Liefs van Annie
Liefs van Annie De mooiste brieven van Annie M.G. Schmidt Ingeleid door
Annejet van der Zijl
Q Amsterdam . Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2011
Uitgeverij Querido heeft getracht alle rechthebbenden te achterhalen; wie verder rechten kan doen gelden wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever om alsnog in een regeling te voorzien. De foto’s van Annie M.G. Schmidt zijn geselecteerd uit het Annie M.G. Schmidt Fotoarchief, het privéarchief van de erven Schmidt. Met dank aan Marcel Raadgeep.
Copyright brieven © 2011 erven Annie M.G. Schmidt Copyright inleidingen © 2011 Annejet van der Zijl Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Samenstelling: Annejet van der Zijl en redactie Querido Annotatie: redactie Querido, Flip van Duijn en Eva van Leeuwen Omslag: Brigitte Slangen Omslagbeeld: Mark Kohn Foto Annie M.G. Schmidt achterplat: Chris van Houts Verzorging binnenwerk: Hannie Pijnappels isbn 978 90 214 3958 7 / nur 301 www.querido.nl www.annie-mg.com
Inhoud
Annie en haar brieven [7] 1 Kapelle 1911–1931 ‘Als ik me eenzaam voel...’ [11] 2 Schiedam 1932–1934 ‘Met mijn nieuwe pa en ma...’ [15] 3 Amsterdam 1935–1941 ‘Hij zal me toch niet weer in de steek laten...’ [61] 4 Vlissingen 1942–1946 ‘...je zit hier wel heel erg achteraf’ [115] 5 Amsterdam 1946–1954 ‘Dag lieve jongen!’ [131] 6 Berkel en Rodenrijs 1954–1972 ‘...de roem komt me de neus uit’ [183] 7 Le Rouret 1972–1978 ‘Enkel nog wespen. En hondengeblaf’ [255] 8 Amsterdam 1978–1995 ‘Zie je nou wel...’ [343] Verantwoording [361] Personenregister [363]
Annie en haar brieven
‘Ik was zo blij met je brief!’ Het is een terugkerende uitroep in de uitgebreide correspondentie die Annie M.G. Schmidt onderhield met geliefden, vrienden, collega’s en andere mensen die belangrijk voor haar waren. En nooit was ze ongelukkiger dan wanneer hun brieven haar om welke reden dan ook niet konden bereiken, bijvoorbeeld tijdens de frequente stakingen bij de posterijen in de jaren zeventig in Frankrijk, waar ze destijds woonde. De postbode vormde haar band met mensen en een wereld waar ze op dat moment niet was, maar wel naar verlangde; hij leverde steun en afleiding in briefvorm en verzekerde haar ervan dat ze nog niet vergeten was. En misschien nog wel het belangrijkste: hij – of althans de brievenbus – functioneerde als een welkome en noodzakelijke uitlaatklep voor alles wat haar bezighield. Annie hield er niet alleen van om brieven te krijgen, ze schreef ze ook graag. En ze was er goed in. Haar brieven lezen als een dagboek – en dan een van het uitzonderlijk geestige en goed geschreven soort. ‘Willen behagen’ was immers, zoals ze ooit schreef, zowel haar beste als haar slechtste eigenschap. En dus beschreef ze haar lotgevallen, hoe alledaags, gênant of ronduit treurig ook, met zo’n aanstekelijke mengeling van zelfspot en overdrijving dat er bijna altijd een vermakelijk of op z’n minst boeiend verhaal ontstond. Dat had ook iets liefs: het was alsof Annie, die na een eenzame jeugd ondanks al haar successen nooit echt zelfverzekerd geworden was, zelfs in haar meest intieme kring nog bang was om verlaten te worden als ze niet leuk genoeg was. Tegelijkertijd is aan haar correspondentie af te lezen hoeveel plezier ze erin had om malle verhalen te vertellen en de draak met zichzelf te steken. ‘Ik heb ook altijd van die rare dingen,’ zoals ze toen als nog volstrekt onbekende bibliothecaresse ooit blijmoedig aan haar moeder schreef. Later zou ze eenzelfde voorval vaak aan verschillende mensen beschrijven, waarbij ze uiteindelijk zo schro7
melijk ging overdrijven dat de ware toedracht in alle erbij bedachte geuren en kleuren verdween. Maar het is niet alleen Annies stijl die haar brieven zo aanstekelijk maakt. Het is ook de heel eigen, vaak onconventionele manier waarop ze tegen de wereld om zich heen en de gebeurtenissen in haar leven aankeek. Terwijl heel Nederland in de jaren dertig nog meezwijmelde met het sprookjeshuwelijk tussen kroonprinses Juliana en haar met bijna goddelijke eigenschappen beklede echtgenoot, noteerde de zesentwintigjarige Annie na de laatste met eigen ogen aanschouwd te hebben met verfrissende nuchterheid: ‘Prins Benno grijnst altijd van top tot teen. Het is net of hij denkt: “Belazeren jullie mij maar – ik doe het jullie ook.”’ Even scherp en ongehinderd door wat ‘men’ behoort te vinden, oordeelde ze over anderen, en als het zo uitkwam, ook over zichzelf. Als er dus iets is wat haar correspondentie duidelijk maakt dan is het wel dat de toon en levenshouding waarmee ze het tot ‘schaduwkoningin van Nederland’ wist te brengen, geen voor dat doel bedachte aanwendsels waren: ze was en dacht gewoon zo. Ze kon het, zoals haar zoon eens opmerkte, eenvoudigweg niet helpen. In die zin kunnen haar brieven niet anders worden gezien dan als een onlosmakelijk deel van haar literaire nalatenschap. Jarenlang waren Annies talenten als briefschrijfster uitsluitend bekend bij de selecte groep familie, vrienden en vriendinnen aan wie ze geregeld schreef en die toch iedere keer weer blij moeten zijn geweest als ze weer zo’n cadeautje van haar in hun brievenbus vonden. Dat veranderde in 2002, zeven jaar na haar dood, toen haar zoon Flip mij toestemming gaf om voor haar biografie Anna te citeren uit honderden nooit eerder gepubliceerde brieven uit haar privéarchief. Daarnaast kreeg ik van vriendinnen of hun erfgenamen ook nog eens een honderdtal brieven tot mijn beschikking. Hoe dankbaar ik als biografe ook was met al dit prachtige nieuwe materiaal, als lezer vond ik het toen al jammer dat ik teneinde mijn boek handzaam te houden, er slechts beperkt en functioneel uit kon citeren. Ik ben daarom oprecht blij dat uitgeverij Querido heeft besloten de viering van Annies honderdste geboortedag luister bij te zetten met een uitgave waarin volop de ruimte gegeven wordt aan dit tot dusverre nauwelijks als zodanig erkende aspect van haar schrijverschap. 8
Bij het samenstellen van deze bundel bleek echter al snel dat er ook nu weer streng geselecteerd moest worden. Als briefschrijfster was Annie namelijk al net zo verbijsterend productief als op de andere terreinen van haar schrijversleven. Vanaf het moment dat ze het huis uitging schreef ze gedurende het grootste deel van haar leven wekelijks gemiddeld drie tot vier brieven. Dat betekent dat er in totaal zeker ettelijke duizenden bestaan moeten hebben. Het leeuwendeel daarvan is gericht aan de drie mensen met wie Annie zich emotioneel het meest verbonden heeft gevoeld: haar moeder Truida SchmidtBouhuijs, haar minnaar en levensgezel Dick van Duijn en haar zoon Flip van Duijn. Daarnaast schreef ze min of meer geregeld met werkrelaties annex hartsvrienden – bij Annie kwam van het een vaak het ander – zoals illustratrice Fiep Westendorp, voormalig collega Liesbeth Montagne, uitgever Reinold Kuipers en zaakwaarnemer John de Crane. Ten slotte waren er tal van mensen – zoals Gerard Reve en Hella S. Haasse – aan wie Annie incidenteel schreef. Van de ongeveer achthonderd brieven die we hebben weten op te sporen, zijn er 131 in deze bundel opgenomen. Bij de selectie is beoogd zowel recht te doen aan Annies kwaliteiten als briefschrijfster als aan haar reactie op de ‘grote’ gebeurtenissen in haar bestaan. Uitgaand van het idee dat het geheel zich zou laten lezen als het verhaal van haar leven – maar nu als het ware vanuit het heetst van de strijd en door haar zelf verteld – mocht ik als biografe de eerste keuze maken. Om de gaten in de correspondentie te overbruggen en de context waarin de brieven geschreven zijn te verduidelijken, zijn ze onderverdeeld in acht, ieder apart kort ingeleide, periodes. Bij het annoteren van iedere opgenomen brief is ter duiding van specifieke mensen of voorvallen zoveel mogelijk gebruikgemaakt van Annies eigen woorden uit brieven die de bundel niet haalden. Eindselectie en annotatie waren in handen van uitgeverij Querido, samen met Flip van Duijn. Tot slot: hoewel geprobeerd is Liefs van Annie zo zorgvuldig mogelijk samen te stellen, heeft deze bundel geen wetenschappelijke of literair-historische pretentie. Het doel was de lezer nog een keer te verrassen, te amuseren en te ontroeren met het veelzijdige talent en de unieke persoonlijkheid van een van Nederlands grootste schrijvers. 9
1
Kapelle 1911–1931
‘Als ik me eenzaam voel...’
Uit de eerste tweeëntwintig jaar van Annies leven zijn nauwelijks brieven bekend. Toch moeten die er wel geweest zijn. Zo schreef de hoofdredacteur van een kindertijdschrift in 1928 aan de destijds zestienjarige Annie dat twee versjes die ze hem had gestuurd zijn ‘hart gestolen’ hadden en dat hij wel hield van ‘ongegeneerde brieven’. De brief in kwestie is helaas nooit meer ergens opgedoken. Een andere verwijzing naar jeugdbrieven is te vinden in het in 1992 verschenen Wat ik nog weet, waarin Annie – op 20 mei 1911 geboren in Kapelle bij Goes – herinneringen ophaalt aan haar Zeeuwse jeugdjaren. Met verbazing en ook iets van afschuw beschrijft ze hierin hoe ze brieven van zichzelf als adolescent had gevonden en herlezen: ‘In de ouderdom herken je je niet meer als negentienjarige.’ De kans is groot dat ze de betreffende brieven na lezing heeft weggegooid, want op een paar fragmenten na is er in haar privéarchief geen spoor meer van te vinden. De enige twee brieven uit Annies jeugdjaren die zowel de tand des tijds als de weggooidrift van hun maakster hebben overleefd, dateren uit 1919 en/of 1920. In al hun kinderlijke onhandigheid geven ze een mooi beeld van de manier waarop de toen achtjarige ‘Zus’ hunkerde naar afleiding en gezelligheid, beide zo ver te zoeken in de koude en kale dorpspastorie waar ze opgroeide.
11
Aan Wim Schmidt1 1919
Kapelle2 Lieve Wim, Ik wil toch ook eens een brief aan jou schrijven maar als ik alleen een brief aan iemand schrijf dan komt hij toch niet op de post maar als Wim of Moe of Pa er ook nog een briefje bij schrijven dan komt hij op de post. Als ik me verveel ga ik maar wat tekenen. Daar houd ik o zo veel van. Met de poppen spelen ook wel maar dan moet er nog een meisje bij zijn. Anders ben ik kwaad op de poppen en dan kijk ik ze niet aan. Als ik me erg verveel en ik geen potloodje kan krijgen dan speel ik soms met de poppen. Ik heb er drie en ook een beertje. Ze zijn altijd héél zoet. Ik kan al lang lezen want ik ga bijna twee jaar op school en rekenen kan ik ook al en taal en ik schrijf ook al met de pen op school. Om negen uur gaat de school bij ons ’s morgens aan en om half twaalf uit en om half elf mogen we dan een kwartiertje spelen op het schoolplein en ’s middags gaat de school om één uur aan en om vier uur uit en we mogen dan om half drie een beetje spelen. Nu dag Wim. Hartelijke groet van Pa en Moe. Zusje3 1 Willem Arie Schmidt was Annies acht jaar oudere broer. Hij logeerde op dit moment bij familie. Veel contact hadden de twee niet, deels vanwege het leeftijdsverschil, deels door het grote verschil in persoonlijkheid. Tussen Wim en Annie waren nog twee meisjes geboren, die allebei Anna Maria Geertruida werden gedoopt, maar die overleden beiden al als baby. Annie was dus de derde dochter met deze naam. 2 Kapelle was destijds een tamelijk geïsoleerd dorpje, liggend op het Zeeuwse schiereiland Zuid-Beveland, dat in deze jaren vooral in het teken stond van het boerenbedrijf en de opkomende tuinbouw. 3 Annie werd gedurende het eerste deel van haar leven ‘Zus’ genoemd, zoals gebruikelijk bij oudste of enige dochters in die tijd.
12
Aan Truida Schmidt1 1919 of 1920
Lieve Moeke, Hoe gaat het met u?2 Met mij gaat het goed. Morgen mag ik de hele dag naar mevrouw Brugge.3 Bevalt het u nogal in Utrecht? Wilt u mij alsjeblieft een paar slobkousjes nabrengen en dan hoeft u anders niets meebrengen. Ik zou dolgraag een paar slobkousjes hebben. Nellie4 heeft er ook. Toe, doe het maar. Dan hoeft u heus niets anders mee te brengen. Toe maar, dan bent u lief. Nellie heeft al een verlanglijstje aan St. Nicolaas5 geschreven. Ze legde het op haar nachtkastje. En ging naar bed, toen hoorde ze midden in de nacht tegen het nachtkastje tikken. En toen ze ’s morgens opstond was het nachtkastje weg. Haar Moeder zei dat St. Nicolaas dat gedaan had. Als u thuis bent zal ik mijn verlanglijstje ook eens op mijn nachtkastje leggen. Nu weet ik niet meer wat ik schrijven zal. Dus ik zal maar uitscheiden. Dag lieve Moeke, veel groeten van Wanne6 en mij. Zusje
1 Geertruida Maria (‘Truida’) Schmidt-Bouhuijs was de moeder van Annie. Ze was in 1900 getrouwd met dominee Johannes Daniel Schmidt. 2 Op dit moment logeerde Truida bij een zuster in Utrecht. 3 Dorpsgenote uit Kapelle. 4 Klasgenote van Annie. 5 Het leven op de protestantse pastorie was sober en zuinig en aan frivoliteiten als sinterklaasvieringen werd niet gedaan, dit tot verdriet van de jonge Annie. 6 Johanna (‘Wanne’) Toolens was de dienstbode op de pastorie.
13
2
Schiedam 1932–1934
‘Met mijn nieuwe pa en ma...’
Gedurende haar puberteit vertaalde Annies behoefte aan aandacht zich in een reeks ongelukkige verliefdheden, en nadat ze na haar eindexamen aan de hogere burgerschool (hbs) in Goes in navolging van haar broer notariaat was gaan studeren in Den Haag, was de zoektocht naar liefde de hoofdrol gaan spelen. Dit resulteerde in een ongewenste zwangerschap. Hoe die precies is afgelopen, is nooit helemaal duidelijk geworden, maar zeker is wel dat ze na een korte episode in Duitsland – officieel als au pair – in het voorjaar van 1932 alleen terugkeerde naar het ouderlijk huis in Kapelle. Al met al had ze later weinig reden om met plezier terug te kijken op het eerste deel van haar leven, en het is dus niet verbazingwekkend dat ze later zou besluiten de herinneringen eraan in de prullenmand te laten verdwijnen. Anders lag dat voor de periode vanaf september 1933. Op aanraden van Piet Callenfels, een vriend van haar moeder, was ze het jaar daarvoor als vrijwilligster in de leeszalen van Vlissingen en Middelburg gaan werken, en dat beviel zo goed dat ze zich had aangemeld voor de opleiding tot bibliotheekassistente aan de Haagse Bibliotheekschool. Haar correspondentie uit die jaren zou ze grotendeels wel bewaren – en dat lijkt geen toeval, want deze periode behoorde tot de gelukkigste en meest vormende van haar leven. Zowel op de opleiding als bij het drukke, gastvrije huishouden van fabrikant Cor van der Burg in Schiedam waar ze in de kost was, bleek ze zich wonderwel thuis te voelen. ‘’t Is hier altijd even gezellig en vrolijk in huis, altijd hebben we plezier,’ schreef ze verrukt aan haar moeder. Dit overigens tot nauw verholen jaloezie van de laatste, die vanuit haar 15
Zeeuwse dorp dan ook weinig lijkt te hebben nagelaten om op het schuldgevoel van haar dochter te werken. De lange epistels waarin Annie bijna dagelijks verslag deed van haar wel en wee, getuigden nog niet direct van het serieuze literaire talent dat haar ambitieuze moeder haar toeschreef, maar ze tonen wel hoe makkelijk en vlot ze toen al schreef. Het is duidelijk dat de waardering voor haar humor die haar in haar nieuwe ‘familie’ ten deel viel, wonderen deed voor haar zelfvertrouwen – ook op papier. Vooral in de levendige beschrijvingen schemert al iets door van de humor en karakteristieke toon waarmee ze later zo beroemd zou worden. Een scherpe opmerkingsgave kon de bibliothecaresse in spe evenmin ontzegd worden: met enige regelmaat verwijst ze in haar brieven naar de sombere politieke en economische situatie, die steeds meer schaduwen wierp op het dagelijks leven.
16
Aan Truida Schmidt begin september 1933 Liefste thuis, Eindelijk een uurtje om een lange brief te schrijven. Ik zal maar beginnen bij de reis. Gelukkig dat ik een briefje meekreeg en later een telegram van die vriendelijke conducteur. Ik was wanhopig toen ik merkte dat Pa het kaartje had gehouden. Weer echt iets voor mij. Verder was de reis gewoon en vervelend. Ton1 stond in R’dam aan de trein; ik kende hem direct. In een paar minuten waren we met de auto thuis, waar mevrouw2 wachtte met de thee. Eerst heb ik mijn kamer bezichtigd; die is zo snoezig, schattig gewoon. En de slaapkamer ook. Er is een vaste wastafel ook en alles even prachtig. Diepe kasten en een kastje om op slot te doen, een theetafel en een boekenkastje. Moeder, als je hier heen komt met oktober, dan moet je maar niet naar Rotterdam, dan kom je maar gelijk hier en dan kunnen we altijd nog naar R’dam gaan theedrinken. Maar ’t zou zonde zijn als je m’n kamer niet zag. Mia3 was nog niet thuis, maar wel Jet,4 de getrouwde dochter met haar man. Die zijn allebei erg aardig. We hebben buiten thee gedronken en zijn toen naar binnen gegaan, de kamer in, gezellig. Toen kwam Mia met verloofde (een beetje een raar ventje). Maar zij is heel lief. ’s Avonds heb ik nog 2 koffers uitgepakt en alles opgeborgen en om 12 uur lag ik in bed. Om 8 uur moest ik er weer uit. ’t Bed is ook lekker. Toen vanmorgen naar Den 1 Ton, de enige zoon van Annies kostfamilie Van der Burg, was eerstejaarsstudent in Rotterdam. 2 Mien van der Burg-Bliek. 3 Mia, de jongste en enige nog thuiswonende dochter van het gezin Van der Burg. Ze studeerde Indisch recht in Leiden en was verloofd met Bob, die minder bij Annie in de smaak viel: ‘Hij kan niet goed tegen plagen en zal me dus wel een draak vinden.’ (Aan Truida Schmidt, november 1933) 4 Jet was de middelste dochter van de Van der Burgs – ‘een beeldje’ aldus Annie aan haar moeder. Jet was journaliste bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant en getrouwd met Piet van Traa.
17
Haag. ’t Is een heel eind lopen hier naar ’t station. In Delft kwam Do5 bij me en samen zijn we naar de cursus6 gegaan. Nu dat viel erg mee. Dr. Greve7 kende me nog van ’t examen. We zijn met 11 meisjes. Enkele, vooral één uit Dordt, vond ik heel lief. Dr. Greve geeft prettig les; hij is erg geestig en boeiend maar je moet wel ingespannen luisteren. Hij vraagt ieder op z’n beurt wat. Een meisje was erg dom en zei alles verkeerd en toen heeft hij haar zo uitgebekt. Het kind zat te trillen op haar stoel. Toch niet aardig voor de eerste keer. Gelukkig maakte ik een erg goeie beurt. Ik wist alles wat hij vroeg en van één ding was ik de enige die het wist. We kregen een gratis leesabonnement op de Haagse O.L.8 en bibl. Die 150 gulden hebben ze ontvangen. Om 12 uur zijn Do en ik naar Wim gegaan.9 Nou, dat viel me helemaal niet mee. Ze hadden niet in ’t minst hun best gedaan alles een beetje netjes te maken. Integendeel! ’t Zeiltje lag op tafel en alles zag er rommelig uit. Margarine in de vlootjes en bovendien kwam Bernhard demonstratief met het pak margarine aanlopen toen het op was. Ik was zo woedend en verontwaardigd. Heb niets gezegd natuurlijk maar ik vond het vreselijk en schaamde me diep voor Do, die heel minachtend zat te kijken. Natuurlijk heb ik Wim geen gulden gegeven. Wat moet ik nu doen, moeder? Moet ik Do nu volgende week weer mee daarnaar toe nemen? Bovendien is Wim er dan niet. Of moet ik zeggen dat ze nu voortaan maar bij haar grootmoeder moet gaan eten? ’t Is zo vreselijk pijnlijk. Ik begrijp niet dat Wim daar niet een beetje op gelet heeft. 5 Do Ghuysen was een klasgenote en vriendin van Annie, die stage liep in de leeszaal te Delft. 6 Op maandagen hadden de studentes van de bibliotheekcursus een landelijke cursusdag in Utrecht. 7 Directeur van de Haagse Bibliotheekschool. 8 Openbare Leeszaal te Den Haag. 9 Annies broer Wim was inmiddels assistent-notaris en woonde in Den Haag in een pension, samen met een vriend, Bernhard, en met ‘oom Ip’ en zijn vrouw ‘Mam’. Annie vond het er niets: ‘Ik geloof dat het hoog tijd wordt dat Wim maar trouwt. Ik vind het zo’n rommeltje daar. ’t Is zo vies en zo slordig en zo ongeregeld.’ (Aan Truida Schmidt, 27 november 1933)
18
’t Was zelfs zo erg dat ik Do erover heb gesproken, mijn excuses heb gemaakt en heb gezegd dat dat de schuld is van Wim. Geef me gauw raad, Moeder, en zeg wat ik doen moet. Vanmiddag weer cursus. Dr. Greve was in een plaagzieke bui en was erg aardig. Hij was verontwaardigd toen ik vertelde dat we in Middelburg, als de mensen over tijd zijn met hun boeken, de overtreders, ‘boete’ geven. ‘Wij noemen dat geen boete,’ zei hij, ‘wij noemen het “leesgeld”. Boete dat klinkt net of de mensen ’k weet niet wat gezondigd hebben.’ Toen vroeg ik hoeveel ‘leesgeld’ dat dan was. ‘Een dubbeltje,’ zei hij. Toen zei ik: ‘Ik betaal toch liever vijf cent boete dan een dubbeltje leesgeld,’ en toen moest hij erg lachen. Na 4 uur zijn Do en ik naar de Bonneterie10 gegaan om een jurk voor haar. Dat is nou de duurste zaak van Den Haag en ik vind CenA11 nog mooier en veel meer keus. Ze heeft een lelijke slobberjurk gekocht. (Nou heb ik geen vulpen en toch lekt ie.) Tegen 6 uur was ik weer hier in Sch. en kon direct aan tafel gaan. ’t Eten was net als bij ons thuis. Precies eender en net zo lekker. Ponto12 is engelachtig. Hij kan een heleboel kunstjes. Hij balanceert een klontje op z’n neus en vangt het dan weer op en nog veel meer. Hij heeft maar een vijand, de poes van juffr. Bok.13 Zo, en nu is ’t net na ’t eten en ik kijk uit op de haven. Morgenmiddag om 1 uur begint de poppenkast hier. Ik heb een massa houtjes van mevrouw gekregen. Ik voel me hier al helemaal thuis. ’t Aardigst is meneer, die kan ook zo grappig zijn. Ik zou graag dit kantje ook nog vol schrijven maar ik ben zo moe en kan niet meer. Hoop maar dat je nu tevreden bent. Schrijf je nu 10 Het Amsterdamse modewarenhuis Maison de Bonneterie had in 1895 een filiaal geopend in Den Haag. 11 De keten van kledingwarenhuizen C&A, genoemd naar Clemens en August Brenninkmeijer, opende in 1861 de eerste winkel. 12 Hond van Mia van der Burg. 13 Directrice van de leeszaal aan de Lange Haven in Schiedam. ‘Ze is altijd aan ’t honen en plaagt me ook altijd met mijn gepoederde neus wat ze voor een domineesdochter niet gepast vindt.’ (Aan Truida Schmidt, september 1933)
19
ook gauw. Heb je mijn briefkaart gauw gekregen of niet? Jet en haar man hebben hem in R’dam gepost. Ik ben hier ook weer Zus, hoor. De oudste dochter heet hier Annie14 en nu vonden ze dat zo lastig en nu is het weer Zus. Maar ik vind het voor mezelf veel prettiger klinken. En nu eindig ik weer. Schrijf gauw. Dag. Veel liefs en veel kussen en kom maar gauw hier. Daaaaag. Wim heb ik niet apart gesproken maar je hebt de groeten. Dag.
14 Annie was de oudste en al getrouwde dochter Van der Burg. Om verwarring te voorkomen werd Annie Schmidt in het gezin ‘Zus’ genoemd, net als in Kapelle.
20
Aan Truida Schmidt begin oktober 1933 Donderdagavond Liefste Moeder, Jij hebt het festijn1 nu al achter de rug, hè? Ik weet eigenlijk helemaal niet hoe het gegaan is. Je schreef me alleen dat je woensdag er naar toe ging. Hoe en wanneer je terugkwam, dat schreef je niet. Enfin, dat hoor ik nu wel gauw. Je zult me wel veel te vertellen hebben. Het zal er wel mondain toe zijn gegaan. Zo’n lief jong paartje! Ik zit op de studiezaal2 te schrijven, heerlijk rustig. Ik moet toezicht houden, maar er zit geen kip, dus erg druk heb ik ’t niet. Gisterenavond ben ik met mijn nieuwe Pa en Ma3 naar de bioscoop geweest in Rotterdam, de film ‘Marokko’ werd gegeven met Marlene Dietrich.4 Ik heb genoten, ’t was zo prachtig. Je zou hem denk ik niet mooi gevonden hebben; meneer en mevrouw vonden het ook niet mooi. Daar zijn jullie te ouderwets voor. Maar ik vond hem schitterend. In het voorprogramma zagen we o.a. de rechtszitting in Leipzig met Van der Lubbe,5 erg interessant, en verder de inscheping van 300 Franse gevangenen naar Cayenne.6 De stakkerds, en er waren zulke schattige boevengezichten bij. Dat was vre1 Een huwelijksfeest in Truida’s kennissenkring. 2 Annie was volontair bij de leeszaal in Rotterdam. 3 Op Cor en Mien van der Burg was Annie al heel snel bijzonder gesteld: ‘Meneer is een reuze snoes en mevrouw trouwens ook.’ (Aan Truida Schmidt, november 1933) 4 Marlene Dietrich, filmactrice en zangeres, speelde met Gary Cooper in de door Josef von Sternberg geregisseerde film Morocco (1930). 5 In het voorprogramma van bioscoopfilms werd destijds het Polygoon-journaal uitgezonden. Marinus van der Lubbe was een Nederlandse communist die eerder dat jaar wegens brandstichting van de Reichstag, het Duitse parlementsgebouw in Berlijn, ter dood was veroordeeld. 6 Hoofdstad van Frans-Guyana. Het voor de kust gelegen Duivelseiland was van 1852 tot 1946 een beruchte Franse strafkolonie.
21
selijk griezelig, te weten dat die lui voor hun leven naar de hel werden gestuurd. De film was van 7 tot 9, na afloop zijn we poffertjes gaan eten. Dat kwam omdat we voorbij een poffertjeskraam liepen en ik zei dat ik nog nooit poffertjes gezien, laat staan gegeten had, en dat vonden ze toch zo gek en toen zijn we er in gegaan. Piet en Jet7 waren er ook bij en ’t was erg leuk in zo’n klein kamertje. Ik heb twee porties verorberd en ik vond ze erg lekker. Ik wou later tenminste de bioscoop betalen, maar ze wilden er niets van weten. Woensdag is er een hele scène geweest met Ton.8 Dat is een nare, vervelende jongen. Hij zit altijd te dreinen en te plagen en zijn moeder verwent hem duizendmaal zo erg als jij mij ooit hebt gedaan. En toen zat hij weer erg brutaal te doen tegen zijn moeder. Toen werd meneer kwaad en trapte hem de deur uit en hij had nog niet eens ontbeten. En mevrouw in tranen en die verweet natuurlijk meneer dat hij zo hard was en die lieve [hier zit een grote inktvlek op de brief, red.] jongen zonder eten de deur uit stuurde. Als je soms denkt dat ik geen inktvlekken kan maken! ’t Was erg akelig, voor mij ook pijnlijk, maar nu is het allemaal weer in orde. Wat heb je zalig weer gehad gisteren, hè? Hè, ik verlang er echt naar dat je me schrijft hoe je het gehad hebt. Daar kwam net een man aan me vragen een boek over hengelsport en ik had geen idee waar het uithing. Maar dat laat ik natuurlijk nooit merken en dan doe ik net of ik het weet en wandel naar een plaats in de kast toe, en dan zeg ik: ‘Hé, staat het hier niet? Daar moet het toch staan, dan hebben ze het verkeerd neergezet,’ en dan ga ik zoeken tot ik het heb. In mijn gewone zwarte schoenen is nu ook al weer een groot gat. Dat komt van dat eeuwige staan en lopen. Direct zijn mijn schoenen door.
7 Middelste dochter Van der Burg en haar man. 8 Zoon van Van der Burg.
22
Nu krijg ik maandag van Wim die 25 gulden en weet je wat ik dan ook ga kopen? Een bril. Hier is een brillenwinkel die je een oogarts uitspaart, zo goed is hij. En dan draag ik hem niet altijd maar alleen maar als ik in de verte moet kijken; dat doet tegenwoordig iedereen. Mevrouw is ook altijd haar sleutelmandje kwijt en eeuwig haar bril. Morgen krijg ik visite van Do met haar directrice. Ze komen per auto. Ik zal maar een beetje uitpakken, vind je niet? En fijne koekjes presenteren en zorgen dat alles keurig is. Wat mijn kamer trouwens altijd is: ik sta van mezelf versteld! Zelfs de kast is netjes, alle broekjes op elkaar en alle onderjurken. Maar misschien komt dat alleen omdat ik hier nog maar zo kort ben. Rika, onze intelligente dienstmaagd, liet vandaag een schaal met chocoladevla op de grond vallen. Gisteren liet ze de vleesmolen op de juskom vallen en was toen hoogst verbaasd dat de kom kapot was. Zo-even had ze het over een pinkenees waaruit we na lang nadenken begrepen dat ze een pince-nez bedoelde. Nu, dan kun je toch nog beter Wanne9 hebben. Als je tegen Rika zegt: ‘Zet de snijbonen maar op ’t gas,’ dan moet je erbij zeggen: ‘en steek dan het gas aan.’ Het breiwerk was al een heel eindje en toen begon ik te knoeien. Ik kan niet breien, dat weet je wel. Gewoon recht dat gaat wel. Maar zodra ik moest minderen ging het mis. Toen heb ik het helemaal uitgetrokken en ben met het geduld van een engel opnieuw begonnen en nu gaat het best. Ik doe het dolgraag het is een heerlijk werk. Een meneer kwam een pen te lenen vragen en nu heb ik hem de mijne maar gegeven. En eindig nu maar met potlood. Ik hoop zo dat er morgen een brief van je is. Goed zeg, leuk de 25e oktober. O, ik geloof dat de Cals10 best in de smaak zullen vallen bij de Van der Burgs. 9 Dienstbode van Truida. 10 Piet Callenfels was de vriend van Truida die haar op het idee had gebracht om Annie een bibliotheekopleiding te laten volgen. Hij was inspecteur van de Levensverzekeringsmaatschappij Olveh te Goes en sympathisant van de omstreden rechtse Nationaal-Socialistische Beweging (nsb), die in deze crisisjaren grote aanhang verwierf in Nederland. Met ‘de Cals’ werden hij en zijn vrouw bedoeld.
23
Ik heb aan juffr. De Meester11 geschreven, ze zal wel gauw terugschrijven, denk ik. En nu: schrijf gauw en veel! Dag, groeten aan Pa. Veel liefs en kussen van je Zus
11 Directrice van de leeszaal in Middelburg, waar Annie in 1932 volontair was geweest.
24