Let op: Deze samenvatting is van een oude versie van het boek!
Juridische aspecten van het personeelsmanagement in hoofdlijnen: 1. 2. 3. 4.
Arbeidsvoorziening Arbeidsvoorwaarden Arbeidsomstandigheden Arbeidsverhoudingen
Juridische aspecten van de arbeidsvoorziening Arbeidsvoorziening = instroom, doorstroom en uitstroom van personeel De uitstroom wordt gekenmerkt door een grote regeldichtheid GAB = Gewestelijk Arbeids Bureau GAB heeft een hybride karakter Î De algemene leiding is in handen van werkgevers en vakbonden, GAB wordt echter voornamelijk gefinancierd uit rijksbijdrage. Zonder vergunning van een GAB mag er geen arbeidsbemiddeling plaatsvinden, dit om misbruik tegen te gaan. (bijv. bij stakingen) Personeel dat voor een bepaalde tijd in dienst is, beëindigt rechtswege na de bepaalde tijd. Een tijdelijk dienstverband mag verlengd worden, maar daarna moet wel worden opgezegd, dit betekent dat het volledige ontslagrecht van toepassing is. Draaideurconstructie = Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd laten beëindigen, en dan maximaal 6 maanden via een uitzendbureau in dienst nemen enzovoort.
De instroom van personeel 1. 2. 3.
De rechtspositie van een sollicitant is zwak. Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen is van toepassing Positieve discriminatie (= positieve actie) Î Om bijv. gelijk % vrouwen als mannen Voorkeursbehandeling van vrouwen is geoorloofd maar niet verplicht. Ook onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden is niet toegestaan. Onderscheid: - Direct Î Zwangerschap, moederschap - IndirectÎAls voltijd wordt bevooroordeeld tov parttime, en parttime zijn merendeel vrouwen. Dit onderscheid kan worden nagegaan door de relatieve telmethode Indirect onderscheid is wel toegestaan indien hiervoor een Objectieve rechtvaardigingsgrond kan worden aangevoerd. In personeelsadvertenties moet altijd de man. en vrouw. funktienaam worden genoemd. Bij klachten over de sollicitatieprocedure kan naar de rechter worden gestapt, maar ook naar de commissie ongelijke behandeling. (Enige sanctie is: namen bekend maken.) Aanbevelingen inzake het wervings- en selectiebeleid van ondernemingen = gedragscode over hoe het beste met belangen van sollicitanten kan worden omgegaan. Deze gedragscode (met indirecte juridische betekenis) kent 5 uitgangspunten: Een ieder heeft gelijke kansen (afgezien van objectieve en reële funktieeisen) Voldoende en juiste informatieverstrekking over de funktie Persoonlijke informatie alleen vragen indien nodig voor beoordeling geschiktheid funktie
4. Verkregen informatie wordt zorgvuldig en vertrouwelijk behandeld 5. Schriftelijke klachten van sollicitanten moeten binnen redelijke tijd schriftelijk beantwoord worden. Justitiële antecedenten: de werkgever mag een verklaring omtrent het gedrag vragen Proeftijd mag één keer voor dezelfde funktie worden opgenomen (max. 2 maanden). Proeftijd = tijd opschuiven waarop de sollicitant juridisch volwaardig personeelslid wordt. Bij opzegging tijdens proeftijd hoeft geen reden opgegeven te worden. De proeftijd gaat in bij aanvang van de eerste werkzaamheden.
De uitstroom van personeel Ontslagrecht Î Verzamelnaam van normen die betrekking hebben op beëindigen arbeidsovereenkomst. Van rechtswege Î het einde dient zich vanzelf aan. Beëindigingsovereenkomst Î Werkgever en werknemer bereiken zelf overeenstemming over de voorwaarden voor vertrek. Lukt dit niet dan 2 andere opties: 1. Één van de partijen spant een procedure bij de kantonrechter met een verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens: wanprestaties, wangedrag, reorganisatie etc. 2. Door opzegging Er zijn 2 regelsystemen voor het ontslagrecht: 1. Regeling volgens Burgerlijk Wetboek (BW) Î Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden opgezegd. (uitgezonderd enkele ontslagverboden) 2. Regeling volgens Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA) Î Om op te mogen zeggen is er eerst een ontslagvergunning nodig van Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening (RBA). Een opzegging zonder voorafgaande toestemming van RBA leidt tot nietig verslag. Volgens het BW heeft opzegging regelmatig of onregelmatig ontslag tot gevolg. In beide gevallen is de opzegging geldig. Het verschil is dat degene die onregelmatig opzegt aan de andere partij een schadeloosstelling schuldig is. Onregelmatig ontslag: een ontslag waarbij de regels niet of niet juist zijn toegepast: • Regels voor de opzegtermijn • Bij “tijdens” en “wegens” gevallen bijv. zwangerschap, lid OR, tijdens de 1e twee jaar van arbeidsongeschiktheid. Enkele bijzonderheden uit het ontslagrecht: Geen ontslagbescherming bij ontslag in proeftijd en ontslag op staande voet. Ontslag op staande voet alleen toepassen bij ernstig wangedrag van de werknemer Collectief ontslag Î Er geldt een verplichting tot melding van het voornemen tot een collectief ontslag aan het RBA en aan de vakbonden.
Juridische aspecten van de arbeidsvoorwaarden Collectieve onderhandelingen Sociaal contract: Voorafgaand aan CAO-onderhandelingen tracht de overheid de verbetering van de arbeidsvoorwaarden binnen bepaalde marges te houden. Deze marges kunnen worden vastgelegd in een sociaal contract. Als de sociale partners (werkgeversorganisaties en vakbonden) over de hoofdlijnen van de verbetering van de arbeidsvoorwaarden overeenstemming hebben, volgt een centraal akkoord. Het merendeel van de bepalingen in een CAO zijn normatief van aard: het zijn afspraken over: beloning, vergoeding voor overwerk, vakantiegeld, ATV. Normatieve bedingen hebben dus rechtstreeks invloed op ieder individuele arbeidscontract. In een verenigings-CAO komen nog 2 andere soorten bedingen voor die die doorwerking niet kennen. 1. Obligatoire bepalingen Î gelden uitsluitend voor de partijen die de CAO ondertekenen en niet voor hun leden. Bijv. looptijd CAO, organisatorische afspraken, geldigheidsduur etc. 2. Diagonale bepalingen Î afspraken die niet de werkgeversvereniging in z’n geheel aangaan maar wel een aantal van haar leden. Bijv. afspraken maken dat ieder lid van de werkgeversvereniging hetzelfde wervingsbeleid voert.
Collectieve conflicten Zowel voor natuurlijke als rechtspersonen geldt er contractsvrijheid. Een recht tot onderhandelen bestaat niet, maar mag wel worden afgedwongen door staken. ESH = Europees Sociaal Handvest, hierin is het stakingsrecht geregeld. Bij collectieve akties hebben de werkgevers een tweetal juridische maatregelen: 1. Als een rechter de staking onrechtmatig beoordeeld. Moeten de organisatoren de geleden schade betalen. 2. Uitsluiting: het personeel krijgt geen werk meer, worden niet toegelaten tot de werkplek, krijgen geen loon.
Individuele arbeidsvoorwaarden Macroniveau: Op dit niveau worden werkgevers verplicht personeel dat zich in een vergelijkbare positie bevindt ook gelijk te behandelen. Mesoniveau: Bij een individuele arbeidsovereenkomst mag namelijk niet worden afgeweken van wat in de CAO is opgenomen: de zogenoemde normatieve bepalingen. Hierbij kan een CAO een “standaard “ of een “minimum karakter” hebben. De arbeidsvoorwaarden in CAO’s hebben betrekking op een veel groter deel van de beroepsbevolking dan is afgesproken tijdens de onderhandelingen, dit komt door: 1. De werkgever is verplicht de CAO-bepalingen op al zijn werknemers toe te passen, wel of geen lid van de vakbond. 2. De minister kan een CAO algemeen verbindend verklaren voor de betreffende bedrijfstak. Hierdoor wordt voorkomen dat niet-gebonden werkgevers de CAO-lonen onderbieden. Beding van non-concurrentie: een beperking van de mogelijkheden van de werknemers om elders werkzaam te zijn, nadat de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd.
Als de onderneming overgaat naar een andere werkgever (fusie bijv.) dan gaat het nonconcurrentie beding over op de nieuwe werkgever. Als door bijv. reorganisatie de werknemers bij een moedermaatschappij in dienst treden wordt het non-concurrentiebeding niet voortgezet.
Juridische aspecten van de arbeidsomstandigheden Het centrale regelsysteem ter bevordering van een veilige en gezonde werkplek is vastgelegd in de arbeidsomstandighedenwet. (=Arbowet)
VGW= Veiligheid, Gezondheid en Welzijn. VGW in een bedrijf is duidelijk een gedeelde verantwoordelijkheid van werknemer en gever Deze verantwoordelijkheden tot uitdrukking in de volgende bevoegdheden: 1. Arbeidsinspectie, bedrijfsarts en veiligheidsdeskundige moeten OR inlichten verstrekken. 2. Werknemers hebben recht op regelmatig werkoverleg over VWG-aspecten met de leiding van de afdeling of werkeenheid. 3. De bedrijfsgezondheidsdienst (=BGD) heeft een lange lijst van taken. De toezichthoudende instantie op de ARBO-Wet is de arbeidsinpectie, haar personeel heeft de status van opsporingsambtenaar en zijn bevoegd tot het uitschrijven van proces-verbaal. Meestal heeft de arbeidsinspectie een adviserende taak, maar als het nodig is kan ze: 1. Een aanwijzing geven Î verplicht bepaalde maatregelen nemen binnen een bepaalde tijd. 2. Een eis tot naleving stellen Î zo nauwkeurig mogelijk beschrijven hoe het bedrijf de wet moet naleven. 3. Stillegging van het werk Een werknemer is bevoegd om het werk te onderbreken als er ernstig gevaar voor personen dreigt en de arbeidsinspectie niet tijdig kan optreden. Hierbij geldt het volgende: • De werknemer die hier gebruik van maakt behoudt recht op doorbetaling loon. • Degene die denkt dat de werknemer dit besluit op lichtvaardige gronden heeft genomen, moet dit zelf bewijzen.
Juridische aspecten van de arbeidsverhoudingen Kwantitatieve betrokkenheid: de door de werknemer tegen beloning ter beschikking gestelde tijd. Kwalitatieve betrokkenheid: wie is waar toe bevoegd, gerechtigd of verplicht en op welk niveau in de onderneming?
Flexibele arbeidsrelaties 1 Uitzendarbeid Het juridisch beoordelen van uitzendwerk berust op twee pijlers: 1. Het tweefasenmodel 2. De delegatietheorie Door inschrijving van de uitzendkracht bij het uitzendbureau ontstaat er een vóórovereenkomst. Er ontstaat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die van rechtswege eindigt (maximaal 6 maanden). A.d.h.v. de delegatietheorie neemt men aan dat het uitzendbureau het deel van de werkgeversbevoegdheden stilzwijgend heeft overgedragen aan de inlener. Op deze wijze heeft de uitzendkracht 2 bazen: een juridische en een hiervan afgeleide feitelijke.
2 Oproep- /afroepkrachten Oproep- /afroepcontract = stand-by-contract Juridisch gezien zijn er twee mogelijkheden: 1. De variant van de vóórovereenkomst: een wederzijdse bereidverklaring, maar geen verplichting om als oproepkracht beschikbaar te zijn of om de persoon op te roepen. Steeds korte arbeidsovereenkomsten. 2. De variant van één doorlopende arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht: in dit contract is een oproep- /afroepbeding opgenomen, dat inhoudt dat de werknemer alleen die uren hoeft te werken, waarvoor hij is opgeroepen en dat de werkgever, ook alleen die uren hoeft te betalen. Hier is dus één arbeidsovereenkomst gesloten. Los van deze 2 varianten komen er nog 3 variaties voor: 3. Het nulurencontract: Als er wordt opgeroepen, en aan de oproep gevolg wordt gegeven ontstaat er pas een arbeidsovereenkomst. 4. Het mincontract: De werkgever garandeert een minimaal aantal uren op te roepen en uit te betalen. 5. Het min/maxcontract: Uitgebreid met een maximaal aantal op te roepen uren. Twee juridische valkuilen waarin werkgevers terecht kunnen komen zijn: Voortgezette dienstbetrekking Regelmatige arbeidspatroon Voortgezette dienstbetrekking: In de variant van de vóórovereenkomst volgen meer kortdurende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar steeds op. Ook bij de variant van uitgestelde prestatieplicht kan het zijn dat de werkgever de arbeidsrelatie met een bepaalde tijd wil verlengen. Voor elke verlenging d.m.v. een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, geldt de regeling van voortgezette dienstbetrekking. Dit houdt in dat na een verlenging voor bepaalde tijd de arbeidsovereenkomst niet meer rechtswege eindigt, maar moet worden opgezegd. (het gehele ontslag recht is van toepassing geworden). De enige manier om dit te ontwijken is een periode voor verlengen in acht te nemen van 31 dagen. Regelmatige arbeidspatroon: Bij een regelmatig arbeidspatroon kan de dienstbetrekking alleen worden beëindigd door opzegging na verkregen toestemming van de directeur RBA.
3 Thuiswerk Thuiswerk bestaat uit eenvoudige productiewerkzaamheden, typewerk, datainvoer. Telewerken valt er absoluut niet onder. Geen direct toezicht door werkgever, werk hoeft niet persoonlijk verricht te worden, werktijden zelf te kiezen, beloning bestaat uit stukloon Î hieruit volgt dat het onwaarschijnlijk is dat een thuiswerker een arbeidsovereenkomst heeft.
Recht op individuele informatie De werkgever heeft de wettelijke verplichting schriftelijke informatie te vestrekken aan de werknemer over zijn arbeidsverhouding. Dit moet binnen een maand na aanvang van de werkzaamheden gebeuren. Klachtrecht van de individuele werknemer: dit is niet wettelijk geregeld want het is in feite een uitwerking van de algemene verplichting van ‘goed werkgeverschap’. Iedere werkgever kan het echter zelf wel invoeren binnen de onderneming.
Ondernemingsraden 1. 2.
WOR = Wet op de OndernemingsRaden De WOR is ook van toepassing in de non-profitsector (ziekenhuis etcetera) Bij grote concerns en groepen ondernemingen zijn er meerdere OR’s: Dochterondernemingen c.q. werkmaatschappijen hebben een eigen OR. Op divisieniveau (leiding van een groep ondernemingen) een GroepsOndernemingsRaad (GOR). 3. Op het niveau van concerndirectie of Raad van Bestuur een Centrale Ondernemingsraad (COR). OR hangt af van het aantal personeelsleden: tot 10 personen: Hiervoor is in de WOR niks geregeld. 10-35 personen: OR is niet verplicht, directie moet wel 2 keer per jaar de gang van zaken bespreken met alle werknemers (personeelsvergadering). 35-100 personen: OR is verplicht, maar heeft minder bevoegdheden dan een normale OR. 100-?? personen: In de WOR staat de situatie 100-plus centraal, deze wordt als standaard beschouwd. De bevoegdheden van de OR: De OR heeft recht op informatie van de directie. De OR heeft recht van initiatief, zij kan zich hierdoor aktief opstellen. De OR heeft recht op overleg: minstens 6 keer per jaar moet de directie met de OR vergaderen. De OR heeft recht van advies: de directie is verplicht de OR om advies te vragen alvorens er belangrijke beslissingen worden genomen. De OR heeft recht van instemming: voor een aantal sociale aangelegenheden moet de OR instemmen, anders kan de directie dit niet aannemen. Bijv. vakantieregeling of werktijd. De OR heeft het recht van beroep: De WOR kent een aantal juridische procedures om patstellingen tussen directie en OR te kunnen doorbreken.
II Productiemanagement II.3 Preproductiefase II.3.1 Regels voor de productkwaliteit ⇒ ⇒
Dit zijn publiekrechtelijke voorschriften met een preventief karakter (er zijn juridische eisen vastgelegd waaraan producten moeten voldoen voordat ze in het handelsverkeer worden gebracht). Bijv. samenstelling, etikettering, ter verpakken hoeveelheden. Nieuwe warenwet: • Deze bevat zowel levensmiddelen als roerende zaken.
• •
⇒ ⇒
⇒
⇒
⇒
Er is één keuringsinstantie: Hoofdinspectie Gezondheidsbescherming In iedere fase: productie, distributie, gebruik is controle c.q. overheidsingrijpen mogelijk. De leiding van een onderneming staat zelf aan strafrechtelijke vervolging bloot, want overtreding van de warenwet is een economisch delict. Aan producten gestelde eisen kunnen twee karakters hebben: • Verticaal: Dit besluit is van toepassing op één of enkele producten. • Horizontaal: Dit besluit is veel algemener van aard, zij grijpt over meerdere bedrijfskolommen heen. De wettelijke normen waarmee de overheid de kwaliteit en de veiligheid kan beïnvloedden zijn: • Bevoegdheidsnormen • Algemene rechtsreeks werkende bepalingen • Urgentiemaatregelen. Bevoegheidsnormen vormen een frame dat door het daadwerkelijk gebruikmaken van die bevoegdheid met nadere regels wordt opgevuld: • Typekeuring: producten die gevaarlijk kunnen zijn mogen alleen worden geproduceerd of verhandeld als ze behoren tot een goedgekeurd type. • Vergunning: het ter aflevering aan klanten aanwezig hebben van ontploffingsgevaarlijke stoffen mag alleen met een vergunning. • Verhandelingsverbod; hoedanigheidseisen: de aan de samenstelling van producten gestelde eisen Î negatieve lijst: wat niet mag. Positieve lijst: alleen opgesomde producten mogen er in zitten. • Deponering of registratie: een ondernemer die een stof of preparaat wil maken moet het hierbij betrokken ministerie in kennis stellen en hierover gegevens deponeren. Algemene rechtstreeks werkende bepalingen deze wetten bevatten ook rechtstreeks tot ondernemingen gerichte voorschriften. Deze zijn ruim geformuleerd zodat ze een vangnet- of kapstokfunctie hebben. Bijv verboden om ondeugdelijke grondtstoffen te gebruiken, producten met een minder dan redelijke kwaliteit etc.
II.3.2 Europese dimensie ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
Tot 1990 EG, na 1990 EU Doel van het EEG-verdrag : toenemende verbetering van de levensstandaard. Het EEG-verdrag heeft een eigen zelfstandige rechtsorde in het leven geroepen EHvJ. De normen van dit rechtstelsel zijn supranationaal (d.w.z. van hoger orde dan de regelgeving van de lidstaten afzonderlijk. Europese verordeningen zijn ‘self-executing’ Î deze regelgeving geldt ook al is deze nog niet opgenomen in de wetgeving van betreffende lidstaat. (=directe werking). Europese richtlijnen deze gelden pas als ze zijn opgenomen in de wetgeving van de betreffende lidstaat. Het EU-begrip gemeenschappelijke markt: een interne en externe markt. Witboek = Werkprogramma “Voltooiing van de interne markt” Er zijn Europese richtlijnen met algemeen ‘fundamenteel’ genoemde eisen opgesteld voor zo groot mogelijke groepen producten. Dit zijn meestal veiligheidsvoorschriften. De hieruit voortkomende technische eisen worden bij voorkeur opgesteld door Europese normalisatie-instellingen.
⇒ ⇒ ⇒
⇒ ⇒ ⇒
De abstracte juridische voorschriften zijn bindend, maar concrete technische normen zijn facultatief. Dit betekent: produceren volgens technische normen = bewijsvoordeel, niet volgens de technische normen = bewijsplicht. Producten die voldoen aan de juridische fundamentele voorschriften hebben vrije toegang tot de Europese markt (ze hebben een verklaring van overeenstemming) Als verklaring kunnen ook de volgende documenten worden gebruikt: • Certificaten of merktekens afgegeven door een derde, of resultaten van door een derde verrichte proeven. • Een door een fabrikant zelf afgegeven verklaring van overeenstemming, waarvoor een systeem van toezicht kan worden geëist. De lidstaten moeten die derden (=notified bodies) aanwijzen. CE-markering (=Conformité Européen): geen kwaliteitskeurmerk, maar het product voldoet tenminste aan de fundamentele voorschriften c.q. technische normen. Met CE-gemarkeerde producten zijn gevrijwaard van preventieve ingangscontroles en andere bureaucratische procedures. Na de tijd ingrijpen kan altijd nog bij mogelijk gevaar.
Europese normalisatie 1e Fase: Wederzijdse erkenning van elkaars producteisen Î voldoen de producten aan de in zijn lidstaat geldende voorschriften, moet het ook in alle andere landen worden toegelaten. (=negatieve integratie) Een product uit een andere lidstaat kan alleen worden geweerd of extra eisen worden gesteld op basis van volksgezondheid en milieubescherming. 2e Fase: (=positieve integratie) Er ontstaat een Europese interne markt op basis van supranationale regels van het Europees recht. Deze bestaan uit abstract-juridische voorschriften en technische normen. Aangewezen Europese normalisatie-instellingen: CEN en CENELEC.
II.3.3 Bescherming productontwerp ⇒ ⇒
⇒ ⇒
Ocrtrooi: Exclusief recht om een technische uitvinding max. 20 jaar te exploiteren beperkt tot de landen waarvoor het is aangevraagd en verleend. Een octrooi mag alleen worden aangevraagd als de werkgever niet gerechtigd is tot het octrooi op uitvindingen door werknemers in dienst gedaan. Dit geldt alleen voor dienstbetrekkingen waarbij het bedenken van technische verbeteringen tot de normale werkzaamheden behoort. Verder moet voor de nieuwigheid een industriële toepassing worden gevonden, alleen een technisch idee is niet voldoende. Afwegingen ten aanzien van een octrooiaanvraag: • De procedure wordt openbaar gemaakt zodat belanghebbenden zich kunnen verweren. • Het verlenen van het octrooirecht wordt ook openbaar gemaakt. • Door de 2 bovengenoemde punten kan een concurrent voortbouwen op de technische ontwikkelingen. Een alternatief is alles geheim te houden en geen octrooi aan te vragen. Nog een ander alternatief: De vinding nadrukkelijk openbaar maken door publicaties in wetenschappelijk en vakbladen. Niemand kan nu meer octrooi verkrijgen want de nieuwigheid ontbreekt.
⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
Een octrooirecht kan worden geëxploiteerd (=licenties) door iemand het recht te geven deze uitvinding toe te passen. Kruislicentie: 2 bedrijven geven elkaar een licentie. Registratie-octrooi = gebruiksmodel = klein-octrooi = dit geeft bescherming voor 6 jaar, een groot-octrooi blijft mogelijk. Voor de handhaving van een octrooi worden ‘taks’ betaald. Bij het niet betalen vervalt automatisch het octrooi. Een octrooi is puur voor een technische vinding; voor de bescherming van een bepaald design is er ‘De Beneluxwet inzake tekeningen en modellen’. Als het uiterlijk of de vorm van een nieuw product nieuw is en een gebruiksfunctie heeft, dan kan dit model of deze tekening worden gedeponeerd. Dit depot geeft onder bepaalde voorwaarden bescherming voor 3 termijnen van 5 jaar.
II.4 Primair proces De wettelijke regeling van de inhoud en het gebruik van algemene is zowel op de inkoop- als de verkoopsituaties van toepassing.
II.4.1 Beroepsziekten en bedrijfsongevallen ⇒ ⇒ ⇒
arbo-verplichtingen zijn van pubkliekrechtelijke aard: de werkgever heeft zich te verantwoorden tegenover een overheidsinstantie, de arbeidsinspectie. Dit is dus gericht op preventie. Of er schade moet worden vergoed en door wie, als de preventie heeft gefaald is een privaatrechtelijke regeling. Dit is gericht op compensatievan het geleden nadeel. Op de 2 bovenstaande systemen zijn een gevolg op: een werkgever is verplicht om de werkruimten, werktuigen en gereedschappen zodanig in te richten en te onderhouden en de werknemers zodanige instructies te geven dat deze tegen bedrijfsongevallen en beroepsziekten ‘redelijkerwijze’ beschermd zijn.
II.4.3 Onderhandelen: exoneren en garanderen ⇒ ⇒
⇒
⇒ ⇒ ⇒
Inkoopmanagement = Procurement = Materials Management KOOP = KlantenOrder-OntkoppelPunt = Het punt tot waar de wensen van de klant: de gespecificeerde orders, stroomopwaarts doordringen in het primaire proces. Oftewel: Vanaf het KOOP loopt het primaire proces gestuurd door klantenorders. Daarvoor op basis van planning en prognose. KOOP is dubbel relevant: • Bedrijfskundig-juridisch Î het accepteren van een order geeft een verplichting de producten af te leveren die aan de specificaties voldoen. • Juridisch-bedrijfskundig Î het accepteren van een order beïnvloedt het proces van productieplanning. Letter of intent: bij omvangrijke orders wordt dit gebruikt om de bedoelingen van beide partijen uiteen te zetten. Exoneratie: De verkoper probeert zijn aansprakelijkheid te beperken. Garantie: De verkoper breidt zijn aansprakelijkheid uit, eventueel tegen meerprijs.
⇒ ⇒
⇒ ⇒
Partijen die serieus onderzoeken of zij overeenstemming kunnen bereiken zijn verplicht zorgvuldig met de belangen van de ander om te gaan. Oftewel in precontractuele verhoudingen gelden vereisten van redelijkheid en billijkheid. Het vanwege een onderschikt punt van onenigheid afbreken van de onderhandelingen, terwijl op veel punten overeenstemming is bereikt, is strijdig met de redelijkheid en billijkheid. Degene die de onderhandelingen afbreekt kan verplicht worden de schade van de andere partij te vergoeden. Als in een aanbod een termijn is genoemd waarbinnen het moet worden aanvaard, dan is het aanbod gedurende die termijn onherroepelijk. Een binnen die termijn vallende aanvaarding levert vanzelf een overeenkomst op. De aanbieder van een onherroepelijk aanbod kan dit niet meer herroepen als de mededeling van aanvaarding tijdig is ontvangen. Hierbij geldt of hij er tijdig kennis van heeft kunnen nemen.
Garantie en exonerantie ⇒ Het niet tijdig en niet behoorlijk nakomen van contractuele verplichtingen is en wanprestatie, waardoor de benadeelde partij een aantal rechtsvorderingen kan instellen. Juridisch moeten, met het oog op aansprakelijkheid wegens wanprestatie, 3 situaties onderscheiden worden: 1. Er is niet of nauwelijks iets concreets afgesproken: dan geldt het aanvullend of regelend recht Î is er sprake van wanprestatie, zo nee dan is er overmacht 2. Er is wel een concrete contractuele regeling getroffen over wat de partijen als wat de partijen als wanprestatie beschouwen en wat niet. Dan geldt deze specifieke regeling tenzij (achteraf) komt vast te staan dat die in een bepaald geval bijzonder onredelijk uitpakt. Er kan ook een exonerantieclausule worden toegevoegd. Alleen het uitsluiten van de aansprakelijkheid voor eigen opzettelijk foutief handelen en voor grove schuld is niet geldig. 3. Er is alleen in het algemeen, namelijk in algemene voorwaarden iets overeengekomen. Dan gelden in principe deze voorwaarden tenzij: • Zo’n beding in algemene voorwaarden ‘onredelijk bezwarend’ is. Of tenzij • Het in strijd met redelijkheid en billijkheid is om op dit beding in dit concrete geval een beroep te doen. Omdat exonerantie en garanties afwijkingen zijn van het wettelijke referentiepunt, moet bij betwisting door één van de partijen achteraf, door de belanghebbende partij aangetoond kunnen worden dat exoneratie c.q. garantie wel degelijk overeengekomen is.
II.4.3 Algemene voorwaarden Compromis en structuur ⇒ Uitgangspunt ‘Wet algemene voorwaarden’ Î men is al snel aan de algemene voorwaarden gebonden, maar de inhoud moet aan bepaalde redelijkheidsvereisten voldoen, anders zijn de betreffende clausules niet geldig. ⇒ Het principe van snelle gebondenheid houdt in dat de wederpartij ook aan de voorwaarden gebonden is als hij de inhoud niet kende. ⇒ Deze inbreuk op contractsvrijheid wordt op 2 manieren verzacht: • De inhoud moet aan redelijkheidsvereisten voldoen.
•
Er moet een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn dat de wederpartij tenminste van het bestaan van de voorwaarden op de hoogte is, zodat hij, desgewenst van de inhoud kennis kan nemen. (bijv. exemplaar overhandigen of melden dat deze bij de KvK ligt) Aan deze informatieplicht moet zijn voldaan vóór of bij het sluiten van de overeenkomst.
Inhoudsvereiste: open norm en twee lijsten Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar als het onredelijk bezwarend voor de wederpartij is; men noemt dit open norm. Vernietigbaar wil zeggen dat de ongeldigheid (of nietigheid) niet van meet af aan vaststaat. Dit beroep hoeft niet in een procedure voor de rechtbank te gebeuren, maar kan ook ‘buiten rechte’ door het (liefst aangetekend) versturen van een brief. Ondernemers die algemene voorwaarden gebruiken, hebben het in dit opzicht moeilijker in transacties met consumenten. Omdat in deze situatie de ongelijkheid van de partijen bijna altijd groot zal zijn, moeten algemene voorwaarden die tegen consumenten worden ingezet, ook in het algemeen aan veel strengere eisen voldoen. Deze consumentenbescherming komt tot uiting in 2 lijsten die in de wet zijn opgenomen: 1. De zwarte lijst Î een lijst met bedingen die onredelijk bezwarend zijn en dus altijd vernietigbaar zijn. 2. De grijze lijst Î een lijst met bedingen waarvan wordt vermoed dat ze onredelijk bezwarend zijn. (omgekeerde bewijslast: een onderneming die t.o.v. een consument een beroep op zo’n grijs beding wil doen, moet aantonen dat dit beding in dit geval niet onredelijk bezwarend is) Gevallen waarbij een soortgelijke ongelijkheid als t.o.v. consumenten bestaat Î bijvoorbeeld een grote onderneming als Unilever die leverantiecontracten sluit met de kleine kruidenier-opde-hoek hierbij spreekt men van ‘reflex-werking’ van de zwarte en grijze lijst.
II.5 After-salesfase II.5.1 Consumentenkoop Een koop en verkoop tussen 2 particuliere consumenten is een consumentenkoop. Conformiteit De afgeleverde zaak moet aan de overeenkomst beantwoorden. De verkoper heeft een informatieplicht Î als hij aanleiding heeft te veronderstellen dat het product minder geschikt is voor normaal gebruik of voor het bijzondere gebruik dat de gebruiker voor ogen staat, dan mag hij dat niet verzwijgen. De verkoper is hierbij afhankelijk van door de fabrikant verstrekte productinformatie. De koper heeft een onderzoeksplicht Î als hij twijfelt of en product wel bepaalde, voor hem belangrijke eigenschappen heeft, dan moet hij daar naar informeren of zelf een onderzoek instellen. Een door technici goed ontworpen en gemaakt product kan grenzen aan non-conformiteit als ‘marketing’ de verwachtingen van consumenten te hoog heeft opgeschroefd.
Vervolgtraject: de vaststelling van de rechten en de verplichtingen van koper en verkoper nadat is vastgesteld dat de geleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt. Het is de wens de bescherming van consumenten niet alleen ten laste te laten komen van de verkoperdetaillist, maar mede te laten dragen door de fabrikant van het product. Transactieschade: de waardevermindering van het gekochte product, dat andere eigenschappen of niet die eigenschappen heeft die de koper mocht verwachten. Gevolgschade: Alle andere schade dan aan het product op zichzelf. De consument die een product heeft gekocht, dat niet aan de overeenkomst beantwoordt, heeft jegens de verkoper ook recht op van schade die hierdoor is ontstaan. In principe is de verkoper niet aansprakelijke voor gevolgschade, als de oorzaak van de schade gelegen is in een gebrek in de veiligheid van het geleverde product volgens de regeling productaansprakelijkheid; voor deze schade is de producent aansprakelijk.
II.5.2 Regulering van de productveiligheid • Veiligheid bij normaal gebruik van een product Î privaatrechtelijke norm • Onveilige producten mogen niet eens in de handel zijn Î publiekrechtelijke norm Richtlijn inzake algemene productveiligheid: dit kan worden verdeeld in 2 categorieën: 1. Een algemene verplichting opgelegd aan ondernemingen die consumentenproducten op de markt brengen of verder verhandelen en hiermee samenhangende voorschriften voor de inrichting van de bedrijfsvoering. 2. Bepalingen gericht tot de overheid van de EG-lidstaat om zich bevoegdheden te verschaffen en hiervan gebruik te maken, teneinde een adequaat toezicht op de veiligheid van de producten uit te kunnen oefenen. Productveiligheid en bedrijfsvoering De fabrikant krijgt een tweevoudige taak opgelegd: een informatieplicht en een ‘monitoring duty’. Consumenten moeten kunnen beschikken over relevante informatie over veiligheids- en gezondheidsrisico’s om zich bij het gebruik of het verbruiken van het product hiertegen te kunnen beschermen. Het moet hierbij gaan om risico’s die niet onmiddellijk herkenbaar zijn. Monitoring duty: een fabrikant moet weten waar zijn producten blijven en er moeten maatregelen worden genomen om ze te kunnen blijven volgen. Overheidsbevoegdheden Het overheidstoezicht op de productveiligheid is geregeld in de sinds 1988 vernieuwde Warenwet zélf. Een ondernemer is zelf verantwoordelijk voor adequate maatregelen als de veiligheid van de gebruikers van zijn producten in gevaar is of kan komen. Neemt de ondernemer geen of onvoldoende maatregelen om schade en ongevallen te voorkomen, dan kan de minister die de zorg voor de volksgezondheid in zijn portefeuille heeft, hem gelasten de gebruikers van de betreffende producten voor de gevaren te waarschuwen. (=waarschuwingsplicht)
Doet de ondernemer dit niet dan kan de minister zelf, op kosten van de ondernemer, het publiek waarschuwen. (=plaatsvervangende waarschuwingsbevoegdheid).
II.5.3 Productaansprakelijkheid Als op preventie gerichte inspanningen hebben gefaald biedt het recht de mogelijkheid geleden schade ten gevolge van een gebrekkig product te verhalen. De nieuwe regeling houdt het midden tussen schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid , doordat de producent moet bewijzen dat hem voor het gebrek in het product geen verwijt treft. In het leveren van dit bewijs is de producent bovendien niet vrij, hij mag slecht gebruik maken van een beperkt aantal leermiddelen. Enkele misverstanden Productaansprakelijkheid is primair bedoeld voor het verhalen van productschade buiten de sfeer van wanprestatie; dus niet de directe wederpartij (de verkoper) wordt aangesproken, maar de voorschakels en in het bijzonder de fabrikant of importeur. Uitgangspunt, hoofdregel en definities Oude Nederlandse regel: De benadeelde consument die schade wil verhalen, zal in dit verband geconfronteerd worden met een aanzienlijke bewijslast: hij moet aantonen dat de fabrikant verwijtbaar (1) heeft gehandeld door een product in het handelsverkeer te brengen dat gebrekkig (2) is, waardoor schade (3) van een becijferde omvang (4) is ontstaan door een causaal verband (5). Nieuwe Nederlandse regel: Nieuwe regeling productaansprakelijkheid bestaat in belangrijke mate hierin, dat op het punt van de schuld van de fabrikant de bewijslast is omgekeerd: de schuld van de fabrikant wordt verondersteld als tenminste de andere onderdelen van de bewijslast aannemelijk zijn gemaakt. Belangrijk: deze regeling is van dwingend recht: exoneraties werken dus niet. Onder schade valt: 1. Schade door dood of lichamelijk letsel 2. Schade aan consumentenproducten met toepassing van een franchise van 500ecu. De aard van franchise is onduidelijk: drempel of een eigen risico???? Een product (een roerende zaak) is gebrekkig indien het niet die veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder: 1. De presentatie van het product (reclame, verpakking, gebruiksaanwijzing) 2. Het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product 3. Het tijdstip waarop het product in het verkeer werd gebracht. Verweermiddelen voor de ‘producent’ • De benadeelde moet de schade, het gebrek en het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade bewijzen • Op de aangesproken producent rust de bewijslast van de rechter van de juistheid van het verweer te overtuigen, dit op straffe van aansprakelijkheid.
State-of-the-art-defense Î het op grond van de toenmalige stand van de wetenschappelijke en de technische kennis was het onmogelijk het bestaan van het gebrek te ontdekken. Toeleveranciers: aan hem komt het verweer toe dat het gebrek niet is ontstaan door hetgeen hij aan de fabrikant heeft geleverd, maar gelegen is in het ontwerp van het product, dan wel de instructies die hij heeft gekregen. De nieuwe regeling productaansprakelijkheid verruimt de mogelijkheid gevolgschade op producenten te verhalen. Daarbij zijn er 2 termijnen ingevoerd: 1. Een verjaringstermijn van 3 jaar: binnen 3 jaar na constateren van het gebrek moet de vordering in gang worden gezet. 2. Een vervaltermijn van 10 jaar: 10 jaar nadat het product in het verkeer is gebracht kan de producent niet meer aansprakelijk worden gesteld.
III Commercieel management en marketing III.3 Product III.3.1 Handelsmerk • Het merkrecht is een commercieel-juridisch instrument om de eigen marktpositie te beschermen. • Het merkrecht: onder bepaalde voorwaarden ontstaat een exclusief recht op een merk.
Benelux Merkenwet De Benelux Merkenwet kent: 1. Individuele merken Î Benamingen, tekeningen, stempels, letters en dergelijke. 2. Collectieve merken Î Benamingen enzovoort, die producten of diensten een gemeenschappelijk kenmerk geven: er gaat een zekere garantiesuggestie van uit. Bijvoorbeeld: het Wolmerk. Gedeponeerd handelsmerk Het recht op een merk ontstaat door het inschrijven in het register van het Benelux Merkenbureau of bij het Internationale Bureau in Geneve. Degene die het merk het eerst deponeert is de rechtmatige eigenaar. Een merk dat ook geschikt moet zijn voor export moet extra zorgvuldig worden gekozen. Bijvoorbeeld Fiat Croma. Twee typen eisen Een handelsmerk moet in hoofdzaak aan 2 typen eisen voldoen: 1. Absolute voorwaarden: criteria waaraan alle merken moeten voldoen. Is dat niet het geval dan is het in het algemeen ongeschikt als merk. 2. Relatieve voorwaarden: criteria waaraan een bepaald merk in het bijzonder moet voldoen. In het algemeen ongeschikt als merk • Een productnaam of -teken dat geen onderscheidend vermogen heeft mist het wezenskenmerk, en is ongeschikt om merk te fungeren. • Het gebruik van de volgende namen is geenszins verboden, maar de bedenker kan op het gebruik ervan geen exclusief recht claimen. Î Ultra-mild, Antikras, Megastore, surfsport. In het bijzonder ongeoorloofde merken Een merkrecht geeft in principe slechts bescherming voor het gebruik van het merk voor dezelfde of soortgelijke waren Enkele Europese aspecten Een wettig gedeponeerd en geregistreerd handelsmerk (registered trademark) geeft het exclusieve recht het merk te gebruiken voor de producten en de landen waarvoor het is ingeschreven. Door het sluiten van overeenkomsten met andere ondernemingen kan aan die anderen het contractuele recht worden toegekend producten onder die merknaam te verhandelen (licentie). Merkrecht, vrij verkeer en parallel importeren Parallel importeren Î een handelsonderneming in lidstaat B weet ergens in de distributieketen in lidstaat A een deel van de stroom producten op weg naar afnemers in A af te tappen, en vervolgens deze producten buiten de officiële importeur om, in lidstaat B importeert. Dit is aan de ene kant inbreuk op het merkenrecht, anderzijds een bevordering van het vrije Europese verkeer. Het is de bevoegdheid van de merkhouder om op te komen tegen elk gebruik van het merk dat afbreuk doet aan de herkomstgarantie. Deze bevoegdheid, aldus het EHvJ, gaat echter niet zo
ver, dat met een beroep op het merkenrecht de handel tussen de lidstaten op een verkapte manier mag worden belemmerd. Gemeenschapsmerk Het is mogelijk voor het gehele grondgebied van e Europese Unie een merkrecht te vestigen door inschrijving in het register van het Europese Merkenbureau. Een ter inschrijving aangeboden merk en een eenmaal erkend merk kan nadien vervallen worden verklaard als het: 1. niet (normaal) wordt gebruikt; 2. tot soortnaam is geworden (bijv. aspirine) 3. het misleidend wordt gebruikt.
III.3.2 Verpakking Container: beschermingsfunctie • Het Verpakkingen- en gebruiksartikelenbesluit (Warenwet) bepaalt dat slechts materialen mogen worden gebruikt, die ‘uit het oogpunt van volksgezondheid’ een ‘goede hoedanigheid’ hebben en ‘zich in zindelijke staat bevinden’. • Verwant aan gezondheidscriteria is het voorkomen dat de verpakking zo makkelijk kan worden geopend, dat de inhoud bloot staat aan onoordeelkundig gebruik. Verpakking: informatiemedium • Één van de doelstellingen van de Warenwet is te bevorderen dat er goede informatie aan de gebruikers van producten wordt gegeven. • Veelal moet deze productinformatie zich op de verpakking bevinden. • Er is een onderscheid in horizontale en verticale normering: Horizontale normering: Deze normering komt met name veel bij levensmiddelen voor, het gaat dan ook om het opnemen van bepalingen uit de Nederlandse wetgeving, bepaald uit Europese voorschriften. Bijvoorbeeld: wordt bij het afvullen van vloeibare producten voldaan aan bepaalde toleranties, dan mag het EEG-teken i.v.m. de hoeveelheidsaanduiding op de verpakking worden vermeld. Dit is een kleine letter ‘e’ gevolgd door de hoeveelheid. Een verwante horizontale regeling is te vinden in het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen. Deze regeling maakt een onderscheid tussen aanduiding en vermelding. Deze moeten duidelijk zichtbaar en gemakkelijk leesbaar zijn aangebracht op in handel gebrachte levensmiddelen. De aanduiding is de informatie over wat het product is, d.w.z. de wettelijk voorgeschreven benaming van het product. Bijv. soep, koffie, honing De vermeldingen bevatten verplichte, additionele informatie; nader bijzonderheden dus. Bijv. de nettohoeveelheid, minimale houdbaarheid, gegevens over producent, productpartij Verpakking: aspecten van het milieubeleid Op grond van de wet Milieubeheer kunnen ondernemingen bijvoorbeeld worden verplicht de in omloop gebrachte verpakkingen in te zamelen of terug te nemen.
Convenant verpakkingen: een schriftelijke afspraak over het bereiken van doelstellingen van overheidsbeleid. Het convenant verpakkingen heeft kracht van overeenkomst naar burgerlijk recht. Î Hierdoor is het BW van toepassing, eenzijdig opzeggen is in principe niet mogelijk. Dit wil echter nog niet zeggen dat het in alle opzichten een harde afspraak is. Doelstellingen convenant verpakkingen: het reduceren van de stroom te storten verpakkingsafval en het bij de bron beperken van het gebruik van verpakkingsmaterialen die het milieu belasten. De voorkeur gaat uit naar verpakkingen die geschikt zijn voor meermalig gebruik, dan wel materialen te gebruiken die in de kringloop kunnen blijven. Er is een commissie die dit convenant controleert.
III.3.3 Klachtenmanagement Withdrawal Î producten terugnemen uit de distributieketen Recall Î terugnemen van het product bij de uiteindelijke afnemer, de gebruiker. Defensive marketing Î het op een systematische en georganiseerde manier behandelen van klachten. Offensive marketing Î alleen maar geld uitgeven om steeds nieuwe klanten te werven. Geschillenbeslechting Als een ontevreden klant er voor kiest het juridische traject in te gaan Î al naar gelang het financiële belang dat de klacht vertegenwoordigt, wordt de zaak in 1e instantie door het kantongerecht of de rechtbank behandeld. Een 2e instantie (hoger beroep) en zelfs een 3e instantie (cassatie) kunnen daarop volgen. Een alternatief is de geschillencommissie: Geschillencommissie Î consumentenorganisaties die een akkoord hebben gesloten met brancheorganisaties van ondernemingen. Er zijn ook branches die ombudsmensen of klachtenbureaus hebben opgericht. De door de overheid erkende en gesubsidieerde geschillencommissies doen uitspraak in de vorm van een Bindend Advies: de partijen zijn weliswaar aan de uitspraak van geschillencommissie gebonden, maar de mogelijkheid blijft bestaan het geschil alsnog bij de formele rechterlijke macht aanhangig te maken. SGC = St. Geschillencommissies voor Consumentenzaken Î hierin azijn alle erkende commissies ondergebracht. Klagende klanten hebben pas toegang tot de geschillencommissie als zij het probleem eerst aan de onderneming ter oplossing hebben voorgelegd.
III.4 Plaats III.4.1 Transport CIF = Cost, Insurance, Freight Î een afspraak voor wiens rekening de verzekeringspremie en de vrachtkosten komen. FOB = Free On Board Î afspraak dat de transportkosten t/m het inladen in het transportmiddel voor rekening van de afzender is. Expeditie en vervoer Vervoerder = degene die het transport daadwerkelijk uitvoert. Expediteur = tussenpersoon met een makelaarsfunctie, hij sluit met de opdrachtgever, de afzender van de goederen, een expeditieovereenkomst op grond waarvan hij het vervoer moet organiseren. Cognossement = een document waarin een aantal vervoerscondities is opgenomen en ook een omschrijving van de goederen. Het is tevens een waardepapier dat verhandelbaar is: wie de rechtmatige bezitter van het cognossement is, is tevens rechthebbende op uitlevering van de goederen. Rechten en plichten bij transport ⇒ De vervoerder is verplicht de goederen in dezelfde staat en zonder vertraging op de afgesproken plaats af te leveren. Men neemt aan dat dit, behoudens uitzonderingen, resultaatverplichtingen zijn; het is dan niet voldoende dat de vervoerder zijn best doet. ⇒ Voorts heeft de vervoerder een retentierecht: zolang de vrachtprijs niet volledig betaald is, hoeft hij de goederen niet af te leveren. ⇒ De belangrijkste elementen van een concrete vervoersovereenkomst worden vastgelegd in het transportdocument dat vrachtbrief heet. Dit is een bewijsstuk en niet verhandelbaar. ⇒ Aansprakelijkheid bij eventuele schade: dit is moeilijk door twee factoren: • Het aantal bij het vervoer betrokken partijen: vervoerder, afzender, ontvanger, eventueel een expediteur. • Beperking van de aansprakelijkheid door de vervoerder: In beginsel heeft hij een resultaatverplichting om zonder vertraging de goederen in dezelfde staat te bestemder plaatse te brengen. Het is echter ook veelal toegestaan dat de vervoerder zijn aansprakelijkheid beperkt of zelfs nagenoeg uitsluit, behoudens voor schade, veroorzaakt door opzet en grove nalatigheid. Twee typen exoneraties komen voor: 1 Schade veroorzakende voorvallen en omstandigheden worden uitgesloten. 2 De aansprakelijkheid wordt beperkt tot een financiële limiet.
III.4.2 Handelsreiziger en handelsagent Twee typen Salesmen: 1. Handelsreiziger (=handelsvertegenwoordiger): is in dienst van een onderneming, deze heeft met hem een arbeidsovereenkomst gesloten. Hij is in dienst van een patroon. 2. Handelsagent: is niet in dienstbetrekking, maar zelfstandig werkzaam. Hij sluit met één of meer opdrachtgevers agentuurovereenkomsten.
Zowel de overeenkomst met de handelsreiziger als in de agentuurovereenkomst worden opzegtermijnen aangetroffen, terwijl in beide gevallen beëindiging van de overeenkomst met onmiddellijke ingang wegens een onverwijld meegedeelde reden mogelijk is. (voor de handelsreiziger heeft dit dezelfde betekenis als ontslag op staande voet. De handelsagent doet in agenturen waarmee vaak de verschillende producten waarvoor hij orders tracht te verwerven worden bedoeld. Zijn opdrachtgever wordt principaal genoemd. Agenturen ⇒ Bij de agentuurovereenkomst gaat het niet om het verrichten van enkele incidentele commerciele inspanningen, maar om permanente bemiddeling gedurende een bepaalde tijd bijv. een jaar. ⇒ Een agent kan tegen extra provisie extra verplichtingen op zich nemen door tegenover de principaal in te staan voor de financiële gegoedheid van de klanten. Hij garandeert dan dat deze solvent zijn en is in de regel tot aan het bedrag van zijn provisie aansprakelijk voor schade tengevolge van eventuele insolventie. (=beding van delcredere). ⇒ De handelsagent heeft bij het beëindigen van de agentuur recht op een klantenvergoeding. Dit is bedoeld als rechtvaardige beloning voor de opgebouwde klantenkring. (=Goodwill).
III.4.3 Vestigingsvergunning en winkelsluiting Nimby-effect = Not In My Back Yard Vestigingsvergunningen Kwalitatieve veiligheidseisen Î het bezit van een diploma met opleidingseisen als vakbekwaamheid, handelskennis etcetera. Nieuw begrip: basisbedrijf Veel specifieke vestigingsmaatregelen zijn ingetrokken omdat ondernemers in veel sectoren kunnen volstaan met het voldoen aan eisen van algemene ondernemersvaardigheden. De handhaving van de vestigingseisen wordt in belangrijke mate overgelaten aan particulier initiatief: een concurrent of een consumenten- of ondernemersvereniging zal zelf naar de rechter moeten stappen. We moeten afwachten hoe effectief deze particuliere handhaving zal zijn. De hele operatie “modernisering vestigingseisen” heeft 2 doelstellingen: 1. het bevorderen van de kwaliteit van het ondernemerschap. 2. het verlagen van de drempels voor de toetreding tot de markt. Van winkelsluiting naar winkelopening Liberalisering van de winkelsluitingswet maakt deel uit van het project “Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit”.
III.4.4 Verkopen op afstand Inertia selling Inertia selling Î het ongevraagd toezenden van goederen. De kern van deze handelspraktijk is dat de verkoper speculeert op de luiheid, vergeetachtigheid van de veelal particuliere ontvanger van de niet bestelde goederen. Aan deze verkoopmethode is een einde gekomen door een wetsartikel in de regeling van de verkoopovereenkomst (BW). Daaruit blijkt dat er niet eens bewaarplicht is. Als de ontvanger de zaak terugzendt zijn de kosten hiervan voor de oorspronkelijke verzender. Postorderverkoop Hierbij is er gevaar van overcreditering Î te gemakkelijk te veel bestellen. Een postorderkoop is op proef, het is een voorwaardelijk koopovereenkomst. Er moet een zichttermijn in acht worden genomen van 7 dagen. Het postorderbedrijf mag bestellingen weigeren mits gemotiveerd. Verkoop per telefoon Verkoop per telefoon = telemarketing = cold calling Als op schaal van enige omvang van telemarketing gebruik wordt gemaakt, zullen er gegevensbestanden aan te pas komen, die veelal geautomatiseerd zullen zijn. Dan is de Wet persoonsregistraties van toepassing. Persoonlijke verkoop buiten normale verkoopruimten is in principe onderworpen aan de bepalingen van de Colportagewet. Vreemd genoeg valt de telefonische verkoop niet onder de werking van deze wet, die als aanknopingspunt het persoonlijk bezoek heeft. Er is een Europese richtlijn in voorbereiding betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten. Kernpunten van dit voorstel zijn: Geen vooruitbetaling/aanbetaling, bedenktijd voor de klant van 7 werkdagen, transacties die per fax of antwoordapparaat worden gedaan zijn alleen geldig als de klant tevoren schriftelijk hierin heeft toegestemd. Zowel de verkoop op afstand van goederen als van diensten vallen onder de regeling, echter met uitzondering van financiële diensten. Collecteren per telefoon is verboden, behalve in gesloten kring, bijvoorbeeld onder leden van een vereniging.
III.4.5 Persoonlijke verkoop buiten reguliere verkoopruimten ⇒ ⇒
⇒
Commerciele activiteiten buiten reguliere verkoopruimten zijn geenszins verboden. De beschermende regels die hierop van toepassing zijn gelden als het initiatief tot het aanknopen van een verkoopgesprek (buiten reguliere verkoopruimten!!) van de verkoper uitgaat. Als het initiatief daarentegen van een geïnteresseerde potentiële koper uitgaat, dan zijn de hier bedoelde regels niet van toepassing. Wat valt niet onder de colportagewet : • Inertia selling
⇒ ⇒ ⇒
• Telefonische colportage • Verkoop van verzekeringen De colportagewet is alleen van toepassing op de verkoop aan particulieren. De leurhandel met kredieten zoals persoonlijke leningen is zonder meer verboden. De colportagewet onderscheidt een persoonlijk bezoek en een bijeengebrachte groep consumenten.
Persoonlijk bezoek Het privaat-rechtelijk beschermingssysteem is gehandhaafd. Het houdt in dat aan enkele bijzondere voorwaarden zijn voldaan voor de geldigheid van de colportage-overeenkomst: 1. Eerst enkele uitzonderingen: De bijzondere voorwaarden gelden niet als het totale bedrag van de transactie onder de f75,- blijft. Een SRV-man en een rijdende groenteboer hebben uiteraard ook geen last van de colportagewet. 2. Er moet op straffe van absolute ongeldigheid van de transactie een schriftelijk door beide partijen ondertekend stuk in tweevoud zijn. Het niet voldoen aan deze voorwaarden is strafbaar. 3. De consument kan binnen een termijn van 8 dagen de transactie annuleren middels het opzeggingsbriefje. Groepscolportage De aanprijzing van goederen en/of diensten in groepsbijeenkomsten, indien deze voor commerciële doeleinden zijn georganiseerd. Het is niet van belang waar deze bijeenkomsten worden gehouden, als het maar buiten een reguliere verkoopruimte is. Hierbij gelden dezelfde extra geldigheidseisen als het persoonlijk bezoek: schriftelijke overeenkomst voor transacties met een minimum bedrag en een bedenktijd. Timesharing Met de inleg van een bepaald bedrag wordt het recht verkregen voor een bepaalde tijd van een vakantie-accomodatie gebruik te maken. (=deeltijdeigendom). Dergelijke contracten moeten een bedenktijd van 10 dagen hebben, de verschillende bouwfasen moeten worden beschreven, evenals de datum van oplevering. Kleine ondernemers en advertentiecolportage De bescherming die de colportagewet biedt, is beperkt tot particulieren. Hier gaat echter een zekere reflexwerking van uit op kleine ondernemers die een met particuliere consumenten vergelijkbare beperkte deskundigheid hebben, die eveneens kunnen worden overrompeld en misleid en een kwetsbare positie hebben. Netwerkmarketing Piramide-verkooporganisaties Î Colportagewet is hierop van toepassing omdat de verkoopactiviteiten buiten reguliere verkoopruimten plaatsvinden.
III.5 Promotie III.5.1 Corporate image: de handelsnaam De ondernemer is niet helemaal vrij in het kiezen van een naam voor de onderneming omdat: 1. De Handelsnaamwet hiervoor beperkingen stelt.
2. Reeds met gebruikmaking van een bepaalde handelsnaam gevestigde ondernemingen zich, mogelijk met succes kunnen verzetten tegen een bepaalde naamgeving. De handelsnaam verschilt van het handelsmerk, doordat op het laatste een recht ontstaat als het is gedeponeerd: het merkenrecht. Zo’n zelfstandig recht bestaat er voor de handelsnaam niet. In beginsel geldt dat een nieuwe handelsnaam moet wijken voor een al langer gevoerde, oudere naam. Het recht op de handelsnaam is geen zelfstandig, voor overdracht vatbaar recht zoals het merkrecht. Een handelsnaam kan niet in licentie worden gegeven. Het is dus onlosmakelijk met de onderneming verbonden. Mogelijk is wel dat een deel van de onderneming met de handelsnaam overgaat of dat de handelsnaam aan het achterblijvende deel blijft verbonden. Dat een aanspraak op het exclusieve gebruik van een handelsnaam geen zelfstandig recht is, maar alleen in combinatie met de overdracht van de onderneming aan een ander kan worden overgedragen, wordt gebonden overdraagbaaarheid genoemd. Verboden handelsnamen Het is verboden een handelsnaam te voeren die een ander reeds rechtmatig voerde, of die slechts in geringe mate afwijkt, maar alleen voorzover er bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is. (i.v.m. de aard van de onderneming en de vestigingsplaats). Volgens de wet mogen er geen misleidingen ontstaan over: 1. De eigendom van de onderneming Î behalve bij een nieuwe eigenaar, die ook de handelsnaam heeft overgenomen. 2. Aard, karakter en betekenis van de onderneming. 3. De rechtsvorm van de onderneming.
III.5.2 Reclamenormen Er zijn 3 regelniveau’s waarop normen worden opgesteld, die voorwaarden stellen aan de inhoud van reclame-uitingen: 1. op supranationaal niveau Î Europese Gemeenschap 2. op nationaal niveau 3. door een zelfregulerende instantie Î Stichting Reclame Code =SGC STER = STichting EtherReclame heeft de bevoegdheid reclamespots aan normen te toetsen voor uitzending. Voor producten in medische en paramedische sfeer bestaan eveneens specifieke normen. Zelfregulering (=softlaw): het opstellen van regels door de belanghebbenden. Niet zelden gebeurt dat omdat de overheid met wetgeving dreigt. Wet misleidende reclame Een tweetal bijzonderheden kenmerkt de wettelijke regeling van misleidende reclame: 1. Collectieve actiebevoegdheid: procedures tegen een misleidende adverteerder kunnen ook door consumentenorganisaties en ondernemersverenigingen worden ingesteld.
2. Omkering van de bewijslast: indien de eiser voor de rechter aannemelijk heeft gemaakt dat een reclame-uiting misleidende aspecten bevat, dan rust vervolgens op de adverteerder de last te bewijzen dat de in de uiting gedane mededelingen juist en volledig zijn. Reclamecodes Veel reclamenormen in Nederland zijn het resultaat van overleg tussen organisaties van betrokken belanghebbenden in de SRC. Klachten worden in eerste instantie behandeld door de Reclame Code Commissie (RCC). De in het ongelijk gestelde partij, kan desgewenst tegen betaling van klachtengeld, de klacht en RCC-uitspraak voorleggen aan het College Van Beroep (CVB). RCC en CVB zijn samengesteld uit personen die door de deelnemende organisaties zijn voorgedragen. De voorzitters zijn onafhankelijk juristen. De beslissingen van RCC en CVB wijken af van die van de geschillencommissies van de SGC (par III.3.3). Daar is sprake van een contractuele relatie tussen klager en onderneming. Deze uitspraken hebben de status van bindende adviezen, waarop zo nodig betrekkelijk makkelijk een stempel van de rechter kan worden verkregen. SRC-uitspraken zijn niet-bindende adviezen Algemene reclamecode: dit is een gedragscode die adverteerders voor alle producten en diensten in acht moet nemen. Bijzondere, specifieke reclamecodes: bijvoorbeeld Code voor alcoholhoudende dranken, Code brievenbusreclame, Code voor zoetwaren (tandenborsteltje op TV) Milieureclamecode: Alle milieuclaims dienen aantoonbaar juist te zijn: de bewijslast rust op de adverteerder.
III.5.3 Sales promotion ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
⇒
⇒
Op het gebied van sales promotion zijn enkele internationale gedragscodes opgesteld. Onder de noemer sales promotion vallen onder meer spaarsystemen, premiums (geschenken al dan niet met bijbetaling in geld en/of met gespaarde zegels), koppelverkoop, prijsvragen en prijsfestivals. Gratis verstrekte spaarzegels die recht geven op een korting of een geschenk leveren geen bijzondere problemen op. Op het tegen betaling verstrekken van spaarzegels (koopzegels) is de Wet toezicht kredietwezen van toepassing. Organisatoren van prijsvragen en prijzenfestivals hebben rekening te houden met de Wet op kansspelen en het cadeaustelsel wordt maar gedeeltelijk gereguleerd door de Wet beperking cadeaustelsel. De belangrijkste reden hiervoor is dat deze wet alleen betrekking heeft op het bedrijfsmatig schenken van roerende goederen, al dan niet met bijbetaling, bij aankoop van goederen. Deze wet is dus slechts van toepassing op 1 van de 4 combinaties. De volgende combinaties dus niet: • Het schenken van goederen bij het aankopen van diensten. • Het schenken van een dienst bij het aankopen van goederen. • Het schenken van een dienst bij aankoop van een dienst. Uitzonderingen die dus geoorloofde cadeauacties opleveren zijn geschenken van geringe waarde; bijvoorbeeld sleutelhangers.
⇒
Prijskortingen zijn ook altijd geoorlooft.
⇒
Het geschenkartikel, al dan niet met bijbetaling in geld of gespaarde koopzegels, moet ook los verkrijgbaar zijn. Dit artikel moet tevens al minsten 3 maanden in het assortiment opgenomen zijn. De klant moet de vrije keuze hebben tussen het geschenkartikel of een alternatieve korting die niet minder mag zijn dan de helft van de winkelwaarde van het geschenkartikel. De wet geldt niet als het geschenkartikel kan worden verkregen zonder dat er een verplichting bestaat eerst iets anders te kopen.
⇒ ⇒ ⇒
Prijsvragen en prijsfestivals Met de Wet op kansspelen heeft de overheid een stevige controle willen hebben op loterijen en kansspelen, dit vanwege 2 motieven: 1. De overheid wil de goklust van de burgers in de hand houden. 2. De overheid wil er het liefst zelf aan verdienen: kansspelbelasting, staatloterij, casino’s Het is verboden gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor een vergunning is verleend. Onder voorwaarden zijn kleine kansspelen in verenigingsverband zoals bingo toegestaan. Onder een prijsvraag wordt een actie verstaan, waarbij de deelnemers juist wel een overwegende invloed kunnen uitoefenen op wie de winnaar wordt. Van de deelnemers wordt dan een bijzondere prestatie verlangd die door een jury wordt beoordeeld. Prijzenfestival = Sweepstake Î Via direct mail krijgen mensen een geluksnummer toegekend, dat moet worden teruggestuurd om er achter te komen of men de hoofdprijs heeft gewonnen. Deze acties zijn door de wet verboden. Tans is het enige nog in werking zijnde Prijzenwet-instrument de prijsaanduidingsplicht voor detailhandelsvestigingen.
III.6.1 Maximum- en minimumprijzen De Nederlands overheid voert geen prijsbeleid meer, het lage inflatiepercentage geeft hier geen aanleiding toe. De overheid heeft nu alleen nog maar op een indirecte manier invloed, namelijk via de invloed op concurrentieverhoudingen. Ondernemingen kunnen grofweg op 2 manieren de concurrentie beperken: 1. Door hierover onderlinge afspraken te maken (kartelvorming). 2. Door andere ondernemingen over te nemen (vorming van economische machtsposities)
Te hoge prijzen voeren bij een economische machtspositie: op grond van de WEM heeft de overheid dan de bevoegdheid in te grijpen: zij kan aan machtsposities prijsaanwijzingen geven. Minimumprijzen Als bij een te rigoureuze concurrentie de kostprijs of inkoopprijs niet meer kan worden terugverdiend: kan de overheid hier op twee manieren iets tegen doen: 1. Sommige productschappen, zoals die voor graan, zaden en peulvruchten en voor Gedestilleerde dranken hebben de bevoegdheid minimumprijzen voor te schrijven. 2. Om langdurig stunten met lage prijzen te bestrijden kunnen ondernemingen een minimumprijskartel oprichten. Vervolgens wordt aan de minister van EZ gevraagd om dit kartel algemeen bindend te verklaren. Bodemprijzen en verkopen met verlies Van door overheidsinstanties opgelegde minimumprijzen (zie boven) moeten de contractueel vastgelegde, dus met wederpartij overeengekomen, bodemprijzen worden onderscheiden, omdat dit puur een privaatrechtelijke aangelegenheid is. Er is geen overheidsinstantie bij betrokken, het betreft een kwestie tussen 2 of meer ondernemingen. Ondernemers trachten hierdoor prijsbederf te voorkomen. Of het geoorloofd is te verkopen onder een minimum- of bodemprijs of met verlies, geldt het uitgangspunt: de vrijheid van handel en bedrijf (=free enterprise). Dit betekent dat een ondernemer zelf naar eigen goeddunken de prijzen kan vaststellen. Er zijn echter 3 omstandigheden die die vrijheid kunnen beperken: 1. Er kunnen publiekrechteleijke beperkingen zijn: prijzenwet, WEM, bijzondere sectoren, productschappen. 2. De ondernemer kan zelf zijn vrijheid hebben beperkt door zich contractueel te binden aan de prijsvoorschriften van de wederpartij/verkoper. 3. Delictuele beperkingen: onder bepaalde omstandigheden kan het onrechtmatig jegens derden zijn dat beneden een bepaalde prijs wordt verkocht. Dit kan op 2 manieren 1 Dumping Î systematisch het hele assortiment te laag prijzen, hierdoor de concurrentie uitschakelen. 2 Loss Leadering Î één artikel met verlies verkopen en daarmee hopen dat men ook artikelen uit de rest van het assortiment koopt.
III.6.2 Verticale prijsbinding en adviesprijzen Als fabrikanten en importeurs aan al hun afnemers een vaste prijs voorschrijven is de concurrentie volledig uitgebannen uit de betreffende bedrijfstak. Daarom heeft de overheid bepaalde vormen van verticale prijsbinding verboden. VPB = Verticale PrijsBinding Î als een fabrikant of importeur contractueel de prijs vaststelt, die aan de particuliere consument in rekening moet worden gebracht. Hierdoor blijft het merkimago behouden. VPB kan worden bereikt door een kettingbeding.
Als 2 of meer ondernemingen dit systeem in onderlinge samenwerking in stand houden, dan spreken we van een collectieve verticale prijsbinding. Dit is verboden. Is er 1 onderneming dan spreken van individuele verticale prijsbinding. Dit is toegestaan met uitzondering van de verkoop van een aantal productgroepen, voornamelijk huishoudelijke apparatuur en audiovisuele producten. Adviesprijzen Een adviesprijs is een niet-bindende prijssuggestie van de fabrikant/importeur aan de opvolgende schakels in de detailhandel. Verkapte prijsbinding komt voor als op ondernemingen, ondanks het verbod, feitelijke of juridische druk wordt uitgeoefend om toch vooral niet van de adviesprijs af te wijken. Als dit gepaard gaat met dreigementen dan bevindt men zich in de gevarenzone. Overtreding van het vpb-verbod is een economisch delict. Misleidende prijsvergelijking is een overtreding van de Wet misleidende reclame en klachtwaardig met het oog op de Nederlandse Reclamecode (SRC). Indien een door een fabrikant/importeur afgegeven adviesprijs geen enkele reële betekenis heeft zal hij aannemelijk moeten maken dat er daadwerkelijk producten rond die adviesprijs is verkocht.
IV Financieel management Monetair recht: regelt de publiekrechtelijke aspecten van het financieel verkeer zoals wisselkoersen van valuta, financieel-conjunctureel beleid van de overheid, de totstandkoming van de EMU en de bevoegdheden van de Nederlandse bank (DNB) t.o.v. handelsbanken. Bankrecht: de verzameling privaatrechtelijke regels betreffende het bankwezen, de contractuele relaties die banken onderhouden met hun cliënten.
IV.3 Treasury ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
Solvabiliteit = De mate waarin de onderneming is staat is, in geval van liquidatie haar schulden te voldoen. Rentabiliteit = De mate van winstgevendheid van geïnvesteerd vermogen. EV is dus risicodragend of ondernemend kapitaal. Liquiditeit = De mate waarin de onderneming in staat is op korte termijn en op tijd (kortlopende) schulden te voldoen. Vreemd vermogen is niet ondernemend, omdat het voor de verschuldigdheid van rente betalingen irrelevant is of er winst gemaakt wordt of niet.
IV.3.1 Financiering Financieringsinstrument is juridisch gezien een vermogenstitel. Titel staat hier voor het geheel van wederzijdse rechten en plichten, dat bepalend is voor de relatie tussen financier en onderneming. Onderdelen van deze relatie kunnen wettelijk bepaald zijn, maar ook contractueel van aard zijn. Vermogenstitels ⇒ Aandelen zijn vermogenstitels die bestaan uit een combinatie van financiële en zeggenschapsrechten. ⇒ Bij de aankoop van aandelen mogen de aandeelhouders hun stortingsplicht niet compenseren met eventuele vorderingen op de onderneming. ⇒ Bij een uitgiftekoers ‘boven pari’ ontstaat er een emissiewinst, deze wordt meestal gereserveerd in de agioreserve. ⇒ Vreemd vermogen is niet-risicodragend kapitaal en wordt aangetrokken door geld te lenen, dit kan onderhands of openbaar: onderhandse leningen zijn gebaseerd op een kredietovereenkomst met een bank- of een financieringsmaatschappij of op een overeenkomst tot geldlening met een particuliere financier. ⇒ Grotere ondernemingen trekken vaak VV aan door in het openbaar een uitnodiging te doen om in te schrijven op een obligatielening. (obligaties kunnen verhandelbaar zijn). ⇒ Premie-obligatie = één van de series wordt uitgeloot en afgelost, door hier een aantrekkelijke premie aan vast te binden, wordt het interessant om uitgeloot te worden. ⇒ Converteerbare obligatielening = schuldbrieven die onder bepaalde voorwaarden het recht geven, bijv bijbetaling in contanten, de obligatie om te wisselen in een aandeel. ⇒ Achtergestelde obligatielening = deze lening wordt pas terugbetaald als alle andere leningen zijn afgelost. ⇒ Garantie-vermogen = EV + achtergesteld VV
Leasing Dit gebeurt op basis van een contract, afkomstig uit het Anglo-amerikaanse rechtssysteem, dat niet in het Nederlandse BW geregeld is. Niettemin wordt de lease-overeenkomst in het bedrijfsleven veel toegepast. ⇒ Eigendomsvoorbehoud = de koper wordt pas eigenaar als de koopprijs volledig is betaald. ⇒ Een wettelijk geregelde vorm van eigendomsvoorbehoud is de huurkoopovereenkomst Î de huurkoper krijgt de beschikking over het goed en wordt van rechtswege pas
⇒
⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
⇒ ⇒
⇒
eigenaar als ook de laatste termijn is betaald. Zolang dat nog niet gebeurt is, is zijn positie ongeveer als die van een huurder. Bij lease zijn 2 partijen betrokken: • Lessor (is en blijft de eigenaar) • Lessee heeft het recht het lease-object gedurende een bepaalde periode te gebruiken, uiteraard tegen betaling van lease-termijnen. Operational lease: Het de lessee erom om voor een bepaalde periode een bedrijfsmiddel operationeel beschikbaar te krijgen. Financial leasing: hierbij gaat het de lessee erom om een bedrijfsmiddel op een aantrekkelijke manier gefinancierd te krijgen. Het wil dit middel gedurende de gehele econoimische levensduur ter beschikking hebben Koopoptie: Vaak heeft de lessee het recht (soms zelfs plicht) het lease-object bij het aflopen van de lease te kopen, zodat het alsnog zijn eigendom wordt. In geval van financial lease is de lessee de economische eigenaar, want hij draagt het risico van veroudering van het object. In geval van operational lease ligt de kwestie andersom; de lessor is economisch (en juridisch) eigenaar, hij mag/moet dus afschrijven. Operational lease valt onder de in het BW geregelde overeenkomst van huur en verhuur. Bij de lease van roerende zaken mogen de 2 partijen hier rustig van afwijken. Bij de lease van onroerend goed is dat niet het geval. Heeft de lease-overeenkomst daarentegen een overwegende financieringsdoelstelling (het eigendom verkrijgen), dan is de wettelijke regeling van huurkoopovereenkomst van toepassing. Dit kan moeilijkheden opleveren omdat het de bedoeling van deze regeling is de huurkoper te beschermen. Elk contract dat dezelfde strekking heeft als huurkoop (na het betalen van termijnen eigenaar worden) is tot huurkoop gebombardeerd. Hier kunnen partijen niks aan doen. er zijn 2 situaties bij lease: • Een fabrikant/importeur biedt als alternatief aan potentiële klanten aan dat goederen niet slechts gekocht maar ook geleased kunnen worden. • Een zelfstandig gevestigde leasemaatschappij gaat samen met haar klant op zoek naar een leverancier, die het gewenste bedrijfsmiddel volgens specificaties van de lessee kan maken. Twee bijzondere lease-varianten: • sale and lease-back: de onderneming het betreffende bedrijfsmiddel al in huis, maar het in deze aanschaf geïnvesteerde vermogen wil hij na enige tijd weer vrijmaken voor andere doeleinden. • Techno lease: Industriële eigendomsrechten zoals octrooirechten en merkrechten worden geleased.
Surséance en faillissement • Als de liquiditeit is verslechterd kan een bancair overbruggingskrediet uitkomst bieden. • Als de solvabiliteit beneden een aanvaardbaar niveau komen, kunnen de problemen onoplosbaar worden. • Uitstel van betaling kan het voorportaal zijn van een deconfiture (faillisement). Maar het kan ook een financieel hulpmiddel zijn om weer op adem te komen. • Een faillissement kan het einde betekenen, maar er kan ook gebruik van worden gemaakt door de schuldpositie te saneren en de onderneming te herstructureren.
(On)gelijkheid van crediteuren Alle verschaffers van VV, kort- of langlopend, zijn crediteuren. Er zijn een aantal uitzonderingen op de gelijkheid van crediteuren. In hoofdlijnen geldt de volgende rangorde: 1. Separatisten, zij hebben absolute zekerheid omdat zij een hypotheek hebben. Indien nodig hebben zij recht op eigenmachtige verkoop. 2. Preferente crediteuren, zij hebben een voorrecht boven anderen omdat ze een privilege hebben. Dit privilege heeft betrekking op één bepaalde zaak. Bijv. het retentierecht van een reparateur. Dit voorrecht komt ook toe aan de werknemers wegens achterstallig salaris, aan de belastingdienst voor navorderingen, en aan de bedrijfsvereniging. 3. Concurrente crediteuren, dit zijn alle andere schuldeisers behalve achtergestelde schuldeisers (die sluiten helemaal achteraan in de rij) Uitstel van betaling (surséance) Er wordt en voorlopig uitstel van betaling verleend en een bewindvoerder benoemd, die samen met de directie het management voert. Bij belangrijke beslissingen heeft de bewindvoerder het laatste woord. Later kan definitief surséance worden verleend. Zolang de surséance duurt kunnen concurrente crediteuren hun vorderingen niet verhalen, separatisten en preferente crediteuren kunnen dat wel. Faillissement ⇒ Hiertoe moet aan 2 zaken zijn voldaan: • De debiteur blijft nalatig 2 of meer schulden te voldoen. • Er zijn tenminste 2 crediteuren. ⇒ Één crediteur kan dus geen faillissement bewerkstelligen, hoeveel vorderingen hij ook heeft. Wel kan de crediteur met meerdere vorderingen één vordering overdragen aan een ander zodat er 2 schuldeisers zijn. ⇒ Surséance kan alleen door de debiteur zelf worden aangevraagd, het faillissement kan zowel door de debiteur als door een aantal crediteuren worden aangevraagd. ⇒ Centraal in het faillissement staat de boedel: het geheel van te liquideren rechten en verplichtingen van de onderneming. Als de toestand dat toelaat kan de curator bij een bank een boedelkrediet regelen. ⇒ Management-buy-out = een deel van het management neemt het bedrijf (of een deel) over, om na een herstructurering samen met de curator, het voort te zetten. ⇒ Managment-buy-in = Enkele buitenstaanders nemen zelf het bedrijf over om het management te gaan voeren. ⇒ De curator hoeft voor het personeel geen ontslagvergunning aan te vragen (de rechtercommissaris houdt toezicht), de opzegtermijnen zijn korter, de selectie van af te vloeien personeel is aan minder beperkingen gebonden. De financiële lasten van de afvloeiing komen ten lastte van het sterfhuis of van de gemeenschap (sociale fondsen). ⇒ Het salaris van de curator komt ten laste van de boedel, salarissen van personeel moet worden betaald, de waarde van de activa moet worden getaxeerd. ⇒ Als de waarde van de boedel het niet toelaat om veel kosten te maken, zal de rechtbank op voorstel van de curator en ondersteund door de rechter-commissaris het faillissement opheffen wegens gebrek aan baten.
⇒ ⇒
⇒ ⇒
⇒ ⇒
Crediteuren moeten hun vorderingen ter verificatie indienen. Eventuele privileges moeten nu ook gemeld worden. Zodat op de verificatielijst rangorders kunnen worden aangegeven. Vervolgens wordt er een verificatievergadering belegd, waar de crediteuren het woord kunnen voeren. Tot voor de verificatievergadering kan de gefailleerde een akkoord aanbieden. Als dit wordt geaccepteerd en door de rechtbank goedgekeurd, dan eindigt het faillissement. Als een gekwalificeerde meerderheid van de crediteuren het voorstel aanneemt, zijn alle crediteuren gebonden. Na de verificatievergadering begint de fase van vereffening van de boedel. Een faillissement dat niet is opgeheven wegens een gebrek aan baten en niet is beëindigd met een goedgekeurd akkoord, moet worden vereffend: liquidatie. Uit de totale opbrengst worden eerst de boedelschulden voldaan, met separatisten wordt afgerekend, dan vorderingen van preferente crediteuren met een bijzonder voorrecht, vervolgens preferente crediteuren met een algemeen voorrecht. De eventueel niet-voldane gedeelten van de preferente vorderingen worden aan de lijst van concurrente crediteuren toegevoegd. Zij delen gelijk op. (paritas creditorum) In grote faillissementen die jaren duren, worden wel tussentijdse betalingen aan crediteuren gedaan. De eindafrekening heet slotuitdelingslijst. Ondernemers die een faillissement op zich af zien komen, kunnen in de verleiding komen activa op te bergen of een vordering van een belangrijke crediteur te voldoen. De curator kan deze handelingen achteraf terugdraaien, dit heet actio Pauliana.
IV.3.2 Werkkapitaal De drie belangrijkste elementen die de omvang van het werkkapitaal bepalen: de geldvoorraad, de goederenvoorraad en de vorderingen op debiteuren. Leverancierskrediet: als leveranciers uitstel van betaling toestaan. Afnemerskrediet: een vooruitbetaling Verzuim en incasso ⇒ Ingevallen waarin geen afspraak - of achteraf gezien - een onduidelijke afspraak is gemaakt is een ingebrekestelling nodig. Deze ingebrekestelling moet een redelijke termijn inhouden waarbinnen de debiteur alsnog zijn verplichtingen moet voldoen. ⇒ Vanaf de verzuimdatum komen de kosten van invorderingsmaatregelen voor rekening van de debiteur. Vanaf die datum is tevens een boeterente verschuldigd, die tenminste het % bedraagt van de wettelijke vertragingsrente. 1. De incassopraktijk vangt aan met een als betalingsherinnering bedoelde aanmaning, inhoudende dat de betalingstermijn binnenkort zal verstrijken. 2. De deurwaarder, die inmiddels is ingeroepen, zal het verzuim persoonlijk betekenen (= officieel aanzeggen) bij de debiteur die dan nog bijzonder kort de tijd heeft de vordering te voldoen. 3. Vervolgens gaat de deurwaarder zo nodig over tot het leggen van beslag op zaken van debiteur, met de bedoeling deze voor de crediteur te verkopen. Factoring
Een factormaatschappij kan de volgende diensten aanbieden: 1. Administratie en incasso van vordering 2. Bevoorschotting: de factormij. betaalt de onderneming een overeengekomen % van de openstaande vordering als voorschot uit. Na het ontvangen van het factuurbedrag wordt dit verrekend. 3. Overname van het insolventierisico: de factor koopt de vordering van de crediteur voor bijvoorbeeld 85 of 90 % van het factuurbedrag.
IV.3.3 Financiële risico’s Zekerheden • Persoonlijke zekerheden: behalve een debiteur staat nog een andere persoon of rechtspersoon garant voor het voldoen van de schulden. • Zakelijke zekerheden: hierbij doet een roerend of onroerend goed dienst als onderpand. • Juristen noemen zekerheden accessoire rechten. • Crediteuren hebben het liefst een zakelijke zekerheid, denk ook aan separatisten. Persoonlijke zekerheid • De centrale juridische figuur is de borg (= waarborg, garantie), de betreffende overeenkomst tussen borg en crediteur heet borgtocht. • Borgstelling/borgtocht is een driepartijenverhouding. • De crediteur is jegens de borg verplicht zich behoorlijk in te spannen om de vordering eerst op de debiteur te verhalen, alvorens hij het recht heeft de borg aan te spreken. • Ontleent de borg het recht van regres d.w.z. dat indien hij de schuld aan de crediteur heeft voldaan, hij in plaats treedt t.o.v. de debiteur. Zakelijke zekerheid ⇒ Alle crediteuren die hun vorderingen met een zakelijk zekerheidsrecht hebben weten te versterken, zijn separatist bij een eventueel faillissement. Hypotheek: • Hypotheek: als er bovenop de hoofdovereenkomst een nevenovereenkomst wordt gesloten, waarbij aan de crediteur een recht van hypotheek wordt verleend op een registergoed. • De eigenaar is de hypotheekgever, die eigenaar blijft, maar voortaan beperkt is in de uitoefening van zijn eigendom. • De crediteur is de hypotheeknemer, ook wel hypotheekhouder genoemd. • Elk registergoed is in principe geschikt als hypotheek, behalve de overwaarde van de zaak. • Een crediteur krijgt het recht tot parate executie, d.w.z. zonder rechtelijke toestemming. • Normaal is dit een openbare verkoop, in sommige gevallen, met toestemming van de pres. van de rechtbank, mag onderhandse verkoop plaatsvinden als dit meer opbrengt. • Zolang de schuld bestaat, blijft het registergoed met hypotheek bezwaard, ook als het door de eigenaar aan een ander wordt verkocht. Pand: • Het pandrecht is de zekerheid voor roerende zaken en vorderingen (voor nietregistergoederen). Als onderpand komt ondermeer in aanmerking: voorraden, transportmiddelen, vorderingen op debiteuren en effecten, zoals aandelen en obligaties. • Ook de pandhouder heeft het recht van parate executie.
• • • •
Evenals de hypotheekhouder is de pandhouder separatist in een eventueel faillissement. Het pandrecht kent twee varianten: De klassieke variant: het fysieke onderpand moet worden afgestaan. (uit-de-macht) De moderne variant: (= stil pandrecht) de in pand gegeven zaken blijven bij de pandgever en m.b.t. de verpande vorderingen wordt geen mededeling gedaan aan de betreffende debiteuren. Tegenwoordig moet deze verpanding geregistreerd worden
Stil pandrecht van vorderingen en bankkrediet: De onderneming betrekt krediet van de bank. In de overeenkomst van de geldlening bedingt de bank dat de client alle bestaande en toekomstige vorderingen op debiteuren aan de bank moet verpanden. De client moet er voor zorgen dat de betalingen van zijn debiteuren via de betreffende bank lopen. Eigendomsvoorbehoud • Als de koper en verkoper geen afwijkende afspraken hebben gemaakt, geldt de hoofdregel dat de koper eigenaar wordt bij de aflevering, ook al is de factuur nog niet volledig betaald. • Een makkelijk te regelen vorm van zekerheid is dat de verkoper zich in zijn leverings- en betalingsvoorwaarden de eigendom van de afgeleverde goederen voorbehoudt tot het moment van de voldoening van het factuurbedrag. • Om een aantal redenen is het eigendomsvoorbehoud van de leverancier geen sterke vorm van zekerheid. Dit contractueel voorbehouden recht wordt namelijk door twee risico’s bedreigd, waarop de leverancier geen invloed heeft: 1. De opvolgende koper, die te goeder trouw is, zou geconfronteerd kunnen worden met een hem onbekend persoon die zijn eigendom terug komt halen, omdat de oorspronkelijke koper nog steeds de koopprijs niet heeft betaald. De opvolgende koper blijft eigenaar. 2. Eigendomsvoorbehoud strekt niet verder dan onverwerkte materialen en ongemonteerde onderdelen. Verzekering Het polisblad fungeert met de premienota als bewijs van verzekering. Aansprakelijkheid voor bedrijven: Voor de dekking die de polis aan de verzekerde onderneming biedt zijn twee factoren van groot belang: de looptijd, en de omschrijving van de dekking. Om orde te scheppen zijn er in de verzekeringswereld drie methoden in gebruik: 1. Act committed: schade-oorzaken die liggen voor de aanvang van de looptijd, zijn niet gedekt (geen inloop). Oorzaken die liggen binnen de looptijd blijven gedekt ook al is de verzekering beëindigd.(uitloop) 2. Loss occurrence: dekt de schade die tijdens de looptijd is ontstaan, ook al ligt de oorzaak ervan voor de aanvang van de looptijd, de inloop is dus gedekt. Voor de vezekeraar is er enig uitlooprisico, omdat de schade die vlak voor het einde van de looptijd is ontstaan, na afloop ervan toch moet worden vergoed. 3. Claims made: er geldt alleen dekking voor claims die binnen de looptijd vallen. Polismodel AVB ’96 • verzekeraars gaan de claim-made-methode gebruiken
• verzekeraars proberen inlooprisico’s zoveel mogelijk buiten de dekking te houden, door aanspraken die bij het ingaan van de looptijd bij de verzekerde bekend zijn, van dekking uit te sluiten. • Het polismodel is opgedeeld in 5 rubrieken: 1. Algemene voorwaarden 2. Bedrijfsaansprakelijkheid 3. Werkgeversaansprakelijkheid 4. en 5. Milieuaansprakelijkheid.
IV.3.4 Betalingsverkeer • BGC = Bank Giro Centrale = betalingsverkeer van de banken minus de postbank. • Omdat de postbank ook een rekening aanhoudt bij de BGC fungeert deze ook als verbinding tussen de beide betalingscircuits. Relatie bank/onderneming-client • De bank aanvaardt een zorgplicht m.b.t. de belangen van de klant, waarmee zij naar beste vermogen rekening mee zal houden. In het kader van deze zorgvuldigheidsverplichting wordt de informatieplicht van de bank belangrijk ingeperkt, doordat geen gebruik hoeft te worden gemaakt van alle aan de bank bekende informatie. ‘Niet-openbare’ informatie, waaronder koersgevoelige informatie mag de bank in de advisering aan klanten buiten beschouwing laten. • Het is een ijzeren gedragslijn dat er nooit informatie over cliënten wordt gegeven. • Een verbijzondering van de zorgvuldigheidsverplichting van de bank zien we bij de inschakeling van derden bij de uitvoering van opdrachten van cliënten: als de bank aantoont dat de keuze van de derde zorgvuldig is geweest, dan is de bank niet aansprakelijk voor tekortkomingen van die derde. • Blijft binnen 12 maanden een protest van de cliënt uit, dan gelden volgens de voorwaarden de documenten als door hem goedgekeurd. Alleen voor rekenfouten geldt de 12 maandentermijn niet: dergelijke fouten moet de bank altijd herstellen. • Boekenclausule: de bank heeft altijd gelijk, tenzij het tegendeel blijkt. • De bank heeft het recht schulden en vorderingen op de bank te compenseren over alle rekeningen die een klant heeft lopen. (=verrekeningsbeding). Behalve bij een naderend faillissement, Pauliana. • De banken hebben nogal wat exoneratiebedingen: niet verantwoordelijk voor schade veroorzaakt door: overmacht, internationale conflicten, gewelddadige acties en elektrische storingen. Maar ook oorzaken als arbeidsongeregeldheden onder het personeel en storingen in communicatieapparatuur. • De bank moet desgevraagd aan de klant de reden van opzegging mededelen.
Diverse onderwerpen Bankgarantie: Als de bank op verzoek van de leverancier het factuurbedrag zal overmaken, indien de afnemer niet binnen een bepaalde tijd heeft betaald. Dit is gebonden aan een uiterste datum en een maximum bedrag.
G-rekening: Geblokkeerde rekening: Het deel van de aanneemsom dat bestemd is ter voldoening van loonbelasting en premies sociale verzekeringen wordt niet rechtstreeks aan de onderaannemer uitbetaald maar overgemaakt op diens G-rekening. Dit kan dan alleen worden overgeboekt naar de belasting, sociale fondsen en andere G-rekeningen. Prospectus-aansprakelijkheid: Omdat een prospectus een commerciele mededeling is, waarin een openbaar aanbod wordt gedaan, zijn de wettelijke reclameregels hierop van toepassing.
IV.4 Control De nationale en Europese wetgever stelt allerlei eisen aan de administratie van ondernemingen berustend op 2 rechtsgronden: 1. De algemeen maatschappelijke verplichting om financieel-economische verantwoording af te leggen. Bijvoorbeeld: voorschriften voor inrichting van de jaarrekening. 2. De specifiek financieel-administratieve verplichtingen om controle op de naleving van voorschriften mogelijk te maken. Bijvoorbeeld: loonadministratie, BTW-voorschriften, kostprijscalculatie etcetera. Aan de boekhoudplicht is een archiefplicht gekoppeld. Als een vennootschap failliet gaat en daarbij blijkt dat aan de boekhoudplicht niet is voldaan, dan impliceert dat hoofdelijke (prive) aansprakelijkheid van de bestuurder van de schulden. Dit geldt ook bij het niet tijdig openbaar maken van de jaarrekening.
IV.4.1 Publicatieplicht Dit geldt voor NV’s en BV’s, coöperatieve verenigingen en waarborgmaatschappijen, dus niet voor alle rechtspersonen, met name niet voor verenigingen en stichtingen. Dit voorschrift geldt wel weer voor kredietinstellingen.
IV.4.2 Jaarrekeningenrecht De jaarrekening moet bestaan uit: de balans de winst- en verliesrekening de toelichting op beide De publicatieplicht geldt voor jaarrekening en jaarverslag. Het laatst genoemde document moet terugblikken en vooruitzien. Er moeten mededelingen worden gedaan over de toestand op de balansdatum, over de gang van zaken gedurende het boekjaar, over verwachte ontwikkelingen Naast het jaarverslag en de jaarrekening moet ook een accountantsverklaring worden bijgevoegd. Het verslag vn de accountant aan bestuur en raad van commissarissen is niet openbaar, het mag zelfs mondeling worden gegeven.
Er zijn 4 soorten accountantsverklaringen: 1. De goedkeurende (schone) 2. De verklaring met beperking (niet schoon) 3. De afkeurende verklaring 4. De oordeelonthouding Voor een concern is de geconsolideerde jaarrekening de normale situatie.
V Strategisch management V.3 Structuur V.3.1 Rechtsvorm: Juridische identiteit ⇒ ⇒ ⇒ ⇒ ⇒
Wie niks doet heeft een eenmanszaak, juridisch gezien bestaat er geen verschil tussen persoonlijke (prive) crediteuren en zakelijke crediteuren. De rechtspersoon neemt aan het economisch verkeer deel, zoals natuurlijke personen dat doen. De onderneming wordt door de rechtspersoon vertegenwoordigd en is losgekoppeld van de ondernemer en andere belanghebbenden. Bij wanbeleid is de bestuurder toch zelf door de schuldeisers persoonlijk aansprakelijk te stellen. Personenassociatie = personen die gezamenlijk een activiteit willen ontplooien, bijvoorbeeld een personeelsvereniging. Kapitaalsassociatie = geld is hier bijeengebracht om daarmee bepaalde doelen te bereiken zoals een beleggingsfonds.
Korte karakteristiek van de rechtsvormen (zie afbeelding blz 373) ⇒ Een eenmanszaak die minder risico wil wordt een BV. ⇒ De maatschap, VOF en CV zijn onderling verwante rechtsvormen die geen rechtspersoon zijn, ze berusten op een samenwerkingscontract tussen 2 of meer samenwerkende zakelijke partners. ⇒ Maatschap = Een intern gericht samenwerkingsverband van beroepsbeoefenaren, die ter besparing van de kosten een aantal voorzieningen delen. De maten zijn, behoudens andere afspraken, voor gelijke delen aansprakelijk voor uitgaven ten behoeve van de maatschap (=solidaire aansprakelijkheid). ⇒ VOF = De maatschap voor de uitoefening van een bedrijf. De samenwerkende ondernemers heten firmanten of vennoten. Hoewel de firmanten ieder, voor het gehele bedrag prive-aansprakelijk zijn voor de vorderingen van de firmacrediteuren, is er toch een scheiding tussen activa en passiva van firma en de persoonlijke bezittingen van de vennoten. De VOF heeft een afgescheiden vermogen: de firma-crediteuren hebben voorrang op de verdeling van de opbrengsten van de bedrijfsbezittingen t.o.v. de privecrediteuren van de firmanten. ⇒ Commanditaire vennootschap = Dit I een uitbreiding van de VOF met 1 of meer geldschieters die risicodragend vermogen inbrengen. Deze geldschieters investeren of beleggen in de onderneming van de VOF en worden commanditaire vennoten genoemd (..& Co). Voor de CV gelden dezelfde bepalingen als voor de VOF. De hoofdelijk aansprakelijke firmanten heten nu beherende vennoten. De geldschieters worden wel stille vennoten genoemd. ⇒ De hieronder volgende rechtsvormen hebben allemaal een rechtspersoonlijkheid. ⇒ EESV: Europees Economisch Samenwerkingsverband = Dit is de enige rechtspersoon volgens Europees recht. De leden van de EESV zijn zelf ook aansprakelijk. Het EESV is een coöperatief verband van ondernemingen die in verschillende Europese lidstaten zijn gevestigd en die hun activiteiten op deze wijze op Europese schaal wil coördineren. ⇒ Vereniging = Een sterk op de associatie van personen gerichte rechtsvorm. Een vereniging mag best winst maken, deze winst mag alleen niet onder de leden worden
⇒ ⇒
⇒
verdeeld. Een variant die een meer ondernemende doelstelling heeft is de Coöperatie. De ledenvergadering is het hoogste orgaan. Verschillende soorten aansprakelijkheden: WA= wettelijke aansprakelijkheid (de leden dragen gezamenlijk de tekorten), BA= beperkte aansprakelijkheid (de bijdrageplicht is aan een maximum gesteld), UA= uitsluiting van aansprakelijkheid. Onderlinge waarborgmaatschappij = Een rechtspersoon die in hoofdzaak met haar leden verzekeringsovereenkomsten sluit (= Onderlinge) BV en NV = Zij hebben een op basis gelijke identieke interne organisatie: er is een zekere ‘balance of power’ tussen de AVA (=Algemene vergadering van aandeeldouders), het door deze benoemde bestuur (de directie) en in vele gevallen een toezichthoudend orgaan (RvC). Aandeelhouders zijn geen eigenaren van de onderneming, de rechtspersoon (NV of BV) is eigenaar. Aandelen van een NV kunnen vrij worden verhandeld, een BV heeft niet eens aandeelbewijzen. De aandelen binnen en BV zijn op beperkte schaal overdraagbaar, namelijk in eerste instantie alleen binnen de besloten kring van mede-aandeelhouders. Hiertoe houdt de BV een aandeelhoudersregister bij. Stichting = In de rechtspersoon is een kapitaal bijeengebracht om een bepaald doel te verwezenlijken. Het is een ondemocratische rechtsvorm, de stichting heeft geen leden, hooguit contributanten of donateurs. De oprichters benoemen een bestuur en dit bestuur vult de eigen vacatures op. Deze rechtspersoon mag geen uitkeringen doen aan oprichters of bestuursleden. Bovendien moeten uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben.
V.3.2 Meest voorkomende juridische ondernemingsorganisatie Niet alle rechtsvormen zijn geschikt om er een onderneming een juridische identiteit mee te geven. De maatschap, stichting en vereniging zijn er ongeschikt voor. Van de andere ondernemersvormen hebben enkele een zodanig eigenaardige structuur, dat zij niet voor elke onderneming in aanmerking komen: het EESV, de coöperatie en de OWM. Interne organisatie • Ongeacht de rechtsvorm is het aantal (35-plus) personeelsleden, bepalend voor de verplichting een OR in te stellen. De standaardregeling van de WOR is van kracht, indien er in de onderneming meer dan 100 personeelsleden zijn (100-plus). • Het uitgangspunt bij een BV is dat alle bevoegdheden die niet aan de OR en het bestuur zijn toegekend, aan de AVA toekomen. • Behoudens uitzonderingen is de AVA bevoegd om de jaarrekening vast te stellen en de certificerende registeraccountant te benoemen, het vennootschappelijk kapitaal te vermeerderen of te verminderen, bestuurders te benoemen of te ontslaan, deel te nemen in andere vennootschappen en de statuten te wijzigen. Dit minimumpakket kan de AVA niet worden ontnomen. • In dit pakket zijn besluiten tot strategische samenwerking niet opgenomen. Het bestuur is hier toe bevoegd, tenzij om deze reden het kapitaal vermeerderd zou moeten worden of het statutaire doel van de BV gewijzigd zou moeten worden. BV + OR • De WOR maakt geen verschil tussen soort onderneming.
• De bestuurder is degene die in een onderneming rechtstreeks de hoogste zeggenschap uitoefent bij de leiding van de arbeid. • Bevoegdheden die wettelijk aan de OR toekomen, zoals informatie-, advies- en stemmingsrecht zijn in de WOR geformuleerd als verplichtingen van de ondernemer. • Het is de taak van de directie van de BV om de voorstellen aan de AVA en aan de OR zonodig op elkaar af te stemmen en het besluitvormingsproces tijdig te coördineren. BV + OR + RvC Een RvC moet er zijn als de statuten hiertoe verplichten of als de wet het voorschrijft (structuurvennootschap). Structuurregime Met een structuurregime wordt een bijzondere bestuursstructuur aangeduid die verplicht is NV’s en BV’s die aan enkele eisen voldoen. Deze BV’s en NV’s worden ook wel structuurvennootschappen genoemd. De kern van dit regime is een RvC die een centrale positie in de vennootschappelijke besluitvorming inneemt en die op een speciale manier wordt samengesteld. Dit regime geldt voor NV’s en BV’s die: • Een in aandelen geplaatst kapitaal met hierbij opgetelde reserves hebben van 25 miljoen of meer, en • een OR volgens de 100-plus. Deze structuur-RvC benoemt zelf commissarissen in ontstane vacatures. Dit wordt coöptatie genoemd. Van belang is dat de AVA, bestuur en OR afzonderlijk een recht van aanbeveling hebben. AVA en OR hebben bovendien een recht van bezwaar tegen een door de RvC beoogd persoon. In dat laatste geval kan zo’n persoon alleen dan worden benoemd als de RvC erin slaagt het bezwaar ongegrond te laten verklaren door het Gerechtshof te Amsterdam. Bij dit regime moeten alle besluiten van het bestuur worden goedgekeurd die een strategische strekking hebben, deze RvC beslist ook over de samenstelling van de Raad van Bestuur en over de jaarrekening. Beschermingsconstructies • Statutaire constructies beperken de zeggenschap van de aandeelhouders om besluiten te nemen die afwijken van de voorstellen van de directie. Er is bijvoorbeeld 2/3 meerderheid nodig i.p.v. de helft. • Oligarchische clausule: de AVA kan een bindende voordracht voor een vacature in de directie slechts doorbreken met een meerderheid van 2/3 van de stemmen die tenminste het helft van het aandelenkapitaal vertegenwoordigen. • Het stemrecht op gewone aandelen kan worden beperkt door bijzondere aandelen uit te geven: • Prioriteitsaandelen: geven vaak het recht om een bindende voordracht op te stellen. • Preferente aandelen: Bevoorrechting bij verdeling van de winst, maar ze dienen ook als beschermingsmaatregel. Ze kunnen snel worden geplaatst bij bevriende relaties, zodat de stemverhouding wordt beïnvloed. Als dit in belang van de vennootschap is dan mag het bestuur dit statutair gezien doen zonder goedkeuring van de AVA. • Certificering van aandelen: de aandelen worden geplaatst bij een administratiekantoor (vaak een stichting). Dit AK heeft het stemrecht, de certificaten die zij afgeeft leveren de eigenaars het dividend op.
V.4 Concurrentie • Mededingen: strijd leveren om orders van klanten. • Concurrentie is de kern van een markteconomie, het bevordert een goede werking van markten, waardoor vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. • Schade die op een rechtmatige wijze aan concurrenten is toegebracht, moeten zij zelf dragen. Maar schade die op een onrechtmatige wijze aan anderen wordt berokkend, kan juridisch worden verhaald.
V.4.2 Te weinig concurrentie In grote lijnen zij er twee typen concurrentiebeperkingen: 1. Kartelvorming: er worden stilzwijgende of uitdrukkelijke afspraken gemaakt, die een concurrentiebeperkend effect hebben tussen ondernemingen, die overigens hun zelfstandigheid behouden. 2. Concentratie: als een onderneming een andere onderneming haar wil op kan leggen, omdat door fusie of overname de zeggenschap verkregen is. Concentratie, of samenwerking van ondernemingen, is hetzelfde als concernvorming. Kartelvorming Er zijn drie varianten bij kartelvorming: 1. Contractuele gebondenheid: bij afwijking hiervan kan dit bij de rechter worden uitgevochten. 2. Gentlemens’s agreement: er kan niets bij de rechter worden verhaald. 3. Onderlinge afgestemde feitelijke gedraging: men doet dit zolang het ze goed uitkomt. Er zijn nog 3 varianten, maar nu op het gebied van structuur van concurrentiebeperking: 1. Verticale kartelvorming: fabrikant - groothandel - grossier - detailhandel 2. Horizontale kartelvorming: bij ondernemingen op het zelfde niveau die elkaars concurrenten zijn. 3. Gemengde type: zowel horizontaal als verticaal, dit is Nederland verboden. Concentratie Concentratie van ondernemingen vindt plaats door fusie en overname, dit kan alleen maar met één van de volgende technieken: • Aandelentransactie • Bedrijfstransactie • Juridische fusie Aandelentransactie: kan alleen bij een BV en NV, het enige wat er verandert zijn de zeggenschapsverhoudingen. Vaak gebeurd dit door een onderhands of openbaar bod op de aandelen die verspreid zijn in handen van vele kleine aandeelhouders. Holdingconstructie: Bij een fusie van min of meer gelijkwaardige partners, richten ze samen een nieuwe rechtspersoon op die als holding gaat fungeren van de aandelen van de fuserende vennootschappen. Sterfhuisconstructie: als een overnemer de zeggenschap verwerft in een aantal goedlopende dochtervennootschappen; de slecht renderende onderdelen blijven in het oude concern “het sterfhuis” achter.
Bedrijfsfusie of bedrijfstransactie: een alternatief voor het geval de zeggenschap niet in andere handen kan overgaan door aandelentransacties (coöperatie, firma of eenmanszaak). Juridische fusie: dit is alleen voor rechtspersonen mogelijk. Hier worden echter geen aandelen of bedrijfsmiddelen overgedragen Concurrentiebeperking: algemeen wettelijk kader De Nederlandse kartelautoriteit is het ministerie van EZ, de Europese is de Europese Commissie. Deze kartelautoriteiten hebben overigens ook bevoegdheden m.b.t. concentratie van ondernemingen. Hoofdlijnen van de WEM Er kunnen twee maatregelen tegen kartels worden gebruikt. 1. Individuele onverbindend verklaring = OVV Î is gericht tegen een bepaald kartel. 2. Generieke OVV Î is gericht tegen bepalingen van een bepaalde soort, in alle kartels De WEM biedt de kartelautoriteit ook mogelijkheden om op te kunnen treden tegen het misbruik maken van een economische machtspositie. (hier kan concentratie van ondernemingen niet mee worden voorkomen) dit zijn aanwijzingen. Het criterium voor het geven van aanwijzingen is dus het misbruik maken van een overwegende invloed op de Nederlandse markt. Zo’n aanwijzing kan onder meer inhouden het opleggen van een leveringsplicht, al dan niet met een maximum prijsvoorschrift. Hoofdlijnen van Europees concurrentierecht Artikel 85 betreft kartelvorming, artikel 86 betreft concernvorming. Het Europees recht kent een verbod voor kartels. Artikel 85 verbiedt: • Alle overeenkomsten tussen ondernemingen • Alle besluiten van ondernemersverenigingen • Alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en die tot doel of tot gevolg heeft dat de concurrentie op de interne markt wordt gehinderd. Als de Europese commissie aannemelijk kan maken dat een kartel de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden, dan is zij bevoegd op te treden. Voor kartelvorming in de R&D-hoek zijn er uitzonderingen.
V.5 Concentratie V.5.1 Het opbouwen van een economische machtspositie • Naar Nederlands recht is geen voorafgaande toestemming van een kartelautoriteit nodig om te fuseren of een andere onderneming over te nemen. • Op grond van de WEM kan alleen achteraf worden opgetreden, namelijk als de machtspositie wordt misbruikt. • SER-Fusiegedragscode: een stelsel van maatschappelijke fatsoensnormen ter bescherming van de belangen van betrokken werknemers en aandeelhouders.
• Op het Europees-juridische vlak is er meer. Grote fusies staan onder preventieve controle van de Europese Commissie, d.w.z. dat ondernemingen die het voornemen hebben te fuseren voor de fusie voorafgaande toestemming nodig hebben. EG-Fusieverordening De “verordening EEG betreffende de controle op concentraties van ondernemingen” is van toepassing op: 1. Concentraties die van communautaire dimensie zijn. 2. Concentraties die dat niet zijn, maar de regering van een lidstaat aan de EC ter beoordeling worden voorgelegd. Concentraties van communautaire dimensie: • de totale omzet over de gehele wereld van alle betrokken ondernemingen bedraagt meer dan 5 miljard ecu en • de totale omzet in de Gemeenschap behaald door tenminste 2 ondernemingen, elk afzonderlijk, bedraagt meer dan 250 miljoen ecu, tenzij elk van de betrokken ondernemingen meer dan 2/3 van haar totale omzet binnen de Gemeenschap in een zelfde lidstaat behaalt. Boven deze drempelbedragen is uitsluitende de EC bevoegd, daar beneden behouden de lidstaten hun eigen bevoegdheden. Concentraties van communautaire dimensie moet op straffe van een geldboete bij de EC worden aangemeld binnen een week nadat de voorbereidingshandelingen zijn voltooid. De taak van de EC is vervolgens om te oordelen over de verenigbaarheid of onverenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt.
V.5.2 Het misbruik van een machtspositie Er is sprake van misbruik van een machtspositie als de onderneming zich een van concurrenten onafhankelijk gedrag kan veroorloven en hier ook gebruik van maakt. Twee criteria voor te lage prijzen: 1. Prijzen die beneden de gemiddelde variabele kosten liggen en waarmee een machtspositie een concurrent probeert uit te schakelen, levert misbruik op. 2. Prijzen die beneden de gemiddelde totale kosten, maar boven de gemiddelde variabele kosten liggen, zijn onrechtmatig als ze worden gebruikt om een concurrent uit te schakelen.
V.5.3 Concernrecht • Groep Î een economisch eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden • Ondernemingen die tot een concern behoren worden in het BW groepsmaatschappijen genoemd. Een dochtermaatschappij is een rechtspersoon: 1. waarin direct of indirect meer dan de helft van de stemrechten in de AVA kan worden uitgeoefend. Of
2. Waarvan meer dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen kan worden benoemd of ontslagen. Er kan in nog een ander opzicht sprake zijn van een dochtermaatschappij: een onder een eigen naam opererende vennootschap waarin de rechtspersoon of één of meer dochtermaatschappijen als vennoot volledig jegens schuldeisers aansprakelijk is voor de schulden. Bijvoorbeeld en Joint venture: is dit een: • commanditaire vennootschap, dan is dit alleen een dochtermaatschappij van de rechtspersoon, indien deze beherend vennoot is. • Commanditaire vennootschap, dan is dit geen dochtermaatschappij als de rechtspersoon de geldschieter, de commandiet of stille vennoot is. Er wordt dan namelijk niet voldaan aan het vereiste van volledige aansprakelijkheid. Van een deelneming door een rechtspersoon of door een vennootschap/niet-rechtspersoon in een ander rechtspersoon is sprake, indien voor eigen rekening, dus uit eigen middelen direct of indirect aan die rechtspersoon kapitaal wordt verschaft: • teneinde met die rechtspersoon duurzaam verbonden te zijn, • ten dienste van de eigen werkzaamheid 1-20% 20-50% >50% 100%
Participatie in het kapitaal = belegging Deelneming Dochtermaatschappij Volledige dochter
Bij een groep (concern) zijn een aantal bijzondere regels van kracht: Het concernrecht: • De invloed van de personeelsvertegenwoordiging is beperkter: omdat de leden van de ondernemingsraden zich hebben neer te leggen bij de juridisch-bedrijfskundige realiteit van de aanwezigheid van het concern. • De invloed is uitgebreider: omdat op elk niveau invloed kan worden uitgeoefend; de werkmaatschappij kent de gewone OR, op divisieniveau de GOR en op concernniveau de COR. Regels voor de inrichting van de jaarrekening zijn uitgebreider: • Crediteuren-debiteuren relaties tussen de werkmaatschappijen moet zichtbaar zijn. • Interne baten en lasten moeten van de interne worden onderscheiden. • Er moet een geconsolideerde jaarrekening worden opgemaakt. Als een moedermaatschappij zich in verregaande mate bemoeit met het beleid en de gang van zaken in een dochtermaatschappij op de blaren van aansprakelijkheid moet zitten bij onvoldoende liquiditeit en solvabiliteit. Concurrentiebeperkende afspraken tussen groepsmaatschappijen onderling die binnen de invloedssfeer van het concern blijven Î kartelautoriteiten hebben hierop geen vat, tenzij e concurrentiebeperking buiten het concern merkbaar is.
V.6 Samenwerking V.6.1 Franchising Franchise = een juridisch beschermd concept of formule Aan de franchiseovereenkomst behoort een exploitatiebegroting ten grondslag te liggen, opgesteld na een recent vestigingsplaats- en marktonderzoek. Wijken de daadwerkelijk gehaald exploitatieresultaten erg af (20 a 30%) dan heeft de franchisenemer het om recht om binnen een overeengekomen termijn de overeenkomst op te zeggen. De door de franchisenemer verschuldigde vergoedingen: • Een eenmalig entreegeld (=entrance fee) voor de opgebouwde goodwill • een periodiek af te dragen % van de omzet • een periodieke vergoeding wegens reclameactiviteiten • De franchisenemer is volledig zelfstandig ondernemer, ze moeten zich daarom meestal inschrijven bij de KvK • De franchisegever heeft het recht het winkelpand en de kwaliteit te controleren. • De franchisenemer geniet geen ontslagbescherming. • Het verbod op prijsafspraken geldt niet binnen een groep van ondernemingen.