Leven (4) Hoe is het eerste (aardse) leven ontstaan ? Deze vraag is al sinds (vele) eeuwen onderwerp geweest van verwondering, fascinatie en (later ook) onderzoek. Tot nog voor geen 150 jaar geleden ging men er vanuit dat leven spontaan ontstond: De z.g. generatio-spontanea. Wormen, insecten etc konden op magische wijze ontstaan uit stof en modder. Tja, het is als met het geloof: begrijpen we iets niet dan verzinnen we wel wat (sorry, diep- gelovigen ik wil niets afdingen op jullie geloof in (een) God, maar geloof blijft geloof en is geen wetenschap). Pas in 1860 bewees Pasteur het ongelijk van deze 'theorie': In een langhalskolf met gesteriliseerde vloeistof kunnen zich alleen micro-organismen vormen, indien de fles niet (hermetisch) van de buitenlucht was afgesloten. Toen had men een probleem: zo niet maar hoe dan wel ? Tot ruim een eeuw na 1860 heeft men zich niet met dit probleem beziggehouden. Er heerste een soort taboe op: we kunnen dit -toch- niet weten, laten we ons met zinniger dingen bezighouden. Wat zijn de resultaten van serieus onderzoek, de laatste 50 jaar? Allereerst de cruciale vraag, wat is leven ? Dit is een systeem dat zonder hulp van een ander systeem zichzelf kan reproduceren en .. informatie kan opslaan. Die informatie moet niet alleen reproduceerbaar maar ook veranderlijk zijn -anders zouden er geen nieuwe soorten kunnen ontstaan volgens Darwins regels van natuurlijke selectie: Er ontstaan steeds complexere eencelligen (en pas na 3 miljard jaar de eerste meercelligen !) We gaan (zoals bij het aanleggen van een dijk of het graven van een tunnel) het probleem van twee kanten benaderen: I Vanuit het heden: dus hoe verliep de evolutie ? Daarover zie Vesta 78. We zijn terug kunnen gaan tot 4 miljard jaar geleden: de eerste twee levensvormen (levensdomeinen) waren bacteriën en archae, beide prokaryoten, eencelligen (zonder celkern) waarin RNA en eiwitten. Archae leven onder extreme omstandigheden: hoge zuurgraad, hoge temperatuur (tot bijna 100 gr.), soms blootgesteld aan grote radioactieve straling (bv in koeltorens van kernreactoren), soms tot meer dan 1000 m onder de grond. Later (pas na 2,5 miljard jaar) kwam daar een derde levensdomein bij: de eukaryoten (eencelligen met celkern). NB: Alle meercelligen bestaan uit eukaryoten. Virussen. Vanuit de definitie van leven zijn virussen niet als 'leven' te beschouwen: ze hebben een gastheercel nodig voor vermenigvuldiging. (Vermoedelijk) dus geen product van vroege evolutie. Ze hebben vaak maar enkele tientallen genen. Virussen zijn ook (veel) kleiner dan de kleinste bacterie. Een uitzondering vormt het, sinds kort bekende Mimivirus met ongeveer 900 genen en net zo groot als de kleinste bacterie. Zie verder hieronder. Als een virus -in een gastheercel- zichzelf kopieert ontstaat er -naast exacte kopieën- door fout kopiëren een wolk van mutanten. Als de omstandigheden zich wijzigen kan een bepaalde mutant zich als beste kopiëren. Daarom is bestrijding van virussen zo lastig: er ontstaan steeds andere soorten die onvatbaar voor bestrijdingsmiddelen zijn. De erfelijke informatie van een virus ligt meestal opgesloten in een RNA-keten met maximaal 10.000 nucleotiden.
4
Er zijn RNA en DNA virussen, zowel enkel- als dubbelstrengs Het aantal verschillende virussen is ongekend, slechts ± 5000 zijn getypeerd, van ± 500 is het genoom bekend. Bekend is het hiv-genoom (met 10.000 baseparen en 9 genen). Een virus dringt een gastheercel binnen, en door gebruik van de machinerie van de cel vermenigvuldigt het zich. Meestal barst de cel open en de honderden vrijgekomen virusdeeltjes zoeken nieuwe gastheercelen op (om zich weer te vermenigvuldigen) Heel veel (nu nog) onbekend (99%?) leven/virussen bevinden zich in de oceanen. Een expeditie (in 2006) leverde 2000 nieuwe soorten op (met ruim een miljoen nieuwe genen.). Veel commotie - en een nieuwe kijk op het oerleven- leverde een (in een koeltoren) ontdekte parasiet (in 1992) waarvan -pas in 2003- de ware aard werd ontdekt: een kolossaal. groot virus (Mimi genaamd), groter dan tientallen bacteriesoorten (750 nm) met een DNA van miljoen baseparen en ruim 900 genen. Ondanks het gemis aan ribosomen (eiwitfabriekjes in de cel) zijn ze toch in staat tot eiwit productie. Interessant is de hypothese van Forterre (2006): Alle organismen van tegenwoordig hadden een gemeenschappelijke voorouder, Luca (Last Universal Common Ancestor.) waarvan het erfelijk materiaal was vastgelegd in RNA. Hieruit ontstonden de eerste RNA en later ook DNA virussen. Deze infecteerden RNA cellen waaruit tenslotte de drie levensdomeinen (zie boven) ontstonden Het Mimivirus zou ook een product van vroege evolutie (dus voor het ontstaan van de eerste cel) kunnen zijn. Kortom tal van nieuwe inzichten. Een voorstel was een vierde levensdomein te creëren. We dwalen wat af, dus tot zover over virussen. Men is het in ieder geval erover eens dat RNA aan de wieg stond van alle leven. Kip of ei-probleem. Enzymen (eiwitten) zorgen voor het kopiëren van de erfelijke gegevens van de RNA/DNA moleculen maar .. eiwitten kunnen alleen maar gevormd worden (en zich vermenigvuldigen) met behulp van RNA/DNA. In 1982 werd dit probleem opgelost door Cech en Altman: Door de ontdekking van een zelfkatalyserend RNA molecuul dat zowel informatie kon opslaan en ... zichzelf kon reproduceren ! (In 1989 kregen ze voor dit huzarenstukje de Nobelprijs) Het eerste begin (van het leven) is dus de vorming van het eerste zelfreplicerend molecuul (nog zonder informatie, dus nog geen leven) . Door vorming van mutanten en natuurlijke selecte en samenwerking met eiwitten ontstonden complexere informatie houdende RNA-ketens: hypercyclussen). De volgende stap was een hypercyclus in een compartiment. De vorming van zo'n inkapseling heeft waarschijnlijk de eerste oercel opgeleverd: Het eerste leven was ontstaan ! II
Vanuit de Big Bang: Hoe zijn de nu in het heelal aanwezige moleculen gevormd ? Zie Vesta's 31 t/m 36. Voor wie dit vergeten is (of nog niet weet) hieronder een korte samenvatting 1 s na de Big Bang waren er elektronen, protonen (H kernen), neutronen en neutrino's . Na 14 s ontstaan er He-kernen. (nr 31) (Pas) na 700.000 ontstaan er -uit H en He kernen en elektronen, H en He atomen en (niet lang daarna door contractie) de eerste generatie sterren (Vesta 32)
5
In zeer 'zware' sterren ontstonden (door kernfusie) elementen als C, O, N en -tenslotte Fe. Verdere kernfusie kan niet meer plaatsvinden, de fusie levert dan geen energie meer (massadefect) maar kost juist energie (Vesta 33) Tenslotte is de brandstof op van deze (zeer) zware ster en ze stort in: Een supernova ontstaat. Ten gevolge van gigantische hoge druk en temperatuur als gevolg van deze ineenstorting ontstaan elementen met een hoger atoomnummer dan 56(Fe). (Vesta 34) Na de implosie volgt een explosie: het (meeste) stermateriaal wordt de ruimte in geslingerd en dient als grondstof voor een tweede generatie sterren en eventueel planeten. Van de ster zelf blijft een neutronenster (of zelfs zwart gat) over (Vesta 35). Er zijn nu (meest) eenvoudige moleculen (zoals H2, C, N2, CO, CO2, NH3, H2O) en wat complexere (zoals Aldehyden, alcoholen, suikers en aminozuren) in het heelal., maar bv (nog) geen eiwitten. (o.a. Vesta 36). De eerste vraag is : Hoe zijn uit de hierboven genoemde eenvoudige moleculen de meer complexere moleculen zoals aminozuren (waaruit eiwitten gevormd zijn), purinen. pyrimidinen, sacharosen (zoals ribose en desoxyribose (bestanddelen van RNA en DNA) gevormd op aarde? (voor de chemische structuren hiervan zie bijlage 1). Er zijn drie scenario's, waarbij we uitgaan van beginsituatie hier op aarde. De eerste 500 miljoen jaar (het z.g. Hadeïcum, genoemd naar Hades de Griekse god van de onderwereld) was de pas gevormde aarde een soort hel: Door de warmteontwikkeling ten gevolge van het uiteenvallen van radioactieve elementen en de regen van inslagen van (vaak zeer grote) meteorieten ontstond een kolkende vloeibare massa (Genesis 1:1 !) We gaan (uiteraard) uit van de toestand op aarde sinds de aardkorst vast geworden was. Hoe was de atmosfeer toen samengesteld ? In ieder geval was er nog geen zuurstof (dat ontstond pas na het koolzuurassimilatieproces waarbij - onder invloed van zonlicht en bladgroen- uit water (H2O) en kooldioxyde(CO2) zuurstof en monosacharide werd gevormd:
6 H 2 O + 6CO2 C6 H12 O6 + 6O2 Scenario I:
Urey en Miller gingen uit van de z.g. 'prebiotische' wereld: een atmosfeer bestaande uit water, methaan, ammoniak en waterstof. Deze (eenvoudige) moleculen vormden onder invloed van (veel) energie (zonlicht, elektrische ontladingen) meer ingewikkelde verbindingen (zoals aminozuren en sachariden). Overbekend zijn hun proeven (1952) waarbij ze uit een mengsel van bovengenoemde gassen (de z.g. 'oersoep') onder invloed van elektrische ontladingen o.a. aminozuren wisten te vormen. Later rezen er twijfels: doordat waterstof zo licht was zou dit grotendeels uit de atmosfeer verdwenen zijn (ontgassing, ook wel 'Jeans escape' of 'thermal escape' genoemd) Sinds kort (± 2005) is dit bezwaar afgezwakt: Men ging -ten onrechte- uit van de hedendaagse atmosfeer die door het (nu veel hogere) zuurstofgehalte aan de rand van de atmosfeer wel temperaturen van 750 graden Celsius heeft waarbij veel gemakkelijker waterstof ontsnapt dan in de oertijd (toen door het ontbreken van zuurstof de temperatuur veel lager lag). Ook ontstond er veel waterstof bij (toentertijd veel heftiger) vulkaanuitbarstingen. Millers oersoeptheorie is dus nu weer een heuse gegadigde. Scenario II Een (zeer recent) scenario (2006) gaat uit van onderzees vulkanisme. Dit schiep op de jonge aarde misschien het milieu waarbij de eerste aminozuren gevormd konden worden Twee Duitse biochemici (Huber en Wachtershauser) hebben de omstandigheden rond een z.g. 'black smoker' (een onderzees vulkanische heetwaterbron) nagebootst Uit o.a een mengsel van CO en cyanide (CN) met Ni–Fe verbindingen als katalysator werden diverse aminozuren gevormd. (Vorig jaar oktober heeft Dr Lambert hierover op Vesta een lezing gehouden).
6
Scenario III Hierbij wordt de mogelijkheid geopperd dat o.a. aminozuren en sachariden afkomstig zijn vanuit de ruimte. Sommige meteorieten bevatten ze. Er is weer een 'stukje dijk gedicht'. Er blijft echter nog steeds een open stuk, het laatste hiaat: Hoe zijn uit deze moleculen (zoals aminozuren en sachariden) eiwitten en RNA moleculen (essentiële onderdelen van de eerste primitieve cel) gevormd ? In 1901 stelde Arrhenius de zg Panspermiatheorie op:. Het leven vindt zijn oorsprong buiten de aarde Deze theorie werd weer even actueel bij de vondst van een Marsmeteoriet (zie Vesta 73 pg. 6). Trouwens, hierbij wordt het probleem van vorming van het eerste leven uit prebiotische omstandigheden alleen maar (van aarde naar kosmos) verplaatst. (We gaan hier dan ook verder niet op in). Scenario IV Oparin en Haldane (1930): Aminozuren ontstonden spontaan en, opgelost in oceanen, werden hieruit, via een polymerisatieproces, eiwitten gevormd. Ook andere bouwstenen van het leven ontstonden zo. Een groot bezwaar van deze theorie is wel de grote onwaarschijnlijkheid: de concentraties in oceanen is veel te gering. Zelfs al zou er door indikking in hete poelen of door adsorptie aan bv mineralen (met katalytische werking) dit probleem 'opgelost' zijn, dan nog. Scenario V
Duve (1992): vorming thioesters waaruit onder invloed van katalysatoren (oerenzymen) en Fe(3)ionen steeds ingewikkelder moleculen gevormd werden zoals nucleotiden waaruit tenslotte het eerste RNA molecuul. Thermodynamische berekeningen laten dit scenario (mits in een hete en zure omgeving) toe. Scenario VI Manfred Eigen (1996) stelde dat er eerst een zelf replicerend RNA ontstond, nog zonder code (dus nog geen 'leven'), dat later ging samenwerken met eiwitten Er ontstond een inkapseling (een celwand) en zoo de eerste oercel (het eerste leven dus). Scenario VII Graham Smith opperde (in de zestiger jaren) dat eerste evolutie zich zou hebben afgespeeld in groeiende kleilaagjes waaraan organische moleculen vastgekoekt waren. In 2007 werd aangetoond dat hierbij meer chaos dan orde ontstond. Ook werd geopperd dat de eerste biomoleculen zich verzamelden aan de oppervlakte van minerale gesteenten. Scenario VIII
In 2001 bestookte Dworkin (NASA) een ‘kosmische oersoep’ met uv-straling. Hierbij werden membraanachtige fluorescerende bubbeltjes gevormd. Bestaan en voortplanting van RNA/DNA werd hiermee echter niet verklaard.
Scenario IX Dit is misschien wel de meest opzienbarende (en controversiële) theorie, afkomstig van Miller (zie scenario I) die in 1972 verschillende flesjes vulde met mengsels van ammoniak en cyaniden.en sommige flesjes afkoelde tot wel – 50º Celsius (temperaturen welke ook heersen op ijsmanen van Jupiter (Europa) en Saturnus (Enceladus).
7
Na 25(!) jaar werden de flesjes geopend en onderzocht. Hij vond o.a nucleobasen en aminozuren, de bouwstenen van RNA en DNA ! Dit resultaat was zoo verbluffend omdat –normaal gesproken- chemische reacties juist langzamer verlopen bij lagere temperatuur. Een artikel hierover werd aanvankelijk dan ook afgewezen. Een verklaring is dat bij die lage temperatuur het ijs kristalliseert waardoor de concentraties van de erin opgeloste stoffen daardoor toeneemt. Men noemt dit éutectische bevriezing’. Voordeel van deze lage temperatuur is ook dat de levensduur van de kwetsbare zo gevormde moleculen veel langer wordt en zo meer kans krijgen om –misschien- de eerste levensvormen te hebben doen ontstaan. In het kader van dit artikel voert het te ver om hier verder al te diep op in te gaan (zie ‘’Leven uit het ijs’) Water is een eerste vereiste voor leven maar in ijs kunnen zich talloze heel kleine holten gevuld met vloeibaar water (tot wel van -50º C) bevinden waar zich het eventuele ‘leven’ wel miljarden(?) jaren kan handhaven. Theorieën genoeg, helaas zal niemand ooit echt weten hoe het leven begonnen is. Zal het de mens ooit lukken zelf vanuit prebiotische omstandigheden leven te vormen ?? Dit is het ultieme doel van synthetische biologen (zie bijlage 2) Zo neen, men zou kunnen gaan denken aan een I(ntelligent) D(esign) gedachte (maar hierover in een later Vestanummer). BIOCHEMIE De bijlagen hieronder behandelen (de laatste ontwikkelingen in) de biochemie, niet bepaald een specifiek astronomisch onderwerp, dus indien U daarin geen belangstelling heeft, sla het over, echter... niet voor niets wordt de 20e eeuw wel de eeuw van de fysica (speciale en algemene relativiteitstheorie, quantummechanica, de pogingen deze onder een noemer te brengen: de snaartheorie etc) maar .........de 21e eeuw, de eeuw van de biochemie ! Ook de astronomie kent nu een nieuwe loot, de biokosmologie. We zullen achtereenvolgens behandelen I. de (oer)cel, de eerste levensvorm op aarde en zijn gecompliceerde werking II. de chemische structuren die daarmee verband houden en tenslotte III. de synthetische biologie die een enorme vlucht neemt. Ik raad U aan: lees ! Bijlage 1) De oercel. De allereerste levensvorm was de oercel, een prokaryoot (zonder celkern, zie hierboven en Vesta 78 pg 6) Deze cel bevat (o.a.)een (zeer groot) genoom, het DNA molecuul, bestaande uit zeer veel genen –en ook zg Junk-DNA, , dit zijn delen DNA zonder functie, alles samengesteld uit miljarden nucleotiden, verder honderden (verschillende) RNAmoleculen, eiwitten en ribosomen (eiwitfabriekjes). Een nucleotide (stukje DNA) bestaat uit desoxyribose, phosfaat en een nucleïnebase. Het DNA kent vier verschillende nucleïnebasen: de purinederivaten A(denine) en G(uanine) en de pyrimidinebasen C(ytosine) en T(hymine) Een RNA-molecuul is opgebouwd uit enkele honderden nucleosiden, elk opgebouwd uit ribose en (vier verschillende) nucleïnebasen A, G, C(zie boven) en de pyrimidinebase U(racil).
8
Een DNA-molecuul bestaat uit een dubbele helix, twee aan elkaar gekoppelde DNAstrengen. Bij celdeling komt in elke cel een enkele DNA-streng die weer aangroeit tot een dubbele streng. Het RNA kent ook koppelingen. Koppelingen in DNA en RNA komen tot stand middels H bruggen. De eiwitten zijn opgebouwd uit een (groot) aantal aminozuren, welke aan elkaar verbonden zijn middels peptidebindingen. Alhoewel er honderden verschillende aminozuren bestaan komen er in de eiwitten (die op aarde voorkomen) slechts twintig verschillende voor. Een aminozuur bestaat uit een C-atoom waaraan: 1) H atoom, 2) een aminogroep, 3) een carboxylgroep en 4) een variabele groep is gehecht. Een codon is een trio van drie (opeenvolgende) letters uit (A,G,C,T). Een rekensommetje leert dat er 64 verschillende codons zijn waarvan drie zg ' stopcodons' (aangevende dat de aaneenrijging van aminozuren tot een eiwit, moet stoppen). De overige 61 coderen voor de 20 verschillende aminozuren. (zo zijn er bv wel 6 verschillende codons die allen voor het aminozuur Arginine coderen). In de cel heerst een bedrijvigheid van je welste, een uiterst complexe opeenvolging van chemische processen, aangestuurd vanuit het DNA. tRNA-moleculen lezen vanaf de codons de bouwplannen af, sjouwen de bouwstenen (aminozuren) naar het ribosoom. Een RNA in het ribosoom leest de bouwplannen, grijpt de bouwstenen vast. een ander RNA schuift de aminozuren in elkaar zodat de eiwitten gevormd worden. Eiwitten hebben tal van belangrijke functies zoals het 'stutten' van de celwand, het afbreken van stofwisselingsproducten, het door het lichaam leiden van zuurstof, het omzetten van licht in energie en ...vergeet niet, als enzymen het katalyseren van talloze processen. Vorming H-bruggen tussen twee DNA-strengen vindt steeds plaats tussen A (vd ene streng) en T (vd andere streng) en tussen G (vd ene) en C (vd andere streng) Steeds 2 H bruggen tussen A en T en 3 H bruggen tussen G en C: Bijlage 2: Synthetische biologie Alles begon in feite in de jaren 70 door de vondst van enzymen (eiwitten), waarmee men de DNA keten op gewenste plaatsen kon open knippen en weer aan elkaar kon plakken. Bekende voorbeelden van genetische manipulatie (ruim 20 jaar geleden) zijn insectenresistente maïs en herbicidenresistente soja. Actiegroepen (niet door enige kennis gehinderd) protesteren daar al jaren tegen. De synthetische biologie startte in 2003 met het vormen van z.g.. 'biobricks', dit zijn stukken DNA (genen of regelDNA) afkomstig uit bacteriën, planten of zelfs helemaal ontworpen ! De basevolgorde van het (stukje) DNA van deze bouwstenen wordt gedeponeerd in z.g. databanken, waar iedereen ze uit kan halen (voor zover niet gepatenteerd). Zo kan men zelfs (bv) bacteriën maken met genen met niet in de natuur voorkomende aminozuren (zoals het pAF=p-aminofenylalanine) . Dit is een nieuwe mijlpaal, na die waarbij een menselijk gen ingebouwd werd bij de befaamde stier Herman. Wat blijkt: dezelfde genen hebben in mensen, dieren of planten dezelfde (universele) werking! Het blijft trouwens een tijdrovende klus: het steeds weer (her)ontwerpen van nieuwe DNA-modules en kijken of het werkt (de z.g. 'trial and error methode). Successen zijn de constructie van een (onnatuurlijke) bacterie die de grondstof artemisinine (malariamedicijn) kan maken en het maken van 1,3 propaandiol als hoogwaardige grondstof voor kunststoffen. Basis is een gastorganisme met 40 synthetische genen. NB, de naam bacterie wordt liever vermeden; men spreekt van 'synthetische gastorganismen'.
9
Er zijn echter wel risico’s verbonden aan deze z.g. 'modulaire' biologie (opvolger van de moleculaire biologie): I. Ontsnapping uit bioreactoren Gevaar onwaarschijnlijk: overleven niet in de natuur. II. Gebruik ervan door terroristen (of 'foute' regimes) voor vorming van biowapen, iets wat bv in een garage kan gebeuren. Opsporen is dan veel lastiger dan van grote complexen waar atoombommen gemaakt worden. (Trouwens dat is al lastig genoeg wat bleek uit de vermeende aanleiding tot de Irakoorlog). Klonen. Een speciale 'tak' van de biochemie is het z.g. 'klonen'. Hierbij kan van een dier een identiek exemplaar gevormd worden. [Kloon = duplicaat]. In 1996 werd het eerste dier (schaap Dolly) gekloond (door Wilmut). De techniek hierbij is een kerntransplantatie: de kern van een lichaamscel van Dolly werd overgezet in de eicel van een ander dier. Stamcellen. Medisch interessant is het maken van menselijke embryonale stamcellen: Deze kunnen uitgroeien tot lichaamscellen met uiteenlopende specialisaties, bijvoorbeeld hartcellen. Maar het gebruik van menselijke embryo's stuitte op ethische en (bij sommigen) op religieuze bezwaren. Pas in 1995 kreeg Wilmut toestemming (van de Britse overheid) om kerntransplantaties ook te gebruiken om embryonale stamcellen van mensen te maken. Daarvoor waren er al volwassen menselijke (maar niet-embryonale) stamcellen gemaakt, maar het bezwaar van deze stamcellen was dat ze niet-pluripotent waren (d.w.z. dat ze maar een beperkt aantal soorten lichaamscellen kunnen maken). Maar .. de wetenschap zit niet stil ! Twee jaar geleden slaagde de Japanner Yamanaka (cs) erin volwassen muizencellen te 'herprogrammeren'. Nu hebben ze hetzelfde gedaan met menselijke huidcellen: Vier extra menselijke genen werden in de cellen gebracht waardoor deze cel hetzelfde pluripotent karakter kreeg als menselijke embryonale stamcellen. Klonen was niet meer nodig ! Ongeveer tegelijkertijd lukte het de Amerikaanse ontwikkelingsbioloog Thomson huidcellen van een pasgeboren jongetje te herprogrammeren met het inbrengen van vier genen (waarvan twee echter anders waren dan bij de Japanner). Pikant is het dat eerder Koreanen al deze techniek claimden, ze bleken echter gefraudeerd te hebben ! De laatste ontwikkeling op het gebied van stamcellen is dat het in november 2007 twee onafhankelijke onderzoeksgroepen ( Uit Japan en Amerika) gelukt is om menselijke huidcellen te herprogrammeren tot -pluripotente- stamcellen. Grote voordeel is dat er geen eicellen of embryo’s meer geofferd moeten worden. Helaas zijn deze embryovrije stamcellen (nog) niet veilig. Dus blijven embryonale stamcellen –voorlopig- de gouden standaard. Tot slot een (overigens omstreden) hypothese van Barker: Leefomstandigheden en voedsel van a.s moeders voor en tijdens de zwangerschap beïnvloedt de gezondheid van het kind op latere leeftijd. Vitamine B12 en foliumzuur spelen een rol. Niet zozeer de genen maar in hoeverre ze actief zijn, wordt beïnvloed.
10
Literatuur: [NB: N(W)&T = Natuur (Wetenschap) en Techniek NRC + bekende krant] Datum pg auteur titel onderwerp 6) Jan. 1992 N&T 27-37 de Duve In den beginne Ontstaan van het eerste leven op aarde 7) 7/9/96 NRC a/d Brugh Leven zonder cvode is zinloos Theorien van Manfred Eigen 8a) Febr. 1999 N&T 58-67 Winnep.&Backeljau Indeling van het dierenrijk 8b) 68-77 Priem Het regent leven Ook Biokosmologie (zie Vesta nr 81) 9) Juni 2001 N&T 61-65 Cees Dekker Op de grens vh levende en levenloze Evolutieleer (zie Vesta 78) 10) Jan 2002 N&T 30-36 v Strien Oersoep, klei of sterrenstof Vorming eerste leven op aarde 11) 10/4/05 NRC Knip Nieuwe oersoep O.a. over Urey en Miller proeven 12) 4/12/05 NRC v Nieuwstad Die hel viel best mee Over het Hadeïcum 13) 12/05 NRC Voormolen Gaten in de evolutie Vorming eerste leven op aarde (zie Vesta 8) 14) 28/9/06 NRC Voormolen Onderzees vukanisme Over 'Black smokers' 15) 12/06 NRC v Santen Over het Mimivirus 16) Jan 07 NW&T 22-29 Crok Virussen in oersoep Mimivirus, van RNA naar DNA 17) Sept 06 NW&T 46-53 Klomp Project Genesis Over Synthetische biologie 18) 6/01/07 NRC Heselmans Lego van DNA Over Synthetische biologie 19) 20/11/07 NRC Wilmut stopt met klonen 20) 21/11/07 NRC Stamcel gemaakt zonder klonen 21) 20/11/07 NRC Eten moeder beïnvloedt genen kind 22) nov 2007 V.d.Linden Stamwereld Juicht, nu de patiënt nog. 23) apr 2008 NW&T 5 en 24-31 Fox ‘Leven uit het ijs’. Aflevering Leven (4) was wel erg (bio)chemisch. Zie het maar als de voorloper van leven(5) –in het volgend nummer- waarin we ons gaan bezig houden met de –zeerintrigerende vraag: IS ER (al of niet intelligent) LEVEN IN HET HEELAL (geweest) ? Heiloo juni 2008 Jaap Kuyt.
11