LEVENSLANG
GEZOND
KENNISINVESTERINGSPROJECTEN
VOORWOORD Onze jeugd heeft het relatief goed, zo blijkt uit internationaal vergelijkend onderzoek. Nederland voert de lijst aan van ontwikkelde landen waar kinderen de hoogste mate van welzijn genieten. Ook als het gaat om het welzijn van ouderen scoort ons land internationaal hoog. Maar als we dieper inzoomen zijn er op onderdelen tal van uitdagingen die we met elkaar moeten oppakken. Zo maakt een op de vijf kinderen gebruik van lichte of zware jeugdhulp en heeft een zelfde percentage last van een chronische aandoening. Veel kinderen vertonen gedragsproblemen, bewegen te weinig of lijden aan overgewicht. Een kwart van de volwassenen heeft een chronische aandoening en een op de drie 75-plussers heeft meerdere aandoeningen. Veel ouderen hebben ook moeite met simpele dagelijkse activiteiten. Dat is gelijk de crux van het verhaal. Want gezondheid zien we tegenwoordig als ‘het vermogen van mensen om hun eigen leven in te richten’. Preventie én participatie zijn daarom de belangrijkste elementen van onze projecten. TNO concentreert zich op het bevorderen van een actieve leefstijl thuis, op school, in de wijk, op het werk en in de zorg. We zijn ervan overtuigd dat veel mensen nog prima kunnen functioneren, ook als ze een chronische aandoening of andere beperking hebben. De rol van TNO is hier kennis ontwikkelen, partijen verbinden, regie voeren, zichtbare innovaties realiseren. Samen met partners in de gezondheidszorg, jeugdzorg, ministeries, gemeenten, consultatiebureaus, GGD’en, maatschappelijke dienstverleners, cliëntenorganisaties, beroepsverenigingen en natuurlijk het bedrijfsleven bewerkstelligen we dat veel meer mensen dan nu de regie nemen over hun eigen gezondheid en actief blijven in de samenleving. Door het verbinden van technologie en gedrag realiseren we innovaties die het leven en werken van de burger van jong tot oud makkelijker, leuker en productiever maken. TNO draagt op deze wijze bij aan de ontwikkeling van een vitale, weerbare samenleving en een kosteneffectieve zorg. Als innovatiepartner bouwen we in de verschillende levensfasen een brug tussen onderzoek, onderwijs en de dagelijkse praktijk. In deze uitgave leest u over een reeks aan innovatieve toepassingen die we het afgelopen jaar op het terrein van ‘een leven lang gezond’ met onze partners hebben gerealiseerd. Prof. dr. ir. Paulien Bongers Directeur Prevention, Work & Health
CONTACT Prof. dr. ir. Paulien Bongers Directeur Prevention, Work & Health T 088 866 53 25 E
[email protected] I www.tno.nl/prevention-work-health In deze publicatie beschrijven we de kennisinvesteringsprojecten van 2014. In deze brochure zijn projecten opgenomen die worden uitgevoerd in het kader van het ‘Maatschappelijk Thema Arbeid en Gezondheid’ dat wordt gefinancierd vanuit de Rijksbijdrage TNO. Deze projecten worden primair afgestemd met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
TNO.NL
INHOUD Nieuwe inzichten om vitaliteit te bevorderen 6–7 Innovatieve toepassingen 8–9 Toekomstige zorgvraag ouderen in kaart 10–11 Ouderen weer in beweging 12–13 Mond gezond 14–15 Jonge kinderen wapenen tegen gevolgen scheiding ouders 16–17 Vroeg signaleren van psychosociale problemen bij kinderen 18–19 Actieve rol ouders in bijhouden lengte en gewicht kinderen 20–21 Nieuwe vorm van zorg rond zwangerschap slaat aan 22–23 Midi: aantonen waarom zorginnovaties (niet) worden gebruikt zoals bedoeld 24–25 Techniek inzetten om gezond gedrag te stimuleren 26–27 Technieken gedragsverandering: kaf van het koren scheiden 28–29 Spel met louter winnaars 30–31 Gewichtsverlies borstgevoede baby’s beter controleren 32–33 Jongeren via sociale media verleiden tot gezond gedrag 34–35 Veilig en gezond opgroeien 36–37 Partners 38–39
NIEUWE INZICHTEN OM VITALITEIT TE BEVORDEREN Veel bewegen, goede voeding, niet roken, mentaal fit: iedereen weet globaal wat nodig is om vitaal te worden en te blijven. Maar om uit te vinden hoe vitaal de bevolking is en hoe je vitaliteit bij mensen individueel kunt bevorderen, heb je wetenschappelijke inzichten, modellen en methoden nodig. Die ontwikkelt TNO. ‘Vorig jaar constateerden we dat er geen instrument beschikbaar was om vitaliteit te meten. De bestaande meetinstrumenten waren allemaal gericht op mensen die ziek zijn of een verhoogd risico hebben. Wij wilden een alles en iedereen omvattende meetmethode, die beleidsmakers, zorgverleners en werkgevers inzicht biedt hoe vitaal de bevolking is. Dan kun je veel gerichter investeren in effectieve programma’s om vitaliteit te stimuleren’, zegt dr. Jorien Strijk, onderzoeker vitaliteit bij TNO. 6
VITALITEIT: ENERGIE, MOTIVATIE EN VEERKRACHT Samen met het RIVM ontwikkelde TNO de Nederlandse vitaliteitsmeter Vita-16 ©. Mensen in een gemeente, wijk of op het werk vullen een korte online vragenlijst in. Daaruit ontstaat een beeld van hun vitaliteit. Gemeenten kunnen zo bijvoorbeeld groepen identificeren die extra aandacht nodig hebben en daar gericht vitaliteitsbeleid op voeren. De inwoners kunnen hun score vervolgens vergelijken met landelijke cijfers en krijgen tips terug hoe ze hun eigen energie, motivatie en veerkracht, de drie pijlers van vitaliteit, in het dagelijks leven kunnen verbeteren. Bij vitaliteit ligt de nadruk niet op ziekte, maar juist op wat iemand wél kan. Mensen met een ziekte of beperking zijn vaak vitaal genoeg om volop mee te doen in de maatschappij, blijkt ook uit de cijfers van TNO. INVESTEREN IN VITALITEIT LOONT In 2013 deed TNO een eerste landelijke vitaliteitsmeting onder ruim achtduizend volwassenen. aa
Het afgelopen jaar is een tweede meting gedaan. Uit deze analyses komen nieuwe inzichten over de vitaliteit van de bevolking: op welke factoren als leefstijl, sociale vaardigheden, mentale gezondheid moet we inzetten om vitaliteit te verhogen en relaties tussen vitaliteit, participatie en maatschappelijke kosten. Zo heeft TNO becijferd welke investeringen in vitaliteit lonen: het verbeteren van vitaliteit met één punt op een schaal van 1 tot 7 kan al leiden al tot een daling van de zorgkosten met 16%. Bij arbeidsgerelateerde kosten ligt dat cijfer nog iets hoger. VITALITEIT IN DE WIJK In 2014 heeft TNO onderzoek gedaan naar Nederlandse en buitenlandse interventies om de vitaliteit van burgers te vergroten. Dit heeft een overzicht opgeleverd van acties die relatief makkelijk zijn te vertalen naar een gerichte aanpak in de wijk. Komend jaar gaat TNO dit samen met gemeenten verder invullen.
ZELFREDZAAMHEID OUDEREN STIMULEREN Het afgelopen jaar zijn meer regio’s en (zorg)instellingen met vitaliteit aan de slag gegaan. Zo ontwikkelt TNO met een zorggroep in Noord-Holland een programma, om ouderen te activeren tot zelfredzaamheid. W CONTACT Dr. Jorien Strijk T 088 866 48 02 M 06 11 70 04 63 E
[email protected] I www.tno.nl/vita-16
7
INNOVATIEVE
TOEPASSINGEN LATEN OUDEREN LANGER THUIS WONEN Het beleid van de landelijke en lokale overheid is erop gericht ouderen en mensen met een beperking zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Gemeenten hebben behoefte aan instrumenten die hen ondersteunen dit voor hun inwoners te realiseren. TNO heeft een methodiek ontwikkeld om precies in kaart te brengen hoe goed een wijk hiertoe in staat is.
8
‘We hebben een wijkdashboard gemaakt waaruit blijkt dat als je ouderen langer thuis wilt laten wonen, hun mobiliteit van groot belang is. Ze moeten bijvoorbeeld makkelijk toegang hebben tot allerlei voorzieningen. Dat varieert van een winkel in de buurt tot mantelzorg of andere zaken die voor ouderen op loopafstand beschikbaar moeten zijn. Het dashboard laat alle relevante faciliteiten per wijk op het scherm zien en zoomt per wijk in op die factoren die je vervolgens kunt beïnvloeden. Op deze manier kunnen beleidsmakers en stakeholders beter geïnformeerd effectieve maatregelen kiezen’, vertelt gezondheidswetenschapper dr. Jantine Slinger, projectleider ’Leve lang thuis!’ van TNO AAN KNOPPEN DRAAIEN TNO heeft hieraan voorafgaand een inventarisatie gemaakt van zaken die bepalend zijn voor het langer thuis kunnen wonen en functioneren. Dat leverde een lijst op van zo’n dertig potentiële indicatoren, die een plaats hebben gekregen in het dashboard. Vervolgens is hier in samenwerking met de gemeente Rotterdam informatie toegevoegd uit databestanden van gemeentelijke en andere bronnen. Door al deze gegevens samen te voegen en te analyseren ontstond er per wijk een compleet beeld van hoe goed die wijk in staat is om ouderen langer te laten thuis wonen. Door het combineren en visualiseren van data kunnen beleidsmakers letterlijk aan de knoppen draaien en beleidsscenario’s doorrekenen. Het dashboard laat ook zien wat de gevolgen zijn van de gekozen maatregelen en hoeveel langer mensen daardoor thuis kunnen wonen. aa
OUDEREN BETREKKEN EN MOBILISEREN TNO heeft de veelzijdige mogelijkheden van het wijk dashboard het afgelopen jaar gepresenteerd aan vertegenwoordigers van gemeenten, zorgaanbieders, verzekeraars, woningcorporaties, wetenschappers en andere geïnteresseerden tijdens het webinar ‘Wijk in beeld’. In een tweede webinar ‘Wijk in actie’ zijn voorbeelden gegeven hoe partijen initiatieven kunnen nemen om ouderen te mobiliseren. Tenslotte liet TNO in een derde online bijeenkomst ‘Wijk in verbinding’ zien hoe zorginstellingen, gemeente en ouderen organisaties kunnen samenwerken om ouderen actief bij initiatieven te betrekken. W CONTACT Drs. Erwin Tak T 088 866 61 93 M 06 52 77 91 20 E
[email protected] I www.nabij-vitalewijk.nl
9
TOEKOMSTIGE ZORGVRAAG OUDEREN IN KAART
10
In goede gezondheid oud worden is een groot goed. Maar de vergrijzing kent ook uitdagingen om de gezondheidszorg toekomstbestendig en betaalbaar te houden. Het uitgangspunt is dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig functioneren. TNO heeft nauwkeurig in kaart gebracht hoe ouderen nu functioneren en hoeveel van hen in 2030, op basis van demografische ontwikkelingen, daarin worden beperkt. TNO heeft een model ontwikkeld waarin het functioneren van ouderen is onderverdeeld in negen categorieën. Daarvoor zijn indicatoren vastgesteld die bepalen in hoeverre ouderen meer of minder goed presteren. Via speciale analysetechnieken zijn in drie proefregio’s, door Zorginstituut Nederland aangemerkt als broedplaats, prognoses berekend van de toekomstige vraag naar zorg. Dat gebeurde voor Friesland, Amsterdam/Amstelveen en Rotterdam. Voor Zorginstituut Nederland zijn deze gegevens bouwstenen in het advies dat het in april 2015 uitbrengt aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over een toekomstbestendige gezondheidszorg. TIJDIG KUNNEN INSPELEN ‘We hebben clusters gemaakt van soorten functioneringsproblemen waardoor per regio of gemeente bestuurders en zorgverleners tijdig kunnen inspelen op de verwachte ontwikkelingen. Ze hebben nu een precieze inschatting hoeveel ouderen de komende vijftien jaar welke problemen krijgen. Het voorspellen van de achteruitgang van het functioneren van ouderen kan zelfs op individueel niveau’, zegt dr. Astrid Chorus, senior onderzoeker Active Ageing van TNO.
DATABESTANDEN VOEDEN MODEL TNO heeft in het model gebruik gemaakt van alle beschikbare databestanden van gemeenten, verzekeraars, huis artsen, GGD en meer. Met behulp van eigen statistische technieken is bijvoorbeeld te voorspellen hoeveel ouderen in een gemeente mobiliteitsproblemen krijgen en daar speciale voorzieningen voor nodig hebben. Ook is precies uitgerekend hoeveel ouderen dan chronische aandoeningen hebben en psychosociale problemen. VAN ZIEKTE NAAR PREVENTIE Inmiddels zijn partijen in de regio aan de slag gegaan met de uitkomsten om na te denken over hoe de zorg de komende tijd anders is te organiseren. De ingezette lijn is overal: van ziekte en zorg naar gedrag en gezondheid. De modellen van TNO zijn hierbij een onmisbaar hulpmiddel om de transitie in gang te zetten van nazorg naar zorg vooraf om aandoeningen voor te zijn, dan wel daar goed mee te leren omgaan. Omdat TNO de onderliggende relaties kent, kunnen betrokken partijen, met ondersteuning van TNO, veel eerder en gerichter ingrijpen. Ouderen hebben een grote kans op verschillende aandoeningen tegelijkertijd, waarvoor ze in het huidige systeem steeds een andere specialist moeten bezoeken. Dat is inefficiënt en duur. Volgens TNO is dit veel doelmatiger te organiseren. ‘We moeten naar individuele oplossingen op maat vanuit het perspectief van de cliënt. Hier valt nog veel winst te halen.’ W CONTACT Dr. ir. Astrid Chorus T 088 866 62 20 M 06 31 79 28 81 E
[email protected] I www.tno.nl/vitaal-ouder
11
OUDEREN WEER IN BEWEGING Hoe activeer je 75-plussers weer dingen te gaan doen die ze niet meer kunnen of denken te kunnen zoals traplopen of boodschappen doen? De ervaring van TNO leert dat ouderen met fysieke problemen vaak nog heel goed zijn te trainen om bepaalde lichamelijke activiteiten weer op te pakken. Samen met huisartsen en fysiotherapeuten heeft TNO een oefenprogramma ontwikkeld dat in die behoefte voorziet.
12
‘Veel ouderen hebben problemen met dagelijkse activiteiten die ze wel willen verrichten, maar waar ze moeite mee hebben. Dat beperkt hun zelfredzaamheid en sociale leven. Fysiek weer actief worden, ook al gaat het om relatief geringe inspanningen, komt ten goede aan de kwaliteit van leven en participatie van ouderen. En door weer buiten te komen, ontmoeten ze weer anderen’, zegt dr. Astrid Chorus, senior onderzoeker Active Ageing van TNO. aa
LANGER ZELFSTANDIG BLIJVEN Het uiteindelijke doel van het oefenprogramma van TNO is dat de ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Dat is niet alleen de wens van ouderen, maar leidt ook in tot kostenbesparingen. De door TNO ontwikkelde aanpak is preventief van aard en gaat uit van wat ouderen nog wel kunnen. Er is een groep geselecteerd die door hun huisarts fysiek kwetsbaar werd geacht. Deze ouderen is gevraagd of er belemmeringen in het dagelijkse leven waren die het zelfstandig wonen in hun eigen huis bedreigden. Als dat het geval was, konden ze aan het trainingsprogramma meedoen. Ze beginnen onder begeleiding van een fysioof oefentherapeut met vrij simpele oefeningen en gaandeweg worden de lichamelijke inspanningen opgevoerd. Eerst bijvoorbeeld weer leren traplopen of een lichte boodschap doen vlak in de buurt om uiteindelijk te bereiken dat iemand weer met een tas boodschappen de trap opgaat. NIEUWE INITIATIEVEN TNO werkt samen met partners aan verschillende initiatieven om deze wetenschappelijk beproefde methodiek verder toe te passen. In de Leidse Proeftuin Zorg & Welzijn ontwikkelen we samen met de Hogeschool Leiden, een aantal fysiotherapeuten en ouderen zelf een aanpak om veel meer 75-plussers te verleiden deel te nemen aan een oefenprogramma. Verder hebben we in ‘Meer Bewegen voor Ouderen’ docenten in deze methodiek getraind en zijn we met instellingen aan het verkennen hoe we ook intramuraal ouderen in beweging kunnen krijgen. Dat vergt behalve van hen een omslag bij verplegend en verzorgend personeel die de ouderen kunnen stimuleren. Tenslotte werken onze experts op de gebieden gezondheid, gedrag en ICT met innovatieve mkb’ers aan serious games en video’s om ouderen te activeren. W CONTACT Dr. ir. Astrid Chorus T 088 866 62 20 M 06 31 79 28 81 E
[email protected]
13
MOND
GEZOND
14
BIJDRAGEN AAN VERBETEREN MONDZORG JONG EN OUD De kwaliteit van de mondzorg schiet vooral bij jonge kinderen en bij ouderen vaak tekort. Bij kinderen is preventie het sleutelwoord en is goede voorlichting aan ouders van groot belang. Een tweede kwetsbare groep vormen ouderen die door fysieke of mentale beperkingen zelf niet in staat zijn hun gebit te verzorgen. TNO heeft op deze twee terreinen kennis vergaard, partijen bij elkaar gebracht en een innovatieve aanpak ontwikkeld. ‘Veel kinderen komen pas op hun derde, vierde of zelfs pas vijfde bij de tandarts, terwijl het advies is dat vanaf hun tweede levensjaar te doen. Wij gaan nog een stap verder en willen bewerkstelligen dat ouders met hun kind al na zes maanden naar de tandheelkundige zorg gaan’, vertelt dr. Annemarie Schuller van het team Mondzorg van TNO. KINDEREN: VERONTRUSTENDE CIJFERS De cijfers spreken boekdelen: maar liefst 40% van de vijf jarigen heeft cariës. En hoe lager de sociaal-economische status van de ouders, hoe verontrustender de getallen. Zo heeft 70% van de vijfjarigen met hoogopgeleide ouders een gaaf melkgebit, terwijl dat bij laagopgeleiden minder dan 60% is. Op twee plaatsen in Nederland hebben het Universitair Medisch Centrum Groningen en TNO daarom initiatieven genomen om ouders te stimuleren het gebit van hun kinderen al heel vroeg op de juiste manier te verzorgen en laten verzorgen. In Oost-Groningen gebeurt dat in nauwe samenwerking met tandartsen, jeugdgezondheidszorg, verloskundigen en
consultatiebureaus in de regio. TNO levert hier met name epidemiologische kennis van de mondgezondheid van kinderen en expertise op het gebied van organisatie en samenwerking in de gezondheidszorg. Genoemde partijen geven ouders of aanstaande ouders voorlichting over mondhygiëne en stimuleren hen vroeg te beginnen met tandheelkundige zorg voor hun kind. In Den Haag is een vergelijkbaar initiatief van start gegaan. Daarnaast evalueert TNO regelmatig de mondgezondheid van kinderen en jongvolwassenen: In verschillende gemeenten en wijken hebben bijna tweeduizend kinderen en jongvolwassenen hun gebit laten controleren in de tandheel kundige onderzoeksbus van TNO. In 2015 komt TNO met de onderzoeksresultaten en aanbevelingen. OUDEREN: GERICHTE ACTIES NODIG Eind 2014 stuurde staatssecretaris Van Rijn (VWS) het rapport ‘Kwaliteit mondzorg in verpleeghuizen onvoldoende’ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg naar de Tweede Kam er, vergezeld van een onderzoek door TNO naar de potentieel meest effectieve interventies om de mondgezondheid van ouderen te bevorderen. Aanleiding hiervoor waren eerdere Tweede Kamervragen van de SP hierover. De bewindsman wil mede op basis van de aanbevelingen van TNO in het rapport ‘Mondgezondheid een leven lang’ gerichte acties in gang zetten om de kwaliteit van de mondzorg voor ouderen te verbeteren. W CONTACT Dr. Annemarie Schuller T 088 866 62 53 E
[email protected] I www.tno.nl/mondzorg
15
JONGE KINDEREN WAPENEN TEGEN GEVOLGEN SCHEIDING Een meisje van zeven dat zich na de scheiding van haar ouders helemaal terugtrok in de klas, durft er later zelfs een spreekbeurt over te geven. Een jongen van zes die om dezelfde reden eerst onhandelbaar was en nu weer goed in z’n vel zit. Het zijn ogenschijnlijk kleine, maar voor de kinderen enorm belangrijke resultaten van een methode die TNO heeft ontwikkeld om kinderen tussen de vier en de acht jaar leren om te gaan met scheiding. Kinderen en ouders tonen zich enthousiast. Kinderen komen in groepjes van gemiddeld zes na schooltijd zo’n drie kwartier bij elkaar onder begeleiding van een gecertificeerde trainer. Voor kinderen van vier tot zes is de module Stoere Schildpadden ontwikkeld; voor zes- tot achtjarigen is dat Dappere Dino’s. Beide programma’s zijn gebaseerd op de methode Children Of Divorce Intervention Program (CODIP) uit de VS, dat daar bewezen succesvol is. TNO paste de methode aan voor de Nederlandse praktijk. ONDERBOUWDE INTERVENTIES ‘Elk jaar krijgen zo’n 70.000 kinderen in ons land met scheiding te maken. Daardoor gaan hun prestaties op school vaak achteruit, ze vertonen gedragsproblemen, raken in de knoop. Voor kinderen tussen de acht en de twaalf jaar zijn er wel goed onderbouwde interventies, maar dat ontbrak voor de vier tot achtjarigen. Daar heeft TNO nu speciale programma’s voor ontwikkeld’, vertelt dr. Mariska Klein Velderman, senior onderzoeker psychosociale ontwikkeling van de jeugd bij TNO.
OUDERS
VEILIGE PLEK Eerder toonde TNO al aan dat de methode ook in ons land potentieel veelbelovend was. Dappere Dino’s is vervolgens door het Nederlands Jeugdinstituut opgenomen in de databank effectieve jeugdinterventies. Het afgelopen jaar heeft TNO onderzoek gedaan naar de resultaten van beide modules in de praktijk. Daarbij gekeken wat de ervaringen zijn met werkvormen en materiaal, en vooral wat de reacties waren van kinderen en ouders. De uitkomsten zijn ronduit positief: de kinderen geven aan de bijeenkomsten een veilige plek te vinden om onder begeleiding met elkaar over hun gevoelens te praten. Ook zeggen ze nieuwe manieren te hebben geleerd om hun problemen op te lossen. Ouders constateren dat hun kind in positieve zin verandert. ‘Mijn kind kan de scheiding nu een plaats geven, praat er meer en opener over en accepteert dat niet alles is op te lossen’, was een van de reacties. VERVOLGSTUDIE TNO heeft in 2014 de resultaten van het eerste wetenschappelijke onderzoek naar Stoere Schildpadden en Dappere Dino’s afgerond en gepubliceerd In 2015 volgt een aanvullende studie naar Dappere Dino’s waarin TNO de effecten van de module toetst aan een controlegroep van kinderen die deze methode niet hebben gevolgd. W CONTACT Dr. Mariska Klein Velderman T 088 866 60 23 M 06 54 97 43 77 E
[email protected] I www.tno.nl/codip I www.dapperedino.nl
17
VROEG SIGNALEREN VAN PSYCHOSOCIALE PROBLEMEN BIJ KINDEREN Van de kinderen tussen de nul en de vijftien jaar kampt 6 tot 8% met psychosociale aandoeningen. Het gaat om angsten, piekeren, druk gedrag of andere problemen die hen ernstig hinderen in hun dagelijkse functioneren. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is de aangewezen instantie om deze problemen in een vroeg stadium te signaleren, omdat de JGZ met vrijwel alle kinderen regelmatig contact heeft. TNO ondersteunt hen hierin met onderzoek en advies.
18
‘Uit eerder onderzoek door TNO weten we dat de JGZ psycho sociale problemen bij slechts de helft van de kinderen herkent als ze geen instrumenten gebruiken. Daar zijn dus enorme verbeteringen te behalen. Wij onderzoeken welke korte vragenlijsten voor ouder en kind het meest geschikt zijn om deze signalering binnen verschillende leeftijds groepen te verbeteren. Daardoor is de JGZ beter in staat psychosociale problemen vroeg te onderkennen. Kinderen krijgen zo tijdig de juiste hulp, wat beperkingen in hun later functioneren voorkomt’, zegt dr. Meinou Theunissen, onderzoeker jeugd bij TNO. aa
EFFECTIEVE VRAGENLIJSTEN Ze promoveerde op een studie naar het vroeg onderkennen van psychosociale problemen bij kinderen van nul tot zes jaar door de JGZ. Zo bleek eerder de vragenlijst voor ouders SDQ (strengths and difficulties questionnaire) uit Engeland goed te werken in de groep tussen zeven en twaalf jaar. Theunissen toonde aan dat de JGZ de SDQ ook goed kan gebruiken bij drie- en vierjarigen, terwijl BITSEA (Brief Infant Toddler Social Emotioneel Assessment) uit de VS bij kinderen van twee jaar goede resultaten geeft. De afgelopen jaren is het effect van de SDQ voor meer leeftijdscategorieën aangetoond. VAARDIGHEDEN LEREN Na het onderzoek door TNO is de SDQ ingevoerd bij basisschoolleerlingen. In 2015 gaat TNO in samenwerking met andere partijen de SDQ en de BITSEA invoeren in de JGZ bij andere leeftijdsgroepen, zoals nul- tot vierjarigen en adolescenten. We ontwikkelen een handleiding en een scholingsprogramma voor de JGZ waarin medewerkers vaardigheden leren om de SDQ en de BITSEA te gebruiken. NIEUWE INZICHTEN GEBRUIKEN Het komend jaar buigt TNO zich over de herziening van de Richtlijn ‘psychosociale problemen’ van de JGZ uit 2008. Sindsdien is er veel onderzoek verschenen dat nieuwe inzichten biedt om problemen vroegtijdig te signaleren en te behandelen. TNO gaat deze op systematische wijze inventariseren en in samenwerking met beroepsgroepen en ketenpartners bepalen wat relevant is voor de praktijk. Zo komt er onder meer een overzicht van instrumenten en interventies die zich in verschillende leeftijdscategorieën hebben bewezen. TNO voert een praktijktest uit om na te gaan hoe het werken met de nieuwe richtlijn bevalt. W CONTACT Dr. Meinou Theunissen T 088 866 62 80 M 06 46 96 60 95 E
[email protected] 19
ACTIEVE ROL OUDERS IN BIJHOUDEN LENGTE EN GEWICHT KINDEREN
20
Voor het eerst sinds 150 jaar worden Nederlandse kinderen niet langer: hun groei stagneert. Overgewicht en obesitas nemen toe onder kinderen van zowel Nederlandse als buitenlandse afkomst. Een groot deel van de kinderen beweegt te weinig. Het is een kleine greep uit de resultaten van de laatste landelijke groeistudie door TNO. Aan ouders, professionals in de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en huisartsen de taak dat te voorkomen. Daarvoor ontwikkelt TNO innovatieve hulpmiddelen. ‘Om te bevorderen dat kinderen gezond opgroeien, richt TNO zich hier op twee groepen: ouders en JGZ-professionals. We hebben methoden en werkwijzen ontwikkeld om deze professionals te ondersteunen hun werk doelmatig uit te voeren. Voor ouders hebben we een app ontwikkeld die hen stimuleert zelf een actieve rol te spelen in het bijhouden van een gezonde ontwikkeling van hun kind’, vertelt statisticus dr. Paula van Dommelen, expert op het gebied van groei en ontwikkeling van kinderen. IGROW PRO De JGZ-richtlijn kleine lichaamslengte, waarvoor TNO in samenwerking met het LUMC de wetenschappelijke basis heeft gelegd, adviseert de jeugdarts een kind te verwijzen naar een kinderarts wanneer bepaalde marges zijn overschreden. Maar in de praktijk stuiten de zorgverleners vaak op twijfelgevallen en moeten ze aanvullende berekeningen uitvoeren. TNO heeft daarom instrumenten ontwikkeld om afwijkingen in groei en ontwikkeling van kinderen vroegtijdig
te signaleren. Via de groeicalculator vullen JGZ-professionals de gegevens in en krijgen een op maat gesneden conclusie terug. Om te voorkomen dat ze alle kindgegevens steeds opnieuw in verschillende systemen moeten invoeren, heeft TNO, met ondersteuning van GGD Hollands Midden, de eHealth applicatie iGrow Pro ontwikkeld. De module is te gebruiken in combinatie met het Digitaal Dossier Jeugdgezondheids zorg. Dankzij onderliggende algoritmes van TNO krijgen zorgverleners vanaf 2015 veel beter zicht op aandoeningen en weten tijdig of een kind extra zorg nodig heeft. IGROW APP De smartphone app iGrow blijkt enorm aan te slaan. Alleen al in 2014 hebben bijna 100.000 ouders metingen van lengte en gewicht ingevoerd. Vervolgens zien ze op hun telefoonscherm desgewenst diagrammen waaruit ze afleiden of lengte, gewicht en BMI in orde zijn. Verder geeft de app tips over gezonde voeding, bewegen en slapen: drie zaken die bepalend zijn voor een gezond gewicht. Ook is in Google Maps te zien waar kinderen overal in Nederland buiten kunnen spelen en sporten. Per locatie is er een overzicht van onder meer speeltuinen, zwembaden, wandelplekken en Cruyff courts. Zo stimuleert iGrow ouders zelf de regie te nemen over de gezondheid van hun kind. W CONTACT Dr. Paula van Dommelen T 088 866 62 21 M 06 11 78 30 80 E
[email protected] I www.tno.nl/igrow I www.tno.nl/igrowpro I www.tno.nl/groei
21
NIEUWE VORM VAN ZORG ROND ZWANGERSCHAP SLAAT AAN TNO is verschillende projecten begonnen met een nieuwe vorm van zorg rond zwangerschap en geboorte: CenteringPregnancy. Deze methode heeft in de VS bewezen succesvol te zijn en is door TNO vertaald naar de Nederlandse praktijk. Daarin zijn de een-op-een controles bij verloskundige of gynaecoloog vervangen door groepssessies met tien tot twaalf zwangere vrouwen onder leiding van twee zorgprofessionals. De moeders in spe zijn onverdeeld enthousiast.
22
‘De vrouwen voelen zich in groepsverband veel beter ondersteund dan bij individuele controles. Ze hebben niet alleen begeleiding door een zorgverlener maar vinden ook steun bij elkaar. Het is veel makkelijker moeilijke onderwerpen als huiselijk geweld te bespreken of ongezonde gewoonten als roken, drinken of snoepen’, vertelt dr. Marlies Rijnders, onderzoeker verloskunde bij TNO. ‘Dat is ook de reden dat verloskundigen die in de groepen werken enthousiast zijn. Ze vinden de methode verfrissend en uitdagend. Je kunt tijdens een bezoek tegen een zwangere vrouw wel zeggen dat ze niet moet roken of drinken, maar in een groep steunen de anderen je hierin.’
GOEDE RESULTATEN CenteringPregnancy heeft in de VS goede resultaten laten zien. Zo nam het aantal te vroeg geboren kinderen af en verminderde de kans op babysterfte. CenteringPregnancy is in ons land aan een opmars bezig. De drie verloskundige praktijken die ermee zijn gestart in 2012 zijn eind 2014 uitgebreid tot ruim dertig. TNO streeft ernaar de methode in samenwerking met de beroepsorganisatie van verlos kundigen KNOV op termijn bij enkele honderden praktijken in te voeren. Ook verschillende ziekenhuizen zijn ermee begonnen. aa
SAMENWERKING TUSSEN ZORGPROFESSIONALS Voor de groep staan altijd twee zorgverleners van verschillende disciplines, die zo ook van elkaar leren. Samenwerking tussen verschillende disciplines past naadloos in een ander initiatief van TNO: CenteringParenting. Onder vrouwen blijkt er behoefte na de geboorte van hun kind opnieuw in groepen bij elkaar te komen. Die vervangen dan de meeste reguliere bezoeken aan het consultatiebureau. Daar waar tot nu toe alle aandacht uitgaat naar het kind, krijgt in dit model ook de moeder een prominente plek. Bovendien komen hier veel makkelijker psychosociale problemen naast de medische zorg aan bod. MODEL VAN DE TOEKOMST TNO ziet Centering als hét model voor de toekomstige zorg tijdens de zwangerschap en in de eerste levensjaren: het werken in groepen onder begeleiding van professionals uit verschillende disciplines. Het bevordert de fysieke en mentale gezondheid van moeder en kind en zorgt dat de moeder na een goede zwangerschap is toegerust haar kind een mooie start te geven. W CONTACT Dr. Kari van der Pal-de Bruin T 088 866 24 29 M 06 21 13 44 84 E
[email protected] I www.tno.nl/centeringpregnancy
23
MIDI: AANTONEN WAAROM ZORGINNOVATIES (NIET) WORDEN GEBRUIKT ZOALS BEDOELD Waarom worden innovaties in zorg of preventie wel of niet gebruikt zoals bedoeld? Welke factoren bepalen dat? Een goed onderbouwd antwoord op die vragen helpt zorgprofessionals die ondersteuning te bieden die ze nodig hebben om zulke innovaties ook in de praktijk tot hun recht te laten komen. Om inzicht te krijgen in die factoren of omstandigheden heeft TNO het diagnose-instrument MiDI ontwikkeld. Een effectief bewezen aanpak vindt niet vanzelf toepassing in de praktijk. Professionals die er met volle overtuiging mee aan de slag gaan, stuiten in de praktijk vaak op uiteenlopende belemmeringen. De nieuwe werkwijze blijkt bijvoorbeeld complexer dan verwacht, het ontbreekt de professional aan bepaalde vaardigheden, de organisatie is er onvoldoende op ingericht of men kan geen beroep doen op aanvullende ondersteuning. TNO heeft in de afgelopen jaren op basis van wetenschappelijk onderzoek een kleine dertig factoren beschreven en vertaalt in een vragenlijst MiDI. Toepassing van die vragenlijst biedt systematisch inzicht in verbeteringen die in het invoeringsproces zijn te realiseren, zodat de innovatie maximaal ten goede komt aan de uiteindelijke doelgroep leerlingen, cliënten of patiënten. COALITIES: LANDELIJKE EN REGIONALE SAMENWERKING Soms zijn gezondheidsproblemen dermate complex dat een oplossing slechts is te bereiken wanneer uiteenlopende partijen met elkaar gaan samenwerken. Zo sturen al veel
gemeenten in Nederland op samenwerking tussen GGD, scholen, sportverenigingen, ouders, huisartsen en winkeliers bij de bestrijding van overgewicht onder jongeren. Coalities als deze ontstaan en beklijven alleen niet vanzelf. Ze moeten namelijk niet alleen overeenstemming bereiken over doelen, maar ook middelen en risico’s delen om die doelen te halen. Parallel aan MiDI ontwikkelt TNO instrumenten om inzicht te krijgen in de factoren die verantwoordelijk zijn voor succesvolle of falende coalities tussen partijen binnen en buiten de gezondheidszorg. EFFECTIVITEIT VAN IMPLEMENTATIEBELEID TNO blijft de diagnose-instrumenten verder ontwikkelen omdat grote behoefte aan bestaat. Er komen in toenemende mate verzoeken uit de academische wereld om MiDI te gebruiken, zowel vanuit binnen- als buitenland. Zo wordt MiDI gebruikt bij onderzoek naar de invoering van overheidsprogramma’s gericht op preventie van HIV, soa’s of overgewicht. Door de resultaten ervan te delen met TNO, komen er steeds meer data beschikbaar die ons in staat stellen de instrumenten te verrijken en verfijnen. MiDI is op afzienbare termijn ook online beschikbaar, evenals de Monitor AWPG 2.0, een voorbeeld van een instrument waarmee regionale samenwerking tussen beleid, onderzoek en praktijk is te monitoren. W CONTACT Dr. Theo Paulussen T 088 866 62 48 M 06 46 96 61 08 E
[email protected] I www.tno.nl/midi 25
TECHNIEK INZETTEN OM GEZOND GEDRAG TE STIMULEREN Stoppen met roken, minder drinken, meer bewegen, gezonder eten: bij veel mensen blijft het bij goede voornemens. Een ongezonde leefstijl komt vaak voort uit onbewust gedrag. TNO doet onderzoek om het gedrag van mensen te doorgronden en ontwikkelt vanuit die kennis praktische instrumenten die hen helpen hun gedrag in positieve zin te veranderen. ‘We hebben bij TNO uitgebreide expertise van menselijk gedrag en welke factoren dat gedrag bewust of onbewust beïnvloeden. Dat is temeer van belang nu de overheid van mensen verwacht dat ze zelf de regie nemen over een gezonde leefstijl. Door de combinatie van gedragswetenschap en technologische kennis bedenken we innovatieve hulpmiddelen toegespitst op individuele situaties’ zegt TNO-onderzoeker dr. Wilma Otten.
26
GAME JE GEZOND Zo heeft TNO de zogeheten funfood app SnackIt ontwikkeld voor smartphone en tablet. Door zo’n spel is het, veelal onbewuste, eetgedrag van mensen te beïnvloeden. De speler moet zo snel mogelijk blauwe cirkels aanraken en grijze cirkels
vermijden, waarbij de vereiste behendigheid per level omhoog gaat. Door in de blauwe cirkels plaatjes van gezonde snacks te zetten (aanraken) en in de grijze cirkels plaatjes van ongezonde snacks (vermijden) leer je de neiging te weerstaan ongezonde tussendoortjes te pakken. Het afgelopen jaar is SnackIt door een kleine driehonderd mensen gedownload. De voorlopige conclusie is dat de spelers het leuk vinden het spel te spelen en dat ze zich daardoor bewuster worden van hun eetgedrag. Dit jaar analyseert TNO de data van de spelers om de effectiviteit van SnackIt vast te stellen. SAMEN STARTEN Een ander digitaal hulpmiddel, de app Samen Starten, ontwikkelde TNO voor de jeugdgezondheidszorg. Jeugdverpleegkundigen gebruiken de app op een tablet om onderwerpen makkelijker bespreekbaar te maken met ouders tijdens huisbezoeken. Via de app is ook informatie te mailen naar de ouders. Gebleken is dat de app drempelverlagend werkt: het gesprek verliep vlotter, ouders konden hun vragen goed stellen en kregen ook een beter antwoord. HET EFFECT VAN DE BOODSCHAP Een paar jaar geleden voerde de overheid een voorlichtingscampagne over de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker. TNO onderzocht waarom moeders en dochters wel of niet voor vaccinatie kozen. De vergaarde kennis heeft TNO gebruikt om een interactieve website te ontwikkelen die ondersteuning biedt bij deze keuze. De site geeft informatie op maat en er is een avatar voor extra uitleg. TNO heeft op basis van literatuuronderzoek beschreven welke eigenschappen van narratieve, oftewel verhalende, boodschappen een positief of negatief effect sorteren. Dat kan het gekozen personage zijn dat het verhaal vertelt, de verhaallijn, het gebruik van video en audio en tal van andere elementen. W CONTACT Dr. Wilma Otten T 088 866 61 63 M 06 29 27 26 54 E
[email protected] I www.tno.nl/zelfmanagement I http://vimeo.com/89604612
27
TECHNIEKEN GEDRAGSVERANDERING: KAF VAN HET KOREN SCHEIDEN In de wetenschappelijke literatuur zijn er een kleine tweeduizend interventies beschreven: acties die erop zijn gericht de gezondheid van mensen te bevorderen via gedragsverandering. Toch is nauwelijks bekend welke daarvan concreet effect sorteren en waarom. TNO heeft daarom een geavanceerde technologie ontwikkeld die inzicht geeft welke elementen van interventies daadwerkelijk effectief zijn en welke niet. Daartoe werken we samen met nationale en internationale partners.
28
Zo heeft TNO een methode bedacht om gedragsveranderings technieken zodanig te coderen dat hierdoor de effectiviteit wetenschappelijk is aan te tonen. Dat kan voor losstaande technieken, maar ook voor combinaties die in de praktijk worden toegepast. Daarbij heeft TNO zich vooralsnog gericht op vier gebieden: voeding en bewegen bij volwassenen psychische gezondheid van de jeugd ondersteuning van ouders bij de opvoeding online interventies, zoals eHealth apps ELEMENTEN ONTLEDEN ‘Bij onze overheid, maar ook internationaal, is er grote behoefte aan een methode die bewijst welke instrumenten of combinaties daarvan echt werken. Daarvoor moet je de elementen van alle interventies kunnen ontleden. We hebben er inmiddels een paar honderd op deze manier onder de loep genomen en de ambitie is op termijn alle tweeduizend te analyseren’, aldus sociaal psycholoog en expert gedragsvernieuwing dr. Pepijn van Empelen van TNO. Dat hoeft TNO overigens niet allemaal zelf te doen, want de methodiek staat open voor wetenschappelijke partners wereldwijd. Zo werkt TNO op dit gebied in ons land samen met Nederlandse en buitenlandse universiteiten, het RIVM, het Trimbos Instituut en een reeks zorginstellingen. Over de methode, Meta-CART, hebben experts van TNO inmiddels artikelen gepubliceerd in toonaangevende internationale tijdschriften. aa
INTERVENTIES OPTIMALISEREN Met Meta-CART zijn de inhoudelijke kenmerken van interventies en de interactie tussen alle elementen erin te bestuderen en welke combinaties het meeste effect sorteren. Dat levert niet alleen aanbevelingen op hoe interventies zijn te optimaliseren, maar ook welke er niet meer toe doen. De straks opgeschoonde lijst bevat dan alleen nog interventies die bewezen effectief zijn. ‘We leggen in feite een meetlat langs alle interventies om vast te stellen welke potentie heeft of welke ingrediënten er ontbreken.’ VAN AFHAKEN NAAR VOLHOUDEN De inzichten die voortvloeien uit de methodiek stellen professionals in de zorg in staat hun werk inhoudelijk op een hoger plan te tillen, waardoor ze mensen beter kunnen stimuleren hun gedrag positief te veranderen. Veel eHealth apps bijvoorbeeld lijken goed doordacht, maar in de praktijk haken gebruikers vrij snel af. Met behulp van Meta-CART is te bepalen welke elementen of combinaties daarvan in de app al dan niet effectief zijn en hoe de app zo is te optimaliseren dat gebruikers wel volhouden. W CONTACT Dr. Pepijn van Empelen T 088 866 27 11 M 06 11 70 05 52 E
[email protected]
29
SPEL MET LOUTER
WINNAARS In de zorg voor gezondheid werken veel partijen samen. Maar het onderling expliciet delen van ieders financiële of maatschappelijke belangen blijkt lastig. Dat is wel nodig om tot de beste samenwerkingsresultaten te komen. TNO biedt een interactief innovatief spel waarmee je begeleid spelenderwijs ervaring opdoet. Snel en doelgericht speel je een casus met een zorginstelling, gemeente, verzekeraar en kennisinstelling. ENTHOUSIASTE DEELNEMERS Dit zogeheten co-creatiespel heeft TNO ontwikkeld met het Utrechtse gamebedrijf Salsaparilla. Het afgelopen jaar is het spel als pilot gespeeld door een multidisciplinair team binnen TNO en door de stuurgroep van de Leidse Proeftuin Zorg & Welzijn. ‘Aanvankelijk was er scepsis over de spelvorm, vooral van de kant van de deelnemende wetenschappers, maar die sloeg bij het spelen om in enthousiasme. De nabespreking leverde in beide pilots voor iedereen waardevolle inzichten op’, zegt TNO-expert dr. Marianne Stadlander, bedenker van het co-creatiespel.
30
WINNEN DOOR TE DELEN Tijdens het spel, dat in een half uur wordt gespeeld, lossen de deelnemers een fictief maar concreet praktijkprobleem op. Ze moeten een vooraf vastgesteld doel zien te bereiken en beschikken daartoe over een startkapitaal. Ook krijgt
elke deelnemer een voor de anderen verborgen handicap, die hem of haar belemmert het doel te bereiken. Het komt er op aan je belangen duidelijk te maken, informatie te delen en samen de oplossing te bereiken met de beschikbare middelen. Het praktische probleem blijkt dan echt oplosbaar. Als de deelnemers tot deze oplossing komen, telt het co-creatiespel louter winnaars. SNEL, LEERZAAM EN LEUK TNO heeft de ervaring dat partijen in en rond de zorg in onderhandelingen hun belangen vaak niet of onvoldoende communiceren. Dat is voor het beoogde resultaat wel essentieel. Een creatief spel, waarbij het resultaat voor de betrokken deelnemers ook echt in euro’s en maatschappelijk resultaat wordt uitgedrukt, is daarbij een nieuw, innovatief hulpmiddel dat snel en makkelijk is in te zetten. Een door TNO geleverde spelleider begeleidt het spel en faciliteert de reflectie op het eigen gedrag van de deel nemers. In een half uur speel je het spel met minimaal vier personen, maar dat kan ook met bijvoorbeeld veertig deelnemers. Het kan met je eigen collega’s of met allerlei samenwerkingspartners, zowel op het niveau van bestuur als werkvloer. Behalve leerzaam is het ook leuk om het spel met elkaar te spelen. W CONTACT Dr. Marianne Stadlander M 06 11 78 31 03 E
[email protected]
GEWICHTSVERLIES BORSTGEVOEDE BABY’S BETER CONTROLEREN
32
Gewichtsverlies bij baby’s is in de eerste dagen na de geboorte normaal, mits de afname binnen de perken blijft. Een te hoog gewichtsverlies kan uitdroging veroorzaken met alle risico’s van dien. Om dat te voorkomen wordt er uit voorzorg wel eens met kunstvoeding bijgevoed. TNO ontwikkelde een groeidiagram als hulpmiddel voor verloskundigen, kraamverzorgenden en ouders.
OUDERS METEN VIA APP Met de app iGrow voor iOS en Android kan een moeder dat samen met de verloskundige of de kraamverzorgende. In de app waren al groeidiagrammen voor twee- tot tien jarigen en tien- tot achttienjarigen opgenomen, maar is er nu ook voor borstgevoede baby’s tijdens de eerste weken. Door het invoeren van de meetgegevens op de smartphone krijgen ouders op het scherm te zien hoe het gewicht van de baby zich ontwikkelt ten opzichte van de ideale lijn en bespreken ze met de verloskundige of dat wel of geen reden is tot actie.
TNO verzamelt al langer data over de ontwikkeling van het gewicht van pasgeborenen die borstvoeding krijgen. Het afgelopen jaar is al deze informatie over ruim 2.500 gezonde baby’s uit praktijken van verloskundigen gebundeld. Dat heeft geresulteerd in een groeidiagram, waaruit precies valt af te lezen of het gemeten gewichtsverlies binnen veilige marges valt, of dat de baby risico’s loopt. Verder heeft TNO het groeipatroon van baby’s met stille uitdroging aan de borst bestudeerd om risico’s op gewichtsverlies te bepalen.
KUNSTVOEDING VOORKOMEN Het groeidiagram vloeit voort uit een studie van TNO in samenwerking met een kinderziekenhuis in Ankara, die medio 2014 is gepubliceerd in het internationaal wetenschappelijk tijdschrift Birth. Algemeen werd aangenomen dat een gewichtsverlies maximaal 7-10% mag bedragen. TNO geeft met het groeidiagram de marges van het gewichtsverlies aan. In ons land lopen baby’s op zich weinig risico’s, maar door deze methode te volgen is stille uitdroging aan de borst grotendeels te voorkomen. Ook voorkomt het dat baby’s ten onrechte kunstvoeding krijgen. W
AFWIJKING VAN DE IDEALE GROEILIJN ‘Het groeidiagram, gebaseerd op duizenden metingen van het gewicht vanaf de geboorte tot drie weken, is te gebruiken bij borstgevoede baby’s om het onnodig bijvoeden met kunstvoeding te voorkomen. Daarmee zijn ook risico’s op uitdroging tijdig te signaleren. Verloskundigen, kraamverzorgenden en ouders hoeven niet langer zelf berekeningen te maken en de metingen op een groeidiagram te tekenen, want dat kan door de gegevens in de iGrow app in te voeren’, zegt statisticus dr. Paula van Dommelen, expert op het gebied van groei en ontwikkeling van kinderen.
CONTACT Dr. Paula van Dommelen T 088 866 62 21 M 06 11 78 30 80 E
[email protected] I www.tno.nl/rwc I www.tno.nl/igrow 33
JONGEREN VIA SOCIALE MEDIA VERLEIDEN TOT GEZOND GEDRAG
34
Dat de jeugd sociale media heeft omarmd is een gegeven, maar hoe kun je ze zo benutten dat je jongeren verleidt tot gezond gedrag? Voor het antwoord op deze vraag is een combinatie nodig van expertise van gezondheid, gedrag, educatie en techniek. Er is van alles te bedenken aan apps, serious games of mobiele websites, maar welke uiteindelijk aanslaan bij de jeugd moet je vooraf goed kunnen inschatten. ‘Waar het tot nu toe steeds aan ontbreekt, is validatie. We hebben daarom een wetenschappelijk onderbouwde methode ontwikkeld waarmee we kunnen vaststellen welke media je op welke manier moet inzetten en welke effecten je ervan mag verwachten’, vertelt sociaal psycholoog en gedragsexpert dr. Pepijn van Empelen van TNO. UITDAGEN EN BELONEN TNO heeft op verzoek van de creatieve industrie gekeken welke vertaalslagen er nodig zijn om tot effectieve games te komen. Vervolgens heeft TNO een model gemaakt waarin is beschreven welke gewenste gedragsveranderingen via welke soorten games en apparaten zijn te bereiken. Jongeren moeten in een game of app haalbare doelen kunnen stellen die uitdagend zijn en ook belonend werken. Via een door TNO ontwikkelde methodiek is vast te stellen of de games en apps voldoen en wat er eventueel nodig is ze te optimaliseren.
GEZONDE LEEFSTIJL Naast dit wetenschappelijke werk heeft TNO met verschillende partners twee toepassingen ontwikkeld. De app BalanceIt, voor iOS en Android, is gericht op MBO-scholieren om overgewicht tegen te gaan. De app stimuleert de scholieren een gezonde leefstijl te volgen. Ze stellen op de BalanceIt-website een doel vast en door de app te spelen houden ze hun gedrag in de gaten en krijgen ze tips hun gedrag rond eten en bewegen te verbeteren. Het spel is individueel en tegen klasgenoten te spelen. In een pilot met enkele tientallen jongeren bleek de app goed aan te sluiten bij de verwachting van de jongeren. SafetyCheck is een online module die begin 2015 live gaat. Hiermee kunnen jongeren een inschatting maken in hoeverre ze risico lopen op een SOA. Ze kunnen zich al langer laten testen, maar de meeste relevante groep wordt onvoldoende bereikt. Ze kunnen op een laagdrempelige manier op pc, tablet of smartphone afspraken maken met de poli en chatten met een virtuele assistent. SafetyCheck is ontwikkeld samen met onder meer GGD Rotterdam en SOA/Aids Nederland. Het is de bedoeling de module op te nemen in een reeks van websites die jongeren regelmatig bezoeken, waaronder Sense.info. W CONTACT Dr. Pepijn van Empelen T 088 866 27 11 M 06 11 70 05 52 E
[email protected]
35
VEILIG EN GEZOND OPGROEIEN TNO werkt binnen de Academische Werkplaats ‘Samen voor de jeugd’ in de regio Leiden met een kleine twintig partijen uit de zorg, onderwijs, onderzoek en beleid aan praktische oplossingen voor de zorg voor de jeugd. In deze aanpak vertalen we vragen uit de dagelijkse praktijk in wetenschappelijk onderbouwde adviezen. ‘Dus niet alleen wetenschappelijke artikelen of technische hoogstandjes maar heel praktische handreikingen waar de vraagsteller direct mee aan de slag kan. Behalve langer durend wetenschappelijk onderzoek doen we actieonderzoek: vaak in opdracht van gemeenten in betrekkelijk korte tijd onderzoek doen dat de maatschappij, en in het bijzonder jongeren, vooruit helpt’, aldus dr. Paul Kocken, senior onderzoeker jeugdgezondheidszorg van TNO.
36
AANPAK MULTI-PROBLEEM GEZINNEN Zo is TNO door zorginstellingen en gemeenten in de regio Holland Rijnland gevraagd expertise in te brengen voor het initiatief ‘Eén gezin, één plan’ (1G1P). Hier ging het erom hulpverleners te ondersteunen in hun werk in multi-probleem
gezinnen. Waar zorgverleners vroeger voor de klant bedachten wat goed voor hem of haar was, is de tendens nu juist hen helpen zichzelf te redden. Zij moeten op eigen kracht de regie nemen en daarbij zoveel mogelijk een beroep doen op hun omgeving. Juist het samenwerken met de sociale omgeving van de cliënt blijkt voor hulpverleners lastig te zijn. TNO ging met zorgverleners na hoe zij de gezinnen het beste kunnen ondersteunen. OUDERS EFFECTIEF BEREIKEN Op initiatief van de Haagse wethouder van Onderwijs hebben twee basisscholen als proef een schoolcoach aangesteld. Hun taak is ouders te helpen problemen met hun kinderen te voorkomen en waar nodig op te lossen. Ze zijn de spil in de driehoek ouders, school en hulp van buitenaf. Vaak weten scholen niet hoe de thuissituatie van leerlingen is. Ze signaleren soms een probleem, maar dat blijkt dan deel van een complex aan problemen. TNO heeft de optimale werkwijze van de schoolcoaches onderzocht. In concrete adviezen is aangegeven hoe zij ouders effectief kunnen bereiken en met welke partijen buiten de school zij kunnen samenwerken. GEHOORSCHADE JONGEREN VOORKOMEN De gemeente Zoeterwoude maakte zich zorgen over gehoorschade door harde muziek bij Jongerenvereniging Utopia. TNO heeft samen met onder meer GGD Hollands Midden, het LUMC, de Hoorstichting en de jongerenvereniging op basis van onderzoek concrete aanbevelingen gedaan. Dat bleek ook broodnodig: twee derde van de ondervraagde jongeren wist nauwelijks iets over de gevaren van gehoorschade en een kwart gaf zelfs aan na het uitgaan last te hebben van hun oren. Ze zijn nu bewust gemaakt van de gevaren en blijken bereid zelf preventief actie te ondernemen. W CONTACT Dr. Paul Kocken T 088 866 62 18 M 06 11 78 30 27 E
[email protected] I www.samenvoordejeugd.nl
38
PARTNERS TNO werkt met veel partners samen om de projecten tot een succes te maken. In de beschreven kennisprojecten hebben we in 2014 samengewerkt met vele organisaties, waaronder: W Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport W Gemeenten (o.a. Rotterdam, Leiden, Den Haag, Nieuwegein, Hardenberg-Ommen) W GGD Nederland (o.a. Haaglanden, Hollands Midden, IJsselland, Zuid-Limburg) W Onderzoeksinstellingen (o.a. RIVM, RIVM-CGL, Trimbos-instituut, Rathenau Instituut, Mulier Instituut, NIVEL, NPI, de Veldacademie, Jan van Es Instituut) W Universiteiten (o.a. VU, Leiden, Groningen, Utrecht, Maastricht) W Universitaire medische centra (o.a. LUMC, UMCG, VUmc, ACTA) W Hogescholen (o.a. Amsterdam, Den Haag, Leiden, InHolland, Rotterdam) W Leefstijlinstituten (o.a. VeiligheidNL, Voedingscentrum, NISB, SOA-Aids NL) W Beroeps- en brancheorganisaties (o.a. ActiZ, Fit!vak, KNGF, VSB, KNOV, KNMT) W Zorgverzekeraars (o.a. Achmea, VGZ) W Zorginstellingen en -organisaties (o.a. Viva! Zorggroep, Jong Florence, Libertas leiden, Stichting Kwadraat) W ZonMw W Stichting Innovatie Alliantie (SIA) W Zorginstituut Nederland W Proeftuinen (o.a. Leidse Proeftuin Zorg & Welzijn, Vitaal Vechtdal) W Consortia en netwerken (o.a. Medical Delta, Convenant Gezond Gewicht) W Internationale coalities (o.a. European network for the promotion of health-enhancing physical activity (HEPA), European Network for Action on Ageing and Physical Activity (EUNAAPA), Improving Infrastructure for Leisure-time Physical Activity in the local Area (IMPALA), European Cooperation in Science and Technology (COST) , Reproductive Outcomes And Migration network (ROAM)) W Jeugd(gezondheids)zorg organisaties (o.a. De Jutters, Jeugdformaat, Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland, Jeugdgezondheidszorg Zuid-Holland West) W Kenniscentra jeugd(gezondheids)zorg (o.a. NCJ, NJI) W Academische werkplaats Jeugd W Nuts-Ohra fonds W Centre for Care Technology Research CCTR W Patiëntenfederatie NPCF
39
TNO.NL
14-6848 maart 2015