Een zoveelste verhaal met en over een staartje … . Toen ik enige tijd geleden gevraagd werd om voor een nieuw tijdschrift (www.totalrottweilermagazine.com) een artikel te schrijven over de Rottweilerstaart, was ik enigszins verbaasd. In Europa, net zoals in de meeste andere landen waar ik reeds keurde, is de Rottweilerstaart al lang geen heet hangijzer meer en wordt hij geaccepteerd voor wat hij is : een onderdeel van de Rottweiler. Uitzondering hierop betreft bijna uitsluitend nog de landen die een eigen rasstandaard hanteren die afwijkt van de FCI-rasstandaard zoals vb. Nieuw Zeeland en de USA. Een recente keuring in de Verenigde Staten leert dat – voornamelijk dan voor de showliefhebbers binnen de ARC-AKC (American Rottweiler Club, aangesloten bij de American Kennel Club) – er daar inderdaad nog steeds veel Rottweilers aan de staart gecoupeerd worden. Bij ons worden opmerkingen over hoe mooi de gecoupeerde staart wel is/was doorgaans afgewimpeld als onnodig, zelfs vervelend en moet zelfs de verteller knikken als hij er op wordt gewezen dat de niet gecoupeerde Rottweiler als pup sneller en meer agiel op de voeten staat, dat ook de volwassen hond beter en vlotter gangwerk toont, beter springt, zelfs overtuigender reageert op de moedtest in het IPO-programma ... en hoe weinig ernstige redenen we zouden kunnen verzinnen om opnieuw te couperen. De realiteit heeft aangetoond dat ons eerste protest tegen het couperen ongegrond was en dat het niet wegnemen van die enkele extra-wervels waar elke pup mee geboren wordt, geen afbreuk doet aan de identiteit van de hond en ook zijn raskenmerken niet wijzigde noch zijn type. Wereldwijd wordt de gecoupeerde hond steeds meer de uitzondering. Dieper ingaan op het legale aspect heeft weinig zin vermits dit afhankelijk is van land tot land. Feit is dat in vele Europese landen, het couperen bij wet verboden werd (België, Nederland, Duitsland, de Scandinavische landen, ….) en dat zelfs waar dit niet het geval is, de ernstige fokker doorgaans de FCI-rasstandaard respecteert en de staart in natuurlijke staat laat. Vermeldenswaardig is misschien wel dat in sommige landen waar het verboden is om de staart te couperen en overtreders strafrechtelijk kunnen gestraft worden, de Sabelstaart – queue en sable rechtspraak toch nog kan verschillen en soms toelaat dat buitenlandse gecoupeerde honden aan shows of wedstrijden deelnemen terwijl gecoupeerde
Pagina
1
honden uit eigen land dit niet meer kunnen omwille van de nationale wetgeving. Dit is vb. in Nederland het geval. In andere landen daarentegen en waaronder ook België (honden geboren na 01.01.2006) koos men resoluut voor een verbod tot deelname aan activiteiten, ongeacht het land waar de hond vandaan komt en/of waar hij gecoupeerd werd. Vanuit het oogpunt van de ethology, is de staart uiteraard bijzonder belangrijk als communicatiemiddel. Elke eigenaar/fokker/handler “leest” zijn hond en weet hoe goed een hond kan “praten” of communiceren d.m.v. zijn staart. Vermits literatuur over hondengedrag en communicatie door en tussen honden leert hoeveel facetten één en ander heeft, veel meer dan de hoog opgeheven staart begrijpen als een teken van agressie of dominantie of de laag gehouden staart als een teken van angst of onderworpenheid, kwispelen als teken van “gelukkig zijn” of uiting van “tegenstrijdige gevoelens/reacties”, laat ik dit onderwerp over aan hen die getuigen van een meer gespecialiseerde wetenschappelijke opleiding of minstens als onderwerp voor een volgend nummer. Vanuit Kynologisch oogpunt zou de Rottweilerstaart geen moeilijk onderwerp mogen zijn gezien hij niet rasspecifiek is of m.a.w. gezien de inplanting en dracht ervan niet afwijkt van de staart die we sinds lang gewoon waren te zien bij sommige andere rassen en dus niet eigen is aan ons ras alleen. De staart van de Rottweiler werd reeds van in het begin beschreven in zijn rasstandaarden. In het boek “Rottweiler” van de heer . A. Pienkoss, ADRK-voorzitter en medestichter van de IFR (boek recent terug uitgegeven door de IFR en verkrijgbaar bij de BRK, zie ook. www.ifrottweilerfriends.org en www.rottweilerclub.be ), vinden we hierover heel wat historische documentatie terug. In de oudste gekende rasstandaard van de Rottweiler (Albert Kull, september 1901), vinden we terug dat een aangeboren stompstaart de voorkeur genoot of anders een middenlange sterke staart die hoog en sterk gekruld werd gedragen (“Angeborener Stummelschwanz sehr häufig und stets bevorzugt; sonst kräftig, mittellang, mit starker Bürste und hoch, stark gebogen getragen”).
In rust neerhangend - Au répos : pendante
Onmiddellijk daaropvolgend beschreef de auteur Richard Strebel in zijn werk ‘Die Deutsche Hunde” (1901/1905) dezelfde aangeboren stompstaart maar wel met een iets andere dracht : “Sehr häufig geborener Stummel, hoch angesetzt, verlängert die Rückenlinie inwaagerechter Forsetzung, biegt sich dann säbelförmig auf mit an der Unterseite verlängerter Haaren” of vrij vertaald : vaak geboren met een stompstaart, hoog aangezet, verlengt horizontaal de bovenlijn en rijst vervolgens op tot een sabelstaart met langere beharing aan de onderzijde.
De verwijzing naar de aangeboren korte stompstaart is opnieuw terug te vinden in de rasstandaard van de “Deutsche Rottweiler-Klub” – DRK, gesticht in 1907, die ze beschrijft als kort, hoog aangezet en horizontaal gedragen in het verlengde van de ruglijn.
Pagina
2
Dezelfde beschrijving lezen we ook in de rasstandaard van de Süd-Deutsche Rottweilerklub” (1913 ) maar waarbij voor het eerst aangevuld wordt dat hoewel de Rottweiler vaak geboren werd met de voormelde stompstaart, de staart gecoupeerd moest worden ! Meer gedetailleerd maar wel met bevestiging dat de korte staart verkregen mag worden door het couperen ervan, is de beschrijving van de staart in de rasstandaard van 1913 van de “Internationale Rottweiler-Klub” (IRK – gesticht in 1907) : ‘Mit der Rückenlinie in gleicher gerader Linie liegend, darf si nicht zu dünn, aber auch nich zu klobig sein, stets kurz kupiert. Angeborener Stummelsschwänze sehr häufig un sehr erwünscht”. Vrij vertaald luidt dit : gedragen in het verlengde van de bovenlijn, mag de staart niet te dun of te dik zijn, steeds kort gecoupeerd. De aangeboren stompstaart is veel voorkomend en zeer wenselijk. In 1921 werd de ADRK opgericht en haar rasstandaard In het verlengde van de ruglijn die zelfs in mei 1965 door de FCI nog gepubliceerd werd onder het nummer 147 a (= eerste versie), leest : Die horizontale en prolongement de la ligne Rute wird möglichst waagerecht getragen. Sie ist kurtz, du dessus hoch angesetzt, verlängert die Rückenlinie in waagerechter Richtung. Häufig ist die Stummelrute, auch Mutzschwanz genannt, angeboren; sie ist nachzukupieren wenn sie zulang ist. Vrij omgezet naar het Nederlands : de staart moet horizontal gedragen worden. Hij is kort, hoog aangezet en horizontaal in het verlengde van de bovenlijn. Vaak wordt de hond geboren met een stompstaart die gecoupeerd moet worden wanneer deze te lang is. Dezelfde beschrijving werd herhaald in het latere (nooit neergelegde of gepubliceerde) ontwerp van rasstandaard van 1960 (Die Rute –– Stummelrute - wird mööglichst waagerecht getragen. Sie ist Kurz, stark, nicht tief angesetzt. Hääufig ist die Stummelrute angeboren und muss, wenn zu lang,nachkupiert werden.) en nog in de latere versie van de rasstandaard van 1970 (FCI nr. 147 b, dated 25.03.1970) waarin we nog altijd een verwijzing terugvinden naar de aangeboren stompstaart die, indien te lang, gecoupeerd moest worden : “Rute : sie wird waagerecht getragen, ist kurz und stark. Angeborener Mutzschwanz muss, wenn zu lang, nachkupiert werden.” Zich allicht realiserend dat de aangeboren stompstaart – – ik vind in de literatuur verwijzingen terug naar staarten Knikstaart – queue cassée tot maximaal 7 wervels lang - niet veel voorkwam maar zelfs eerder zeldzaam alsook dat de toch aangeboren stompstaarten slechts zelden dezelfde en/of gewenste lengte hadden, nam de ADRK in 1981 de interne beslissing (cfr. Pienkoss, Rottweiler, oc, p. 209) dat alle staarten kort gecoupeerd moesten worden.
Pagina
3
Deze beslissing wordt weerspiegeld in de later gepubliceerde rasstandaarden van 15.02.1988 (FCI nr. 147 f : “Kurtz kupiert, wobei ein oder zwei Rutenwirbel sichtbar erhalten bleiben” of vrij vertaald : kort gecoupeerd tot één of twee zichtbaar blijvende wervels) en 16.01.1996, deze laatste verwijzend naar een kort gecoupeerde staart (2 wervels t.o. de voorheen gevraagde aangeboren stomp tot max. 7 wervels en de normale natuurlijke staart met 20 – 23 wervels), tenzij de hond afkomstig was uit een land waar het couperen verboden werd door de wet en in welk geval de staart, bij wijze van uitzondering, in natuurlijke staat mocht blijven. Vandaag worden onze Rottweilers zelden, indien dan al ooit, geboren met een stompstaart en hebben alle pups een staart van “normale” lengte (feit is wel dat de staarten van individuele dieren in lengte soms zeer sterke verschillen vertonen) en vergelijkbaar met deze van ander rassen. Hoe kan dit verklaard worden als een aangeboren stompstaart inderdaad een natuurlijk raseigen kenmerk zou geweest zijn? Zou dat immers niet noodzakelijk betekenen dat de genetische informatie voor deze stompstaart nog altijd in ons ras aanwezig zou moeten zijn en dus nog altijd weerspiegeld zou moeten worden in zijn fenotype ? Is het niet aannemelijker dat de stompstaart in werkelijkheid een genetisch recessieve anomalie was (aldus aanzien in andere rassen !) die verloren ging toen er niet langer de noodzaak bestond om de fok specifiek op dergelijke staart te richten toen immers het couperen toegelaten werd, zelfs verplicht, om de gewenste lengte te verkrijgen ? Was het wel een raseigen kenmerk … of was het een genetisch defect dat bewust werd ingefokt door enkel fokdieren te gebruiken die deze “anomalie” vertoonden in hun fenotype terwijl dit later niet meer kon herkend worden doordat alle dieren gecoupeerd werden en het dus niet meer mogelijk (en ook niet meer nodig) was om op basis van het zichtbare fenotype de dieren met aangeboren staart te herkennen en te selecteren … ? In het werk “Rottweiler” van A. Pienkoss, Auflage Helga Brökeland Verlag, Essen, 2008, p.209) vinden we verwijzingen terug naar studies die tot in de jaren 1960 werden verricht en die tot de conclusie hebben geleid dat de stompstaart niet veroorzaakt werd door een recessieve factor (in welk geval de stompstaart enkel kan voortkomen in het fenotype als beide ouderdieren voor dit kenmerk homozygoot zijn en m.a.w. geen andere genetische informatie dragen en dus noodzakelijk ook beide een stompstaart hebben) maar wel veroorzaakt werd door een dominantie factor met evenwel een verminderde “penetrantie”, daardoor niet absoluut doorwegend doch wel variatie toelatend in het fenotype. De studies toonden daarenboven aan dat dit dominante gen voor de homozyote hond (die dus enkel de genetische informatie Knikstaart – queue cassée droeg voor de stompstaart) lethaal of dodelijk was ! Dit impliceerde dat enkel heterozygote honden, dragers van genetische informatie voor zowel de “normale” als de stompstaart , konden overleven en zich voortplanten !
Pagina
4
Dit verklaart dan meteen waarom er steeds honden met “normale” lange staart geboren konden worden. Ik ben geen geneticus maar zou dit niet betekenen dat deze dominante factor nog steeds aanwezig zou moeten zijn in ons ras en dus ook nog steeds een belangrijke invloed zou moeten hebben op de definitie van het fenotype zodat m.a.w. nog steeds veel pups met stompstaart geboren zouden moeten worden … terwijl dit nochtans niet het geval is ? Hoe en wanneer is deze dominant geachte genetische informatie verloren gegaan of werd de penetrantie zo verzwakt ? Is de meest voor de hand liggende conclusie niet dat het aantal honden dat geboren werd met een stompstaart in werkelijkheid steeds veel kleiner is geweest – en hun invloed op het ras veel beperkter – dan we mogen afleiden uit de eerste rasstandaarden ? Hoe dan ook, in de praktijk werd deze vraagstelling van ondergeschikt belang toen het couperen van de staart toegelaten en later zelfs verplicht werd om de staart tot de gewenste lengte te brengen en de fokkers zich hiervan niets meer moesten aantrekken : alle staarten werden gewoonweg gecoupeerd tot twee wervels lang, aangeboren stompstaart of niet. Anders werd het toen op 01.06.1998 de Duitse wetgeving staarten verbood. De Duitse Rottweilerclub ADRK accepteerde niet dat de Rottweiler wereldwijd een gecoupeerd ras zou blijven terwijl hij in eigen moederland ongecoupeerd zou blijven, niet langer het leidinggevende voorbeeld maar slechts een door de rasstandaard toegelaten uitzondering. Om die reden vroeg de ADRK een wijziging van de rasstandaard, wat haar voorrecht is als vertegenwoordiger van het moederland van het ras. Het verzoek werd ingewilligd en op 06.04.2000 werd de rasstandaard gewijzigd tot Rute : Naturbelassen, waagrecht in Verlangerung der Ruckenlinie; im Ruhezustand auch hangend. Vrij vertaald : Staart : In natuurlijke staat, gedragen in het verlengde van de ruglijn, in ontspannen toestand mag de staart neerhangen. Eigenlijk, met uitzondering tot de verwijzing naar de aangeboren stompstaart, is dit nog ongeveer dezelfde beschrijving als in de eerste rasstandaarden : horizontaal in het verlengde van de bovenlijn. Sommigen stelden dat deze wijziging niet noodzakelijk was gezien de vroegere rasstandaard ook de niet gecoupeerde hond erkende indien hij – zoals sinds 1998 voor Duitsland het geval - afkomstig was uit een land waar couperen bij wet verboden was en dat de wijziging enkel gemotiveerd werd door een sterke terugval in de verkoop van Duitse pups. Hier kan zeker een grond van waarheid in zitten maar het is allicht “wijzer” te zeggen dat het moederland van een ras de leiding moet nemen en het voorbeeld tonen of minstens, dat deze wijziging wijs anticipeerde op een contintent-brede wetgeving, gegrond op een sterk groeiende sociale overtuiging. Elke afwijking van de beschrijving van de staart in de rasstandaard is als foutief te aanzien : de ringstaart, de te hoog of te laag aangezette staart, enz. … . Naar de letter van de rasstandaard zou dus zelfs de fiere dominante sabelstaart foutief zijn hoewel deze algemeen aanvaard wordt en zelfs
Pagina
5
als wenselijk omschreven werd in de eerste rasstandaarden. Deze dracht dient ook m.i. niet gepenaliseerd te worden met kwalificatieverlies. De gewenste inplanting en dracht van de staart kan niet beoordeeld worden als alleenstaand onderwerp maar moet gezien worden in samenhang met o.m. de lengte, gewicht en kracht van de staart en natuurlijk ook de hoeking van het heupbeen. Een correct gehoekt heupbeen zal inderdaad gemakkelijker toelaten dat de staart in het verlengde van de ruglijn of nog neerhangend gedragen wordt dan een te sterk hellend of nog een te vlak heupbeen die beide zowel de inplanting als de dracht van de staart negatief kunnen beïnvloeden. Opgelet echter, ik zie momenteel wereldwijd veel te veel sterk hellende heupbeenderen (in het uiterlijke of fenotype omschreven als croupe) met alle gevolgen van dien op ondermeer het gangwerk. Fokkers mogen dit zeker niet proberen goed te praten door te verwijzen naar de staartdracht ! Niet alleen betwijfel ik namelijk zeer sterk of deze “croupes” bewust gefokt zouden geweest zijn omwille van de staart … maar daarenboven ontken ik dat een correcte staartdracht noodzakelijk ook een sterk hellend bekken zou vergen, zelfs dermate dat de hond er fysiek door gehinderd wordt in het meest essentiële kenmerk waarvoor het ras werd gefokt en behouden : zijn raskenmerkend onvermoeibaar en harmonieus krachtig gangwerk. M.i. is hier nood aan een duidelijke boodschap en een nadere informatie/voorlichting, in het bijzonder vanwege raskeurders. Waar nog niet zo lang geleden (ook met alle gevolgen van dien op het gangwerk ) vaak veel te vlakke bekkens beloond werden (hoewel de rasstandaard verwees naar een brede licht afgeronde croupe, wat niet hetzelfde is als een hellende croupe), moet m.i. vandaag meer en strengere aandacht gegeven worden aan de vaak veel te hellende croupes willen we de Rottweiler behouden als “werkhond” waarmee ik bedoel : de hond die conform is in die kenmerken die hem in staat stellen het werk te doen waarvoor hij werd gecreëerd : veedrijver ! Belangrijk is dat in de rasstandaard van 2000, de lijst van diskwalificatiefouten werd uitgebreid met : „Rute : Knickrute, eingerollte, stark seitlich zur Rückenlinie getragene Rute“ of vertaald : knikstaart, sterk zijdelings naast de ruglijn gedragen krulstaart. De reden waarom deze fouten tot diskwalificatie (en fokongeschiktheid !) leiden is niet ingegeven door esthetische redenen doch wel door medische redenen. De knikstaart of “knickrute” (soms ook haakstaart genoemd) vertoont een knik die veroorzaakt wordt door twee of meerdere aan elkaar gegroeide wervels. De knikstaart kan meerdere vormen aannemen : knikstaart, haakstaart, kurktrekker-staart).
knikstaart – queue cassée
Het betreft een erfelijk bepaalde fysieke afwijking (genetisch gebrek) in de staart. Deze laatste is zelf een verlenging van de rugwervelkolom. Indien de knik enkel aanwezig is in de staart, zal ze de
Pagina
6
hond zelden hinderen. Echter, de knik kan zich even zeer ontwikkelen in andere delen van de rugwervelkolom (de knik ontstaat voorafgaand de geboorte maar wordt vaak pas naderhand merkbaar) zoals de nek, borstwervels, lendenen, … en kan dan zeer belangrijke problemen veroorzaken. Literatuur leert ons dat er een correlatie kan bestaan tussen de knikstaart van een van de fokdieren en ernstige afwijkingen in de rugwervelkolom en zelfs in de organische systemen van de pups !! Zie ook Mw. Drs. J.H.C. Brooijmans-Schallenberg, geciteerd in een eerder nummer van ons Rottweilermagazine, tekst overgenomen uit het clubblad van de Naarder Kynologen Club. “Afwijkingen staartwervels Afwijkingen aan staartwervels behoren tot de skeletafwijkingen. Ze kunnen verschillend van vorm zijn, afhankelijke van het defecte gen of de defecte genen Zo kan de staart afwezig, te kort met een stomp aan het einde of een stompstaart zijn. De staart kan één of meerdere knikken vertonen van verschillende vorm, haken en niet verstrijkbare krommingen. Er kunnen te weinig of te veel wervels zijn en soms zijn ze dubbel. Ook afwijkingen aan de tussenwervelgewrichten komen voor. Knikstaarten kunnen overigens nog enkele weken na de geboorte optreden. Beperken deze staartafwijkingen zich tot de staart, dan heeft de hond hier geen last van en zal onbekommerd kunnen leven. Wordt er echter met deze honden gefokt dan kunnen misvormingen gaan optreden in het nageslacht. Deze beperken zich dan zelden tot de staart, maar treden in andere delen van de wervelkolom op. Voorbeelden hiervan hebben we bij honden gezien in de halswervels, borst- en rugwervels en lendenwervels. Ook zijn er voorbeelden van gespleten gehemelte, waterhoofden, scheve kaken, misvormingen aan de ribben, te veel of te weinig tenen en te korte onderbenen. Als gevolg van de interactie tussen de diverse erfelijke factoren kunnen er afwijkingen optreden aan andere orgaansystemen, die vanuit het mesoderm worden aangelegd. Voorbeelden hiervan zijn de persisterende (blijvende) embryonale bloedvaten, een septumdefect (defect van het harttussenschot), ectopische ureteren (buizen van nieren naar blaas liggen op een verkeerde plek), het ontbreken van de anus en cloacavorming (anus en urinebuis hebben één gezamenlijke uitgang). Deze afwijkingen worden meestal gecategoriseerd als aangeboren afwijkingen welke niet erfelijk zouden zijn. Natuurlijk komt dat ook voor. Denkt u maar aan de Softenon-babies. Zolang echter geen niet-erfelijke oorzaak is vastgesteld moeten wij er veiligheidshalve van uitgaan dat erfelijke factoren een rol spelen. De omgekeerde redenatie, eerst maar eens aantonen dat het erfelijk is', kan ernstige gevolgen voor de populatie hebben. Kennis, registratie en fokken De relatie tussen het optreden van genoemde misvormingen in orgaansystemen en het voorkomen van knikstaarten bij één van de ouders of in de familie van beide ouders is vastgesteld bij een aantal rassen. Ook bij andere diersoorten komen deze relaties voor. Wetenschappelijk onderzoek op dit gebied is verricht bij muizen. Het fokken met honden die een knikstaart vertonen, d.w.z. waar de staartwervels niet recht achter elkaar liggen maar scheef en zo vergroeid en niet gedeeltelijk smaller worden om in een punt te eindigen, is per definitie onverantwoord. Dit geldt in dit verband natuurlijk ook voor een kromme rug, afwijkende vorm van de ribbenkast, scheef gebit, te korte onderbenen en teveel of te weinig tenen. Keurmeesters hebben immer de plicht de hen ter keuring aangeboden honden zorgvuldig te keuren, waarbij een onderzoek van de staart niet achterwege mag blijven. Skeletafwijkingen, maar ook
Pagina
7
andere tekortkomingen die de gezondheid van een hond (of ook van de evt. nakomelingen) nadelig kunnen beïnvloeden, dienen steeds vermeld te worden ter informatie aan de fokkers en eigenaren. Feitelijk verdienen deze honden ook de kwalificatie "Uitmuntend" niet. Het is immers een afwijking van het normale beeld. Ook fokkers, zeker van de rassen die tot nu toe een gecoupeerde staart mogen hebben, dienen van de staartafwijkingen bij de pups goede nota te nemen, hiervan registratie bij te houden en zeker de kopers van deze afwijkingen op de hoogte te stellen. Het verzoek tot plaatsing van een fokverbod op de stamboom zou hen sieren!”
De krulstaart met sterke zijdelingse afwijking t.a.v. de ruglijn wordt daarentegen niet veroorzaakt door een afwijking van de wervelkolom doch wel door een verkorting van pezen of een te sterke spanning in pezen en/of spieren. Dit brengt me tot het keuren van de staart. In se behoort dit niet moeilijk te zijn gezien we deze staart sinds mensenheugenis al bij andere rassen zagen én ook de Rottweiler-rasstandaard een gedetailleerde beschrijving geeft van de gewenste dracht. Nochtans zal ik een aantal aspecten ivm het keuren van de staart overleggen aan de internationale keurmeesterscommissie binnen de Internationale Federatie van Rottweilervrienden en/of voor het keurmeestersseminarie dat allicht volgend jaar door de IFR zal georganiseerd worden. Sommigen weigeren de staart te keuren door zich te verschuilen achter een zg. ongeschreven (en mij onbekende) afspraak dat “de staart nog niet moet gekeurd worden omdat het nog steeds een nieuw aspect in het ras zou zijn”. Dit is moeilijk te begrijpen. Niet alleen zijn er de landen waar er al decennia niet gecoupeerd wordt en is er voor de (geïnteresseerde) raskeurder van die zijde heel wat ervaring en kennis te vergaren maar daarenboven legt de rasstandaard diskwalificatiefouten vast waar geen enkele keurmeester langs kan kijken maar acht móet op slaan … en tenslotte geldt dat de laatste rasstandaard inmiddels dateert van 06.04.2000 … zodat we na acht jaar fokken/keuren/showen van de Rottweiler mét staart, een gemis aan interesse niet ernstig kunnen verantwoorden door een zg. gemis aan ervaring … ! Daarenboven is het keuren van de staart volgens de FCI-rasstandaard geen optie maar een verplichting en wel een verplichting met onmiddellijke ingang zonder bepaling van een “overgangsperiode” ! We weten hoe de standaard de gewenste dracht en inplanting beschrijft en vermits we weten dat elke afwijking hiervan foutief is, is er geen aanvaardbare reden om “staartblind” te zijn ! Hoewel homogeniteit uiteraard altijd verkieslijk is, kan ik begrijpen dat elke keurmeester de vrijheid opeist om zelf te oordelen over het belang van een afwijking t.a.v. de beschrijving in de rasstandaard (sabelstaart, gevederde staart, dunne, dikke, lange staart, … ) en de gevolgen daarvan op de kwaliteit (en kwalificatie) van de individueel voorgestelde honden. Zelf keurmeester zijnde, eis ik dat recht zelf ook op en dit artikel is zeker niet bedoeld om aan te dringen op al te strenge keuringen of keuringen die al te bijzonder op de staart gericht worden. Voelen is een must / toucher est une nécessité
Pagina
8
De zaken liggen m.i. echter anders wanneer het gaat om fouten die tot diskwalificatie moeten leiden ! Hier heeft m.i. geen enkele FCI-keurmeester de vrijheid om wel of niet te diskwalificeren nu de rasstandaard deze diskwalificatie oplegt, op identiek dezelfde verplichtende wijze als zij dit doet wanneer een hond vb. een of meerdere tanden zou missen. De knikstaart is relatief gemakkelijk vast te stellen, echter enkel wanneer men de staart betast ! Het is correct dat de knik soms dermate duidelijk zichtbaar is dat het onmogelijk of ondenkbaar is om de staart niet te controleren. Dit is echter niet altijd het geval en ik heb al meerdere keren het ongenoegen gehad een hond te moeten diskwalificeren met een knikstaart terwijl dezelfde hond voordien reeds uitmuntende resultaten had behaald en zelfs in prestigieuze fokgeschiktheidtesten slaagde, zelfs onder rasspecialisten … die echter de staart niet hadden gekeurd, minstens niet hadden betast … . Ook omgekeerd en ook meer dan eens, heb ik een staart gecontroleerd die op eerste zicht verdacht kon worden van een knik terwijl het betasten ervan aantoonde dat er geen sprake was van de door de rasstandaard bedoelde vergroeïng maar enkel van een spierkramp die de staart plooide in een niet tot diskwalificatie aanleiding gevende knik of haak. Het is de verantwoordelijkheid van elke keurmeester om attent te zijn voor diskwalificatiefouten en er de voorgestelde hond ook actief op te onderzoeken. Een hondententoonstelling betreft immers meer dan de keuze van de “mooiste” hond, het is dé gelegenheid om fokdieren te selecteren en de beslissing of keuze van de keurmeester heeft dan ook implicaties op de toekomst van ons ras. Vermits de knikstaart raakt aan de gezondheid van de hond en zijn nakomelingen, kan de keurmeester dit niet veronachtzamen. Het is enkel door de staart te betasten dat hij/zij zich kan vergewissen van de correctheid ervan, net zoals hij zich enkel door betasten kan vergewissen van de aanwezigheid van beide volledig ontwikkelde testikels, door het openen van de bek van de aanwezigheid van alle tanden, het sluiten van de bek en openen van de lippen om het schaargebit na te zien, enz. … . Indien er ook na het betasten van de staart er nog onzekerheid bestaat – geen enkele keurmeester brengt een röntgenapparaat met zich mee – Ringstaart – queue en cercle behoort de beslissing uitsluitend tot de verantwoordelijkheid van de keurmeester. Persoonlijk geloof ik dan in toepassing van het “voordeel van de twijfel” … . Moeilijker is de interpretatie en toepassing van de als diskwalificerende fout opgegeven fout : “Eingerollte stark seitlich zur Ruckenlinie getragene Rute” of sterk zijdelings van de ruglijn gedragen krulstaart.
Pagina
9
Zelfs abstractie makend van het begrip “sterk” en zonder de vraag te stellen naar de persoonlijke en dus subjectieve invulling hiervan, blijft er een interpretatie-probleem bestaan dat vooral in de hand gewerkt wordt door de verschillen in de officiële vertalingen van de rasstandaard (zie voor deze teksten www.fci.be ). De bindende tekst is de Duitse tekst en ik kan enkel vaststellen dat het Duitse begrip “eingerollte rute” niet het zelfde is als het Engelse “ringtail” ! Een ringstaart bestaat wanneer de staart geheel of ten dele dermate krult dat een gesloten cirkel ontstaat, vb. wanneer de top van de staart de ruglijn of zelfs de staartwortel raakt en aldus een gesloten “cirkel” vormt. Zie voor een definitie vb. : „long tail, all or part of which curls in a circular fashion“, geciteerd uit de website cfr.www.thekennelclub.org.uk. Lehrtafel ADRK
De Duitse tekst gebruikt echter niet het woord “Ringelrute” (= ringstaart) maar wel “eingerollte Rute”, wat staat voor elke staart die over het lichaam buigt, zelfs indien hij niet zo ver krult als de ringstaart. Dit betekent m.a.w. dat zelfs als de staart niet de bovenlijn of staartwortel raakt maar over én daarbij ook sterk naast het lichaam krult, de hond moet gediskwalificeerd worden. De “lehrtafel” van de van de ADRK (zie deze tekening) suggereert een duidelijke ringstaart die zelfs bijna zo ver krult als deze van bv. de Appenzeller Sennenhund, Spitzhund-rassen en poolrassen, … . Deze tekening vormt echter slechts een voorbeeld, bevat geen afgelijnde definitie en toont slechts één mogelijke diskwalificerende staartdracht terwijl andere variaties denkbaar blijven. Omwille van dit onduidelijk woordgebruik of minstens deze onjuiste vertaling die m.i. te veel tegenstrijdige individuele interpretaties toelaat, zal ik een en ander overleggen aan de internationale keurmeesterscommissie van de IFR, hopend dat haar bespreking en conclusie tot meer homogeniteit in de interpretatie en toepassing van de rasstandaard zal leiden. Een ander punt is dat keurmeesters Diskwalificatie-fout / faute éliminatoire mogelijk meer bewust moeten gemaakt worden van het leed dat Sterk zijdelings naast het lichaam gedragen krulstaart sommige eigenaars aan hun hond durven berokkenen om een foutieve staart te verbergen en dat eenieder attent gemaakt moet worden op de mogelijke symptomen daarvan : doorsnijden van zenuw of spier waardoor de staart wel nog kan kwispelen maar niet meer kan opgeheven worden, veroorzaken van de zg. (extreem pijnlijke) “waterstaart” of “dode staart” die horizontaal enkele centimeters (tot soms 1/3 van de staartlengte) de ruglijn verlengt en dan
Pagina
10
recht naar beneden wijst en ook zo blijft, zelfs wanneer er geen stress-factoren meer bestaan en de staart zou moeten ontspannen. Tenslotte is er ook nog de interpretatie van het FCI-showreglement dd. 01.01.2008 dat eveneens ruimte laat voor interpretatie en discussie : : “Dogs with docked tails or cropped ears are to be admitted in accordance with the legal regulations of their home countries and those of the country where the show takes place. The judging of docked and undocked or cropped and uncropped dogs must be done without any discrimination and solely in accordance with the valid breed standard”. vrij vertaald : “Honden met gecoupeerde staart of oren dienen toegelaten te worden in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van hun thuisland en deze van het land waar de tentoonstelling doorgaat. Het keuren van gecoupeerde en niet gecoupeerde honden moet gebeuren zonder enige discriminatie en uitsluitend in overeenstemming met de geldende rasstandaard.” De eerste zin handelt over het al dan niet moeten/kunnen toelaten van honden tot de tentoonstelling. Het tweede deel van de alinea bevat daarentegen een richtlijn voor de keurmeester. Een interpretatie is dat gecoupeerde en niet gecoupeerde honden naast elkaar en op gelijke basis moeten beoordeeld worden, zonder discriminatie. Er is echter ook de toevoeging : “… uitsluitend in overeenstemming met de geldende rasstandaard” waar men niet naast kan lezen. Deze toevoeging kan impliceren dat uitsluitend wanneer de rasstandaard zowel de gecoupeerde als de niet gecoupeerde hond toelaat (cfr. vb. de vroegere FCI Rottweilerstandaard dd. 16.01.1996) er inderdaad niet mag gediscrimineerd worden terwijl wanneer de rasstandaard (cfr. de huidige Rottweilerstandaard) daarentegen oplegt dat de staart in natuurlijke staat moet blijven, de keurmeester wel het verschil tussen beide moet maken … ! Tot vandaag heeft de IFR de voorkeur gegeven aan de eerste interpretatie (cfr. vb. het feit dat de Best In Show van de IFR-wereldshow 2007 een gecoupeerde teef was). Vermits de standaard het couperen niet aanziet als een diskwalificatiefout kan dit m.i. verdedigd worden. Niettemin zal door mij aan het volgende IFR-congres voorgelegd worden om het eigen huidige showreglement bewust en ondubbelzinnig te interpreteren gezien de huidige interpretatie soms tot erg onaangename situaties leidt en zelfs tot een flagrante discriminatie van precies de niet gecoupeerde hond, nl. wanneer deze gediskwalificeerd moet worden wegens een foutieve staart .. terwijl andere honden in dezelfde ring mogelijk diezelfde fout zouden getoond hebben indien ze niet gecoupeerd zouden geweest zijn … ! Beschouwingen als in dit artikel leiden vaak tot meer vragen dan waarmee begonnen werd. Ze zijn echter relevant, raken aan de toekomst van ons geliefde ras en verdienen m.i. dan ook de gepaste aandacht. Dirk Vandecasteele.
Pagina
11
Encore une histoire sur la queue du Rottweiler. Il y a quelques temps, lorsque j’ai été demandé d’écrire un article sur la queue du Rottweiler pour un nouveau magazine (www.totalrottweilermagazine.com), je fus légèrement surpris. En Europe, comme dans la plupart des pays où j’ai déjà jugé, la queue du Rottweiler n’est plus déjà depuis longtemps un sujet brûlant et est acceptée comme ce qu’elle est: une partie du Rottweiler. L’exception concerne ici presque uniquement encore des payas qui manient leur propre standard de race qui dévie du standard de race de la FCI comme par exemple la Nouvelle-Zélande et les USA. Un récent jugement aux Etats-Unis m’a appris que – essentiellement pour les amateurs venant de ARC-AKC (American Rottweiler Club, relié au American Kennel Club) – il y avait en effet encore beaucoup de Rottweilers à la queue coupée. Chez nous, des remarques sur le fait de la beauté de la queue coupée sont/étaient généralement rejetées comme inutiles, même ennuyeuses et le conteur a même dû fléchir quand il a été démontré qu’un Rottweiler sans la queue coupée en tant que chiot est plus vite et plus agile sur ses pattes, qu’également en tant que chien adulte, il montre une allure plus fluide, qu’il saute mieux, même réagit de façon plus convaincante au test d’humeur du programme PCU… et qu’il y a peu de raisons sérieuses que l’on pourrait inventer pour la couper à nouveau. La réalité a montré que notre première contestation contre la coupe était sans fondement et que de ne pas enlever quelques vertèbres à la naissance du chiot ne porte pas préjudice à l’identité du chien et ne modifie ni ses caractéristiques de race ni son type. Dans le monde entier, le chien coupé est de plus en plus une exception. Traiter en profondeur l’aspect légal a peu de sens étant donné que cela dépend de pays en pays. Le fait est dans beaucoup de pays européens, la coupe est interdite par la loi (Belgique, Pays-Bas, Allemagne, pays scandinaves…) et que même où ce n’est pas le cas, les éleveurs sérieux respectent généralement le standard de race de la FCI et laissent la queue à son état naturel.
Ringstaart – queue en cercle
Ce qu’on peut peut-être mentionner, c’est bien que dans certains pays où il est interdit de couper la queue et que le violateur peut être puni de manière pénale, la justice peut pourtant encore différer et parfois autorise que des chiens coupés à l’étranger participent aux expositions et concours tandis que des chiens coupés dans leur propre pays ne peuvent plus pour la législation nationale. C’est par exemple le cas aux Pays-Bas. Par contre, dans d’autres pays dont également la Belgique (chiens nés après le 01.01.2006), on juge résolument pour une interdiction à la participation d’activités, peu importe le pays duquel le chien provient et/ou il a été coupé.
Du point de vue de l’éthologie, la queue est un moyen de communication naturellement particulièrement important. Chaque propriétaire/éleveur/conducteur «lit» son chien et sait combien un chien peut «parler» et communiquer au moyen de sa queue. Vu la littérature sur le comportement des chiens et la communication par et entre les chiens, on apprend les nombreuses facettes que cela a, beaucoup plus que de comprendre la
Pagina
12
queue levée vers le haut comme un signe d’agression ou de dominance ou de tenir la queue vers la bas comme un signe de peur ou de soumission, frétiller de la queue comme signe de «bien-être» ou une expression de «sentiments/réactions contradictoires», je laisse ce sujet à ceux qui témoignent d’une formation plus spécialisée scientifiquement ou du moins comme sujet pour un numéro suivant. Du point de vue cynologique la queue du Rottweiler ne pourrait pas être un sujet difficile vu qu’il n’est pas spécifique à une race ou en d’autres mots étant donné que l’implantation et le port ne dévient pas de la queue que nous sommes depuis longtemps habitués à voir chez certains autres races et donc n’est pas propre uniquement à notre race. La queue du Rottweiler est déjà décrite depuis le début dans les standards de race. Dans le livre «Rottweiler» de Monsieur A. Pienkoss, président ADRK et co-fondateur de l’IFR (livre récemment réédité par l’IFR et disponible par le BRK, voir aussi www.ifrottweilerfriends.org et www.rottweilerclub.be), nous avons retrouvé de la documentation historique. Dans le plus vieux standard de race connu sur le Rottweiler (Albert Kull, septembre 1901), nous retrouvons de préférence un moignon de queue inné héréditaire ou autrement une queue moyenne solide qui est portée haute et en boucle (“Angeborener Stummelschwanz sehr häufig und stets bevorzugt; sonst kräftig, mittellang, mit starker Bürste und hoch, stark gebogen getragen”). Immédiatement après l’auteur Richard Strebel décrit dans son travail “Die Deutsche Hunde” (1901/1905), le même moignon de queue inné/héréditaire mais bien avec un autre port: “Sehr häufig geborener Stummel, hoch angesetzt, verlängert die Rückenlinie inwaagerechter Forsetzung, biegt sich dann säbelförmig auf mit an der Unterseite verlängerter Haaren” ou en traduction libre : souvent né avec un moignon de queue, placé haut, prolongeant de manière horizontale la ligne supérieure et se dressant ensuite en queue «en sabre» avec pilosité plus longue sur le côté du dessous. Le renvoi au court moignon inné/héréditaire est à nouveau retrouver dans le standard de race de “Deutsche Rottweiler-Klub” – DRK, fondée en 1907, qui la décrit comme courte, placée haute et portée horizontalement dans le prolongement de la ligne de dos. Nous lisons également la même description de «Süd-Deutsche Rottweilerklub» (1913), mais dans lequel, pour la première fois, on complète avec le fait que bien que le Rottweiler naissait souvent avec le moignon de queue précité, la queue devait être coupée !
Verdacht van knikstaart … maar onschuldig : betasten is een must ! Suspet de quue cassée … mais innocent : il faut examiner/toucher la queue pour le savoir !
Plus détaillé, mais avec la confirmation que la courte queue peut être obtenue par la coupe de celle-ci, la description de la queue dans le standard de race de 1913 de «Internationale Rottweiler-Klub» (IRK – fondé en 1907) : ‘Mit der Rückenlinie in gleicher gerader Linie liegend, darf si nicht zu dünn, aber auch nich zu klobig sein, stets kurz
Pagina
13
kupiert. Angeborener Stummelsschwänze sehr häufig un sehr erwünscht”. En traduction libre, cela donne: portée dans le prolongement de la ligne supérieure, la queue ne peut pas être trop mince ou trop épaisse, toujours coupée courte. Le moignon de queue inné/héréditaire est très commun et très souhaitée. En 1921, l’ADRK fut fondé et son standard de race qui fut encore publié en mai 1965 par la FCI sous le numéro 147 a (= première version), lit : Die Rute wird möglichst waagerecht getragen. Sie ist kurtz, hoch angesetzt, verlängert die Rückenlinie in waagerechter Richtung. Häufig ist die Stummelrute, auch Mutzschwanz genannt, angeboren; sie ist nachzukupieren wenn sie zulang ist. Transformé librement vers le néerlandais: la queue doit être portée à l’horizontal. Elle est courte, placée haute et horizontale dans le prolongement de la ligne supérieure. Souvent, le chien naît avec un moignon de queue qui doit être coupé quand il est trop long. La même description est rappelée dans le projet plus récent (jamais déposé ou publié) du standard de race de 1960 (Die Rute –– Stummelrute - wird mööglichst waagerecht getragen. Sie ist Kurz, stark, nicht tief angesetzt. Hääufig ist die Stummelrute angeboren und muss, wenn zu lang,nachkupiert werden.) et encore dans une version plus récente du standard de race de 1970 (FCI n° 147 b, daté du 25.03.1970) dans laquelle nous retrouvons encore et toujours le renvoi au moignon de queue inné/héréditaire qui, s’il est trop long, devait être coupé : “Rute : sie wird waagerecht getragen, ist kurz und stark. Angeborener Mutzschwanz muss, wenn zu lang, nachkupiert werden.” On réalise évidemment que le moignon de queue inné/héréditaire – je trouve dans la littérature des renvois vers des queues de maximum 7 vertèbres de long - soit ne se présente pas beaucoup, et même rarement soit que le moignon de queue inné/héréditaire avait rarement la même et/ou la longueur souhaitée, l’ADRK a donc pris en 1981 la décision (cfr. Pienkoss, Rottweiler, oc, p. 209) que toutes les queues devaient être coupées. La décision a été reflétée dans des standards de race publiés plus tard le 15.02.1988 (FCI n° 147 f: Kurtz kupiert, wobei ein oder zwei Rutenwirbel sichtbar erhalten bleiben” ou en traductionl ibre: coupée courte à une ou deux vertèbres visibles) et le 16.01.1996, ces derniers renvoyant vers une queue coupée courte (2 vertèvres vis-à-vis l’ancien moignon demandé de maximum 7 vertèbres et la queue normale naturelle avec 20 – 23 vertèbres) à moins que le chien ne soit originaire d’un pays où la coupe est interdite par la loi et auquel cas la queue, de manière exceptionnelle, peut rester à l’état naturel. Aujourd’hui nos Rottweilers naissent rarement, voire jamais, avec un moignon de queue et tous les chiots ont une queue de longueur «normale» (le fait est bien que les queues d’animaux individuels montrent des longueurs parfois très différentes) et comparable à celle des autres races. Comment peut-on expliquer cela si un moignon de queue inné/héréditaire aurait en effet été une caractéristique naturelle de la race? Cela signifierait-il en effet que l’information génétique de ce moignon de queue devrait toujours être présent dans notre race et donc qu’il devrait encore être reflété dans son phénotype? N’est-il pas plus plausible que le moignon de queue soit en réalité une anomalie génétique récessive (ainsi que vu dans d’autres races !) qui allait perdre lorsqu’il n’y a pas longtemps est née la nécessité d’aligner l’élevage spécifiquement sur une queue semblable quand la coupe était toujours autorisée, même obligatoire, pour obtenir la longueur souhaitée? Etait-ce bien une caractéristique propre à la race… ou étaitce un défaut génétique qui consciemment «reproduite dans l’élevage» uniquement par des animaux de reproduction qui présentaient cette «anomalie» dans leur phénotype tandis que plus tard cela n’a plus été identifié du fait que tous les animaux étaient coupés et que cela n’était donc plus possible (et également plus nécessaire) de reconnaître et identifier des animaux avec des queues innées/héréditaires sur base du phénotype visible… ?
Pagina
14
Dans l’ouvrage “Rottweiler” du A. Pienkoss, Auflage Helga Brökenland Verlag, Essen, 2008, p. 209), nous retrouvons des renvois vers des études qui furent effectuées dans les années 1960 et qui ont mené à la conclusion que la queue en moignon n’était pas causée par un facteur récessif (auquel cas le queue en moignon peut uniquement provenir du phénotype si les deux parents sont homozygote pour cette caractéristique et en d’autres mots ne portent pas d’autres informations génétiques et donc ont Sterk naast het lichaam gedragen nécessairement krulstaart : diswalificatiefout tous deux un moignon en guise de queue)mais était bien causé par un facteur dominant avec toutefois une «pénétrance» diminuée, de ce fait pas absolument dominant mais bien une variation possible dans le phénotype. En outre, les études montrent que ce gène dominant était pour le chien homozygote (qui portait donc uniquement l’information génétique de la queue en moignon) létal ou mortel ! Cela impliquait que seulement les chiens hétérozygotes, porteurs d’informations génétiques aussi bien de la queue «normale» que du moignon de queue, pouvaient survivre et se reproduire ! Cela explique alors peut-être pourquoi de plus en plus de chiens avec une queue de longueur «normale» sont nés. Je ne suis pas généticien mais cela signifierait que ce facteur dominant devrait toujours être présent dans notre race et donc qu’il aurait également toujours une influence importante sur la définition du phénotype de telle sorte, en d’autres mots, que toujours plus de chiots devraient naître avec la queue en moignon…alors que cela n’est pas le cas ? Comment et quand est-ce que cette information génétique jugée dominante a été perdue ou la pénétrance est-elle si affaiblie ?
Diskwalificatiefout : krulstaart, sterk zijdelings naast het lichaam gedragen Faute éliminatoire : queue enroulée, portée fortement déviée latéralement.
La conclusion la plus évidente n’est-elle pas que le nombre de
Pagina
15
chiens qui sont nés avec la queue en moignon était en réalité toujours beaucoup plus petit – et leur influence sur la race beaucoup plus limitée – que ce que nous pouvons en déduire des premiers standards de race ? D’une manière ou d’une autre, en pratique ce problème est-il devenu d’intérêt secondaire lorsque la coupe de la queue a été autorisée et plus tard même obligatoire pour amener la queue à la longueur souhaitée et les éleveurs ne devaient plus s’en soucier : toutes les queues étaient généralement coupées à une longueur de deux vertèbres, avec ou non un moignon de queue à la naissance. Il en a été autrement lorsque le 01.06.1998 la loi allemande a interdit de couper les queues. Le Club allemand du Rottweiler ADRK n’a pas accepté que le Rottweiler resterait dans le monde entier une race coupée alors qu’il resterait dans sa propre patrie non coupé, non plus un exemple dirigeant mais uniquement une exception admise par le standard de race. Pour ces raisons, l’ADRK a demandé une modification du standard de race, ce qui est son privilège en tant que représentant de la patrie de la race. La requête fut acceptée et le 06.04.2000, le standard de race fut modifié en Rute : Naturbelassen, waagrecht in Verlangerung der Ruckenlinie; im Ruhezustand auch hangend. Traduction libre: Que: A l’état naturel, portée dans le prolongement de la ligne de dos, lors de situations décontractées, la queue peut pendre Au fond, avec exception à la modification des moignons de queues innés, cela est à peu près la même description que dans les premiers standards de race : horizontale dans le prolongement de la ligne supérieure. Certains affirment que cette modification n’était pas nécessaire vu que le standard de race précédent reconnaissait aussi le chien non coupé si il – comme le cas depuis 1998 en Allemagne – était originaire d’un pays où la coupe était interdite par la loi et que cette modification était motivée seulement par une chute sévère de la vente de chiots allemands. Il y a ici certainement un fond de vérité, mais c’est évidemment «plus sage» à dire que la patrie de la race doit prendre la direction et montrer l’exemple ou du moins, que cette modification a anticipé avec sagesse une législation contintent large, basée sur une persuasion sociale à forte croissance. Chaque dérogation de descriptif de la queue dans le standard de race est considérée comme fautive: la queue en cercle, la queue placée trop haut ou trop bas, etc. … . A la lettre du standard de race, même la queue en sabre fière et dominante serait fautive bien qu’elle en général acceptée et même définie comme souhaitable dans les premiers standards de race. Ce port sert aussi à mon avis à ne pas être pénalisé avec perte de qualification. L’implantation et le port de queue souhaité ne peuvent pas être jugés comme sujet isolé mais doivent être vus dans l’ensemble avec entre autres la longueur, le poids et la puissance de la queue et naturellement aussi l’angulation de la hanche. Une hanche correctement angulée autorisera en effet plus facilement que la queue soit portée dans le prolongement de la ligne de dos ou encore pendante qu’une hanche trop sévèrement inclinée ou encore trop plate qui toutes deux peuvent influencer aussi bien l’implantation que le port de queue de manière négative. Attention cependant, je vois en ce moment dans le monde beaucoup de croupes trop fortement inclinées avec toutes les conséquences sur entre autres l’allure. Des éleveurs ne peuvent certainement pas bien parler de cela en renvoyant au port de queue ! En effet, je ne doute pas seulement très fortement que ces «croupes» seraient consciemment mises dans l’élevage pour la queue … mais en outre je nie qu’un port de
Pagina
16
queue correct exigerait nécessairement des hanches très obliques, même que le chien en serait gêné physiquement dans les caractéristiques les plus essentielles pour lesquelles la race serait élevée et conservée : son allure caractéristique de la race inlassable et harmonieusement puissante. A mon avis, l’utilité ici d’un message clair et une information/éclaircissement plus précis, en particulier au nom des juges de race. Où il n’y a pas encore si longtemps (également avec des conséquences sur l’allure) les hanches trop plates étaient souvent récompensées (bien que le standard de race réfère à une croupe large légèrement arrondie, ce qui n’est pas la même chose qu’une croupe descendante), à mon avis aujourd’hui on doit donner une attention plus sévère aux croupes qui sont souvent trop descendantes, car nous voulons maintenir le Rottweiler comme «chien de travail» et ce que je veux donc dire : le chien qui est conforme dans ces caractéristiques qui le mettent en état du travail à faire pour lequel il a été créé : conducteur de troupeau ! Ce qui est important dans le standard de race de 2000, est que la liste de fautes disqualification est étendue avec: „Rute : Knickrute, eingerollte, stark seitlich zur Rückenlinie getragene Rute“ Ou traduit: queue cassée, queue en boucle portée solidement de côté, à côté de la ligne de dos. Les raisons pour lesquelles ces fautes mènent à la disqualification (et l’inadaptabilité à élever!) ne sont pas inspirées par des raisons esthétiques mais bien par des raisons médicales. La queue cassée ou “knickrute” (parfois dénommée aussi queue en crochet) montre une brisure qui est causée par deux ou plusieurs vertèbres se rapprochant. La queue cassée peut accepter plusieurs forme : queue cassée, queue en crochet, queue en tire-bouchon). Cela concerne une anomalie héréditaire physique déterminée (manque génétique) dans la queue. Cette dernière est même un prolongement de la colonne vertébrale du dos. Sis la brisure est uniquement présente dans la queue, elle incommodera rarement le chien. Cependant, la brisure peut se développer (même fort) dans d’autres parties de la colonne vertébrale (la brisure surgit avant la naissance mais est souvent remarquable plus tard) comme la nuque, les côtes, les reins, … et peut alors causer des problèmes très importants. La littérature nous apprend qu’il peut exister une corrélation entre la queue cassée d’une des animaux d’élevage et des anomalies sérieuses dans la colonne vertébrale du dos et même dans les systèmes organiques des chiots !! La queue courbée avec une anomalie très déviante par rapport à la ligne de dos ne peut par contre pas être causée par une anomalie de la colonne vertébrale mais bien par un raccourcissement des tendons ou une tension dans les tendons et/ou les muscles. Cela me mène au jugement de la queue. Cela n’est pas difficile vu que nous voyons déjà cette queue de mémoire d’homme chez d’autres races et également le standard de race du Rottweiler donne une description détaillée du port souhaité. Cependant je délibérerai d’un nombre d’aspects en rapport avec le jugement de la queue à la commission internationale des juges de la Fédération Internationale des amis du Rottweiler et/ou au séminaire des juges qui évidemment sera organisé l’année prochaine par l’IFR. Certains refusent de juger la queue en se cachant derrière un soi-disant accord (qu m’est inconnu) qui dit «que la queue ne doit pas encore être jugée parce que ce serait toujours un nouvel aspect de la race». Ce qui est difficilement compréhensible. Non seulement, il y a des pays où elle n’est déjà plus coupée depuis des décennies et il y a pour le juge de race (intéressé) de ce côté un rassemblement d’un peu d’expérience et de connaissance, mais en outre le standard de race fixe les fautes disqualificatives que le juge peut regarder
Pagina
17
mais doit aussi faire attention…et enfin, cela vaut pour le dernier standard de race qui date entre-temps du 06.04.200 … et de ce fait nous élevons/jugeons/exposons le Rottweiler depuis huit ans avec la queue, un manque d’intérêt pas sérieux peut répondre à un soi-disant manque d’expérience… ! En outre, le jugement de la queue suivant le standard de race FCI n’est pas une option mais une obligations et bien un obligation avec effet immédiat sans détermination d’une «période d’introduction» ! Nous savons comment le standard décrit le port et l’implantation souhaités et étant donné que nous avons savons que chaque anomalie est fautive, il n’y a pas de raisons valables d’être «aveugle sur la queue» ! Bien que l’homogénéité soit naturellement toujours préférable, je peux comprendre que chaque juge revendique la liberté de juger même de l’intérêt de l’anomalie au vu du descriptif du standard de race (queue en sabre, queue emplumée, mince, épaisse, queue longue, …) et les conséquences que cela a sur la qualité (et la qualification) des chiens présentés individuellement. Etant moi-même juge, je revendique le droit également et cet article ne veut certainement pas dire d’insister sur des jugements déjà trop sévères ou des jugements qui sont déjà particulièrement fondés sur la queue. A mon avis, les affaires se trouvent toutefois autrement quand il s’agit de fautes qui doivent amener à la disqualification ! A mon avis, il y a uniquement le juge FCI qui prend la liberté de disqualifier ou non maintenant que le standard de race impose la disqualification, identiquement à la manière obligatoire qu’il le fait quand il manquerait par exemple à un chien une ou plusieurs dents. La queue cassée est relativement facile à constater, cependant uniquement quand on palpe la queue ! Il est correct qu’une brisure est parfois tellement claire à voir qu’il est impossible ou impensable de ne pas contrôle la queue. Ce n’est pas toujours le cas et j’ai déjà eu plusieurs fois des mécontentements de devoir disqualifier un chien avec une queue cassée alors que le même chien avait déjà obtenu un résultat excellent auparavant et même réussit les prestigieux tests d’aptitude à la reproduction, même parmi les spécialistes de race…qui n’avaient cependant pas jugé la queue, du moins ne l’avaient pas palpée… . Aussi inversement et aussi plus d’une fois, j’ai contrôlé une queue qui à première vue pouvait être soupçonnée d’une brisure alors que la palpation montrait qu’il n’était pas question de la déformation prise en compte par le standard de race, mais simplement d’une crampe qui pliait la queue et n’amenait pas à la disqualification à l’occasion d’une brisure ou un crochet. Il est de la responsabilité de chaque juge d’être attentif aux fautes disqualificatives et d’examiner activement chaque chien présenté. Une exposition de chiens concerne toujours plus qu’un jugement du «plus beau» chien, c’est l’occasion de sélectionner les animaux d’élevage et la décision ou le jugement du juge a donc aussi des implications sur l’avenir de la race. Etant donné que la queue coupée touche à la santé du chien et ses descendants, le juge ne peux pas négliger cela. C’est uniquement en palpant la queue qu’il/elle peut s’assurer de l’exactitude de cela, exactement comme il s’assure seulement en tâtant de la présence des deux testicules développés complètement, par l’ouverture de toute la gueule pour la présence de toutes les dents, la fermeture de la gueule et l’ouverture des lèvres pour voir la dentition, etc. … . Si après la palpation de la queue, il y a encore une incertitude – chaque juge ne peut pas apporter avec lui un appareil de radiographie – la décision appartient uniquement à la responsabilité du juge. Personnellement je crois alors à l’adaptation de «l’avantage du doute»… . L’interprétation est plus difficile quand on parle de la faute éliminatoire “Eingerollte stark seitlich zur Ruckenlinie getragene Rute” ou queue enroulé portée fortement déviée latéralement. Même abstraction faite de la notion «fort» et sans poster la question sur l’interprétation personnelle et donc subjective de celle-ci, il subsiste un problème d’interprétation qui doit surtout être travaillé lors des différences dans les traductions officielles du standard de race (voir aussi ces textes www.fci.be).
Pagina
18
Le texte contraignant est le texte allemand et je peux uniquement constater que la notion allemande «eingerollte rute» n’est pas la même qu’en Anglais «ringtail» ! Une queue en cercle existe quand la queue boucle tout ou en partie de telle sorte qu’un cercle fermé se forme, par exemple quand le dessus de la queue touche la ligne de dos ou même la racine de la queue et donc forme un «cercle» fermé. Voir pour cela une définition, par exemple : «long tail, all or part of which curls in a circular fashion“, cité du website www.thekennelclub.org.uk . » Le texte allemand n’utilise pourtant pas le mot “Ringelrute” (= queue en cercle) mais bien «eingerollte Rute», ce qui se trouve pour chaque queue qui courbe sur le corps, même si il n’est pas loin de courbé comme une queue en cercle. Cela signifie en d’autres mots que même sis la queue ne touche pas la ligne supérieure ou la racine de la queue, mais courbe au-dessus et en outre aussi fortement près du corps, le chien doit être disqualifié. La “lehrtafel” de l’ADRK (voir ce dessin) suggère une queue clairement en cercle qui courbe même presqu’aussi loin que celle de par exemple un bouvier d’Appenzell, des races de chiens Spitz ou des races polaires, … . Ce dessin forme cependant uniquement un exemple, ne contient pas une définition déterminée et montre seulement un port de queue avec possibilité de disqualification alors qu’il reste d’autres variantes auxquelles on peut penser. Pour cet usage de mot pas clair ou du moins cette traduction fausse qui à mon avis autorise trop d’interprétations individuelles contradictoires, je délibérerai d’un et l’autre à la commission international des juges de l’IFR, en espérant que ses discussion et conclusion conduiront à une meilleure homogénéité dans l’interprétation et l’adaptation du standard de race. Un autre point, c’est que les juges doivent faire prendre plus conscience du dommage que certains propriétaires osent causer à leur chien en cachant une queue fautive et que chacun doit rendre plus attentif sur les symptômes possibles de cela: couper le nerf ou le muscle avec lesquels la queue peut encore être agitée, mais ne peut plus être levée, causer des «queues aquatiques» (extrêmement douloureux) ou des «queue morte» qui prolonge de manière horizontale la ligne de dos de quelques centimètres (parfois jusqu’à 1/3 de la longueur de la queue) et est alors droite vers le bas et reste ainsi, même quand il n’y a plus aucun facteurs de stress et que la queue devrait être détendue. Enfin, il y a aussi encore l’interprétation du règlement de show FCI daté du 01.01.2008 qui laisse également place à l’interprétation et la discussion: « Les chiens ayant la queue ou les oreilles coupées doivent être admis aux expositions et il doit être tenu compte de la législation en vigueur dans leur pays d’origine et dans le pays où se déroule l’exposition. Le jugement de ces chiens, que la queue et les oreilles soient coupées ou non, doit être réalisé sans aucune discrimination et selon le standard de la race reconnu. « Verdacht van “waterstaart” … !
La première phrase traite sur le fait de ne pas devoir/pouvoir autoriser des chiens à une exposition. La deuxième partie de l’alinéa contient en outre une directive pour le juge. Une interprétation est que des chiens coupés ou non coupés doivent être jugés côte à côte et sur la même base, sans discrimination. C’est cependant aussi un ajout : « … selon le standard de la race reconnu» ce qu’on ne peut pas ignorer. Cette addition peut impliquer qu’uniquement quand le standard de race autorise aussi bien les chiens coupés que non coupés (cfr. par exemple l’ancien standard de race FCI du 16.01.1996), il ne peut en effet y avoir aucune discrimination tandis que quand le standard de
Pagina
19
race (cfr. l’actuel standard de race) impose par contre que la queue doit rester à son état naturel, le juge doit bien faire une différence entre les deux… ! Jusqu’à aujourd’hui, l’IFR a donné la préférence à la première interprétation (cfr. par exemple le fait que la Best In Show du show mondial de l’IFR 2007 était une femelle coupée). Etant donné que le standard ne considère pas la coupe comme une faute disqualificatif, cela peut à mon avis être défendu. Néanmoins, selon moi, le prochain congrès IFR sera soumis à interpréter son propre règlement d’expo actuel consciemment et sans double sens au vu des interprétations actuelles qui parfois mènent à des situations très désagréables et même à une discrimination flagrante des chiens précisément pas coupés, c’est-à-dire quand ceux-ci doivent être disqualifiés à cause d’une queue fautive…alors que d’autres chiens dans le même ring aurait peut-être montré la même faute s’ils n’avaient pas été coupés… ! Des considérations comme dans cet article mènent de plus en plus souvent à des questions avec lesquelles cela a commencé. C’est pourtant pertinent, touche à notre race aimée et mérite à mon avis aussi une attention adaptée. Dirk Vandecasteele.
Pagina
20