ik ben mogelijk
Maud Vanhauwaert ik ben mogelijk
gedichten
Q Amsterdam · Antwerpen Em. Querido’s Uitgeverij bv 2011
Copyright © 2011 Maud Vanhauwaert Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 an Amsterdam. Omslag Brigitte Slangen Binnenwerk Hannie Pijnappels isbn 978 90 214 3931 0 / nur 306 www.querido.nl
in de put waar alles opeengestapeld ligt wat mensen ooit vergaten: een geruit vestje een fietssleutel, de belofte om nog een keer langs te komen, mijn naam ligt ook een geschubd zenuwachtig pootje
5
Verenigde straten
een stad is ook maar verenigde straten ze plakt met kauwgum aan elkaar bakkers rollen deeg de dag in een meeuw schijt zich uit tegen het raam een vrouw verplaatst bloempotten een man is in het buitenland daar ben je internationaal om vier uur klinkt de schoolbel polyfoon in de winkels hangen meisjes in de rekken stijve tepels tegen de reling van de autosnelweg internet doet het weer niet meer bussen rijden naar de parking nergens uitgenodigd bij het groot vuil op dinsdagavond is het warm maar het is maandag en er liggen al zeventien ballen op het dak
9
vroeger was ze uitgestrekt nu nog een gevouwen duin glimlachen zegt ze is een act tegen de zwaartekracht tussen twee huizen door huilt ze schuilend of andersom zoals je bij een sjaal denkt aan de kou zo denkt ze aan het leven thuisgekomen haalt ze het speelplein onder de nagels van het kind vandaan raadt granaatappels juist op tv gaat slapen zo uitgestrekt mogelijk morgen is haar territorium weer twee voeten maat 38 groot
10
de jongen met droge lippen. Een maïsvliesje het gat in zijn hoofd opgevuld met donkerpaars rubber maïsvliesje overdag plastificeert hij uw documenten wijdbeens in een steegje, een afbladderende raffinaderij maïsvliesje maïsvliesje daarlangs rekt een accordeon zich uit slomer, past zich aan aan de sirene maïsvliesje: plaveisel van de zomer voor je het weet stookt hij met een dame tussen zijn tanden smaakt de wijn hem ’s avonds naar een pasgeteerd scheepsdek trekken ze maïsvliesjes over hun hoofden. Schommelend met verlamde benen, nagellak op droge lippen, plakt aan hun zolen een verbolgen kwal
11
Joodse vrouwen wagen zich tezamen aan een ei slijpen hun nagels aan de angst wegen borsten af woede kan niet zoals lachen in een vuist het enige wat te sparen is: haar knopen ze aan kinderkuiten frontale mannendrol lopen trekkend huizen uit zonder scalp, bleek, doorzichtig, gas schrikken zij de eitjes af
12
hier is de deken zegt de moeder van haar kinderen ze legt haar verhaal naast het hunne neer een hond heeft een prijs gewonnen danseressen vallen uit elkaar nergens zo op de rand als in het midden van de stad ze droogt de dag, rolt hem op tot vloedlijn, bijna achteloos zoals ze een sigaret alleen de zee rimpelt als ze rustig is ze spreekt geen Engels, misschien nog andere talen ze weet wel dat verhalen alleen bestaan als de kinderen al slapen
13
dat de vader schimmelt tot schim draderig uiteen te trekken als suikerspin je eerste rimpel slap grijnzend op de stoep wacht zich als sjaal omdoet met u gaat wandelen dat is normaal. De lucht is cataract een emmertje kraakbeen voor de knieën voor de trap voor als je vijfenzeventig een frisse paling voor om de hals voor als het te warm voor op een bankje. En toch blijft de glimlach van een dode de ontspanning van een spier zakken mijn gesloten handen door het wakke dijbeenvlees schudden de bomen van nee, de bomen schudden van nee in de herfst
14
er liepen twee vrouwen in een straat ze vonden elkaars schoenen lelijk dat is het enige dat ooit tussen hen is gebeurd ze kruisten elkaar keken naar elkaars schoenen vonden die lelijk
15
Toch
zul je voorzichtig zijn ze moet het beloven maar zij en ik weten dat je niet naar links en rechts kunt kijken tegelijkertijd ze houdt haar hand als een luifel schuin boven haar hoofd het is haar helmpje: ze belooft kom je weer bij me na je reis ze glimlacht in een frons denkt aan de lijst van alles wat maar twee keer komt eb in een dag, de dood van een van ons
19
leg je hoofd op deze regel wacht mag ik je haar doen je borsten je getekende neus je uitgesproken lippen je kin die zich een val herinnert samen met je knieën vingers die in mij vertragen je voorhoofd nog niet ingevuld wangen zonder begin de buik die je hebt je benen een gebed je verlegen rug voeten waarin de zomer zwelt armen waarop de zomer afsloot met veel zonnige sproeten je lacht
20
zoals daarnet toen je tussen twee blijdschappen door veel te hoog adem innam en jezelf het verdriet van België noemde of toen je de korstjes van je nauwgezette knieën trok en zei: ze houdt van mij / ze houdt van mij
21
geef mij een man bij wie ik op de voeten kan staan in een dans een voorovergebogen man om te schuilen met grote longen voor mijn kinderen van morgen die op het strand, even geen achterbankkotsers krokodillen willen oppompen een gestreken man. Voor de zekerheid naast mij op familiefeesten en voor als ze vraagt of ze mij verkeerd heeft opgevoed geef mij een man voor mijn moeder
22
ze vraagt of het beter gaat met mijn gsm kijkt naar de brownbeweging in de soep de moeder ik zit aan de keukentafel probeer slecht nieuws door de perforator te halen tot confetti het is niet onmogelijk, zeg ik ik ben een mogelijke vrouw ze hoort mij niet houdt zich zomertinten voor waarbij ze een terras verzint
23
hoe kan dat waar elkaar gelaten? onder de deken in pas gelezen boeken daarin iets gezegd? niet door te zoeken te vondeling gelegd ontdekt: wij elk op een drempel van hetzelfde bed
24