Lesideeën Thema: Tijd
2015/2016
LESSENSERIE GROEP 7 EN 8 INLEIDING Het nieuwe seizoen van het Techniek Toernooi is weer begonnen! De uitdagingen zijn bekend en uitgewerkt in wedstrijdbrieven. In dit document staan lesideeën voor in de klas ter aanvulling op de uitdagingen (verlicht je muizenval en de vertraagde wekker) voor groep 7 en 8. De activiteiten zijn gekoppeld aan een verhaal dat te maken heeft met tijd, het thema van het Techniek Toernooi 2015/2016. De kinderen maken aan de hand van dit verhaal een ontdekkingstocht langs allerlei natuurwetenschappelijke verschijnselen met als kers op de taart het Techniek Toernooi!
GA JE MEE OP ONTDEKKINGSREIS? Kinderen zijn van nature nieuwsgierig naar de wereld om hen heen. Ze stellen vragen, proberen dingen uit en bedenken verklaringen voor wat ze zien en beleven. Als leerkracht of pedagogisch medewerker speel je een essentiële rol in het op gang brengen en stimuleren van dit ontdekproces, bijvoorbeeld door kinderen de ruimte te geven om zelf te experimenteren, open vragen te stellen en niet te snel in te grijpen of een mogelijke oplossing aan te dragen. Je hoeft niet voor alle vragen die kinderen hebben direct een oplossing paraat te hebben, ga zelf mee op ontdekkingsreis. Tijdens het Techniek Toernooi draait het om de uitdagingen, maar belangrijker nog is het proces van ontdekken en het plezier dat de kinderen daaraan beleven. De activiteiten in deze lessenserie staan in het teken van het verkennen van het begrip ‘tijd’ en dienen ter voorbereiding op de opdrachten voor het Techniek Toernooi. De kinderen leren daarbij niet alleen over natuurkundige principes, maar ze worden ook gestimuleerd in taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociale vaardigheden. Bovendien worden de opdrachten, door een meerjarige samenwerking met het Nederlands Openluchtmuseum, in een cultuurhistorische context geplaatst. Beschouw de activiteiten in deze lesbrief niet als ‘recepten’ die je nauwgezet moet opvolgen, maar als een reeks van ideeën en voorbeelden om het Techniek Toernooi in te passen in het lesprogramma. De opzet van deze lesbrief sluit aan bij de didactiek van het onderzoekend en ontwerpend leren en de 21st century skills.
NA AFLOOP Na de activiteiten in de klas krijgt deze lessenserie een mooie afsluiting met een bezoek aan het Techniek Toernooi in de eigen regio. De winnaars uit de regio’s mogen het tegen elkaar opnemen tijdens de finale in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.
VEEL PLEZIER MET HET SAMEN ONTDEKKEN!
2
TIJD VOOR TECHNIEK LEERDOELEN Deze lessenserie sluit aan bij de kerndoelen van het primair onderwijs: 2, 3, 8, 26, 32, 33, 42, 44, 45, 51, 53 en 55. Daarnaast worden de kinderen gestimuleerd in de vaardigheden samenwerken, presenteren, kritisch denken, communiceren en creatief en innovatief denken. Deze vaardigheden worden ook wel de 21st century skills genoemd.
Kerndoelen: 2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. 8. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. 26. De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen. 32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. 33. De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur. 42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. 51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. 53. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis. 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
WAT IS ONDERZOEKEND EN ONTWERPEND LEREN? In deze lessenserie wordt uitgegaan van de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren. Onderzoekend en ontwerpend leren zijn didactische werkvormen voor het stimuleren en ontwikkelen van een wetenschappelijke houding bij kinderen. Onderzoekend leren is gericht op het vergroten van kennis door het doen van een onderzoek, terwijl bij ontwerpend leren het bedenken en maken van een product centraal staat. Bij deze vormen van leren, werken kinderen als onderzoeker en ontwerper. Daarbij ontwikkelen ze met elkaar en met hulp van de leerkracht hun begrip van concepten uit de wereld om hen heen. Het zijn werkvormen die kinderen aansporen om op een actieve manier te leren. Het onderzoeken en ontwerpen zijn daarbij geen doel op zich, maar een manier van werken die ontstaat vanuit de nieuwsgierigheid van kinderen. Vanuit deze verwondering stimuleer je als leerkracht waarnemen, nadenken, handelen en reflecteren bij je leerlingen. Hierdoor worden kinderen aangemoedigd om de wereld nieuwsgierig tegemoet te treden en antwoorden te vinden op hun vragen. 3
Ze leren ervaren wat voor hen belangrijk is, ontdekken en ontwikkelen hun talenten en leren deze te benutten. Ook vergroot het onderzoekend en ontwerpend leren de kwaliteit van het leren, doordat kinderen van en met elkaar leren en de zin van het leren ontdekken. Onderzoekend en ontwerpend leren zijn cyclische processen die uit verschillende stappen bestaan (zie afbeelding 1). Dit betekent dat een vraag die opkomt bij de laatste stap van de cyclus input kan zijn voor de eerste stap van een nieuwe cyclus. Op die manier blijven de cycli continu doorgaan en zijn de kinderen blijvend aan het leren. Het is overigens niet zo dat de stappen uit de cyclus altijd in een vaste volgorde worden doorlopen. Vaak springen kinderen een stapje terug voordat ze weer verder gaan in de cyclus en soms is er zelfs een uitwisseling tussen de twee vormen van leren. Dan gaan kinderen bijvoorbeeld een deelvraag onderzoeken voor het ontwerpproces waarmee ze bezig zijn. Op bladzijde 6 is aan de hand van het thema ‘Tijd’ uitgewerkt hoe je de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren direct kunt toepassen. De onderzoekscyclus wordt met name gebruikt in deze lessenserie om meer te weten te komen over het thema ‘Tijd’, de ontwerpcyclus is zeer goed bruikbaar voor het uitwerken van de uiteindelijke opdracht voor het Techniek Toernooi.
concluderen
de
rz oe ku
te n
testen en aliseren optim
rk en
type
we uit ren n pte cte concen sele e
de re
ONDERZOEKEN
on
pr oto
verw on
verkennen
ideeën verzinnen en selecteren
ONTWERPEN
ren nte se
n
e pr
en en
e pr
ren nte se
prob le en f e m v orm er ule ken r n
itvo eren
on d e
t ze op k e rzo
Afbeelding 1
DE ROL VAN DE BEGELEIDER Als leerkracht of pedagogisch medewerker speel je een essentiële rol bij de ervaringen die kinderen opdoen. Je kunt kinderen, waar nodig, ondersteunen in hun ontwikkeling zodat ze op eigen kracht verder kunnen. Die rol kan het best omschreven worden als: samen met de kinderen op onderzoek gaan. Je denkt mee, praat mee, redeneert mee en vraagt mee. “Hoe zou het kunnen dat…?” “Maar als je nou eens…?” “Hé, maar nu vraag ik me toch af hoe…?” Je geeft geen antwoorden en legt niet uit. Het is immers een gezamenlijke ontdekkingstocht. Je geeft ruimte, je daagt de kinderen uit om verder te denken, een andere oplossing te zoeken of een voorspelling te doen. 4
De rol van de begeleider kan als volgt worden samengevat: • Taal aanbieden: sleutelwoorden en begrippen gebruiken als onderdeel van het onderzoeks- en ontwerpproces (bijvoorbeeld het benoemen van begrippen van tijdsindeling: minuut, uur, dag, week, etc. of tijdsaanduiding: heden, verleden, toekomst, etc.) • Denken stimuleren: vragen, dilemma’s en tegenstellingen opwerpen (Hé, maar net zei je dat… En hoe zit het dan met…? Wat ik me nu afvraag, is…?) • Taalproductie stimuleren: doorvragen, twijfel zaaien, kinderen op elkaar laten reageren (Hoe wist je dat? Volgens Timo klopt dat niet.) • Responsief zijn: interesse tonen in de zienswijze van het kind, meedenken (Zullen we ze één voor één tellen? Oké, doe maar eens, kijken hoe dat gaat.) • Samen ontdekken: niet willen uitleggen, eigen veronderstellingen loslaten (O, dus die lucht duwt het autootje vooruit. Maar hoe zou dat nou komen?) • Ruimte geven: kinderen de tijd geven, ook eens je mond houden (Hmm…) • Creativiteit belonen: originele oplossingen – ook ‘onzinnige’ – serieus nemen (Hé, daar had ik nog helemaal niet aan gedacht. Hoe zouden we nu kunnen uitvinden of dat klopt?) • Niet voorzeggen: vertrouwen op de denkkracht van de kinderen.
NIVEAUS VAN STURING DOOR BEGELEIDER De mate waarin je ondersteuning biedt zal afhangen van de kinderen waarmee je werkt en de ervaring die ze hebben met onderzoekend en ontwerpend leren. Zijn de leerlingen bijvoorbeeld gewend om vaak vanuit een traditionele didactische aanpak onderwezen te worden, dan kunnen we nog niet van ze verwachten dat ze zelfstandig de onderzoekscyclus doorlopen. Kinderen die al vaker begeleid, of zelfs zelfstandig, onderzoeksvraagstukken hebben aangepakt zullen hier mogelijk wel klaar voor zijn. In onderstaande tabel staan de verschillende niveaus van begeleiding.
NIVEAU
DIDACTISCHE AANPAK
BRON VAN DE VRAAG
DATAVERZAMELINGS METHODE
INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN
0
Traditioneel onderwijs
Gegeven door de begeleider
Gegeven door de begeleider
Gegeven door de begeleider
1
Gestructureerd onderzoekend leren
Gegeven door de begeleider
Gegeven door de begeleider
Open voor de leerling
2
Begeleid onderzoekend leren
Gegeven door de begeleider
Open voor de leerling
Open voor de leerling
3
Open/zelfstandig onderzoekend leren
Open voor de leerling
Open voor de leerling
Open voor de leerling
• • • •
Niveau 0 klassieke onderwijsaanpak: je voorziet de vragen en methoden die worden gebruikt, je begeleidt leerlingen naar de verwachte conclusie, je helpt leerlingen om de data te interpreteren. Niveau 1 gestructureerd onderzoekend leren: je voorziet de vragen en de methode, maar de leerlingen moeten vervolgens zelf interpreteren. Niveau 2 begeleid onderzoekend leren: je stelt de vraag, maar de leerlingen kiezen zelf voor een methode en interpreteren de gegevens. Niveau 3 zelfstandig onderzoekend leren: de leerlingen stellen zelf de vragen en hebben het onderzoek zelf in handen. 5
DE TIJD ONDERZOEKEN Als introductie op het thema ‘Tijd’ wordt aan het begin van deze lessenserie het verhaal ‘De vijand van elke opa’ geïntroduceerd. Na deze introductie gaan de leerlingen aan de slag met verschillende activiteiten ter voorbereiding op het Techniek Toernooi. Je kunt ervoor kiezen om alle activiteiten te doen of een selectie uit het aanbod te maken.
1. INTRODUCTIEACTIVITEIT: DE CONTEXT EN HET VERHAAL Werkvormen • Individueel – verhaal lezen • Placemat – groepjes van 4 leerlingen Leerdoelen • Thema ‘Tijd’ introduceren • Nieuwsgierigheid prikkelen • Voorkennis ophalen Materialen • Kopieën van het verhaal (zie de bijlage) • Vellen papier A3 formaat • Gekleurde potloden of stiften Achtergrond Onderzoekend leren begint met verwondering. Daaruit komen nieuwsgierige vragen die het startpunt zijn voor onderzoeken en ontwerpen. Het doel van het verhaal is de interesse van de kinderen te wekken en hen te laten ervaren dat er van alles te leren valt over tijd. Omschrijving activiteit In deze lessenserie staat het verhaal ‘De vijand van elke opa’ centraal, zie de bijlage. Het verhaal gaat over opa die de tijd in de war wil brengen. Laat de kinderen het verhaal lezen op de computer of op kopieën. In het verhaal komen verschillende aspecten van tijd aan bod. Deze aspecten en gebeurtenissen kunnen het startpunt zijn om met de kinderen het fenomeen ‘tijd’ te onderzoeken. Haal samen met de kinderen voorkennis op over tijd. Je kunt hiervoor de werkvorm ‘placemat’ gebruiken, dit is een goede samenwerkingsopdracht. In deze werkvorm wordt ieders bijdrage letterlijk zichtbaar. De werkwijze van de placemat: 1. Werk in groepen van 4 kinderen 2. Elk groepje krijgt een A3 vel in de vorm van een placemat, zie de volgende figuur:
6
3.
In het midden (de rechthoek) staat het thema Tijd. Elk lid van de groep van vier krijgt een kleur viltstift. De leerlingen moeten hun eigen kennis en associaties over tijd in hun eigen vak opschrijven. Hierbij vindt nog geen overleg met elkaar plaats. 4. Nadat iedereen klaar is met noteren, licht iedere leerling zijn antwoord toe voor de rest van de groep. 5. Ten slotte volgt een klassikale uitwisseling. De kinderen noteren de gemeenschappelijke antwoorden en aspecten waarover overeenstemming is, in het middelste hok op de placemat. Vragen die je kunt stellen: • Wat weet je van tijd? • Welke woorden horen bij tijd? • Waar en wanneer kom je tijd tegen? • Waarom willen we de tijd weten? • Waarmee wordt tijd gemeten?
2. ACTIVITEITEN Na de introductie kunnen de leerlingen in groepjes aan het werk met onderstaande activiteiten.
ACTIVITEIT 1: TERUG IN DE TIJD Werkvormen Groepjes (2 tot 4 leerlingen) Leerdoelen • Leerlingen maken een (digitale) tijdlijn over tijdmeten van vroeger tot nu • Leren informatie te verzamelen, analyseren en interpreteren Materialen • Computer met internet • Papier • Potloden of stiften Achtergrond In het verhaal ‘De vijand van elke opa’ wordt de historie van tijdmeten beschreven. Vroeger werden tijd en tijdsduur gemeten aan de opkomst, ondergang en de stand van de zon of de maan. Vaak werd hierbij schaduw gebruikt. Later kwamen er instrumenten: eerst schaduwklokken en zonnewijzers, later ook zandlopers en waterklokken. Vanaf ongeveer 1500 kwamen er mechanische klokken die werkten met een veer of met slingers. Veel later kwam de hele precieze atoomklok. Omschrijving activiteit De leerlingen gaan terug in de tijd, ze gaan in groepjes een tijdlijn maken over tijdmeten van vroeger tot nu. Dit kan op papier, maar ook digitaal. Laat de leerlingen informatie zoeken en verzamelen op internet, in boeken en in encyclopedieën. Ze moeten proberen zoveel mogelijk informatie in de tijdlijn te verwerken. Daarnaast voegen ze ook plaatjes toe en extra informatie over de techniek van het meetinstrument en het ontstaan van het apparaat. Laat de leerlingen ten slotte hun tijdlijn presenteren in de klas. 7
Vragen die je kunt stellen: • Wat is een tijdlijn? • Hoe maak je een tijdlijn? • Hoe hielden ze vroeger de tijd bij? • Hoe kun je de tijd meten zonder klok?
ACTIVITEIT 2: OEFENING BAART SLINGERKUNST Werkvormen • Klassikaal – Introductie over Christiaan Huygens en slingeruurwerk • Individueel of in tweetallen – Informatie zoeken • Tweetallen – slingeruurwerk maken Leerdoelen • Het meten van tijd • Het begrijpen van de werking van een slingerklok • Door zelf een slingerklok te maken, gevoel krijgen bij tijd Materialen • Paperclips (groot formaat, 50 mm) • Touw • Statief • Meetlinten • Scharen • Voorwerp van enig gewicht, bijvoorbeeld een sleutelbos of gewichtjes (50-100 gram) Achtergrond In het verhaal ‘De vijand van elke opa’ wordt de slingerklok van uitvinder Christiaan Huygens genoemd, hij was in 1656 de eerste die het lukte om een klok met een slinger te maken. Dit was de eerste klok die tikte. Meer informatie hierover is te vinden op www.entoen.nu/christiaanhuygens/po-docent. De kinderen gaan bij deze activiteit zelf een slingeruurwerk maken. Een slinger bestaat uit een slingerlijn, een slingergewicht en de uitwijking die dit slingergewicht krijgt (de amplitude). Techniek komt vooral aan bod bij het maken van een ophangpunt en bij de bevestiging van de slingerlijn en het slingergewicht. De slingerlijn kan bijvoorbeeld gemaakt worden van paperclips of van een dun touw. Het slingergewicht kan bestaan uit een compact voorwerp zoals een bos sleutels of een gewicht. Omschrijving activiteit Leg de verbinding naar het verhaal, waar Christiaan Huygens, uitvinder van de slingerklok, wordt besproken. Weten de leerlingen wat een slingerklok is? Misschien heeft een van de leerlingen deze klok in huis hangen. Laat de leerlingen informatie zoeken om meer te weten te komen over Christiaan Huygens en het slingeruurwerk, de volgende website is geschikt voor groep 7 en 8: www.entoen.nu/christiaanhuygens/po. Na de introductie over Christiaan Huygens gaan de leerlingen zelf een slingeruurwerk ontwerpen. De leerlingen maken een opstelling met een slinger die een periode heeft van ongeveer 2 seconden, dat wil zeggen een slinger die in ongeveer 2 seconden heen en weer slingert. De slinger moet 30 seconden blijven slingeren; de slinger moet in die tijd dus 15 keer heen en weer slingeren, waarbij de slingerperiode zo constant mogelijk blijft. 8
Laat de leerlingen de afbeelding van de ontwerpcyclus op bladzijde 4 zien en bespreek de stappen. Indien de kinderen al vaker onderzoek- en ontwerpvraagstukken hebben aangepakt, kunnen ze zelfstandig de stappen van de ontwerpcyclus doorlopen. Laat de leerlingen de volgende stappen uitvoeren: • Ideeën verzamelen over hoe je een opstelling met een slinger kunt maken waarvan de periode 2 seconden is. • Concepten uitwerken en selecteren. • Ontwerp realiseren. • Nagaan of de slinger een tijd vangt die groter of kleiner is dan 2 seconden. • Bedenken wat er veranderd kan worden om de slingertijd te beïnvloeden (denk aan lengte van de slinger, gewicht of de uitwijking van de slinger waar je mee begint). • De slinger aanpassen. • Slingertijd controleren en eventueel opnieuw aanpassen: op dezelfde of op een andere manier. • Conclusies trekken. Vragen die je kunt stellen: • Hoe maak je een slinger waarvan de periode 2 seconden is? • Maakt de lengte van een slinger iets uit voor de slingertijd? • Blijft de slingertijd steeds hetzelfde of verandert deze? • Hoe houd je de slingerperiode constant? • Komt een bepaalde slinger duidelijk als beste uit de bus? • Hoe zou de slinger gedempt kunnen worden en tenslotte stil komen te staan? • Hoe voorkom je dat?
ACTIVITEIT 3: KETTINGREACTIE Werkvormen Groepjes van maximaal 4 leerlingen Leerdoelen • Leren hoe je met een kettingreactie tijd kunt meten • Door het maken van een voorwerp dat een minuut weergeeft, wordt inzicht verkregen in de relatie tussen de fysieke wereld en tijd Materialen • Stopwatch • Knikkers, (kleine) ballen, wc-rolletjes, hout, karton, draad, ballonnen, spelden, katrollen, tandwielen, plastic buizen van verschillende diktes, wieltjes, klein autootje, veren, etc. • Scharen, touw, plakband, lijm en ander constructiemateriaal Achtergrond Deze activiteit sluit goed aan bij de wedstrijdopdracht ‘Verlicht je Muizenval’ voor het Techniek Toernooi voor groep 7/8. De activiteit dient ter voorbereiding op de wedstrijdopdracht.
9
Omschrijving activiteit Vertel de leerlingen dat ze in groepjes een kettingreactie gaan maken die precies één minuut beweegt. Als je iets kunt maken dat het precies één minuut doet, kun je daarmee de tijd meten. Hieronder is de opdracht in stappen uitgewerkt, dit kan bijvoorbeeld besproken worden of op het bord worden gezet. 1. 2. 3. 4.
Bedenk eerst hoe je een kettingreactie kunt maken. Maak een tekening. Bedenk welke materialen je nodig hebt. Pak de spullen. Maak de kettingreactie. Doet hij het? Stel ten slotte met behulp van een stopwatch de kettingreactie zo af dat hij het precies één minuut beweegt, de kettingreactie moet dus na precies één minuut stoppen.
Ter afsluiting zet je alle kettingreacties tegelijk in gang. Zijn ze ook echt precies tegelijk klaar? Vragen die je kunt stellen: • Wat is een kettingreactie? • Hoe maak je een kettingreactie? • Welke materialen heb je nodig? • Hoe kun je de kettingreactie precies één minuut laten bewegen?
3. AFSLUITING Reflecteer samen met de kinderen op de activiteit. Wat hebben ze ontdekt en geleerd? Welke voorspellingen klopten en welke niet? Welke vragen zijn nog niet beantwoord? Deze activiteiten van reflecteren en expliciteren helpen om ervaringen om te zetten in leerresultaten. Suggesties Ben je geïnteresseerd geraakt in het onderzoekend en ontwerpend leren en de 21st century skills, dan zijn de volgende bronnen interessant: • 21e eeuwse vaardigheden: http://leraar24.nl/dossier/6003/21e-eeuwse-vaardigheden#tab=1 • Graft, M. van & Kemmers, P. (2007). Onderzoekend & Ontwerpend Leren bij Natuur & Techniek: www.slo.nl/primair/leergebieden/wereldorientatie/natuur/vtb/LOOLbasis.pdf/ • Keulen, H. van (2010). Wetenschap en techniek: IJkpunten voor een domein in ontwikkeling. Den Haag: Platform Bèta Techniek. • Keulen, H. van & Oosterheert, I. (2011). Wetenschap en techniek op de basisschool. Groningen/ Houten: Noordhoff Uitgevers. • Klapwijk, R. & Holla, E. (2014). Leidraad onderzoekend en ontwerpend leren, Wetenschapsknooppunt Zuid-Holland: www.wetenschapsknooppuntzh.nl/uploads/Leidraad-onderzoekend-en-ontwer- pend-leren-Wetenschapsknooppunt-ZH.pdf • Marzano, R.J. & Heflebower, T. (2012). Klaar voor de 21e eeuw. Vlissingen: Bazalt Educatieve Uit gaven. Vertaling van Teaching and Assessing 21st Century Skills, oorspronkelijke uitgever Bloom ington: Solution Tree Press.
JE KUNT NU VERDER MET DE OPDRACHT VOOR HET TECHNIEK TOERNOOI. HEEL VEEL SUCCES!
10
BIJLAGE: VERHAAL “DE VIJAND VAN ELKE OPA” Het was niet eerlijk. Al mijn vrienden hadden lieve opa’s, maar die van mij was zo gek als een fiets zonder wielen. En ik had er maar één. Ook weer zoiets: waarom maar één? Ik kende kinderen met wel drie opa’s. Of zelfs vier. Andere opa’s voetbalden met hun kleinkinderen. En stoeiden. En ze gingen mee op skivakantie. Ze deden stoere dingen. Parachutespringen, of van Italië naar Nederland fietsen. Maar die van mij was heel ouderwets. Zoals opa’s vroeger waren, met een hoed en een bril en een wandelstok. Zijn rug was krom. Hij trilde een beetje. Hij smekte voortdurend met zijn kunstgebit. En hij had helemaal geen kunstgebit! Zijn tanden waren prima! Bovendien was hij kerngezond, hij had makkelijk rechtop kunnen lopen. Zonder stok. Zonder trillen of beven. Hij liep zich gewoon aan te stellen. ‘Opa,’ vroeg ik hem op zijn verjaardag, ‘waarom doe je zo raar?’ ‘Raar?’ vroeg hij verontwaardigd. Zijn stem kraakte als een roestige deur. Deed ie ook expres. ‘Ik, raar? Hoe durf je! Tegen zo’n oud mens als ik! Vroeger, jongen...’ Hij hief zijn trillende wijsvinger. ‘Vroeger hadden we nog respect voor oude mensen. Ik weet nog dat ik, als jochie, in de tuin werkte bij meneer Huygens. Ik durfde hem niet eens aan te kijken! Wereldberoemd, meneer Huygens. Had een prachtige klok uitgevonden, met een slinger... en gewichten... allemaal tandwieltjes... hmmm...’ Hij verzonk in gemompel. Mijn vader zette zijn bordje met gebak neer en zei streng: ‘Pa, houd eens op met die flauwekul. Die Huygens, die leefde in de 16e eeuw.’ ‘17e eeuw, jongen.’ ‘Maakt niet uit. Jij hebt in elk geval niet bij hem in de tuin gewerkt.’ Opa begon nog erger te trillen dan anders. Maar dit keer van boosheid. ‘Wat weet jij daar nou van? Jij was nog niet eens geboren, in de zeventiende eeuw!’ ‘Maar opa,’ vroeg ik, ‘jij bent toch óók niet geboren in de 17e eeuw?’ Daar moest opa heel erg om giechelen. ‘Ik?’ hikte hij. ‘Geboren in de 17e eeuw? Was het maar waar, knul! Ik ben véél ouder... hm... ben vergeten hoe oud precies... we hielden de jaren niet bij... hmmm...’ Ik keek fronsend naar de taart op mijn bordje. ‘Als jij niet weet wanneer je geboren bent, wat vieren we vandaag dan eigenlijk?’ Opa keek naar zijn bordje en grinnikte. ‘We vieren dat ik zin heb in taart. Maar die krijg je alleen als je jarig bent. Of...’ (hij knipoogde) ‘als je zegt dat je jarig bent.’ Ik grinnikte mee. Opeens leek mijn opa helemaal niet gek. Juist heel slim; alleen een beetje ondeugend. Maar dat duurde maar even, want hij smakte met zijn kunstgebit (dat hij dus niet had) en begon weer onzin te vertellen. ‘Toen ik zo oud was als jij, knul, toen bestond er nog geeneens taart. Hadden we ook helemaal geen tijd voor. Kinderen moesten hard werken! Ik had een baantje in de tempel. Klokken bijvullen.’ Kijk, dat bedoel ik dus. Pure wartaal. Je kunt klokken helemaal niet bijvullen. Wat dacht opa nou? Dat je elke dag nieuwe minuten in de klok moet gieten? ‘Nee, jongen, water! Bij ons in de tempel hadden we een waterklok. Zo iets als een zandloper, maar dan dus met water. Gek eigenlijk... hm... we hadden toch zand zat... hmmm...’ Toen ik vroeg waar die dan stond, die tempel, toen zei opa: ‘Egypte, waar anders?’ Maar toen ik het twee weken later nog een keer vroeg, antwoordde hij: ‘In Babylon, hè? Waar nu Perzië ligt. Ach nee, Perzië bestaat ook al niet meer... hmmm...’ Het werd steeds erger met hem! Niet alleen werden zijn verhalen steeds ongelooflijker, hij kon ze zelf niet eens meer uit elkaar houden.
11
De verhalen bleven maar komen. Hij had in de middeleeuwen de kerkklok van Salisbury het Angelus horen luiden. Hij had de hele dag midden in de zonnewijzer van de Romeinse keizer Caligula moeten staan, zodat zijn schaduw de tijd aangaf. ‘Een smeerlap hoor, die Caligula. Hij had er toch ook gewoon een stok middenin kunnen zetten, zoals iedereen? Maar nee hoor... hm...’ Er begon me iets op te vallen. ‘Opa,’ vroeg ik toen hij een middagje op me kwam passen, ‘waarom gaan al jouw verhalen over klokken?’ ‘Hmmm? Klokken?’ Ik telde op mijn vingers: slingerklok, waterklok, kerkklok, zonnewijzer. ‘Kom,’ zei opa, ‘dan gaan we naar het park. Eendjes voeren.’ ‘Maar het regent!’ ‘Daarom juist...’ Er was niemand in het park. Zelfs geen eendje. Alleen het ruisen van de regen was te horen. Opa en ik stonden brood in een lege vijver te mikken. Waar sloeg dit nu weer op? ‘Hier kan niemand ons horen,’ zei opa tevreden. ‘Hier kan ik mijn geheimpje wel verklappen. Waarom ik al die verhalen vertel. Over klokken.’ Hij boog zich voorover en fluisterde in mijn oor: ‘Ik probeer hem in de war te brengen.’ ‘Wie?’ fluisterde ik terug. ‘De Tijd, jongen! De Tijd! De ergste vijand van elke opa! Die moet in de war gebracht worden. Ik lok ‘m naar me toe, met verhalen over klokken. Daar is ie dol op, natuurlijk. En als ie naar mijn verhalen luistert, dan denkt ie: Hè? Is die meneer nou vierhonderd jaar oud? Of vierduizend? Volgens mijn papieren is hij pas vierenzestig, maar hij loopt zo krom als een mannetje van vierentachtig! Oh hemeltje lief, er is iets misgegaan! Ik weet niet wat, maar ik zal ‘m snel een jaartje of twintig jonger maken, voor de zekerheid... Misschien,’ grinnikte opa, ‘maakt ie me wel vijftig jaar jonger. Kan ik mooi met jou spelen.’ Oei, dacht ik. Nu is het gebeurd. Nu is hij helemáál gek geworden. Zo knots als een kale kniptor. Zo maf als een miauwende muis. Dit is wel de ergste onzin die ik ooit heb gehoord. Ten eerste is de tijd geen mens die in de war kan raken. En ten tweede: áls de tijd in de war zou raken, waarom zou hij opa dan jónger maken? Misschien maakt hij hem wel duizend jaar ouder! Heb je daar wel eens over nagedacht, opa? Natuurlijk had hij daarover nagedacht, zei opa. ‘Maar ik vind: je moet af en toe een gokje wagen. Bovendien: stel dat ik opeens duizend jaar oud zou worden. Dan was ik de oudste mens aller tijden! Dat is toch ook wat waard, nietwaar?’ Zoek het maar uit, ouwe mafketel, dacht ik. Maar dat was vorig jaar. Nu denk ik er héél anders over. Want opa is veranderd. Langzaamaan werden zijn haren minder grijs, en zijn rimpels verdwenen, en zijn spieren groeiden terug. Hij werd een sterke jonge man, in de kracht van zijn leven. ‘Gelukt,’ knipoogde opa. Maar daar bleef het niet bij. Hij begon te krimpen. Hij kreeg puberpuistjes, maar die verdwenen weer want hij werd jonger en jonger. Hij werd net zo jong als ik. En nog hield het niet op. Hij werd een kleuter. Hij kon niet meer lezen of schrijven en niet meer rekenen... En op het laatst kon hij niet eens meer fietsen zonder zijwieltjes. Hij poepte steeds vaker in zijn broek, begon onverstaanbaar te brabbelen, hij viel steeds vaker om, kon niet meer lopen... En toen hield het op. Mijn opa is een baby geworden. En ik moet op hem passen. Het is niet eerlijk. 12
COLOFON Ontwikkeling lesmateriaal: Stichting Techniekpromotie, Sanne Respen, in samenwerking met Stichting C3, Florien de Brouwer. Het verhaal ‘De vijand van elke opa’ is geschreven door: Thijs Goverde Ontwerp: Studio Fraaj en Véronique van Helden
13