieuw publiek domein aan het ontstaan, dit zweeft ergens tussen deze twee lagen in. Verderop kom ik terug op het publiek domein met betrekking tot de informatievoorziening.
Het is van belang dat de openbare ruimte niet dat is wat overblijft na de optelling van alle private ingrepen in de ruimte. De overheid is de behartiger van de belangen van het publieke domein. Zij draagt bij aan het publieke domein door het bevorderen van toegankelijkheid, veiligheid, en stads- en landschapsontwerp.
_2.3 Opnieuw verzet Hierboven werd besproken dat de publieke ruimte steeds minder ‘publiek’dreigt te worden. Maar natuurlijk is hier ook verzet tegen, dit verzet maakt actief deel uit van de globaliserings-netwerken. Het Britse ‘Reclaim the Streets’ is hier een voorbeeld van. Wat begon in 1990 als een vrolijk verzet tegen de aanleg van snelwegen is nu een serieuze beweging met navolging over de hele wereld. Het idee was kort gezegd: organiseer een groot feest op de plek waar het probleem zit, midden op de snelweg bijvoorbeeld. Een soort combinatie van feesten en politiek, een concept dat enorm aansprak en al snel heel de wereld over ging. Het brengt mensen over de hele wereld samen. Alleen maar feesten hadden ze op een gegeven moment ook wel gezien en er worden nu allerlei andere zaken rond dit fenomeen georganiseerd.
“Het publieke domein, als een openbare sfeer in de samenleving waar meningsvorming plaatsvindt, is in feite een bij uitstek politiek onderwerp. Een goed functionerend publiek domein is een noodzakelijke voorwaarde voor culturele democratie.” Aldus het OC en W Het ministerie van OC en W spreekt over het publieke domein als een ruimte een fysieke plek en als een openbaar gebied waar meningsvorming plaatsvindt. Je zou dit publiek domein ook kunnen onderscheiden in twee zaken om het te verduidelijken:
24
25
>> www.minitrue. nl/blogocratie
>> uit:“And justice for all... (Jan van Eyk Academie)
Zo worden er namaak uitgaven van kranten gemaakt, Financial Crimes, heette de parodie op de Financial Times. Maar ook worden er alternatieven gezocht voor het dansen, zo werd er bijvoorbeeld afgelopen jaar bij de één mei protesten in Engeland het carniball geïntroduceerd: massaal potje voetballen op plekken die voor iets heel anders gereserveerd waren. Een andere aktie is het zogenaamde guerrilla gardening; autonoom tuinieren op braakliggende terreinen maar ook op saaie gazons. In Spanje is er Fiambrera Obrera. Deze beweging hield een protestcampagne tegen het beleid van het gemeentebestuur van Sevilla om hele buurten te renoveren zodat er alleen nog maar rijken terecht kunnen. Zij lieten weten hier tegen te zijn door middel van een piepklein vlaggetje met het wapen van de gemeente te plaatsen in elke hondendrol die zij op straat tegen kwamen. Ook in Nederland bijvoorbeeld in ‘s-Hertogenbosch wordt al sinds 1999 elk jaar een zogenaamde ‘streetrave’ gehouden tegen repressie. Een feest waarbij de straten worden opgeëist ten behoeve van de lol en het leven. Ook zijn er de Canadese Adbusters en navolgers, die onder meer aansporen om reclameborden te behandelen. Deze groepen richtten zich met name tegen het verlies van de publieke ruimte door commercialisering en privatisering. In Frankrijk is er het collectief Ne Pas Plier.>> Ze ondersteunen onder andere globaliseringsprotesten door ter plekke bij een topconferentieprotest een atelier in te richten en posters, stickers en bedrukte doeken te maken en weg te geven. In Duitsland is er een naam gegeven aan dit soort activiteiten: ‘Communicationsguerilla’, en er is zelfs een handboek voor verschenen.>> Het heeft naar mijn idee geen zin om maar te blijven roepen dat je tegen bepaalde ontwikkelingen bent (hoewel het natuurlijk wel belangrijk is dat deze dingen aandacht krijgen). In het geval van Ne Pas Plier en vroeger Grapus gaat het verder dan radicale protest acties. Dit is meer waar ik in deze scriptie naar op zoek ben. Naast dat zij zich in zetten voor de grote wereldwijde problemen zijn zij ook op kleinere schaal actief. Zij voeren niet alleen protest maar proberen ook daadwerkelijk met hun werk te helpen inzicht te geven in de sociale problemen die er zijn en met participatie van de mensen werk te maken. Graag wil ik verderop iets meer vertellen over Grapus en Ne Pas Plier.
_ 2.4 Publieke domein en de informatievoorziening Het recht op communicatie is een fundamenteel mensenrecht, noodzakelijk voor de bescherming van de andere burgerlijke, politieke, sociale en culturele rechten. Het recht op communicatie betekent: de vrijheid van meningsuiting, het recht op de toegang tot informatie, het recht op de bescherming van vertrouwelijke communicatie, het recht op privacy, de bescherming van de culturele identiteit (onder meer taalrechten), een onafhankelijke informatievoorziening, de bescherming tegen discriminerende uitingen of voorstellingen, de bescherming tegen bedrog en het recht op deelname aan de openbare communicatie.>>
>> www.waag.org
_2.4.1 Publieke Omroep De Publieke Omroep zorgt in Nederland voor een groot deel voor deze onafhankelijke informatievoorziening (alhoewel zij wel afhankelijk is van de overheid), dit wordt ook wel publieke media genoemd. De publieke omroepen zijn ‘publiek’ in de zin dat ze geen commercieel oogmerk hebben en de pluriformiteit van de media en objectiviteit van berichtgeving garanderen. Er is al jaren een discussie over de toekomst van het huidige bestel. Het huidige bestel is ontoereikend. Het Nederlandse publieke mediabestel lijkt, onder druk van veranderende maatschappelijke verhoudingen, commercialiserende en globaliserende media-industrieën en voortgaande technologische verandering, een verouderd voertuig van publieke informatie en communicatie. Er valt veel te verbeteren bij de publieke omroep en daar wordt al jaren over gesproken. Van belang is dat ze haar doelstelling, kwalitatief programmeren voor een zo breed mogelijk publiek, niet zomaar overboord gooit. Het grote verschil met de commerciële omroep is dat bij een goede publieke omroep mensen werken die er primair op uit zijn om onafhankelijk en professioneel goede programma’s te maken die dienstbaar zijn voor het algemeen belang. Bij de commerciële omroepen is het primaire doel geld verdienen voor eigenaren, adverteerders of investeerders. De commerciële programma’s kunnen ook bijdragen leveren voor het algemene belang maar het gevaar dreigt dat dit belang al snel moet wijken wanneer er geen winst behaald wordt.“De Publieke Omroep is van en voor iedereen, overal en altijd. De Publieke Omroep bindt de Nederlandse samenleving met programma’s die informeren, inspireren en amuseren.”, Aldus de publieke omroep>> Staatsecretaris Medy van der Laan van de D66 stuurt aan op een publieke omroep die alleen, nieuws, cultuur en educatie brengt en amusement afstoot als kerntaak. Het is niet geheel duidelijk hoe zij zich dit voorstelt. Want het strookt natuurlijk niet met het belangrijke principe dat een publieke omroep voor het hele publiek behoort uit te zenden. Steeds meer burgers (vooral jongeren, laag opgeleiden en allochtonen) zijn vervreemd geraakt van dit soort programma’s. Het is dus van belang dat de publieke omroep programma’s blijft maken die zo breed mogelijk georiënteerd zijn. Wetenschappelijke inzichten die vergaard zijn
>> Zie beeldbijlage: Afbeelding 4 t/m 6
>> uit: ‘Het gevecht om de ruimte’ (K. Stad)
In het volgende hoofdstuk spreek ik o.a. over het internet. Met de komst van het internet ontstond er een interessante nieuwe plek voor diegenen die voor sociale verandering, tegen censuur, voor het milieu en tegen wereldwijde economische machtconcentraties waren. Zij waren, samen met wetenschappers en kunstenaars, een van de eersten die zich toelegden op deze ‘nieuwe wereld’. Ook komt hier het media-activisme ter sprake dat samenhangt met de anti-globalistische beweging. We zien ook dat steeds meer mensen het internet op een interessante manier gebruiken. Ik denk dat het belangrijk is dat er een soort van alternatieve informatie stroom blijft bestaan naast de commerciële informatie stroom. Ontwikkelingen op dit gebied behandel ik in het volgende hoofdstuk.
26
27
>> www.omroep.nl
over het mediagebruik van deze groepen tonen aan dat zij het beste te bereiken zijn via vormen die amusement bieden. Wat je ook ziet is dat steeds meer programmasoorten met elkaar vervloeien. Dat men juist probeert via amusement, dus op een luchtige manier, nieuws te brengen. Door middel van satire zoals je ziet bij een programma als ‘Dit was het nieuws’. Maar ook door cabaret en bij bijvoorbeeld de shows van Paul de Leeuw waar op een luchtige, lacherige manier toch bepaalde zaken aanbod komen.>> “Wij willen de rol spelen van een marktplein, waar alle groeperingen uit Nederland elkaar ontmoeten, waar allerlei opvattingen worden getoond en waar meningen worden uitgewisseld. Wij hebben de ambitie daarmee bij te dragen aan de openbare meningsvorming, aan het bestijden van vooroordelen en daarmee aan het functioneren van de democratie. Tegelijkertijd zijn we de grootste schouwburg, concertzaal, bioscoop, school, kerk/moskee/tempel en het grootste stadion van het land. De mogelijkheden die dat biedt om een rol van betekenis te spelen in het maatschappelijke en culturele leven willen wij ten volle benutten.” Aldus de Publieke Omroep.>> Het belang van pluriformiteit van informatieaanbod in een democratische samenleving is voor mij duidelijk. Een andere vraag is of dit alleen geboden kan worden door de publieke sector. Waarom zou de marktsector geen bijdrage kunnen leveren aan deze gewenste pluriformiteit? Wanneer men kijkt naar de perssector ziet men dat het wel kan. Dagbladen, nieuwsbladen en tijdschriften (en internet) - alle particulieren initiatieven- blijken pluriformiteit op te kunnen leveren. Programma’s als de Surprise Show vroeger en nu Hart in Actie zijn zeer populair en geven een gevoel van saamhorigheid; samen goede dingen doen voor een ander. Toch kan ik het niet laten om te twijfelen aan de oprechtheid van de programmamaker; gaat het hier om oprechte betrokkenheid of draait het om de kijkcijfers (en dus commerciële belangen)? Maar na enige bezinning kom ik tot het volgende besef: wat maakt het ook eigenlijk uit. Mensen worden geholpen met dit soort programma’s. Het belang van een publieke omroep is naar mijn mening groot. De Publieke Omroep moet waken voor de kwaliteit en de pluriformiteit van het programma aanbod. De commerciële omroep kan naar mijn idee ook bijdragen aan deze pluriformiteit. Dit gebeurt nu wel maar is vooral gericht op amusement. In de toekomst zou de nadruk wat meer op diepgang kunnen liggen. Maar wellicht is dit enkel een droom en niet realiseerbaar door het (commerciële) uitgangspunt van de omroep. Door de opkomende netwerktechnologie en de beschikbaarheid van goedkope productiemiddelen is het nu mogelijk voor individuen om zelf media te creëren. Door de mogelijkheden van het internet ontstaat zo een publiek domein dat in de oude media nooit gestalte heeft gekregen. Hierdoor is er een werkelijke vorm van pluriformiteit van de media mogelijk. Zo ontstaat er pluriformiteit door de veelvormigheid van producenten en niet, zoals bij de Publieke Omroep, een pluriformiteit die door een groep programmadirecteuren wordt vastgesteld. Over deze nieuwe ontwikkeling wil ik het hebben in het volgende hoofdstuk.
>> www.bezorgdeomroepmedewerkers.nl
3.0 Het internet Het internet is een vrij nieuwe aanbieder van informatie en lijkt een nieuw soort van Publiek Domein te worden. Vanuit hier wil ik overgaan naar een volgend hoofdstuk dat zal gaan over het internet en zogenaamde ‘autonomous’ Media. Het lijkt mij een interessant gegeven om te betrekken in mijn scriptie omdat het gaat over een nieuwe vorm van Publiek Domein en over een vrij nieuwe ‘onafhankelijke’ informatiestroom naast de commerciële informatiestroom. Belangrijke ontwikkeling van dit vrij nieuwe medium is de mogelijkheid van interactie met en participatie door de gebruikers, wat naar mijn idee zeer waardevol is voor de maatschappij. Er wordt nogal eens gesproken over de negatieve kanten van het internet. Ik wil graag een naar mijn idee positieve zijde van internet laten zien.
>> www.omroep.nl
Ik wil het hebben over allerlei nieuwe mogelijkheden die het internet biedt voor individuen zoals bijvoorbeeld weblogs dat doen. Ook hier zijn de meningen sterk over verdeeld. “Het gevaar bestaat dat mensen straks alles weten van de zaken waar ze zelf direct mee bezig zijn, maar dat de rest van de wereld buiten hun gezichtsveld blijft”, waarschuwt Koen van Eijck, docent vrijetijdsstudies aan de Universiteit van Tilburg in het Brabants Dagblad. “Het wordt dan cocoonen. De wereld gaat uit groepjes bestaan met elk hun eigen topic.” Hij is van mening dat weblogs een gevaar is zijn voor de democratie. Ik ben van mening dat wanneer internet op een goede, gematigde manier gebruikt word het een enorme aanwinst kan zijn voor de maatschappij. Caroline Nevejan zegt in de paper ICT & cultuur van Max Bruinsma; “[...] zeer invloedrijke delen van de hedendaagse cultuur ontstaan niet meer in de officiële circuits van de kunst en de media, maar in vaak ongeregelde, kleine podia, of juist in evenzeer ongeregelde, maar massaal bezochte evenementen die focus zijn van deelnemers aan bepaalde ‘lifestyles’ en subculturen. Dit netwerk dat de naam ‘underground’ vergaand ontgroeid is maakt effectief gebruik van de communicatiemogelijkheden van internet en ICT. De negatieve aspecten hiervan (hate pages, oncontroleerbare samenscholingen etcetera) worden vaak genoemd maar zouden wel eens minder zwaar kunnen wegen dan de positieve (democratische openheid, vrijheid van meningsuiting, ontplooing van de eigen identiteit, communicatie met gelijk-en anders gezinden etcetera)”.>>
28
29
>> uit:‘Infodrome Issuepaper, ICT&cultuur’
_3.1 De gifteconomie Bij dit hoofdstuk gebruik ik de gedachten van Dr. Richard Barbrook over het internet. Dr. Richard Barbrook analyseerde in zijn artikel ‘The High Tech Gift Economy’ het internet als een gifteconomie. Een economie die draait op het weggeven van geschenken zonder de verwachting van een gelijkwaardige tegenprestatie. Deze economie draait op het vestigen en herbevestigen van sociale relaties.>> Ik gebruik zijn gedachten omdat het de nadruk legt op de alternatieve informatiestroom naast de commerciële informatiestroom. En omdat ik het een mooie manier vind om over dit onderwerp te spreken, dat mensen elkaar op deze manier ‘giften’ kunnen geven. Het concept van de gifteconomie komt uit de antropologie. Inheemse volkeren gebruikten een dergelijk systeem. Zij organiseerden ‘potlatches’ een soort van sociaal-ceremoniële activiteit waarvan ook publieke besluitvorming een fundamenteel element was. ‘Potlatch’ komt van het Chinook jargon, een veel verspreide handelstaal, en betekent ‘geven’ als in een gift. De ‘opperhoofden’ gaven geschenken om zo hun status te behouden of wanneer men geen opperhoofd was maar wilde worden om status te verkrijgen. Bij de gemeenschappen die rondom de jacht werden georganiseerd verkreeg men niet status om hoeveel iemand zelf te eten had maar om hoeveel hij voor andere mee terugbracht. In het kort is de gifteconomie een systeem waarbij goederen en diensten worden ‘gegeven’ in plaats van te worden verhandeld. Lewis Hyde spreekt in zijn boek ‘The gift:The erotic life of property’ over twee verschillende soorten economieën: “[…]in a commodity (or exchange) economy, status is accorded to those who have the most. In a gift economy, status is accorded to those who give the most to others.” In de jaren zestig ontwikkelde ‘the New Left’ een nieuwe radicale politieke beweging; het Anarchistisch Communisme. De Situationisten en andere soortgelijke groepen geloofden dat de gifteconomie, zoals ze dat zagen bij bepaalde stammen in het verleden het bewijs was dat er een samenleving zou kunnen bestaan zonder staat en zonder markteconomie. Ze geloofden dat de toekomst al voorspeld was in het verleden, bij inheemse volkeren bracht de gifteconomie hen bij elkaar, en stimuleerde zo bijvoorbeeld de samenwerking tussen stammen onderling. Deze ‘new left’ bepleiten informatievrijheid voor het individu, ‘information wants to be free’ zoals zij het verwoorden. Dr. Richard Barbrook heeft het in zijn ‘High-tech Gift economy’ verbonden met de oorsprong van het internet.>> _3.1.1 De oorsprong van het internet
>> Dr. Barbrook is coördinator van het ‘Hypermedia Research Centre’ aan de ‘University of Westminster’.
Een van de grootste kwaliteiten van het medium is de onbegrensde beschikbaarheid. Het bestaat sinds 25 december 1990, toen Robert Cailliau en Tim Berners-lee in opdracht van CERN in Geneve het internet gebruikten om met de eerste browser de eerste W.W.W. server met http://info.cern.ch te adresseren.>> Deze wetenschappers leefden al binnen een academische gifteconomie. Zij ontwikkelden hun ideeën voor het internet ook om hun ‘carrières’ binnen de academische gifteconomie te vergroten. Ze waren niet bezig met het beveiligen van de intellectuele informatie, ze wilden geen copyright opleggen. De pioniers van het internet probeerden een manier te vinden om de distributie van wetenschappelijk onderzoek te vergemakkelijken. Technisch gezien betreffen alle acties binnen ‘cyberspace’ het kopiëren van materiaal van de ene naar de andere computer. Wanneer een kopie van een tekst op internet is geplaatst kost elke kopie daarna bijna niets meer. ‘[…] This all works only if each person makes links as he or she browses, so writing, link creation and browsing must be totally integrated’, Aldus Tim Berners-Lee.>> Begin jaren negentig genereerde het internet nogal wat opwinding, dit was niet alleen doordat men ineens toegang had tot meer informatie dan ooit te voren. De interactiviteit en de onmiddellijkheid van het nieuwe medium hadden een grote aantrekkingskracht. Internet bood de mogelijkheid om te participeren, men mocht zelf iets doen. Dit in tegenstelling tot eerdere mediums zoals bij radio en tv, waarbij het vooral passief consumeren van informatie was. Internet werd massaal omarmd. De computer werd als interactief medium gezien, een medium voor het uitwisselen en delen van informatie. Wanneer men ‘het net’ niet zo blijft gebruiken zoals de grondleggers het bedoeld hadden zal het al snel verouderen en zal het (net als tv en radio) vercommercialiseren. Er zal dan alleen nog maar een kleine groep producenten zijn die massa’s gebruikers bedienen. Internet stelt individuen in staat een deel van de door de markt opgeslokte ruimte terug te veroveren, mits het internet zijn status van ‘publiek domein’ weet te behouden. _3.2 Weblogs
>> www.firstmonday. dk/issues/issue3_12/ barbrook
De academische gemeenschap was de eerste generatie niet-militaire internetgebruiker. De academische gemeenschap werd van oudsher al aangedreven door een gifteconomie, waarin kennis onderling werd uitgewisseld in ruil voor erkenning binnen de gemeenschap.
30
Weblogs werken geheel in de traditie van de ‘gifteconomie’ en volgens de bedoelingen van de grondleggers van het internet. In 1998 waren er slechts een aantal sites in de soort die we nu ‘weblogs’ zouden noemen. Jesse James Garrett, redacteur van Infosift , is begonnen met het maken van een lijst met sites die hij tegen kwam op het web die leken op zijn site. Hij stuurde die lijst naar Cameron Barrett die hem weer publiceerde op Camworld, waarna er steeds meer URL’s gestuurd werden als toevoeging op de lijst. Vanaf dit moment begonnen er steeds meer mensen met publiceren door middel van een weblog. Het werd steeds moeilijker om alle weblogs bij te houden. Cameron begon daarom ook alleen maar weblogs die hij zelf
31
>> uit:‘Vormgeving ontwerpen’ (J. Kleerebezem)
>> uit: ‘Vormgeving ontwerpen’ (J. Kleerebezem)
bijhield toe te voegen aan zijn lijst. En andere webloggers deden hetzelfde. In juli 1999 werd de eerste gratis ‘build-your-own-weblog tool’ gelanceerd door Pitas. In augustus bracht Pyra, Blogger op de markt en ook Groksoup werd gelanceerd. Deze gemakkelijk te gebruiken, gratis programma’s zorgden voor een ware explosie van blogs op het World Wide Web.>> Als ik het heb over weblogs spreek ik (in het kort) over sites waar goed geïnformeerde deskundigen persoonlijke teksten publiceren en deze voorzien van intelligent gekozen links. Niet over de blogs die gaan over lieve poes Vlekkie of die van de zoveelste pasgeboren baby.
_3.2.1 Amateurisme
>> uit: ‘weblogs: a history and perspective’ (R. Blood)
De eerste weblogs bestonden vooral uit links naar andere sites. Het was een mix van links, commentaar, persoonlijke uitspraken, gedachten en essays. Toen konden weblogs nog slechts gemaakt worden door mensen met enige kennis van HTML. Dit waren vaak mensen die commerciële websites maakten overdag, maar ook mensen die zichzelf de HTML-taal hadden aangeleerd. Veel van de recente weblogs volgen deze traditionele stijl. De redacteuren bieden links naar allerlei artikelen waarvan zij het belangrijk vinden om die te belichten. Weblogs functioneren als een filter voor hun lezers. Het web wordt door degene met een weblog ‘voorgesurfd’. De gemiddelde webgebruiker heeft het te druk om verder te kijken dan de ‘corporate’ nieuws sites. Door te zoeken naar artikelen uit minder bekende ‘mainstreambronnen’ en deze bij elkaar te brengen en te bekritiseren of becommentariëren, bieden weblogs een alternatieve kijk op allerlei gebieden. De redacteuren van de weblogs dragen bij aan de verspreiding en interpretatie van het nieuws dat wij dagelijks voorgeschoteld krijgen. Zij herinneren ons eraan dat we bij de gevestigde informatiebronnen zoals kranten en het journaal ook onze vraagtekens kunnen zetten wat betreft de betrouwbaarheid ervan. De redacteur van een weblog kan een bepaald artikel uit zijn context halen en plaatsen tegenover een ander artikel en zo een geheel nieuwe context creëren waardoor de artikelen weer een andere betekenis krijgen. Op deze manier ontstaat er ook ruimte voor de lezer om bepaalde gedachten over een onderwerp te ontwikkelen en vaak is er op een weblog ook de mogelijkheid om deze te delen. Greg Ruggiero >> of the Immediast Underground zegt hierover: “Media is a corporate possession…you can not participate in the media. The second step is to define the difference between public and audience. An audience is passive; a public is participatory. We need a definition of media that is public in its orientation”>> Door elke dag een paar regels te schrijven pogen ‘bloggers’ de media iets te laten zijn dat gemaakt wordt met participatie van het publiek. Het levert een dagelijkse, voor het publiek toegankelijke productie van kritisch commentaar en reflectie.
>> Greg Ruggiero is auteur van het boek: “Microradio and Democracy: (Low) Power to the People.” >> uit: ‘weblogs: a history and perspective’ (R. Blood)
Het woord amateur heeft de negatieve connotatie van knoeiwerk maar slaat eigenlijk alleen op het feit dat het niet beroepsmatig wordt gedaan. Het nieuws op de weblogs wordt gebracht door een amateur maar dit hoeft niet te betekenen dat het werk ook per definitie slechter is dan werk dat op professionele basis wordt gemaakt. Bij nieuws en journalistiek zie je dat een professionele journalist altijd rekening moet houden met de inhoud van de opdracht en hij zal rekening moeten houden met de wensen van de redactie waarvoor hij werkt. Een amateur-journalist kan schrijven over wat hij wil en hoeft zich niet te houden aan orders van hogerhand. Amateur verwijst ook naar de liefde die hij in het werk stopt. Webloggers schrijven vaak over een bepaalde passie en door die liefde zijn ze de beste kenner en wellicht de beste verslaggever van het onderwerp. Deze weblogs zijn vaak specifiek gericht op een bepaald onderwerp en krijgen daardoor minder bezoekers. Maar zo’n weblog bijgehouden door amateurs, is dan wel een uitstekende nieuwsbron over een specifiek onderwerp. Traditionele media kunnen door het broadcastmodel de burger niet voorzien in hun niche-informatie. Daarvoor zijn de productiekosten simpelweg te hoog. Met de komst van weblogs zijn amateurs nu in staat om snel, makkelijk en goedkoop hun kennis te delen met iedereen. Hierdoor ontstaat er op het internet een enorme database van zeer uiteenlopende kennis. Het nieuwsaanbod van de weblogs werkt volgens de longtail. Een aantal weblogs trekt een enorm aantal bezoekers maar het merendeel trekt niet veel bezoekers. De weblogs met veel bezoekers zullen over het algemeen nieuws bieden dat voor een groot publiek interessant is en zich meer gedragen als traditionele media. Zeer veel onderwerpen maar geen expertise. De weblogs in de ‘staart’ van de grafiek krijgen weliswaar minder bezoekers maar bied wel een expertise over een bepaald onderwerp.Veel kleine weblogs zullen nooit veel lezers krijgen en alleen interessant blijven voor een zeer select gezelschap. Maar het netwerkkarakter van weblogs zal ervoor zorgen dat nieuwswaardige feiten ontdekt worden en dat het bericht uiteindelijk terecht kan komen bij de grotere lezersgroep. De nieuwsstroom binnen de weblogs krijgt zo de vorm van een piramide met onderaan de miljoenen weblogs met weinig bezoekers en bovenaan de enkele weblogs met de meeste bezoekers. Opvallend en belangrijk nieuws zal vanzelf de top bereiken. Grote weblogs dienen dan zo weer als filter voor het nieuws dat aangeboden word in de kleinere weblogs. De lezer kan door de technische kenmerken van weblogs ook makkelijk zelf bij de bron van het nieuws komen. Stukken zijn vaak geciteerd of er zijn links geplaatst naar een andere site en zo ontstaat er de mogelijkheid voor de lezer om als het ware af te dalen in de long tail van de weblogs. Delen van de hierboven genoemde informatie heb ik uit het onderzoek waarmee Jeroen Steeman in september 2005 afstudeerde aan de Universiteit van Utrecht, Communicatie- en informatiewetenschappen.
32
33
Hij onderzocht daarin of weblogs in staat zijn de burgers te betrekken bij de politiek. Hij beschrijft daarbij de relatie tussen politiek, media en burgers en hierin komt naar voren dat alle drie in grote mate afhankelijk van elkaar zijn. Hij bekijkt weblogs vanuit drie verschillende invalshoeken; weblogs als nieuwsmedium, weblogs als discussieplatform en weblogs als gemeenschappen. Hij constateert achtereenvolgens dat het weblog als nieuwsmedium kan bijdragen aan de democratisering van het nieuws, als discussieforum is het zeer geschikt omdat het medium de burger in staat stelt om deel te nemen aan het publieke debat en de derde invalshoek bewijst dat weblogs in staat zijn om een gemeenschap te herbergen. Een politicus kan hier zijn voordeel mee doen omdat de leden van een gemeenschap zijn boodschappen willen verspreiden aan anderen. De conclusie was dat weblogs inderdaad in staat zijn om de burgers meer bij politieke zaken te betrekken. Politici zouden deze ontwikkeling een extra impuls kunnen geven door zelf een weblog op te zetten en zo een actieve gemeenschap te laten vormen. Ook Nienke Mulder deed een soortgelijk onderzoek voor haar scriptie, ‘bloggen voor de publieke zaak’.>> De weblogs worden dus wel degelijk opgemerkt en erkend als nieuwe informatiebron. In de Verenigde Staten nemen zelfs de traditionele media al berichten over van de grotere weblogs. In Nederland is het NRChandelsblad een samenwerkingsverband aangegaan met spunk.nl, dit is een jongerensite waar jongeren zelf een redactie vormen en reportages, interviews en artikelen schrijven over schooldealers, dertien en vader zijn, over vredesdemonstraties etcetera. Het NRC en spunk.nl willen naar elkaar verwijzen. Het NRC wil wellicht verhalen overnemen van de site en wil zo een vernieuwend imago aannemen. Volgens Wubby Luyendijk (redacteur, NRC) biedt het internet journalisten een makkelijke bron. Het is onmogelijk voor journalisten om in de leefwereld van anderen te zitten. Internet is volgens haar een manier om met andere leefwerelden in contact te komen.>> De enkele invalshoeken die de traditionele media bieden staan in schril contrast met de miljoenen invalshoeken die weblogs kunnen bieden, en hierdoor is naar mijn mening een ieder veel beter in staat om zijn eigen mening te vormen. In Nederland staat het bloggen nog in de kinderschoenen.
_3.3 Zines Hier wil ik nog even een klein stukje wijden aan ‘zines’, daar zij voor mij de aanleiding waren voor het verdiepen in de richting van ‘autonomous’ media. Tijdens mijn derde jaar aan de kunstacademie heb ik vier maanden gestudeerd aan de Rhode Island School of design in de Verenigde Staten. Hier kwam ik voor het eerst in aanraking met ‘zines’. Dit zijn (meestal) zelfstandig geïnitieerde publicaties, gemaakt door één enkel persoon. De inhoud is gerelateerd aan de interesses van deze persoon. Dat wat de computer en het internet waren voor de weblogs was het kopieerapparaat voor de zines. Door deze nieuwe technologie was het mogelijk om op een zeer goedkope manier zelf tijdschriftjes uit te geven en op kleine schaal te verspreiden. Met name in de Verenigde Staten is het een bekend fenomeen. Er is zelf sprake van een heuse ‘zinecultuur’.
>> www.minitrue. nl/blogocratie en www.bloggenvoordepubliekezaak.nl
>> www.spunk.nl http://www.indymedia.nl/nl/2003/06/ 12578.shtml
‘when you talk about communication that, for me, should be something that deals with independent information and participation of the people’. Jan van Toorn (uit: ‘View to the future’)
34
De naam ‘zine’ komt echter niet van Magazine (zoals vaak aangenomen wordt) maar van Fanzine. Een term die dateert uit de tijd van de Science-Fiction fanzine’s uit de jaren dertig en veertig. In 1926 lanceerde Hugo Gernsback ‘Amazing stories’, het eerste tijdschrift dat geheel gericht was op het publiceren van zogenaamde ‘scientific-based fiction’. In dit tijdschrift was er een gedeelte gereserveerd voor brieven van lezers. Deze Hugo Gernsback besloot bij deze brieven de naam en het adres van de schrijver te vermelden zodat de verschillende schrijvers direct contact met elkaar konden opnemen. Deze beslissing veranderde de Science Fiction scene enorm. Binnen enkele jaren werden er allerlei verenigingen en discussiegroepen gevormd. In de jaren dertig, veertig en vijftig steeg de populariteit enorm dankzij de komst van de mimeograaf (voorloper van het kopieerapparaat wat we nu kennen) steeds meer mensen publiceerden een eigen fanzine. In de jaren zestig was er een revolutie op het gebied van alternatieve publicaties. Gevoed door de groeiende politieke onrust, en de mogelijkheid om goedkoop offset te printen, probeerden duizenden mensen een eigen krant te publiceren. Aan het einde van de jaren zestig waren er allerlei soorten zines; politieke, experimenteel literaire en kritische zines over bijvoorbeeld rock and roll muziek. Rond deze tijd ontstond ook een nieuw muziekgenre; de Punk Rock. John Holmstrom, net afgestudeerd striptekenaar, publiceerde samen met ‘Legs’ McNeil en Ged Dunne een zine genaamd: Punk. Het leek op een muziek fanzine maar had het karakter van een underground comic. Het eerste Xerox kopieerapparaat bestond al in 1959 maar het duurde wel tien jaar voordat ieder bedrijf er een had. Het duurde nog enkele jaren voordat de makers van deze fanzines toegang wisten te krijgen tot deze toen nog heilige en zeer kostbare machines. In de jaren tachtig realiseerde men zich pas echt wat de impact was van het kopieerapparaat. Mike Gunderloy spendeerde een groot deel van zijn tijd aan het lezen van allerlei alternatieve publicaties. Hij wilde zijn vrienden graag vertellen over alle fantastische publicaties die hij was tegengekomen en zocht naar een manier waarop hij dit zou kunnen
35
_3.4 Media activisme, Indymedia
doen. Hij besloot zijn bevindingen op te sommen en deze lijst door te sturen naar zijn vrienden. Hij noemde deze lijst ‘Factsheet Five’. Deze lijst groeide uit tot een 124 pagina tellend tijdschrift met onder andere recensies van zines.>> >> www. zinebook.com Eind jaren tachtig zag men op elke hoek van de straat wel een Kinko’s copy shop. En kopieën van Factsheet Five werden verkocht in de kiosk. Duizenden mensen hoorden zo van het bestaan van de zines en de mogelijkheid om zelf te publiceren. Duizenden mensen deden dat dan ook. Een groot deel van de populariteit van de zines is op de volgende manier te verklaren; het gaf het gevoel dat JIJ iets kon betekenen of veranderen. Zonder de hulp (of censuur) van anderen. JOUW stem kon gehoord worden, onafhankelijk van de mainstreammedia. Het enige wat je ervoor nodig had was een kopieerapparaat. Dit was vaak de belangrijkste reden om een zine te beginnen, niet zozeer dat je iets te vertellen had (veel van de zines stellen inhoudelijk niet veel voor) maar omdat de mogelijkheid er was en de drang om die te benutten was groot. In de zines werden bijvoorbeeld verhalen uit een bepaalde scene geschreven door mensen uit die scene. Zij gaven een ander zicht op de samenleving en op levensstijlen dan het (vaak nauwe) zicht dat wordt geboden door de ‘mainstream’ media. Het laat mensen weten dat er meer ideeën, idealen, meningen en levensstijlen zijn dan dat de gevestigde media laten zien en/of horen.>> >>Zie beeldbijlage: Afbeelding 7&8 Met de opkomst van het internet verschijnen de zines in een nieuwe vorm. De zines die nu op het web circuleren heten E-zines of Weblogs (waar ik hierboven al over sprak). Het grote voordeel van dit medium is dat het vele malen makkelijker is om te publiceren en (misschien nog wel belangrijker) het is makkelijker toegankelijk en te verspreiden en zo bereikt het een groter publiek. Opvallend is dat deze zines ‘cultuur’ voornamelijk groot is in de Verenigde Staten evenals dat er opvallend veel goede weblog’s op dit moment voornamelijk uit Amerika afkomstig zijn.
Onder het motto ‘Don’t hate the media, be the media’ probeert Indymedia vat te krijgen op de media door zelf te publiceren, radio (podcasten) en film te maken. Indymedia is een netwerk van nieuwssites. Het is opgericht en wordt onderhouden door media-activisten. Indymedia is onafhankelijk van de staat en vrij van commercie. Zij is onderdeel van het wereldwijde netwerk van anti/anders globalisten. Op deze sites vind je voornamelijk nieuws met een progressief of politiek linkse invalshoek. Iedereen met toegang tot het internet kan op Indymedia publiceren. Vooral gevestigde media wijzen op de wellicht onbetrouwbare publicaties die op deze manier verschijnen op het internet. Maar ook in de krant of op de televisie is onjuiste verslaggeving een soms dagelijks verschijnsel. De media-activisten stellen dat open publicatie juist tot een hoger waarheidsgehalte kan leiden. Door het plaatsen van nieuwsaanvullingen onderaan een bericht kunnen beweringen en feiten snel weerlegd of genuanceerd worden. Zolang zij dit in stand houden, het laten zien van verschillende invalshoeken op een bericht, lijken dit soort sites me zeer waardevol. Als men enkel vanuit één optiek bericht dreigt het meer een propagandasite te worden. Vooral wanneer Indymedia verslag doet over hun eigen gebied bijvoorbeeld bij grote protesten levert dit de meest accurate informatie op. Doordat Indymedia-verslaggevers vaak zelf deelnemen aan de protesten is deze verslaggeving vaak uniek. Zoals ik ook al bij het hoofdstuk over weblogs besprak is deze betrokkenheid en expertise over een bepaald onderwerp denk ik een verrijking van het nieuws en de onafhankelijke informatiestroom.>> _ 3.5 Shareware, Opensource software (vrije software), Wikipedia
“Don’t hate the media, be the media” 36
Om het concept van vrije software te begrijpen moet je ‘vrij’ (free) interpreteren zoals in ‘vrijheid van meningsuiting’ (free speech) en niet als ‘gratis’. Het gaat om de vrijheid van de gebruiker van de software, hij is vrij om de software te kopiëren, te verdelen, te bestuderen, aan te passen en te verbeteren. Software werd in de jaren zestig voornamelijk ontwikkeld binnen een academische omgeving en in onderzoekscentra van grote bedrijven. Deze computerpioniers hadden voornamelijk programma’s nodig voor zichzelf en voor hun collega’s. Het delen van die software en het uitwisselen van ervaringen was een deel van het leerproces. In 1977 ontstond Usenet, een programma ontworpen voor programmeurs om informatie en software uit te kunnen wisselen. De computer werd in deze tijd nog als meest waardevol gezien de software als nevenproduct. Pas toen software belangrijker werd dan de computer, werd de distributie van software onderworpen aan controle. Het groeiende belang van informatie en de toenemende uitwisseling ervan in het huidige informatietijdperk heeft geleid tot een steeds strengere internationale wetgeving. De industrie probeert
37
>> www. indymedia.org
ook op dit terrein aan de hele wereld haar wil op te leggen via internationale instellingen zoals de WTO, NAFTA en de EU. Richard Stallman stichtte in 1985 de Free Software Foundation (FSF) als reactie tegen deze inspanningen om meer controle te verwerven over software. Deze Foundation ontwikkelde een software-toolbox: GNU. Dit software pakket vormt vandaag nog steeds de ruggengraat van de beweging voor de vrije software. Ook bracht de FSF de General Public License (GPL) beter bekend als copyleft uit. Deze licentie zorgde ervoor dat de software die ze ontwikkelde beschermd werd tegen copyright. Deze licentie geeft iedereen het recht de software te kopiëren, te bewerken en verder te verspreiden, en verbiedt je die rechten aan anderen te ontzeggen. De GPL is toepasbaar op alles waar copyright wordt gebruikt: boeken, foto’s, afbeeldingen en muziek kunnen allemaal gepubliceerd worden onder de GPL-licentie. De opkomst van het internet betekende de officiële doorbraak van de beweging en bezorgde haar een eerste grote verwezenlijking: GNU/Linux, het grootste Free Software-project. Het is een besturingssysteem, dat inmiddels de grootste concurrent is van het Microsoft-imperium: MS Windows.>> Ook de Opensource software past natuurlijk in de gedachte van de High-tech gifteconomy. Dr. Richard Barbrook stelt dat het niet eerder mogelijk was om deze High-tech gifteconomy waar te maken en om te concurreren met de markt. Mensen hebben gesofisticeerde media, gegevensverwerkende programma’s en telecommunicatie- technologieën nodig om te kunnen participeren in de High-Tech gifteconomy. In 1999 was het dezelfde Richard Stallman die met het idee kwam om een encyclopedie te maken die gratis zou zijn en volledig zou worden samen gesteld door de lezers. Het project groeide uit tot Wikipedia, een digitale encyclopedie. Het doel van Wikipedia is om in elke taal een complete, rechtenvrije encyclopedie op het internet te creëren. De Engelstalige versie is het grootst en bevatte eind december 2005, 900.000 artikelen. In totaal zijn er meer dan 2.500.000 artikelen te vinden op heel Wikipedia in 212 verschillende talen. Deze informatie heb ik uiteraard van Wikipedia zelf.>>
_3.6 Het internet; publiek domein Het publiek domein is te definiëren als een vorm van openbaar gebied met een maatschappelijke functie, waar geen enkel privaat of publiek belang domineert boven de sociale belangen van het collectief dat er van gebruik maakt. Het internet kan worden gezien als een nieuw publiek domein. Internet als nieuw publiek domein zolang het nog vrij is! Radio en televisie hadden ook al de potentie om meer democratische media te worden, maar zij werden al snel na hun introductie grotendeels overgenomen door het commerciële belang, met uitzondering van de Publieke Omroep. Het internet is nog niet geheel overgenomen. Daarbij wil ik nogmaals benadrukken dat internet die ruimte biedt door de mogelijkheid van interactiviteit met de gebruikers en participatie van de gebruikers. De competitie op het net tussen commerciële en niet-commerciële activiteiten hangt veelal af van de mensen zelf. Er moet actie ondernomen worden in de vorm van een soort van volledig individueel ‘engagement’. Ik denk dat het internet kan bijdragen aan meer activiteit vanuit de samenleving, meer betrokkenheid, doordat men nu ook werkelijk zelf iets kan ondernemen. Ik zie het als een informatiebron waardoor individuen elkaar kunnen verrijken. Het stimuleren en ontwikkelen van nieuwe toepassingen op dit gebied is belangrijk.
>> www. opensource.org
>> www. wikipedia.org
Voor de meeste internetgebruikers is het Wereld Wijde Web een plek om te werken, spelen, liefde te vinden, leren, te discussiëren etcetera. Ze hebben contact met elkaar zonder dat daar direct geld of politiek aan te pas komen. Zonder zorgen om copyright geven zij informatie zonder er ook maar aan te denken om daar geld voor te vragen. Daar waar het de staat of de markt niet lukt om deze sociale banden te behouden lukt het de netwerksamenleving wel, gevormd door het geven van ‘gifts’ in de vorm van tijd en ideeën. Volgens Dr. Barbrook ontstaat er op het internet een vorm van het anarcho-communisme. Alleen ‘the New Left’ hadden een pure DIY (Do-It-Yourself) visie. De gift was voor hen de absolute antithese van de handelsgoederen, terwijl op het net het anarcho-communisme alleen in compromis met de markt mogelijk is. Ook door de simpele reden dat de markt toch de middelen, computers etcetera zal moeten leveren.
38
39
4.0 Terug naar grafisch ontwerp In dit hoofdstuk bespreek ik enkele ontwikkelingen binnen het hedendaagse grafisch ontwerp. Ik tast gebieden en mogelijkheden af waarover ik gelezen heb en die naar mijn mening aanknopingspunten of richtingen zijn voor het vak. Al mijn bevindingen vat ik samen in de uiteindelijke conclusie. Allereerst wil ik nog even terug gaan kijken naar het Franse collectief Grapus. Ook hun projecten zijn in andere tijden onder andere omstandigheden gemaakt. Ik vind hun verhaal, vol enthousiasme en idealisme samen met de moeilijke kanten die het met zich meebrengt, een interessant verhaal. Ne Pas Plier is een van de alternatieven die de leden gecreëerd hebben nadat zij besloten Grapus op te heffen. Dit is het verhaal… _4.1 Grapus & Ne Pas Plier De studentenrévolte van mei 1968 werd sterk ondersteund door grafische posters. Hieruit kwam in 1970 een collectief genaamd Grapus voort. Pierre Bernard, Gérard Paris-Clavel, en François Miehe, kenden elkaar van het Atelier Populaire de l’École des Arts Décoratifs en besloten samen te werken. In 1974 werden zij vergezeld door Jean-Paul Bachollet and Alex Jordan; na het vertrek van Miehe in 1978 vormden deze vier mannen de harde kern van het collectief. Kenmerkend voor deze groep is het links-politieke engagement. Zij waren allen lid van de Parti Communiste Français (PCF) en in hun vroege werk concentreerden ze zich op deze nieuwe maatschappelijke linkse visies. Ze produceerden posters voor experimentele theatergroepen, voor progressieve raadsleden, voor de PCF zelf, voor de CGT
41
(Communist trade union), en voor allerlei sociale instellingen. Hun werk richtte zich op politieke, sociale en culturele onderwerpen. Zij wezen de commerciële reclamesfeer af. Kenmerkend voor de groep is de gedrevenheid en het gebruik van veel handgeschreven teksten en schilderachtige beelden. Hun werk richtte zich op grote wereldwijde problemen, zoals het maken van affiches voor verschillende vredesoptochten en affiches om aandacht te vragen voor de verschrikkelijke oorlog in Vietnam. Maar hun werk bestaat ook veelal uit kleinschalige projecten zoals het Familiealbum dat ze maakten van een buitenwijk. Dit boek gepresenteerd als een fotoalbum ‘L’album ZUP de famille’ doet verslag in beeld en woord over 100 ontmoetingen met de bewoners van de ZUP (noodwoning-wijken). Het boek is gemaakt in een oplage van 6000 exemplaren en afgegeven in elke woning van deze wijken.>> Naar mijn idee is dit een pracht project. Nu kun je denken: maar wat heeft dit nu werkelijk voor zin? Ik geloof graag dat het wel zin heeft, zoals Anthon Beeke al zei: “[…] Al breng je maar een mens op een ander idee of je maakt een mens gelukkig, dat is al meer dan genoeg”.>> De groep heeft bestaan van 1970 tot 1991 in al die jaren hebben ze moeten vechten om te blijven bestaan. Grapus wil zich niet verkopen en weet zich niet te verkopen. Grapus ‘offert’ aan de politiek, aan de cultuur, aan het maatschappelijke, sectoren waar men slecht betaald wordt. Daarbij komt dat in Frankrijk het Grafisch Ontwerp minder erkend werd door het ambtelijk apparaat dan in Nederland het geval was. Het was daardoor extra moeilijk om de opdrachtgevers te overtuigen het werk behoorlijk te betalen. Gérard Paris-Clavel vertelt over de beginjaren; “We were discovering ‘communication’ and the relationship between social struggle and its formal expression. We were reacting, in a direct way, against the world of advertising”.>> Dit waren zeer vruchtbare jaren voor Grapus, maar de maatschappij dwong hen om meer gestructureerd te werken om het ook financieel te kunnen redden. De relaties van de groep verschoven van relaties met actievoerders naar organisaties en grote culturele en publieke instellingen. Dit zagen zij zelf als zeer negatief maar ik denk dat er ook in deze omgeving gezocht kan worden naar nieuwe vormen van maatschappelijk betrokkenheid. Wanneer deze organisaties open staan voor nieuwe initiatieven zou dit wellicht kunnen leiden tot interessante samenwerkingsprojecten.
het atelier. De pamfletten, de meetings, de affiches hebben niet meer dezelfde rol als tien of twintig jaar geleden. Er zijn andere media ten tonele verschenen”, Aldus Alexander Jordan in 1985.>> Er heerst steeds meer onenigheid binnen de groep. Gérard verklaard “[…] the more the financial means become important, the more the meaning and freedom of creation are confiscated”.>>
>> Zie beeldbijlage: Afbeelding 9 t/m 14
>> uit: ‘De wereld moe(s)t anders’ (L. ten Duis, A. Haase)
De leden van Grapus zijn in 1990 ieder een eigen kant op gegaan: Pierre Bernard richtte de groep Atelier de Création Graphique op. Alec Jordan voegde zich bij Nous Travaillons Ensemble en Gérard Paris-Clavel maakt tegenwoordig deel uit van Ne Pas Plier. “From 1992 until the present day, the difficulty of social struggles in France, the mediocrity and the drying-up of the public commissions have led me to radicalise my practice, by developing an autonomous artistic activity in addition to my commissioned work as a graphic designer. Thanks to the diverse experiences, knowledge and disciplines of the members of the association Ne pas Plier, created “so that the signs of poverty are not added to the poverty of the signs, the images and the words are accompanied within the social conflict”, Aldus Gérard Paris-Clavel. >> _4.1.1 Ne Pas Plier Ne Pas Plier is een non profit organisatie bestaande uit vier permanente leden en veel andere mensen die voor korte of langere tijd samenwerken binnen de organisatie. Ne Pas Plier is een organisatie bestaande uit mensen uit allerlei vakgebieden, kunstenaars, grafisch ontwerpers, antropologen etcetera. Elk project is afhankelijk van de vrije tijd die er in wordt gestoken door de leden. Zij werken niet in opdracht. Zij hebben hun werkzaamheden ingedeeld in drie groepen; 1) The laboratory, verenigt mensen rond diverse onderwerpen, zij organiseren dan een onderzoek met technici en kunstenaars, en zetten de resultaten van het onderzoek om in vorm: beelden en teksten debatteren hierover en gaan over tot actie.
>> uit: Ne Pas Plier s.v.p. (I. de Bary)
2) The grocery of fresh art, hiermee zorgen ze voor het bloot stellen van het werk. De voorstellen, en de gerealiseerde werken worden vertoond aan een gekozen groep: Ne Pas Plier verzendt naar ongeveer 600 mensen een periodieke mailing. 3) The pedagogic studio, doet voorstellen voor cursussen, debatteert over theorie en praktijk, en over thema’s als ‘images to read’ en ‘the observatory of the city’.
“We hebben met het vorderen der jaren een bepaalde politieke naïviteit verloren. Dat maakt het werken moeilijker, want naïeve ideeën kunnen helen sterke beelden opleveren. Zo van: boemberdeboem! We zijn steeds minder in staat dat soort beelden te produceren. Vandaag de dag kijken we anders tegen de politiek aan dan 15 jaar geleden. De politiek, maar ook de gedragingen hebben zich ontwikkeld, zowel buiten als binnen
Zoals ik het begrijp (er is zeer weinig informatie over te vinden) organiseert Ne Pas Plier binnen de organisatie de mogelijkheid voor discussie en kennisontwikkeling met betrekking tot maatschappelijke vraagstukken. Uit deze onderzoeken komen samenwerkingsprojecten
42
43
>> uit: Grapus 85 (J. Wesselius, K. Weringh) >> uit: Ne Pas Plier s.v.p. (I. de Bary)
>> uit: Ne Pas Plier s.v.p. (I. de Bary)
‘Telkens werden er de afgelopen jaren alibi’s gezocht en gevonden om het ontwerpvak boven zijn platte utiliteitsdoelstelling uit te tillen’.
voort, en zij proberen hun resultaten om te zetten in woord en beeld. Ik heb gekozen om hier nog over Grapus en Ne Pas Plier te vertellen omdat zij vrij uniek zijn in wat zij doen en omdat het gerelateerd is aan grafisch ontwerpen. In hun werk reageren zij op sociale thema’s door middel van tekst en beeld. Het gaat niet alleen over radicale acties zoals de Adbusters met hun zogenaamde Culture Jamming, maar ook om constructieve werken die wellicht bijdragen aan een betere samenleving. Ik keur de acties van de Adbusters niet af, het is zelfs ook wel belangrijk dat er aandacht voor dergelijke ontwikkelingen wordt gevraagd, maar het is niet de manier waar ik nu naar op zoek ben. Ik ben me bewust van het feit dat ook Grapus deels in een hele andere tijd werkzaam was en dat hun aanpak en beeldtaal misschien niet meer in deze tijd zouden werken. Het voorbeeld van Grapus geeft aan hoe moeilijk het is om een bedrijf te runnen dat zich enkel richt op maatschappelijke thema’s. Het blijft een moeilijk gegeven er moet nu eenmaal ook brood op de plank komen. Zoals ze ook zelf al aangaven is er een andere tijd aangebroken die vraagt om een nieuwe aanpak. Ne Pas Plier, is een geheel andere organisatie, Gérard Paris-Clavel heeft deze organisatie opgezet naast zijn eigen ‘commerciële’ ontwerppraktijk. Het verleden heeft hem waarschijnlijk geleerd deze gescheiden te houden. Maar kunnen deze twee dingen dan echt niet samen gaan? Het blijft moeilijk een beetje zoals bij de televisie, wanneer de commerciëlen dit soort onderwerpen gaan behandelen krijgt men vaak zon vreemde bijsmaak. Toen Oliviero Toscani in zijn campagne voor Benetton, allerlei maatschappelijke problematiek zoals aids, oorlog, racisme en intolerantie aan de kaak wilde stellen, waren er gemengde gevoelens. Maar ook hier denk ik, als het helpt waarom niet? Het heeft in ieder geval voor veel discussies gezorgd, hopelijk ook over de maatschappelijke problematiek waar de aandacht voor gevraagd werd!
Gert Staal (Reflect#01, Nieuw engagement) (Een andere ontwikkeling die grotendeels toe te schrijven is aan de opkomst van de massamedia is die van de ‘sterrenstatus’ van de ontwerper. In allerlei verschillende media, (vak)tijdschriften, kranten, debatten gaat het steeds meer over de persoonlijkheid van de ontwerper. Ontwerpers maken carrière via en dankzij de media. Het lijkt meer om de naam te gaan dan om het werk dat ze gemaakt hebben, of, zoals in de kunst ook wel eens het geval is, één keer iets briljants maken staat garant voor eeuwige roem…En wat heeft die bekendheid binnen de eigen wereld nou echt voor een betekenis? Maar dit terzijde…) De betekenis van kunst is ook veranderd de laatste eeuw. Zij was vroeger de spiegel van de samenleving, zij toonde niet alleen de wereld, maar vooral hoe men die zag. De kunst had vrijwel een monopolie op dit gebied. Op deze bevoorrechte positie is behoorlijk druk komen staan in deze eeuw. De kunst is niet meer uitdrukking van een collectieve culturele overeenstemming. Ook de kunstenaar werkt meer vanuit zichzelf. De kunstenaar maakt kunst die geen algemeen zicht meer geeft op de wereld maar een allerindividueelst zicht. Door de informatisering en globalisering nam de wereld proporties aan die niet te bevatten zijn. Een schaalverandering waardoor de meeste kunstdisciplines in betekenisgeving tekort schoten. De kunst verdween bijna geheel uit de aandacht van de media. De massamedia nemen de taak van de kunst over, zij laten ons nu zien hoe de wereld in elkaar steekt en hoe we in die wereld staan. Waarbij reclame vooral laat zien hoe we de wereld zouden moeten zien dan over hoe ze werkelijk is. Zij presenteert lifestylen. >> ‘Maar niet alleen reclame idealiseert, ook journalistieke media doen dat. De Golfoorlog zag er op CNN heel anders uit dan op de Jordaanse of de Russische of zelfs de Nederlandse tv, ondanks de omstandigheid dat bijna iedereen gebruik maakte van dezelfde CNN-beelden. Bij alle lippendienst aan de ‘objectiviteit’ van de moderne fotografische massamedia, verbeelden zij minder wat we zien, dan hoe we het zien, net als de kunst vroeger.’ Aldus Max Bruinsma.>> In een ander artikel spreekt hij over het verlies van oude culturele waarden: “In de verspreiding van culturele uitingen heeft het aspect van ‘vermaak’ de overhand gekregen, ten koste van de ‘hogere’ waarden die culturele receptie in vroeger tijden kenmerkten: reflectie, ontwikkeling en lering”,Aldus Max Bruinsma>> Het gevaar dreigt dat de massamedia de samenleving enkel onbereikbare en betekenisloze (veelal commerciële) idealen voorhoudt.
In de volgende paragrafen wil ik gaan kijken naar wat er zich afspeelt in de ontwikkeling van het grafisch ontwerp. _4.2 Invloed van de massamedia De opkomst van de massamedia ten gevolge van de ontwikkeling van de technologie heeft de grafisch ontwerper op scherp gezet en de rol van de kunst praktisch overgenomen. Om te beginnen bij het grafische ontwerp. In de jaren negentig raakt het vak door de komst van de Personal Computer steeds meer gedemocratiseerd. De snelle ontwikkeling van de technologie zorgde ervoor dat de computer een massamedium werd. De desktop publishing programma’s zoals daar zijn Illustrator en Photoshop zijn voor iedereen beschikbaar en maken van iedereen een potentieel Grafisch Ontwerper. De concurrentie stijgt, dat is natuurlijk overdreven, maar misschien heeft dit wel bijgedragen aan het feit dat we zo bezig zijn met een legitimatie zoeken voor het vak, met het zoeken naar gebieden waar we betekenisvol kunnen zijn.
44
45
>> Max Bruinsma is een onafhankelijk criticus op het gebied van kunst & grafisch ontwerp, essayist, editorial designer >> uit: Voorbij het object #4, ‘the medium= the message’ >>uit: ‘Infodrome Issuepaper ICT&Cultuur’
_4.3 Visuele retorica, verandering rol van ontwerper
“Bewijst de aandacht van de media vooral de stelling dat ‘reclame aan het begin van de eenentwintigste eeuw de dominante cultuur is?’ en zo ja, waar ontwikkelt zich dan de kritische stem die deze overheersing aan de orde stelt en alternatieven ontwerpt?”
Wat is visuele retorica? Retorica is binnen de literatuurwetenschap en de rechtsgeleerdheid sinds lang een gevestigd onderzoeksterrein. Heel kort omschreven betekent retorica: de kunst van het overtuigen. “Het gaat om de gehanteerde spelregels van taalgebruik, de doeltreffendheid van de betoogconstructie en de schoonheid van de taalmiddelen die worden gehanteerd. In de visuele retorica gaat het om de theorie en praktijk van de retorica zoals die functioneert in de visuele cultuur.”>> Het lectoraat Visuele retorica, AKV/Sint Joost richt zich momenteel op een ontwerptheorie die inzicht geeft in de veranderende rol van de grafisch ontwerper. Centraal staan: Op welke manier functioneert het grafisch ontwerp binnen het communicatieproces?; Welke typografische en visuele middelen gebruikt de ontwerper binnen dit proces en op welke manier?; Wat is de bijdrage van grafisch ontwerp bij de totstandbrenging van strategische communicatie doelen?
Jouke Kleerebezem (uit: ‘Genoeg geweest!, wat nu?)
“Ontwerpen wordt gezien als een begin aan een strategische activiteit en niet als een esthetisch specialisme dat dienstbaar is aan de overdracht van een tekst of een boodschap. Zijn werkzaamheid is van meet af aan interactief, geen intern spel of gesloten systeem van grafische variabelen dat interne consistentie of persoonlijke expressie als doelstelling heeft. De expressie van de ontwerper is gebonden aan een tekst en een context, en bovenal aan een publiek dat de horizon en de limiet vormt van zijn spreken” aldus Hugues Boekraad, lector visuele retorica.>> Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van de ontwerper als probleemoplosser -zoals in het functionalisme gedacht werd over de grafisch ontwerper- naar de ontwerper als redacteur of auteur. Eerst was men als grafisch ontwerper een ‘vertaler van de probleemstelling’ nu ligt de nadruk op de redactionele competentie van een ontwerper. Hij kan nu een beslissender rol innemen in het communicatieproces. We worden opgeleid tot zelfstandig redactioneel grafisch ontwerper en wat we ermee gaan doen is aan ons...Ook zou je kunnen vaststellen dat de aandacht van ontwerpers verschoven is van eindprodukt naar de processen die eraan ten grondslag liggen.
>> uit: ‘Ornament & Rhetoric #0.1’ (Lectoraat Visuele Retorica & Post-St. Joost)
>> uit: Werkplan Lectoraat Visuele Retorica van het grafisch ontwerpen
_4.4 Vervagen van grenzen Grenzen tussen de verschillende vakgebieden vervagen. In het issuepaper ICT & cultuur van Max Bruinsma spreekt hij over het slijten van de scherpe scheidingslijn tussen onafhankelijke (‘autonome’) kunst en toegepast onderzoek naar processen in de cultuur. “Beeldende kunst, grafisch ontwerp, product design, architectuur etcetera zijn op theoretisch niveau -als vakgebieden- nog wel te onderscheideneen blijvende noodzakelijkheid met betrekking tot de verschillende aspecten en niveaus van (visuele) cultuur!-, maar tegelijkertijd valt in de culturele praktijk op hoezeer disciplines, contexten en omgevingen in elkaar schuiven,” aldus Bruinsma.>>
46
47
>>uit: ‘Infodrome Issuepaper ICT&Cultuur’ (M. Bruinsma)
In dit artikel spreekt ontwerpbureau DEPT over hoe zij te werk gaan: “De nieuwe kunstvormen worden niet meer gemaakt door mensen die goed zijn in één ding (schilderen, toneelspelen, filmen), maar door alround specialists… Wij zien onszelf zo, we combineren verschillende mediavormen en ontwikkelingen met elkaar – muziek, interactie, vorm, typografie, fotografie, video etcetera. Onze rol binnen dat geheel is die van coördinator tussen uitvoerders, DTPers en techneuten. Vanuit die rol moeten we heel goed weten wat er, qua techniek, mogelijk is en wat niet, waarna we uitvoerende specialisten inschakelen. Anderzijds zijn er natuurlijk de kleine details die in het werk erg belangrijk zijn. Die details, bijvoorbeeld eigen letters of geluiden, wil je niet door anderen laten uitvoeren.”>> Max Bruinsma constateert: “De ontwerper is effectief mede-auteur en mederedacteur van boodschappen geworden, en opereert steeds vaker in intensieve samenwerking met anderen. Deze nieuwe en uitgebreide rol van de ontwerper is al vergeleken met gezamenlijke ondernemingen als televisie, film en theater. In deze media worden vorm en inhoud gezamenlijk geformuleerd door een collectief van specialisten op verschillende gebieden. Ontwerpers worden steeds vaker deel van dergelijke teams van ‘vorm-en-inhoud-gevers’. Hun rol als alleen-verantwoordelijken voor de vorm van het eindproduct staat sterk onder druk.”>> Ik denk dat hierin wellicht ook toekomst zit voor wat betreft maatschappelijk betrokken ontwerp. Dat we als ‘creatieven’ samen manieren vinden om meer maatschappelijk betrokken ontwerp te realiseren. De grafisch ontwerper zou dan, zoals bij DEPT naar voren komt, meer als auteur of regisseur van een project optreden. Het lijkt me goed voor een ontwerper om op de hoogte te zijn van wat er allemaal mogelijk is. Zo is hij instaat om het juiste medium voor een bepaalde boodschap te kiezen. Hij hoeft niet al de verschillende media zelf te beheersen maar kan wel een project bedenken en ontwerpen en in samenwerking met andere disciplines het uitvoeren.
het een voorstel, dat zijn eigenlijke vorm krijgt in de interactie met een publiek.” Hij stelt voor om alle ontwerpers vanaf nu interface designers te noemen, vanuit de gedachte dat het in tijden van informatie-overdaad belangrijker is om de toegang tot informatie en de navigatie er doorheen te ontwerpen, dan de vorm van individuele berichten. Max Bruinsma voegt hieraan toe: “Hoewel ik zou willen benadrukken dat ook de individuele vorm van boodschappen in zeer hoge mate blijft bijdragen aan de inhoudelijke helderheid ervan, is toch duidelijk dat ontwerpers die zich uitsluitend richten op de vorm van afzonderlijke communicatieproducten, de boodschap tekort doen.”>> Er zijn twee vormen van interactie, Mentale en Fysieke interactie. De mentale interactie biedt de gebruiker de mogelijkheid om zelf een eigen verhaal samen te stellen en hij heeft invloed op de inhoud en de structuur. Fysieke interactie concentreert zich op de daadwerkelijke handeling van de gebruiker, wat leidt tot een nieuwe vorm en beleving. De aandacht van ontwerpers is steeds meer gericht op het bedenken van systemen en functies in plaats van beeld of eindproduct.
>> uit: ‘Infodrome Issuepaper ICT&Cultuur’ (M. Bruinsma)
>> uit: ‘Een ideaal ontwerp is nog niet’ (M. Bruinsma)
_4.5 Interactiviteit Interactiviteit is niet iets nieuws in de grafische vormgeving. Jan van Toorn sprak er eind jaren zestig al over dat hij een dialoog met het publiek aan wilde gaan, zodat het publiek zelf een standpunt in kon nemen. En ook in de definitie van een grafisch ontwerper volgens Hugues Boekraad komt dit aspect naar voren: “…Zijn werkzaamheid is van meet af aan interactief, geen intern spel of gesloten systeem van grafische variabelen dat interne consistentie of persoonlijke expressie als doelstelling heeft.”
Daniël van der Velden en Maureen Mooren zijn de ontwerpers van het architectuur tijdschrift Archis. Zij gebruiken daar interactieve elementen in als perforaties, waarmee je de bladzijden uit kunt scheuren, een commentaarstrook onderaan de pagina, een toolkit en berichten die naar de redactie gestuurd kunnen worden.>> Het is een sympathieke poging tot interactie, maar de lezer ging niet in op de fysieke interactie waar zij voor werden uitgedaagd. Zij zeggen dat het hen gaat om de potentie tot interactie, de nadruk ligt niet op de daadwerkelijke handeling maar op een gedachte of beleving. Ook stimuleert Archis mentale interactie: “De toolkits zijn methodes om het thema op een directe manier te laten leven bij de lezer”>> Job van Bennekom gebruikt in zijn RE- Magazine meerdere lagen in een verhaal waardoor mensen daarin zelf hun weg kunnen zoeken. Hij gaat hierdoor meer een mentale interactie met zijn lezers aan. Het is teveel om hier nu verder op in te gaan. Het is niet gemakkelijk om in een geprint medium ruimte te creëren voor interactie, maar het is zeker een uitdaging. Het is denk ik een essentieel element in een ontwerp. Met het vervagen van grenzen waar ik al eerder over sprak zijn we naar mijn idee echter niet meer gebonden aan het gedrukte medium. Het vrij nieuwe medium internet biedt de mogelijkheid tot interactiviteit, meer dan ooit daarvoor mogelijk was.
Volgens Gui Bonsiepe, een ontwerper gespecialiseerd in human interface design, wordt de ontwerper steeds meer interface designer: “Een ontwerp is zelden meer een besloten, gerealiseerd product. Steeds vaker wordt
48
49
>> uit: ‘Een ideaal ontwerp is nog niet’ (M. Bruinsma)
>> Zie beeldbijlage: Afbeelding 15
>> uit: Interview, scriptie (D. Heemskerk)
Overvloed
_4.6 Overvloed De ‘informatisering van de maatschappij’ is momenteel een van de meest ingrijpende wereldwijde ontwikkelingen van deze tijd. Er heerst een overvloed van informatie die in allerlei vormen via allerlei media op ons af komt. Het internet biedt ons een toegang aan zeeën van informatie, alles is binnen handbereik. Maar wat met dit ‘alles’ aan te vangen? Beelden flitsen aan ons voorbij zonder dat we er over nadenken, bij stil staan, ze zijn haast betekenisloos geworden. Achterin het boek ‘de wereld moe(s)t anders’ geeft Max Bruinsma zijn visie op de toekomst van het vak. Hij heeft het daarin over het ontwerp als een voorstel dat zijn eigenlijke vorm pas krijgt in interactie met het publiek. Ook haalt hij in deze tekst aan dat de kern van het vak grafisch ontwerpen, de analyse, de kritische beschouwing is. “Eén omstandigheid, die maakt dat we spreken van ‘informatiebombardement’ en ‘info-lawine’, is dat het publiek het gros van de ‘informatie’ die op hen is gericht beschouwt als een massief blok. Al doen al die boodschappen, verstuurd langs een zich steeds uitbreidend netwerk van media, zich wanhopig voor als ‘verschillend’, ze worden vaak ervaren als deel van de oorverdovend monotone dreun die de lawine begeleidt. In een omgeving die zozeer is verzadigd met media, dreigt ongedifferentieerde informatie, door zijn overweldigende massa, elke werkelijke betekenis te verdringen. In een dergelijke context wordt het, meer dan om de individuele boodschap pregnant vorm te geven, van groot belang om die boodschap in te bedden in betekenisvolle connecties met andere boodschappen.”aldus Max Bruinsma>> In deze context treedt de grafisch ontwerper op als redacteur. Bruinsma heeft het over het zoeken naar zogenaamde ‘links’, thema’s en associaties die een grote verscheidenheid van inhouden en referenties op een betekenisvolle wijze kunnen verbinden.“Een van de meest ‘idealistische’ houdingen die een ontwerper in deze omgeving kan hebben, is naar mijn overtuiging de wil om de bewustwording van deze complexe verbanden in onze mediacultuur, en vooral het inzicht in de aard en inhoud van die verbanden, te vergroten. Om aan die bewustwording te kunnen bijdragen, moet een ontwerper over meer dan esthetische en technische kennis beschikken. Ontwerpers moeten zich eens te meer realiseren dat de kern van hun vak de analyse is, de kritische beschouwing.” Aldus Max Bruinsma.>> In het issuepaper over ICT & cultuur wordt een verschuiving in onze cultuur aangehaald: “de definitieve verschuiving die in onze cultuur aan het optreden is, is de verschuiving van het auteurschap van concrete uitingen naar het auteurschap van processen” aldus Willem Velthoven.>> Volgens Velthoven zijn de échte auteurs degenen die de processen ontwerpen die verschijningen en gebeurtenissen toestaan. Hij heeft het over het definiëren van ‘spelregels’ die bepalen wat mensen met elkaar gaan doen in een connected omgeving en noemt dit een nieuwe vorm van cultuur maken. Misschien is dit ook een richting waar een grafisch ontwerper betrokken bij zou kunnen zijn.
50
51
>> uit: ‘Een ideaal ontwerp is nog niet’ (M. Bruinsma)
>> uit: ‘Een ideaal ontwerp is nog niet’ (M. Bruinsma) >>Willem Velthoven is oprichter/ directeur Mediamatic.
_4.7 Rol van de kunsten
_4.8 Verschillende tendensen in de Nederlandse vormgeving
Ik had het al eerder over de veranderende rol van de kunst door de opkomst van de massamedia. Zeer invloedrijke delen van de hedendaagse cultuur ontstaan zoals al eerder door mij aangehaald niet meer in de officiële circuits van de kunst en de media.>> In het issuepaper ICT & cultuur wijst dhr. Rijken op een tekst van Dhr. Huyssen: “De ooit strenge hiërarchie tussen kunst en populaire cultuur is vergaand aangetast door een combinatie van (o.a.) democratisering en mediatisering, die de normatieve claims van de Modernistische high culture effectief hebben ondergraven” . Volgens Rijken zal ICT deze ontwikkeling verdiepen en bestendigen.>> “De communicatie tussen wat ook wel genoemd wordt ‘elitaire’ cultuur en de massacultuur kan verbeterd worden door grotere participatie van kunstenaars en ontwerpers aan de massamediale en maatschappelijke kanten van de cultuur”. Volgens Rijken ambiëren veel kunstenaars dit ook, omdat ze zich er van bewust zijn dat hun materiaal ligt in de activiteiten en gebeurtenissen die zij als regisseurs, als ‘auteurs van processen’, teweeg kunnen brengen. “Het wordt tijd dat het discours binnen de kunsten zich het belang van deze processen meer realiseert en ze zichtbaar en communiceerbaar maakt voor andere sectoren van de samenleving. Om de communicatie tussen de verschillende strata van de cultuur beter te laten verlopen is evenwel meer nodig dan ‘cultureel ondernemerschap’ van kunstenaars en ontwerpers, of een minder ‘elitair theoretische’ houding van critici en bemiddelaars; beter inzicht in de diverse niveaus waarop delen van het discours zich afspelen (theoretisch, kunst-immanent, praktisch, maatschappelijk, beleidsmatig, educatief) is nodig om tot een betere inschatting te komen van de bijdragen die kunstenaars en ontwerpers kunnen leveren aan een zich vernieuwende samenleving waarin beeldende, reflectieve en redactionele vaardigheden steeds belangrijker worden.”
Een groot deel van de kracht van het Nederlands grafisch ontwerp ligt in zijn onstuitbare experimenteerdrift en inventiviteit. De ontwerper heeft zichzelf, zeker sinds de jaren tachtig, behoorlijk wat persoonlijke vrijheid toegekend. Ewan Lentjes constateert in de tekst ‘Ontwerpers zijn geen denkers’ dat deze stroom lijkt te stagneren. “Er is sprake van een impasse: de vrijheid smoort in zelfexpressie en de benauwdheid van een hyperindividuele cultuur.”>> Waar zou de aandacht in de toekomst kunnen liggen?
Ook de grafisch ontwerper zou deze processen en ontwikkelingen in de maatschappij in beeld kunnen brengen. Ik denk dat grafisch ontwerpers ook deze reflectieve taak op kunnen nemen in hun werk. Ik denk dat de rol van kunst en cultuur zoals omschreven in het hoofdstuk over de publieke zaak: “…Daarbij erkenden we ook het belang van kunst en cultuur als bron van vernieuwende en vitale impulsen voor de samenleving”, blijft bestaan en dat grafisch ontwerpers daaraan bij kunnen dragen. Zoals in het vorige hoofdstuk ook al naar voren kwam, door bij te dragen aan de bewustwording van complexe verbanden in onze mediacultuur. Door te zorgen voor inzicht in de aard en de inhoud van die verbanden en deze uit te vergroten. Een zinnetje dat Ewan Lentjes gebruikte in een van zijn teksten in Items waar ik altijd aan moet denken als ik nadenk over wat ik eigenlijk kan gaan doen na deze opleiding: “[…] het ontwikkelen van zelf geïnitieerde projecten, waarin ontwerpers maatschappelijke tendensen kunnen signaleren en versterken”>>
>> Zie: pag. 29
>> Dhr. Rijken is o.a. Hoofd afdeling Ontwerpen aan het Sandberg Instituut en oprichter afdeling Interaction Design aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Dhr. Huyssen is o.a auteur van het boek; ‘After the Great Divide - Modernism, Mass Culture, Postmodernism’
In 2004 constateert Michael Rock bij een bezoek aan Nederland, dat de vormgeving in Nederland de weg kwijt is. “Ik sta er enigszins sceptisch tegenover hoe jonge Nederlandse ontwerpers met hun vrijheid omgaan…In hun werk zit veel frivoliteit en het is vaak een reactie op dat van andere ontwerpers. Ze krijgen subsidie van de overheid om te experimenteren maar hun experimenten gaan alleen over vormgeving zelf…”. De jonge Nederlandse ontwerpers zijn volgens hem helemaal op zichzelf gefixeerd. “Ze lijken niet te geloven dat zaken door middel van vormgeving beter kunnen worden” De richtingloosheid die door Rock geconstateerd werd, geldt niet alleen voor Nederland, alleen valt het hier op omdat het ooit zo anders was. In Amerika bijvoorbeeld bestaat er niet een soort sociaal-democratisch model, in Amerika bestaat er niets buiten de markt.>> _4.8.1 Opzoek Het vak is aan het zoeken naar een richting: ‘De rol van de ontwerper is op dit moment gericht op het zichtbaar maken van de eigen rol en deze rol van betekenis te voorzien in een breder cultureel veld’ aldus Daniël van de Velden & Maureen Mooren in een interview in 2005.>> In 2003 organiseerde Premsela een ‘forum’ waarin men sprak over de toekomst van het grafisch ontwerp. Daar sprak Kees Dorst over ideologie en ontwerpen en hij kwam met een soortgelijke uitspraak: ‘Binnen een ideologie (zoals het functionalisme) neemt de vormgeving over het algemeen een heldere plaats in als ‘vertaler’ tussen culturele waarde en de maatschappij. Sinds het verdwijnen van de grote ideologieën is de rol van vormgeving minder vanzelfsprekend, en is het bereiken van economische waarde de dominante factor geworden. De potentiële culturele en maatschappelijke waarde van de vormgeving wordt verwaarloosd.’ Maar volgens Dorst liggen, in deze tijd waarin de industriële samenleving wegzinkt en we op weg zijn naar een kennissamenleving, de groeikansen voor de vormgeving juist in de culturele en maatschappelijke waarde die zij kan bereiken of faciliteren. “De uitdaging is om als vormgever een sterke visie te ontwikkelen op de rol die het vak in een veranderende samenleving kan innemen. En na te denken over hoe die rol praktisch waar te maken.” aldus Dorst. >>
>> uit: Items, Nr.1, 2002, ‘Boedapest -tussen weemoed en nieuw élan’ 52
53
>> uit: Items, Nr. 6, 2003, ‘Ontwerpers zijn geen denkers’ (E. Lentjes)
>> uit: Items, Nr. 2, 2004, ‘Michael Rock 2x4’ (M. Vlemmings)
>> uit: Interview, scriptie (V. Beekema)
>> uit: ‘De Agenda’, een forum over de toekomst van de Nederlandse vormgeving.
_4.8.2 Het individuele, autonome In de tentoonstelling ‘Mark’ in 2004 werden de Gemeentelijke Kunstaankopen getoond en dit keer stond de discipline ‘grafisch ontwerpen’ centraal. De naam ‘Mark’ wat Engels voor teken of signatuur is, was typerend voor de uitgangspunten die de jury hanteerde bij het selecteren van de inzendingen. De autonomie en het persoonlijke, de eigen soort van artistieke stempel op een bepaald project werd beoordeeld. De selectiecriteria waren grofweg: verbeeldingskracht in relatie tot de traditionele functie van grafische vormgeving, verbeeldingskracht in relatie tot persoonlijk identiteit en authenticiteit en als derde de verbeeldingskracht in relatie tot mentaliteit en engagement (en combinaties van deze drie). Er was veel commentaar op deze tentoonstelling. Hij werd veelal gezien als een poging om ontwerpen nog verder te onttrekken aan het publiek domein en nog meer elitair te maken. Volgens Daniël van der Velden kan het beter opgevat worden als een – niet geheel geslaagde, want onduidelijke – poging om design te onttrekken aan de discussie over onmiddellijke doelmatigheid. Het is volgens hem naïef om te veronderstellen dat het museum nog steeds de kunsttempel zou zijn waarbinnen grote kunst eeuwigheidswaarde krijgt. Het museum biedt volgens hem de mogelijkheid om ‘met andere ogen’ naar designvoorwerpen te kijken, deze los te zien van hun onmiddellijke functionaliteit en inzetbaarheid.>> _4.8.3 Laboratorium Volgens Daniël van der Velden worden ontwerpen die iets anders doen dan functioneel zijn al snel maar ‘autonome kunst’ genoemd. Hij pleit voor een onderzoekstak die niet wordt gestuurd door een vraag van buitenaf. “De laboratoriumfunctie van het ontwerpenhet testen van nieuwe hypotheses, het formuleren van gewaagde stellingen en onwaarschijnlijke vermoedens, ontwerpen in onderzoek dus is een verantwoordelijkheid die de discipline zelf , en voor zichzelf, moet nemen”,aldus Van der Velden. “De reden dat iedere ontwerper die meer of anders doet dan ontwerpen, zogenaamd zijn domein verlaat, en autonoom kunstenaar zou worden, antimaatschappelijke, elitaire kluizenaar of wat dan ook, is simpelweg dat voor ontwerpen een gebied buiten de toepassing nog niet is bepaald”. Volgens Van der Velden is het zeer de vraag hoe lang het voor opdrachtgevers nog nodig is om dienstbare voorstellen voor een astronomisch bedrag te laten maken door dure Europese ontwerpbureaus. Hij draagt als een van de belangrijkste voordelen van ontwerpen als onderzoek aan dat hierdoor politieke uitspraken mogelijk worden. Deze zijn volgens hem zo goed als verdwenen uit de ontwerppraktijk. Vormgeving is geen beeldende kunst: “Ze moet er juist volwaardig naast kunnen staan”, zegt Van der Velden. “Om dit te bereiken moet zij veel slimmer worden, zij moet kennis bevatten; intellectuele kennis”, aldus Van der Velden.>>
Drs. Dick Rijken stelt in het issuepaper ICT & Cultuur ook een dergelijke onderzoekstak voor: “Zowel kunst als wetenschap moeten in mijn visie vorm geven aan ‘fundamenteel onderzoek’. Dus niet vanuit vastliggende agenda’s opdrachten doen voor opdrachtgevers of navelstaren en de eigen premissen onderzoeken, maar alle creativiteit inzetten om vanuit een zuivere (lees ‘niet commerciële’) invalshoek de wereld te transformeren. Wat is werk? Wat is zorg? Wat is gemeenschap? Wat is bestuur?”,dat zijn volgens Rijken de fundamentele vragen in de netwerksamenleving.>>
>> uit: ‘Design research (versus the content factory)’ (D. van der Velden)
>> uit: ‘Design research (versus the content factory)’ (D. van der Velden) 54
>> uit: ‘Infodrome Issuepaper ICT&Cultuur’ (M. Bruinsma)
“Practising their profession has often become too uninteresting for well-trained designers” Hugues Boekraad, (uit: een interview, 28 Oktober 1999, website Post St.-Joost) Dit zinnetje slaat de spijker op zijn kop wat mij betreft, we willen meer en zijn opzoek naar wat dat dan kan zijn.
55
Enkele interessante projecten>>
(_4.8.4 Even tussendoor, het micronarratieve verhaal In het boek ‘de wereld moe(s)t anders’ wordt er aan een aantal studenten gevraagd wat hun verwachtingen zijn van het vak en hoe zij denken om te gaan met dit soort maatschappelijke vraagstukken. “moet ik me verantwoordelijk of zelfs aansprakelijk voelen voor alle dingen waar ik eventueel iets aan kan doen? Als dat zo is, zou ik met een voortdurend schuldgevoel leven” aldus Annelies de Vet. Ook zei ze dit: “Hoe moet ik me verhouden tot de grote hoeveelheid informatie die op me afkomt, de complexiteit van de wereld om mij heen?” Er heerst een duidelijk gevoel van onmacht en net zoals veel van haar generatiegenoten neemt ze haar toevlucht tot het kleine, het persoonlijke. “Het kleine kan ik begrijpen en vanuit begrip kan ik handelen”.>> Dit is inmiddels alweer 7 jaar geleden. Toen ik dit las moest ik denken aan de opdrachten die ik tijdens mijn studie heb gehad. Dit kleine verhaal was wat wij tijdens onze studie regelmatig gebruikten als uitgangspunt voor een opdracht. Het krantenknipsel uit de regionale krant, persoonlijke verhalen die we moesten schrijven en die daarna uitgewisseld werden in de klas, en die dan als uitgangspunt dienden voor een nieuw project. Neem iets dat je tijdens de schoolreis naar New York hebt meegemaakt als uitgangspunt etcetera. Het kleine verhaal ook wel, micro narratieve verhaal genoemd, dat iets groters kan representeren. In het boek ‘And justice for all...’ een uitgave van de Jan van Eyck Academy spreekt men over een mogelijke ontsnapping aan ‘de grote verhalen’ met hun historische en utopische gedachten door nadruk te leggen op het micronarratieve verhaal. “If collective ideals and ideologies have collapsed, it’s time for the ‘small history”. Sommige van de Avantgarde bewegingen zagen dit ook als uitvlucht. Maar veel kunstenaars en ontwerpers en theoretica maakte gebruik van deze verschuiving naar de micro sfeer en verklaarde zich ‘autonomoon’ en vielen terug in een soort van ‘l’art pour l’art’ houding. Met als gevolg dat ze zich niet meer afvraagden wat hun werk nu werkelijk betekenden. In het hoofdstuk over de publieke sfeer kwam al naar voren dat de kritische positie wordt gemarginaliseerd, beperkt tot universiteiten en kunstacademies met weinig effect of toepassing naar buiten toe. “critical art, design and theory are in need of public exposure. to give them a public meaning they should contribute to social and cultural disputes. Only through exposure can a micronarratieve prove it’s productivity to the public interest...”>> Wellicht is dit, micronarratieve verhaal, een vorm die ook nu nog naar buiten toe kan werken? Ik ben me bewust dat dit verhaal nog niet geheel duidelijk is. Het is meer een gedachtengang van mij die ik toch wilde meenemen in mijn scriptie)
>> uit: ‘De wereld moe(s)t anders’ (L. ten Duis, A. Haasse)
>> uit: “And justice for all... (Jan van Eyk Academie)
56
_4.9 Waag Society
De activiteiten van Waag Society zijn voornamelijk in samenwerking met andere instellingen en zijn veelal interdisciplinair van aard. Zo hadden ze al succesvolle samenwerkingsprojecten met bijvoorbeeld De Balie en Paradiso, waaruit dan weer nieuwe initiatieven zijn ontstaan. Bijzonder is hoe Waag society erin slaagt om zowel lokaal als nationaal als zelfs internationaal, zowel fysiek als virtueel, actief te zijn.>>
Hier wil ik een klein stukje wijden aan Waag Society omdat ik hun werk zeer interessant vind en aansluit bij de verschillende gebieden die naar boven zijn gekomen in het laatste hoofdstuk. De Waag, Maatschappij voor Oude en nieuwe Media, ‘Waag Society’ is hun roepnaam, is een kennisinstituut op het snijvlak van cultuur en technologie in relatie tot de maatschappij, het onderwijs, de overheid en het bedrijfsleven. (site de waag) De waag heeft een hoofdrol gespeeld bij het zichtbaar maken van de nieuwe verbanden rond digitale media. Zij theoretiseren er niet alleen over, maar leggen deze verbanden bloot en brengen ze in praktijk. Op deze manier wil de Waag een bijdrage leveren aan het ontwerp van de informatiemaatschappij. Waag Society volgt vier programmalijnen: Creative Learning, Interfacing Access, Public Research en Sensing Presence. Tevens is Waag Society door het ministerie van OC en W aangewezen als expertisecentrum voor culturele vakken en ICT.
_4.10 Ontwerpen voor het publieke domein Zoals in het eerst deel van mijn scriptie naar voren komt staat het publieke domein ernstig onder druk door de markt, massamedia en de individualisering. Een goed functionerend publiek domein is een noodzakelijke voorwaarde voor culturele democratie volgens het OC en W. Het publieke domein zou een plek moeten zijn waar meningsvorming plaats vindt, een openbaar gebied met een maatschappelijke functie. Ik heb dit aangeduid als een gebied waar de grafisch ontwerper wellicht een nieuw soort ‘maatschappelijk betrokken’ werk kan verrichten. Ik wil aan de hand van twee voorbeelden bekijken wat er nu al in die richting gedaan wordt. Daarbij ga ik kijken naar de onderwijs methode van Post. St Joost en een project opgezet door het bedrijf Bureau voor Tele(Communicatie), Historiciteit & Mobiliteit genaamd Inkijk/Uitruil.
De Waag Society houdt zich bezig met onderzoek, ontwikkelt nieuwe concepten en toepassingen, o.a. het ontwikkelen van software applicaties. Het programma richt zich op de vraag hoe mensen zich kunnen uitdrukken, hoe zij kunnen leren en hoe zij kunnen samen werken met (nieuwe) media. Zij richt zich niet op één bepaalde doelgroep, maar ontwikkelt voor allerlei doelgroepen verschillende projecten, ouderen, jongeren, professionele kunstenaars, verstandelijk gehandicapten. Zo ontwikkelde zij voor een verzorgingstehuis in Amsterdam, in samenwerking met kunstenaar Hans Muller, een Verhalentafel. Deze verhalentafel is een interactief programma gevuld met films, muziek en gesproken woord. De uitdaging voor de ontwerpers was om een meubel en programma te ontwikkelen dat gebruikers in de doelgroep van tachtig jaar en ouder (met vaak angst voor technologie) uitnodigt voor gebruik. De verhalentafel is een intuïtief te bedienen bron met beelden, geluiden en verhalen van vroeger en biedt de bewoners van het verzorgingstehuis de mogelijkheid om hun eigen ervaringen eraan toe te voegen.>> Ook ontwikkelde de Waag in 2004 op het internet een omgeving voor kinderen waar zij verhalen konden publiceren, zelf artikelen samenstellen en becommentariëren genaamd KidsEye. Ook biedt Waag Society kunstenaars en onderzoekers de mogelijkheid om in een medialab te werken aan projecten; innovatie en samenwerking staan daarbij centraal. Bij voorkeur hebben de onderzoeken een interdisciplinaire karakter.
>> www.waag.org
_ 4.10.1 Post-St. Joost methode: de Urban Graphic Designer Een nieuwe tijd vraagt om een nieuwe lesmethode, aldus Post-st.Joost. Het medium, de stijl en de boodschap zijn in deze nieuwe communicatie- en netwerkmaatschappij meer onderhevig aan verandering dan de methode die de ontwerper toepast. Om deze reden biedt Post-st.Joost geen medium specifieke opleiding, maar introduceert een methode die zowel bestand is tegen, als open staat voor technologische, economische en culturele innovatie. Het curriculum van Post-st.Joost is verdeeld in drie thema’s; identities; urban space and accessibility; en proposal and counter-proposal. De thema’s hebben een relatie met elkaar en vullen elkaar als het ware aan. “From the complexity of the person of the designer himself, the perspective shifts to that of the city and on to the design situation”. Aldus Post-st.Joost>> Doormiddel van onderzoek, analyse, presentaties en alternatieve scenario’s wordt zo een concept gevormd en uiteindelijk een ontwerp gemaakt. In de onderzoeken richten zij zich op de stedelijke complexiteit en zijn ze op zoek naar nieuwe vormen van openbaarheid. Dit alles wordt gevoed door vaktheorie maar ook inzichten en opvattingen buiten de wereld van het ontwerp zorgen voor verrijking en begeleiding. Dit is een zeer bewuste keuze, gastdocenten uit verschillende gebieden als, poëzie, forensisch onderzoeker,media en museums zijn nauw betrokken bij de projecten. Tijdens het onderzoek maken zij gebruik van een visueel essay. Dit is een verslag in beeld van het traject dat je tijdens je onderzoek aflegt. Het visueel essay dient als
>> Zie beeldbijlage Afbeelding 16
De ontwikkeling van toepassingen gebeurt in permanente samenspraak met en terug koppeling naar de verschillende doelgroepen. Deze methode noemen zij ‘users as designers’ en hun ambitie is deze te perfectioneren.
58
59
>> uit: ‘Copyproof’ (H.C. Boekraad)
ondersteuning en maakt het proces inzichtelijk. Zij gebruiken de stad, de publieke ruimte dus als hun onderzoeksterrein. Hun werk reflecteert naar mijn idee op de stad. Door de ruimte telkens opnieuw op een andere manier te ontleden komen zij tot nieuwe inzichten en nieuwe creatieve projecten. Zoals bijvoorbeeld het toepassen van poëzie in de stedelijke binnenstad van Breda. Door deze intieme gedichten te plaatsen in de publieke ruimte, verkennen zij hoe deze op elkaar reageren en tegelijkertijd verkennen ze ook de barrières tussen het zogenaamde ‘high’culture en ‘low’culture.>> Het is een bijzondere, vrij nieuwe onderwijsmethode die aansluit bij het idee dat er meer onderzoek gedaan moet worden en dat de grafisch ontwerper meer intellectuele kennis zou moeten hebben. Ook het samenwerken met verschillende disciplines wordt tijdens de opleiding al gestimuleerd. “We want the designers out of the tail end of the communications process. But they then need the tools to learn to think strategically. That is the only way we will be able to exercise more influence or power.”>> Deze tekst is gedeeltelijk gebaseerd op de introductie die Gert Staal schreef in het boek ‘Copy Proof’. Hij sluit af met deze woorden: “Designing for fellow designers may well lead to a celebrated career in the bosom of the minute in-crowd of the graphics world, but it is not the approach chosen by Post-St. Joost”.
(inclusief beheersysteem) die eenvoudig door buurtbewoners ingericht kan worden voor hun eigen buurt. In 2004 is een eerste prikbord gelanceerd in de Rotterdamse wijk ‘Ommoord’. Het geeft de inwoners de gelegenheid om op verschillende manieren wederzijds contact te leggen.
>> Zie beeldbijlage, Afbeelding 17 t/m 21
>> Interview met Gerard Hadders, website Post-St.Joost
_4.10.2 Felix Janssens, Inkijk-uitruil T(C)H&M, Bureau voor Tele(Communicatie), Historiciteit & Mobiliteit, omschrijft zichzelf als een ontwerpbureau voor de visuele cultuur. Binnen het bedrijf werken ontwerpers, kunstenaars, schrijvers en filosofen samen. Ze werken in opdracht en ontwikkelen ook zelf projecten. Het project Inkijk-uitruil is zo’n project dat op eigen initiatief is ontstaan. Geestelijk vader van het project is Felix Janssens het project is ontstaan om mensen deelgenoot te laten zijn van zijn gedachtegoed met betrekking tot de toenemende individualisering. Felix Janssens maakte al een reeks projecten rondom maatschappelijke ontwikkelingen. Ik wil daar hier nu niet uitgebreid op in gaan. Felix Janssens is ook kritisch ten opzichte van zijn vak. In 1993 richtte hij samen met Mark Schalken het ‘Sober denken genootschap’ op. Daarbij stelden zij een manifest op dat ze de titel ‘de zin van design’ meegaven. “We worden omgeven door een zee van informatie en overspoeld door een aanzwellende stroom beelden. De trends in ontwerpersland zijn: nieuw, groter, luxer en vooral meer. De beeldenstroom lijkt te ontaarden in een kakofonie van visuele nietszeggendheid”. Dit geeft zo ongeveer de strekking van het manifest weer.>> Het project Inkijk-uitruil is een digitaal platform voor een buurt of gemeenschap. Het inkijk/uitruil-freeware pakket is een complete website
De website bestaat uit een ‘buurtspionnetje’, een ‘garagesale’ en ‘mijn pagina’, waar elke buurtbewoner eenvoudig een eigen pagina kan maken en onderhouden. Het buurtspionnetje is een onderdeel dat, georganiseerd via webcams die de inwoners zelf bedienen, een kijkje kan geven in de huiskamer. Ook kan deze naar buiten gericht worden en zo wellicht ook als veiligheidscamera kan dienen. De garagesale is een soort marktplaats waarop de buurt allerlei spulletjes aan kan bieden aan elkaar.>> “Is dit een goede remedie tegen de vervreemding of is dit het failliet van het intermenselijk contact?”, vraagt een verslaggever in een radio-interview. Felix Janssens antwoordt hierop: “De straat is steeds verder gedisciplineerd, het gaat om veiligheid, het moet schoon zijn, het wordt een soort Tefal-laag waar niks meer kan gebeuren. Het internet kan een omweg zijn om weer interactie en discussie, of gewoon interesse in elkaar mogelijk te maken” . De verslaggever vraagt: “dus je hebt een omweg als het wereldwijde web nodig om buren met elkaar in contact te brengen?” waarop Janssens antwoordt: “…je kunt zeggen het is een tekort…je kunt ook zeggen het is een alternatief, een mogelijkheid om te gebruiken, om mee om te gaan, dat iets genereert, de problemen in de wereld lost het niet op, nee”.>> Ook hier komt weer die angst voor het internet naar boven. Ik ben het, zoals eerder al naar voren kwam bij de weblogs, met Janssens eens dat we het als alternatief moeten zien, misschien stimuleert het zelfs tot het meer openstaan voor intermenselijk contact.
>> uit: ‘De wereld moe(s)t anders’ (L. ten Duis, A. Haase)
60
61
>> Zie beeldbijlage, Afbeelding 22 t/m 25
>> uit: Radiointerview, www. inkijk-uitruil.nl
Conclusie In het eerste hoofdstuk van deze scriptie ben ik gaan kijken naar de relatie tussen grafisch ontwerp en idealisme. Daaruit kwam naar voren dat deze met elkaar verweven is vanuit de geschiedenis. Grafisch ontwerp reageerde op en ontwikkelde zich door de maatschappij. Deze voorbeelden speelden zich in een geheel andere tijd af en horen niet meer in deze tijd. Ik kwam hier tot de conclusie dat het goed is om opnieuw na te denken over maatschappelijk betrokken ontwerpen die in deze tijd passen. Vervolgens heb ik laten zien hoe de maatschappij veranderd is door o.a. technologische ontwikkelingen, massamedia en individualisering. Hier kwam naar voren dat een goed functionerend publiek domein van belang is voor de samenleving. Ook werd het belang van een onafhankelijke informatietoevoer besproken. Ik heb ervoor gekozen om uitgebreid een interessante vrij nieuwe ontwikkeling op dit gebied te bespreken. Met de komst van het internet en het Wereld Wijde Web is het mogelijk geworden om zelf media te maken. Hierdoor kunnen individuen van over de hele wereld elkaar verrijken. Ook zorgt het wellicht voor meer activiteit vanuit de samenleving en zou het een belangrijke stroom van informatie naast de commerciële stortvloed van informatie kunnen betekenen. Ik acht deze niet-commerciële stroom naast de commerciële belangrijk en denk dat wij grafisch ontwerpers hierin ook actief kunnen zijn. In het laatste hoofdstuk bekijk ik nieuwe ontwikkelingen binnen het grafisch ontwerp. Daaruit komt naar voren dat het vak momenteel erg bezig is met het zoeken naar een eigen rol. Hierin komen een aantal personen aan bod die nadenken over de toekomst van het vak. Enkele van de naar mijn mening interessante ideeën zijn: 1)De grafisch ontwerper dient over meer intellectuele kennis te beschikken. Ik denk dat dit vanuit de academies al gestimuleerd kan worden. Maar dat ook de beroepspraktijk zelf hier meer mee bezig zou kunnen zijn. 2)Het realiseren van een onderzoekstak voor het grafisch ontwerpen. Een omgeving waar ruimte is voor kennis, debat en presentatie zoals bijvoorbeeld in de architectuursector het NAi, Nederlands Architectuur instituut. 3)Kennis van oude en nieuwe media is naar mijn idee belangrijk voor de grafisch ontwerper. Weten wat er mogelijk is, zodat je ideeën zich niet beperken tot het gebruik van een bepaald medium. 4)Interdisciplinaire samenwerking zou naar mijn idee nieuwe perspectieven kunnen bieden. Samen met de ‘creatieve’ sector nadenken over meer maatschappelijk betrokken ontwerp.
63
Ook de begrippen interactiviteit en participatie komen vaak naar boven in deze scriptie. Zij zijn belangrijk bij het nadenken over nieuwe vormen van maatschappelijk betrokken ontwerpen. Ook is het publieke domein als onderzoek en werkterrein besproken, een gebied waar de maatschappelijk betrokken ontwerper actief kan zijn. Het inzichtelijk maken van complexe verbanden in onze mediacultuur kan ook gezien worden als een nieuwe maatschappelijke taak voor ‘ontwerpers’. Er wordt gewezen op het belang van beeldende, reflectieve en redactionele vaardigheden, van ontwerpers en kunstenaars die in een zich steeds vernieuwende maatschappij steeds belangrijker worden.
Is het naïef om te denken dat wij, grafisch ontwerpers, bij kunnen dragen aan een betere wereld? Ik denk dat we in ieder geval een poging moeten wagen.
Tijdens mijn onderzoek voor mijn scriptie kwam er een hoop nieuwe informatie op me af. Dat maakte me eerst wat onzeker maar het heeft me ook enorm enthousiast gemaakt. Ik ontdekte steeds meer informatie die ik nog allemaal wil opnemen en kreeg beter zicht op wat voor mogelijkheden mijn vak mij nog meer zou kunnen bieden. Ik heb in deze scriptie ontwikkelingen naast elkaar willen zetten om inzicht te geven in nieuwe richtingen en om over maatschappelijk betrokken ontwerpen na te denken.
Lenneke Heeren, januari 2006
Liever naïef, dan passief!
64
65
Bronnenlijst _boek _Bary, Isabel de Ne Pas Plier s.vp., tentoonstelling catalogus Uitgeverij, Stedelijk Museum Amsterdam, 1995 _Boekraad, Hughues C. e.a. Copy Proof, A New Method for Design Education 010 Publishers Rotterdam, 2000 _Duis, Leonie ten & Haase, Annelies e.a. De Wereld Moe(s)t Anders Uitgeverij De Balie Amsterdam, 1999 _Duncombe, Stephen Notes from underground, Zines and the politics of alternative culture Verso Publisher Londen & New York, 1997 _ Eyk, Jan van, Akademie “And justice for all… Ole Bouman (editor) Uitgeverij De Balie Amsterdam, 1994 _Eyk, Jan van, Akademie View to the future, Graphic design to-day and to-morrow Uitgeverij De Balie Amsterdam, 1997 _Langlois, Andrea & Dubois, Frédéric (edited by) Autonomous Media, Activating resistance & dissent Cumulus Press Montreal, 2005
67
_ Lectoraat Visuele Retorica & Post-St.Joost Ornament & rhetoric # 0.1 Uitgeverij onbekend 2003
_Rek, Wilma de ‘Wachten op Rinnooy Kan’ de Volkskrant 27 maart, 2004
_Mulder, Arjen Over mediatheorie NAi Uitgevers Rotterdam, 2004
_Thie, Merel ‘Macht omroepen beperken’ NRC Handelsblad 23 maart, 2004
_Reflect#01 Nieuw engagement NAi Uitgevers Rotterdam, 2003
_Artikelen _Lentjes, Ewan ‘Ontwerpers zijn geen denkers’ Items#6, 2003
_Wesselius, Jacqueline, Weringh, Koos van Grapus 85, tentoonstelling catalogus, de Beyerd Uitgeverij Reflex Utrecht, 1985
_Lentjes, Ewan ‘Boedapest -tussen weemoed en nieuw élan’ Items#1, 2002
_Waag Society Metatag Uitgever De Waag, Maatschappij voor Oude en Nieuwe Media Amsterdam, 2001
_Mooren, Maureen en Velden, Daniel van der ‘Beste ontwerpers…bedankt, de gebruikers’ Casco #7, 2004 _Vlemmings, Marc ‘Michael Rock, 2x4’ Items#2, 2004
_Krant _Gogh, Theo van ‘Alle publieke omroepen moeten weg’ de Volkskrant 28 december, 2002
_Internet _http://idie.enclavexquise.com/genoeggeweest/ Kleerebezem, Jouke ‘Genoeg geweest!, wat nu?’ 2000 (verschenen in Items)
_Lans, Jos van der ‘Koning burger vraagt om weerwerk’ NRC Handelsblad 1 november, 2005
_http://idie.enclavexquise.com/vormgevingontwerpen.html Kleerebezem, Jouke ‘Vormgeving ontwerpen’ 2001 (verschenen in de Witte Raaf)
_Mommaas, Hans ‘Ga niet langer werken: vrije tijd is geld waard’ NRC Handelsblad 2 juli, 2005
_http://www.stopdeuitverkoop.nl/manifest.html Stichting ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’ Manifest ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’. Amsterdam, September 2001
_Pessers, Dorien ‘Tegen de tirannie van het persoonlijke’ NRC Handelsblad 6 oktober, 2002
68
69
_http://www.globalinfo.nl/article/articleview/42/1/1/ Stad, Kees ‘Het gevecht om de ruimte’ 2002
_http://www.rebeccablood.net/essays/weblog_history.html Blood, Rebecca ‘weblogs: a history and perspective’
_http://www.waag.org/waagsite/ Waag Society/maatschappij voor oude en nieuwe media
_http://www.spunk.nl Een volwassen magazine voor jongeren, samengesteld door een team jonge makers
http://www.waag.org/faq_publiekdomein2.0 Internet; Publiek Domein
_http://www.zinebook.com Informatie over zines
_http://www.waag.org/verhalentafel/ Informatie over de ‘Verhalentafel’
http://www.indymedia.org Informatie over media-activisme & weblogs
_http://www.omroep.nl>> http://portal.omroep.nl/nossites/pubom Doelstellingen van de Publieke Omroep
_http://www.media-activisme.be Informatie over media-activisme
_http://www.bezorgdeomroepmedewerkers.nl Informatie Publieke Omroep
_http://www.opensource.org Informatie opensource, ‘vrije software’ http://www.wikipedia.org Vrije encyclopedie
_http://www.xs4all.nl/~maxb/infodrome.html Bruinsma, Max Infodrome Issuepaper, ICT & cultuur
_http://www.metahaven.net/mhPDF/metahaven_designresearch.pdf Velden, Daniël van der Design research (versus the content factory) Lezing Brussel Beursgebouw 2 december, 2005
_http://maxbruinsma.nl/items/index.html?vbo-inl.htm Bruinsma, Max ‘Voorbij het object’ 1t/m6 1) Het onzichtbare product 2) Goede zaken 3) Mooie dingen 4) The medium is the message 5) Vervuilde tekens 6) De geregelde gebruiker 1996 (Items)
_http://www.premsela.org/pdf/agenda.pdf ‘De Agenda’, Een forum over de toekomst van de Nederlandse vormgeving. 25-26 september, 2003 _http://www.stjoost.nl/studieinformatie/masters/index_mast_graphicdesign_nl.htm Boekraad, Hugues fragment interview 28 Oktober 1999 & Hadders, Gerard fragment interview 18 november 1999
_http://www.xs4all.nl/~maxb/div-ideal.htm Bruinsma, Max ‘Een ideaal ontwerp is nog niet’ 1999 (‘De wereld moe(s)t anders’) _http://www.firstmonday.dk/issues/issue3_12/barbrook/ Barbrook, Dr. Richard Artikel over: ‘The High Tech Gift Economy’ 1998
_http://www.tchm.nl/index.php?artikel=89 Rijk,Timo de, interview met Felix Janssens ‘A powerless visual culture’ 29 oktober, 2004
70
71
_http://www.tchm.nl/index.php?artikel=92 Drosterij, Gerard Inkijk/Uitruil: Een wijkwebsite en de discussie over kunst in de openbare ruimte 11, november, 2004 _http://www.inkijk-uitruil.nl Janssens, Felix Radio-interview _Scriptie _Bekema, Vera Interactie in een gedrukt medium 2005 _Heemskerk, Daphne 2005 _http://www.minitrue.nl/blogocratie Steeman, Jeroen, afstudeerscriptie ‘Hoe weblogs burgers weer bij de politiek betrekken’ 2005 _http://www.bloggenvoordepubliekezaak.nl Mulder Nienke, afstudeeronderzoek ‘bloggen voor de publieke zaak’ 2005 _Overige Werkplan Lectoraat Visuele Retorica van het grafisch ontwerpen Avans Hogeschool, Academie voor Kunst en Vormgeving / St. Joost, Den Bosch, Breda. 18 maart 2004
72