MAGAZiNE VAN HET iNSTiTUUT VooR oNDERWiJS EN oPLEiDEN APRIL 2013
interview
JoEP dÖRR “Geneeskunst is meer dan geneeskunde”
ict en onderwijs
EEn VRuChTBAAR KoPPEL
essay
LEAn WERKEn staat of valt met leiderschap
levenslang Strategisch leRend opleiden
02 2
i.o. april 2013
DOOr WilMa Mik FOtO digidaan
de supeRstudent NORA VAN GAAL (24)
VIERDEJAARS STUDENT GENEESKUNDE OUD-VOORZITTER MFVU WETENSCHAPPELIJKE STAGE IN INDONESIË
‘Welke kant ik opga laat ik open’
‘W
ij leren ons op te stellen als adviseur. Maar er zijn ook patiënten die daar helemaal niet op zitten te wachten, merkte ik tijdens mijn verblijf in Indonesië. Die willen gewoon dat de dokter beslist. Het is ontzettend nuttig om die verscheidenheid in mentaliteit zelf te ondervinden. Dat heeft een veel grotere impact dan een rollenspel. Javanen zijn gesloten, afwachtend, het geloof speelt een grote rol. Wij zijn van die directe Nederlanders die gewend zijn door te vragen en tempo te maken. Dat
werd daar niet gewaardeerd. Ik moest telkens zoeken naar een middenweg: hoe kan ik mijn wetenschappelijke stage afronden in een – in onze ogen – volstrekt inefficiënt systeem en tegelijkertijd respect tonen voor de lokale omgangsvormen? Het blijft heel bijzonder om je onder te dompelen in een andere cultuur, zoiets bereik je niet tijdens vakanties. In afwachting van inloting voor geneeskunde deed ik zeven maanden vrijwilligerswerk in Guatemala. Dan heb je daar echt je leventje, je huis, een vaste supermarkt.
Als je in een ontwikkelingsland bent, zie je dat je als arts veel kunt bereiken. Maar met een beleidsfunctie kun je structurele veranderingen realiseren, ondervond ik toen ik voorzitter was van de medische faculteitsvereniging. Ik zou dan wel het patiëntencontact missen. Welke kant ik opga, laat ik open. Mijn coschappen scheppen vermoedelijk wat helderheid. Op Bali las iemand mijn hand: “Je zult je breed ontwikkelen en verschillende banen hebben.” Daar herken ik me wel in.’
i.o. april 2013
inhoud Nr. 8 21 EssAy
kjeld aij en bas lohman over lean werken in de zorg 4 WOENsDAG 6 fEbRuARI 2013, 12.07 uuR
Katheteriseren in het skillslab van Foreest Medical Center, Alkmaar (MCA)
6-7 EN? Was het een boeiend congres? + buITENPOsT VUmc in het buitenland + COLuMN
Michiel peereboom, cabaretier en arts
20 MEELOPEN MET…
Marieke Kuiken, topklinisch verpleegkundige in opleiding
28 KoRT:
o.a. de voortgang van het thema Human Health and Life Sciences
32 DE MEEsTER
Dr. Sjoerd Klaver, uroloog Maasstad Ziekenhuis en expert robotchirurgie, over zijn leermeester
03
08
ROEP OM EEN LEVEN LANG LEREN NEEMT TOE
Hoe zorg je ervoor dat opleidingen blijven aansluiten op de zorgpraktijk en de kennis van zorgverleners up-to-date blijft?
12
INTERVIEW
Joep Dörr, voorzitter van de Raad Opleiding van de Orde van Medisch Specialisten over vernieuwing van de opleiding tot medisch specialist en de zorg over de aankomende bezuinigingen vanuit de overheid.
16
ACHTERGROND
ICT in het onderwijs is inmiddels net zo onmisbaar als de docent. Niet ten onrechte: het werkt. De motivatie om te leren groeit en vaardigheden verbeteren.
ColofoN I.O. staat voor ‘in opleiding’ en is een uitgave van het instituut voor onderwijs en opleiden van VU medisch centrum. Het verschijnt 3x per jaar. Eindredacteur: Marre Roozen;
[email protected] Redactie-adviezen: Jacqueline den Bandt-Bloemzaad, Roel Breuls, Marjan van Duist, Lisette van Elswijk, Inèz de Jonge, Marianne A.R. Kooiman, Lilian Rodenburg, Christien van Santen, Jitta Reddingius, Jan Spee, Cora Visser Bladconcept en vormgeving: Maters & Hermsen (Stan van Herpen, Jelle Hoogendam/Jan Peter Hemminga, Mascha Baarda) Artikelen: Maaike de Hon, Liesbeth Kuipers, Marianne Meijerink, Wilma Mik en Petra ter Veer Fotografie: Digidaan, iStockphoto, Jean-Pierre Jans, Frank Ruiter en Mark van der Zouw Illustraties: Jelle Hoogendam, Marenthe Otten en Marieke van Gils Coverbeeld: iStockphoto Drukwerk: Delta Hage Redactieadres: VUmc, dienst communicatie, 4 X 190, Postbus 7057 1007 MB Amsterdam, tel. 020 - 444 7003,
[email protected] Oplage: 6000 ex. VUmc en GGZ inGeest zijn partners. VUmc maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU): www.nfu.nl ISSN: 2211-4955 Stuur voor een gratis abonnement een mail met volledige adresgegevens naar
[email protected]. Copyright © 2013, VUmc, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VUmc.
04
i.o. april 2013
6 FEBRUARI 2013, 12.07 UUR
Leerling verpleegkundigen oefenen in in het skillslab van Foreest Medical Ce FOtO Jean-pieRRe Jans
i.o. april 2013
en in het katheteriseren al Center, Alkmaar (MCA)
Van links naar rechts: Gertruud Zomerdijk, Alice Dekker, Marina Eckenhausen, Astrid van der Vliet, Alma van Langen en Bibi Blijham.
05
06 6
i.o. april 2013
Buitenpost
Expertise op locatie Elk jaar gaat neurochirurg Saskia Peerdeman met kaakchirurg Pieter Steinmetz naar Suriname. Samen staan zij daar collega Rudie Tjon Tjin Joe bij tijdens specialistische ingrepen op patiënten met weinig voorkomende hoogcomplexe maar niet spoedeisende aandoeningen. DOOr Jitta Reddingius
Saskia Peerdeman leerde Rudie Tjon Tjin Joe kennen tijdens zijn opleiding tot neurochirurg bij VUmc. Toen deze na afronding van zijn opleiding naar Suriname trok, bleven de twee op reguliere basis overleggen over patiënten met complexe aandoeningen. In het dunbevolkte Suriname is het ondoenlijk voldoende ervaring op te bouwen in de behandeling van aandoeningen die weinig voorkomen. Mensen met een spoedeisende aandoening die niet in Suriname terecht kunnen voor een behandeling omdat de expertise niet
aanwezig is, worden verwezen naar ziekenhuizen in nabijgelegen landen. Wat kan wachten, wordt in Suriname behandeld. Het is tenslotte prettiger om ziek te zijn in je eigen omgeving. ‘Dankzij dit programma bieden we expertise op locatie en kunnen we tegelijkertijd mensen trainen,’ zegt Saskia Peerdeman. ‘Van oudsher zijn er banden tussen Suriname en Nederland; we spreken dezelfde taal. Bij onze samenwerking geldt: je kent elkaar en weet wat je aan elkaar hebt. Dat is belangrijk, ook bij de contacten voor en na onze komst.’
De Annual International Meeting on Simulation in Healthcare (IMSH) in de VS is met meer dan 3000 deelnemers wereldwijd het grootste congres op het gebied van medische simulatie. Anesthe sioloog Ralf Krage is al jaren hartstochtelijk pleit bezorger voor simulatieonderwijs. Hij had in 2013 als cochair van het congres een belangrijk aandeel in de organisatie. DOOr Jitta Reddingius
En?
Waarom simulatieoNderWijs?
Kennis is heel belangrijk maar je moet klinische situaties ook oefenen. Simulatieonderwijs is veel effectiever dan plenair onderwijs. Door zelf te handelen
blijft er meer hangen. Bovendien is simuleren veiliger dan oefenen op een patiënt.
doel vaN het CoNgres? De onderwijsmethode bekender maken en nieuwe technieken
i.o. april 2013
07
COLUMN
seRious gaMen
oPvalleNd?
Overal ter wereld zijn we, op eigen wijze, met hetzelfde bezig. We hebben moeilijke tijden gehad; mensen moesten aan deze onderwijsmethode
wennen. Langzamerhand is simulatie als onderwijsmethode geaccepteerd en ingebouwd in de verschillende curricula.
treNds voor de toeKomst?
Ik denk dat de toekomst ligt in multidisciplinair oefenen. Juist in het kader van patiëntveiligheid moeten we die dingen trainen die we samen doen.
ILLUStrAtIE JELLE HOOGENDAM
introduceren. Bijvoorbeeld: hoe bedenk je scenario’s die klinische situaties nabootsen? Hoe gebruik je een simulatiepop? Naast de technische mogelijkheden op het gebied van simulatoren was vooral de uitwisseling van kennis en ervaring belangrijk. De sessies waarin dat gebeurde waren interessant.
Ik ben een groot voorstander van serious gaming want je bent nooit te groot om spelenderwijs te leren. Als kind bereidde ik me al voor op een glansvolle carrière aan de hand van Dokter Bibber en een plastic stethoscoopje waarvan je juist minder ging horen als je de pluggen in je oor stak. En waarom zou je op een gegeven moment stoppen met spelen? Hoewel je nieuwe vaardigheden natuurlijk ook in de praktijk kunt leren, is het in een spelsituatie net even makkelijker om de patiënt steeds opnieuw op te starten. Ik geloof dat het tijdens mijn coassistentschap ook voor iedereen fijner was geweest als ik de vaardigheid van het prikken eerst een paar jaar had geoefend op een virtuele sinaasappel. De zin: “Ik kom even wat bloed afnemen” bleek al snel een leugen door het woordje “even”. En terwijl mijn collegae coassistenten vaardige prikkers werden, bekwaamde ik me vooral in het verzinnen van smoesjes als: “U heeft helaas rollende vaten”, “Dat was zeker een botte naald” en: “Ik kan niet zo goed tegen prikken, dus het kan zijn dat ik flauwval”. Al snel sprak mijn gebrek aan vaardigheid zich rond en had ik de eerste week vooral moeite gehad met het vinden van bloedvaten, in week twee kreeg ik het ook moeilijk met het vinden van de patiënt. Mijn blijdschap was dan ook groot toen ik in week drie in één keer raak prikte. Daar deed het feit dat het een arteriële punctie bleek te zijn niets aan af. Want dat was nog nooit iemand gelukt tijdens het zetten van een mantoux. Uiteraard is bovenstaande enigszins gekleurd door het spelen met herinneringen en zijn er in de praktijk geen echte patiënten gewond geraakt. Maar serieus is het bij mij nooit geworden en van spelen heb ik uiteindelijk mijn beroep gemaakt.
Michiel Peereboom specialiseerde zich na zijn artsenopleiding tot cabaretier, tekstschrijver en filmmaker.
8 08
i.o. april 2013
i.o. april 2013
strategisch opleiden
Roep oM een leven lang leRen neeMt toe
Hoe zorg je ervoor dat opleidingen blijven aansluiten op de zorgpraktijk en de kennis van zorgverleners uptodate blijft? De zorgsector verandert de laatste jaren zó snel dat deze vragen binnen het medisch onderwijs steeds prangender worden. I.O. Magazine peilt de heersende opvattingen. DOOr liesBeth kuipeRs FOtO’S istockphoto
09
10
i.o. april 2013
‘D
e kloof tussen wat mensen tijdens opleidingen leren en de kennis die nodig is in de praktijk wordt steeds groter,’ meent Olle ten Cate, hoogleraar medisch onderwijs aan het UMC Utrecht. ‘Dat komt door de huidige kennisexplosie en de snelle veranderingen in de gezondheidszorg. De opleidingen, die heel gestructureerd zijn opgezet, kunnen dat tempo niet meer bijbenen.’ In een publicatie in Medisch Contact stellen hij en zijn collega Hans Knape voor om de duur van specialistenopleidingen te beperken en tijd uit te ruilen tegen een serieuze parttime verplichting tot ‘een leven lang leren’. ‘Zorgverleners gaan dan sneller aan de slag in de praktijk. Ze besteden dan bijvoorbeeld een dag in de week aan het opdoen van kennis die ze in de praktijk nodig hebben. Zo ontwikkelen zij ook de attitude om continu nieuwe kennis te willen vergaren.’ Een andere aanpak is volgens hem noodzakelijk omdat kennis steeds meer beschikbaar komt in de vorm van een knowledge cloud, zoals PubMed. ‘Zorgverleners moeten dan kunnen interacteren met de patiënt, de gedocumenteerde ziektegeschiedenis en de knowledge cloud, zodat zij kunnen verzorgen en behandelen volgens de laatste best practice.’ In het verlengde hiervan denkt Olle ten Cate dat studenten in de toekomst zullen worden opgeleid in ‘kleinere eenheden van kritische taken’. ‘Zij mogen die taken dan alleen uitvoeren als ze daarin bekwaam zijn verklaard. Zo kan een cardioloog een bekwaamverklaring krijgen voor de interventiecardiologie; een specialisme wordt zo een portfolio van verschillende bekwaamverklaringen.’
Wim Boomkamp, voorzitter van Hogeschool Saxion en portefeuillehouder Zorg bij de HBO-raad. ‘Wij willen studenten verpleegkunde er bijvoorbeeld op voorbereiden dat patiënten korter in het ziekenhuis verblijven en ze ICT-vaardigheden bijbrengen zodat ze kunnen omgaan met domotica.’ Eerder kwamen hogescholen al met de masters advanced nurse practioner en physician assistant tegemoet aan een nadrukkelijke vraag uit het zorgveld en het ministerie van VWS, zegt Wim Boomkamp trots. ‘Een heel mooi voorbeeld van hoe wij hebben ingespeeld op de actuele problematiek van wachtlijsten, duurder wordende zorg en taakherschikking. En steeds meer nurse practitioners en physician assistants krijgen een functie zoals bedoeld.’ Om ook tegemoet te kunnen komen aan vraagstukken in de toekomst, zouden hbo-instellingen en de zorgsector intensiever moeten gaan samenwerken, vindt hij. Tegelijkertijd plaatst hij daarbij een kanttekening: ‘Als de zorgsector van ons vraagt studenten beter op te leiden voor de toekomst, moet de sector zelf die toekomst ook goed voor ogen hebben. Helaas is dat nog niet het geval. Neem de technologieën waarmee de patiënt meer invloed kan uitoefenen op zijn behandeling en ziekteproces. Wij kunnen studenten leren hoe je de inbreng van patiënten vergroot en daarmee de zorg efficiënter maakt. Maar de zorgpraktijk zelf staat daar nog niet altijd open voor.’
Een specialisme wordt een portfolio van verschillende bekwaamverklaringen
Blik op de toekomst Een verkenningscommissie van de HBO-raad onderzoekt momenteel hoe ook de hbo-zorgopleidingen beter toegerust kunnen worden voor toekomst,’ vertelt
Breed en flexibel inzetbaar Hoe de opleidingen voor verpleegkundig en medisch ondersteunend personeel er in de toekomst uit moeten zien, start met de vraag hoeveel functies nodig zijn. Daarom hebben in de regio Groot-Amsterdam 17 ziekenhuizen afgesproken om qua opleidingen meer samen te werken. Dat is mede ingegeven door het ministerie van VWS, dat streeft naar een regionalisering van de opleidingsplaatsen, vertelt Sylvia Bazuin, hoofd opleidingen van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis. ‘Momenteel inventariseren wij de in-, door- en uitstroom van verpleegkundigen en medisch ondersteund personeel. De laatste jaren zien we telkens een overschot van of tekort aan bepaalde functies. Weet
i.o. april 2013
zullen veranderen. ‘Onder druk van zorgverzekeraars en het ministerie van VWS zullen ziekenhuizen sommige behandelingen vaker en andere helemaal niet meer doen. Dit leidt ongetwijfeld tot veranderde of nieuwe functies en dus tot andere opleidingen.’ Als voorbeeld noemt hij dat ziekenhuizen OK-assistenten alleen inzetten op deeltaken, de zogenoemde ‘tweede deskundigheid’. ‘Daar wordt dan een opleiding voor ontwikkeld die korter en goedkoper is en toekan met een lager instroomniveau.’ Naast deze versmalling van functies is er volgens hem een ontwikkeling gaande om de inzetbaarheid van personeel juist te vergroten: ‘Zo is er het idee om de opleidingen voor gespecialiseerd verpleegkundigen te laten ‘indalen’ in het HBO-V, zodat er een breder opgeleide verpleegkundigen komen.’ Ondertussen ontwikkelt VUmc Amstel Academie samen met de Hogeschool van Amsterdam en een aantal Amsterdamse ziekenhuizen een masteropleiding voor de IC/SEH-verpleegkundige. ‘Juist omdat de complexiteit van de zorg de laatste jaren alleen maar toeneemt, zeker op gespecialiseerde afdelingen als de IC en SEH’, verklaart Wim Polderman.
je daar een stabiele lijn in aan te brengen, kun je gerichter opleiden zodat er continu voldoende gekwalificeerd personeel voorradig is.’ In Groot-Amsterdam zijn momenteel grote verschuivingen in de zorg: de ziekenhuizen gaan meer samenwerken. Hierdoor ontstaat steeds meer onderscheid tussen huizen met gespecialiseerde zorg en met basiszorg. ‘Dat heeft ook gevolgen voor het opleiden’, meent Sylvia Bazuin. ‘Je kunt niet meer overal alle opleidingen volgen, omdat niet meer overal alle zorg wordt geleverd. In de loop der jaren zijn veel vakken, zoals het klinisch redeneren, uit de basisopleidingen verdwenen en verplaatst naar vervolgopleidingen. De vraag is of je dat wilt volhouden. In de toekomst moet zorgpersoneel aan de ene kant gespecialiseerd zijn maar aan de andere kant breed en flexibel inzetbaar zijn.’ Tweede deskundigheid Wim Polderman, directeur van VUmc Amstel Academie, verwacht dat vooral de functiegerichte opleidingen
Waar schort het aan? VUmc-praktijkopleiders Intensive Care en Medium Care Hennie van de Glind en Gerard van Tricht bekijken elke nieuwe opleiding echter kritisch. ‘Als een instelling een probleem heeft met de kwantiteit of kwaliteit van bepaalde zorgverleners, dan bedenkt het opleidingscentrum een nieuwe opleiding. Zo neemt het aantal opleidingen enorm toe. Maar je kunt ook nagaan waar het binnen die instelling aan schort en daar gaan zoeken naar een oplossing.’ Naast het opleiden van IC/MC-verpleegkundigen organiseren de praktijkopleiders bijscholing voor het IC/MC-personeel. Zij voelen zich dan ook nauw verwant met het begrip ‘een leven lang leren’. ‘IC/MC-verpleegkundigen verzorgen patiënten in multidisciplinaire samenwerking met artsen. Om met hen te communiceren hebben de verpleegkundigen continu nieuwe kennis nodig. Die leveren wij in de vorm van onder meer bijscholing, klinische lessen, bedside teaching, simulatietrainingen, congressen en intercollegiale toetsing.’ De laatste jaren is dan ook het nodige veranderd, constateren zij. ‘Vroeger had je een verpleegkundediploma en was je klaar. Tegenwoordig moet je continu je competenties bewijzen. Dat is overigens geen slechte zaak want uiteindelijk streven we maar naar één gezamenlijk doel: de beste patiëntenzorg.’
11
‘MeeR ondeRWiJs in MindeR tiJd, Met MindeR Faciliteiten? dat is ondenkBaaR’
i.o. april 2013
13
Joep Dörr, voorzitter van de Raad Opleiding van de Orde van Medisch Specialistaen De medisch specialist moet meer in huis hebben dan alleen medische vaardigheden en vakkennis. Overheid en beroeps organisaties zijn het daarover eens. In 2009 legde het College Geneeskundig Specialisten zeven competenties van de medisch specialist vast in een Kaderbesluit. DOOr MaRianne MeiJeRink FOtO’S FRank RuiteR
S
indsdien wordt gewerkt aan vernieuwing van de opleiding. Als voorzitter van de Raad Opleiding van de Orde van Medisch Specialisten is Prof. Joep Dörr actief betrokken bij dat proces. In zijn oratie bij de aanvaarding van de leerstoel medische vervolgopleidingen aan de Universiteit Leiden in november 2012 schetste hij een aansprekend beeld van de competenties van nieuwe aios die worden opgeleid naar Canadees model. Maar hij uitte ook zijn zorg. Nu de overheid het opleidingsfonds met een derde wil korten, staan de vernieuwers voor een dilemma. Wat moet een specialist allemaal kunnen? ‘Ik zie het vak van medicus als een ambacht. In mijn oratie verwijs ik naar de arbeidssocioloog Richard Sennett, voor wie ambachtelijk werken meer is dan alleen vakmanschap. Ook geneeskunst is wat dat betreft meer dan geneeskunde. Een patiënt mag verwachten dat een specialist over zijn of haar ziekte kan praten en uit kan leggen waarom een bepaalde behandeling nodig is. De specialist moet goed op de hoogte zijn van de nieuwste medische inzichten en technieken, begrijpen hoe de gezondheidszorg in elkaar zit, op de hoogte zijn van complexe wet- en
regelgeving, goed kunnen omgaan met een enorme hoeveelheid medische informatie, enzovoorts. Dat vraagt vaardigheden op het gebied van communicatie, samenwerken, organisatie, maar bijvoorbeeld ook begrip voor een ziekte in een bredere maatschappelijke context. We noemen dat generieke vaardigheden.’ De specialistenopleiding in Canada diende als voorbeeld? ‘In Canada werken ze al heel lang met zeven competenties, CanMEDS, dat staat voor Canadian Medical Education Directives for Specialists. Het is wel interessant om te weten hoe CanMEDS is ontstaan. Er was ooit veel onvrede binnen de Canadese samenleving over het inkomen van medische specialisten. De specialisten vroegen zich af hoe dat kwam. Voldeden ze niet aan de verwachtingen van hun patiënten? Schoten ze in bepaalde opzichten te kort? Het was aanleiding om te zoeken naar belangrijke competenties voor het vak van specialist. Het Royal College of Physicians and Surgeons van Canada heeft die competenties vervolgens omschreven en vastgelegd. Zo zijn de CanMEDS ontstaan. Het model zit goed in elkaar en veel landen passen het ook al toe. Daarom heeft ook het College Geneeskundige Specialismen van de KNMG ervoor gekozen.’
Is CanMEDS zo over te planten naar Nederland? ‘Ja, al is het wel een probleem dat onze huidige opleiders van een generatie zijn waarin nauwelijks aandacht was voor generieke competenties. Toen ik in opleiding was als gynaecoloog, heb ik nooit iets geleerd op het gebied van bijvoorbeeld communicatie met patiënten of samenwerking op de werkvloer. De gezondheidszorg is veel complexer geworden. Opleiding in generieke competenties is nu ook belangrijker dan in het verleden. Je moet dus draagvlak creëren én de opleiders inhoudelijk bijscholen.’ Hoe pak je zoiets aan? ‘We doen dat met teach the teachercursussen. Daarvoor hebben we inspiratie opgedaan in Canada en Denemarken. Daarnaast kiezen we voor een pragmatische aanpak door pilots te ontwikkelen rondom een aantal actuele thema’s: doelmatigheid, medisch leiderschap, ouderenzorg en patiëntveiligheid. Op die gebieden werken we aan vernieuwing en zoeken we aansluiting bij bestaande initiatieven. We doen dit vanuit het CanBetter-project dat onderdeel is van het KNMG-project Modernisering van de Medische Vervolgopleidingen. Opleiders en aios die projecten binnen de vier thema’s uitvoeren worden zo ambassadeurs van
14
i.o. april 2013
opleiden in algemene competenties. We denken op die manier een enorme push te kunnen geven aan de modernisering van onze opleidingen.’ In uw oratie zegt u zich zorgen te maken over hoe dat nu allemaal moet, nu de overheid het opleidingsbudget gaat korten. ‘Het probleem is dat we dit moderniseringsproces zijn gestart, mede op verzoek van de overheid. We zijn zelfs enkele jaren geleden al begonnen met pilots bij gynaecologie en kindergeneeskunde. Juist nu we op het punt staan om het verder te concretiseren en verbreden, kondigt het nieuwe kabinet aan de middelen voor de specialistenopleiding met twintig tot dertig procent te willen korten. Er moet 270 miljoen bezuinigd worden op een budget van 750 miljoen. Dat is ongehoord! We staan dus voor een dilemma: we willen iets toevoegen maar dat moet met veel minder geld dan voorheen. Meer onderwijs in minder tijd, met minder faciliteiten? Dat is ondenkbaar. Als dat gebeurt worden onze specialistenopleidingen, die nu tot de beste van Europa behoren, straks hekkensluiter.’ Is er een uitweg uit dat dilemma? ‘Tot op zekere hoogte vinden we dat we onze maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen. We kunnen in deze tijd van economische crisis niet alleen zeggen: dit gaat echt niet. Dus zoeken we nu naar alternatieven om te voorkomen dat de opleiding kariger en korter wordt. Eén van die alternatieven is de instroom beperken. We denken dat dat best kan want we hebben de afgelopen jaren veel medisch specialisten opgeleid. Nu is er bijvoorbeeld een overschot aan urologen en cardiologen. Het Capaciteitsorgaan, dat de instroom bepaalt, zit ook op die lijn. Verder denken we aan een schakeljaar aan het eind van de basisopleiding. Zo kunnen studenten als het ware ‘voorsorteren’ op hun specialistenopleiding, door al extra aandacht te besteden aan de kernexpertise en de algemene competenties.
i.o. april 2013
7
competen ties van de medisch specialist
Binnen CanMEDS staat het medisch handelen centraal. Zes andere competenties zijn daaraan gekoppeld. De grafische weergave ziet er als hiernaast uit. Meer informatie over CanMEDS, de aanpak en de stand van zaken van de implementatie binnen Nederland, voorbeelden en contactpersonen, zijn te vinden op de website van de KNMG (www.knmg.nl). Trefwoord modernisering opleidingen.
Je zou de specialistenopleiding dan compacter kunnen maken. Ten slotte willen we ook kijken waar de opleidingsziekenhuizen op kunnen bezuinigen. Het vinden van creatieve oplossingen heeft nu hoogste prioriteit. We zijn hierover uitvoerig in gesprek met alle betrokken partijen en het ministerie van VWS.’ Helpt het dat aan een aantal UMC’s, zoals VUmc, de basiscurricula ook al zijn opgebouwd rond competenties? ‘Dat helpt zeker, al zijn jammer genoeg niet alle UMC’s even ver daarmee. Binnen de huisartsenopleidingen wordt van oudsher al veel competentiegerichter gewerkt, vooral op het gebied van communicatie. Intervisie, reflectie op je eigen handelen, is daar heel gangbaar. Dat we van elkaar kunnen leren staat voor mij buiten kijf. En dat we dat te weinig doen ook. We moeten toe naar een continuüm waarin alle zeven competenties zijn verweven in het gehele onderwijs: vanaf de artsenopleiding tot en met alle andere domeinen van zorg; dus inclusief de huisartsenopleiding, ouderengeneeskunde en alle medische specialismen. Dat is bovendien erg belangrijk voor de kwaliteit van de ketenzorg. De verschillende domeinen grijpen steeds meer op elkaar in. Een ouderenspecialist in een verpleeghuis moet ook goed kunnen samenwerken met een huisarts of een internist of chirurg in een ziekenhuis. Je bepaalt samen het resultaat van de
Samenwerking
Kennis en wetenschap
Communicatie
Medisch Handelen
Professionaliteit
15
Organisatie
zorg! Probleem is wel dat er vaak schotten zitten tussen de basisopleiding, de huisartsenopleiding en de specialistenopleidingen. Dat zijn verschillende werelden. Het is dus al een hele verbetering dat het College Geneeskundig Specialismen, dat de opleidingseisen vaststelt, en de Registratie Commissie Geneeskundige Specialisten, die de opleidingen controleert, zich nu ook bezighouden met én de huisartsenopleiding én de opleiding sociale geneeskunde én de opleiding van medisch specialisten. Dat waren vroeger die aparte colleges en commissies. Ik hoop dat je dat straks terugziet op de werkvloer.’ Zal het in de praktijk moeilijk zijn om de juiste balans te vinden tussen vakinhoudelijk onderwijs en het leren van die generieke vaardigheden? ‘Het ligt in elkaars verlengde. Die vaardigheden kun je niet los zien van je medisch handelen. Het moet helemaal zijn geïntegreerd, want zo is het in de praktijk toch ook? Als gynaecoloog begeleid je niet alleen de geboorte van een kind, maar moet je ook aan de moeder en haar partner kunnen uitleggen wat er aan de hand is als er complicaties zijn. Een bevalling begeleiden is meer dan alleen een kunstje dat je moet leren. Zo moet je er ook in de opleiding mee omgaan. Aios feedback geven op hun manier van werken en hun functioneren daar ook op toetsen. Maar hoe je het ook wendt of keert: medische expertise zal wél altijd de kern blijven van het vak.’
Maatschappelijk handelen
16
i.o. april 2013
ict en onderwijs:
een vRuchtBaaR koppel
i.o. april 2013
ICT in het onderwijs is inmiddels net zo onmisbaar als de docent. Niet ten onrechte: het werkt. De motivatie om te leren groeit, vaardigheden verbeteren en toetsresultaten gaan omhoog. Speel geregeld een potje tafeltennis op de Wii en je opereert beter. Twee experts, Jeroen Bottema en Erno Mijland, belichten enkele trends. DOOr WilMa Mik FOtO’S FRank RuiteR
17
18
i.o. april 2013
D
e meest in het oog springende ontwikkeling is dat leren tijd- en plaatsonafhankelijk is geworden. Leren kan overal en op elk moment, als je maar contact kunt leggen met internet. Dat schept veel nieuwe mogelijkheden. Bottema, e-learning specialist en lerarenopleider bij Inholland: ‘De muren van het klaslokaal zijn aan het vervagen. Studenten hebben met hun smartphones en social media allerlei informatiebronnen onder handbereik en zijn continu verbonden met elkaar. Ze overleggen, werken samen, schrijven weblogs, publiceren video’s op het web, et cetera. Studenten creëren hiermee hun eigen informele leeromgeving, waar zij zelf de regie over het eigen leren hebben. Dat motiveert niet
alleen geweldig, het is ook een krachtige manier van leren. Hoe verhoudt dat zich met het formele karakter van leren op school? Waar de docent bepaalt wat het leertraject is en de kracht van het informele leren biedt nauwelijks worden benut? De uitdaging voor het onderwijs is om die twee werelden met elkaar te verbinden. Studenten blijken – met goede begeleiding van de docent – prima in staat baas te zijn over hun eigen leren.’ Op zijn kop Er staan inmiddels videotheken vol met instructiemateriaal op internet. En dat heeft het onderwijs danig op zijn kop gezet. Waarom zou je de schaarse tijd die docent en studenten samen doorbrengen vooral besteden aan instructie? Dat was tot voor kort gebruikelijk. Erno
Mijland is zelfstandig adviseur, spreker en auteur, onder meer op het gebied van onderwijs en technologie. ‘Dan kom je vaak niet toe aan wat werkelijk belangrijk is in het onderwijs: het helpen integreren van de stof in denken en handelen, waardoor je een stapje verder komt. Draai het instructie- en verwerkingsmoment om.’ Het huiswerk bestaat uit het kijken van instructiefilmpjes en de verwerking vindt plaats in de klas: flipping the classroom. De studenten komen beter voorbereid naar de praktijkles, de docent kan zich helemaal concentreren op verbreding en verdieping van de lesstof. Het resultaat: een veel effectiever verlopen les. Mijland: ‘Een beeld zegt meer dan duizend woorden. Bewegende beelden zeggen misschien wel meer dan tienduizend woorden. Het is met de
i.o. april 2013
moderne technologie zó eenvoudig zelf een instructiefilmpje te maken. En kijk eens wat een effect het heeft!’ Hebberig Een andere trend zijn de MOOC’s: massive open online communities. Al ver gevorderd in de VS (MIT, Stanford), inmiddels zijn er ook voorbeelden in Nederland (Universiteitvannederland. nl). Universiteiten publiceren hoorcolleges en complete cursussen op het web en iedereen kan zich gratis inschrijven. In de VS gaat het nog verder: Wil je verdieping of verbreding, wil je opdrachten inleveren en feedback krijgen van een expert, of zelfs een diploma halen, dan betaal je daarvoor. Bottema: ‘Het is een enorm succes. Tienduizenden mensen van over de hele wereld schrijven zich
‘Wat heeft die game wat ik niet heb?’ in voor zo’n cursus. Via social media hebben ze informeel contact met elkaar over de inhoud. Als je je wilt professionaliseren, ben je niet meer afhankelijk van formele scholing maar kun je via dit soort initiatieven les krijgen van de beste docenten van de beste universiteiten. Je stippelt je eigen leerpad uit.’ Er zijn wel kanttekeningen te plaatsen bij deze ontwikkeling. Voor kennisoverdracht werkt het geweldig, maar praktische vaardigheden leer je er natuurlijk niet
19
mee. En je hebt weliswaar digitaal contact met docenten en mede-cursisten, maar niet fysiek. En juist die connectie is belangrijk bij leren. Mijland: ‘Als je bijeen komt, kun je ervaringen uitwisselen, elkaar motiveren, reflecteren, er ontstaat een groepsgevoel. Dat zijn allemaal wezenlijke onderdelen van zogenoemd diep leren. Dat ontbreekt bij die massive communities.’ De MOOC’s illusteren overigens wel dat er in korte tijd een enorme verandering is opgetreden in het omgaan met kennis, zegt Bottema. ‘Wat je hebt, stel je gewoon beschikbaar. Er wordt niet meer zo hebberig over gedaan.’ Serious gaming Een in het oog springende trend is het toepassen van games in het onder-
20
i.o. april 2013
wijs. Er zijn inmiddels diverse games beschikbaar voor de medische opleidingen. In de VS spelen studenten games die hun chirurgische vaardigheden doen toenemen. Ze oefenen de fijne motoriek, oog-handcoördinatie, reactiesnelheid, concentratievermogen. En hoe kun je anatomie leren? Mijland ontwerpt ter plekke een digitale variant van dokter Bibber: vul zo snel mogelijk de verschillende lichaamsdelen in daar krijg je punten voor. Koppel er QR-codes aan waardoor je belandt op een online medische encyclopedie en je bent al een eind op weg met je anatomische kennis. Hoewel er soms wat smalend over wordt gedaan, kunnen docenten veel opsteken van games. Mijland: ‘Als je ziet dat een student tweeënhalf uur lang geconcentreerd kan gamen, maar in het college al na tien minuten is afgeleid, wat doe je dan fout als leraar? Of wat heeft die game wat ik niet heb?’ Prikkelende vragen en ze zijn precies het vertrekpunt van een volgende trend: gamification. Mijland: ‘Ga op zoek naar de succesvolle educatieve of motiverende elementen van games en pas die toe in je lessen. Van een aantal elementen uit het onderwijs en games is bekend dat ze universeel motiverend zijn. Bijvoorbeeld: breng steeds nieuwe uitdagingen in die net een stapje verder gaan dan de student al beheerst.‘ Leuk Informeel leren, een eigen leeromgeving, MOOC’s, gaming - hoe serieus ook, wordt het allemaal niet te leuk? Mijland: ‘We worden voortdurend geëntertaind, daar moet je als onderwijs mee concurreren. Het toepassen van ICT biedt extra afwisseling, maakt de leeractiviteit leuker, en werkt effectief. Dat is heel wat waard.’ Bottema: ‘Maar als je ICT toepast alleen omdat het leuk is, werkt het niet. Zet ICT bewust in, koppel het
altijd aan concrete leerdoelen en een goede manier van toetsen. Weblectures bijvoorbeeld, krijgen pas effect als je ze presenteert in samenhang met contactmomenten waar studenten in interactie met anderen de kennis toepassen en verdiepen.’ Mediawijsheid Kansen en mogelijkheden genoeg, maar om deze goed in te zetten, dat vergt nog wel enige inzet van ieder die met dit thema bezig is. Want niet alle jongeren blijken even handig en efficiënt met ICT om te gaan. Vandaar dat aandacht voor informatievaardigheden, zoals efficiënt zoeken en kritisch verwerken geboden is. En mediawijsheid. Mijland: ‘We
moeten onze leerlingen en studenten op zo’n manier laten leren dat ze straks de mogelijkheden hebben om heel flexibel in te springen op allerlei veranderingen. Dan is er sprake van hogere autodidactiek. Je kunt dan reflecteren op je eigen leervermogen, en slimmer media in zetten om zelfstandig te leren. En pas de dubbele loop toe: gebruik niet alleen sociale media omdat het je lessen verrijkt, maar ook om leerlingen vertrouwd te maken met wat je allemaal kunt met sociale media naast informele communicatie en entertainment. Je kunt het immers ook inzetten voor een vereniging, voor wetenschappelijk onderzoek, voor het binnenslepen van een stage in het buitenland.’
Afstandsonderwijs op je Ipad VUmc Academie verzorgt al enige jaren onderwijs op afstand. Van de aan te leren competenties zijn met name kennis en begripsaspecten prima over te dragen via afstandsleren. In een besloten leeromgeving zijn tools beschikbaar waarmee de docent het onderwijs kan vormgeven en de student het onder wijs kan volgen. Via een internetverbinding hebben docent en student overal en altijd toegang tot het onderwijsmateriaal en hun persoonlijk digitaal port folio. In één van de laatste pilottrajecten, de opleiding tot Assistent Radio diagnostisch Laborant op de BESeilanden (Bonaire, Sint Eustatius, Saba), worden deze onderdelen in zijn geheel verzorgd en ontsloten op de iPad. Meer informatie? Anika Willemsen & Ingena Visser. 020-4441564
i.o. april 2013
21
ESSAY
lean werken staat of valt met leiderschap De zorg is gebaat bij ‘lean’ werken. Als je deze managementfilosofie juist toepast, wordt de zorg immers veiliger en efficiënter. Dit komt de patiënt ten goede. Lean vereist wel een cultuurverandering, waar krachtig leiderschap voor nodig is. Een persoonlijk pleidooi door twee VUmc’ers voor een nieuwe manier van aansturen. DOOr kJeld aiJ en Bas lohMan ONDEr rEDACtIE VAN petRa teR veeR ILLUStrAtIE MaRenthe otten
L
ean (‘slank’ of ‘lenig’) management is een filosofie waarbij je iedere dag met iedereen in je organisatie werkt aan verbetering om de patiënt (‘klant’) optimale waarde te bieden. Het startpunt is de praktijk: je legt alles wat je doet onder een loep en kijkt hoe het beter kan. Is er een
knelpunt, dan zoek je de oorzaak en kijk je wie wat kan doen om het op te lossen. Voordelen en valkuilen De toepassing van lean principes en methodes heeft in de zorgsector een grote vlucht genomen. Terecht, want de voordelen zijn legio. Het mooiste
effect ervan is dat het zelflerend vermogen en de betrokkenheid van medewerkers toeneemt. Ze nemen de patiënt nog bewuster en vanzelfsprekender als uitgangspunt in hun handelen en krijgen meer inzicht in de werkprocessen waar ze dagelijks bij betrokken zijn. Het resultaat: een duurzame verbetering
22
i.o. april 2013
i.o. april 2013
van de kwaliteit, veiligheid en efficiency van de zorg en dus van de hele instelling. Natuurlijk zijn er ook valkuilen. Als je lean inzet als bezuinigingsinstrument of als je het middel als doel gaat zien, sla je de plank mis. Ook wie lean ‘even snel’ wil implementeren, zonder de noodzakelijke koppeling van procesverbetering aan zingeving en leren, komt bedrogen uit. Lean werken dient altijd geleidelijk te gaan. Het vraagt bovendien om een langetermijnvisie en een lange adem, want er is geen eindpunt. Je begint bij kleine problemen. Door die op te lossen, leer je de werkprocessen beter kennen en ontwikkel je de kennis om grotere knelpunten aan te pakken. Pas gedurende dit verbeterproces wordt duidelijk wat echt van belang is en waarin de zingeving ligt voor zorgverleners en patiënten. Dit verklaart direct een volgende absolute voorwaarde voor succes: het juiste management. Een leider die verbetert vanuit zijn kantoor is niet lean. Hij moet naar zijn mensen toe om hen te begrijpen en inzicht te krijgen in de typische kenmerken van hun werk. Profielschets Het primaire doel van lean werken is het probleemoplossend vermogen van een organisatie vergroten. Zoals gezegd vinden wij dat dat vraagt om krachtige leiders: mensen die de status quo uitdagen, visie hebben en hun medewerkers hierin kunnen meenemen, en hun eigen ervaringen en ontwikkeling tijdens hun ‘lean journey’ graag toevoegen aan het grotere geheel. Lean leiderschap gaat overigens niet uit van één persoon. Het betekent dat de managers op alle niveaus binnen een organisatie – als
gelaagd team en als individu – samen specifiek gedrag vertonen. In feite geven zij elke dag enthousiast het goede voorbeeld. Bovenal denken ze vanuit de patiënt. Ze zijn doortastend, tonen moed en lef en zijn gedisciplineerd in woord en daad. Hiermee houden ze hun team scherp en op koers. Ze laten hun gezicht vaak zien op de werkvloer, om zelf vast te stellen hoe de patiënt behandeld wordt en wat er beter kan. Ze geven visionair richting en stellen duidelijke kaders, waarbij ze zowel de grote lijnen als de details in de gaten houden. Hun stijl is coachend in plaats van belerend. Als geen ander beseffen ze dat afdelingsoverstijgend lean werken veel tijd en energie vraagt. Ze hebben het veranderkundige inzicht dat daarbij nodig is om iedereen betrokken te houden. Let wel, lean leiders hebben de wijsheid niet in pacht. Ze combineren wilskracht juist met bescheidenheid en kwetsbaarheid Zo verbergen ze het niet als ze zelf nog niet alle antwoorden hebben, geven ze toe waarin ze falen, en beschouwen ze kritiek of weerstand van medewerkers als een vorm van betrokkenheid. Ze realiseren zich ook dat ze hun werk soms anders moeten inrichten om hun eigen rol behapbaar te houden. Kortom, ze beseffen dat het gaat om een oneindig leerproces. Voor henzelf, hun mensen en hun organisatie. Relatie met dienend leiderschap Lean leiderschap is te typeren als een vorm van dienend leiderschap, zonder dat het een synoniem is. Bij dienend leiderschap – een term van grondlegger Robert Greenleaf en een bekend begrip binnen VUmc – is het doel de individuele ontwikkeling van
23
Praktijkvoorbeeld van lean werken
Een verpleegafdeling heeft dagelijkse ‘stasessies’ geïntroduceerd, waarin het team kort rapporteert aan de leidinggevende. Problemen worden hierdoor sneller besproken en opgelost. Een kleine, maar zinvolle verbetering is dat de verpleegkundigen de verbandscharen een vaste plek hebben gegeven aan de verbandkarren. Voorheen waren ze dagelijks op zoek naar een schaar, en om de haverklap bestelden ze nieuwe. Ze grepen wel vijftig keer per week mis. Elke keer dat ze nu een schaar nodig hebben, is dat twee minuten tijdwinst. Dat zijn honderd minuten per week ofwel tachtig uur per jaar. De frustratie is verdwenen. Bovendien scheelt het kosten: er hoeven jaarlijks niet langer vijftig scharen van ieder 150 euro te worden aangeschaft.
medewerkers te stimuleren en daar eigen macht en gewin ondergeschikt aan te maken. Dat betekent niet dat een dienend leider zich willoos laat meeslepen. Hij of zij neemt wel degelijk actief en resultaatgericht de leiding, maar vanuit de oprechte functie om te dienen. Dit gedachtegoed vormt een positieve voedingsbodem voor lean. Ook bij lean gaat
24
i.o. april april 2013 2013
het erom schijnbaar tegengestelde uitgangspunten te verenigen: de leider moet ruimte kunnen geven, afstand nemen en loslaten, en tegelijkertijd streng durven zijn wat betreft het varen van de gewenste koers en het juiste gebruik van de juiste instrumenten. Een lean leider is een dienend leider, maar voegt hier proces- en verbeteroriëntatie aan toe. Dat het lastig is personen te vinden die al deze kwaliteiten in zich verenigen, spreekt voor zich. Lean leiderschap is daarom een ware uitdaging. Het belang van onderwijs Onderwijs in de breedste zin van het woord kan een belangrijke bijdrage leveren aan lean leiderschap. Het kan heel waardevol zijn om medewerkers en leidinggevenden in de zorg (nog actiever en gerichter) te scholen in het sturen op bedrijfsmatige processen en het continu verbeteren daarvan. We beschouwen een ziekenhuis namelijk als een operationeel bedrijf, dat ook als zodanig beheerd moet worden ‒ uiteraard zonder uit het oog te verliezen dat het om mensen gaat en om een heel bijzonder soort dienstverlening, met alle gevoeligheden van dien. Goed onderwijs en onderzoek zijn dus noodzaak. Lean
Over de auteurs
leidinggeven is echter niet te leren in de schoolbanken. Alleen op basis van praktijksimulatie kunnen de studenten leren denken in processen en zien ze waar zich verspilling voordoet en hoe ze die kunnen tegengaan. Ook studiereizen zijn een aanrader; uit eigen ervaring weten we hoezeer die helpen om een bredere kijk te krijgen op procesverbeteringen. Verder vinden we veel aandacht voor ‘double-loop-leren’ op zijn plaats. Dat betekent dat je bij uitblijvend resultaat niet de ingezette methode of aanpak verandert (zoals bij ‘single-loop’), maar teruggaat naar je uitgangspunten en deze bijstelt. Coaching on the job Een interessant initiatief in dit kader is LEArN (LEAN Education and Research Network), een nieuwe afdeling van Nyenrode Business Universiteit. Hierin worden onderzoek, kennis en praktijkervaring met betrekking tot lean gedeeld en verder ontwikkeld. LEArN is een interessante variant voor het hogere kader. Voor het middenkader zou de VUmc Amstel Academie workshops kunnen realiseren. Dergelijke masterclasses zijn op dit moment op diverse plekken in ontwikkeling. De ideale situatie zou ons inziens zijn dat de Raad
‘Een leider die verbetert vanuit zijn kantoor is niet lean’
van Bestuur van elk ziekenhuis in Nederland zo’n masterclass zelf volgt én verplicht stelt voor het hele managementteam. Tot slot zijn we een groot voorstander van ‘coaching on the job’, zowel tijdens als na de opleiding. Ook leidinggevenden hebben een ander nodig die hen een spiegel voorhoudt en hen aanmoedigt nieuw verkregen inzichten verder te ontwikkelen. Zo ontstaat effectiever gedrag, wat weer leidt tot betere prestaties – hét kenmerk van lean werken.
Kjeld Aij en Bas Lohman schreven samen het boek L2 zorg. Lean leiderschap in de praktijk (www.boomlemma.nl, zie zorgmanagement), met redactionele bijdragen van Peter Fest en Michiel van Geloven. Kjeld Aij (1973) is verpleegkundige en bedrijfskundige. Sinds 2010 is hij hoofd anesthesiologie & operatieve zorg bij VUmc. Hij doet verder promotieonderzoek naar de rol van leiderschapsgedrag bij een succesvolle en duurzame toepassing van lean principes in ziekenhuizen. In dat verband is hij verbonden aan Lean in de Zorg (LIDZ). Bas Lohman (1977) studeerde economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en werkt als lean coach bij VUmc. Eerder verscheen van hem en coauteur Van Os het boek Praktisch Lean Management.
i.o. april 2013
MEELOPEN MET... MARIEKE KUIKEN
‘VROEGER VOERDE IK DE REGIE PUUR OP GEVOEL’ In oktober 2012 ging de leergang Topklinische verpleegkunde van VUmc Academie van start. Regieverpleegkundige én studente Marieke Kuiken: ‘De opleiding geeft mij nieuwe tools.’ DOOr Maaike de hon FOtO’S digidaan
25
26
i.o. april 2013
i.o. april 2013
7.00 uur
‘Dit is één van de drukste afdelingen van het ziekenhuis. Er liggen veel oudere mensen die van alles mankeren. Ze hebben vaak veel gerookt, hebben afwijkingen aan de nieren en suikerziekte,’ vertelt regieverpleegkundige Marieke Kuiken (33). Ze begint haar werkdag op de afdeling Chirurgie in het Kennemer Gasthuis in Haarlem met het doornemen van de statussen. ‘Sinds oktober 2012 ben ik regieverpleegkundige. Dat betekent dat ik de processen op de werkvloer aanstuur, kijk of iedereen zijn werk afkrijgt en of ik iets kan doen om daaraan bij te dragen.’ Haar nieuwe rol op de afdeling ging hand in hand met de start van de leergang Topklinische verpleegkunde (zie kader). Het was voor Marieke een logische stap om naar de functie en bijbehorende opleiding te solliciteren: ‘Eigenlijk voerde ik als een van de langstwerkenden op de afdeling al een tijdje de regie. Dat deed ik puur op gevoel. Door de opleiding krijg ik nu ook de tools hoe het te doen.’
8.30 uur
‘Eigenlijk voerde ik op de afdeling al een tijdje de regie’
Het is tijd voor een ronde langs de bedden. De eenpersoonskamers staan behoorlijk vol als de coassistent, afdelingsarts, arts-assistent, leerlingverpleegkundige, verpleegkundige en Marieke zich rond het bed opstellen. In de toch wat trieste omgeving die het ziekenhuis is, straalt Marieke één en al vrolijkheid uit. Ze lacht graag en veel, soms alleen met haar ogen, waarop de glittermake-up haar sprankeling onderstreept. Maar haar werk neemt ze heel serieus. ‘De lessen projectmanagement en proactive nursing kan ik hier direct toepassen. Sinds een week of drie heeft de afdeling een vaste arts-assistent die er de hele dag is. De eerste dagen werd hij helemaal gek, omdat iedereen voortdurend zijn kamer binnenliep met allerlei vragen. Nu zorg ik ervoor dat de vragen gebundeld worden en twee keer per dag aan hem worden voorgelegd.’
9.00 uur
Meestal helpt Marieke rond deze tijd met het wassen en verzorgen van de patiënten. Maar vandaag is bij hoge uitzondering de bezetting zó goed dat het niet nodig is. Ze duikt de medicijnkamer in om een project
27
28
i.o. april 2013
af te maken dat goed illustreert hoe ze het werk van de collega’s probeert te vergemakkelijken. Op de bovenste plank staan drie plastic bakken met daarop in grote letters: UITZUIGEN, BLOEDINGEN, ZUURSTOF. In elke bak zit alles wat er voor een dergelijke handeling vereist is. ‘Heel handig als je dat niet allemaal bij elkaar hoeft te zoeken op het moment dat zoiets spoedeisends zich voordoet,’ legt Marieke uit, terwijl ze de EPI-pen in een vierde bak stopt waarop SHOCK komt te staan.
9.30 uur
Net als Marieke in de teampost laat zien hoe ze protocollen heeft omgezet in verpleegplannen waarop de verpleegkundigen in een oogopslag kunnen zien wat ze moeten doen, steekt een collega haar hoofd om de deur: ‘heb je even een handje?’ Ze is bezig met een jongeman die bij een ongeval bijna zijn been verloor. De wond is zo groot dat verbinden zonder een paar extra handen geen doen is. Grote wonden als deze komen vaak voor op de afdeling en al het personeel is gespecialiseerd in wondverzorging. Terwijl ze gaasjes, in jodium gedrenkte doeken, verband en ten slotte een brace aanbrengen, houdt de patiënt alles nauwkeurig in de gaten. ‘Ho, stop, niet draaien, denk aan mijn breuk.’ Marieke zegt lachend tegen haar collega dat hij wel erg veel praatjes begint te krijgen.
10.15 uur
Rond tien uur begint Marieke iedereen op te trommelen voor de koffie. ‘Doe je dat niet, dan slaat de helft het over. Ze gunnen zich er geen tijd voor,’ legt ze uit. Tijdens de koffiepauze worden meteen de taken
Topklinische verpleegkunde VUmc Amstel Academie heeft een leergang Top klinische verpleegkunde ontwikkeld. Deze leergang is bedoeld voor afdelingen waar een bijzondere vorm van zorg of deskundigheid vereist is, bijvoorbeeld omdat er met geavanceer de apparatuur gewerkt wordt. Toelatingseisen
voor deze hbo+opleiding zijn een BIGregistratie als verpleegkundige en een dienstverband in een STZziekenhuis (Samen werkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen). Meer informatie op www. amstelacademie.nl of bij Cora Visser, clf.visser@ vumc.nl
verdeeld en de pauzes ingedeeld. Als iedereen weer aan de slag wil gaan, wijst leidinggevende Marja nog even op de klinisch les ’s middags om 17.30 uur. ‘Wat een k** tijd,’ zegt iemand. ‘U zei?’ zegt Marja. ‘Wat een Kwalitatief Uitermate Teleurstellende tijd,’ antwoordt de dame in kwestie met uitgestreken gezicht. Gelach alom, maar een lange dag wordt het wel, ook voor Marieke: ‘Van 7.00 uur tot 19.30 uur en dan morgen weer om 5.10 uur op!’
11.00 – 12.00 uur
Tijd voor het tweewekelijks topklinisch overleg met Marja, collega regieverpleegkundige en tevens TKV-student Linda en praktijkopleider Ellis. Op de agenda staat onder andere het VIM-overleg (Veilig Incidenten Melden) waar Marieke vanmiddag naartoe gaat om een verbeterprogramma op te zetten voor zo’n incident – een onderdeel van de opleiding. Maar eerst buigen ze zich over de vraag hoe er op de afdeling een goed systeem kan komen voor het tijdig verwisselen van infuuslijnen. Marja oppert dat een stickertje waar je de datum op schrijft eigenlijk voldoende is. ‘Ja,’ antwoordt Marieke, ‘maar zo werkt het in de praktijk natuurlijk niet. Nee, daar gaan we iets handigs op bedenken dat simpel af te strepen is. Leuk! Zal ik daar vanmiddag meteen mee aan de slag gaan?’
KoRT
i.o. april 2013
29
DOOr MaRRe RooZen ILLUStrAtIES MaRieke van gils
NieuW geBouW imPuls voor BÈta-medisCh toPoNderZoeK De bouw van het Nieuwe Onderzoeksgebouw van VU en VUmc op de VU-campus aan de Zuidas is gestart! Vrijdag 25 januari 2013 legde Eric Wiebes, wethouder verkeer en vervoer Amsterdam, de eerste steen. Het gebouw maakt unieke samenwerking binnen het thema Human Health and Life Sciences mogelijk. In het gebouw komen laboratoria, onderwijsfuncties en kantoren, waarin VU, VUmc, UvA en AMC intensief zullen samenwerken aan oplossingen voor vraagstukken op het gebied van gezondheid. Kwaliteit van leven wordt voor een belangrijk deel bepaald door gezondheid. Door toegenomen welvaart leven mensen
langer en willen zij ook langer gezond blijven. Tegelijkertijd krijgen meer mensen chronische aandoeningen. Preventie, gedrag en gezondheid, interdisciplinair en translationeel onderzoek krijgen daarom steeds meer aandacht. Om hieraan een bijdrage te leveren kiezen VU en VUmc voor een integrale benadering van het onderwijs en onderzoek in de medische en mensgebonden gezondheids- en levenswetenschappen. Naar verwachting zal het Nieuwe Onderzoeksgebouw, mede dankzij hoogwaardige infrastructuur en onderzoeksfaciliteiten, het toponderzoek in het bèta medisch domein ondersteunen en voortstuwen.
VUMC ORGANISEERT NASCHOLING EERSTELIJN
‘Een erg goede nascholing, waar je ook echt iets aan hebt.’ ‘Zeer enthousiaste leuke sprekers, leuke interactie.’ ‘Wees niet bang om te zeggen wat huisartsen fout doen want dat horen we graag. Jullie zeggen het op een grappige en respectvolle manier.’ Zomaar een aantal enthousiaste reacties van deelnemers aan de nascholing die VUmc organiseert voor huisartsen (in opleiding) en andere eerstelijns verwijzers. Om de twee maanden is er een bijeenkomst die steeds vanuit een ander specialisme georganiseerd wordt, in samenwerking met een verwijzer uit de regio. De focus ligt op praktische vaardigheden, uitwisseling van kennis en ervaringen
en de samenwerking tussen verwijzer en specialist. Huisartsen zijn belangrijk Op 25 april staat de nascholing ‘Kleine chirurgische ingrepen in de huisartsenpraktijk’ op het programma. Afdelingshoofd heelkunde Jaap Bonjer: ‘We zien elkaar eigenlijk veel te weinig, maar huisartsen vormen voor ons een belangrijke groep. We werken frequent samen en zij zien de patiënt vaak als eerste. Hoe beter de huisarts geschoold is, hoe beter dat is voor de patiënt. De huisarts kan betere zorg verlenen en gerichter doorverwijzen.’ Meer informatie: www.vumc.nl/nascholing-eerstelijn
30
i.o. april 2013
KoRT goed oPgeleide oNderZoeKer levert Betere KWaliteit
Om mensgebonden onderzoek te mogen uitvoeren zijn klinisch onderzoekers verplicht de Basiscursus Regelgeving en Organisatie voor Klinisch onderzoek (BROK) te volgen, stelt de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Deze cursus behandelt de meest recente wetten, regels en internationale richtlijnen die bij het uitvoeren van mensgebonden onderzoek van belang zijn. Daarnaast komt aan de orde hoe je afspraken maakt met ondersteunende afdelingen over organisatorische aspecten. Ieder UMC in Nederland biedt zowel de beginnende als de gevorderde onderzoeker een BROK. Bij de meeste UMC’s kunnen ook medewerkers uit andere instellingen waarmee een samenwerking is, de BROK volgen. De NFU heeft het onderwijsprogramma en de eindtermen vastgesteld. Na afloop van de cursus is er een landelijk BROK-examen. Vanaf september krijgt de BROK een
andere onderwijsvorm die voor een belangrijk deel uit e-learning zal bestaan. Aantrekkelijk Onderzoeksondersteunend personeel en M3-studenten die een klinisch wetenschappelijke stage lopen, moeten op de hoogte zijn van regels en richtlijnen voor hun eigen taakgebied. Daarom ontwikkelde VUmc de Good Clinical Practice-cursus. Deze algemene introductiecursus behandelt de rol en verantwoordelijkheid tijdens het onderzoek én de meest recente wet- en regelgeving. In 2012 zijn de eerste deelnemers van deze cursus geslaagd en geregistreerd in het landelijk GCP-register. Goed opgeleide onderzoekers leveren betere kwaliteit. Zo wordt Nederland aantrekkelijk voor het uitvoeren van klinisch onderzoek. Meer informatie vind je op www.paog.nl en www.nfu.nl. Voor de Engelstalige BrOK zie www.wenckebachinstituut.
WERKBEZOEK AAN INNOVATIEVE MELBOURNE UNIVERSITY De projectgroep onderwijs Human Health and Life Sciences van VU en VUmc bezoekt eind mei Melbourne University. De projectgroep werkt aan een vernieuwend onderwijsconcept voor opleidingen binnen het domein van
Human Health and Life Sciences. Melbourne University introduceerde in 2008 het ‘Melbourne Curriculum’: bachelor opleidingen met een flexibel curriculum waarin studenten deels zelf hun studie vormgeven. Een innovatief onderwijsmodel waar de projectgroep
zich tijdens het werkbezoek graag door laat inspireren. Dankzij deze transitie behoort Melbourne University tot de top van Australische universiteiten. In verschillende wereldwijde rankings neemt de universiteit nu een hogere positie in.
i.o. april 2013
vergeteN WeteN
COLT BRENGT OPVATTINGEN VAN DOCENTEN OVER ONDERWIJS IN KAART De COLT-methode (COnceptions on Learning and Teaching) is ontwikkeld om opvattingen van docenten over onderwijs te meten. Via 18 vragen wordt geïnventariseerd hoe een docent denkt over zijn/haar taak (kennis overdragen, studenten stimuleren zelf kennis te verwerven), onderwijsvormen (colleges, kleine groepen) en de mate waarin de latere beroepspraktijk in het onderwijs verweven moet zijn. Deze opvattingen zijn deels onbewust maar met behulp van de COLT-methode kunnen we die boven water krijgen.
Opvattingen over onderwijs hangen vaak samen met de manier van lesgeven en indirect met wat studenten daarvan leren. Wij verwachten dat als er meer aandacht is voor opvattingen over onderwijs, de scholing van docenten kan verbeteren. Verder onderzoek loopt nog. Zie: Jacobs JCG, Luijk SJ van, Berkel H van, Vleuten CPM van der, Croiset G, Scheele F. Development of an instrument (the COLt) to measure conceptions of teachers, in student-centred medical education. Medical teacher, 2012, 34, e483-e491.
‘Een aanmoediging tot leiderschap bij wezenlijke veranderingen’, dat is wat Vergeten weten beoogt. Het boek, in essayvorm geschreven, behandelt verschillende thema’s: hoe gaan we om met tijd, waarnemen en creëren in kunst, leren van de natuur. Het boek is geschreven op basis van 12 jaar praktijkervaring met leiderschapsontwikkeling rondom dienend leiderschap. Het incompany leiderschapsprogramma ‘de innerlijke krijger’, vormde de directe aanleiding voor het boek. Deze leergang voor leiders op sleutelposities in de VUmcorganisatie gaat uit van een wezenlijke andere visie op leren en ontwikkelen dan gebruikelijk is. Bijvoorbeeld nieuwe vormen laten ontstaan door los te komen van oude patronen waar we vaak onbewust in vastzitten. Veranderen zonder dat je weet hoe het nieuwe eruit moet gaan zien, vraagt heel andere leiderschapskwaliteiten dan planmatig veranderen. Ervaringen zijn vertaald naar wetmatigheden voor transformatieprocessen in organisaties. Het boek wordt uitgegeven door VUmc en verschijnt rond de zomer. Auteurs: Wanda Straatman en Angelique Schueler.
31
de MeesteR Herinneringen aan inspirerende docenten DR SJOERD KLAVER
DOOr WilMa Mik FOtO MaRk van deR ZouW
UROLOOOG MAASSTADZIEKENHUIS PROCTOR DA VINCI ROBOTCHIRURGIE
Een toonbeeld van beschaving “Z o wil ik ook worden, hield ik mezelf voor. Tijdens mijn opleiding chirurgie in Leuven kwam ik bij toeval bij professor Van Poppel terecht, een uroloog van wereldfaam. Hij fascineerde en inspireerde mij direct, als persoon en als vakman. Op de chirurgie was ik een wat arrogante, vrij boerse mentaliteit gewend, met vaak brutale artsen. Deze man was niet alleen operatief heel sterk, hij bleef ook altijd beheerst en beleefd. Maar ook gedecideerd, op een charmante
manier. Hij opereerde wat hij opereren moest en dat deed hij fantastisch. Als ik iets vroeg tijdens de operatie gaf hij gewoon antwoord. Bij chirurgie was de reactie meestal: ‘zoek het zelf uit’. Ook de manier waarop hij elke ochtend de overdracht deed, was indrukwekkend en erg leerzaam. Geen ingewikkelde verhalen maar altijd heldere vragen en bondige antwoorden. Zo raakte ik steeds meer geboeid door de urologische chirurgie en besloot ik over te stappen van heelkunde naar urologie. Daarna
bood hij me een fellowship aan op zijn afdeling waar ik me – onder leiding van twee andere leermeesters – kon bekwamen in robotchirurgie (Dr Van Cleynenbreugel) en complexe open oncologische ingrepen (Dr Joniau). Onbetaalbaar en schitterend was die tijd. Ik bouwde een dermate stevig cv en chirurgische back up op dat ik sinds 2009 in het Maasstadziekenhuis in Rotterdam het Da Vinci robotprogramma op kon zetten. Met dank aan al mijn leermeesters!”