Zeven dagen licht en duisternis
Zeven dagen licht en duisternis
Ralph de Pater
Opgedragen aan Charles
Copyright © 2 oktober 2009 Ralph de Pater Voorkant:
Hebreeuwse tekst met het begin van het scheppingsverhaal in Genesis 1 samen met het sterrenstelsel M81.
Achterkant:
Glas-in-lood-raam getiteld ‘Schepping’ in de kathedraal te Chester.
Icoontekeningen: Esmeralda. De personen en situaties in dit boek zijn verzonnen en iedere gelijkenis met bepaalde personen of situaties berust op zuiver toeval.
Voorwoord Van zondag 20 september tot zondag 27 september 2009 organiseren in het kader van het Darwinjaar de Katholieke Bijbelstichting (KBS) en het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) samen een mini symposium op het Griekse eiland Rhodos en hiervoor worden een natuurkundige, een wetenschapsfilosoof, een bioloog, een rabbijn, een creationistische dominee en een priester uitgenodigd. Zij gaan met elkaar in gesprek over de relatie tussen schepping, Big Bang en evolutie. Er lijkt hiertussen een conflict te bestaan, maar is dat ook zo? Ieder benadert het vanuit zijn eigen discipline en gaat de discussie aan met de anderen. Niet iedereen kan zich inleven in het standpunt van de ander en hierdoor ontstaan er tussen de deelnemers irritaties. Op een gegeven moment wordt een van de deelnemers vermist en enkele dagen later dood aangetroffen. De mensen zijn nog niet over deze schok heen of een andere deelnemer wordt met spoed in het ziekenhuis opgenomen. Het lijken twee tragische ongelukken en de politie gaat hier ook van uit, maar is dat ook écht zo? Helaas zal het niet bij deze twee ongelukken blijven. Een jonge, ambitieuze agent bijt zich in deze zaak vast, ondanks protesten van zijn meerdere. Is hij wel de juiste persoon om licht in de duisternis te brengen? De schrijver wil graag het kritisch meeleespubliek bedanken voor hun commentaar. Bedankt Esmeralda, Jurjen, Erwin, Jim, Job, Marc, Herwi, Stefan, Tijmen, Mark, Simone, Alfred, Marcel, Piet, Ger en Henny. Door hun opmerkingen is het gehele verhaal herschreven. Ondanks hun suggesties is alleen de schrijver verantwoordelijk voor de inhoud van het verhaal.
Bijbelcitaten De gebruikte bijbelteksten zijn genomen uit de Nieuwe Bijbel Vertaling (2004). De verwijzing naar bijbelteksten is als volgt: Genesis 1,3 Genesis 1,3-6 Genesis 1,3.6 Genesis 1,3-2,6 Genesis 1,3a Genesis 1,3b Genesis 1
van het boek Genesis: hoofdstuk 1 vers 3 van het boek Genesis: hoofdstuk 1 verzen 3 t/m 6 van het boek Genesis: hoofdstuk 1 vers 3 en vers 6 van het boek Genesis: hoofdstuk 1 vers 3 t/m hoofdstuk 2 vers 6 van het boek Genesis: hoofdstuk 1 begin van vers 3 van het boek Genesis: hoofdstuk 1 einde van vers 3 van het boek Genesis: heel hoofdstuk 1.
7
8
Vrijdag 24 april 2009
9
10
1 Een vrouw staat al een half uur gespannen bij de bushalte te wachten. Ze wist dat ze veel te vroeg was toen ze rond half elf uitstapte, maar ze wil op tijd zijn. Ze wacht al acht jaar op dit moment,. De zon laat haar kracht goed voelen, maar onder de overdekte bushalte is het nog goed uit te houden. Af en toe passeert er een auto die het stof op het asfalt laat opvliegen. Het heeft al een maand niet geregend, het landschap lijkt zijn kleur verloren te hebben. Ingespannen kijkt ze naar de grote deuren tussen de twee torens aan de overkant van de weg. Een hoge muur grendelt het gebouw dat erachter ligt, volledig af van de straat en de buitenwereld. Ze ziet gewapende mensen over het dak van de torens lopen en ze weet dat ze door hen nauwkeurig in de gaten wordt gehouden. Uitdagend zwaait ze naar hen, maar niemand reageert. Uit haar handtas haalt ze een pakje sigaretten, maar de aansteker kan ze niet vinden. Ze blijft maar graaien tussen de vele voorwerpen in haar tas. Tenslotte keert ze haar handtas om zodat de inhoud naast haar op de bank valt. Lippenstift, spiegeltje, portemonnee, papieren zakdoekjes, enkele kammen, notitieblok, mascara, stuk krant, pennen in diverse kleuren, opgevouwen brief, buskaart en nog vele andere dingen liggen in de hoop naast haar. Ze zoekt tussen de spullen, maar kan de aansteker nog niet vinden. “Vuurtje nodig?” roept iemand vanaf de toren. Ze steekt de middelvinger van haar rechterhand omhoog. “Wanneer?” vraagt dezelfde onbekende stem. Ze reageert niet en kijkt in de zijvakjes van haar damestas. Na wat gegraai vindt ze uiteindelijk in een van de vakjes haar gemiste aansteker. Even later inhaleert ze diep. Het is stil om haar heen. Uit het hermetisch afgesloten gebouw komt geen enkel geluid en op straat is er bijna geen verkeer. Door de warmte 11
van de zon trilt de lucht boven het asfalt. In de verte ziet ze iets bewegen. Een auto komt naderbij, maar door de trillende lucht kan ze nog niet onderscheiden wat voor auto het is. Ze vermoedt dat het een politieauto zal zijn. Ze neemt nog een trek aan haar sigaret en blijft naar de aanrijdende auto staren. Als die vlak bij haar is begint die langzamer te rijden en draait naar het gebouw tegenover haar. Een persoon komt uit een kleine poort gelopen en spreekt met de agent die achter het stuur zit. Even later zwaaien de grote deuren open en kan de auto naar binnen rijden. Daarna wordt het complex van de buitenwereld afgesloten. Er is niemand meer te zien. Van de andere kant nadert een donkergrijze auto, die de zijstaat naast het bushok inrijdt, maar de vrouw lijkt het niet op te merken. Na een trek aan haar sigaret neemt de vrouw het stukje krant van de bank en vouwt het voorzichtig open. De vouwen zijn door het vele gebruik grotendeels ingescheurd. Eigenlijk heeft ze het artikel niet nodig, omdat ze de tekst intussen van buiten kent. Rhodos-stad. Een 24-jarige man is afgelopen dinsdag door de rechtbank in Rhodos-stad tot 8 jaar gevangenisstraf veroordeeld omdat hij zijn ex-vriendin en de jongen waarbij ze inwoonde heeft neergeschoten. Alleen de man overleefde de aanslag. Het Openbaar Ministerie had 10 jaar geëist. De rechtbank acht bewezen dat Manolis C. op 20 januari 2001 ‘doelbewust’ de 20-jarige Agnes B. en de 25-jarige Xander T. heeft neergeschoten toen zij voor de woning van T. uit hun auto stapten. Volgens de rechter is C. opzettelijk naar de woning gereden en heeft daar de twee opgewacht en neergeschoten. De vrouw overleed de dag erna in het ziekenhuis; de man raakte zwaar gewond, maar kon na drie maanden het ziekenhuis verlaten. Sindsdien is hij echter gehandicapt. C. kwam tot zijn daad omdat de vrouw haar relatie 12
met C. had beëindigd. In een sms-bericht had de verdachte aan B. geschreven: ‘Hiervan krijg je snel spijt’. De veroordeelde ontkent dat hij de beide mensen heeft neergeschoten. Hij zei dat toen hij bij de woning aankwam om met hen te praten de twee al bloedend op de grond lagen. Hij boog zich over de slachtoffers heen om hen te helpen en hierbij heeft T. hem herkend. Het wapen vond hij naast de auto en heeft hij per ongeluk aangeraakt. De rechter vindt deze verklaring echter niet geloofwaardig. Het is op dit moment nog niet bekend of het Openbaar Ministerie in hoger beroep zal gaan. Die acht jaar zijn nu voorbij. Als ze weer een trek aan haar sigaret wil nemen is deze al opgebrand. Ze gooit de peuk achteloos uit het bushokje en steekt een nieuwe sigaret aan. Het krantenartikel vouwt ze zorgvuldig op en stopt dat in haar handtas. Ze kijkt op de brief die naast haar ligt. Duidelijk is hier te lezen dat haar zoon om 11 uur zal worden vrijgelaten, maar haar horloge wijst al half twaalf aan. De ellendelingen aan de overkant proberen op het laatste moment zijn gevangenisstraf toch nog te verlengen. Ze wacht nu al een uur. Met een papieren zakdoek veegt ze de zweetdruppels van haar voorhoofd en zucht. Ze is niet boos op de bewakers omdat ze háár laten wachten, maar omdat ze haar zóón laten wachten terwijl hij zo naar vrijheid snakt. Langzaam stopt ze alle spullen terug in haar handtas. Opeens valt er een foto op de grond. Ze raapt hem op en veegt het stof eraf. Het is een vergeelde foto met Manolis op haar arm; hij zal toen een jaar of vier zijn geweest en zij rond de 25. Een traan rolt over haar wang; ze had nooit kunnen vermoeden dat ze jaren later op deze plek op hem zou wachten. De vader van het kind kent ze niet, omdat ze in haar jonge jaren veel one-night-stands heeft gehad. Zij vindt het bovendien niet belangrijk om te weten wie het was, maar Manolis soms des te meer. Hij klampt zich aan haar vast en is altijd bang om alleen gelaten te worden. Dit speelde mee toen zijn vriendin hun relatie acht jaar geleden verbrak. Hij voelde zich hopeloos verlaten en toen 13
knapte er iets in hem, met een rampzalig gevolg. Zij keurt zijn gedrag absoluut niet goed, maar ze kan het wel begrijpen. Als alles in haar handtas zit, steekt ze een nieuwe sigaret aan. Ze ziet de kleine deur in de toren open gaan en iemand naar buiten lopen met een plastic tas in de hand. Ze had echter verwacht dat de grote deur voor haar zoon geopend zou worden en niet die kleine. Ze gooit haar sigaret op de grond en ze rent over de staat naar haar zoon toe. Een auto die ze niet heeft opgemerkt toetert flink en stopt met gierende banden op enkele centimeters naast haar. Ze knikt vriendelijk naar de chauffeur en rent verder. Luttele seconden later omhelst ze haar zoon. Ze blijft hem maar kussen, totdat Manolis voorstelt om naar huis te gaan. De vrouw neemt hem bij de hand en samen lopen ze naar de bushalte. Beiden weten van vreugde nog even niet wat ze moeten zeggen en ze blijven zwijgend gearmd naast elkaar zitten. “Ik heb nagedacht over een woning en over werk voor je.” De vrouw doorbreekt na enkele minuten de stilte. “Je kunt voorlopig bij mij in het klooster komen wonen; er is naast mij nog een kleine kamer vrij. Ik heb het aan de pope - orthodox priester - die er woont gevraagd en hij vind het goed als je in ruil hiervoor mij dan een beetje bij mijn werk voor de gasten ondersteunt, zoals poetsen en eten opdienen. Verder heb ik een hotel in Lindos gevraagd of je daar enkele dagdelen per week kan komen werken, en dit willen ze voor twee weken doen. Zodoende verdien je een eigen salaris. Ik hoop dat je goed vindt wat ik heb geregeld.” Ze kust hem op zijn wang. “Ik ben zo blij dat je vrij bent.” “Ik ook, ik ook.” In de verte komt de bus aangereden. De vrouw staat op en zwaait met haar armen om de bestuurder te laten stoppen. Ze betaalt voor twee personen en gaat achter in de bus zitten. Manolis komt naast haar zitten en ze legt haar hoofd op zijn brede schouder. “Ik ben zo blij dat alles achter ons ligt en er een nieuw leven begint,” zegt ze, en ze sluit haar ogen. Vanuit de zijstraat naast de bushalte heeft Xander al die tijd vanuit zijn donkergrijze auto naar de vrouw gekeken. Toen hij Manolis uit 14
de gevangenis zag lopen, verstrakte zijn gezicht. Na acht jaar zag hij Manolis opnieuw en gevoelens van haat vlamden uit zijn binnenste naar boven. Hij maakte het handschoenenkastje open en legde zijn hand op het pistool dat daar onder een handdoek verstopt lag. Zijn hand omklemde het en hij moest zich inhouden om het niet eruit te halen. Xander wil al jaren wraak nemen op Manolis; zijn ondergang moet langzaam en pijnlijk zijn en één enkel schot is daarvoor te weinig. Toen de vrouw zonder te kijken de straat overstak en bijna door een auto werd overreden, lachte hij; dit zou fantastisch zijn geweest, voor de ogen van haar zoon. Met het pistool nog steeds in zijn hand ziet hij met afschuw hoe de moeder haar zoon innig begroet. Pas als de bus met Manolis en zijn moeder is vertrokken lukt het hem om het pistool los te laten. Dan rijdt hij naar een café in de buurt. Met een glas whisky kruipt hij in de donkerste hoek aan een tafeltje. Xander wrijft over zijn kin waar hij sinds twee weken een baard laat groeien en denkt aan zijn contacten met Manolis op de middelbare school waar ze werkten: hij als docent godsdienst en Manolis als docent biologie. Ze hebben er samen ongeveer één jaar gewerkt en ze hebben veel gediscussieerd over de relatie tussen geloof en wetenschap. Regelmatig zaten ze tot diep in de nacht in een café fel te discussiëren en probeerden met de meest absurde argumenten de ander te overtuigen van zijn ongelijk. Dit gebeurde met vuurrode hoofden: deels vanwege de discussie en deels door de alcohol. Dit verslechterde hun band niet, integendeel, ze hadden een hechte vriendschapsband waaraan Xander met weemoed aan terugdenkt. Vaak gingen ze samen sporten en zodoende heeft hij Agnes, de vriendin van Manolis, leren kennen als ze na het sporten bij Xander thuis wat dronken. Hij merkte al een hele tijd dat het niet goed ging tussen die twee. Toen hij er een keer voorzichtig met Manolis over begon, veegde deze dit onderwerp meteen geërgerd van tafel. Op een avond liep Agnes bij Manolis weg en belde bij Xander aan. Ze vertelde dat zij die avond met Manolis had gebroken en ze zocht voor enkele dagen onderdak. Xander stond aan de deur even te twijfelen. Enerzijds wilde hij deze wanhopige vrouw graag helpen, maar anderzijds was Manolis zijn collega en vriend, en hij wist niet hoe die dit gebaar zou opvatten. Hij besloot zijn hart als christen te volgen en haar voor enkele 15
dagen onderdak te verlenen. Zijn hulp eindigde de volgende dag met de dood van Agnes, en hij was zwaar gewond. In de vele maanden die hij in het ziekenhuis lag stelde Xander zich maar één vraag: waarom heeft God dit niet voorkomen? Het gevolg van dit piekeren was dat hij steeds meer en meer afstand van zijn rooms-katholiek geloof had genomen. Toen hij uiteindelijk klaar was met zijn revalidatie was hij niet meer als docent godsdienst naar school teruggegaan maar ging in een drukkerij werken. In een God die niet ondersteunt wat Xander uit naastenliefde had gedaan kon hij niet meer geloven. Wat Xander wèl duidelijker was geworden waren de vele moorden die in het Oude Testament werden beschreven. Hij kon zich steeds meer inleven in de moordpraktijken die het Joodse volk uitvoerde in opdracht van God. ‘Het is een dag van wraak voor de Heer, de God van de hemelse machten. Hij wreekt zich op zijn vijanden. Zijn zwaard doet zich te goed, het drinkt en raakt verzadigd van hun bloed. De Heer, de God van de hemelse machten, richt een slachting aan, in het noorden, bij de Eufraat.’ (Jeremia 46,10) In de acht jaar dat Manolis gevangen heeft gezeten, heeft Xander steeds gefantaseerd hoe hij wraak zou kunnen nemen. Het moest een langzaam en pijnlijk proces worden; alleen dit kan hem voldoening geven. De bijbel zal hem ongetwijfeld veel inspiratie geven om goed te maken wat God heeft verzuimd. Sinds twee weken woont hij tijdelijk elders en daar heeft hij een vrouw leren kennen die hem het boek ‘The Secret’ gaf. Deze nieuwe vriendin vertelde dat dit boek had geholpen haar leven een nieuwe inhoud te geven en het verleden achter zich te laten. Maar Xander heeft niets met dit vage spirituele New Age gedoe; hij is meer voor concrete actie.
16
Maandag 1 juni 2009
17
18
2 Net als de boter in de braadpan bruin is geworden en zuster Veronica met de vork een biefstuk in de pan wil leggen klinkt de indringende bel van de telefoon door de keuken. Waarom moeten de mensen uitgerekend rond het middaguur bellen? Misschien moet er toch maar een antwoordapparaat komen. Ze legt de biefstuk op het bord, draait het gas onder de pan laag en snelt naar de telefoon aan de andere kant van de keuken. Al lopend veegt ze haar handen aan haar blauwe schort af. “Met de pastorie van de Begijnhofkapel in Amsterdam.” “U spreekt met Angelique van Rossum van de NBG-KBS.” “Met de wat?” “Met Angelique van Rossum van het Nederlands Bijbel Genootschap (NBG) en de Katholieke Bijbel Stichting (KBS). Is het mogelijk met priester Emiel de Wijs te spreken?” “Ik zal even kijken of ik u kan doorverbinden.” Zuster Veronica toetst het nummer van zijn werkkamer in. “Met Emiel.” “Met Veronica. Ik heb iemand voor jou aan de telefoon van de Bijbelstichting.” “Weet je hoe die heet?” “Nee, dat ben ik helaas vergeten. Maak het niet te lang, want het eten is al klaar.” “Laat maar komen.” De zuster legt de hoorn op het toestel en loopt naar het gasfornuis. Langs het hoge raam van de ruime keuken rijden de trams vanaf het Centraal Station door het centrum van Amsterdam. De keuken is sober ingericht, maar de priester heeft onlangs een afwasmachine laten installeren zodat zuster Veronica het wat rustiger krijgt. Met haar 77 jaar is ze nog altijd actief, maar ze kan niet meer zo lang staan. Ze strijkt met haar linker 19
hand door haar witte haren terwijl ze met haar rechter de biefstuk nog eens keert. Intussen heeft Emiel het telefoongesprek overgenomen. “Met Emiel de Wijs.” “U spreekt met Angelique van Rossum. Ik bel u namens de Katholieke Bijbelstichting en het Nederlands Bijbelgenootschap omdat ze samen aan een nieuw uitdagende project werken.” “U heeft mijn interesse.” “Dit jaar is het 200 jaar geleden dat Charles Darwin werd geboren en 150 jaar geleden dat hij zijn beroemde boek ‘On the Origin of Species’ over de evolutie heeft geschreven. Vandaar dat we een project willen opstarten. We nodigen zes deskundigen uit om met elkaar over het ontstaan van de wereld in gesprek te gaan. We zoeken drie wetenschappers die expert zijn op het gebied van de wetenschappelijke theorieën over ontstaan van het heelal en de evolutie. Verder zoeken we drie bijbelgeleerden die thuis zijn in de interpretatie van het bijbelse scheppingsverhaal in Genesis. Deze zes personen gaan met elkaar in dialoog om helderheid te krijgen of de twee disciplines werkelijk met elkaar in conflict zijn of dat ze elkaar juist kunnen helpen en hoe dan. We willen het resultaat van de gesprekken in boekvorm publiceren. Nu is mijn concrete vraag of u hieraan een bijdrage wilt leveren?” “Ja, dat lijkt me leuk, maar op welke manier heeft u mijn bijdrage dan gedacht?” “Wij zouden u willen vragen om vanuit rooms-katholiek perspectief naar het bijbelse scheppingsverhaal te kijken. En deze lezing kunt u dan voor de vijf andere deelnemers presenteren op Rhodos, waar we een week naar toe gaan.” “Een week naar Rhodos?” Emiel klinkt verbaasd. “Ja. Dat klinkt goed, hè? We kunnen natuurlijk ook een week in een congrescentrum in Nederland gaan zitten. Maar in Nederland kan het weer tegenvallen en op Rhodos is het dan toch wat aangenamer. In de ochtend zal een van de deelnemers een lezing geven waarna er een discussie zal volgen en in de middag zal er een cultureel programma zijn. Wat vindt u ervan?” 20
“Het klinkt goed, maar eh... wordt alles door jullie betaald?” “Ja, daar hoeft u zich geen zorgen om te maken. We zitten in een oud klooster en daar is een huishoudster voor koken, boodschappen doen, afwassen et cetera.” “Waarom vragen jullie juist míj om aan dit project deel te nemen? “We hebben begrepen dat u, voordat u theologie ging studeren, ook wiskunde hebt gestudeerd. Zodoende bent u thuis in beide vakgebieden en we denken dat u daarom een interessante brugfunctie zou kunnen vervullen.” “En in welke week is dat congres?” “De heenvlucht zal zijn op zondag 20 september en de terugvlucht zondag 27 september.” “Ik zal even in mijn agenda kijken.” Emiel bekijkt zijn agenda op de computer. “Ik heb in die week een verjaardag, maar verder heb ik in die week nog geen vergadering, doop of huwelijk afgesproken.” “Dus u voelt wel voor ons voorstel om mee te doen?” “Ja, het lijkt me ontzettend leuk en een hele uitdaging,” reageert Emiel enthousiast. “Dan zal ik u per e-mail nog wat nadere informatie toesturen. Kunt u mij binnen één week berichten of u definitief kunt deelnemen?” “Ik zal proberen het u morgen te laten weten.” “Ik verheug me al op onze samenwerking. Ik wacht uw bericht af.” “Bedankt voor de uitnodiging en tot op Rhodos.” Na het telefoongesprek tikt Emiel op zijn computer meteen in zijn webbrowser het trefwoord ‘rhodos’ in. Daarna bekijkt hij de gevonden artikelen en foto’s. Hij ziet in gedachte de week al voor zich. Als de telefoon gaat, plaatst het geluid hem met beide benen op de grond. “Met Emiel.” “Met Veronique. Bent u misschien vergeten dat we om half een eten? De biefstuk zal nu wel zeer goed gaar zijn, om niet te zeggen zwart verbrand.” “Is het al zo laat? Sorry, ik was zo druk bezig dat ik de tijd ben vergeten, maar ik kom er meteen aan.” 21
Als Emiel de trap afloopt, blijft hij over zijn lezing nadenken. In de keuken gekomen blijkt dat de biefstuk nog niet zwart is geworden, maar wel taai. Emiel eet haastig door om snel naar zijn kamer te kunnen vertrekken. Na de maaltijd snelt Emiel naar zijn bureau. Hij pakt een leeg papier en schrijft erboven: rooms-katholieke visie op het scheppingsverhaal. Allerlei gedachtes die hem hierover te binnen schieten schrijft hij met steekwoorden op. Hij kijkt naar de boekenkasten die de gehele wand van zijn studeerkamer beslaan. Emiel heeft de boeken gegroepeerd naar onderwerp en de bovenste helft van de laatste kast bevat allerlei boeken over de verhouding tussen geloof en wetenschap. Hij loopt hier naar toe en haalt er een paar uit. Emiel maakt tijdens het lezen van een boek over de veroordeling van Galileï wat aantekeningen. Als zijn computer even piept, is de verwachte e-mail van Angelique gekomen en hij leest het aandachtig door. De tekst bevat voornamelijk allerlei praktische informatie en na het lezen heeft de priester geen onduidelijkheden meer, meer nog, zelfs geen bedenkingen. Hij vraagt zich wel af waarom hij naast zijn paspoort ook zijn rijbewijs mee moet nemen. Zijn besluit om mee te doen was eigenlijk al tijdens het telefoongesprek genomen en hij e-mailt Angelique dat hij aan het project mee zal doen. Daarna pakt de priester zijn brevier - gebedenboek voor priesters en religieuzen - en loopt ermee naar de kapel om de vesper - avondgebed - te bidden. Dit gebed begint met een hymne die door het Vaticaan is goedgekeurd en deze bevat onder andere de coupletten: O God van grote majesteit, die wat uit 't water voortkomt, scheidt en deels het in de diepe vloed, deels in de luchten leven doet. Die vissen dompelt diep terneer, en vogels heft ten hemel, Heer, 22
zodat zij, uit één stam ontstaan, toch elk een ander oord ingaan. Emiel schrikt. Deze tekst heeft hij al vele jaren lang gebeden en nu pas dringt de betekenis van de regels goed tot hem door. Het is alsof hij zich voor het eerst realiseert wat hij al die afgelopen jaren heeft gebeden. In deze gebedstekst staat heel duidelijk dat de vissen en de vogels afstammen van eenzelfde stam (‘uit één stam ontstaan’) en dat deze gezamenlijke oorsprong in het water was (‘die wat uit ’t water voortkomt, scheidt’). Dus tussen de regels van deze hymne door laat het Vaticaan duidelijk zien dat het bijbelse beeld van de schepping gecombineerd dient te worden met de wetenschappelijk hypothese van de evolutie. Emiel moet glimlachend toegeven dat het Vaticaan lang niet zo ouderwets is als hij wel eens dacht. In deze tekst, die wereldwijd is voorgeschreven, is er een harmonie aangebracht tussen twee wereldbeelden die vaak als conflicterend worden gezien. Hij moet zich inhouden om niet meteen naar zijn bureau te lopen, maar om eerst de vesper helemaal te bidden. Zijn contact met God moet niet ondersneeuwen door allerlei interessante ontdekkingen. Na het gebed snelt hij naar zijn computer om de oorsprong van deze tekst te zoeken. Hij vindt dat deze hymne wordt toegeschreven aan paus Gregorius de Grote, die leefde van 540-604. Paus Urbanus VIII heeft in de tekst in 1632 zelf wat wijzigingen aangebracht. Op het papier op zijn bureau komen vele woorden te staan in een onsamenhangend verband omdat Emiel alles opschrijft wat hem te binnen schiet. Veel elementen lijken op dit moment nog geen direct verband te houden met het thema van zijn lezing, maar wat hij nu opschrijft is een eerste vrije associatie. Tegen half twaalf ’s nachts zet hij zijn computer uit en bladert door Het Parool, die de hele dag opgevouwen op zijn bureau heeft gelegen. Zijn oog valt op het bericht dat in Amerika een abortusarts in een kerk is vermoord. WASHINGTON - De Amerikaanse politie is overgegaan tot extra beveiliging van 23
abortusklinieken en artsen na de moord, zondag, op de prominente abortusarts George Tiller tijdens een kerkdienst in Wichita, Kansas. De 67-jarige Tiller werd neergeschoten in de hal van de Reformation Lutheran Church, waar hij stond om mede-kerkgangers te verwelkomen. Enkele uren later werd een verdachte aangehouden. De moord op Tiller, de eerste op een Amerikaanse abortusarts sinds 1998, doorkruist de inspanningen van president Barack Obama om het debat rond abortus te matigen. Vertegenwoordigers van verschillende groepen - pro en contra - zijn door het Witte Huis uitgenodigd om overleg te voeren. Obama wil hen gezamenlijk inschakelen om het aantal ongewenste zwangerschappen omlaag te brengen. De president liet gisteren weten ‘geschokt en woedend’te zijn. “Hoe diep onze meningverschillen over abortus ook zijn, ze kunnen nooit opgelost worden door geweld.” Terwijl de Lutheran Church zondagavond een speciale dienst voor Tiller hield, verzamelden enkele volgelingen van de Westboro Baptist Church zich in het centrum van Wichita. Zij voerden leuzen als ‘Baby killer in hell’ en ‘Abortion is bloody murder’. Emiel slaat de krant dicht en zucht. Hij snapt niet dat religieuze mensen zo extremistisch kunnen zijn en tot zulke daden kunnen komen. Het christelijk geloof gaat toch over liefde: ‘Bemin je naaste als jezelf’ zegt Jezus. Hopelijk kunnen op Rhodos opbouwende gesprekken worden gevoerd die de uiteindelijke lezers van de publicatie een hoopvolle kijk kunnen geven op de dialoog tussen geloof en wetenschap. Emiel gaat naar bed, maar in bed blijft hij over zijn lezing nadenken. Het 24
duurt hierdoor een tijd eer hij in slaap valt en tot overmaat van ramp komt alles wat hij vandaag heeft gelezen in zijn dromen terug. Emiel ziet de zes deelnemers aan het congres in een modern congrescentrum zitten en ze discussiëren vrij over de relatie tussen geloof en wetenschap, maar ze weten niet dat hun discussies door een verborgen microfoon in de zaal ernaast worden gevolgd. Hier zitten drie met bivakmutsen gemaskerde mensen te luisteren met elk een kalashnikov geweer in hun handen. De grootste van hen heeft een rode kardinaalstoog aan. Door de mutsen zijn de emoties op hun gezicht niet zichtbaar, maar hun geschreeuw en het gezwaai met de geweren zijn angstaanjagend en duidelijk genoeg. Als Emiel op een gegeven moment tijdens het symposium aan het woord is en hij zijn onbegrip over de veroordeling van Galileï door de kerk uitspreekt en de anderen hem bijvallen, stormen de gemaskerde mannen hun kamer uit en komen schietend de congreszaal binnengedrongen. Terwijl bij Emiel zijn handen op zijn rug worden gebonden worden de vijf andere mensen in de zaal doodgeschoten. De grote man met de rode kardinaalstoog gaat achter de priester staan en houdt hem hardhandig bij zijn haren overeind terwijl een andere zijn videocamera pakt en filmt wat er gaat gebeuren. De man achter Emiel begint schreeuwend een toespraak. Emiel luistert maar half omdat hij angstig naar de doorzeefde lichamen op de vloer kijkt. Het lichtblauwe tapijt raakt helemaal met bloed doordrenkt. Als de man achter Emiel stopt met schreeuwen, trekt deze vliegensvlug een groot mes tevoorschijn en snijdt hiermee met één haal de keel van Emiel door. Emiel veert overeind in zijn bed en hij is helemaal nat van de transpiratie. Angstig kijkt hij om zich heen en hij voelt met zijn hand over zijn keel; een diepe zucht ontsnapt hem. Dan staat hij op en gaat naar de wc waarna hij nieuw ondergoed en een nieuwe pyjama aantrekt. Hij gaat er vanuit dat dit een nachtmerrie was en geen profetische droom, maar ondanks dat, duurt het nog bijna een uur voordat hij weer in slaap valt. De rest van de nacht heeft hij geen nachtmerries meer.
25
26
Zondag 20 september 2009
27
28
3 Na de ochtendmis in de Begijnhofkapel en het middageten controleert Emiel nog een keer alle spullen die hij op de grond van zijn studeerkamer heeft neergelegd. Zeven paar ondergoed, een trui, jas, sokken, zakdoeken, pyjama en toiletartikelen. Verder ligt er zijn laptop, zijn iPod, de tekst van zijn lezing, een schrijfblok, een print van zijn vliegticket en zijn paspoort. Ook de Nieuwe Bijbelvertaling uit 2004 ligt klaar, samen met het boek ‘De Naam van de Roos’ van Umberto Eco. Dan pakt hij alle spullen in zijn koffer, alleen de iPod stopt hij in de binnenzak van zijn colbert. Aan de muur hangt een christelijke kalender van ‘Visje’ en hij leest daar de tekst: “Oerknal? ... dus eerst was er niets en dat is óók nog ontploft?” Hij moet lachen om de vondst. Hij scheurt het blad eraf en stopt het in zijn colbert; misschien kan hij dit nog eens tijdens het congres vertellen. De grote Friese wandklok op zijn kamer geeft 13.20 uur aan. De organisator Angelique had gevraagd of de deelnemers aan het minicongres zich om 14.15 bij de Galaxy bar op Schiphol wilden verzamelen. Zij vond de naam van deze bar wel toepasselijk voor een eerste kennismaking. Emiel zeult zijn koffer de trap af naar de begane grond en loopt naar buiten, naar de tramhalte voor de deur. Hij zet zijn koffer op de grond en haalt zijn iPod met de oortelefoontjes tevoorschijn. Hij kiest voor de muziek van Enya en leunt tegen het tramhokje. De tram zal zo wel komen. Het is vandaag een lekkere nazomerdag zodat hij geen jas heeft aangetrokken. Op internet heeft hij naar de temperaturen op Rhodos gekeken en de verwachting is dat die in deze dagen rond de 29 graden Celsius zullen zijn. Als het volgende muzieknummer begint, kijkt hij om zich heen. In de verte komt een tram aangereden, maar eenmaal bij 29
de halte aangekomen rijdt deze gewoon door. Emiel ziet dat de tram boordevol mensen zit; hopelijk komt de volgende snel. Na 5 minuten komt er inderdaad weer een tram, die bijna leeg is. Eenmaal op het Centraal Station aangekomen koopt hij een treinkaartje en loopt de grote stationshal binnen om op de monitor naar de vertrektijden van de treinen naar Schiphol te kijken. “Let op omroepbericht,” staat er te lezen. “Wat zou er aan de hand zijn?” vraagt Emiel zich af en hij klampt een van conducteurs aan die in de hal rond lopen. “Er is net een ongeluk gebeurd met twee treinen vlak buiten dit station en personeel is nu bezig om de ravage op te ruimen.” “Dus er rijden nu helemaal geen treinen meer?” vraagt Emiel geschrokken. “Toch wel, maar er zijn maar enkele sporen beschikbaar waarover alle treinen moeten. Zodoende heeft iedere trein een onbekende vertraging.” Emiel zucht en ziet geen andere mogelijkheid dan geduldig te wachten; een eigenschap die hij niet altijd heeft. Hij besluit een kop koffie te halen en merkt dat veel mensen op hetzelfde idee zijn gekomen. Maar of hij nu in deze rij moet wachten of elders in de hal, maakt niet zo veel uit. Af en toe wordt er een trein omgeroepen die gaat vertrekken, maar nog steeds niet eentje in de richting van het vliegveld. Net als hij aan de beurt is om koffie te bestellen, wordt er omgeroepen dat de trein in de richting van Schiphol over twee minuten van spoor 1 zal vertrekken. Emiel laat de koffie maar zitten en rent snel met zijn koffer de roltrap op naar spoor 1. Hijgend komt hij daar aan, maar de trein wacht geduldig nog een minuut of vijf alvorens te vertrekken. Twintig minuten later is Emiel op het vliegveld en holt hij tussen de mensen door naar de incheckbalie. “Sorry, sorry,” zegt hij tegen alle mensen waar hij tegen aan botst. Rond half drie staat hij hijgend in de rij bij de balie. Als hij aan de beurt is geeft hij zijn paspoort aan de dame achter de balie. Deze vriendelijke dame neemt het paspoort en maakt voor Emiel alles in orde. Ook zijn bagage wordt ingecheckt. “Dit is uw instapkaart. Hier staat uw gatenummer en dit is de instaptijd. Ik 30
wijs u erop dat dit al over een kwartier is. Ik wens u een goede vlucht.” “Bedankt,” zegt Emiel. Als hij in de lange rij bij de paspoortcontrole staat, komt hij tot zichzelf. Hij heeft het ondanks de hindernissen toch nog gehaald. De rij voor de paspoortcontrole gaat tergend langzaam vooruit. Eenmaal door de controle loopt hij snel naar de Galaxy bar. Als hij bij de modern vormgegeven bar aankomt, ziet hij een eindje voor zich zes mensen naar de gate lopen; vier mannen en twee vrouwen. “Angelique!” roept Emiel hard door de hal. De vrouw blijft staan en draait zich om. “Bent u Emiel de Wijs?” vraagt ze. “Dat heeft u goed geraden.” “Gelukkig bent u er. U bent de enige deelnemer uit Amsterdam en ik begon me al zorgen te maken dat juist ú te laat leek te komen.” “Juist de mensen die naast de kerk wonen komen altijd te laat.” Emiel kijkt de spreker van deze zin aan. Naast Angelique staat een lange smalle man met een ingevallen gezicht en een kaal hoofd. Hij draagt een streepjespak en een ziekenfondsbrilletje. Met zijn koele ogen lijkt hij door Emiel heen te kijken. Emiel steekt zijn hand naar hem uit. “Ik ben priester Emiel de Wijs.” De lange man kijkt naar de uitgestoken hand en grijpt deze stevig vast. “Dominee Tjitte Hoogema.” “Aangenaam.” “Laten we naar de gate lopen,” oppert Angelique. “Het voorstellen komt erna wel.” Het gezelschap van zeven personen beweegt zich in de mensenstroom naar de gate. “Ik had je vanmiddag nog mobiel gebeld en een boodschap achtergelaten,” zegt Angelique tegen Emiel, “maar daarop heb je niet gereageerd.” Emiel haalt zijn mobiele telefoon uit zijn broekzak. ‘Eén gemiste oproep’ staat er op het display. “Sorry. Door alle drukte en stress heb ik het niet gemerkt. Er is net een treinongeluk bij het Centraal Station gebeurd, anders was ik op tijd geweest.” 31
“Het is maar goed dat we van te voren niet weten hoe de zaken in ons leven verlopen,” reageert Angelique. “Het onbekende kan voor ons wel eens ongemakkelijk en beangstigend zijn, maar het geeft ook rust omdat je eraan moet overgeven.” “Beter te schuilen bij de Heer dan te vertrouwen op mensen.” klinkt het naast hen. “Dat is uit Psalm 118,” verduidelijkt de dominee. Emiel en Angelique kijken verbaasd de dominee na die verder loopt. “Dat kan deze week nog gezellig worden met de bijbelcitaten,” zegt Emiel. Als Emiel later met zijn instapkaart het vliegtuig binnengaat en zijn plaats zoekt, blijkt hij naast de dominee te zitten. Na de start haalt de dominee een bijbel tevoorschijn en begint er aandachtig in te lezen. Emiel pakt zijn iPod om naar muziek te luisteren. Het eerste nummer is ‘I don’t wanna die in an air disaster’ van Albert Hammond. Lord, have mercy on your son, Lord, oh Lord, oh Lord, have mercy on me ‘cause I don’t wanna die in an air desaster And I don’t wanna die in a freeway pile-up And I don’t wanna go like a fading chorus And I don’t wanna die for no good reason And I just wanna go on and on Snel kiest Emiel een ander muzieknummer.
32