licht op duisternis
inhoud Licht op duisternis – een inventarisatie inleiding, doelstelling, werkwijze en leeswijzer deel a
donkerte en lichtvervuiling welke soorten lichtvervuiling zijn er, met welke thema’s is het onderwerp verbonden en op welke manieren kan lichtvervuiling in kaart worden gebracht
deel b
op zoek naar de duisternis op welke beleidsterreinen komen we lichtvervuiling/donkertebescherming tegen en hoe wordt hier door de verschillende provincies invulling aan gegeven
deel c
lichtend voorbeeld welke activiteiten worden er door de verschillende provincies ondernomen, wat zijn inspirerende ideeën en voorbeelden
deel d
samenvatting en conclusies hoe ziet het totaalbeeld eruit als we kijken naar donkertebescherming in de provincies, wat zijn de belangrijkste conclusies
deel e
vragen voor het vervolg wat wordt er gemist door de beleidsmakers, waar hebben zij behoefte aan, wat zou er in een vervolgtraject verder uitgewerkt dienen te worden
bijlagen
1 overzicht geïnterviewden 2 informatie en literatuur 3 structuurvisies en omgevingsplannen 4 eisen verlichtingsplan 5 activiteiten VROM
licht op duisternis – een inventarisatie Inleiding
Wie een satellietfoto ziet van Nederland bij nacht, ziet een helder verlicht land. Er is licht in de duisternis, heel veel licht. En er is steeds minder duisternis. De laatste jaren groeit het bewustzijn dat deze situatie niet wenselijk is. Burgers, maatschappelijke organisaties en overheden krijgen steeds meer aandacht voor het onderwerp lichtvervuiling/donkertebescherming. Beleid over dit onderwerp staat echter nog in de kinderschoenen. In 2007 is er door de provincies Gelderland, Utrecht, Overijssel, Zuid-Holland en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) een werkgroep opgericht, die zich specifiek bezighoudt met de onderwerpen lichtvervuiling en donkertebescherming. Later hebben ook de provincies Groningen en Zeeland zich aangesloten bij deze werkgroep. De visie van de werkgroep is dat - door als provincies en rijksoverheid gezamenlijk aan de slag te gaan met dit onderwerp - harmonisering en structurering van verdere ontwikkelingen kan plaatsvinden. Op deze manier kan er geleerd worden van elkaars ervaringen, hoeft het wiel niet steeds opnieuw uitgevonden te worden en kan het beleid zijn kinderschoenen steeds meer ontgroeien. Om deze ontwikkeling een positieve impuls te geven, is er door de werkgroep in augustus 2008 een projectvoorstel geschreven en een aanvraag ingediend in het kader van de IPO PRISMA-gelden. Ondertussen is bekend geworden dat het project is goedgekeurd, in april 2009 zal het IPO-project over donkertebescherming en lichtvervuiling van start gaan. Om een goede basis te leggen voor het IPO-project heeft de werkgroep in het najaar van 2008 opdracht gegeven tot het uitvoeren van de inventarisatie Licht op duisternis.
3
Doelstelling
Doel van deze inventarisatie is om een beeld te krijgen van wat er bij de twaalf provincies speelt op het gebied van donkertebescherming en lichtvervuiling. Om te komen tot een dergelijk overzicht, zijn de volgende vragen als leidraad genomen: Wat is het huidige beleid en wat zijn de ondernomen activiteiten? Welke instrumenten zijn er beschikbaar? Welke beleidsterreinen en afdelingen zijn er bij dit onderwerp betrokken? Waarin kunnen de provincies van elkaar leren, wat zijn inspirerende voorbeelden? Daarnaast heeft de inventarisatie tot doel zicht te krijgen op de vragen die er leven bij de provincies inzake lichtvervuiling en donkertebescherming. Deze vragen kunnen als uitgangspunten dienen bij het IPO-project over dit onderwerp, dat in het voorjaar van 2009 van start gaat.
Werkwijze
Met elf provincies (Flevoland heeft niet deelgenomen aan deze inventarisatie) is een gesprek georganiseerd over het onderwerp donkertebescherming/ lichtvervuiling. Hierbij waren steeds meerdere beleidsrichtingen vertegenwoordigd: ruimtelijke ordening, milieu, natuur, mobiliteit et cetera. Van de gesprekken is een verslag gemaakt, dat ter aanvulling en goedkeuring aan de geïnterviewden is gestuurd. Soms bleek, na een bezoek aan de provincie, dat het zinnig was een vervolgafspraak te maken omdat er enkele ‘hoofdrolspelers’ niet aan tafel hadden gezeten. Ook is er vaak achteraf per mail nog informatie uitgewisseld over vragen die tijdens het gesprek niet voldoende beantwoord konden worden. Behalve met de elf provincies, is er ook gesproken met het ministerie van VROM, de stichting Natuur en Milieu (N&M) en met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Verder zijn er diverse documenten over het onderwerp verzameld en bestudeerd. Al deze gesprekken en de daarbij vergaarde informatie hebben uiteindelijk geleid tot dit rapport. Daarbij worden de uitvoerders van deze inventarisatie vanzelfsprekend begrensd door datgene wat er door de diverse provincies is aangeleverd. De kracht van de inventarisatie zit in het samenbrengen van deze informatie én in het blootleggen van datgene wat er nog gemist wordt op het gebied van donkertebescherming en lichtvervuiling.
Leeswijzer
Het rapport Licht op duisternis is opgebouwd uit vijf delen. In deel A vindt u algemene informatie over lichtvervuiling, de thema’s waarmee dit onderwerp verbonden is en de verschillende manieren waarop lichtvervuiling in kaart kan worden gebracht. Deel B geeft vervolgens een overzicht van de verschillende relevante beleidsterreinen en van hetgeen er gebeurt op deze terreinen aangaande donkertebescherming en lichtvervuiling. Deel C beschrijft inspirerende activiteiten die door verschillende provincies zijn opgezet in het kader van licht en donker. Deel D biedt een totaalbeeld van het beleid van de verschillende provincies op het gebied van donkerte en bevat een samenvatting en conclusies. Het rapport sluit af met deel E, waarin de kernvragen die leven bij de provincies op het gebied van donkertebescherming en lichtvervuiling op een rij worden gezet.
5
het zwarte licht van de nacht ons onzichtbaar maakte
deel a lichtvervuiling en donkertebescherming Lichtvervuiling en donkertebescherming zijn betrekkelijk nieuwe onderwerpen, die de laatste tijd steeds meer aandacht krijgen. Voordat we ingaan op de rol die de provincies spelen bij deze onderwerpen, geven we in dit deel eerst algemene informatie over de soorten lichtvervuiling die men kan onderscheiden, de thema’s waarmee deze onderwerpen verbonden zijn en de manieren waarop lichtvervuiling in kaart kan worden gebracht. Soorten lichtvervuiling
Bij lichtvervuiling kan men drie verschillende niveaus onderscheiden: Lichthinder Hinder op individueel niveau door direct invallend/instralend licht. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een lichtmast of reclameverlichting die een woning binnen schijnt. Horizonvervuiling De zichtbaarheid van licht op langere afstand. Voorbeelden hiervan zijn de lichtkoepels die men kan waarnemen boven een stad of boven een kassengebied. Een ander voorbeeld is het tot op lange afstand zichtbaar zijn van een open stal of een verlicht sportveld in een open landschap. Verminderde zichtbaarheid van de sterren De verminderde zichtbaarheid van de sterren, veroorzaakt door de aanwezigheid en uitstraling van kunstlicht. Boven grote steden kan men nog slechts enkele tientallen sterren waarnemen, terwijl er in een donker gebied duizenden zichtbaar zijn. Als er in dit rapport wordt gesproken over lichtvervuiling, dan hebben we het over horizonvervuiling en verminderde zichtbaarheid van de sterren, niet over lichthinder op individueel niveau.
7
Lichtvervuiling kan veroorzaakt worden door bronnen als openbare verlichting, reclameverlichting, assimilatieverlichting (kassen), en de verlichting van gevels, sportvelden, paardenbakken, open stallen, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en dergelijke. Thema’s waar donkertebescherming
Donkertebescherming en lichtvervuiling zijn verbonden met meerdere thema’s. Deze worden hieronder kort beschreven.
en lichtvervuiling mee verbonden zijn
Donkerte als oerwaarde Donkerte is een oerwaarde, of - zoals het ook regelmatig genoemd wordt door provincies - een kernkwaliteit of kernkarakteristiek. Het gevoel voor donkerte als oerwaarde leeft bij veel mensen. Dat maakt dat initiatieven als de Nacht van de Nacht succesvol zijn bij een breed publiek. Overigens wordt duisternis, samen met de oerkwaliteiten stilte en rust, ook wel aangeduid als een compensatiewaarde, als een waarde die tegenwicht biedt aan de huidige, hectische maatschappij. Natuur, flora en fauna Kunstlicht in de nacht verstoort het leven van planten en dieren. Zowel dagdieren (voor wie het belangrijk is dat zij ’s nachts ongestoord kunnen rusten in de duisternis) als nachtdieren (voor wie het belangrijk is dat hun leefomgeving ’s nachts donker is) worden verstoord. Gevolgen van deze verstoring kunnen onder meer zijn: desoriëntatie, ontregeling van biologische ritmes, verandering van de habitatkwaliteit en aantrekking door licht (met mogelijk fatale afloop voor vogels en insecten). Voor planten, waarbij de fotosynthese gestuurd wordt door licht, geldt eveneens dat zij ontregeld kunnen worden door de aanwezigheid van veel kunstlicht in de nacht. Dát de natuur verstoord wordt door de onnatuurlijke aanwezigheid van licht is duidelijk, over de mate waarin en de gevolgen die dit heeft is echter nog betrekkelijk weinig bekend. Voor enkele soorten is onderzoek gedaan, voor het overgrote deel echter nog niet. Energie Energie en energiebesparing zijn in deze tijd belangrijke thema’s. De ambitie om energie te besparen kan op eenvoudige wijze gekoppeld worden aan de ambitie om meer donkerte te creëren. Dit gebeurt onder andere door de Taskforce Verlichting, die in december 2007 door minister Cramer (VROM) is ingesteld. Deze Taskforce heeft op 26 mei 2008 een advies uitgebracht met voorstellen die moeten leiden tot een forse reductie van het energieverbruik
én die overbodig kunstlicht tegengaan. Overigens is een van de voorstellen van de Taskforce het opzetten van een actief donkertebeleid door het ministerie van VROM (zie ook bijlage 5). Gezondheid Lichtvervuiling heeft een verstorende werking bij dieren en planten, maar ook bij mensen. Daardoor heeft het mogelijk een schadelijk effect op de gezondheid. Dit heeft onder andere te maken met de stagnatie van melatonineproductie, die belangrijk is voor het menselijk afweersysteem. Er zijn enkele onderzoekers die een mogelijk verband hebben gelegd tussen lichtvervuiling en borstkanker. Ook zijn er relaties gelegd tussen lichtvervuiling en slaapstoornissen en tussen lichtvervuiling en stress. Om duidelijke uitspraken te kunnen doen over dit onderwerp, is echter meer onderzoek noodzakelijk. Landschap Landschappelijke kwaliteit is er niet alleen overdag, maar ook ’s nachts. Lichtmasten, reclamezuilen en verlichte bedrijventerreinen bepalen dan mede het beeld waardoor vooral het karakter van open landschappen wordt aangetast, ook in het donker. De komende tien jaar zal 25% van het landschap van functie veranderen. Hoe willen wij dat ons landschap zich ontwikkelt? Wat vinden wij belangrijke waarden? Deze vragen gelden voor het landschap overdag, maar ook voor het landschap in de nacht. Het thema verrommeling speelt hierbij een rol. Daarnaast speelt de hemelhelderheid een rol. In Nederland zijn steeds minder sterren te zien, in de steden maar ook in de buitengebieden. Sterrenkundigen gaan naar het buitenland, om daar de melkweg waar te kunnen nemen en de sterrenhemel te kunnen bestuderen. Het prachtige, oneindige landschap boven ons wordt door de toenemende lichtvervuiling steeds minder zichtbaar. Verkeersveiligheid Het thema lichtvervuiling is onlosmakelijk verbonden met verkeersveiligheid. De aanwezigheid van licht draagt bij aan overzichtelijke verkeerssituaties. ‘Alle lichten uit’ is geen oplossing, want daarmee wordt een nieuw probleem gecreëerd, namelijk een onveilige situatie in het verkeer. Wel is het mogelijk heel bewust om te gaan met verlichting in het verkeer, dat wil zeggen niet verlichten, tenzij dat noodzakelijk is gezien de verkeersveiligheid. In verschillende risicovolle wegsituaties kan actieve markering een oplossing bieden. Indien verlichting toch noodzakelijk is, kan men kiezen voor dimbare verlichting, goed afgestelde armaturen, LED-verlichting en andere technieken, om de overlast zo beperkt mogelijk te houden.
9
Sociale veiligheid Het onderwerp licht en donker is niet alleen verbonden met feitelijke veiligheid, maar ook met de beleving van veiligheid. Veel mensen voelen zich veiliger als er licht brandt. Het is niet bewezen dat de situatie dan ook werkelijk veiliger is, integendeel zelfs. Veel mensen beleven het echter wel zo. Dat is een factor waar rekening mee gehouden dient te worden bij het nemen van beslissingen en zeker ook bij de communicatie over genomen beslissingen. Hiervoor is beschreven met welke zeven thema’s het onderwerp verbonden is. Hoe zwaar de genoemde thema’s wegen, zal per provincie verschillend zijn. In provincies die nog betrekkelijk donker zijn, zoals Drenthe, Groningen, Friesland en Zeeland, wordt over het algemeen veel waarde gehecht aan donkerte als oerkwaliteit en als leefomgevingskwaliteit. Men is er trots op dat men nog donkere nachten heeft en wil dit graag zo houden. In provincies waar veel lichtvervuiling is, zoals Zuid-Holland, Utrecht, Noord-Holland en NoordBrabant, is het belangrijk om de donkerte die er nog is te beschermen, en om grote bronnen van lichtvervuiling op te sporen en indien mogelijk terug te brengen. In provincies met veel natuur zal de bescherming van flora en fauna een grote rol spelen, in de stedelijke gebieden spelen gezondheidsoverwegingen wellicht een grotere rol. De afwegingen die gemaakt worden en de waarde die er gehecht worden aan de verschillende thema’s, verschillen per provincies. Vrijwel overal is het echter een kleurrijk palet, waarbij verschillende van de hiervoor genoemde aspecten een rol spelen. Juist het feit dat lichtvervuiling en donkertebescherming geen nieuwe, afzonderlijke thema’s zijn, maar een sterke verbinding hebben met bestaande thema’s, maakt het mogelijk om te komen tot een stevige verankering.
Lichtvervuiling
De aandacht voor lichtvervuiling en donkertebescherming groeit en daarmee
in kaart gebracht
groeit ook de behoefte om letterlijk in kaart te brengen hoe de huidige stand van zaken is. Het maken van dergelijke kaarten is om meerdere redenen belangrijk: Vergroting van kennis en inzicht Door de huidige situatie in kaart te brengen, wordt duidelijk waar we het precies over hebben, waar de lichtvervuiling het grootst is en waar maatregelen het meest gewenst zijn. Monitoring Door het in kaart brengen van een nulsituatie wordt het mogelijk om te beoordelen of maatregelen werken en of de situatie na een bepaalde periode verbeterd of verslechterd is. Bewustwording/communicatie Het in beeld brengen van lichtvervuiling draagt sterk bij aan bewustwording: beelden werken directer en beter dan woorden.
11
afb. 1
Diverse
afb. 2
De lichtbronnenkaart (afb. 1)
methoden om
Op deze kaart wordt aangegeven welke lichtbronnen zich bevinden in een
lichtvervuiling
bepaald gebied. Niet de effecten van licht zijn zichtbaar gemaakt, maar de
in kaart te
bronnen die (mogelijk) lichtvervuiling veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is
brengen
de lichtbronnenkaart van de provincie Groningen. De satellietkaart (afb. 2) Vanuit een satelliet wordt in beeld gebracht hoeveel licht er ’s nachts te zien is. Bij deze methode wordt er dus een beeld gemaakt van de aarde, bezien vanuit de ruimte. De berekeningskaart ofwel kaart van de kunstmatige nachtelijke hemelhelderheid (afb. 3) Deze kaart laat de nachtelijke verlichting zien, zoals waargenomen vanaf de aarde en veroorzaakt door kunstmatige verlichting. Deze kaart is gebaseerd op satellietbeelden waarbij vanuit de ruimte naar de aarde gekeken wordt. Vervolgens is berekend hoe deze nachtelijke verlichting vanaf de grond waargenomen wordt. Tevens is gecorrigeerd voor het achtergrondlicht, zodat alleen kunstmatige verlichting meegenomen wordt. Deze methode is ontwikkeld door de Italiaanse wetenschapper Cinzano en zijn team.
afb. 3
afb. 4 Duisternis in Nederland gemeten tussen 2004 en februari 2009 door Sotto le Stelle
De hemelhelderheidskaart ofwel kaart van de nachtelijke hemelhelderheid (afb. 4) Deze kaart laat eveneens de nachtelijke verlichting zien, zoals waargenomen vanaf de aarde. Deze methode is ontwikkeld door Wim Schmidt van Sotto le Stelle. Belangrijkste verschil tussen de methoden van Cinzano en Sotto le Stelle is dat de eerste methode landsdekkend is waarbij berekend wordt wat er vanaf de grond te zien is, terwijl er bij de tweede methode op diverse locaties gemeten wordt vanaf de grond. De twee methoden zijn complementair. Tot nu toe hebben Gelderland, Zeeland, Zuid-Holland, Overijssel en Utrecht een hemelhelderheidskaart laten maken van (een deel van) hun provincie. In het rapport van de provincie Utrecht, dat in februari 2009 in concept verscheen, staat een overzichtskaartje: zie afbeelding 4. De getoonde kaarten zijn niet de enige die ontwikkeld zijn. Noord-Brabant heeft onlangs door de Brabantse Milieufederatie een duisterniscategorieënkaart laten maken van het gebied Het Groene Woud. De provincie Groningen heeft een donkertewenskaart gemaakt, waarop de wensen voor wat betreft donkerte en licht voor het Groninger landschap in kaart zijn gebracht. In Drenthe is door de Milieufederatie met steun van de provincie een speciaal
13
boekje gemaakt over de Lichtbronnenkaart Drenthe. Op basis van waargenomen bronnen zijn een lichtkaart (‘waar is het licht en waar is het donker’) en een belevingskaart (‘waar kunnen we het nachtelijk duister nog echt ervaren’) samengesteld, die samen de Lichtbronnenkaart Drenthe vormen. Kaarten en monitoring
Op dit moment zijn er meerdere kaarten die naast elkaar gebruikt worden. Dit hoort bij de pioniersfase waarin het onderwerp lichtvervuiling zich thans bevindt. Op zich is een veelheid aan kaarten geen bezwaar: alle initiatieven dragen bij aan kennisverwerving en aan meer bewustzijn. Het is echter wenselijk dat er in de nabije toekomst ook op dit vlak harmonisering en structurering van verdere ontwikkelingen plaatsvindt. Daarbij gaat het niet alleen om het maken van kaarten. Waar het om gaat is het ontwikkelen van een methodiek, die de situatie op het gebied van lichtvervuiling in beeld kan brengen én die het mogelijk maakt de effecten van maatregelen tegen lichtvervuiling te meten. Daarnaast is het wenselijk dat met dergelijk instrument de effecten van beleid voorspeld kunnen worden, zodat er op goede gronden afwegingen gemaakt kunnen worden. Het gaat dus om een instrument, dat ondersteunend is bij het maken van beleid en het monitoren daarvan. In het IPO-project dat in 2009 van start gaat, zal dit onderwerp verder worden uitgewerkt en zullen de mogelijkheden onderzocht worden. Dit zal gebeuren in nauw overleg met het ministerie van VROM, die dit onderdeel van het IPOproject mede financiert. Overigens is het RIVM in opdracht van VROM onlangs gestart met een project waarbij de verlichting van Nederland in de nacht in kaart gebracht wordt. Naar alle waarschijnlijkheid zal hierbij gebruik worden gemaakt van satellietbeelden. Dit project geeft een aanzet tot een meer verfijnde, landelijke kaart die de nul-situatie op het gebied van lichtvervuiling in beeld brengt.
15
en wij alleen nog stemmen waren op de bank in de tuin
deel b op zoek naar de duisternis Lichtvervuiling en donkertebescherming zijn verbonden met thema’s als ruimtelijke ordening, landschap, energie, verkeer en natuur. In dit deel van het rapport wordt beschreven op welke beleidsterreinen we lichtvervuiling/donkertebescherming zijn tegengekomen tijdens de inventarisatie en op welke manier er door verschillende provincies invulling aan wordt gegeven. Ruimtelijke
Het verschil in benadering tussen de diverse provincies is het sterkst zichtbaar
structuurvisies
als we kijken naar de ruimtelijke structuurvisies en de provinciale omgevings-
en omgevingsplannen
plannen. Los van het feit dat alle provincies hierin een eigen vorm kiezen (wel/ geen integrale benadering) en zich alle in een andere fase van het proces bevinden (uiteenlopend van werkend aan het concept tot het reeds vastgesteld hebben van structuurvisie of omgevingsplan), worden ook de inhoudelijke verschillen zichtbaar als het gaat om het onderwerp donkerte. Een overzicht van de vorm en fase per provincie vindt u in bijlage 3. Hier wordt ingegaan op de inhoudelijke verschillen tussen de provincies. Globaal kunnen we de provincies indelen in drie categorieën. Sterke verankering van donkerte: Zeeland, Friesland, Groningen, Drenthe Duisternis wordt genoemd of gaat genoemd worden als een kernkwaliteit of kernkarakteristiek die beschermd dient te worden, duisternis wordt aangemerkt of gaat aangemerkt worden als zijnde provinciaal belang. Tussencategorie: Overijssel, Zuid-Holland Duisternis wordt genoemd als kwaliteit van bepaalde landschappen binnen de provincie (de lust- en leisure landschappen in de provincie Overijssel) óf de discussie wordt nog gevoerd over of en hoe het onderwerp duisternis een plek zal krijgen in de structuurvisie (Zuid-Holland). Geen verankering:
Gelderland, Noord-Holland, Limburg, Noord-Brabant, Utrecht
Duisternis is niet genoemd in de vastgestelde structuurvisie/omgevingsplan of in het concept structuurvisie/omgevingsplan waar nu aan gewerkt wordt.
17
Als reden om duisternis niet op te nemen in de structuurvisie of het omgevingsplan werd onder andere genoemd dat het moeilijk is te vertalen naar het juridische, dat het niet af te dwingen is bij gemeenten en dat het moeilijk te vertalen is naar uitvoeringsbeleid. Ook zijn er provincies waarbij het onderwerp tot nu toe weinig (bestuurlijke) belangstelling heeft en het om die reden niet aan de orde is gekomen. Verder speelt de discussie ‘wat is provinciaal belang, wat is des provincies’ een belangrijke rol. Als donkertebescherming verankerd wordt in de structuurvisie of in het omgevingsplan, krijgt het een stevige basis binnen de provincie. Daar kan op worden teruggevallen, ook door andere beleidsterreinen (bijvoorbeeld bij het verstrekken van vergunningen). Ook gemeenten kunnen er houvast aan ontlenen. Zo gaf de provincie Zeeland aan dat, doordat duisternis is opgenomen in het omgevingsplan, dit onderwerp meer is gaan leven bij de gemeenten. Regelmatig wordt er door hen aan de provincie gevraagd of zij wil meedenken over dit onderwerp. Ook in de provincies Drenthe en Groningen wordt bewust gezocht naar samenwerking, overleg en afstemming met de gemeenten voor wat betreft het onderwerp donkertebescherming. Het is geen toeval dat duisternis juist zo expliciet genoemd wordt in de documenten van de vier provincies die tot de donkerste provincies van Nederland behoren. In deze gebieden wordt het donker gezien als een oerkwaliteit die men wil behouden. Het onderwerp donkertebescherming leeft hier, binnen de muren van het provinciegebouw maar ook bij gemeenten en bij burgers. Dat blijkt onder andere uit de activiteiten van de milieufederaties: Groningen, Friesland en Drenthe hebben gezamenlijk een speciale website gemaakt over dit onderwerp (‘Noordelijke Nachten’) en in Groningen is de milieufederatie erg actief met het programma Fluuster en Duuster. Het opnemen van donkerte als te beschermen kwaliteit is echter niet voorbehouden aan provincies waar duisternis nog volop aanwezig is. Juist ook in provincies waar het licht steeds meer terrein wint en waar steeds meer lichtvervuiling optreedt, is het voorkomen van de verdere uitbreiding van het licht en het beschermen van de nog aanwezige duisternis essentieel. Een goede manier om dit een stevige basis te geven, waar andere beleidsterreinen en ook gemeenten op kunnen bouwen, is het opnemen van donkerte als te beschermen kwaliteit in de structuurvisie of in het omgevingsplan.
citaat uit het ontwerp Provinciaal Omgevingsplan
Duisternis en stilte
2009 - 2013 provincie Groningen
We beschouwen duisternis en stilte als belangrijke kernkarakteristieken van onze provincie. Lichtuitstoot en lawaai verstoren het dagnachtritme, de oriëntatie en de rust van dieren en tasten de belevingswaarde van duisternis en stilte voor de mens aan. We willen deze kernkarakteristieken daarom overal beschermen en bevorderen, maar vooral in gebieden met hoge natuur- en landschappelijke waarden, zoals de EHS, de Natura 2000-gebieden, de nationale landschappen en de weidevogelgebieden, maar ook in de trekroutes van vogels en vleermuizen (…) Duisternis We nemen maatregelen om de lichthinder en het energiegebruik door de openbare verlichting langs provinciale wegen te verminderen, rekening houdend met aspecten als sociale- en verkeersveiligheid. We hebben daarover afspraken gemaakt met de betreffende gemeenten. In vergunningen voor bedrijven en instellingen, waarvoor wij bevoegd gezag zijn, nemen wij zonodig voorschriften op voor de lichtuitstoot, bijvoorbeeld via een verlichtingsplan. Aan gemeenten en waterschappen vragen we om bij nieuwe plannen en vergunningverlening aandacht te besteden aan lichthinder. Dat geldt vooral voor de lichtuitstoot van agrarische bedrijven met ligboxenstallen. Aandachtsgebieden voor duisternis en stilte In aanvulling op het hiervoor beschreven (generieke) beleid ter bescherming van duisternis en stilte hebben we twee aandachtsgebieden aangewezen, waarbinnen wij ons richten op extra stimuleringsmaatregelen. Ze liggen in de gemeente Vlagtwedde (met name in Westerwolde) en in de gemeente Winsum ten westen van de provinciale weg (met name in het Reitdiepdal). De aandachtsgebieden zijn als zodanig aangewezen omdat ze goede mogelijkheden bieden om praktijkervaring op te doen met de actieve bescherming van duisternis en stilte, niet omdat de problematiek hier groter zou zijn dan in andere delen van de provincie. Uit de aanwijzing van de aandachtsgebieden vloeien geen beperkingen voor bijvoorbeeld de normale agrarische bedrijfsvoering voort. We hebben in de omgevingsverordening (Ruimtelijke ordening - Artikel 4.18 Aandachtsgebieden voor duisternis en stilte) vastgelegd dat gemeenten in hun bestemmingsplannen, voor zover die betrekking hebben op de beide aandachtsgebieden, moeten aangeven hoe zij rekening hebben gehouden met bescherming van duisternis en stilte.
19
Openbare verlichting
Van het licht in de openbare ruimte is openbare verlichting het onderdeel waarvan we het meeste weten. Het is ook het onderdeel waar de overheid een heel duidelijke sturingsrol in heeft. In Nederland is de overheid de beheerder van de openbare verlichting. In totaal beheren de verschillende overheden in 2010 naar verwachting ruim 4 miljoen openbare lichtpunten (gebaseerd op een toename van 2% per jaar ten opzichte van 3.652.286 lichtpunten in 2005). De afgelopen jaren is er door het Programmabureau Energiebesparing in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) veel aandacht besteed aan energiebesparing in openbare verlichting. Het programmabureau is onderdeel van SenterNovem en voert het programma uit in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW). Het programmabureau heeft de afgelopen jaren het thema op de agenda gezet, bewustwording gecreëerd en instrumenten ontwikkeld. De vervolgopdracht die het programmabureau gaat uitvoeren vindt plaats vanuit het ministerie van VROM. In deze vervolgopdracht is aangegeven dat naast energiebesparing ook donkerte wordt meegenomen bij de aanpak van openbare verlichting. Op het terrein van de openbare verlichting kan een provincie op twee manieren een rol spelen:
1 als beheerder van verlichting op provinciale wegen;
2 als motiverende en stimulerende partner van gemeenten.
Duurzame, energiezuinige openbare verlichting op provinciale wegen is een onderwerp waar alle provincies zich op dit moment mee bezig houden. Overal worden (proef)projecten opgezet met dimbare verlichting, dynamische verlichting, LED-verlichting of actieve markering. Daar waar verouderd materiaal vervangen moet worden, liggen kansen voor vernieuwing en verbetering. Daarnaast wordt er steeds duidelijker gekozen voor het ‘nee, tenzij’ principe, wat inhoudt dat provinciale wegen in principe niet verlicht worden, tenzij dit echt nodig is in het kader van de verkeersveiligheid. 1 De provincie als beheerder van verlichting op provinciale wegen Beleid op het gebied van openbare verlichting wordt steeds vaker gekoppeld aan de ambitie om energie te besparen. Ook kan de koppeling worden gelegd met het terugdringen van lichtvervuiling. Beide worden ondersteund door de Taskforce Verlichting. De mate waarin de tweede koppeling gemaakt wordt, wisselt per provincie. Op dit gebied kunnen de provincie Noord-Holland en de provincie Drenthe met recht koplopers worden genoemd.
In de provincie Noord-Holland wordt het beleid openbare verlichting actief ingezet in de strijd tegen lichtvervuiling. Dit is vastgelegd door de volgende formulering op te nemen in de verlichtingsnota: ‘Het belang voor de provincie voor het opstellen van een verlichtingsnota is primair: het zorgdragen voor een goede verkeersveiligheid bij duister; het terugdringen van het energieverbruik en de CO2-emissie; het terugdringen van lichthinder of verlichting.’ Een van de manieren om deze drie ambities te verwezenlijken is het toepassen van innovatieve openbare verlichting. Al sinds 1999 vervult Noord-Holland een voortrekkersrol op het gebied van de actieve markering. In Drenthe is op dezelfde manier een koppeling gemaakt tussen verkeersveiligheid, energiebesparing en donkertebescherming. Deze provincie heeft aangekondigd de ambities te willen realiseren door de komende drie jaar circa 30% van de lichtmasten langs provinciale wegen te verwijderen. Uit onderzoek blijkt dat dit mogelijk is zonder nadelig effect op de verkeersveiligheid. Maar hoe zit het met het gevoel van veiligheid, de sociale veiligheid? De provincie Drenthe is hierover het gesprek aangegaan. Ze heeft een bijeenkomst georganiseerd onder de titel ‘Doet Drenthe het licht uit??? Openbare verlichting en sociale veiligheid’. Hier werden de resultaten gepresenteerd van een enquête die is gehouden onder Drentse inwoners en werd met Drentse gemeenten over het onderwerp gepraat. De belangrijkste conclusie was dat er maatwerk geleverd moet worden en dat goede communicatie met de burgers over dit onderwerp essentieel is. Het belangrijkste resultaat is echter dat er voor het eerst in Nederland op deze manier is gesproken en nagedacht over openbare verlichting en sociale veiligheid.
21
citaat uit de Nota Openbare verlichting
Uitwerking lichthinder
provinciale wegen Drenthe
Verlichting langs wegen dient met name de verkeersveiligheid van de weggebruiker. De verlichting langs provinciale wegen wordt, zoveel mogelijk, op maat aangebracht. Daarbij is uitgangspunt, dat de provinciale wegen en fietspaden in principe niet worden verlicht; alleen kruispunten en andere potentieel verkeersonveilige situaties (zoals bijvoorbeeld onoverzichtelijke bochten) worden verlicht. Er wordt onderscheid gemaakt in verlichting buiten de bebouwde kom, binnen de bebouwde kom en bij bijzondere maatregelen. In het kader van het tegengaan van lichtverontreiniging zal aandacht worden besteed aan de soort toe te passen verlichting en de toe te passen armaturen. In de planperiode wordt door de provincie de mogelijkheid onderzocht of de wegverlichting in de nachtelijke uren minder kan zijn dan in de avonduren. Aandachtspunt daarbij is, dat natuurgebieden gebaat zijn bij geen c.q. zo weinig mogelijk kunstlicht.
2 De provincie als motiverende en stimulerende partner van gemeenten Uit de gegevens van 2005 (zie tabel hieronder) blijkt dat de gemeenten in Nederland 85% van de openbare verlichting in beheer hebben. Om de gemeenten te benaderen en lichthinderreductie en energiebesparing te realiseren hebben verschillende provincies beleid geformuleerd en projecten ontwikkeld. Het gaat hierbij om technologische en communicatieve projecten, gericht op de gemeentelijke overheden. De actieve provincies hebben, in tegenstelling tot het Programmabureau Energiebesparing GWW, donkerte daarbij vanaf het begin al meegenomen.
MWh / jaar
totaal %
aantal
MWh / beheerder
rijkswaterstaat
68.600
8,6
10
6.860
provincies
19.172
2,4
12
1.598
gemeenten
676.408
85,1
443
1.527
rail
15.344
1,9
2
7.672
waterschappen
15.000
1,9
26
577
beheerders
totaal 794.524
Door de provincie Zuid-Holland is een project opgezet om in samenwerking met de milieudiensten te komen tot lichthinderreductie en energiebesparing. De provincie Gelderland heeft binnen het stimuleringsproject ‘Veluwe donker en stil’ de gemeenten actief betrokken en daarmee zowel beleidsmatige als projectmatige resultaten geboekt. De provincies Utrecht en Overijssel zijn de gemeenten proactief gaan benaderen, zowel ambtelijk als bestuurlijk. In de provincie Utrecht is daarnaast de subsidieregeling ‘Verantwoord Verlichten’ in het leven geroepen. Deze regeling had als doel om gemeenten praktijkervaring op te laten doen met energiezuinige verlichting, zodat in de toekomst de drempel voor gemeenten lager zal zijn om zelf – ook zonder subsidie – te kiezen voor alternatieve vormen van verlichting. De provincie droeg maximaal 50% bij aan de meerkosten. De gemeenten hadden erg veel belangstelling voor de subsidieregeling, die op 15 maart 2008 sloot. In de regeling was opgenomen dat gemeenten moesten aangeven dat de lichthinder niet versterkt, of liever nog verminderd zou worden door het project. Vanwege de vele dimprojecten is het effect op de lichtvervuiling gunstig geweest. Natura 2000 -
Er zijn in Nederland 162 Natura 2000-gebieden. Voor sommige gebieden is een
Natuurbeschermingswet
ministerie (LNV of VenW) het bevoegd gezag, in de meeste gevallen is het de
1998
provincie. In het aanwijzingsbesluit voor de Natura 2000-gebieden worden doelen geformuleerd. Er wordt strak geregeld wat er behouden moet worden. Dit zijn de zogenaamde instandhoudingsdoelen. Hierbij gaat het om habitattypen, vogels en soorten. Ook als soorten niet expliciet genoemd worden, horen ze soms bij een bepaald habitattype (als kwaliteitsindicator) en worden ze op deze manier toch beschermd. In de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) is de regeling inzake de Natura 2000-gebieden vastgelegd. Natura 2000 kan op twee manier ingezet worden als instrument voor donkertebescherming:
1 door donkerte op te nemen in het beheerplan;
2 door donkerte een rol te laten spelen bij de vergunningverlening.
1 Beheerplannen Natura 2000 Voor elk Natura 2000-gebied moet door het bevoegd gezag een beheerplan worden gemaakt. Daarin wordt aangegeven hoe de instandhoudingsdoelen bereikt kunnen worden. Een dergelijk plan is zes jaar geldig. Op dit moment zijn de provincies druk bezig met het opstellen van de ‘eerste generatie’ beheerplannen. Omdat nog lang niet alle concepten gereed zijn, is het niet mogelijk om een volledig overzicht te geven. Uit de tijdens de inventarisatie gevoerde
23
gesprekken komt echter duidelijk naar voren dat donkerte zelden genoemd wordt in de plannen. Een uitzondering hierop is het beheerplan voor de Waddenzee. Een andere gunstige uitzondering is de provincie Zeeland, die duisternis zal opnemen in de beheerplannen van de gebieden waarvoor zij het bevoegd gezag is. In Zeeland grenst vrijwel alles aan Natura 2000-gebieden. Dit instrument speelt daarom een belangrijke rol. In de provincie Drenthe wordt er intern op aangedrongen om het voorkomen van lichthinder en het bevorderen van duisternis op te nemen in alle beheerplannen in het kader van de Natura 2000. 2 Vergunningen Natura 2000 In het kader van Natura 2000 moet er een vergunning worden aangevraagd voor activiteiten die een schadelijk effect kunnen hebben op de aangewezen instandhoudingsdoelen. Licht wordt hierbij aangemerkt als een factor die mogelijk een verstorende werking kan hebben. Daarbij wordt ook gekeken naar de externe werking: de effecten die een activiteit buiten het Natura 2000-gebied heeft op dat gebied. Het lastige is dat er nog maar heel weinig bekend is over de mogelijke effecten van lichtvervuiling. De Effectenindicator Natura 2000-gebieden van Alterra biedt amper houvast. Daarin wordt aangegeven dat er nog heel weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kunstlicht op de verschillende diersoorten. Bij Natura 2000 moeten verstoringen wetenschappelijk worden onderbouwd. Het ontbreken van wetenschappelijke gegevens heeft dus grote gevolgen voor de mate waarop dit instrument kan worden ingezet tegen lichtvervuiling. Anderzijds geldt er bij Natura 2000 een omgekeerde bewijslast: de vergunningaanvrager moet aantonen dat zijn activiteit geen verstoring gaat veroorzaken. Natura 2000 kan gebruikt worden als instrument tegen lichtvervuiling, maar wordt begrensd door zowel de stringente opsomming in het aanwijzingsbesluit van de instandhoudingsdoelen, als door de eis van de wetenschappelijke onderbouwing van de verstoring. Dit maakt het instrument weinig toegankelijk, waardoor het soms onbenut blijft. In de provincies Zeeland, Gelderland, Friesland en Utrecht komt het onderwerp licht echter regelmatig terug bij de vergunningverlening. Dit leidt niet per definitie tot het weigeren van een vergunning, integendeel. Vaak worden er in goed overleg afspraken gemaakt met de aanvrager over een verantwoord gebruik van kunstlicht. In andere provincies speelt licht minder vaak een rol bij de Nbw-vergunningverlening. Overijssel en Drenthe geven zelfs aan dat het vrijwel niet speelt.
citaat uit een vergunning van de provincie Zeeland
Voorschriften
in het kader van artikel 19d, eerste lid van de
Om de natuur in het Natura 2000-gebied te beschermen, verbinden we aan
Natuurbeschermingswet
de vergunning een aantal voorschriften. Tijdens het uitvoeren van uw ac-
1998
tiviteiten bent u dan ook verplicht zich aan onderstaande voorschriften te houden. Licht Bij het toepassen van kunstmatige verlichting dient u de volgende maatregelen te treffen: gebruik maken van afgeschermde kappen, naar binnen gericht en naar buiten afgeschermd; waardoor ‘uitwaaien’ van licht naar het omliggende gebied wordt voorkomen; toepassen van schakelbare verlichting om permanente verlichting, waar mogelijk, te voorkomen; toepassen van groene verlichting, met een golflengte tussen de 490 nanometer (nm) en 575 nm.
Wet milieubeheer -
Er is een grote hoeveelheid regelgeving gebaseerd op de Wet milieubeheer. De
inrichtingen
regelingen die relevant zijn in het kader van het onderwerp lichtvervuiling en donkertebescherming zijn het Besluit Glastuinbouw en het Besluit algemene regels voor inrichtingen, beter bekend onder de naam Activiteitenbesluit. Activiteitenbesluit en vergunningplichtige inrichtingen In het Activiteitenbesluit is een algemene zorgplicht opgenomen voor alle inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer met betrekking tot het voorkomen van lichtvervuiling (artikel 2.1, sub h en q). Verder staan in artikel 4.113 van het Activiteitenbesluit specifieke voorschriften betreffende de verlichting van sportterreinen. Uit de inventarisatie blijkt dat de provincies dit instrument relatief weinig gebruiken. Soms wordt als reden aangevoerd dat de meeste ‘inrichtingen’ waarop het Activiteitenbesluit betrekking heeft, onder het bevoegd gezag van de gemeenten vallen. Er wordt echter ook opgemerkt dat de regelgeving te vaag is en moeilijk te handhaven. Het is raadzaam om in een vervolgtraject de mogelijkheden van dit instrument nader te bekijken, zodat het wellicht meer toegepast kan gaan worden. In de provincie Zeeland wordt in de voorschriften in het kader van de Wet milieubeheer aandacht besteed aan donkertebescherming. Dit gebeurt bij zeer
25
grote bedrijven. In die gevallen wordt er voorgeschreven dat er binnen een bepaalde tijd een verlichtingsplan moet worden gemaakt. In de voorbeeldtekst hieronder staat een dergelijk voorschrift weergegeven. Regelmatig stellen bedrijven de vraag ‘wat moet er in een verlichtingsplan staan?’. Om op deze vraag een antwoord te kunnen geven, heeft de betreffende medewerker van de provincie een checklist gemaakt (zie bijlage 4).
citaat voorschrift provincie Zeeland
Licht
in het kader van de Wet milieubeheer
1 De verlichting van de inrichting en de bij de inrichting behorende installaties, alsmede van de afgemeerde schepen, veroorzaken geen hinderlijke uitstraling buiten de inrichting. De armaturen zijn daartoe zoveel mogelijk zodanig gepositioneerd dat licht verticaal naar beneden schijnt. Bovendien houdt de vergunninghouder de lichtsterkte zo laag mogelijk in verband met de nautische veiligheid. 2 Ten einde het gestelde in voorschrift 1 te waarborgen, legt de vergunninghouder voor 1 januari 2009 een verlichtingsstudie ter informatie voor aan de directie Ruimte, Milieu en Water. Vergunninghouder is gehouden te voldoen aan door de directie Ruimte, Milieu en Water te stellen nadere eisen. 3 In de in voorschrift 2 bedoelde verlichtingsstudie wordt tenminste aandacht besteed aan de volgende aspecten: nut en noodzaak van verlichtingspunten; afscherming en richten van verlichtingspunten ter beperking van effecten op de nautische veiligheid en verstoring van de omgeving; type van de toe te passen verlichting; uitvoering in de tijd van de uit het verlichtingsplan voortvloeiende acties. 4 De vergunninghouder voert de acties uit het in voorschrift 3 vermelde verlichtingsplan uit binnen de in het plan vermelde tijdspad.
Besluit Glastuinbouw De glastuinbouw veroorzaakt veel lichtvervuiling. Lichtkoepels boven een kassengebied, veroorzaakt door assimilatieverlichting, zijn tot in de verre omgeving zichtbaar. In het bestaande Besluit Glastuinbouw zijn daarvoor afschermingsregels opgenomen. In de nachtperiode (van 24.00 uur tot zonsopgang) geldt op basis van het Besluit geen afschermingsplicht voor de bovenzijde van de kassen. Door de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO Nederland) en stichting Natuur en Milieu (N&M) zijn de afgelopen jaren afspraken gemaakt om lichtvervuiling in de nacht door glastuinbouw verder te beperken. Deze afspraken worden in 2009 door het ministerie van VROM opgenomen in het Besluit Glastuinbouw. De afspraken tussen LTO Nederland en N&M worden regelmatig aangescherpt. De glastuinbouw is een sector met snelle afschrijvingen. Daarnaast staat zij welwillend tegenover innovaties (onder andere met LED’s). Toch zal het volgens N&M nog een hele tijd duren voor deze hele bedrijfstak ‘donker’ is. Een van de redenen hiervoor is dat volledige afscherming (nog) niet mogelijk is vanwege de temperatuurseffecten op de gewassen. Gemeenten zijn uitvoerder van het Besluit Glastuinbouw en hebben daarmee veel invloed. De invloed van de provincies zit vooral bij de ruimtelijke ontwikkelingen (herstructurering van bestaande en ontwikkeling van nieuwe glastuinbouwgebieden). Via structuurplannen, bestemmingsplannen en daarmee gepaard gaande milieueffectrapportages (MER’s) kan invloed worden uitgeoefend. Zo heeft de provincie Friesland de gemeente Franekeradeel verzocht extra aandacht te besteden aan het onderwerp licht toen het ging om een kassengebied. Deze gemeente heeft vervolgens in het bestemmingsplan opgenomen dat voor het betreffende gebied de afspraken tussen LTO Nederland en N&M van 2014 zullen gelden, die strenger zijn dan de thans geldende afspraken in het Besluit Glastuinbouw. De provincie Zuid-Holland houdt de vinger aan de pols bij ruimtelijke ontwikkelingen en door afspraken te maken met gemeenten over de handhaving van het Besluit Glastuinbouw. Milieubeleidsplannen
In sommige provincies wordt het onderwerp donkertebescherming/lichtvervuiling expliciet genoemd in het provinciaal milieubeleidsplan. In NoordHolland wordt donkerte genoemd in het concept Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP). In het Gelders Milieuplan 2004-2008 (verlengd tot 2010) krijgt het onderwerp aandacht in relatie tot het stimuleringsproject Veluwe donker en stil. In deze twee milieubeleidsplannen is de aandacht voor het onderwerp
27
nog tamelijk summier. In het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 van de provincie Zuid-Holland wordt lichthinder meer uitgebreid beschreven.
citaat uit het Beleidsplan Groen, Water en Milieu van de provincie Zuid-Holland
Provinciaal beleid Binnen Zuid-Holland is lichthinder aan de orde bij het beleid voor de glastuinbouw. Ook in het kader van duurzaam bouwen wordt aandacht besteed aan lichthinder bij de aanleg en het beheer van provinciale wegen. In de periode 2006-2010 willen wij het beleid verder verbreden. Doelen op lange termijn Alle daartoe aangewezen beschermde (natuur)gebieden in Zuid-Holland zijn duister in de nacht. Doelen 2006-2010 In 2010 zijn de eerste daartoe aangewezen beschermde (natuur)gebieden in Zuid-Holland duister in de nacht. Verlichting verbruikt zo min mogelijk energie en tast zo min mogelijk natuur en leefomgeving aan. Wat kunt u van ons verwachten? In 2006 organiseren wij samen met de milieuorganisaties een workshop over lichthinder en te beschermen duisternis. Doelgroepen zijn bestuurders, statenleden, gemeenteraadsleden en natuur-, milieu- en belangenorganisaties. Uiterlijk in 2007 hebben we een verkenning uitgevoerd naar bronnen van lichthinder en de oplossingsrichtingen voor de daarbij geconstateerde problemen, en de energie die daarmee bespaard kan worden. Uiterlijk in 2007 hebben we verkend in welke gebieden duisternis als te beschermen kwaliteit moet gelden en op welke wijze die bescherming kan worden gerealiseerd. Afhankelijk van de resultaten van de genoemde verkenning stellen wij uiterlijk in 2008 een beleids- en uitvoeringsprogramma voor lichthinder op. Vanaf 2008 nemen we lichthinder op in het tweejaarlijks milieubelevingsonderzoek van de provincie. Bij aanleg en onderhoud van provinciale infrastructuur besteden we in het kader van duurzaam bouwen aandacht aan de effecten van verlichting op de omgeving en aan het energieverbruik. In 2006 worden de eerste provinciale wegen uitgerust met dimbare verlichting (N440 en N470).
In ruimtelijke streek- en bestemmingsplannen besteden we aandacht aan de ruimtelijke consequenties van lichthinder. Om ervoor te zorgen dat de lichtregels in het Besluit Glastuinbouw adequaat worden nageleefd, zal de provincie via het Bestuurlijk Provinciaal Handhavingsoverleg (PHO) afspraken maken met de handhavingspartners (onder andere gemeenten, politie en OM). De provincie zal de afspraak bewaken tussen LTO en stichting Natuur en Milieu dat het licht van kassen uiterlijk in 2008 zal zijn afgeschermd (via IPO/GLAMI). De provincie zal innovaties voor lichtsystemen en lichtafscherming stimuleren.
In de provincie Utrecht is het onderwerp lichthinder terug te vinden in zowel het PMP 2004-2008 als in het ontwerp PMP 2009-2011. De vergelijking tussen deze twee documenten laat zien dat er in een relatief korte periode veel is veranderd. In het PMP 2004-2008 wordt als ambitie genoemd: ‘Wij gaan lichtvervuiling in natuurgebieden en gebieden van de EHS tegen voor zover de verkeersveiligheid dit toelaat’. Direct daaronder staat, onder ‘Wat mag u van ons verwachten’: ‘Tengevolge van de lage prioriteitstelling voor dit onderwerp is noch in SMPU, noch in PMP geld gereserveerd om provinciale wegverlichting aan te passen. Bij beheer en onderhoud van onze wegen zal wel rekening gehouden worden met dit beleidsdoel. Het doel zal naar verwachting echter niet worden gehaald.’
29
In het ontwerp PMP 2009-2011 (besluit Provinciale Staten 23 juni 2008) staat echter over hetzelfde thema licht:
citaat uit Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2011, ontwerp, provincie Utrecht
Ambitie: Het tegengaan van overbodig of hinderlijk licht, en het vergroten van donkerte We werken aan onze ambitie door het behalen van de volgende doelen: Agenderen van donkerte als milieukwaliteit De provincie Utrecht zet zich sinds 2005 in voor energiezuinige openbare (weg)verlichting, daarbij rekening houdend met het verminderen van lichthinder. De tijd is nu rijp om ook naar andere bronnen van verlichting en juist naar donkerte als milieukwaliteit te gaan kijken. Gemeenten zijn hierin een belangrijke samenwerkingspartij voor de provincie. Zij zijn namelijk een natuurlijke gesprekspartner voor de eigenaren van de belangrijkste bronnen van licht (naast openbare verlichting): glastuinbouwgebieden, sportterreinen, reclame/etalages, bedrijven/bedrijventerreinen, tuin- en woningverlichting, De provincie zal gemeenten stimuleren om beleid c.q. uitvoeringsplannen op te stellen. Donkerte opnemen in provinciaal beleid Wij verkennen de mogelijkheden om donkerte in onze provincie te handhaven of te vergroten door het op te nemen in verschillende vormen van provinciaal beleid (ruimtelijke ordening, landschappen, ecologie, milieuvergunningen, recreatie). Onder andere het instellen van donkertegebieden wordt daarbij overwogen. Vanzelfsprekend houden wij hierbij rekening met de eisen vanuit sociale veiligheid en verkeersveiligheid. Aangezien ‘donkerte’ nog een relatief onontgonnen beleidsterrein is, werken wij nauw samen met de andere provincies en het Rijk.
In een periode van slechts enkele jaren heeft het denken over lichtvervuiling en donkertebescherming bij de provincie Utrecht een ontwikkeling doorgemaakt: van openbare verlichting naar alle lichtbronnen; van lichtvervuiling naar donkerte als milieukwaliteit; van lage prioriteit naar zoeken naar actief beleid.
Daarnaast interessant om te vermelden is dat in de bijlage Milieukwaliteitsprofielen bij het PMP 2004-2008 een norm wordt beschreven, die gebruikt wordt bij het formuleren van de beleidsambities. Er worden tien verschillende gebiedstypen onderscheiden, bij vijf van deze gebiedstypen wordt licht genoemd als thema. De gewenste milieukwaliteit voor licht per gebied wordt aangegeven met kwaliteitsniveaus. Indicator daarbij is het aantal zichtbare sterren. Er zijn vijf kwaliteitsniveaus: 1 > 2.400 zichtbare sterren ‘s nachts, geen tot lichte lichtvervuiling 2 800-2.400 zichtbare sterren ‘s nachts, lichte tot gematigde lichtvervuiling 3 250-800 zichtbare sterren ‘s nachts, gematigde lichtvervuiling 4 50-250 zichtbare sterren ‘s nachts, sterke lichtvervuiling 5 < 50 zichtbare sterren ’s nachts, zware lichtvervuiling Hierbij wordt opgemerkt dat deze indeling is gebaseerd op International Dark Sky Association. Ook wordt vermeld dat op een zeer donkere plek circa 7.000 sterren zijn te zien en in grote steden doorgaans minder dan 50. Overige
Ecologische Hoofdstructuur en Nationale Landschappen
beleidsterreinen
Voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geldt het ‘nee, tenzij’ principe.
en instrumenten
De invulling hiervan wisselt per provincie. Over het algemeen is er in de inventarisatiegesprekken weinig naar voren gekomen, dat wijst op een duidelijk verband tussen donkertebescherming en de EHS. In de provincie Utrecht zijn verlichtingskaarten van openbare wegen gelegd op de kaart van de EHS. Er komt in 2009 een (inrichtings)plan waarin onder andere dit onderdeel van het provinciale verlichtingsbeleid verder wordt uitgewerkt. Ook voor wat betreft de Nationale Landschappen is er geen eenduidig beeld. Bij het Nationaal Landschap Eemland (provincie Utrecht) wordt donkerte genoemd als te beschermen en te ontwikkelen kernwaarde. Van het Nationaal Landschap Het Groene Woud (provincie Noord-Brabant) is een duisterniscategorieënkaart gemaakt. Er zijn ideeën om bij dit gebied expliciet aandacht te gaan geven aan donkertebescherming. Verder zijn er geen voorbeelden genoemd waarbij duisternis expliciet een rol speelt. Overigens is er door de provincie Utrecht nog een specifiek instrument genoemd, namelijk de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht (VNL). Deze verordening kan gebruikt worden om eisen te stellen aan reclameborden. Dit kan ingezet worden als instrument tegen lichtvervuiling.
31
Je kunt bijvoorbeeld voorschrijven wanneer het licht van het reclamebord uit moet. In het verleden is de verordening hiervoor gebruikt. Dit instrument zou verder uitgebouwd kunnen worden. Monitoring via belevingsonderzoeken In sommige provincies wordt het onderwerp lichthinder meegenomen in belevingsonderzoeken. Zo is onlangs door de provincie Zuid-Holland in haar 2-jaarlijks milieubelevingsonderzoek aan burgers gevraagd hoe men dit onderwerp beleeft. In het milieubelevingsonderzoek van de provincie Utrecht is het eveneens aan de orde gekomen. In Overijssel is in 2007 de enquête ‘licht is goed, maar soms is donker beter’ uitgevoerd. Deze is echter bestempeld als zijnde niet representatief. In het (eenmalig) milieubelevingsonderzoek van dezelfde provincie is licht en donkerte eveneens meegenomen. Het is lastig om de resultaten van dergelijke onderzoeken goed te duiden en er conclusies aan te verbinden. Financiële instrumenten Behalve beleidsinstrumenten heeft een provincie ook financiële en communicatieve instrumenten tot haar beschikking. Voor wat betreft de financiële instrumenten kan gedacht worden aan het ondersteunen van onderzoek en het stimuleren van innovaties op het gebied van het beperken van lichtvervuiling. De provincie Zuid-Holland heeft bijvoorbeeld een onderzoek van LTO Nederland naar lichtvervuiling ondersteund en geeft financiële ondersteuning aan innovaties in de glastuinbouw, die erop gericht zijn de planten de juiste lichtfrequentie geven met behulp van verschillende kleuren LED-verlichting. De provincie Zeeland heeft subsidie verstrekt voor onder andere het duurzame verlichten van een camping, LED-verlichting op de steigers van een jachthaven en langs het pad bij kasteel Westhove (tussen Domburg en Oostkappele). Ook het geven van subsidie aan de provinciale milieufederatie kan een manier zijn om donkertebescherming te ondersteunen. Communicatieve instrumenten Een sterk communicatief instrument is het maken van kaarten, waarbij lichtvervuiling in beeld wordt gebracht. Dit draagt in grote mate bij aan het bewustwordingsproces. Ook de initiatieven van diverse provinciale milieufederaties (gesubsidieerd door de provincies) dragen bij aan meer waardering voor duisternis als oerkwaliteit. De Nacht van de Nacht, waar veel provincies aan meedoen, is hierbij een sprekend voorbeeld. Het boekje ‘Zuid-Holland ziet het licht’, dat in deel C wordt beschreven, is een ander voorbeeld.
Milieueffectrapportage (MER.) Het onderwerp licht wordt soms aangetroffen bij activiteiten waarvoor een milieueffectrapportage (MER) nodig is. Deze rapportage levert de informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij besluiten over plannen en projecten met grote milieugevolgen. Voorbeelden zijn grote glastuinbouwprojecten en Maasvlakte 2. Naast de algemene wettelijke MERplicht kunnen provincies aanvullend in provinciale milieuverordeningen andere activiteiten van MER-plichtig aanwijzen. Uit de inventarisatie blijkt dat de emissie van licht niet als een vanzelfsprekend milieugevolg wordt gezien. In sommige gevallen is licht uitvoerig meegenomen (Maasvlakte 2), in andere gevallen niet of slechts summier (ontwikkelingsgebied Klavertje Vier in de provincie Limburg). Private instrumenten Behalve de hiervoor genoemde publieke instrumenten, heeft de provincie in het geval van gebiedsontwikkeling vaak ook private instrumenten, bijvoorbeeld als eigenaar van de grond zijnde. Daarnaast is voor de provincie de PPSconstructie (Publiek Private Samenwerking) een heel sterk middel. Op die manier kunnen er contractueel voorwaarden worden gesteld, ook over het gebruik van licht.
33
de zwarte nacht ons omgaf en meenam in de duistere vragen
deel c lichtend voorbeeld In het voorgaande deel is beschreven op welke beleidsterreinen we lichtvervuiling en donkertebescherming zijn tegengekomen tijdens de inventarisatie en op welke manier er door verschillende provincies invulling aan wordt gegeven. In dit hoofdstuk worden enkele specifieke activiteiten beschreven, die door provincies ondernomen zijn in het kader van donkertebescherming. Eerst worden er enkele grote projecten beschreven. Daarna wordt er aandacht besteed aan wat kleinere activiteiten, die kunnen dienen ter inspiratie voor andere provincies. De activiteiten die al eerder genoemd zijn (het laten maken van donkertekaarten, activiteiten in het kader van innovaties openbare verlichting, de inzet van financiële instrumenten et cetera) worden hier buiten beschouwing gelaten. Veluwe donker en stil -
In 2003 heeft de Veluwecommissie een brief geschreven aan Gedeputeerde
provincie Gelderland
Staten, met daarin het verzoek om duisternis als volwaardig thema mee te nemen in het Gelderse omgevingsbeleid. Aan dit verzoek is door de provincie gehoor gegeven, door het onderwerp op te nemen in het Gelders Milieuplan 2004-2008 en te starten met het stimuleringsproject ‘Veluwe donker en stil’. Een van de doelen van dit project was om de beleidsterreinen donkerte en stilte én de provinciale rol daarbij te verkennen. Andere doelen waren de toenemende licht- en geluidsbelasting in de Veluwe via verschillende instrumenten tot staan te brengen en waar mogelijk terug te dringen en te zorgen voor meer bewustwording over de onderwerpen donkerte en stilte. In het kader van het project Veluwe donker en stil zijn er de afgelopen jaren allerlei activiteiten ontplooid. Zo heeft Gelderland opdracht gegeven aan Sollo le Stelle om de hemelhelderheid in kaart te brengen, een techniek die inmiddels ook in andere provincies is toegepast. Een ander belangrijk onderdeel van het project Veluwe donker en stil is het realiseren van innovatieve projecten. Daartoe konden gemeenten projectvoorstellen indienen. Dit heeft onder andere geleid tot de uitvoering van de volgende projecten: Het opstellen van het sjabloon beleidsplan licht in de openbare ruimte voor gemeenten.
35
De toepassing van het Licht op maat systeem binnen de gemeente Apeldoorn. Gemeentebrede samenwerking gemeente Wageningen om lichthinder terug te dringen. Burgerparticipatie bij aanpassing openbare verlichting in de gemeente Renkum. Het gebruik van actieve markering in de gemeente Ede. In de uitvoeringsagenda 2008-2010 van het Gelders Milieuplan staat dat, op basis van de ervaringen op de Veluwe, een opschaling van de provinciale inspanningen voor het herstel van donkerte in gang is gezet. Daarbij wordt de nadruk gelegd op de ontwikkeling van instrumenten/methoden voor monitoring van effecten. Waddenkas -
In december 2006 is in de provincie Friesland het koepelproject Wad-
provincie Friesland
denkas van start gegaan. Vanuit dit project worden innovatieve technieken in de glastuinbouw in de praktijk getest en wordt gekeken welke effecten dit heeft op teelt en omgeving. Het gaat om technieken waarmee een sterke verlaging van lichthinder, een aanzienlijke energiebesparing en/of teeltoptimalisatie bereikt kunnen worden. Het project is een initiatief van provincie Friesland en projectorganisatie Westergozone. Door Waddenkas zijn twee projecten met betrekking tot licht opgestart. Het eerste project betreft de ontwikkeling van software voor bediening van lichtschermen, waarbij naar een optimum wordt gezocht tussen een zo laag mogelijk lichtemissie en een zo hoog mogelijk productie. Het tweede project betreft een proef met LED-verlichting bij de teelt van paprika’s. De kennis die met de pilots wordt verkregen, kan worden ingezet bij de ontwikkeling van bestaande en nieuwe glastuinbouw. De Waddenkasprojecten vinden plaats bij verschillende tuinders. Behalve tuinders zijn ook het Ministerie van LNV, Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR), een aantal adviesbureaus, de Rabobank, de Gasunie, de Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland (NOM), de gemeenten in de Westergozone en de provincie Friesland bij het project betrokken.
Fluuster en Duuster -
De Milieufederatie Groningen krijgt subsidie van de provincie Groningen
provincie Groningen
voor onder andere het project Fluuster en Duuster. In dit project komen activiteiten op het gebied van stilte en duisternis samen. Deze activiteiten zijn van uiteenlopende aard, maar hebben alle gemeenschappelijk dat duisternis in de belangstelling wordt gebracht. Communicatie leidt tot bewustwording en maakt dat het onderwerp duisternis in Groningen leeft. Fluuster en Duuster heeft daar een grote bijdrage aan geleverd. Zo is er in het kader van Fluuster en Duuster een enquête gehouden onder burgers en gemeenten over donkerte en lichtvervuiling, is er door vele vrijwilligers gewerkt aan het maken van een lichtbronnenkaart, worden er activiteiten georganiseerd in het kader van de Nacht van de Nacht en zijn er diverse brochures en andere documenten uitgebracht over lichthinder en donkertebescherming. Ook is er, samen met de milieufederaties van de provincies Drenthe en Friesland, een website en een brochure ontworpen onder de titel Noordelijke Nachten. Eén van de betrokken partijen bij Noordelijke Nachten is de provincie Groningen.
Drenthe kiest -
Bij het onderwerp openbare verlichting is aandacht besteed aan het commu-
provincie Drenthe
nicatietraject van de provincie Drenthe met haar burgers op het gebied van openbare verlichting en sociale veiligheid. Ook bij het traject om te komen tot een nieuw omgevingsbeleid is door deze provincie gekozen voor intensieve en creatieve communicatie met de burgers. Er zijn 45 sessies georganiseerd, met steeds 30 personen zijnde een doorsnee van de bevolking. Er zijn tekeningen en collages gemaakt, die weergeven hoe men Drenthe ziet. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in één tekening namens de bevolking (een trotse boom), één tekening namens de maatschappelijke partners (een landgoed) en één tekening ontstaan uit een ambtelijke, interne sessie (het Gouden hart van Nederland). De tekeningen hebben in de krant gestaan en men kon er op reageren. Ook zijn mensen van de provincie erover in gesprek gegaan met burgers op zaterdagmarkten et cetera. De resultaten zijn uiteindelijk voorgelegd aan Provinciale Staten: dit vinden mensen belangrijk. Uit het traject kwamen diverse kernkwaliteiten naar voren, die behouden moeten worden. Rust, waaronder verstaan wordt stilte en duisternis, scoorde daarbij heel erg hoog.
37
De mogelijkheden van interactieve beleidsvorming zijn door Drenthe op een creatieve manier onderzocht én hebben vruchten afgeworpen. Voor een onderwerp als donkertebescherming zijn dit leerzame trajecten. Juist bij dit onderwerp is, onder andere door de koppeling aan het onderwerp sociale veiligheid, communicatie met de burgers van groot belang. Overige projecten
Behalve de hiervoor beschreven projecten, zijn er in de gesprekken met de provincies nog enkele andere initiatieven naar voren gebracht die het vermelden waard zijn. Deze projecten zijn kleinschaliger of bevinden zich nog in de ideeënfase. Zuid-Holland ziet het licht - provincie Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland heeft een boekje uitgebracht, speciaal gericht op gemeenten, beleidsmedewerkers en raads- en statenleden. In het boekje ‘Zuid-Holland ziet het licht’ komen de voor- en nadelen van verlichting in de nacht aan de orde en worden de mogelijkheden besproken om lichthinder te beperken. Het boekje is praktisch en toegankelijk. Het is geschreven naar aanleiding van een bijeenkomst in februari 2006 over lichthinder, waar voors, tegens, tips en trucs op het gebied van lichthinder en donkertebescherming zijn geïnventariseerd. Binnen beginnen - provincie Utrecht Alle provincies zijn zich ervan bewust dat, om te komen tot donkertebescherming, overleg en afstemming met andere partijen essentieel is. Hierbij wordt gedacht aan de gemeenten, maar ook aan andere provincies, de rijksoverheid en bedrijven. De gesprekken met de verschillende provincies leren echter dat er ook binnen de provinciale organisatie zelf nog veel winst is te behalen. De afdelingen die bij het onderwerp betrokken zijn, kennen elkaars werkzaamheden niet. Onderlinge afstemming ontbreekt en van kennisuitwisseling is geen sprake. In de provincie Utrecht is men gestart met het opzetten van een intern overleg, waarbij de verschillende afdelingen die betrokken zijn bij donkertebescherming en lichtvervuiling met elkaar rond de tafel zitten. Op die manier kan er kennis worden uitgewisseld, kunnen zaken beter op elkaar worden afgestemd en kan er gezamenlijk gewerkt worden aan het opzetten van nieuw beleid en van nieuwe activiteiten.
Het Groene Woud - provincie Noord-Brabant In Noord-Brabant heeft de milieufederatie in opdracht van de provincie een duisterniscategorieënkaart gemaakt van Nationaal Landschap Het Groene Woud. Binnen de provincie leeft het plan om in de nabije toekomst in dit gebied diverse activiteiten op te zetten, gericht op donkertebescherming. Op deze manier kan er kennis en ervaring worden opgedaan met dit voor de provincie nog nieuwe onderwerp.
39
waar en wanneer en wie
deel d samenvatting en conclusies In deel A, B en C is beschreven wat er gedaan is en wordt door de verschillende provincies op het gebied van donkertebescherming en lichtvervuiling. In dit deel worden al deze gegevens samengevoegd en trekken we conclusies uit de inventarisatie Licht op duisternis. In het overzicht op de volgende pagina wordt weergegeven op welke gebieden de verschillende provincies actief zijn en in welke mate. Op deze manier wordt zichtbaar op welke onderdelen er nog winst behaald kan worden en van welke provincies men op dat vlak kan leren. Wat zichtbaar wordt in het overzicht is dat er grote verschillen zijn tussen de provincies. Hierbij gaat het niet alleen over meer of minder actief, maar ook over de manier waarop men dit vorm geeft. In Friesland wordt duisternis expliciet genoemd in de structuurvisie en noemt men zich met gepaste trots het donkerste gebied van de Benelux. Een actief beleid inzake donkertebescherming ontbreekt echter. In Zuid-Holland is de discussie nog gaande over of donkerte een provinciaal belang is en of het opgenomen dient te worden in de nieuwe structuurvisie . Er is echter wel al jaren sprake van een actief beleid inzake lichtvervuiling en donkertebescherming, ontstaan vanuit de glastuinbouwontwikkelingen, dat zich inmiddels uitstrekt over meerdere beleidsterreinen. In Gelderland is er bewust voor gekozen duisternis niet op te nemen in de structuurvisie. Deze provincie heeft donkerte echter wel op de kaart gezet, door het ondersteunen van de ontwikkeling van de hemelhelderheidskaart en door het project Veluwe donker en stil. De situatie is dus zelden zwart of wit, donker of licht. Elke provincie geeft op haar eigen manier inhoud aan het onderwerp. Daarbij valt, juist omdat zij zich alle nog min of meer bevinden in de pioniersfase, nog veel terrein te winnen en veel van elkaars aanpak en ervaringen te leren.
41
Het aantal sterren in de tabel hieronder geeft een indicatie voor hoe actief een provincie is op een bepaald gebied. Geen sterretje betekent dat er op dit gebied niets gebeurt (of dat dit in ieder geval niet tijdens de inventarisatie naar voren is gekomen). Drie sterretjes geeft aan dat de provincie koploper is op dit gebied. Eén sterretje betekent dat men er enige aandacht aan geeft, twee sterretjes dat men er actief mee bezig is.
provincie
donkerte kaarten2
structuurvisie openbare omgevingsplan verlichting
Natura 2000 NB-wetten
overig beleid3
diverse activiteiten4
Friesland
H H
H
H H
H
H
Groningen
H H
H H H
H H
H
H H
Drenthe
H H
H H
H H H
H
H
Overijssel
H H
H
H H
Gelderland
H H H
H H
H H
H H
Utrecht
H H
H H
H H
H H
H
Noord-Holland
H H H
H
Zuid-Holland
H H
H
H H
H
H H H
Zeeland
H H
H H H
H
H H H
H H
Noord-Brabant
H
H
H
Limburg
H
1
H
H
1 Over Flevoland is geen informatie beschikbaar gekomen tijdens deze inventarisatie. 2 Alle in deel A genoemde kaarten zijn meegenomen bij de beoordeling. 3 De overige beleidsterreinen zoals genoemd in deel B zijn hierbij meegenomen. 4 De projecten zoals genoemd in deel C zijn hierbij meegenomen.
De provincies belicht
Als we het totaalbeeld bezien en daarbij de provincies als uitgangspunt nemen, kunnen we drie categorieën onderscheiden: 1 Zeeland, Drenthe, Zuid-Holland en Groningen De bescherming van donkerte heeft provinciebreed een stevige basis in het omgevingsplan of (in geval van Zuid-Holland) in het milieubeleidsplan en maakt onderdeel uit van provinciaal beleid. Dit is terug te vinden op meerdere beleidsterreinen en blijkt uit diverse activiteiten.
2 Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel De bescherming van donkerte mist de stevige verankering, maar is wel een thema dat aandacht krijgt. Er wordt gezocht naar diverse mogelijkheden om beleid te ontwikkelen en donkerte meer op de kaart te zetten. 3 Noord-Holland, Noord-Brabant, Limburg Voor de bescherming van donkerte is nog betrekkelijk weinig aandacht. De acties die er worden ondernomen hangen voor een groot deel op de inzet van individuen en zijn vaak gekoppeld aan het onderwerp openbare verlichting. Alle provincies hebben op het gebied van donkertebescherming een eigen benadering en een eigen problematiek. De situatie in Groningen is compleet anders dan die in Zuid-Holland. Een deel van de provincies heeft een soort ‘specialiteit’ ontwikkeld, waarin zij een voorbeeldfunctie kan vervullen voor andere provincies. Deze provincies zijn, in willekeurige volgorde:
Zeeland voorschriften vergunningen op hoog niveau
Drenthe actieve en creatieve communicatie met de burgers
Groningen stevige verankering in omgevingsplan, donkerte leeft in de provincie
Gelderland voorbeeldproject Veluwe donker en stil, voortrekker hemelhelderheidskaart
Noord-Holland innovatieve openbare verlichting, actieve markering
Een speciale voorbeeldrol vervult de provincie Zuid-Holland. Zij laat zien dat (juist!) ook een provincie waar veel lichtvervuiling is, actief kan zijn op het gebied van donkertebescherming. De beleidsterreinen
Als we het totaalplaatje vanuit de verschillende beleidsterreinen en de daarbij
en beleidsinstrumenten
horende instrumenten bezien, valt op dat alleen het beleid inzake openbare
belicht
verlichting door alle provincies wordt gebruikt om lichtvervuiling te beperken. De mate waarin dit bewust gekoppeld wordt aan donkertebescherming verschilt per provincie, maar het instrument zelf wordt overal gebruikt. Voor alle overige instrumenten is dit niet het geval. Niet alleen de mate waarin het instrument wordt gebruikt, maar ook óf het wordt gebruikt wisselt per provincie. Dit wordt vaak veroorzaakt doordat de mogelijkheden onvoldoende bekend of duidelijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij het Activiteitenbesluit, maar ook voor de vergunningverstrekking in het kader van Natura 2000 en het
43
opnemen van donkerte in beheerplannen. Voordat er gekeken gaat worden naar de vraag of er nieuwe instrumenten nodig zijn voor de bescherming van duisternis, is het zaak om eerst te gaan werken aan een optimaal gebruik van de bestaande mogelijkheden. In deze inventarisatie zijn overigens alleen de instrumenten aan de orde gekomen, die de provincies tot hun beschikking hebben. De mogelijkheden die de gemeente tot haar beschikking heeft, zijn buiten beschouwing gebleven, alsmede de vraag hoe provincies hierin sturend, stimulerend of motiverend kunnen handelen richting gemeenten. Dit onderwerp viel buiten de inventarisatie en kan desgewenst in het vervolgtraject nader worden uitgewerkt. In het kader van deze inventarisatie is ook een gesprek gevoerd met VROM. Een overzicht van de activiteiten die door het ministerie worden ondernomen op het gebied van donkertebescherming en lichtvervuiling is te vinden in bijlage 5. De beleidscyclus belicht
We kunnen het beeld dat naar voren is gekomen door de inventarisatie ook bezien vanuit de beleidscyclus. Van deze cyclus zijn diverse varianten in gebruik. In dit rapport wordt de volgende variant gebruikt:
bewustwording
monitoring
ontwikkeling beleid en instrumenten
uitvoering
Als men de beleidscyclus beziet in relatie tot duisternisbescherming en lichtvervuiling vallen er drie dingen op: Elke provincie bevindt zich ergens anders in de beleidscyclus Er zijn provincies waar donkerte nog geen duidelijk plek op de agenda heeft gekregen, maar waar het onderwerp wel aandacht begint te krijgen. Hier bevindt men zich nog in de fase van de bewustwording. Daarnaast zijn er provincies waar duisternis als oerwaarde een duidelijk plek heeft verworven en men zich bezighoudt met het ontwikkelen van beleid en/of de uitvoering daarvan. Elk beleidsterrein bevindt zich ergens anders in de beleidscyclus De verschillen zijn niet alleen sterk per provincie, maar ook per beleidsterrein waarin donkerte meegenomen kan worden. Voor wat betreft openbare verlichting is men in veel provincies bezig met de uitvoering. Als we kijken naar de Wet milieubeheer zien we dat dit onderdeel zich nog grotendeels bevindt in de fase van de bewustwording. De beleidscyclus loopt vast Het vierde onderdeel van de cyclus is de monitoring. Voor donkerte ontbreekt tot nu toe een goed monitoringsinstrument. De resultaten van beleid (minder of meer donkerte) kunnen daardoor niet gemeten worden. Dit maakt dat de beleidscyclus vastloopt op dit onderdeel: monitoring van het uitgevoerde beleid is niet of nauwelijks mogelijk, waardoor de nieuwe cyclus van ‘bewustwording – ontwikkelen van beleid/instrumenten – uitvoering’ niet kan worden ingezet. Het totaalbeeld van de beleidscyclus in relatie tot duisternisbescherming en lichtvervuiling kan worden weergegeven in een matrix.
45
draagvlak
bestuurlijk
ambtelijk bewustwording
ontwikkelen beleid en instrumenten
uitvoering
monitoring
beleidscyclus structuurvisie / omgevingsvisie / milieubeleidsplan wet milieubeheer / inrichtingen Natura 2000 openbare verlichting kaarten
Toelichting matrix
Op de horizontale as wordt de beleidscyclus weergegeven: bewustwording – ontwikkeling beleid/instrumenten – uitvoering – monitoring. Op de verticale as wordt weergegeven in welke mate het beleidsterrein draagvlak heeft: alleen op ambtelijk niveau of ook op bestuurlijk niveau. Van vijf beleidsterreinen wordt weergegeven waar zij zich bevinden in de beleidscyclus en wat voor draagvlak zij hebben. Elk beleidsterrein wordt weergegeven met een eigen kleur (zie legenda). Elk blokje staat voor een provincie. Omdat er elf provincies hebben meegedaan aan de inventarisatie, zijn er van elke kleur elf blokjes: de elf lichtblauwe bolletjes geven aan waar de elf verschillende provincies staan wat betreft het beleid inzake Natura 2000, et cetera.
De tabel aan het begin van dit hoofdstuk geeft reeds aan waar de verschillende provincies staan op het gebied van licht en donker. De matrix is bewust geanonimiseerd omdat het niet ten doel heeft om nogmaals de verschillen in kaart te brengen. Het gaat niet om ‘waar staat mijn provincie’, maar om ‘waar staan wij als provincies samen’. Het zwaartepunt in de matrix ligt duidelijk linksonder. Een belangrijk deel van de provincies en/of beleidsterreinen bevindt zich nog in de fase van de bewustwording, met draagvlak op ambtelijk niveau. Het streven is om de komende jaren het zwaartepunt te verplaatsen naar rechtsboven: uitvoering en monitoring van donkertebeleid, dat een bestuurlijk draagvlak heeft. Verschillende
De verschillen tussen de provincies maken dat er per provincie andere di-
provincies,
lemma’s leven. In provincies die zich tot nu toe betrekkelijk weinig met dit
gemeenschappelijke
thema hebben beziggehouden, leven vragen als ‘Hoe groot is het probleem
vragen
eigenlijk?’, ‘Zullen we een kaart laten maken?’ en ‘Hoe kunnen we binnen de organisatie meer aandacht krijgen voor dit onderwerp?’. In een provincie als Zeeland, waar donkerte stevig verankerd is in het omgevingsplan en men voldoende instrumenten heeft omdat vrijwel alles grenst aan een Natura 2000-gebied, loopt men op tegen het ontbreken van een monitoringsinstrument en het ontbreken van normen voor licht en donker. Ook spelen er vragen als: ‘Hoe beoordeel je een verlichtingsplan?’ en ‘Wat is de laatste stand der techniek?’. Dit zijn de problemen van gevorderden. Ondanks de grote verschillen, leven er heel duidelijk gemeenschappelijke vragen en behoeften. In Deel E zijn deze uitgewerkt in de vorm van Vragen voor het vervolg. Samengevat kan gezegd worden dat de volgende vier punten sterk leven als het gaat om licht en donker: Monitoring, meetinstrumenten, normen voor licht en donker Door veel provincies is het ontbreken van een goed meetinstrument genoemd. Er is behoefte aan duidelijke normen/waarden voor licht en donker en een instrument waarmee dit gemeten kan worden, zodat monitoring mogelijk wordt.
47
Kennis over de effecten van licht op fauna en flora Waar alle provincies tegenaan lopen, is het feit dat er nog weinig wetenschappelijke kennis is over de effecten van licht(vervuiling) op dieren en planten. Zeker bij de uitvoering van de Natura 2000 levert dit problemen op. Er is een grote behoefte aan meer wetenschappelijk onderzoek op dit gebied en aan een bundeling van de reeds beschikbare kennis. Voorbeeldteksten Omdat donkerte een nieuw beleidsterrein is, is iedereen nog aan het zoeken naar de mogelijkheden en de juiste woorden. Er is bij vrijwel alle provincies een grote behoefte aan voorbeeldteksten, onder andere voor wat betreft de voorschriften bij vergunningverlening. Afstemming en samenwerking Om diezelfde reden wordt er nog volop gezocht naar de grenzen en de onderlinge afstemming. Dit geldt op meerdere niveaus: • binnen de organisatie: wat doen de verschillende afdelingen van de provincie op het gebied van lichtvervuiling/donkerte en hoe kunnen we hier afstemming in vinden? • tussen de provincies onderling: welke mogelijkheid zijn er om kennis en krachten op een goede manier te bundelen? • tussen provincie, rijk, gemeenten en overige partijen: wie heeft welke verantwoordelijkheden op het gebied van donkerte en hoe kan dit op een goede manier onderling worden afgestemd? Op deze vier gebieden valt de komende jaren nog veel vooruitgang te boeken. Een goede samenwerking tussen de provincies en het rijk en tussen de provincies onderling is daarbij een eerste vereiste.
49
toen de nacht nog een geheim was
deel e vragen voor het vervolg Het doel van de inventarisatie was niet alleen het in kaart brengen van datgene wat er beschikbaar is en wat gedaan wordt, maar ook van hetgeen er nog niet is: welke vragen leven er bij de provincies op het gebied van lichtvervuiling en donkertebescherming, wat wordt er gemist door de beleidsmakers en uitvoerders, waar hebben zij behoefte aan en wat zou er verder uitgewerkt dienen te worden? Hieronder vindt u de belangrijkste vragen op een rij, vergezeld door een korte toelichting. Deze kunnen als uitgangspunt dienen voor het eerder genoemde vervolgtraject dat vanuit IPO in april 2009 van start gaat. Vragen die betrekking
1 Welke effecten heeft lichtvervuiling op de natuur?
hebben op kennis,
Over de effecten van lichtvervuiling op fauna en flora is nog weinig bekend.
weten en meten
Het is vrijwel zeker dat licht in de nacht verstorend werkt en voor enkele soorten is dit wetenschappelijk bewezen, maar veel gegevens zijn er niet beschikbaar. De behoefte aan dergelijke gegevens is groot, zowel bij de beleidsmakers (die willen weten welke effecten lichtvervuiling precies heeft), als bij de vergunningverleners (die gemotiveerd een afweging willen kunnen maken bij het toekennen van een vergunning waarbij lichtvervuiling een rol speelt). Allen geven aan dringend behoefte te hebben aan meer gegevens over de effecten van lichtvervuiling op dieren en planten. Daarnaast is er behoefte aan een goede database, waarin onderzoeken die verricht zijn in het kader van Natura 2000 worden samengebracht. Het copyright is hier een probleem, maar kan mogelijk (deels) worden opgelost in overleg met wetenschappelijke tijdschriften. 2 Welke effecten heeft lichtvervuiling op de gezondheid? Naar de effecten van geluid op de menselijke gezondheid zijn ondertussen diverse onderzoeken verricht. Dit heeft geleid tot meer kennis van zaken, waardoor het mogelijk is beleid verder te onderbouwen en verfijnen. Over de effecten van licht op de gezondheid is nog weinig bekend. Er zijn enkele onderzoeken verricht, maar deze bieden te weinig basis om duidelijke uitspraken te doen. Dat brengt ons in een ongewenste positie: er komt steeds meer lichtvervuiling in Nederland, het is uiterst aannemelijk dat dit effect heeft op de gezondheid, maar we weten niet welke effecten dit zijn. Onderzoek naar de effecten van licht op de gezondheid is daarom dringend gewenst.
51
3 Hoe kunnen we lichtvervuiling meten en monitoren? Sommige provincies hebben zelf een hemelhelderheidskaart of een lichtbronnenkaart laten maken, en hebben op die manier zicht gekregen op de situatie in hun provincie. Andere hebben geen kaart en weten niet hoe licht of donker hun provincie is. Bij de tweede categorie is het laten maken van een hemelhelderheidskaart een mogelijkheid om de nulsituatie in beeld te brengen. Daarmee is het probleem echter niet opgelost. Om de nulsituatie goed in beeld te kunnen brengen en de effecten van eventuele maatregelen tegen lichtvervuiling te kunnen achterhalen of zelfs te voorspellen is er een meer verfijnd meet- en rekeninstrument noodzakelijk, analoog aan de eerder ontwikkelde instrumenten voor het meten van geluid. Overigens is aangegeven dat alleen technische kennis niet voldoende is. Het is nodig om de concrete betekenis te weten van hetgeen gemeten wordt. Wat betekent 1 lux of 0,1 lux? Hoe ervaar je het? 4 Hoe komen we aan goede basisinformatie? De behoefte aan meer kennis is groot. Dit betreft niet alleen de hiervoor genoemde kennis over de effecten van licht op de natuur en op de gezondheid, maar ook praktische informatie waarvoor minder onderzoek nodig is. Er werd onder andere aangegeven behoefte te hebben aan gebundelde basisinformatie over verantwoorde inrichting van sportvelden en parkeerterreinen voor wat betreft licht. 5 Hoe kunnen we de kennis over (duurzame) openbare verlichting delen en vergroten? Op dit moment wordt in alle provincies geëxperimenteerd met duurzame openbare verlichting. Er zijn pilots met dynamische verlichting, dimbare verlichting, actieve markering en groene LED-verlichting. Het zou goed zijn als de ervaringen die opgedaan worden met al deze proefprojecten gebundeld worden. Op die manier kan er optimaal geleerd worden van elkaars ervaringen. Een andere vraag die gesteld is door provincies in verband met openbare verlichting is de rol van de richtlijnen van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) in relatie tot lichtvervuiling. Daarbij is meerdere keren opgemerkt dat het voldoen aan deze richtlijn regelmatig leidt tot het gebruik van meer licht dan vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid noodzakelijk is en daarmee tot extra lichtvervuiling. Dit komt onder andere doordat bij de richtlijnen de spitsperiode maatgevend is, terwijl er in rustigere perioden met veel minder licht kan worden volstaan.
Vragen die betrekking
6 Hoe kunnen we lichtvervuiling en donkertebescherming opnemen in beheerplannen in het kader van Natura 2000?
hebben op de behoefte aan
Op dit moment moeten veel beheerplannen voor Natura 2000 gebieden nog
voorbeeldteksten en
geschreven of afgerond worden. Er liggen dus mogelijkheden om het aspect
voorbeeldbeleid
lichtvervuiling optimaal mee te nemen bij het opstellen van deze plannen. Omdat het voor het eerst is dat dergelijke plannen gemaakt worden, zijn er nog vrijwel geen voorbeeldteksten. Het bundelen van kennis en kracht van enkele deskundigen op dit gebied kan leiden tot enkele goede teksten, die anderen tot voorbeeld kunnen dienen. 7 Hoe kunnen we lichtvervuiling en donkertebescherming opnemen in vergunningen in het kader van de Natura 2000? Hoe er wordt omgegaan met het thema licht bij verlenen van vergunningen en het geven van voorschriften in het kader van Natura 2000, verschilt sterk per provincie. Ook hier geldt dat er behoefte is aan enkele goede voorbeeldteksten en dat het bundelen van de kennis van enkele deskundigen op dit gebied wenselijk is. 8 Wat zijn de mogelijkheden van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit en hoe kunnen die optimaal worden benut? De Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit bieden een handvat om voorschriften aan een vergunning te verbinden inzake lichtvervuiling en donkertebescherming. In de praktijk blijkt dit instrument echter weinig te worden gebruikt door de provincies. Het is onduidelijk of de oorzaak hiervan ligt bij het instrument zelf of dat men onvoldoende bekend is met de mogelijkheden. Het zou goed zijn indien dit onderwerp onder de loep wordt genomen en de bevindingen gedeeld worden. Daarnaast zijn ook hier voorbeeldteksten gewenst. 9 Hoe kunnen we donkertebescherming opnemen in (toekomstige versies van) de structuurvisie of het provinciaal omgevingsplan? Over het wel of niet opnemen van donkerte in de structuurvisie lopen de meningen uiteen. Sommige provincies zijn voornemens dit onderwerp niet te noemen in hun nieuwe structuurvisie. Andere provincies hechten veel belang aan donkerte als kwaliteit van landschap en/of leefomgeving en vermelden dit nadrukkelijk in de structuurvisie of het provinciaal omgevingsplan. Wat duidelijk is, is dat ook hier iedereen zelf het wiel aan het uitvinden is en worstelt met vragen als ‘wat is provinciaal belang?’. Ook hier is het bundelen van kennis en inzichten gewenst.
53
Vragen die betrekking hebben op
10 Hoe kunnen we de ambities uit de structuurvisie of het provinciaal omgevingsplan op dit gebied omzetten in uitvoeringsbeleid?
het handen en
Het opnemen van donkerte in de structuurvisie of het provinciaal omgevings-
voeten geven aan
plan is een eerste stap. Vervolgens komt de vraag hoe men handen en voeten
opgesteld beleid
kan geven aan geformuleerde ambities of aan genoemde prioriteiten. Worden deze punten uit de structuurvisie uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening of een milieuverordening? En zo ja, op welke manier dient dit dan te gebeuren? Ook hier kan het uitwisselen van visies en kennis tussen de verschillende provincies leiden tot meer deskundigheid en tot enkele voorbeeldteksten. 11 Wat zijn de voordelen en nadelen van het instellen van donkertegebieden, eventueel gekoppeld aan stiltegebieden? In alle provincies zijn stiltegebieden aangewezen. Artikel 4.9 van de Wet milieubeheer biedt hiervoor een wettelijke basis. Voor het aanwijzen van donkertegebieden ontbreekt een dergelijke wettelijke basis. Bij veel provincies leeft de vraag of het zinnig is om donkertegebieden aan te wijzen, al dan niet gekoppeld aan de stiltegebieden. Wat zijn hiervan de voordelen en wat zijn de nadelen? Is het aanwijzen van dergelijke gebieden een goede manier om donkerte in Nederland te beschermen? 12 Welke concrete uitvoeringsprojecten zijn er mogelijk? Er is niet alleen behoefte aan kennis, kennisuitwisseling en voorbeeldteksten, maar ook aan praktische, concrete uitvoeringsprojecten. Welke projecten kunnen er door de provincie worden opgezet in het kader van donkertebescherming en lichtvervuiling? En met welke partijen kan hierbij worden samengewerkt? Het gaat hierbij niet alleen om projecten op het gebied van openbare verlichting, maar ook op andere terreinen.
Vragen die betrekking hebben op
13 Welke rol vervult de rijksoverheid (VROM, LNV, VenW, VWS) op dit gebied?
de afstemming met
Het is duidelijk dat de Directie Leefomgevingskwaliteit van het ministerie
overige partijen
van VROM nauw betrokken is bij het onderwerp lichtvervuiling en donkertebescherming. Verder is de Directie Duurzaam produceren, afdeling Landbouw, betrokken bij het onderwerp in verband met de glastuinbouw. Hoe het echter verder staat met de betrokkenheid van VROM (bijvoorbeeld vanuit het project Mooi Nederland) is niet duidelijk. Over de rol van de ministeries van LNV, VWS en VenW is vrijwel niets bekend, het is tijdens deze inventarisatie niet gelukt om daar contactpersonen te vinden die zich bezighouden met
het onderwerp. Meerdere provincies gaven aan behoefte te hebben aan meer helderheid over de rol die de rijksoverheid in dit geheel speelt en aan een ‘kapstok’ op landelijk niveau. Een andere vraag die in het IPO-PRISMA project verder uitgewerkt en beantwoord kan worden is ‘Wat hebben de provincies nodig van de rijksoverheid op het gebied van lichtvervuiling en donkertebescherming?’. 14 Wat kunnen de provincies doen met betrekking tot de gemeenten? De rol van de provincies is beperkt, in die zin dat een belangrijk deel van de instrumenten en de mogelijkheden niet in handen zijn van de provincies maar van de gemeenten. Een vraag die daarom regelmatig naar voren komt is: wat kunnen de provincies doen met betrekking tot de gemeenten? Waar kunnen wij sturen wat betreft lichtvervuiling en donkertebescherming en hoe kunnen we gemeenten en andere lichtbroneigenaren stimuleren en motiveren? En welke rol zou de VNG hierbij kunnen spelen? Een concrete mogelijkheid is het sterker aanzetten van dit thema in haar model APV’s. 15 Wat kan de rol van de provincie zijn op het gebied van het bevorderen van bewustwording? Een belangrijke stap op weg naar minder lichtvervuiling is bewustwording. Vaak is er bij het overmatig gebruik van licht geen onwil in het spel, maar is men zich niet bewust van het feit dat men lichtvervuiling veroorzaakt. Dit geldt voor individuele burgers, maar ook voor bedrijven, sportverenigingen en gemeenten. Communicatie kan een belangrijke bijdrage leveren aan meer bewustzijn en aan het terugdringen van lichtvervuiling. Ligt hier een taak voor de provincie? En zo ja, hoe kan deze taak worden vormgegeven? Slotvraag
16 Hoe krijgen we het donkerder?! Uitgangspunt dat vaak gekozen wordt, is dat het in ieder geval niet nóg lichter mag worden in Nederland, de situatie mag niet verder verslechteren. De provincie Drenthe gaf aan dat voor haar de vraag niet is hoe we erger kunnen voorkomen, maar hoe we ervoor kunnen zorgen dat het weer donkerder wordt. Dat lijkt ons een mooie vraag om mee te eindigen!
55
bijlagen Bijlage 1
Drenthe
overzicht
Brenda Vrieling
Afdeling Duurzame Ontwikkeling
geïnterviewden
Sjaak Koornstra
Afdeling Duurzame Ontwikkeling
Bert Klijs
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Friesland Catrien de Vries
Afdeling Ruimte (programmamanager ruimtelijke kwaliteit)
Jan Jaap Dicke
Afdeling Ruimte
Truus Steenbruggen
Afdeling Landelijk Gebied Beleid (glastuinbouw)
Richard Deen
Afdeling Landelijk Gebied Beleid (Natura 2000)
Wibo Drenth
Afdeling Landelijk Gebied Beleid (ecologie)
Siegfried Sikkes
Afdeling Verkeer en Vervoer
Gelderland Hans Willekes
Dienst Wegen (beleid Openbare Verlichting)
Wim van den Broek
Afdeling Ruimtelijke Ordening
Theo Portegijs
Afdeling Vergunningen
Jelmer Reyntjes
Natura 2000 - vergunningen
David Michel
Natura 2000 - beheerplannen
Henk Willems
Afd Leefomgevingskwaliteit
(projectleider Veluwe Donker en Stil)
Groningen Tjitte de Vries
Afdeling Milieubeleid
Jos Langkamp
Afdeling Wegbeheer
Irene van Dorp
Afdeling Landelijk Gebied en Water
Ties Hazenberg
Afdeling Economische zaken, toerisme
Limburg Ab Brokking
Afdeling Milieu en duurzame ontwikkeling
Herman van Steenwijk
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Kirsten Demacker
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Rob Munnick
Bureau Beheer, afdeling provinciale wegen
Willy Reggers
Bureau Beheer, afdeling provinciale wegen
Noord-Brabant Hans Wassenberg
Milieu, leefomgeving
Jan Maurix
Openbare verlichting
Marieke Sanders
Natuur en landschap
Margriet Schipper
Projectleider nationaal landschap ‘Het Groene Woud’
i.s.m. Wilma v.d. Pijll Noord-Holland Karen Arpad-Jongsma
Directie Beleid / sector Milieu
Coen Verstand
Directie Beleid / sector Natuur, Recreatie & Landschappen
Paul Rutte
Directie B&U / sector Realisatie (openbare verlichting)
Femke Bosma
Directie Beleid / Provinciaal Milieubeleidsplan
Overijssel Arne Willigenburg
Bestuurlijke Aangelegenheden, team beleidsinformatie
Henri Bijkerk
Wegen en Kanalen, team ontwikkeling
Friso van Nijkerk
Economie, Milieu, Toerisme, team handhaving
Utrecht Jaklien Vlasblom
Afdeling Milieu, team duurzaamheid
Marian van Asten
Afdeling Milieu, team leefbaarheid
Carola Berkelaar
Afdeling Groen (landschap)
Chris Klemann
Afdeling Groen (ecologie/natuur/gebiedsplannen)
Monique Blij-Seegers
Afdeling Vergunningverlening, team milieubeheer
Annet van Biezen
Afdeling Landelijk Gebied (ILG regio West)
Jaap de Pater
Afdeling Groen (EHS)
Karin Betten
Afdeling Vergunningverlening (m.n. Natuurbeschermingswet)
Zeeland Alexandra Scherbeijn
Afdeling Milieuhygiëne
Mariëtte Berrevoets
Afdeling Water en Natuur
Leo Caljouw
Afdeling Ruimte
57
Zuid-Holland Kaj Fabry
Natuurbescherming
Herman Feberwee
Kwaliteit stilte
Mary Stokhof
Kwaliteiten buitengebieden in Provinciale Structuurvisie
Leo Heijdra
Glastuinbouw, openbare verlichting/energiebesparing,
lichthinder
VROM Janneke Tanja
Directie leefomgevingskwaliteit (met name stilte en donkerte)
Martin van den Berg
Directie leefomgevingskwaliteit (met name geluid)
Martijn Tak
Directie duurzaam produceren, afdeling landbouw
Stichting Natuur & Milieu Floris de Graad
Natuur en Landbouw
Douwe Tiemersma
Ruimtelijke ordening
RIVM Dorien Lolkema
Projectleider licht emissie kaart Nederland
Bijlage 2
Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur, (publicatienummer
informatie en literatuur
2000/25) Gezondheidsraad, Den Haag, 2000 Notitie Lichtvervuiling, ing. J.H.M. Wassenberg, provincie Noord-Brabant, 2002 Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008, provincie Utrecht Milieukwaliteitsprofielen, bijlage bij Provinciaal Milieubeleidsplan 20042008, provincie Utrecht Op weg naar een duurzame leefomgeving, Gelders Milieuplan 3, provincie Gelderland, juni 2004 Waarom brandt het licht hier?, openbare verlichting op provinciale wegen in Noord-Holland, provincie Noord-Holland, augustus 2005 Lichtbronnenkaart Drenthe, Milieufederatie Drenthe, Assen, december 2005 Omgevingsplan Zeeland, 2006-2012, provincie Zeeland, juni 2006 Zuid-Holland ziet het licht, provincie Zuid-Holland, juli 2006 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010, provincie Zuid-Holland, september 2006 Effectenindicator Natura 2000-gebieden, achtergronden en verantwoording ecologische randvoorwaarden en storende factoren, Alterra-rapport 1375, oktober 2006 Om de kwaliteit van de romte, streekplan Fryslân 2007, provincie Friesland, december 2006 Declaration in Defence of the Night Sky and the Right to Starlight, La Palma, april 2007 Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland, Open en Vitaal, mei 2007 Openbare verlichting provinciale wegen Drenthe, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, provincie Drenthe, november 2007 Groen licht voor energiebesparing, eindrapport van de Taskforce Verlichting, mei 2008 Discussienota Invulling Gezicht van Drenthe, resultaat van fase 1 nieuw omgevingsbeleid, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, provincie Drenthe, mei 2008 Effectenindicator Natura 2000-gebieden, aanvulling bij het Alterra-rapport 1375, 2005 Ontwerp Omgevingsvisie, visie en uitvoering voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving, provincie Overijssel, november 2008 Ontwerp Provinciaal Milieubeleidplan 2009-2011, toekomstbestendig: ambitieus en haalbaar, provincie Utrecht, november 2008
59
Drenthe kiest, richtgevende beleidskeuzes voor het nieuwe omgevingsbeleid Drenthe, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, provincie Drenthe, december 2008 Ontwerp Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, provincie Groningen, januari 2009 Licht en donker, licht in de openbare ruimte, Daaf de Kok en Herman Buurman, januari 2009
Bijlage 3
Onderstaand overzicht geeft per provincie weer of er gekozen is voor een
structuurvisies en
structuurvisie of een integraal omgevingsplan, en in welke fase die planvorm
omgevingsplannen
zich bevond in januari 2009.
provincie
structuurvisie of integraal omgevingsplan
conceptfase of definitief
Friesland
structuurvisie
definitief
Groningen
integraal omgevingsplan
conceptfase
Drenthe
integraal omgevingsplan
conceptfase
Overijssel
integraal omgevingsplan
conceptfase
Gelderland
structuurvisie
definitief
Utrecht
structuurvisie
definitief
Noord-Holland
structuurvisie
conceptfase
Zuid-Holland
structuurvisie
conceptfase
Zeeland
integraal omgevingsplan
definitief
Noord-Brabant
structuurvisie
conceptfase
Limburg
integraal omgevingsplan
definitief
61
Bijlage 4
Aan een verlichtingsplan kunnen nadere eisen worden gesteld. Onderstaande
eisen verlichtingsplan
(voorbeeld)checklist is opgesteld door een medewerker van de provincie Zeeland: Nut en noodzaak van verlichtingspunten Afschermen en richten van verlichtingspunten ter beperking van effecten op nautische veiligheid en verstoring van de omgeving Type van toe te passen verlichting Verlichtingssterkte en het verbruik huidige verlichting Energieverbruik huidige armaturen en mogelijkheden om het energieverbruik te verminderen Mogelijkheden om verlichting te voorzien van bewegingsmelders Mogelijkheden om verlichting te dimmen op delen van het terrein waar geen werkzaamheden plaatsvinden Mogelijkheden toepassen van ‘groen’ licht Terugverdientijd van vervanging van huidige verlichting door energiezuinige en strooilichtarme armaturen Terugverdientijd van vervanging van huidige verlichting door ‘groen’ licht Uitvoering in de tijd van de uit het verlichtingsplan voortvloeiende acties
Bijlage 5 activiteiten
Taken en activiteiten van het ministerie van VROM op het gebied van donkertebescherming en het tegengaan van lichtvervuiling:
VROM VROM heeft ervoor gezorgd dat donkerte is opgenomen in het Activiteitenbesluit, expliciet maar ook in de zin van het voorkomen van lichthinder. De AMvB Glastuinbouw bevat artikelen ter voorkoming van de uitstraling van licht uit kassen. LTO Nederland en stichting N&M zijn hierover in overleg, VROM heeft naar aanleiding daarvan reeds enkele malen de wet aangescherpt. De schermen die in de AMvB genoemd worden, worden gestimuleerd via de MIA/Vamil regelingen. VROM heeft opdracht verstrekt aan het RIVM voor het ontwikkelen van een kaart die de verlichting in de nacht in beeld brengt. Donkerte wordt, in combinatie met stilte, rust en ruimte, diverse malen genoemd in het NMP4. Het is één van de kwaliteiten die onder druk staan maar die men graag behouden wil zien. Donkerte wordt expliciet genoemd in de Nota Ruimte; het is één van de ‘wezenlijke kenmerken’ die voor een gebied genoemd kunnen worden waar dan in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur rekening mee gehouden moet worden. Het valt ook onder het onderdeel ‘belevingskwaliteit’, één van de kernkwaliteiten die aan een landschap toegeschreven kunnen worden. VROM verleent al enkele jaren subsidie aan de Nacht van de Nacht. Deelname aan de werkgroep donker/licht, waarin VROM ambtelijk overlegt met provincies. Eén van de adviezen in de Taskforce verlichting (actie OV11) luidt: ‘De minister van VROM wordt geadviseerd een actief ‘donkertebeleid’ op te zetten voor de openbare ruimte, inclusief openbare verlichting, in samenspraak met het ministerie van LNV. Dit beleid heeft als doel overbodig licht tegen te gaan door duisternis als (schaars) maatschappelijk goed te erkennen. De Taskforce adviseert de minister van VROM om de benodigde middelen voor dit beleid vrij te maken. Centrale regie van de rijksoverheid is noodzakelijk om voor gemeenten en provincies kaders te scheppen waarbinnen zij het nachtelijk landschap kunnen beschermen tegen overmatig licht.’ De minister heeft dit advies overgenomen. In 2009 wordt gestart met het maken van landelijk donkertebeleid.
63
colofon
auteurs Beatrijs Oerlemans
Daaf de Kok ontwerp
Ontwerpbureau Lood, Delden opdrachtgevers inventarisatie
Provincie Gelderland
Provincie Zuid-Holland
Provincie Utrecht
Provincie Overijssel financiering uitgave rapport Provincie Gelderland
Provincie Zuid-Holland
Provincie Utrecht
Provincie Overijssel
Provincie Groningen
Provincie Zeeland gedicht
TOEN DE NACHT
Rutger Kopland informatie
de Kok & partners
www.dekok-partners.nl
026 3523311
Arnhem, maart 2009