LESBRIEF SPEELGOED VOOR GROEP 3 EN 4 VAN DE BASISSCHOOL
Deze lesbrief met als thema “Speelgoed” bevat de volgende onderdelen: 1. Achtergrondinformatie voor de leerkracht 2. Achtergrondinformatie voor leerlingen van groep 3 en 4 met opdrachten De lesbrief kan gebruikt worden als voorbereiding op een bezoek aan het Historisch Museum de Bevelanden. Ook is het mogelijk een deel van de lesbrief als voorbereiding te gebruiken en een ander deel als verwerkingsles na het bezoek.
Leerdoelen - De leerlingen leren waarom speelgoed een belangrijke rol speelt in ons leven en dat dat eigenlijk niet zo vanzelfsprekend is. - De leerlingen leren met welk speelgoed kinderen vroeger speelden. - De leerlingen leren het verschil zien tussen vroeger en nu. De lesbrief sluit aan bij de volgende methoden: Groep 3 Lesmethode Alles telt Groep 4 Lesmethode Alles telt Lesmethode Goed gelezen 1. Achtergrondinformatie voor de leerkracht Kinderen observeren de wereld van volwassenen. Ze gaan die imiteren in hun spel. Waarschijnlijk hebben ze dat altijd al gedaan en stamt dit uit de tijd van onze verre voorouders, die jaagden en hutten bouwden. Vroeger werden kinderen beschouwd als kleine volwassenen. Het was geen vanzelfsprekendheid dat ze mochten spelen. Kinderarbeid was heel gewoon, zeker op de boerderij. Als je een meisje was van amper negen jaar, kreeg je een 'dienstje'. Dan moest je helpen in de huishouding bij rijke of belangrijke mensen. Dan mocht je blij zijn als je een keer per maand een dagje vrij kreeg om naar huis te gaan.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
1
In het midden van de 16e eeuw maakte de schilder Pieter Breughel de Oudere het schilderij Kinderspelen met wel tachtig kinderspelen. Hij beeldde op dit schilderij de kinderen af als kleine volwassenen. Op de website http://nl.wikipedia.org/wiki/Kinderspelen staan alle kinderspelen genoemd die op het schilderij te zien zijn. Een website met een oefening over de spelen op het schilderij is te vinden op: http://membres.multimania.fr/armandmuller/kinderspelen.htm De productie van speelgoed Speelgoedwinkels waren er tweehonderd jaar geleden nog niet. Veel speelgoed werd vroeger gewoon thuis gemaakt. Niet alleen door houtsnijders, pottenbakkers en tingieters. Allerlei gebruiksvoorwerpen werden omgetoverd tot iets waarmee je kon spelen. Van een ton kon je een prachtige wip maken, met een varkensblaas maakte je muziek. Je deed een stokje tussen twee paardekaken, een plankje erop en je had een sleetje. Voor schaatsen gebruikte je botjes. Een van de meest geliefde meisjesspelletjes was bikkelen. Daarvoor gebruikten ze kootbeentjes van een schaap. De spelregels van het bikkelen worden in het kort uitgelegd bij opdracht B1.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
2
Na 1600 ontstaat in de Duitse stad Neurenberg de speelgoedindustrie. Het was het begin van wat later de massaproductie van speelgoed zou worden. Veel spelen hebben in de loop der tijd vaste spelregels gekregen en veranderden in sporten. Bijvoorbeeld het kolfspel. Lego Misschien wel het meest favoriete speelgoed is momenteel Lego. De Deen Ole Christiansen begon in 1932 met houten speelgoed, dat hij Lego noemde. Na de Tweede Wereldoorlog werd kunststof steeds meer gebruikt. Al gauw maakte Christiansen kunststofblokjes, hol aan de onderkant, met ronde noppen aan de bovenkant. In het begin was de kwaliteit van het plastic slecht. Lego werd pas populair toen de kwaliteit verbeterde. Computerspelletjes Niet minder populair zijn de computerspelletjes. Er is een groot aanbod. In een aantal van die computerspelletjes komt nogal wat geweld voor, maar er zijn er gelukkig toch ook veel die de creativiteit en het denkvermogen van kinderen stimuleren. Zo zijn er bijvoorbeeld spelletjes waarbij kinderen een probleem moeten oplossen, hetgeen hun denkvermogen stimuleert. Die kunnen dus wel degelijk een educatieve waarde hebben. Buiten spelen Wat altijd zal blijven is het buiten spelen. Belangrijk voor lichaamsbeweging en sociale vaardigheden. In deze lesbrief maken we een onderverdeling in: A: Binnenspelen B: Buitenspelen
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
3
2. Achtergrondinformatie voor de leerlingen Opdracht A1
Speelgoed voor elke leeftijd
Toen je nog een baby was, kreeg je een rammelaar. Daarmee leerde je dat je voorwerpen vast kon pakken. Je leerde je ogen gebruiken, je oren en je handjes. Toen je een peuter of kleuter was, kreeg je blokken waarmee je een toren kon bouwen of een huis. Je speelde in de zandbak. Daar leerde je andere kinderen kennen. Je kreeg misschien al vriendjes of vriendinnetjes. Je ontdekte dat het leuk kon zijn om samen te spelen. Toen je nog ouder werd, kreeg je speelgoed dat je in elkaar kon zetten. Eerst eenvoudig, maar je vond het leuk om steeds ingewikkelder bouwwerken te maken. Er is dus speelgoed dat past bij de leeftijd van een kind. Vroeger werd er bovendien een duidelijk verschil gemaakt tussen speelgoed voor jongens en speelgoed voor meisjes. Tegenwoordig kijken we niet meer vreemd op als meisjes met treintjes spelen en jongens met poppen. En knuffels zijn er voor iedereen. Opdracht In de eerste kolom staan kinderen met een bepaalde leeftijd genoemd. Noem voor elk twee voorwerpen waarmee ze graag spelen. Je mag die opschrijven in de tweede kolom. Je mag ze ook tekenen op een vel papier. baby meisje baby jongen meisje van 5 jaar jongen van 5 jaar meisje van 10 jaar jongen van 10 jaar meisje van 15 jaar jongen van 15 jaar
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
4
Opdracht A2
Voor de individuele leerling: Je liefste speelgoed
- Maak een tekening van je liefste speelgoed. Van je pop, of van een van je auto’s. Als je wel eens een computerspelletje doet, kun je bijvoorbeeld een van de figuurtjes van dat spel tekenen. - Vraag dan aan je vader of moeder, of de buurman of buurvrouw wat hun liefste speelgoed was. Misschien willen zij er wel een tekening van maken. Het kan zijn dat je hen daarmee moet helpen. - Vraag ook aan oma of opa, of een andere oude meneer of mevrouw waar zij mee speelden en wat hun liefste speelgoed was. Je hebt nu drie tekeningen uit drie verschillende periodes. - Een van jou. Die is van nu. - Een van je vader of moeder. Die is van vroeger. - Een uit de tijd toen opa en oma klein waren. Die is van nog vroeger. Die drie tekeningen breng je mee naar school. Met de hele groep maak je er een echte tentoonstelling van. Die ga je samen met de meester of juf en met de andere kinderen bekijken. En misschien mag opa of oma ook wel een keer komen kijken. Bespreek met de hele groep de overeenkomsten en de verschillen. Bij een bezoek aan Historisch Museum De Bevelanden kun je kijken of je speelgoed herkent waarmee je opa of oma heeft gespeeld, of een van de andere mensen die je over speelgoed hebt gesproken. Schrijf in de eerste kolom vijf soorten speelgoed op waar je nu graag mee speelt. Schrijf in de tweede kolom vijf soorten speelgoed op van vroeger, waar je nu niet meer mee zou willen spelen. Je mag ze ook tekenen.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
5
Opdracht A3
Laat je verzameling zien
Achtergrondinformatie Als je meerdere voorwerpen bewaart die iets met elkaar te maken hebben, kun je zeggen dat je een verzameling hebt. Je spaart bijvoorbeeld postzegels, luciferdoosjes, knuffels of modelautootjes. Voorbeelden van verzamelingen:
badeendjes
insecten
strips
smilies
Grote mensen verzamelen ook. Heel bijzondere verzamelingen komen in een museum. Kijk maar rond in Historisch Museum De Bevelanden. Daar vind je voorwerpen die iets laten zien van de geschiedenis van het gebied dat we “De Bevelanden” noemen. Sommige voorwerpen staan of hangen er altijd. Maar er zijn ook tentoonstellingen van enkele maanden.
Misschien heb je zelf ook een verzameling of ken je iemand die een bijzondere verzameling heeft.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
6
Opdracht Informeer bij mensen die je kent of zij een verzameling hebben. Vraag waarom ze die hebben en of ze daar al lang mee bezig zijn. Vraag of je van die verzameling drie voorwerpen mee naar school mag nemen. Je mag ook een foto van die drie voorwerpen maken. Voor de vragen kun je gebruik maken van onderstaand schema. Maak een overzicht van de informatie die je hebt verzameld: Jongen, meisje, mevrouw/meneer .................................................................................................. Heeft een verzameling van .................................................................................................. .................................................................................................. De reden is .................................................................................................. .................................................................................................. Hij of zij verzamelt al vanaf .................................................................................................
De meester of de juf kiest een dag uit waarop je die voorwerpen of de foto’s ervan plus de informatie die je hebt verzameld mee naar school kunt nemen. Als alle leerlingen iets laten zien, heb je vanzelf een heleboel verzamelingen.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
7
Opdracht A4
Groepswerk: Kwartetspel maken
Maak met de hele groep een kwartetspel over speelgoed. Nodig: stevig papier voor de kaartjes van het kwartet. Er zijn veel soorten kwartetten. Je hebt er over dieren, over gebouwen, over landen, over treinen en vliegtuigen. Jullie eigen kwartetspel gaat over speelgoed. Eerst bedenken jullie de naam van het nieuwe kwartet. Misschien de naam van de school, of van het dorp of de stad waar je woont. De naam moet iets te maken hebben met de plaatjes van het kwartet. Dan gaan jullie bedenken wat voor speelgoed kwartetten jullie gaan maken. Dat moeten er negen worden. Elk kwartet bestaat uit vier kaartjes die bij elkaar horen en een naam krijgen. Die naam zet je bovenaan elk van de vier kaartjes. Daaronder de vier afbeeldingen. Onder de afbeeldingen zet je de naam van de vier afbeeldingen. De afbeelding die bij het kaartje hoort, komt eerst, dan de drie andere namen.
Voorbeeld Mogelijkheden zijn: balspel, computerspelfiguurtjes, lego (stenen of thema’s), auto’s , spellen (bijv. halma, mens erger je niet, dammen, schaken, monopolie), knuffels. Elk kind maakt een of meerdere tekeningen van speelgoed. Let op: de achterkant van alle kaartjes moet hetzelfde zijn. Veel plezier met je eigen kwartetspel.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
8
Opdracht A5
Maak een tangram
Een bekend puzzelspel is de ‘Tangram’. Dit spel bestaat uit zeven stukjes die volgens een bepaald schema uit een vierkant zijn gezaagd. Hoe je dat doet kun je zien aan het vierkant hieronder. De kunst is om met die zeven stukjes verschillende figuren te maken. Dat kan een konijn zijn, een poppetje, of een kandelaar. Er bestaan wel 1600 verschillende figuren.
Je kunt de tangram van stevig papier maken, maar leuker is het om hem voorzichtig uit te zagen van dun hout, bijvoorbeeld triplex. Schuur de onderdelen glad. Een kleurtje maakt de tangram nog vrolijker.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
9
Opdracht B1
Buitenspelen: Bikkelen
Achtergrondinformatie De twee buitenspelen die hier worden genoemd, kun je niet in een museum spelen. Maar wel op het schoolplein, of op de stoep. Door de eeuwen heen hebben kinderen altijd buiten spelletjes gedaan. Een van de spelletjes is “bikkelen”. Het is een spel van vroeger, maar in Griekenland en Groenland wordt het nog gespeeld. Je hebt er bikkels voor nodig. Voor bikkeltjes werden dikwijls schapenbotjes, kleine kootjes, gebruikt. Maar er zijn er ook van steen.
Op een groot schilderij van Breughel (foto hier linksboven) waarop spelende kinderen worden afgebeeld, kun je ook het spel “bikkelen” vinden. Zie begin van deze lesbrief. In Historisch Museum de Bevelanden tref je in de glazen kast beneden in de gang bikkeltjes aan (foto hier rechtsboven). Spelregels bikkelen Bikkelen kan door twee of meerdere kinderen worden gespeeld. De speler gooit vijf bikkels tegelijk in de lucht en probeert ze boven op de rug van de hand op te vangen. Daarna gooit hij ze opnieuw op en vangt ze op in de palm van de hand. Degene die de meeste bikkels heeft opgevangen, begint. De bedoeling is om een ‘figuur’ te maken. De eerste speler gooit de vijf bikkels op de grond. Hij pakt er een op, die noemt hij de ‘boer’. Hij gooit de ‘boer’ in de lucht en pakt gauw een van de bikkels van de grond voor hij de ‘boer’ opvangt. De opgenomen bikkel legt hij in zijn andere hand. Dan gooit hij weer de ‘boer’ op en probeert weer een bikkel op te pakken voor hij de ‘boer’ opvangt. Dit gaat door tot alle bikkels zijn opgeraapt. Laat hij een bikkel vallen, of verschuift hij een bikkel van de grond, dan is zijn beurt voorbij.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
10
Opdracht B2
Buitenspelen: Eigen hinkelspel maken
Een ander bekend spel is hinkelen. Ook voor dit spel zijn spelregels. Je tekent met krijt op de tegels een figuur met vakken. Je moet in ieder geval hinkelen, dus met één been, en in bepaalde vakken mag je rusten. Dat wil zeggen, daar mag je met twee benen in staan. Je hebt ook iets nodig om in de vakken te gooien. Een platte steen, of een plat doosje is het handigste. Hieronder staat een voorbeeld van het gewone spel. Maar jullie gaan je eigen schoolhinkelspel verzinnen. Je kunt bijvoorbeeld denken aan het computerspel Mario, waarbij de figuur Mario allerlei obstakels moet overwinnen. Let er op dat je altijd twee of drie rustpunten hebt.
hinkelspel Hemel en aarde
Waterhinkelen, R = rustpunt
Spelregels: Gooi je steen of doosje in vak Aarde, hinkel daarnaar toe. Pak de steen/het doosje op en hinkel terug. Gooi de steen/het doosje naar het volgende vak (nummer 1) en hinkel daar naar toe en via Aarde weer terug. Ga zo verder. Komt je steen/doosje in een verkeerd vak, dan is je beurt voorbij. Een strengere spelregel is, dat je steen/doosje niet op een lijn mag komen. Bij het spel waterhinkelen mag je steen/doosje niet in de sloot (het water) terechtkomen, anders ben je “af”. Aan het eind van een hinkelspel moet je nog een keer helemaal rond hinkelen. Veel plezier met het maken van jullie eigen hinkelspel.
Educatieve dienst Historisch Museum De Bevelanden, Singelstraat 13, 4461 HZ Goes
11