lezing uitgesproken bij de presentatie van de liedbundel “Eigenwijs”
Zwolle, 15 december 2000
Beste Frans, Lieuwe en Rinze.
Dit moet voor jullie een bijzonder moment zijn: de presentatie van jullie nieuwe bundel! Allereerst: van harte gefeliciteerd met deze geboorte, want ik weet inmiddels hoe dat voelt, zo’n bevalling. Toen Rinze mij vroeg om hier te spreken dacht ik eerst: waarom ik! Ik ben nu 10 jaar uit het basisonderwijs en beweeg mij op een heel ander, specifiek terrein, dat van de kinder- en jeugdkoren, waardoor ik natuurlijk een vocale betrokkenheid ken. Later begon ik zijn gedachten te begrijpen: hij heeft vast gedacht dat ik mij wel verwant zou weten aan de titel van de bundel: eigenwijs en ik moet toegeven… dat klopt in mijn geval heel aardig. Ik wil deze gelegenheid dan ook aangrijpen om op mijn eigen manier te filosoferen over het zingen op de basisschool. Jawel: niet het muziekonderwijs, maar het zingen als heel specifiek onderdeel van dat muziekonderwijs. Ik wil enkele gedachten met u delen, al zegt u misschien wel: och, dat is luchtfietsen of daar kan ik niets mee want in mijn situatie… In lang vervlogen tijden waren staartdelingen eindexamenopgaven voor universiteitsstudenten. In de eenentwintigste eeuw zijn dat weetjes en trucjes voor kinderen van 10 jaar. Een soort ambachtelijke training voor het geval je rekenapparaatje stuk gaat. U voelt waarschijnlijk al aan waar ik naar toe wil. Waar het rekenonderwijs een dergelijke evolutie heeft doorgemaakt, zou je dit ook verwachten van het muziekonderwijs. Als u het nieuws in de kranten de laatste weken heeft gevolgd, zult u hebben gezien dat dit de laatste 10 jaar (!!) juist niet het geval was. Er is veel aandacht geweest voor het NIPO
dit document is gedownload van de site van de Kinderkoor Academie Nederland service- en expertisecentrum voor de kinderkoorzang www.kinderkooracademie.nl
1
lezing uitgesproken bij de presentatie van de liedbundel “Eigenwijs”
onderzoek over het zingen op de scholen. Dit onderzoek toont juist aan dat er géén verbetering zit in het zingen van kinderen op scholen. Ik moet u eerlijk bekennen, dat mij dit niet verbaasde. Natuurlijk kunnen wij ons bij de in dit onderzoek gestelde opgaven afvragen of dit de juiste insteek is. Maar daar gaat het niet om: het is meer een signaal. Nu gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat dit voor mijn gebied, de kinderkoren niet slecht is: ouders zijn bereid te investeren in extra zangonderwijs buiten de reguliere schooltijden. Dus bloeien de kinderkoren die deze vocale educatie wel aanbieden. Hoe komt het nu, dat er steeds meer signalen zijn dat er vaker en beter gezongen moet worden op de scholen? Misschien is het wel omdat de ouders van nu de lagere school kinderen van na de zestiger jaren zijn. Zij leerden het zelf niet en ervaren dit nu als een gemis, omdat er… jawel, meer gezongen wordt om hen heen dan ooit! Genoemde signalen komen uit de verschillende provincies, waar langzaam overlegstructuren ontstaan tussen de georganiseerde koorwereld, vertegenwoordigers uit het basisonderwijs en de provinciale en lokale overheden, maar ook van ouders en zelfs van kinderen, die zingen leuk vinden, maar niet op school. Precies 10 jaar geleden sneuvelde ook mijn laatste wekelijkse werkdag in het basisonderwijs, waardoor ik het directe contact verloor. De situatie toen: een kaart van Nederland met hier en daar een vlekje waar een school met verve zong omdat er één of meer enthousiaste leerkrachten stonden die het zelf zo leuk vonden. Slecht, slecht, roepen we allemaal. We hebben leerdoelen en daar dienen we ons aan te houden. Het zou dus overal moeten gebeuren. Maar… is het ooit anders geweest? In de tijd dat Gehrels en Ward hun stempel drukten op het zingen op de lagere scholen was het toch ook zo dat het afhing van het enthousiasme van de enkeling of zingen werkelijk leefde op een school? Misschien is het níet zingen van nu minder erg dan het plichtmatig zingen wat toen ongetwijfeld op veel scholen usance was. Ik noem dit altijd een vorm van “docentafhankelijk” zijn. Niet het werkplan, of de voorschriften bepalen wat er werkelijk gebeurt, maar de direct betrokkenen: de leerkrachten. Een andere vorm van docentafhankelijk zijn komt voor bij kinderen. Het is een wezenlijk kenmerk van de opvoeding dat de opvoeder de voorwaarden creëert voor het kind om zich te ontwikkelen. Daarbij hoort het aanbieden van materiaal, het inrichten van situaties waar kinderen verleid worden tot allerlei soorten leren, waardoor zij zich ontwikkelen. Er zijn anderen die u dat veel beter kunnen uitleggen. Één van de belangrijkste doelstellingen van het zingen op school zou mijns inziens moeten zijn: het aanbieden van goed vocaal dit document is gedownload van de site van de Kinderkoor Academie Nederland service- en expertisecentrum voor de kinderkoorzang www.kinderkooracademie.nl
2
lezing uitgesproken bij de presentatie van de liedbundel “Eigenwijs”
materiaal en het creëren van gelegenheden waar kinderen uitgedaagd worden om vaardigheden te ontwikkelen. Want daar schuilt misschien wel de kern van het probleem: zingen is musiceren en musiceren is een vaardigheid. Vaardigheden ontwikkel je vooral door training en niet door kennisoverdracht alleen. Het zou zo mooi zijn als met basisschoolkinderen hetzelfde lukte als met kinderen in een opleiding voor een kinderkoor. Dat er hetzelfde mogelijk was als in 10 lessen van een uur met volwassenen die als verwerking van hun jeugd (waarin zij het zichzelf kunnen aanleren en zingen van liederen zo node hebben gemist) dit alsnog gaan leren. Geen muzikale en vocale hoogstandjes, maar gewoon een eenvoudig lied van blad kunnen zingen met een goed, gezond en natuurlijk stemgebruik. In Duitsland worden weekends aangeboden waarin deelnemers de garantie krijgen dat zij, als zij weer naar huis gaan van blad kunnen zingen. Maar wat zingen we dan met de kinderen? Frans, Lieuwe en Rinze verwachten nu dat ik zeg: Eigenwijs! En natuurlijk zeg ik dat. Deze bundel bevat een waaier aan zeer uiteenlopend liedmateriaal. Zoals sommigen van u weten heb ik de methode Jongleren geschreven. Een koorscholingsmethode voor kinderkoor om jonge kinderen zoveel mogelijk zelflerend van blad te leren zingen. Een methode die inmiddels op heel veel plaatsen in Nederland in de kinderkoorwereld, de muziekschoolwereld en de koorwereld van volwassenenkoren wordt gebruikt. (maar niet in die duizelingwekkende oplagen van Eigenwijs) Daarin is pas in het derde deel één liedtekst te vinden! Viva la musica. Ik dacht dat iedereen die zover komt in die methode daarmee wel zou kunnen leven. Maar, mijn doelstelling is dan ook niet gelegen in het zingen van liederen, maar in het investeren in vocale educatie op langere termijn. Het is goed dat de bundel Eigenwijs ruimte biedt aan heel divers liedrepertoire voor wat betreft functie en herkomst. Juist omdat liedrepertoire zo sterk bepalend is voor de nestgeur van een school of koor -het zegt iets over de docent, over de school en over de ambities – is het nodig dat er veel materiaal voorhanden is. Liedmateriaal dat nauw aansluit bij de gewenste nestgeur, zal motivatieverhogend werken voor de kinderen en de docent. Maar dat is niet het enige criterium. Liedrepertoire is ook bepalend voor de ontwikkeling van de stem. Een collega zei onlangs nog: “dat stuk” – het ging om een kinderkoorcompositie – “dat stuk helpt niet echt om je koor beter te maken”. Het gaat dan om de klankrijkheid van de tekst, een goede woordtoon verhouding en vocaal verdraagbare melodische wendingen en ritmes.
dit document is gedownload van de site van de Kinderkoor Academie Nederland service- en expertisecentrum voor de kinderkoorzang www.kinderkooracademie.nl
3
lezing uitgesproken bij de presentatie van de liedbundel “Eigenwijs”
Waar liedrepertoire ook ten dienste staat van het leren van blad zingen, telt dit laatste dubbel zwaar mee. In dit verband schiet mij een opmerking te binnen die ik onlangs hoorde bij een nascholingscursus voor muziekschooldocenten hafabra. Die klaagden over het feit dat zij vaak onmogelijke liederen voorgeschoteld krijgen als zij kinderen vragen om een eenvoudig liedje te zingen, dat ook gespeeld zou kunnen worden op het instrument. Juist in een basisschoolsituatie, die meer procesgericht is dan productgericht, zijn deze criteria bepalend voor het rendement van het zingen. Want rendement is in onze maatschappij toch belangrijk. Ook de scholen zijn op weg naar een omslag in het denken. Het hoofd heet directeur of general manager en de onderwijzers zijn leraren geworden of is het lokaalmanager? Alle kosten worden “doorberekend”, lump sum en zo zijn er legio termen die een buitenstaander doen vermoeden dat hij bij de NS terecht is gekomen. Als in een volgende regeerperiode overigens onze huidige staatssecretaris voor cultuur, Rick van der Ploeg, minister van onderwijs ZOU worden - ik acht de kans daarop zeer klein, in de orde van 0,000001 % - dan kan het zijn dat elke basisschool winstgevend zou moeten worden: een soort educatief ondernemerschap. In dat geval zou de kop in de krant niet luiden “Buitenschoolse activiteiten betalen met strippenkaart”, zoals ik begin deze week zag. Het zou zijn “Binnenschoolse activiteiten betalen met strippenkaart”!
Ik las in een ander bericht dat landen meer moeten investeren in de ontwikkeling van de eerste levensjaren van een kind. De eerste drie levensjaren van een kind zijn namelijk cruciaal voor de intellectuele, sociale en motorische ontwikkeling van de mens. In het bewuste rapport stelt het kinderfonds van de Verenigde Naties, dat iedere euro die in een kind wordt geïnvesteerd, op latere leeftijd een besparing op kan leveren van zeven euro! Er liggen dus wel degelijk kansen voor de politiek. Misschien leveren investeringen in de eerste tien levensjaren minder op, maar dan nog is het de moeite waard om daarin te investeren. Een belangrijk onderdeel van de investering in vocale ontwikkeling is het liedrepertoire. Daarom stellen we hoge eisen, want we willen alleen de beste chirurg voor onze kinderen, het beste voedsel en ga zo maar door.
dit document is gedownload van de site van de Kinderkoor Academie Nederland service- en expertisecentrum voor de kinderkoorzang www.kinderkooracademie.nl
4
lezing uitgesproken bij de presentatie van de liedbundel “Eigenwijs”
Liedrepertoire moet daarom een gerede kans garanderen op
-
een verhoogde motivatie van het kind
-
een verbetering van het stemgebruik
-
de ontwikkeling van een esthetische beleving
-
een versterking van het zelfvertrouwen
Natuurlijk voldoen niet alle liederen in Eigenwijs aan deze criteria. Maar in welke bundel is dit wel het geval? Het verschijnen van deze bundel is een stap voorwaarts en zal helpen om meer scholen, leraren en vakleerkrachten kinderen te verleiden ook zelf te investeren in een stukje culturele ontwikkeling die meer brengt dan een materieel rendement. En hoe moet het dan met dat muziekonderwijs? Wel, misschien moeten we de politiek aanspreken in hun eigen taal. De taal die spreekt van rechten en plichten. Misschien dat het helpt als we zeggen dat we het recht op goed muziekonderwijs als een legitieme interpretatie beschouwen van de UN Children’s Convention, om precies te zijn artikel 28&29: Alle kinderen hebben recht op educatie. Oftewel in mijn (vrije) vertaling: alle kinderen hebben er recht op om muzikaal (lees vocaal) mondig te worden! Laten we daarom niet mopperen op deze of gene, op Pabo’s of Conservatoria, op de politiek of wie dan ook, maar gaan zingen en doen zingen en wees daarbij vooral “Eigenwijs”. Dank u voor uw aandacht.
Silvère van Lieshout 15 december 2000
dit document is gedownload van de site van de Kinderkoor Academie Nederland service- en expertisecentrum voor de kinderkoorzang www.kinderkooracademie.nl
5