liefde Een verhaal over
Ali Smith
200
Vertel eens een verhaal, zei ik. Oké, zei jij. Nog een speciaal soort verhaal? Een liefdesverhaal, zei ik, want we lagen in bed en het was november, en de regen druppelde via de scheur in de afvoerpijp van het dak op de oude kranten, die zich ophoopten op het balkon onder je raam en er stond een harde wind die de ruiten deed rinkelen, het huis kraakte en de wereld buiten was vochtig en het was koud, de eerste echte winterkilte. Goed, zei jij. Er was eens een jongen die vreselijk graag een hond wilde hebben. Een jongen en een hond, zei ik. Moet het een jongen zijn?
201
202
waar het meisje woonde ze de godganse dag honden met hun baasjes zag. Ze zag bejaarde mensen langskomen met hangwangige honden op leeftijd of kleine vergelende terriërs die achter hen aan waggelden en bleven staan snuffelen op hoeken van tuinen en onder aan hekken en muren. Ze zag haveloos rondreizend volk en hun spitssnuitige honden met halsdoeken om in plaats van halsbanden en die zo lief waren dat ze kennelijk nooit aangelijnd hoefden te worden, en jonge goedgeklede mannen samen met chocoladekleurige labradors met beschuimde bekken en rollende ogen, en jongens die in het park spelletjes speelden, waarbij ze afgekloven stokken naar wilde bulterriërs gooiden die keften van plezier en net zo hoog sprongen als hun baasjes. Het was alsof alle andere mensen een hond hadden behalve zij. Maar waarom kreeg ze er niet gewoon een? vroeg ik. Ja, juist, zei jij. Dat vraag ik me ook af. Want zonder was ze verslaafd. Ze begon rond te hangen bij dierenwinkels en dierenartspraktijken. Op weg naar huis kwam ze in het vroege avondduister langs huizen, waarvan de ramen verlicht waren voordat de gordijnen werden dichtgetrokken en zag ze honden aan de gelukkige voeten van echtparen, of honden die geluidloos achter dubbele beglazing stonden te blaffen, honden op banken, in leunstoelen, met hun koppen op de schoot van vertroetelende bazinnen, honden op hun rug op het vloerkleed, met slap hangende poten en oren. Ze ging naar huis en naar bed en droomde
203
Een verhaal over liefde | Ali Smith
Het zijn altijd verhalen over jongens en honden. Kan het geen meisje zijn? Ja, zei je, het kan ook een meisje zijn; echte liefdesverhalen zijn altijd inwisselbaar. Er was eens een meisje dat vreselijk graag een eigen hond wilde hebben. Eigenlijk zou ze elk huisdier wel leuk gevonden hebben, een vis, een poes of een vogel, maar die verzonken terecht in het niet als je weet hoe graag ze een hond wilde. Gaat dit een zielig verhaal worden? zei ik. Gaat de hond dood? Want als ie dood gaat, wil ik het niet horen. Luister, zei je. Of ik vertel je een verhaal, of niet. Zeg het maar. En je moet nu meteen beloven dat je het verhaal neemt zoals het is. Oké, goed, zei ik. Zolang het niet te gek wordt. Juist, zei jij. Hier komt het. Er was eens een meisje enzovoort hond. Ze wilde echt ontzettend graag een hond. Maar ze kreeg er nooit een. Einde. Dit is toch nauwelijks een liefdesverhaal? zei ik. Jawel, zei jij. Het is een verhaal over onbeantwoorde liefde. Maar waarom wilde ze zo graag een hond? zei ik. En waarom kreeg ze er nooit een? Wat voor gevolgen had het feit dat het er in haar leven nooit van kwam? Ging ze hondenloos dood? Wat gebeurde er? Ik kan al die vragen niet beantwoorden, zei jij. Maar ik kan je wel vertellen dat in de straten van de grauwe industriestad
204
O, oké, zei jij. Het kind was zeven of acht en ze speelde bij het elektrische vuur. Ze liet haar vingers om de plastic kooltjes boven de richels van het vuur heen en weer wandelen alsof de kooltjes een rug van zwarte heuvels waren. Ze had ontdekt dat je het plastic kon losmaken en de kooltjes optillen om naar de oranje gloeilampjes eronder te kijken. Haar moeder had haar uitgelegd hoe de lichtjes werkten, dat de lampjes warm werden waardoor de stalen wielen zoemend ronddraaiden zodat met het plastic erbovenop het net leek of er een gloed door de kooltjes golfde, als echte kolen. Ze liet haar vingers heen en weer wandelen door de denkbeeldige gloed. Haar moeder was in slaap gevallen en het kind liet het vuur in de steek en kwam naast de leunstoel staan. Haar gezicht was op dezelfde hoogte als het slapende gezicht van de moeder. Ze voelde lucht op haar gezicht en die lucht kwam van de ademhaling van haar moeder. Als die ademhaalde, zag ze de neus en lippen van haar moeder bewegen, maar alleen een heel klein beetje. De ogen van haar moeder waren gesloten en haar haar lag er mooi omheen en op de een of andere manier zag ze eruit alsof ze ergens boos over was en er tegelijkertijd om moest glimlachen. Je stem was gestopt. Dat is het? zei ik. Nee, zei je, maar het is het einde van deel een. Wil je deel twee? Ja, zei ik. Deel twee, zei je, speelt zich bijna dertig jaar later af. Een
205
Een verhaal over liefde | Ali Smith
dat ze het meisje was uit de film die ze ooit zag, dat vriendschap sluit met een wolf op een ander continent en over het ruige land reist met haar wolfshond die zich stapje voor stapje omhoog klauwt over het bergpad dat voor haar ligt en snuffelend zijn weg zoekt tussen ondiepe rivierstroompjes, haar hand verstrikt in de haren van de vochtige vacht op zijn rug. Einde. Allemaal best en wel, zei ik, maar dat is niet het soort liefdesverhaal dat ik wilde. Ik wilde iets anders. Je wilt een ander soort liefde in jouw verhaal? zei jij. Ja, zei ik. En ik wil een verhaal dat een verhaal is. Een verhaal dat een verhaal is, zei jij. Een echt verhaal, zei ik. Het was januari en buiten was het min twintig, de aarde bevroren en dood, en wij probeerden warm te blijven onder twee dekbedden en het was laat, of liever gezegd, veel te vroeg, de oplichtende wijzers van de klok op halfvijf; we waren allebei midden in de nacht wakker geworden. Er was werk waar we ‘s ochtends naartoe moesten, dus eigenlijk hadden we moeten slapen. Ik krulde mezelf om jouw stem heen. Goed dan, zei jij. Er was eens een kind waarvan de moeder in slaap viel. Einde. Dat is het? zei ik. Wat moet je nog meer weten? zei jij. Kun je me niet een beetje meer over ze vertellen? zei ik. (Ik begon te twijfelen aan jouw verteltechniek.)
206
Ik lag in het donker en maakte me zorgen dat de oude dame in haar slaap zou overlijden en de dochter alleen zou achterlaten. Ik maakte me zorgen om het kind dat zo dicht bij een vuur speelde terwijl haar moeder sliep. Ik dacht weer aan het verhaal van het hondenmeisje. Ik stelde lijsten op met redenen waarom het meisje geen hond kon hebben. Misschien was ze allergisch voor dieren en zou ze opzwellen als een ballon, niet tot ademhalen in staat als de vettige, tussen de haren van een hond verborgen stof ergens in de buurt van haar huid kwam. Of misschien is iemand in haar familie lang geleden door een hond verscheurd en doodgebeten. Of waren honden gewoon niet toegelaten in het flatgebouw waar zij woonde. Overmoedig bedacht ik een hond voor haar, stelde ik me voor hoe ze ten slotte een hond kreeg. Vervolgens maakte ik me zorgen dat als ze een hond had, ze misschien niet zo mooi zou dromen over de wolf waarmee ze vriendjes wordt, en dat de wolf uit de droom, die te mak is voor het leven in het wild en te wild om trouw te zijn aan wie dan ook behalve het meisje van wie hij houdt, in de steek gelaten heen en weer zou rennen langs de oever van de rivier die te ruig was voor hem om over te steken. De halfverhalen achtervolgden me. Ik wilde er meer van. Halfverhalen? zei jij. Is dat wat je ervan vindt? Het was maart en nog steeds koud, hoewel op dit moment in de tuin de krokussen stonden te rillen onder een heldere sterrenhemel en de dode boom achter de huizen over enkele uren
207
Een verhaal over liefde | Ali Smith
oude vrouw is in slaap gevallen in het huis van haar dochter, bij wie ze op bezoek is. Haar dochter opent de deur van de kamer om haar moeder een kopje thee te brengen, en treft de oude vrouw aan in de stoel, met haar hoofd naar opzij en haar gezicht anders, heel speciaal, alsof ze op het punt staat op een lange, moeilijke reis te gaan. De dochter gaat in de andere stoel zitten met het kopje thee nog steeds in haar hand. Ze was gekomen met haar hoofd vol vragen die ze aan haar moeder had willen stellen, vragen over toen ze beiden jonger waren, toen zij zelf nog een kind was; dingen waar ze geen antwoord op kan geven, dingen die ze moet weten. Even tevoren, de tijd die ervoor nodig is om water in een kopje te schenken, was haar moeder nog wakker en in de weer met wat bloemen op een dressoir. Maar haar moeder is nu zo diep in slaap, dat ze niet eens heeft gehoord dat haar dochter de deur heeft geopend en de kamer binnen is gekomen. Ze maakt een rochelend geluid in haar keel, alsof er vocht of slijm in vastzit. Haar arm is van de stoel gegleden en hangt naar opzij, lichtjes zwaaiend terwijl haar borst op en neer gaat. Het valt de dochter op hoe lang het lijkt te duren tussen elke ademhaling van haar moeder. Ze brengt het kopje naar haar eigen mond en drinkt van de thee voor haar moeder, zodat ie niet koud wordt. Ik neem aan dit verhaal hier eindigt? zei ik na de stilte. Maar toen hoorde ik jouw ademhaling en ik besefte dat jij ook in slaap was gevallen.
208
ten, wou ik dat ook ik zo fortuinlijk was over hen te kunnen mijmeren. Jíj moet het volgende verhaal vertellen, zei ik in je oor. Alsjeblieft. Nee, jij, zei jij. Jíj vertelt. Maar ik kan heel overtuigend zijn en we gingen rechtop zitten, tegen elkaar geleund in het vroege ochtendlicht; nu het mei was, viel het licht vlak voor drie uur binnen en spoedig zou er bijna helemaal geen duisternis meer zijn. Vogels zongen en bladeren richtten zich op en de deur naar jouw slaapkamer stond altijd open omdat alle deuren in het huis ’s zomers kromtrokken. Je leunde achterover en begon te vertellen; eens, zei je, werd iemand verliefd op ’t zwerk. Ja, zei ik, en ik zag hoe het zwerk zich voor haar uitspreidde terwijl zij er met uitgestrekte armen op afrende, een nimmer eindigend blauw dat gestaag de wereld rondtrok met onder zich het spoedende weer en boven de wolken niets dan licht. Ik pakte je hand en sloot mijn ogen. Ik stelde me voor dat zij geld spaarde om in vliegtuigen te stappen en eruit te springen, in een vrije val door de lege lucht. Ze houdt van het zwerk, dacht ik, omdat dat het enige in het leven is, dat er altijd zal zijn, dat nooit zal verdwijnen. Waarschijnlijk houdt ze ook van bomen en slaat ze in het park haar armen om ze heen om alle in hun stam geringde jaren toe te spreken. Je was nog steeds aan het vertellen. En dus, zei je, gaf zijn
209
Een verhaal over liefde | Ali Smith
een boom zou zijn vol opvliegende, neerstrijkende en roepende vogels. Halfverhalen, zei jij. Goed, prima. Nee, echt prima. Nee, ik vind het niet erg. Nee, maar ik vertel je geen volgend verhaal. Jij mag het volgende verhaal vertellen. Het hele verhaal. Een echt verhaal. Kom op, ik wacht. Dus vertelde ik het volgende verhaal en naarmate het zich ontwikkelde, besefte ik hoe opwindend het kon zijn om meer van een verhaal te weten dan je wist. Ik had niet echt begrepen hoe verrukkelijk het kon zijn zo je aandacht vast te houden. Einde, zei ik. Maar dat kan het einde niet zijn, zei jij. Waren ze echt broer en zus? Waarom wilde hij haar niet helpen? Waarom kon ze het hem niet zeggen? Hoe kunnen twee mensen zoveel van elkaar houden maar het niet weten? Hoe kunnen twee mensen elkaar tegelijkertijd zo liefhebben en haten? Hoe kunnen twee mensen zo veel samen hebben meegemaakt, en daarna niets? Wat gebeurde er toen ze ouder werden? Zagen ze elkaar nog? Hield dit nooit op? Je rolde je om toen je dacht dat ik sliep en ik voelde je tegen me aan, terwijl je op je nagels beet en mijmerde over de mensen in het verhaal. Voor mij was het geen mysterie; de personages waren alleen maar personages die ik had verzonnen om jou nieuwsgierig te maken en ook al had ik dat met plezier gedaan, nu, naast je liggend en voelend dat jij elders was met je gedach-
210
Jij vertelde het verhaal over een man die een gebouw opblaast omdat hij verliefd is op een filmster die hij niet kan krijgen en dat over mensen die zoveel liefde en bewondering hebben voor een standbeeld dat ze de voeten onder bloemen bedelven; het verhaal over de lerares die zo verliefd is op een meisje uit haar klas dat ze er gedichten over schrijft die ze in een tijdschrift publiceert en dat over de god die een eeuwigheid besteedt aan het verzorgen van een gebroken ei. Ik weet niet meer wat voor verhalen ik vertelde. Om beurten, ieder een zin, vertelden we het verhaal over iemand die verliefd is geworden op zijn of haar eigen spiegelbeeld, die, zoals jij het noemde, een primair soort liefde vindt in elke winkelruit. Het was koud. We waren allebei moe. We gingen naar bed omdat de verwarming was uitgegaan en we probeerden geld uit te sparen door haar na halfelf niet meer aan te zetten. Jij rolde je in mijn armen. Ik legde mijn koude voeten tegen jouw schenen om ze op te warmen. Vertel eens een verhaal, zei jij. Goed, zei ik. Nog een speciaal soort verhaal? Een liefdesverhaal, zei jij. Dus maakte ik me klein in het langzaam warm wordende bed. Jouw hoofd lag op mijn arm en ik probeerde te bedenken hoe het te vertellen. Ik bedacht hoe ik tegenwoordig door de stad fietste in een overhemd dat jij tien jaar geleden altijd droeg, toen ik je net had leren kennen. Maar dat wilde ik je niet
211
Een verhaal over liefde | Ali Smith
moeder zich uiteindelijk gewonnen en zag ze hoe goed het allemaal was en schaamde ze zich niet langer en liet ze hen samenwonen, zo kregen ze een flat in Londen en daar trokken ze in en leefden ze nog lang en gelukkig. Einde. Wie trokken in? zei ik. Wie woonden samen? Ik snap er niets van. Hoe kan je in een flat intrekken met het zwerk? Je keek me indringend aan alsof ik gek was. Tenzij ze misschien in een flat op de bovenste verdieping woonde? zei ik. En ze dakkapellen liet plaatsen. Zodat ze het de hele tijd boven zich kon zien. Je mond viel open en je keek me aan alsof ik een taal sprak die je niet begreep. Ik werd bang. Ik kon niet bedenken waarom je me zo aankeek. Maar je barstte in lachen uit. Niet het zwerk, zei je. Niet het zwerk. Eens was er een man die werd op een man verliefd op z’n werk. Je pestte me ermee totdat we niet meer bijkwamen van het lachen, met de dekens nu op de grond gegooid vanwege de hitte. Wat ben je toch onromantisch, zei ik. En ik vertelde jou mijn versie van het zwerkverhaal. En jij bent te romantisch, zei je. Het was juli en de lucht in de kamer was roerloos, drukkend en geurde naar hartje zomer. Ik zag hoe een zweetparel tussen jouw schouders omlaag rolde, voelde hoe zweet traag langs mijn hals sijpelde en in de holte van mijn sleutelbeen bleef liggen en toen was het september en de lucht frisser en killer; ik bukte me en legde de dekens weer terug.
212
Een verhaal over liefde | Ali Smith
vertellen; het was mijn eigen geheime pleziertje. Ik bedacht hoe ik hield van de manier waarop jij een deur opent en, tegen de deurpost leunend, in de deuropening staat. Maar misschien, dacht ik, zou je dat niet meer zo doen als ik je dat vertelde. Ik bedacht hoe je op een geweldige kat leek die door de kamers van ons huis sluipt en ’s nachts hoog boven me uittorent. Maar ik wilde niet dat jij wist dat ik dat dacht; het was iets waarvan ik graag wilde denken dat alleen ik dat van je wist. Ik dacht aan je stem in het donker. Toen ik jouw stem voor het eerst zo hoorde, wist ik dat ik van je zou houden. Maar dat zei ik niet. Er was eens, zei ik, een verhaal dat werd verteld via andere verhalen. Einde. Je hebt niets gezegd, fluisterde ik in je oor. Is het zo goed? zei ik. Ik hoorde je praten vanuit een bijna-in-slaap. Zo is het goed, zei je. Je warme hand volgde de loop van mijn ruggengraat en bleef rusten in mijn kruis. Ik sloeg mijn arm om jouw schouders, hield de dekens omhoog om je hals. Het was november en een jaar liep opnieuw ten einde en een nieuw kondigde zich aan. Welterusten, zeiden we, zoals elke avond en vol verlangen wanhoop blijdschap angst zelfzucht toewijding verleiding opzet hartstocht liefde sprakeloosheid kuste je me
en ik kuste jou vol van dit alles ook welterusten.
Vertaling: Hien Montyn
213