Liefste leider of leidster van Gouw Opsinjoor, Je hebt net het fantastisch spelboekje 70 Gouwe Spelletjes in handen gekregen waarin allerlei soorten spelletjes staan die je met je leden en leiding kan spelen. Er staan ook nog enkele tips in voor als het regent. Als je nieuwsgierig bent naar de inhoud van dit spelboekje, bekijk dan snel de inhoudstafel. Mooi meegenomen is dat het spelboekje in de borstzak van je hemd past. Je kan het dus tijdens elke scouts- en gidsenactiviteit meenemen en gebruiken. Het materiaal dat je nodig hebt, is beperkt, zodat je de spelletjes meteen kan spelen. We hopen dat je in de 70 Gouwe Spelletjes inspiratie kan vinden gedurende de tijd dat je in leiding staat. Spelen, bovenal overal! Veel plezier, Gouw Opsinjoor Tip: spelletjes voor oudere leden staan aangeduid met een ‘*’
Inhoud Inhoud ...........................................................3 Kennismakingsspelletjes ...................................4 Verdeelspelletjes .............................................7 Buiten .......................................................... 11 Bosspelen .................................................. 11 Pleinspelen................................................. 12 Hevige spelen .......................................... 12 Kringspelen ............................................. 13 Balspelen ................................................ 15 Groepsvormende spelen ............................... 16 Binnen ......................................................... 18 Kringspelen ................................................ 18 Groepsvormende spelen ............................... 21 Hevige spelen ............................................. 23 Slaapzakspelletjes ....................................... 28 Tips voor als het regent .................................. 30 1 op 1- spelen ............................................... 32 Gouw Opsinjoor ............................................. 35
Kennismakingsspelletjes 1. Het doek valt Materiaal: doek Twee groepen zitten tegenover elkaar. In het midden wordt een doek vast gehouden door 2 spelers. Een speler van elke groep gaat bijna tegen het doek aan zitten. Wanneer het doek valt, moeten de 2 spelers zo snel mogelijk de naam van de andere speler roepen. 2. Groepjes vormen De spelleider legt enkele vragen voor aan de groep, zoals “Hoe kwam jij naar de scouts vandaag?” De spelers die hetzelfde antwoord op de vraag geven moeten elkaar zoeken en in een groepje gaan staan. Vergeet niet om de antwoorden te overlopen. Dan stelt de spelleider een nieuwe vraag. Tip: je kan dit ook als verdeelspel gebruiken.
*3. De cirkel rond Materiaal: stoelen De spelers zitten in een cirkel. 1 speler start met een stelling te zeggen die voor hem waar is. Alle spelers voor wie deze stelling ook waar is schuiven een plaats op. Het kan zijn dat een speler op de schoot van zijn buur moet zitten. Enkel de bovenste spelers mogen verplaatsen. Wie als eerste op zijn oorspronkelijke plaats zit, is gewonnen. Stellingen in de groep gooien doe je met de klok mee, elk om de beurt. Voorbeeldstelling: mijn totem is een vogel, ik reis graag, … Variatie: met 1 stoel te weinig, vragensteller staat in het midden, de mensen voor wie de stelling ook geldt moeten van plaats veranderen. Wie geen stoel heeft is de volgende vragensteller. *4. Waarheid Vertel aan de groep 3 dingen over jezelf (straffe verhalen). 1 daarvan is niet waar. De groep moet raden welk.
*5. Namenspiegel Twee groepen staan met rug naar elkaar. Uit elke groep haalt de spelleider achterwaarts een speler naar het midden. De spelleider zet beide spelers met de rug tegen elkaar. Wanneer de overige spelers van beide groepen zich omdraaien, moeten ze zo snel mogelijk proberen uit te beelden wie er achter de rug staat van de speler in het midden.
Verdeelspelletjes 1. Estafette De groep verdeelt zich in duo’s, paard en ruiter. Vervolgens doet de groep een estafette of wedstrijd waarbij alle paarden hun gekozen ruiter op de rug hebben. Aan de finish maakt de spelleider bekend wie er gewonnen is. De spelleider scheidt de paarden van de ruiters, zo ontstaan er 2 groepen. Tip: voor 3 groepen: kamelen voor 4 groepen: Romeinse wagen 2. Eigenschappen
Verdeel de groep volgens het (meteorologisch) seizoen waarin ze jarig zijn. Er zijn 4 groepen. Alle spelers moeten op een rij gaan staan op schoenmaat. Verdeel de rij in gelijke groepen. Tip: deze principes kan je ook op andere eigenschappen toepassen.
3. Kaarten Materiaal: (speel)kaarten Deel speelkaarten uit. De spelleider kan de spelers samen zetten volgens categorie of getal. Deel kaartjes uit met dieren er op. De leden moeten elkaar zoeken aan de hand van het geluid dat het dier maakt. Tip: De spelleider kan de hoop speelkaarten aanpassen aan het aantal groepjes dat nodig is.
4. Hokjes Materiaal: lokaal met veel WC-hokjes of kamers Reken uit hoeveel spelers er per groep moeten zijn, bijvoorbeeld 20 spelers in 4 groepen is 5 spelers per groep. Laat de spelers om de beurt 1 van de 4 WC-hokjes kiezen. Zeg er bij dat ze het hokje op slot moeten doen als er 5 spelers in het hokje zitten. Als alle hokjes vol zijn, is de groep verdeeld in 4 kleine groepen.
5. Kleuren (vraagt wat voorbereiding) Materiaal: gekleurde stickers of papieren of stiften Kleef op voorhand onder een aantal stoelen of banken een gekleurde bol per zitplaats, naargelang het aantal spelers dat nodig is per groep. Speel een kringspel. Na het spel mogen de spelers onder hun stoel kijken en de andere spelers van hun kleur zoeken. De groepen zijn verdeeld Tip: dit principe kan toegepast worden op een uitnodiging met een code/kleur onderaan, briefjes in verschillende kleuren met de opdracht die ze krijgen, symbolen, figuren in het thema ... 6. Foto’s Materiaal: enkele foto’s Knip enkele foto’s in stukken, verdeel de stukken onder de spelers en laat ze de foto’s terug samenstellen. De groep is verdeeld.
7. domino Materiaal: gekleurd papier Speld bij elke speler één gekleurd papier op de rug en één op de buik. Zorg ervoor dat op de rug een andere kleur hangt dan op de buik. Na een spelletje kleurendomino ontstaat zo een kleurenketting. Verdeel nu de ketting in het gewenste aantal groepjes.
Buiten Bosspelen 1. Boomvoetbal Materiaal: bal, bos In het bos kiest elke speler een boom op geen al te grote afstand van elkaar. De spelers proberen een boom van een andere speler te raken met de bal, door op de bal te trappen. Als je een boom raakt, mag je vleeshoop doen op de eigenaar van de boom totdat die zijn eigen boom kan tikken. Wiens boom het minst geraakt is, wint. Tip: Een minder hevige, pijnlijke regel is aan te raden bij jonge kinderen. 2. Klassieke spelletjes maar dan in het bos Probeer de klassieke pleinspelen eens op een andere plaats (bv: dikke Bertha) *3. Baseball in het bos Materiaal: fluovestjes, baseballbat, bal, bos Hang voor de duidelijkheid een fluovestje aan de bomen die een honk zijn. Naar waar gaat de bal?
Pleinspelen Hevige spelen 1. Verover de lepel Materiaal: krantenpapier, pot met lepels, blinddoek Blinddoek 1 speler, de wachter, zet hem boven op een stoel en geef hem een knuppel van krantenpapier in de hand. Onder de stoel staat een ijzeren pot met lepels. De andere spelers, de rovers, proberen zo stilletjes mogelijk een lepel uit de pot te halen. De wachter bewaakt de pot met lepels. Als hij de rovers kan raken met de knuppel, moeten ze de lepel terugleggen. *2. Rauwdauw De spelers staan per 2 met de rug tegenover elkaar. Door de benen moeten ze de handen van de andere persoon vastpakken. Er is langs elke kant een lijn getrokken waarover de ene speler de ander moet proberen te duwen. De spelers mogen ook trekken.
*3. Mac Donalds De spelers lopen rond in een ‘afgebakend’ veld. De spelleider kan kiezen uit vier gerechten: frietje, hamburger, big mac of chicken nuggets. Als de speler ‘frietje’ roept gaan de spelers zo snel mogelijk op de grond liggen. De laatste valt af. Dit geldt ook voor de andere gerechten, maar: bij hamburger gaan de spelers per 2 op elkaar liggen, bij big mac per 3 op elkaar en bij chicken nuggets liggen de spelers per 4. De spelers die geen aansluiting vinden bij de combinatie vallen af. Tip: Je kan dit ook als verdeelspel gebruiken.
Kringspelen 1. Natuurdomino Elke speler zoekt enkele natuurvoorwerpen, waarvan hij/zij denkt dat niemand ze zal kiezen, in de onmiddellijke omgeving. Het aantal wordt vooraf bepaald. De spelers gaan in een halve kring zitten, ieder met zijn gehamsterde voorwerpen. Een speler start met een voorwerp in het midden te leggen. Wie hetzelfde voorwerp heeft legt het er naast en vult aan met een ander voorwerp. Er wordt domino gespeeld tot 1 speler al zijn voorwerpen kwijt is.
2. Combineer verschillende pleinspelen Voorbeelden: Chinese voetbal en vlaggestok, kat en muis en zakdoek leggen. 2 is te weinig, 3 is te veel en Pang Pang ... *3. Roostertrekken Materiaal: lint of touw De spelers staan hand in hand in een kring rond het "rooster" (d.i. bvb. een opgerold touw). Ze proberen elkaar op het rooster te duwen of te trekken. Wie op het rooster komt, valt af. 4. Vos en eend Materiaal: 2 grote ballen, 1 kleine bal In een kring geven de spelers 2 ballen door, dit zijn de vossen. Er is ook een kleinere bal in het spel, de eend. Omdat eenden kunnen vliegen, mag deze bal worden overgegooid. Nu moeten de vossen proberen de eend te pakken te krijgen. De vossen worden dus zo snel mogelijk doorgegeven in de richting van de speler met de eend. Als de vos en de eend tegelijk bij dezelfde speler aankomen, is de eend gepakt.
Balspelen 1. Bunkertrefbal Materiaal: bal Bunkertrefbal is een variant van het originele spel trefbal. Bij dit nieuwe spel staan de groepen niet lukraak in het veld, maar de spelers verschuilen zich in een zelfgemaakte bunker. Tip: je kan ook met meer dan 2 teams spelen. *2. fopbal Materiaal: bal De spelers staan in een kring met hun handen op hun rug. In het midden staat de 'fopper'. Hij moet proberen de spelers voor de gek te houden door afwisselend te gooien en net te doen alsof hij gooit. De spelers moeten de bal vangen, anders zijn ze uit. Maar bij een schijnbeweging van de fopper mogen ze hun handen níet laten zien, want dan zijn ze ook uit. Wie uit is, wordt de fopper.
*3. Voetbal met levende goal Materiaal: bal, 2 sjorbalken Er zijn, zoals bij klassieke voetbal, 2 ploegen met elk hun eigen goal. Maar anders dan gewoonlijk bestaat deze goal uit 2 spelers die een sjorbalk op hun schouders dragen en zich mogen verplaatsen. Dynamisch voetbal verzekerd!
Groepsvormende spelen 1. Menselijke rups Breng iedereen van de groep naar de overkant door allemaal naast elkaar te liggen en te rollen. De persoon die naar de overkant wilt, gaat verticaal op de spelers liggen en beweegt zo verder. 2. Levende twister De spelleider noemt telkens 1 kleur en 1 lichaamsdeel. De bedoeling is dat de speler met zijn/haar eigen lichaamsdeel, de kleur van een andere speler zijn/haar kledingstuk aanraakt.
*3. Rooster Materiaal: lint of touw, krijt of papieren met nummers Op de grond ligt een raster van 16 vakjes. In 15 vakjes staat een nummer. Enkel het middelste vakje is leeg. Elke speler gaat in een vak staan en krijgt een nummer waar hij/zij naar moet verhuizen. In elk vak mag er telkens maar 1 speler staan (dus ook geen 2 voeten van 2 personen) Het middelste vak mag wel gebruikt worden door meerdere spelers. Tip: Je kan het de speler moeilijker maken: niet praten ...
Binnen Vergeet niet dat de volgende spelletjes ook buiten in de frisse lucht gespeeld kunnen worden.. Zeker doen!
Kringspelen 1. Jackpot Materiaal: 1 of meerdere sets speelkaarten De kaarten worden verdeeld onder de spelers, die in een cirkel zitten. De lepels liggen in het midden van de cirkel (zoals op de tekening). Elke speler legt om de beurt een kaart op de stelen van de lepels. De opeenvolgende kaarten moeten van dezelfde soort zijn. De speler die niet kan volgen in de categorie legt 2 willekeurige kaarten op de hoop. Wanneer er een aas wordt gegooid dan mogen de spelers om ter snelst op de lepel die voor hen ligt, slaan. De kaarten vliegen in de lucht. De spelers proberen zoveel mogelijk kaarten te verzamelen. Hetzelfde gebeurt als er 2 gelijke kaarten na elkaar vallen, bijvoorbeeld: een 7. Wie de meeste kaarten heeft, wint het spel.
*2. Ha-Ka-Dosh De spelers staan in een cirkel. Bij elke klank (ha, ka of dosh) hoort een gebaar: Ha: bovenarm naast lichaam, met onderarm rechte hoek vormen en hand wijst strak naar voor. Ka: bovenarm naast lichaam, onderarm bijna dubbelgebogen naar boven, vuist maken Dosh: bovenarm naast lichaam, onderarm in recht hoek, maar tegen buik gedrukt. Hand wijst dus naar linkerbuur als je dit met je rechterarm doet. Een speler kan altijd kiezen of hij/zij actie onderneemt met de linkerarm of de rechterarm. De speler die aan de beurt is bepaalt wie de volgende is, zijn linker of rechterbuur. Ha of Ka met linkerarm: linkerbuur. Dosh met linkerarm: rechterbuur (je wijst dan immers naar rechterbuur). En vice versa. Een speler die een fout maakt gaat in het midden van de cirkel staan, roept zijn frustratie uit met een luidkeelse HARAKRI en beeldt dit ook uit (voorbeeld: neervallen, dolk door buik, ophangen aan touw,…).
3. Big Buddy (of Dikke poep) De spelers staan in een cirkel. 1 speler is “Big Buddy” (de hoogste in rang) en links oplopend krijgen de andere spelers een opeenvolgend nummer te beginnen bij 1.. Het spel start en de spelers zeggen: “Oh yes, Big Buddy, Big Buddy, Big Buddy”. In deze cadans gaat het spel verder. Verloop: Big Buddy zegt een nummer, de speler met dat nummer herhaalt zijn eigen nummer en zegt een nieuw nummer ... De spelers mogen ook terug sturen naar Big Buddy. Wanneer een speler fout of te laat is, zeggen de andere spelers: “Oh shit, Big Buddy, Big Buddy, Big Buddy”. De speler die de fout maakte gaat naar de laatste plaats en alle andere spelers schuiven een nummer op. Het doel is om Big Buddy te worden. Tip: Je kan Big Buddy veranderen naar Dikke Poep voor jonge leden. Tip: Je kan dit spel al wandelend doen in een treintje, dat is actiever.
Groepsvormende spelen 1. Kringblazen: Materiaal: ballon De spelers maken een kring en houden elkaars handen vast. De spelleider laat een ballon los in de kring. Het is de bedoeling de ballon zo lang mogelijk in de lucht te houden door te blazen.
*2. Blind tikkertje De helft van de groep staat in een grote kring, de andere spelers staan geblinddoekt verspreid in de kring. 1 speler wordt aangeduid als tikker. Binnen in de cirkel wordt tikkertje gespeeld. De spelers die in de kring staan, zijn de wand. Zij zorgen voor de veiligheid en sturen spelers terug de goede richting uit wanneer ze dreigen uit de kring te stappen.
*3. Ezel-drijven Materiaal: krantenpapier Er worden enkele groepen samengesteld. In iedere groep speelt 1 speler voor ezel. Nadat de ezels zijn weggegaan uit de groepen, geeft de spelleider de volgende uitleg aan de groep: “Het is de opdracht van je groep om je eigen ezel van punt A naar punt B te drijven, met ongeveer vier meter tussenruimte. Je krijgt enkele rolletjes krantenpapier. Je mag de ezel niet dragen. De winnaar is de groep waarvan de ezel het eerst aan de overzijde is.” Aan de ezels apart, vertelt de spelleider het volgende: “Je mag alleen vooruitgaan als je door de spelers van je groep ‘lief’ wordt behandeld bv: strelen, vriendelijk vragen. Word je daarentegen geslagen en krijg je verwijten naar je hoof, dan mag je geen stap voorwaarts zetten.” Na deze uitleg gaan de ezels terug naar hun groep achter de startlijn en wordt het startsignaal gegeven. Wellicht lokt dit spel een babbel uit?
*4. De stoel Materiaal: stoelen De spelers zitten verspreid in de ruimte, op een stoel. De spelleider staat recht. Er is één lege stoel. De spelleider daagt de groep uit: “zorg ervoor dat ik niet op de lege stoel kan gaan zitten, neem de lege stoel in als ik in de buurt kom. Zo komt telkens een andere stoel leeg te staan, en daar probeer ik dan heen te gaan. Jullie winnen als jullie me 30 seconden kunnen laten rondlopen”. Regels: fysiek hinderen mag niet / groepsleden mogen rennen, de spelleider mag alleen stappen / wie recht is gestaan, moét op een andere stoel gaan zitten.
Hevige spelen 1. De bewogen treinreis De spelleider vertelt een verhaaltje over een trein die in grillige bochten door de bergen rijdt. Roept de leider PATAPOEF dan springen de spelers recht. Is het bevel echter PATAKLAK dan zitten de spelers gehurkt en weerklinkt PATABOEM dan gaan de spelers liggen. De bevelen worden in willekeurige volgorde gegeven.
2. Tikkertje ● Tikkertje fiets De tikker probeert zoveel mogelijk spelers te tikken. Wie getikt is moet gebukt gaan staan. Om een getikte speler te bevrijden moet een vrije speler rond de getikte speler lopen en tegelijk doen alsof hij een band oppompt. ● Tikkertje plas (leuk als het regent) De tikker probeert zoveel mogelijk spelers te tikken. Om dit te voorkomen kunnen kinderen in een plas gaan staan. Wie in de plas staat mag 5 tellen lang niet getikt worden. Als je toch getikt bent, wordt je de tikker. *3. Vriend en vijand De spelers staan in een kring. Elke speler neemt 2 spelers uit de groep in het hoofd. De ene is zijn/haar vriend, de andere zijn/haar vijand. Na het startsein probeert elke speler zijn/haar vriend af te schermen van zijn/haar vijand door er tussen te gaan staan. Eventueel probeert de groep probeert tot stilstand te komen.
*4. Saaie vergadering Materiaal: stoelen De leiding dommelt in tijdens de groepsraad… Probeer dit dan eens. Verdeel de groep in een aantal groepjes met een specifieke taak. Zet alle stoelen binnen Zet alle stoelen buiten Zet alle stoelen op 4 poten Leg alle stoelen neer Zet alle stoelen op tafel Zet alle stoelen onder de tafel ... Plezier gegarandeerd! Tip: vergeet niet enkele stoelen buiten, op de tafel, onder de tafel, plat ... te zetten.
*5. Boer en koe Materiaal: kurk, aansteker, duister lokaal met hindernissen De spelers (koeien) worden geblinddoekt en gaan zitten op handen en voeten (verspreid in het lokaal). Ergens in het lokaal ligt een gebrande kurk. Wanneer een speler die te pakken krijgt, wordt hij/zij boer en is het zijn/haar taak om de aanwezige koeien te 'brandmerken' op de blote huid door middel van het roet op de kurk. Wanneer een koe gebrandmerkt is, mag hij/zij de blinddoek afnemen en aan de zijlijn de rest van het spel gade slaan. Wanneer de boer tijdens een worsteling met een koe zijn kurk verliest, worden de rollen omgedraaid. De winnaar is de speler die de laatste koe kan brandmerken.
*6. ...Minutenspel Materiaal: wekkerradio of timer, materiaal voor de opdrachten Elke speler krijgt per minuut een opdracht die hij moet uitvoeren op een blad. Sommige opdrachten zijn bedacht om elkaar tegen te werken. Voorbeeld: Opdr. 1: Zorg dat alle leden zo ver mogelijk uit elkaar blijven, Opdr. 2: Je roept “groepsknuffel” en haalt iedereen bij elkaar. Maak best zoveel opdrachten als er spelers zijn en schuif de opdrachten dan op papier telkens een plaats op. Zorg dat iemand de minuten in het oog houdt of dat je een wekkerradio in je lokaal zet. Tip: Ideaal om een dood moment in te vullen.
Slaapzakspelletjes 1. Dierengeluiden Materiaal: slaapzakken De helft van het aantal spelers gaat naar buiten. De andere spelers vormen, liggend, een kring en kruipen helemaal in de slaapzak. De eerste groep spelers komt terug binnen en elk gaat aan het hoofd van een slaapzak zitten. Ze maken daarbij dierengeluiden. Kan een speler in een slaapzak raden wie voor hem zit, dan komt hij eruit. Als alle namen geraden zijn, worden de rollen omgedraaid. 2. Wie werd gekidnapt? Materiaal: slaapzakken Alle spelers slaapzakwandelen: hoofd aan het voeteinde, zodat ze niet meer zien, maar toch nog kunnen wandelen. De spelleider neemt 1 speler mee naar buiten. De anderen kruipen uit de slaapzak en proberen te raden wie ontvoerd is. Wie juist raadt, mag de kidnapper zijn bij de volgende ronde.
3. Slaapzakverhaaltjes Materiaal: knuffeldieren, muziek, slaapzakken Alle spelers huppelen rond terwijl er muziek gespeeld wordt. De spelers hebben hun knuffeldier verstopt in een slaapzak. Als de muziek stopt, gaan de spelers per 2 staan. Ze ruilen de knuffeldieren en vertellen erbij hoe het dier heet. Dit wordt enkele keren herhaald, met telkens een ander verhaal: de naam, de plaats waar het dier vandaan komt, de hobby, grote belevenissen, Achteraf, in een kring, vertelt elke speler het verhaal dat bij de knuffel hoort, en probeert dan te raden aan wie het diertje toebehoort. 4. Ballonduiken Materiaal: slaapzakken, ballon, tape Elke speler heeft aan zijn voeteneinde een stuk (dubbelzijdige) tape hangen. Alle spelers krijgen een nummer en liggen in een cirkel. De spelleider roept twee nummers en gooit een ballon in de lucht. De spelers die hun nummer horen, proberen zo snel mogelijk om de ballon op te vangen en te laten kleven op hun slaapzak.
Tips voor als het regent Pas het geplande spel aan door paraplu’s, zeilen, tenten, potdeksels ... te verwerken in je spel. Bijvoorbeeld: ● Kapoenen moeten altijd per 2 onder een groot potdeksel lopen ● Er mag enkel schaar-steen-papier/bladsteen-schaar gespeeld worden onder 1 van de paraplu’s die in het bos hangt ● 2 is te weinig, 3 is teveel Materiaal: paraplu’s, zeilen, vuilzakken, potdeksels (voor de helft van het aantal leden) De spelers staan in een kring per 2 naast elkaar onder een paraplu. 2 spelers zijn de jager en de prooi. De prooi probeert onder één van de paraplu’s in de kring te gaan staan. Lukt dat, dan moet de speler die niet naast de prooi staat onder de paraplu weg en hij/zij wordt de nieuwe jager. De jager wordt op zijn beurt de prooi. Als de prooi wordt getikt door de jager, wordt de jager prooi en de prooi jager.
● *De grens Rol een dik trektouw uit en leg het op een lijn. Twee spelleiders staan op het touw. De spelers vertrekken op enkele meters afstand en kruipen bij het startsignaal zo snel mogelijk onder het touw. Wie laatst is mag een plaats op het touw kiezen. Speel dit tot er een winnaar is. Leuk in de modder!
1 op 1- spelen 1. Insectenrace (2 insecten zoeken, in een bakje of op een geplooid blad leggen, welk insect wint?). 2. Om de beurt een liedje zingen van Samson, K3 ... Wie de meeste liedjes weet, wint. 3. Om ter langste lucht zitten of boom zitten. 4. 2 spelers dagen elkaar uit: ze gaan rug tegen rug in de kring staan met gekruiste armen en proberen elkaar er uit te duwen, gebruik makend van hun achterwerk. Variant: de spelers proberen elkaar van een stoel te duwen. Variant: de spelers maken gebruik van een kussen. 5. Om het eerst met een krijtje een streep zetten om een bepaalde plek op het lichaam van de tegenspeler. Variant: een wasspeld hangen. 6. Dwerg-reus-heks: Dwergen kietelen aan de tenen van de reus, de reus maakt zich groot en wint van de heks, de heks maakt een echte geniepige heksenbeweging en betovert de dwerg. “Dwerg – reus – heks”, Start!
7. Om ter meeste suikerklontjes op de tong plaatsen. 8. Beste imitatie van een pauw, koe, tijger, ... *9. Om ter langste rijmen (om de beurt dichten op een zin met logische context). *10. Om ter eerst iedereen van de andere groep opheffen. *11. Twee spelers moeten om ter snelst van kleren wisselen. *12. Laat de spelers elkaar uitdagen: In wat ben jij beter dan de tegenpartij? Tip: pas 1 op 1-spelen aan het thema aan in een groot (bos)spel.
Spelen, bovenal overal!
Lore – Robbert - Goele Robin – Nils – Yentl Joke – Filip – Erik –Martijn/ Tinus Jolien - Nicolaas/Roeckie – Chelsea – Lieve Katrijn/Sneeuwpetrel – Rob/Kappe – Wouter/Vink Katrien – Wouter – Linde – Dorien/Springbok Elke – Caroline /Banteng – Matthieu Heleen
Gouw Opsinjoor District District District District District
Cantincrode:
[email protected] Molenbos:
[email protected] Ter Elst - Waverheide:
[email protected] Rupel:
[email protected] Dijle:
[email protected]
Open Kamp Opsinjoor:
[email protected] Gouwbureau:
[email protected]
Nationaal secretariaat Scouts en Gidsen Vlaanderen Lange Kievitstraat 74 2018 Antwerpen +32 3 231 16 20
[email protected] Noodnummer Scouts en Gidsen Vlaanderen +32 474 26 14 01
Vragen, opmerkingen of fijne nieuwtjes voor Gouw Opsinjoor of over de 70 Gouwe Spelletjes? Contacteer je districtscommissaris (DC) of het gouwbureau. Join us on facebook