Lesideeën Thema: Tijd
2015/2016 1
LESSENSERIE GROEP 1 EN 2 INLEIDING Het nieuwe seizoen van het Techniek Toernooi is weer begonnen! De uitdagingen zijn bekend en uitgewerkt in wedstrijdbrieven. In dit document staan lesideeën voor in de klas ter aanvulling op de uitdagingen (de bloeiende bloemen en de leeglopende zandlopers) voor groep 1 en 2. De activiteiten zijn gekoppeld aan een verhaal dat te maken heeft met tijd, het thema van het Techniek Toernooi 2015/2016. De kinderen maken aan de hand van dit verhaal een ontdekkingstocht langs allerlei natuurwetenschappelijke verschijnselen met als kers op de taart het Techniek Toernooi!
GA JE MEE OP ONTDEKKINGSREIS? Kinderen zijn van nature nieuwsgierig naar de wereld om hen heen. Ze stellen vragen, proberen dingen uit en bedenken verklaringen voor wat ze zien en beleven. Als leerkracht of pedagogisch medewerker speel je een essentiële rol in het op gang brengen en stimuleren van dit ontdekproces, bijvoorbeeld door kinderen de ruimte te geven om zelf te experimenteren, open vragen te stellen en niet te snel in te grijpen of een mogelijke oplossing aan te dragen. Je hoeft niet voor alle vragen die kinderen hebben direct een oplossing paraat te hebben, ga zelf mee op ontdekkingsreis. Tijdens het Techniek Toernooi draait het om de uitdagingen, maar belangrijker nog is het proces van ontdekken en het plezier dat de kinderen daaraan beleven. De activiteiten in deze lessenserie staan in het teken van het verkennen van het begrip ‘tijd’ en dienen ter voorbereiding op de opdrachten voor het Techniek Toernooi. De kinderen leren daarbij niet alleen over natuurkundige principes, maar ze worden ook gestimuleerd in taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociale vaardigheden. Bovendien worden de opdrachten, door een meerjarige samenwerking met het Nederlands Openluchtmuseum, in een cultuurhistorische context geplaatst. Beschouw de activiteiten in deze lesbrief niet als ‘recepten’ die je nauwgezet moet opvolgen, maar als een reeks van ideeën en voorbeelden om het Techniek Toernooi in te passen in het lesprogramma. De opzet van deze lesbrief sluit aan bij de didactiek van het onderzoekend en ontwerpend leren en de 21st century skills.
NA AFLOOP Na de activiteiten in de klas krijgt deze lessenserie een mooie afsluiting met een bezoek aan het Techniek Toernooi in de eigen regio. De winnaars uit de regio’s mogen het tegen elkaar opnemen tijdens de finale in het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem.
VEEL PLEZIER MET HET SAMEN ONTDEKKEN!
2
TIJD VOOR TECHNIEK LEERDOELEN Deze lessenserie sluit aan bij de kerndoelen van het primair onderwijs: 2, 3, 8, 26, 32, 33, 42, 44, 45, 51, 53 en 55. Daarnaast worden de kinderen gestimuleerd in de vaardigheden samenwerken, presenteren, kritisch denken, communiceren en creatief en innovatief denken. Deze vaardigheden worden ook wel de 21st century skills genoemd.
Kerndoelen: 2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren. 8. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. 26. De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen. 32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. 33. De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur. 42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. 51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. 53. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis. 55. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
WAT IS ONDERZOEKEND EN ONTWERPEND LEREN? In deze lessenserie wordt uitgegaan van de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren. Onderzoekend en ontwerpend leren zijn didactische werkvormen voor het stimuleren en ontwikkelen van een wetenschappelijke houding bij kinderen. Onderzoekend leren is gericht op het vergroten van kennis door het doen van een onderzoek, terwijl bij ontwerpend leren het bedenken en maken van een product centraal staat. Bij deze vormen van leren, werken kinderen als onderzoeker en ontwerper. Daarbij ontwikkelen ze met elkaar en met hulp van de leerkracht hun begrip van concepten uit de wereld om hen heen. Het zijn werkvormen die kinderen aansporen om op een actieve manier te leren. Het onderzoeken en ontwerpen zijn daarbij geen doel op zich, maar een manier van werken die ontstaat vanuit de nieuwsgierigheid van kinderen. Vanuit deze verwondering stimuleer je als leerkracht waarnemen, nadenken, handelen en reflecteren bij je leerlingen. Hierdoor worden kinderen aangemoedigd om de wereld nieuwsgierig tegemoet te treden en antwoorden te vinden op hun vragen. 3
Ze leren ervaren wat voor hen belangrijk is, ontdekken en ontwikkelen hun talenten en leren deze te benutten. Ook vergroot het onderzoekend en ontwerpend leren de kwaliteit van het leren, doordat kinderen van en met elkaar leren en de zin van het leren ontdekken. Onderzoekend en ontwerpend leren zijn cyclische processen die uit verschillende stappen bestaan (zie afbeelding 1). Dit betekent dat een vraag die opkomt bij de laatste stap van de cyclus input kan zijn voor de eerste stap van een nieuwe cyclus. Op die manier blijven de cycli continu doorgaan en zijn de kinderen blijvend aan het leren. Het is overigens niet zo dat de stappen uit de cyclus altijd in een vaste volgorde worden doorlopen. Vaak springen kinderen een stapje terug voordat ze weer verder gaan in de cyclus en soms is er zelfs een uitwisseling tussen de twee vormen van leren. Dan gaan kinderen bijvoorbeeld een deelvraag onderzoeken voor het ontwerpproces waarmee ze bezig zijn. Op bladzijde 6 is aan de hand van het thema ‘Tijd’ uitgewerkt hoe je de didactiek van onderzoekend en ontwerpend leren direct kunt toepassen. De onderzoekscyclus wordt met name gebruikt in deze lessenserie om meer te weten te komen over het thema ‘Tijd’, de ontwerpcyclus is zeer goed bruikbaar voor het uitwerken van de uiteindelijke opdracht voor het Techniek Toernooi.
concluderen
de
rz oe ku
te n
testen en aliseren optim
rk en
type
we uit ren n pte cte concen sele e
de re
ONDERZOEKEN
on
pr oto
verw on
verkennen
ideeën verzinnen en selecteren
ONTWERPEN
ren nte se
n
e pr
en en
e pr
ren nte se
prob le en f e m v orm er ule ken r n
itvo eren
on d e
t ze op k e rzo
Afbeelding 1
DE ROL VAN DE BEGELEIDER Als leerkracht of pedagogisch medewerker speel je een essentiële rol bij de ervaringen die kinderen opdoen. Je kunt kinderen, waar nodig, ondersteunen in hun ontwikkeling zodat ze op eigen kracht verder kunnen. Die rol kan het best omschreven worden als: samen met de kinderen op onderzoek gaan. Je denkt mee, praat mee, redeneert mee en vraagt mee. “Hoe zou het kunnen dat…?” “Maar als je nou eens…?” “Hé, maar nu vraag ik me toch af hoe…?” Je geeft geen antwoorden en legt niet uit. Het is immers een gezamenlijke ontdekkingstocht. Je geeft ruimte, je daagt de kinderen uit om verder te denken, een andere oplossing te zoeken of een voorspelling te doen. 4
De rol van de begeleider kan als volgt worden samengevat: • Taal aanbieden: sleutelwoorden en begrippen gebruiken als onderdeel van het onderzoeks- en ontwerpproces (bijvoorbeeld het benoemen van begrippen van tijdsindeling: minuut, uur, dag, week, etc. of tijdsaanduiding: heden, verleden, toekomst, etc.) • Denken stimuleren: vragen, dilemma’s en tegenstellingen opwerpen (Hé, maar net zei je dat… En hoe zit het dan met…? Wat ik me nu afvraag, is…?) • Taalproductie stimuleren: doorvragen, twijfel zaaien, kinderen op elkaar laten reageren (Hoe wist je dat? Volgens Timo klopt dat niet.) • Responsief zijn: interesse tonen in de zienswijze van het kind, meedenken (Zullen we ze één voor één tellen? Oké, doe maar eens, kijken hoe dat gaat.) • Samen ontdekken: niet willen uitleggen, eigen veronderstellingen loslaten (O, dus die lucht duwt het autootje vooruit. Maar hoe zou dat nou komen?) • Ruimte geven: kinderen de tijd geven, ook eens je mond houden (Hmm…) • Creativiteit belonen: originele oplossingen – ook ‘onzinnige’ – serieus nemen (Hé, daar had ik nog helemaal niet aan gedacht. Hoe zouden we nu kunnen uitvinden of dat klopt?) • Niet voorzeggen: vertrouwen op de denkkracht van de kinderen.
NIVEAUS VAN STURING DOOR BEGELEIDER De mate waarin je ondersteuning biedt zal afhangen van de kinderen waarmee je werkt en de ervaring die ze hebben met onderzoekend en ontwerpend leren. Zijn de leerlingen bijvoorbeeld gewend om vaak vanuit een traditionele didactische aanpak onderwezen te worden, dan kunnen we nog niet van ze verwachten dat ze zelfstandig de onderzoekscyclus doorlopen. Kinderen die al vaker begeleid, of zelfs zelfstandig, onderzoeksvraagstukken hebben aangepakt zullen hier mogelijk wel klaar voor zijn. In onderstaande tabel staan de verschillende niveaus van begeleiding.
NIVEAU
DIDACTISCHE AANPAK
BRON VAN DE VRAAG
DATAVERZAMELINGS METHODE
INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN
0
Traditioneel onderwijs
Gegeven door de begeleider
Gegeven door de begeleider
Gegeven door de begeleider
1
Gestructureerd onderzoekend leren
Gegeven door de begeleider
Gegeven door de begeleider
Open voor de leerling
2
Begeleid onderzoekend leren
Gegeven door de begeleider
Open voor de leerling
Open voor de leerling
3
Open/zelfstandig onderzoekend leren
Open voor de leerling
Open voor de leerling
Open voor de leerling
• • • •
Niveau 0 klassieke onderwijsaanpak: je voorziet de vragen en methoden die worden gebruikt, je begeleidt leerlingen naar de verwachte conclusie, je helpt leerlingen om de data te interpreteren. Niveau 1 gestructureerd onderzoekend leren: je voorziet de vragen en de methode, maar de leerlingen moeten vervolgens zelf interpreteren. Niveau 2 begeleid onderzoekend leren: je stelt de vraag, maar de leerlingen kiezen zelf voor een methode en interpreteren de gegevens. Niveau 3 zelfstandig onderzoekend leren: de leerlingen stellen zelf de vragen en hebben het onderzoek zelf in handen. 5
DE TIJD ONDERZOEKEN Als introductie op het thema ‘Tijd’ wordt aan het begin van deze lessenserie het verhaal ‘De tijd voor de gek’ geïntroduceerd. Na deze introductie gaan de leerlingen aan de slag met verschillende activiteiten ter voorbereiding op het Techniek Toernooi. Je kunt ervoor kiezen om alle activiteiten te doen of een selectie uit het aanbod te maken.
1. INTRODUCTIEACTIVITEIT: DE CONTEXT EN HET VERHAAL Werkvormen • Verhaal vertellen • Kringgesprek naar aanleiding van het verhaal Leerdoelen • Thema ‘Tijd’ introduceren • Nieuwsgierigheid prikkelen • De kinderen maken kennis met diverse tijdmeetinstrumenten Materialen • Het verhaal (zie de bijlage) • Vertelplaten, bij voorkeur projectie op groot scherm of digibord De vertelplaten staan vanaf 16 oktober 2015 op de website www.techniektoernooi.nl/uitdagingen • Eventueel attributen die met het verhaal te maken hebben, zoals een klok, een zandloper, een slingerklok, een verjaardagskalender, foto’s van oude en jonge mensen, etc. Achtergrond Onderzoekend leren begint met verwondering. Daaruit komen nieuwsgierige vragen die het startpunt zijn voor onderzoeken en ontwerpen. Het doel van het verhaal is de interesse van de kinderen te wekken en hen te laten ervaren dat er van alles te leren valt over tijd. Omschrijving activiteit In deze lessenserie staat het verhaal ‘De tijd voor de gek’ centraal, zie de bijlage. Het verhaal gaat over opa die de tijd in de war wil brengen. In de kring vertel je het verhaal aan de hand van vertelplaten, op de website www.techniektoernooi.nl/uitdagingen staan de pdf-bestanden.. Op het digibord is het mogelijk om te bladeren door de vertelplaten. Ook kun je inzoomen op een onderdeel dat je extra wilt benadrukken. In het verhaal komen verschillende aspecten van tijd aan bod. Deze aspecten en gebeurtenissen kunnen het startpunt zijn om met de kinderen het fenomeen ‘tijd’ te onderzoeken.
Tip: creëer een verteltafel waar het verhaal wordt uitgebeeld met behulp van attributen en meetinstrumenten. De verschillende attributen komen vervolgens in een kringgesprek aan de orde. Hieronder worden ze een voor een kort toegelicht en worden suggesties gedaan voor de bespreking.
6
Zandloper Kennen de kinderen de zandloper en waarvan kennen ze die? Wat heeft dit met tijd te maken? Veel kinderen hebben weleens een zandloper gezien of gebruikt, bijvoorbeeld bij het tandenpoetsen of bij het spelen van spelletjes. Klok of wekker Gebruik een werkende klok of wekker en een stilstaande klok of wekker. Denk aan een wekker zonder batterijen of een ouderwetse opwindwekker. Herkennen de kinderen een wekker? Waar staat die in huis? Waar vind je meestal een klok of horloge? Waar gebruik je die voor? Wat is er met de klok of wekker aan de hand? Wat klopt er niet? Slingerklok Weten de leerlingen wat een slingerklok is? Hebben de leerlingen deze klok weleens eerder gezien? Misschien heeft een van de leerlingen deze klok in huis hangen. Verjaardagskalender Vraag de kinderen eerst of ze weten wat een verjaardagskalender is. Weten de leerlingen wanneer zij zelf geboren zijn en hoe oud ze zijn? Foto’s van oude en jonge mensen Bekijk samen foto’s van oude en jonge mensen en bespreek de verschillen. Je kan ze uit tijdschriften halen of beter laat kinderen foto’s van zichzelf en hun grootouders meebrengen. Zoek samen uit hoe je kunt zien of mensen jong of oud zijn. • Grijze haren • Gerimpeld gezicht versus gave huid • Andere kleding • Soms hulpmiddelen: bril, wandelstok, rolwagen, etc.
2. ACTIVITEITEN Na het voorlezen van het verhaal en het gesprek over de meetinstrumenten gaan de kinderen aan de slag met verschillende activiteiten. De activiteiten sluiten aan bij het verhaal en bij de opdrachten voor het Techniek Toernooi voor groep 1 en 2.
ACTIVITEIT 1: TIJD ERVAREN MET AL JE ZINTUIGEN Werkvormen • Kringgesprek • Ervaringsgerichte dialoog, ingaan op de ervaringen van de kinderen • Groepjes (2 tot 4 leerlingen) Leerdoelen • Voorkennis activeren bij de kinderen over tijd • Tijd ervaren met alle zintuigen, waarnemen en ontdekken • Idee krijgen waarom het nuttig is om een klok te hebben
7
Materialen • Dagritmekaarten • Zandlopers • Blokken, auto’s en speelgoed dieren Achtergrond In het dagelijks leven komen kinderen overal met het fenomeen tijd in aanraking. Het dagelijks leven is een belangrijke inspiratiebron voor onderzoekend en ontwerpend leren. Door aan te sluiten bij de leefwereld van kinderen worden onderwerpen tastbaar en levendig. Omschrijving activiteit De tijd verwoorden Tijd is overal om ons heen, in alles wat we dagelijks doen. Ga samen met de kinderen na wat ze al weten over tijd. Wanneer komen ze met tijd in aanraking? Vraag hen waar en wanneer ze ‘tijd’ in hun dagelijkse leven tegenkomen. Je kunt bijvoorbeeld het dagritme van de kinderen bespreken aan de hand van dagritmekaarten. De tijd waarnemen Ga samen met de kinderen op pad en zoek naar voorbeelden die met het thema tijd te maken hebben, denk aan klokken, de vertrektijden van de bus, verschillende bouwstijlen door de geschiedenis heen, etc. De tijd ervaren Laat de kinderen in groepjes verschillende opdrachten uitvoeren. Bij elke opdracht wordt hardop geteld hoe lang een leerling erover doet. Het (hardop) tellen wordt als maat genomen hoe lang het duurt. De tijd kan daarna ook worden bijgehouden met een zandloper die tijdens de introductieactiviteit aan bod is gekomen. De (verschillende) uitkomsten kunnen met elkaar vergeleken worden. Voorbeelden van opdrachten: • Van de ene naar de andere kant van het lokaal lopen • Schoenen strikken • Springen • Toren van blokjes bouwen. • File van auto’s maken, rij van dieren maken of een rij van blokken leggen. Vragen die je kunt stellen: • Wat weet je van tijd? • Waar en wanneer kom je tijd tegen? • Wat heb je vanochtend als eerste gedaan nadat je wakker werd? Doe je dat elke morgen? • Wat heb je daarna gedaan? • Waarom willen we de tijd weten?
8
ACTIVITEIT 2: SLINGERS VAN 10 MINUTEN Werkvormen • Klassikaal • Groepjes (2 tot 4 leerlingen) Leerdoelen • Kinderen ervaren verschillen in leeftijd • Leren meten door te vergelijken (naast elkaar houden, op elkaar leggen) Materialen • Repen papier in verschillende kleuren • Lijm Achtergrond Uit het verhaal blijkt dat opa jarig is. Je gaat met de kleuters slingers maken voor zijn verjaardag. Deze activiteit sluit aan bij de leefwereld van kleuters. Tijdsbesef is voor kleuters gekoppeld aan terugkerende momenten zoals hun verjaardag. Tijdens deze activiteit leren de leerlingen niet alleen over tijd, maar ze oefenen ook hun fijne motoriek, sociale vaardigheden (samenwerken), cognitieve vaardigheden (vergelijken en ordenen) en begrippen als leeftijd, oud, jarig, verjaardag, slingers, etc. Omschrijving activiteit Introduceer de activiteit. In het verhaal is opa jarig, we maken daarom slingers voor zijn verjaardag! Je kunt bijvoorbeeld eerst het onderwerp ‘leeftijd’ aan de orde laten komen. Vraag de kinderen hoe oud ze zijn en wanneer ze zelf jarig zijn. Laat de leerlingen vervolgens in kleine groepjes werken. De leerlingen krijgen 10 minuten de tijd om een zo lang mogelijke slinger van stroken papier te maken. Wanneer de tijd om is, bekijk je klassikaal welk groepje de langste slinger heeft gemaakt. Vraag de kinderen hoe je kunt bepalen welke slinger het langste is en probeer dit samen uit. Vragen die je kunt stellen: • Hoe oud ben je? • Is je vader of moeder ouder dan jij? Hoe weet je dat? • Wie heeft de langste slinger en wie de kortste? • Hoe zie je dat? • Hoe kun je bepalen welke slinger het langste is? • Uit hoeveel repen papier bestaat de langste slinger en de kortste slinger?
9
ACTIVITEIT 3: GROEIEN EN BLOEIEN Werkvormen • Kringgesprek • Klassikaal of groepjes (2 tot 4 leerlingen) Leerdoelen • De kleuters observeren de groei van planten • De kinderen bewust maken van het groeiproces van bloemen en ze laten ervaren dat dit tijd nodig heeft • De kinderen laten ervaren wat er nodig is om een bloem te laten groeien Materialen • Snel kiemende zaden, zoals zonnebloempitten, tuinkers of bonen • Gieter of plantenspuit met water • Aarde, watten of keukenpapier • Lege, doorschijnende open bakken • Stroken karton (groeistrook) Achtergrond Relatie met tijd: het opengaan van bloemen kan dagen duren, maar er zijn ook bloemen die snel opengaan als ze veel licht krijgen (en ’s avonds weer dichtgaan). Laat de kinderen dit zelf ontdekken en ervaren. Deze activiteit sluit aan bij de wedstrijdopdracht ‘De Bloeiende Bloemen’ van het Techniek Toernooi. Omschrijving activiteit Start met een kringgesprek en leg de relatie met het thema ‘Tijd’. Vraag aan de kinderen: “Wat hebben planten en bloemen met tijd te maken?” Je kunt hier de relatie leggen met andere groeiprocessen, zoals geboren worden en de groei van hun eigen lichaam. Laat de kinderen leervragen formuleren over de groei van bloemen. Wat willen ze weten? Hoe kan de vraag onderzocht worden? Welke materialen zijn nodig? Gebruik hierbij de stappen uit de onderzoekscyclus op bladzijde 4. Afhankelijk van de vragen van de kinderen, kun je gezamenlijk een proefje opzetten. Om het groeien en bloeien van bloemen te laten zien, kun je samen zaadjes planten. Laat de kinderen benoemen wat ze allemaal nodig hebben om zaadjes te planten. Denk aan zand, zaadjes, water, schep, etc. Op deze manier besteed je aandacht aan de woordenschat van de leerlingen. Aan de hand van concreet materiaal bied je de leerlingen nieuwe woorden in een betekenisvolle context aan. Laat de kinderen vervolgens voorspellingen doen. Wat komt er over een tijdje uit de grond? Hoe lang zou het duren voordat de zaadjes bloemen zijn? Je kunt de oudere kleuters de groei van twee identieke bloemen laten vergelijken, waarbij het eerste in de zon (of onder een lamp) en het tweede in een donker lokaal gezet wordt.
Tip: Werk met een groeistrook: plak een stuk karton achter de bloem(stengel), zodat de kinderen de groei van de bloemen vast kunnen leggen. Observeer twee keer per week. Daarnaast kun je foto’s maken van het hele groeiproces (van zaadje tot bloem), zodat je later met de kinderen kunt terugkijken op de activiteit. 10
Vragen die je kunt stellen: • Hoe snel groeien bloemen? • Wat hebben ze nodig om te groeien? • Wat zou er gebeuren met de zaden? • Hoe lang duurt het voordat de bloemen in volle bloei staan? • Kun je zien hoe de knoppen groeien en opengaan? • Hoe komt het dat de ene bloem sneller groeit dan de andere?
3. AFSLUITING Reflecteer samen met de kinderen op de activiteiten. Wat hebben ze ontdekt en geleerd? Welke voorspellingen klopten en welke niet? Welke vragen zijn nog niet beantwoord? Deze activiteiten van reflecteren en expliciteren helpen om ervaringen om te zetten in leerresultaten.
SUGGESTIES Ben je geïnteresseerd geraakt in het onderzoekend en ontwerpend leren en de 21st century skills, dan zijn de volgende bronnen interessant: • 21e eeuwse vaardigheden: http://leraar24.nl/dossier/6003/21e-eeuwse-vaardigheden#tab=1 • Graft, M. van & Kemmers, P. (2007). Onderzoekend & Ontwerpend Leren bij Natuur & Techniek: www.slo.nl/primair/leergebieden/wereldorientatie/natuur/vtb/LOOLbasis.pdf/ • Keulen, H. van (2010). Wetenschap en techniek: IJkpunten voor een domein in ontwikkeling. Den Haag: Platform Bèta Techniek. • Keulen, H. van & Oosterheert, I. (2011). Wetenschap en techniek op de basisschool. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. • Klapwijk, R. & Holla, E. (2014). Leidraad onderzoekend en ontwerpend leren, Wetenschapsknooppunt Zuid-Holland: www.wetenschapsknooppuntzh.nl/uploads/Leidraad-onderzoekend-en ontwerpend-leren-Wetenschapsknooppunt-ZH.pdf • Marzano, R.J. & Heflebower, T. (2012). Klaar voor de 21e eeuw. Vlissingen: Bazalt Educatieve Uitgaven. Vertaling van Teaching and Assessing 21st Century Skills, oorspronkelijke uitgever Bloomington: Solution Tree Press.
JE KUNT NU VERDER MET DE OPDRACHT VOOR HET TECHNIEK TOERNOOI. HEEL VEEL SUCCES!
11
BIJLAGE: VERHAAL “DE TIJD VOOR DE GEK” Op een dag zei ik tegen mijn opa: ‘Wat jammer dat jij al zo oud bent.’ ‘Puh,’ zei opa nijdig. ‘Drie en zestig is niet oud, hoor. Ik win van jou met voetballen!’ ‘Nu nog wel,’ knikte ik. ‘Maar over tien jaar ben ik zestien. Dan schiet ik de bal dwars door je heen.’ Opa zuchtte: ‘Dat is waar. Tja, lieverd – de tijd heeft met niemand medelijden!’ Even aten we in stilte onze taart. Het was opa’s verjaardag namelijk. Papieren slingers ritselden boven ons hoofd. ‘Opa?’ vroeg ik. ‘Wat is de tijd eigenlijk?’ ‘De tijd,’ zei opa, ‘is een heel oud mannetje met een zeis. Da’s een soort mes op een stokje. Daarmee snijdt hij ieder jaar een plakje van je leven af. Tot het op is.’ ‘Wat zou het fijn zijn,’ mijmerde ik, ‘als dat mannetje eens vergat om te snijden, he?’ ‘Ja’ lachte opa, ‘of als hij eens een potje lijm had, om er wat jaartjes bij te plakken...’ Hij grinnikte even en daarna was hij weer een tijdje stil. Er lag een geheimzinnig lachje op zijn lippen. Alsof hij stiekem zat te bedenken wat voor kattenkwaad hij uit kon halen. Vier dagen later was het dinsdag en dan haalt opa mij altijd op van school. Omdat mijn ouders dan werken. Maar deze dinsdag was mijn opa er niet. Er kwam een vreemde meneer het schoolplein op. Een hele vreemde meneer. Zijn gezicht was wit gepoederd. Hij droeg een fluwelen pak met een grote kanten kraag. Op zijn hoofd had hij een enorme pruik. ‘Dag knul,’ zei hij en pas aan zijn stem hoorde ik dat het tóch opa was. ‘Opa?’ riep ik verbaasd. ‘Wat zie jij er raar uit!’ ‘Raar? Ik? Zo zagen we er allemaal uit hoor, in het jaar zestien honderd zesenvijftig! Deze eigenste pruik had ik op toen mijn goede vriend Christiaan zijn nieuwste uitvinding liet zien. Een klok. Een klok met een slinger eraan, zodat je de tijd kon lezen ook als er geen zon op de zonnewijzer scheen...’ Ik begreep helemaal niet waar hij het over had, totdat hij zich voorover boog en in mijn oor fluisterde: ‘Ben je in de war? Goed zo! Dat is ook de bedoeling. Of nou ja, ik wil natuurlijk niet jou in de war brengen. Maar hem. Mannetje Tijd met zijn zeis!’ ‘Begon je daarom over een klok?’ fluisterde ik terug. ‘Precies’ knikte opa. ‘Mannetje Tijd is dol op klokken en als je over klokken praat, dan luistert hij zeker en vast!’ Daarna ging hij weer rechtop staan. De hele verdere middag praatte hij over zijn goede vriend Christiaan Huygens en zijn slingerklok. De dinsdag daarna kwam hij opdagen in een soort rare jurk, die hij een monnikspij noemde. ‘Ja jongen, die had ik zevenhonderd jaar geleden aan, toen ik de klok moest luiden in de grote kerk van Engeland. Midden op de dag, om twaalf uur, en dan stopten alle boeren met werken. Om te bidden.’ Babbelend over kerkklokken liep hij met mij het schoolplein af. Al mijn klasgenoten staarden ons na. ‘Zeg’ stootten ze elkaar aan, ‘die opa was vorige week toch ook al verkleed? Waar zou dat voor zijn?’ De week daarna stonden ze allemaal al op de uitkijk toen mijn opa het schoolplein op kwam. Zou hij weer wat geks aan hebben? Ja, nou en of! Hij had een enorm laken om zich heen gewikkeld. Mijn hele klas barstte in lachen uit. ‘Ja, lach maar!’ zei opa. ‘Maar tweeduizend jaar terug hadden we dit allemaal aan. En we lachten niet om oude mensen! Ik heb ooit één keer gelachen om de keizer zijn kale kop. Nou, dat heb ik geweten hoor! Ik moest de hele dag midden in een grote zonnewijzer staan, met mijn vinger recht omhoog zodat mijn schaduw de tijd aanwees. 12
En als mijn vinger ook maar een beetje scheef hing, van vermoeidheid, dan was het meteen een half uur later...’ De week daarna zag opa er nóg maller uit. Hij had alleen maar een kort rokje aan, en een malle doek over zijn hoofd. ‘Dat zijn kleren van drieduizend jaar geleden. Uit Egypte, waar ik de klok van de tempel bij moest vullen...’ Mijn klasgenoten kwamen niet meer bij. Een klok bijvullen? Daar hadden ze nog nooit van gehoord! Dacht opa soms dat de minuten op zouden raken? ‘Het was een waterklok,’ legde opa uit. ‘Een soort zandloper, maar dan met water. Snap je?’ Nee, daar werd het niet duidelijker van. Sommigen wisten niet eens wat een zandloper was. Opa tekende het uit, met zijn vinger in de zandbak. En daarna liet hij zien hoe het zand uit zijn vuist stroomde. Nu eens langzaam, dan weer snel. Maar nooit van beneden naar boven. De week daarop had opa een pak gemaakt van zilverpapier, en hij had een helm met antennes op zijn hoofd. ‘Dat draagt iedereen hoor, in het jaar 2081. In dat jaar wordt de eerste klokchip in een mensenoog ingeplant, zodat je altijd precies weet hoe laat het is, tot op een honderdste van een seconde...’ Hij zette zijn helm af. ‘ Kijk maar eens goed naar mijn rechteroog’ zei hij. ‘Dan kun je de klokchip zien zitten.’ De kinderen keken om de beurt naar zijn oog. Maar ik keek naar iets anders. ‘Opa?’ vroeg ik, ‘Wat is er met je haar?’ ‘Niks,’ antwoordde opa, maar ik wist het zeker: er zaten blonde haren tussen het grijs. Een week later zaten er nog veel meer, en de week daarna was al het grijs weg. En de meeste van opa’s rimpels ook. ‘Heb je het gemerkt, jongen?’ Vroeg hij opgewonden. ‘Het werkt! Ons plannetje heeft gewerkt, Mannetje Tijd is in de war, ik word jonger en jonger! Kom, dan gaan we voetballen!’ En dat deden we. Een jaar lang. Elke dinsdag gingen we voetballen, terwijl opa jonger en jonger werd. Maar na een jaar hield hij midden tijdens een potje wie-scoort-is-keep plotseling op en huilde: ‘Ikke hebt in mijn broekie geplast!’ Hij was niet groter dan een kind van drie. En hij is nog jonger geworden. Hij is nu een soort baby en op dinsdag komt hij niet meer op mij passen. Ik pas op hém. Heel saai. Want voetballen, dat kan hij niet meer.
COLOFON Ontwikkeling lesmateriaal: Stichting Techniekpromotie, Sanne Respen, in samenwerking met Stichting C3, Florien de Brouwer. Het verhaal ‘De tijd voor de gek’ is geschreven door: Thijs Goverde Ontwerp: Studio Fraaj en Véronique van Helden
13