Les nr. 1
EERSTE PRESENTATIES
1. POWERPOINT OPENEN
PowerPoint is een computer based presentation software waarmee je een onderwerp kunt presenteren met behulp van tekst, afbeeldingen, grafieken … die je naar believen kunt animeren. De bestanden die je met PowerPoint creëert worden presentaties genoemd. Een presentatie bestaat uit verschillende dia’s. Het PowerPoint-scherm waarin je gaat werken, bevat twee vensters: het applicatievenster dat het presentatievenster bevat. D
A
B
C
F
E
I
H
J
K
G
L
APPLICATIEVENSTER
PRESENTATIEVENSTER
A.
Systeemknop van de applicatie
B.
Titelbalk
I.
Deelvenster Dia’s / Overzicht
C.
Systeempictogrammen van de applicatie
J.
Deelvenster Notities
D.
Taakbalk Snelle toegang
K.
Knoppen voor de verschillende weergaven
E.
Lint
L.
Zoom
F.
Lijst van tabbladen
G.
Statusbalk
H.
Deelvenster Dia
2
2. INDELING VAN DE DIA’S
De dia’s bestaan in het algemeen uit 3 soorten gereserveerde ruimten: - titelvak: de tekst wordt er direct in gecentreerd, … - tekstvak: de tekst staat hier meestal vet (zonder opsommingsteken) - inhoudvak: hier kun je - ofwel tekst invoegen die in de vorm van een opsommingslijst wordt getoond - ofwel afbeeldingen invoegen (Clipart-afbeelding of afbeelding uit een bestand), tabellen, grafieken, SmartArts,… Er bestaan vooraf bepaalde diapagina’s waarin de gereserveerde ruimten op verschillende manieren zijn aangebracht. Standaard heeft de eerste dia die wordt getoond de indeling van een zogenoemde Titeldia.
Deze dia bevat al twee gereserveerde ruimten: een titelvak en een kleiner ondertitelvak. 1) EEN VOORAF BEPAALDE INDELING TOEPASSEN OP EEN DIA
In het tabblad Start, in de groep Dia, klik je op de knop vooraf gedefinieerde dia-indelingen.
: Deze lijst bevat alle
3
Kies de indeling Inhoud van twee: hij wordt toegepast op de eerste dia.
4
2) EEN NIEUWE DIA INVOEGEN
In het tabblad Start, in de groep Dia zie je de knop Nieuwe dia:
Zoals je ziet, bestaat deze knop uit 2 delen: – met het pijltje kun je de indeling kiezen die je op de nieuwe dia wilt toepassen; – met het pictogram boven het pijltje pas je de laatst gebruikte indeling toe. Opmerking: Standaard past het pictogram de indeling Titel en object toe. Voeg een dia in met dezelfde indeling als de eerste dia, Inhoud van twee.
Je presentatie bevat nu twee dia’s met de indeling Inhoud van twee. 3) TEKST INVOEGEN
Om in een vak te typen moet je eerst in het vak klikken. Met de toets [ ] voeg je een regel toe in het vak. Om van het ene naar het andere vak te gaan, kun je de toetsencombinatie [Ctrl]+[ ] gebruiken. Vul de eerste dia in:
DE TEKSTNIVEAUS
Alle alinea’s in de tekstvakken bevinden zich nog op hetzelfde niveau (zelfde opsommingsteken). Klik in het eerste tekstvak voor de B van "Brussel - Hoofdstad":
Druk op de toets [] van het toetsenbord: de alinea zakt naar het tweede niveau, er staat nu een streepje voor.
5
6
Verlaag op dezelfde manier het niveau in de 2 volgende alinea’s:
Opmerking: Als je meer dan eens op de toets [] drukt, daalt de tekst nog een niveau. Om de tekst een niveau te verlagen gebruik je de toets []. Om de tekst een niveau te verhogen, gebruik je de toetsencombinatie [Maj]+[]. Wijzig ook de tekst in het tweede vak:
4) AFBEELDINGEN INVOEGEN IN EEN TEKSTVAK
Ga naar de tweede dia. Plaats de tekst: Zijn vlag, in het titelvak. Klik in het eerste tekstvak op het volgende pictogram:
Hiermee kun je een afbeelding invoegen vanuit een bestand dat je moet opgeven. Voeg een afbeelding van de Belgische vlag in, die je vindt via BING. Plaats op dezelfde manier een ‘bewegende’ afbeelding .gif in het tweede tekstvak.
7
5) VISUALISATIE VAN DE DIAVOORSTELLING
De diavoorstelling is de projectie van de presentatie op het scherm, met animaties en geluidseffecten. Hiermee kun je eerst en vooral het goede verloop van je presentatie controleren Je kunt de diavoorstelling starten vanuit de eerste dia, of vanuit de dia waar je je bevindt. DE DIAVOORSTELLING STARTEN VANUIT DE EERSTE DIA
Ga naar de tweede dia.
In het tabblad Diavoorstelling, klik je op de knop
: de eerste dia verschijnt in het
volledige scherm.
Opmerking: Je kunt deze knop aan de taakbalk Snelle toegang toevoegen, want je zult hem vrij vaak gebruiken. Om de diavoorstelling vanaf het begin te starten kun je ook de toets [F5] gebruiken. Klik om het even waar: de tweede dia verschijnt.
Je ziet dat de tweede afbeelding beweegt, dit is een geanimeerde afbeelding. Klik nogmaals om de diavoorstelling te verlaten. DE DIAVOORSTELLING STARTEN VANUIT DE DIA WAAR JE JE BEVINDT
Ga naar de tweede dia.
In het tabblad Diavoorstelling, klik je op de knop volledige scherm.
Opmerking: Je kunt ook de knop scherm.
: deze dia verschijnt in het
in de weergaven gebruiken (naast de zoom, onder het
Om de diavoorstelling te starten vanuit de dia waar je je bevindt, kunt je ook de toetsencombinatie [Maj]+[F5] gebruiken.
Sla deze presentatie op onder de naam België.
8
6) TEKST INVOEREN IN DE WEERGAVE DIA’S OF IN DE WEERGAVE OVERZICHT
Neem een nieuwe presentatie en vul de vakken van de eerste dia als volgt in:
Bekijk de dia in het deelvenster Dia’s / Overzicht (helemaal links op het scherm).
Als je niets in een vak typt, verschijnt het niet in de diavoorstelling. Vervang de indeling van deze dia door een dia Titel en object. In het kader van het object plaats je de afbeelding van Toerisme Vlaanderen die je vindt via BING, en vergroot ze.
Voeg een dia in met als indeling Titel en object en vul hem in.
Herinnering: om de tekst vanaf "Nos sites Web" een niveau te verlagen, gebruik je de toets [].
9
10
In het deelvenster Dia’s /overzicht zie je twee tabbladen.
Powerpoint toont standaard de weergave Dia’s . Klik In het tabblad Overzicht.
In de weergave Overzicht verschijnt alleen de tekst. Deze tekst is geklasseerd per niveau: – het eerste niveau stemt overeen met de inhoud van het titelvak in de weergave Dia’s . – de volgende niveaus stemmen overeen met de niveaus van het tekstvak: ze worden met een inspringing ten opzichte van elkaar geplaatst. Plaats de cursor op het einde van de tweede dia (achter het woord "brochures"). Druk op de toets [ ]: er wordt een regel toegevoegd; deze regel bevindt zich op hetzelfde niveau als de vorige regel.
Zoals in de weergave Dia’s : Om de tekst een niveau te verlagen, gebruik je de toets []. Om de tekst een niveau te verhogen, gebruik je de toetsencombinatie [Maj]+[]. Om direct een nieuwe dia te creëren, gebruik je de toetsencombinatie [Ctrl]+[ ]. Maak hiermee de twee volgende dia’s:
11
Sla deze presentatie op onder de naam Toerisme.
12
Les nr. 2
OPMAAK
Open de presentatie België. 1. SELECTIES
Vooraleer je een element opmaakt, moet je het altijd selecteren. 1) SELECTIE VAN TEKST IN EEN VAK
Ga naar de eerste dia. Als je in het titelvak klikt, knippert de cursor op de plaats waar je hebt geklikt. Om alleen het woord "België" te selecteren dubbelklik je op dit woord.
Opmerking: de rand van het vak bestaat uit stippellijnen. In het tabblad Start, in de groep Lettertype, klik je op de knop
om een woord vet te zetten
op de knop
om een schaduw op een tekst toe te passen
2) SELECTIE VAN EEN VAK
Klik in het titelvak en daarna op de stippellijnen die het vak vormen: de stippellijn wordt een ononderbroken lijn. In het tabblad Start, in de groep Lettertype, klik je op de knop
om een woord in cursief te zetten
op de knop
om de tekst te onderstrepen
Als je dezelfde opmaak wilt toepassen op alle tekst in een vak, selecteer je gewoon het vak. Sla de presentatie op onder de naam België – lay-out.
13
2. OPMAAK VAN DE TEKST 1) DE LETTERTEKENS
Om de lettertekens op te maken kun je, - ofwel de knoppen van de groep Lettertype gebruiken (tabblad Start),
- ofwel het dialoogvenster Lettertype dat verschijnt als je op het startpictogram voor dialoogvensters van de groep Lettertype klikt
Ga naar de eerste dia en selecteer het titelvak. Pas de volgende opmaak toe:
– Comic sans MS, 40 pt, schaduw (overal toe te passen) en donkerrood Pas de volgende opmaak toe in de tekstvakken:
– Teksten in Comic sans MS, 18 pt, donkerblauw – Ondertitel onderstreept met een rode stippellijn, klein kapitaal, tekenafstand vergroot met 2 pt
14
– De woorden "gewesten" en "gemeenschappen” onderaan zijn vetgedrukt, sommige woorden zijn cursief gedrukt.
15
2) WORDART-EFFECT OP DE TEKST
Sinds versie 2007 van PowerPoint kun je WordArt-effecten op teksten toepassen zonder dat de tekst een object wordt, zoals vroeger het geval was. Gebruik hiervoor de knoppen van de groep Stijlen voor WordArt van het contextuele tabblad Hulpmiddelen voor tekenen/Opmaak dat verschijnt als je de tekst (of het vak) selecteert.
- Met de lijst Opvullen van vorm: kun je een kleur kiezen om de letters op te vullen; - Met de lijst Omtrek van vorm: kun je een kleur kiezen voor de omtrek van de letters; - Met de lijst Vormeffecten:
kun je verschillende effecten op de tekst toepassen: Schaduw, Weerspiegeling, Gloed, Schuine randen, 3D-draaiing en transformeren.
In de galerij van deze groep vind je voorbeelden van een volledige opmaak (opvullen, omtrek en vormeffecten). Selecteer het titelvak van de tweede dia. Pas de volgende opmaak toe: Comic sans MS, vet, 60 pt. Ga naar het tabblad Hulpmiddelen voor tekenen/Opmaak. Vergroot de afmeting van het vak (5 cm) met de knop Hoogte van de groep Grootte (helemaal op het einde van dit tabblad). Pas hierop de volgende WordArt-effecten toe: Opvullen van vorm: geel Omtrek van vorm: rood, 2 ¼ dik
Kies in de lijst Vormeffecten: Schaduw: Verschuiving naar links
,
Transformeren: Dubbele golf 1
Je zult zien dat er roze ruitjes op het vak verschijnen als deze effecten werden toegepast; daarmee kun je het toegepaste effect Transformeren personaliseren.
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
16
3) DE PARAGRAFEN
Om de paragrafen op te maken kun je - ofwel de knoppen van de groep Alinea (tabblad Start) gebruiken, Vertikaal aligneren
- ofwel het dialoogvenster Alinea gebruiken dat verschijnt als je op het startpictogram voor dialoogvensters van de groep Alinea klikt.
Opmerking: In dit dialoogvenster vind je de knop om de tabulaties te beheren (zoals in Word). - of gebruik de liniaal die boven het vak verschijnt
Opmerking: De liniaal verschijnt alleen als je in een vak staat. Als de liniaal niet verschijnt, vink dan het vakje Liniaal aan (tabblad Beeld). SPATIËRING VOOR EN NA EEN ALINEA – REGELAFSTAND – VERTICAAL UITLIJNEN
Ga naar de eerste dia. Pas op de twee tekstvakken een spatie van 6 pt voor en na de alinea toe en een regelafstand van 1,5; Centreer de tekst ook verticaal in het vak met de knop
.
Volledig titelvak.
17
18
INSPRINGING VAN ALINEA’S – HORIZONTAAL UITLIJNEN
Wijzig in de alinea’s van niveau 1 de afstand tussen het opsommingsteken en de tekst tot 0,5 cm. ofwel direct in de liniaal
ofwel in het dialoogvenster Alinea
In de alinea’s van niveau 2, Verwijder je het opsommingsteken door op het pictogram van de knop deactiveren;
te klikken om het te
Verwijder je het inspringen naar links (ofwel direct in de liniaal, ofwel in het dialoogvenster); Centreer je de tekst horizontaal in het vak.
TABULATIES
Voeg een dia Titel en object in tussen dia 1 en dia 2:
Blijf in de eerste dia en gebruik de knop
.
Voer de volgende tekst in en gebruik de toets [] tussen elke provincie en haar hoofdstad. Verlaag het niveau in de 10 laatste alinea’s door op de toets [] te drukken voor deze alinea’s.
19
Opmerking: Als je de toets [] gebruikt in een alinea kunt je de tekst laten verspringen voor een tabulatie; hij verlaagt het niveau van de alinea alleen als je hem voor de alinea gebruikt.
20
Maak de titel op, op dezelfde manier als de titel van dia 1:
– Selecteer het titelvak van dia 1; – In het tabblad Start dubbelklik je op de knop Opmaak kopiëren
(groep Klembord);
– klik in het titelvak van dia 2; – druk op de toets [Esc] om het penseel te deactiveren of klik opnieuw op de knop
.
Pas in het tekstvak de volgende opmaak toe op de eerste alinea:
– onderstreept en schaduw Selecteer alle alinea’s en pas een rechtertabulatie op 14 cm toe: ofwel direct in de liniaal
ofwel in het dialoogvenster Tabulatie
Open eerst het dialoogvenster Alinea en klik dan op de knop
.
Om de tekst van het tekstvak beter te centreren ten opzichte van de dia:
– het opsommingsteken verwijderen in alle alinea’s; – de alinea’s 2 cm naar links laten inspringen; – de tabulatie verplaatsen naar 18 cm.
21
22
4) OPSOMMINGSTEKENS
Om een opsommingsteken aan te brengen of de standaardopsommingstekens te wijzigen kun je - ofwel de knop van de groep Alinea gebruiken (tabblad Start), die enkele opsommingstekens voorstelt in het submenu.
- ofwel het dialoogvenster Opsommingstekens en nummering gebruiken, dat verschijnt als je op het commando
van dit submenu klikt.
De knop Aanpassen…
Deze knop opent het dialoogvenster Speciale tekens. De knop Afbeelding…
In plaats van tekens kunt je het opsommingsteken ook kiezen in een lijst van grafische afbeeldingen. Het opsommingsteken krijgt standaard dezelfde opmaak als de tekst. De lijst Grootte
Met deze lijst kun je het opsommingsteken een andere grootte geven dan de tekst. De knop Kleur
Met deze knop kun je het lettertype van het opsommingsteken wijzigen, onafhankelijk van de tekst. Als je een afbeelding als opsommingsteken hebt gekozen, kun je ze niet wijzigen (de knop Lettertype is niet actief).
23
Kies in de eerste dia de eerste alinea in het eerste tekstvak. Klik op de knop van de groep Alinea om het dialoogvenster Opsommingstekens en nummering te openen. Klik op de knop Speciale tekens.
om een opsommingsteken te kiezen in het dialoogvenster
Kies Webdings in de lijst Lettertype De code van het opsommingsteken is 223
Klik op de knop OK om terug te gaan naar het dialoogvenster Opsommingstekens en nummering. Wijzig de grootte van het opsommingsteken: Grootte: 120 % van de tekst Kleur: rood
Pas hetzelfde opsommingsteken toe in de eerste alinea van het tweede tekstvak (je kunt het penseel gebruiken). Kies voor de laatste alinea’s van de twee tekstvakken een opsommingsteken in de lijst Afbeeldingen: In het dialoogvenster Opsommingstekens en nummering, klik je op de knop
.
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op en sluit de presentatie.
24
3. OPMAAK VAN DE VAKKEN 1) RANDEN
Om de omtrek van een vak op te maken gebruik je de knop
.
Opmerking: Deze knop bevindt zich ofwel in de groep Tekenen in het tabblad Start, of in de groep Snelle stijlen in het contextuele tabblad Hulpmiddelen voor tekenen /Opmaak dat verschijnt als je het vak selecteert.
Kies de kleur uit de bovenstaande kleuren die je worden voorgesteld, of door op het commando Meer kaderkleuren…te klikken Om een kader te verwijderen kies je Geen kader. In de lijst Dikte kun je de dikte van de omtrek kiezen. In de lijst Streepjes kun je de stijl van de omtrek kiezen. Open de presentatie Toerisme. Selecteer het titelvak in de eerste dia. Gebruik de knop
van de groep Tekenen en kies de kleur lichtgroen.
Kies met dezelfde knop een dikte van 6 pt. Pas ook het lettertype Forte, cursief, kleur Blauw toe op de tekst van dit vak. In het contextuele tabblad Hulpmiddelen voor tekenen /Opmaak dat verschijnt als het vak wordt geselecteerd, in de groep Grootte (helemaal op het einde), de knop Hoogte gebruiken om het kader te vergroten (5,5 cm).
In de tweede dia een oranje kader aanbrengen rond het titelvak met een dikte van 3 pt; de stijl ervan wijzigen in .
25
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
26
2) OPVULLINGEN
Om de binnenkant van een kader op te maken, gebruik je de knop
.
Opmerking: Deze knop bevindt zich ofwel in de groep Tekenen in het tabblad Start, of in de groep Snelle stijlen in het contextuele tabblad Hulpmiddelen voor tekenen /Opmaak dat verschijnt als je het vak selecteert.
Er bestaan verschillende opvullingen voor kaders: – een eenvoudige opvulkleur: ofwel te kiezen uit de bovenstaande kleuren die worden voorgesteld, ofwel door te klikken op het commando Meer opvulkleuren… – een afbeelding: geef de pathname op in het dialoogvenster dat verschijnt – een kleurovergang: een geleidelijke overgang tussen twee of meer kleuren – een bitmappatroon: een vooraf gedefinieerd motief dat zich herhaalt
Om een opvulling te verwijderen kies je Geen opvulling. OPVULLEN MET ÉÉN KLEUR
Ga naar de tweede dia en selecteer het titelvak. Gebruik de knop
en klik op het commando Meer opvulkleuren …
Kies in het tabblad Standaard van het dialoogvenster dat verschijnt de volgende kleur:
27
Van zodra je een andere kleur kiest dan de kleuren die worden voorgesteld, verschijnt deze kleur in alle kleurenlijsten van de huidige presentatie, in de zone Recente kleuren. Breng deze opvulkleur ook aan in het titelvak van de eerste dia.
28
OPVULLEN MET EEN AFBEELDING
Selecteer het tekstvak van de tweede dia. Gebruik de knop .
en klik op het commando
De in te voegen afbeelding is Belgique.jpg. Geef de tekst een witte kleur om hem beter zichtbaar te maken.
OPVULLEN MET EEN BITMAPPATROON
Breng met het penseel laatste dia’s.
de opmaak van het titelvak van de tweede dia aan op de 2
Ga naar de derde dia en selecteer het tekstvak. Gebruik de knop
en klik op het commando .
Kies in de lijst die verschijnt het patroon met de naam Briefpapier.
29
30
OPVULLEN MET EEN KLEUROVERGANG
Ga naar de 4e dia en selecteer het tekstvak. Gebruik de knop
en klik op het commando .
In de bovenstaande lijst stelt PowerPoint je enkele kleurovergangen voor op basis van één kleur. Om zelf een kleurovergang te creëren, kies je het commando . In het dialoogvenster dat verschijnt, vink je de optie Opvulling met kleurovergang aan om alle opties te tonen waarmee je de kleurovergang kunt creëren.
31
32
De kleurovergangsbeëindigingen
Een kleurovergang bestaat uit verschillende kleuren (ook kleurovergangsbeëindigingen genoemd). Een kleurovergang bestaat standaard uit drie beëindigingen die worden voorgesteld door de vormen die zich op een horizontale strook bevinden.
Klik op de 1e vorm en kijk naar de knop Kleur: hij toont een bepaalde kleur blauw: Klik op de 2e vorm en kijk naar de knop Kleur: hij toont een lichter blauw: Klik op de 3e vorm en kijk naar de knop Kleur: hij toont een nog lichter blauw:
Jij bepaalt dus de kleur van elke beëindiging waaruit je kleurovergang bestaat. Je kunt beëindigingen toevoegen of verwijderen met de knoppen . Je kunt de vormen ook verplaatsen op de horizontale strook en/of de zones Helderheid en Doorzichtigheid wijzigen om je kleurovergang te verfijnen.
Opmerking: Met de knop Kleuren kun je kleurovergangsbeëindigingen kiezen uit een lijst. Maak een kleurovergang met 3 beëindigingen in oranje tinten (laatste kolom van de themakleuren) en begin met de lichtste kleur.
Het type en de richting van de kleurovergang
Een kleurovergang heeft nog 2 andere belangrijke kenmerken: - het type: lineair, radiaal, rechthoekig, pad; - bij elk van deze types horen verschillende richtingen of een hoek.
Kies hier een kleurovergang van het type radiaal met een richting vanuit midden
.
33
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
34
3) DE VORMEFFECTEN
Om een of meer effecten op een kader toe te passen gebruik je de knop
.
Opmerking: Deze knop bevindt zich in de groep Tekenen van het tabblad Start, in de groep Snelle stijlen in het contextuele tabblad Hulpmiddelen voor tekenen/Opmaak dat verschijnt als je het kader selecteert. Er zijn 6 types effecten: Schaduw, Weerspiegeling, Gloed, Vloeiende randen, Schuine rand en 3D-draaiing. Op het einde van elk van deze lijsten vind je een commando Opties om je effecten nog te verfijnen. De lijst Vooraf ingesteld bevat enkele voorbeelden van effecten die je direct kunt toepassen.
In de galerij van de Snelle stijlen vind je ook voorbeelden van complete opmaken (rand, opvulling en effect).
Ga naar de eerste dia. Verplaats de afbeelding naar de rechterhoek onderaan van de dia. Selecteer het titelvak en pas de volgende effecten toe:
– Weerspiegeling: Volledige weerspiegeling, 4 pt verschuiving – Gloed:
;
;
– 3D-draaiing: Perspectief Plaats het titelvak iets lager.
35
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op. 4. DE KLEURPALETTEN
In alle beschikbare kleurenlijsten vind je:
- de Themakleuren en hun kleurovergang: je kunt deze kleuren zelf definiëren in het tabblad Ontwerpen met de knop Kleuren van groep Thema’s; - de Standaardkleuren die nooit wijzigen; - eventueel de Recente kleuren als je in de huidige presentatie de knop Meer kleuren… hebt gebruikt om een andere dan de hierboven genoemde kleuren te kiezen. Deze laatste lijst is erg handig als je je eigen kleuren wilt creëren en ze op andere momenten in je huidige presentatie wilt gebruiken. Ga naar de eerste dia en selecteer het titelvak. Klik op de knop , gebruik de knop naar het tabblad Aangepast van het dialoogvenster dat verschijnt.
en ga
36
Klik in deze zone om een kleur te kiezen
Schuif het driehoekje - Naar boven voor lichtere kleuren - naar beneden voor donkere kleuren
Als je ze kent, kunt je ook de kleurpaletten gebruiken: – RGB: rood, groen, blauw
– HSL: tint, intensiteit, helderheid
Hier zullen we de kleur RGB gebruiken (249; 214; 7). Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
37
Les nr. 3
ACHTERGROND Neem een nieuwe presentatie. Typ de teksten in de weergave Overzicht:
Ga naar de weergave Dia en wijzig de indeling van de dia’s, als je weet dat: De dia’s 1, 2 en 6 Titeldia’s zijn. De andere dia’s van het type Titel
en 2 objecten zijn
Voeg in deze laatste dia’s in het tweede tekstvak de juiste afbeeldingen in.
38
Sla deze presentatie op onder de naam Driehoeken. 1. DE THEMA’S
Een thema is een geheel van opmaakelementen dat het volgende bevat: – kleuren (voor de tekst, de achtergrond, de hyperlinks), – lettertypes (een lettertype voor de titel en een lettertype voor de tekst), – grafische effecten. VOORGEDEFINIEERDE THEMA’S
In het tabblad Ontwerpen, in de groep Thema’s, vind je verschillende voorgedefinieerde thema’s. Klik op enkele van deze opmaken, ze worden automatisch op alle dia’s toegepast.
Opmerking: Sommige ervan passen ook een enigszins verschillende opmaak toe op de titeldia’s. In het algemeen zal je echter liever zelf je opmaak creëren. Verwijder dus je verschillende pogingen om terug te keren naar een neutrale opmaak 2. EEN ACHTERGROND AANBRENGEN
De dia’s hebben standaard een witte achtergrond. In het tabblad Ontwerpen, in de groep Achtergrond, klik je op de knop .
1) VOORGEDEFINIEERDE ACHTERGRONDEN
In het bovenste gedeelte van het dropdownmenu vind je verschillende achtergronden.
39
Op alle dia’s toepassen
Klik gewoon op het vakje met de achtergrond die je hebt gekozen. Op geselecteerde dia’s toepassen
Selecteer de dia’s 1, 2 en 6: – In het deelvenster Dia’s /Overzicht, in de weergave Dia’s , klik je op de eerste dia om hem te selecteren; – houd de toets [Ctrl] ingedrukt en klik dan op de 2 andere dia’s.
Klik in het vakje met de rechtermuisknop en kies de optie Toepassen op geselecteerde dia’s.
Opmerking: Als je geen dia’s had geselecteerd voor je deze optie koos, wordt de achtergrond alleen toegepast op de dia waarin je je bevindt.
40
2) AANGEPASTE ACHTERGRONDEN
Verwijder je verschillende pogingen om terug te keren naar een neutrale opmaak. In het tabblad Ontwerpen, in de groep Achtergrond, klik je op de knop en kies je de optie
.
EÉN OPVULKLEUR
Klik op de knop
en kies een gemiddeld oranje.
Klik dan op de knop dia’s toegepast.
: de kleur wordt op de achtergrond van alle
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op. DE WEERGAVEN
Als je te veel dia’s hebt, zie je ze niet allemaal in het deelvenster Dia’s /Overzicht. Je kunt de weergave eventueel wijzigen. Onderaan in het scherm, net voor de zoom, bevinden zich de weergaveknoppen . Normaal
Deze weergave bevat de deelvensters Dia, Dia’s /Overzicht en Notities; ze wordt standaard toegepast als je PowerPoint opent.
41
Diasorteerder Diavoorstelling
Hiermee kun je alle dia’s zien. Hiermee kun je de diavoorstelling direct starten vanuit de dia waarin je je bevindt.
Ga naar de weergave Diasorteerder.
42
OPVULLEN MET FIGUUR OF BITMAPPATROON
Ga naar de eerste dia. In het tabblad Ontwerpen, in de groep Achtergrond, klik je op de knop en kies je de optie
.
Klik op de optie Opvulling met figuur of bitmappatroon.
Bitmappatronen
De knop Bitmappatroon
geeft je toegang tot verschillende "wallpapers".
Illustraties
Om een illustratie te gebruiken klik je op de knop
.
Geef het zoekwoord in in de zone Zoeken naar. Vink eventueel het vakje Inhoud van Office.com opnemen aan om de opzoeking op het internet uit te breiden. Klik op de knop
.
Afbeeldingen uit een bestand
43
Als de afbeelding zich op je harde schijf, op een server of cd bevindt,… klik je op de knop . Geef de plaats van de afbeelding aan: hier bevindt ze zich in je map Afbeeldingen en de bestandsnaam is Triangle-or.jpg. Klik direct op de knop eerste dia toe te passen.
om deze achtergrond alleen op de
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
44
OPVULLING MET KLEUROVERGANG
Selecteer de dia’s 2 en 6. In het tabblad Ontwerpen, in de groep Achtergrond, klik je op de knop en kies je de optie
.
Klik op de optie Opvulling met kleurovergang. Maak een kleurovergang met 3 beëindigingen in oranje tinten, van het lineaire type en met de donkerste kleur rechts.
Klik direct op de knop geselecteerde dia’s toe te passen.
om de kleurovergang alleen op de twee
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op en sluit de presentatie.
45
Les nr. 4
DE ANIMATIE-EFFECTEN
Maak de volgende presentatie aan. Ze bestaat uit twee dia’s: Een dia Titel
en object
Opmerking: De afbeelding bevindt zich in de map Afbeeldingen. een dia Inhoud
van twee.
In de tweede dia verwijderen we het 2e tekstvak: Selecteer dit vak (klik op de omtrek). Gebruik de toets [Del] van het toetsenbord.
In het tabblad Invoegen gebruik je de knop voegen:
om de volgende afbeeldingen in te
46
Sla deze presentatie op onder de naam De Computer.
47
ANIMATIE-EFFECTEN
Je kunt effecten toepassen op een of meer elementen van elke dia. Als je de diavoorstelling start, worden deze elementen dan geanimeerd met de door jou gekozen effecten. Er zijn 4 types animatie: De begineffecten: het object is niet in de dia aanwezig bij de aanvang, maar verschijnt met de gekozen animatie. De nadrukeffecten: het object is al in de dia aanwezig en vertoont de gekozen animatie. De eindeffecten: het object is al in de dia aanwezig en verdwijnt met de gekozen animatie. De animatiepaden: het object verplaatst zich volgens het gekozen pad. Bovendien kun je: - verschillende effecten toepassen op hetzelfde element, - beslissen hoeveel tijd er verloopt tussen twee animaties,… 3) HET DEELVENSTER ANIMATIE AANPASSEN
In het tabblad Animaties klik je op de knop Animatiedeelvenster verschijnt rechts in het scherm.
:
het
Het deelvenster is nu nog leeg, maar je zult zien dat het erg handig is om de effecten te beheren. 4) HET TABBLAD ANIMATIE
In dit tabblad vind je de tools om animatie-effecten te selecteren en vervolgens aan te passen.
Met de knop Voorbeeld kun je de effecten bekijken die je op de actieve dia hebt toegepast. In de groep Animaties kun je zien welk effect je op een element hebt toegepast en kun je het wijzigen of aanpassen. Opgelet:
Met de knoppen van deze groep kun je geen effect toevoegen : als je erop klikt, wijzig je het effect dat je had toegepast.
48
In de groep Geavanceerde animatie kun je een effect toevoegen. In de groep Tijdsinstellingen kun je de snelheid van een effect, de tijd tussen twee effecten, … beheren.
49
5) EEN ANIMATIE-EFFECT TOEPASSEN OF WIJZIGEN
Ga naar de eerste dia.
We gaan verschillende effecten toepassen op de titel: – een begineffect om hem te doen verschijnen, – een nadrukeffect om de tekst te animeren – een eindeffect om hem te doen verdwijnen.
Selecteer het titelvak: de knop
Kiest het begineffect In- en uitzoomen
wordt actief; klik op deze knop.
.
Opmerking: In de lijst die verschijnt als je op de knop Animatie toevoegen klikt, verschijnen alleen de laatst gebruikte effecten. Als je het effect dat ik je voorstel niet ziet, klik dan op het commando Meer begineffecten om de volledige lijst van effecten te bekijken. Kijk eens naar het deelvenster Animatie rechts in het scherm : het effect dat je hebt gekozen wordt erin weergegeven.
50
51
EEN TWEEDE EFFECT TOEVOEGEN
Houd het titelvak geselecteerd en klik opnieuw op de knop
.
Voeg dan een nadrukeffect Puls Toe. Dit effect verschijnt eveneens in het deelvenster Animatie, onder het eerste effect.
Opmerking: In het deelvenster Animatie wordt de kleur van de effecten bepaald door hun type (groen voor start, geel voor nadruk, rood voor einde). EEN EFFECT WIJZIGEN
In het deelvenster Animatie selecteer je het eerste effect. In het tabblad Animaties, in de groep Animaties, kun je zien dat het toegepaste effect een effect In- en uitzoomen is. Klik op de knop Vergroten en omdraaien van deze groep: het effect In- en uitzoomen wordt vervangen door het effect Vergroten en omdraaien.
Opgelet:
De knoppen van de groep Animaties wijzigen de geselecteerde effecten. Een effect toevoegen: knop Animatie toevoegen van de groep Geavanceerde animatie.
EEN DERDE EFFECT TOEVOEGEN
Houd het titelvak geselecteerd en voeg een eindeffect Ruit toe.
We gaan nu animatie-effecten aan de afbeelding toevoegen: – een begineffect opdat ze niet van bij het begin op de dia zou staan – een eindeffect om ze op het einde te laten verdwijnen. Selecteer de afbeelding en pas er een begineffect Spiraal en een eindeffect Cirkel op toe.
52
Ga naar de tweede dia. Pas de volgende effecten toe: op de titel:
een begineffect Cirkel, daarna een nadrukeffect Tekstkleur.
op de tekst:
een begineffect Zweven in.
Voor de afbeeldingen gebruiken we hetzelfde begineffect; daarvoor moeten we eerst de 4 afbeeldingen selecteren: Klik op de eerste afbeelding (de CPU). Houd dan de toets [Ctrl] ingedrukt en klik op de afbeelding van het toetsenbord, dan op de afbeelding van de muis, dan op de afbeelding van het scherm. Kies dan het begineffect Binnenvliegen.
Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op. 6) VISUALISATIE VAN DE EFFECTEN VISUALISATIE IN AFSPEELWEERGAVE
In de afspeelweergave kun je de effecten zien die op de actieve dia zijn toegepast zonder de normale weergave te verlaten. Klik ofwel op de knop het pictogram
die zich boven het deelvenster Animatie bevindt, of op
van het tabblad Animaties.
Het AutoVoorbeeld Als je een effect kiest, wordt het element waarop het effect wordt toegepast, standaard direct geanimeerd. Als je op de pijl van de knop Voorbeeld klikt, verschijnt er een menu. In dat menu is het commando AutoVoorbeeld aangevinkt om aan te geven dat het commando actief is. Als je het AutoVoorbeeld wilt verwijderen, klik dan op het commando om het te deactiveren. VISUALISATIE IN DIAVOORSTELLING
De diavoorstelling is de projectie van de presentatie in het volledige scherm. De diavoorstelling starten vanaf de eerste dia
53
Gebruik de toets [F5] van het toetsenbord of klik op de knop Diavoorstelling.
van het tabblad
De diavoorstelling starten vanaf de dia waarin je je bevindt
Gebruik de knop
knop
in de weergaven (naast zoom, onderaan in het scherm, of klik op de
van het tabblad.
54
7) VOLGORDE VAN DE EFFECTEN
Ga naar de eerste dia en gebruik de knop om de toegepaste effecten te visualiseren: ze worden toegepast in de volgorde van de lijst die je ziet in het deelvenster Animatie.
Eerst moeten de begineffecten verschijnen, dan de nadrukeffecten en tot slot de eindeffecten. We gaan het begineffect dat we op de afbeelding hebben toegepast verplaatsen vlak na het begineffect van de titel (dus in 2e positie). Klik op dit effect in de lijst (moet blauw omkaderd zijn): Gebruik de knop
om het naar de tweede positie te verplaatsen.
Visualiseer de toegepaste effecten: de volgorde is wel degelijk gewijzigd.
In de tweede dia laten we de afbeeldingen tegelijk met de bijhorende tekst verschijnen. Als je de lijst met effecten bekijkt, zie je dat de effecten die op het tekstvak zijn toegepast, gegroepeerd zijn onder de benaming Espace réservé du …; klik op de dubbele pijl onder dit effect om de lijst te openen:
55
Opmerking: Het is mogelijk dat de afbeeldingen in je presentatie niet dezelfde nummers hebben als hierboven wordt getoond. Met de knop kun je nu de effecten van de verschillende afbeeldingen onder de bijhorende teksten plaatsen: Visualiseer de diavoorstelling die je hebt gemaakt.
8) EEN EFFECT STARTEN
Vergroot het deelvenster Animatie zodanig dat je voor de effecten in de lijst het muissymbool ziet staan.
EFFECTEN TEGELIJK STARTEN
Om het begin van een effect te beheren, gebruik je de lijst Start van de groep Tijdsinstellingen:
We laten de twee eerste effecten tegelijk starten. Selecteer het tweede effect en kies Met vorige in de lijst Start.
56
Opmerking: Het muissymbool voor dit effect is nu verdwenen. Visualiseer de toegepaste effecten: de twee objecten verschijnen tegelijk.
Op dezelfde manier laten we de eindeffecten tegelijk starten: Selecteer het tweede eindeffect en kies Met vorige in de lijst Start. Visualiseer de toegepaste effecten om te controleren of de twee objecten tegelijk verdwijnen. HET VERSCHIJNEN VAN DE EFFECTEN AUTOMATISEREN
Start de diavoorstelling vanaf de eerste dia: je moet klikken om de animaties te laten verschijnen waarop je geen begineffect hebt toegepast (voor deze effecten geldt nog Bij klikken). Om deze animaties tijdens de diavoorstelling automatisch te laten verschijnen: In de lijst met effecten, selecteer je de 3 effecten met de toets [Ctrl]. In de lijst Start kies je Na vorige om ze te laten starten na de effecten die er boven staan.
Opmerking: Het muissymbool voor deze effecten is vervangen door een horloge. Start de diavoorstelling opnieuw vanaf de eerste dia: alle effecten van de eerste dia verschijnen automatisch zonder dat je hoeft te klikken.
57
In de tweede dia laten we de effecten als volgt starten: – de titel: gelijktijdige verschijning en kleurwijziging – eerste tekst met afbeelding tegelijk – tweede tekst met afbeeldingen tegelijk – derde tekst met afbeelding tegelijk Hiervoor moet voor de titel: het nadrukeffect tegelijk met het begineffect starten; voor de afbeeldingen: ze moeten tegelijk met de bijhorende teksten starten.
Om alle effecten automatisch te laten verschijnen passen we daarna op alle effecten waarvoor nog een muissymbool staat, een start Na vorige toe.
Visualiseer de toegepaste effecten. 9) DE DUUR VAN EEN EFFECT
De duur van een effect wordt weergegeven door de lengte van de rechthoek die zich achteraan in de lijst van het deelvenster Animatie bevindt. Hoe kleiner deze rechthoek, des te sneller is het effect, en omgekeerd, hoe groter deze rechthoek, des te trager is het effect. Om de lengte van de rechthoek aan te passen gebruik je het commando Duur van de groep Tijdsinstellingen.
Ga naar de eerste dia en kijk naar de rechthoek die achter de effecten staat. Klik op elk effect om de duur te bekijken. De effecten 1 en 2 hebben een duur van 1,00 Het derde effect heeft een duur van 0,50 De twee laatste effecten hebben een duur van 2,00
58
Visualiseer de effecten die je op deze dia hebt toegepast: de twee laatste effecten zijn de traagste. Pas op de twee dia’s op alle effecten een duur van 2,00 toe. Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
59
10) DE EFFECTOPTIES
Bepaalde effecten kunnen worden ingesteld. In de eerste dia hebben we als eerste eindeffect een effect Ruit gekozen. Selecteer dit effect in het deelvenster Animatie. Als je in de animatiegalerij van de groep Animaties kijkt, zie je dat de naam van het effect Vorm is.
Bovendien is de knop Effectopties actief; klik op deze knop. In de lijst die verschijnt, kun je het volgende kiezen: – de Richting van de animatie (In of Uit) – de Vorm van het effect (Cirkel, Vak, Ruit of Plus) – de Volgorde (hier heb je maar één mogelijkheid). Dit zijn de instellingen voor het effect Vorm.
Wijzig hier de richting (kies In) en de vorm (kies Cirkel) van dit effect. Wijzig ook de richting van het laatste effect (kies In).
In de tweede dia, in het titelvak, is het tweede effect een nadrukeffect Tekstkleur. Selecteer dit effect in het deelvenster Animatie en toon zijn Effectopties.
60
De instelling die je hier kunt kiezen, is de eindkleur van het object waarop je het effect hebt toegepast.
Hier, blauw.
61
In het tekstvak van deze dia hebben we een begineffect Zweven in toegepast. Selecteer een van deze effecten in het deelvenster Animatie en toon de Effectopties. Als er een effect wordt toegepast op een tekstvak waarin de tekst op verschillende niveaus is aangebracht, kun je alle teksten tegelijk laten verschijnen, of per alineaniveau. Wijzig hier de volgorde niet, want dan verschijnen alle elementen (tekst en afbeeldingen) tegelijk.
Op de afbeeldingen in deze dia hebben we een begineffect Binnenvliegen toegepast. Selecteer het eerste effect (het effect op de CPU) in het deelvenster Animatie en toon de Effectopties. Voor dit effect kun je de startrichting kiezen:
Voor het effect van de CPU kies je de richting Van linksboven. Voor het effect van het toetsenbord kies je de richting Van linksonder. Voor het effect van de muis kies je de richting Van rechtsonder. Voor het effect van het scherm kies je de richting Van rechtsboven.
Opmerking: Er zijn nog veel andere instellingen mogelijk, ze hangen in feite af van het toegepaste effect. Aarzel niet om de mogelijke opties te bekijken wanneer je je eigen effecten kiest. Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
62
Les nr. 5
DE OVERGANGEN
Open de presentatie ‘Computer’ en start de diavoorstelling: als de animaties in de eerste dia geëindigd zijn, moet je op de toets [ ] van het toetsenbord klikken om naar de volgende dia te gaan. Bovendien wordt de tweede dia gewoon getoond.
Een overgang is de manier waarop een dia op het scherm verschijnt in een diavoorstelling. Je kunt ook bepalen hoe lang deze dia wordt getoond en zo de diavoorstelling automatiseren. 11) EEN OVERGANGSEFFECT TOEPASSEN
Eerste beslissen we hoe de eerste dia zal verschijnen. Ga terug naar de eerste dia en naar het tabblad Overgangen. Kies in de groep Overgang naar deze dia een van de volgende effecten:
12) INSTELLINGEN VOOR DE OVERGANGSEFFECTEN OPTIES VOOR DE OVERGANGSEFFECTEN
Zoals voor de animatie-effecten zijn er speciale instellingen voor elk overgangseffect. Bijvoorbeeld, – voor de effecten Duwen, Wissen, Splitsen,… kun je de richting van het effect kiezen – voor de effecten Rimpeling, Honingraat… kun je de startplaats van het effect kiezen DUUR (EN DUS SNELHEID) VAN EEN OVERGANGSEFFECT
Met de lijst Duur van de groep Tijdsinstellingen (tabblad Overgangseffecten) kun je de overgangssnelheid instellen: – hoe langer de duur, des te trager is het effect – hoe korter de duur, des te sneller is het effect
63
13) DUUR VAN DE DIA
Toon het deelvenster Animaties (In het tabblad Animatie, klik op de knop Deelvenster Animatie). Klik op de knop en kijk onderaan in de lijst met effecten: je ziet er de tijd die nodig is om alle animatie-effecten te tonen.
Hier heb je ongeveer 6 seconden nodig. Ga terug naar het tabblad Overgangen en verhoog de Duur tot 6 seconden in de groep Tijdsinstellingen.
Start de diavoorstelling: de eerste dia verschijnt met het gekozen effect en na 6 seconden verschijnt automatisch de tweede dia. Op dezelfde manier,
– pas je een overgangseffect toe om de tweede dia te laten verschijnen; – bepaal je de duur van deze dia: klik op de knop en kijk naar de tijd die onderaan verloopt;
van het deelvenster Animatie
– plaats de vastgestelde tijd in de zone Duur van de groep Tijdsinstellingen (tabblad Overgangen). Start de diavoorstelling: ze verloopt automatisch. Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
64
Les nr. 6 DE OBJECTEN Neem een nieuwe presentatie. Behoud de eerste dia en voeg 3 dia’s Titel en object toe. Typ er de volgende teksten in en pas de volgende opmaak toe: Lettertype voor de titels: blauw, 44 pt, vet en cursief Opvulling van de titelvakken: één kleur RGB (255; 93; 124) Achtergronden: kleurovergang van het type radiaal in alle roze tinten.
Sla deze presentatie op onder de naam Riga. 3. AUTOMATISCHE VORMEN EN TEKSTZONES
Voeg in de tweede dia, in het tekstvak, een afbeelding wereld.gif toe. Wijzig de afmetingen van de afbeelding (13,5 x 25 cm) en centreer ze horizontaal. We gaan een ovaal plaatsen op Riga: Ga naar het tabblad Invoegen.
Klik op de knop
van de groep Illustraties.
Kies in de lijst die verschijnt de vorm Ovaal
en teken hem boven de plaats van Riga op de kaart.
Wijzig de kleur van het ovaal: in het tabblad Hulpmiddelen voor tekenen / Opmaak kies je de stijl van de groep Snelle stijlen.
65
We gaan een tekstzone creëren om Noord-Amerika te situeren:
Kies nog steeds met de knop Amerika.
de vorm Tekstzone
en teken ze boven de plaats van Noord-
Typ er de naam van de stad in en maak ze op met een WordArt-effect.
We gaan een pijl creëren die van Riga naar Montreal gaat:
– In de lijst vormen kies je de vorm Amerika gaat.
en je tekent een pijl die van het ovaal naar Noord-
– Maak de pijl dikker en pas zijn kleur aan.
OBJECTEN GROEPEREN
Om ze daarna gemakkelijker te kunnen manipuleren gaan we de pijl en de tekstzone groeperen: Selecteer de tekstzone, houd de toets [Ctrl] ingedrukt en selecteer de pijl. Klik met de rechtermuisknop in de selectie en kies het commando Groeperen / Groeperen: de twee objecten zijn nu verbonden. Creëer op dezelfde manier de volgende pijlen en tekstzones:
Opmerking: Vergeet niet om elk pijl te groeperen met de bijhorende tekstzone.
66
ANIMATIES
Toon het deelvenster Animatie. Breng op het ovaal een begineffect Vervagen aan, dat begint Met vorige. Pas op de eerste groep (Noord-Amerika) een begineffect Willekeurige balken toe, begin Na vorige, gemiddelde duur (1,00), een eindeffect Verdwijnen, begin Na vorige.
Pas dezelfde effecten toe op alle groepen.
Opmerking: Voor Singapore en Tokio is de beginrichting Van rechtsonder. Een animatie vertragen
Visualiseer de effecten van deze dia: de groepen starten te snel. In de lijst met effecten selecteer je al deze effecten met de toets [Ctrl] van het toetsenbord.
In de groep Tijdsinstellingen van het tabblad Animaties wijzig je de zone Vertraging:
Visualiseer de effecten van deze dia opnieuw. Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
67
4. GRAFIEKEN
In de 3e dia gaan we een grafiek creëren. Klik op de knop Kies het type
van het tekstvak. : er opent een Excel-venster naast de presentatie.
INVOER VAN GEGEVENS IN DE TABEL
Het rekenblad bevat al gegevens, jij moet ze wijzigen. Begin met de zone met gegevens van de grafiek te wijzigen:
– Klik op het blauwe vierkantje rechts onder in de huidige zone om ze tot 5 kolommen en 7 regels uit te breiden.
– Type de volgende gegevens in de cellen:
Als je Excel sluit, wordt de grafiek van de tabel in het tekstvak geplaatst.
68
OPMAAK VAN DE GRAFIEK
Als je op de grafiek klikt, verschijnen op het einde van het lint de 3 contextuele tabbladen voor de opmaak (zoals in Excel). WIJZIGING VAN DE BASISGEGEVENS
Om de Excel-tabel opnieuw te tonen klik je op de knop Gegevens bewerken contextuele tabblad Hulpmiddelen voor grafieken / Ontwerpen.
van het
69
ANIMATIES
Selecteer het kader van de grafiek en pas er een begineffect Binnenvliegen op toe, dat begint Na vorige met een gemiddelde duur (1,00). Visualiseer de effecten van deze dia: alle grafische elementen verschijnen tegelijk. Klik op de knop Effectopties; hiermee kun je de volgorde kiezen waarin de elementen worden getoond:
Kies hier Per serie en visualiseer de effecten van deze dia. Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op. 5. SMARTART
Ga naar de laatste dia. Klik op de knop
van tekstvak.
Kies in de categorie Piramide, het type
: er verschijnt een dialoogvenster naast de dia.
INVOER VAN GEGEVENS
Om gegevens in te voeren in dit dialoogvenster:
70
Klik achtereenvolgens op de voorgestelde regels (het woord [Tekst] staat erin) en typ de volgende gegevens in.
Opmerking: Om een regel en dus een bijkomende tekstzone toe te voegen druk je op de toets [ ] van het toetsenbord op het einde van de laatste voorgestelde regel. De tekstzones van SmartArt gedragen zich als tekstvakken: je kunt de toets [] gebruiken om de tekst een niveau te verlagen. Hij verschijnt dan in hetzelfde vak als de vorige tekst, maar met inspringing.
OPMAAK VAN DE SMARTART
Als je op de SmartArt klikt, verschijnen er op het einde van het lint 2 contextuele tabbladen waarmee je de SmartArt kunt opmaken. WIJZIGING VAN DE BASISGEGEVENS
Je kunt het dialoogvenster met de teksten op elk moment wijzigen of de teksten direct in de SmartArt wijzigen. ANIMATIES
Selecteer het vak van de SmartArt en pas er een begineffect Zweven in op toe dat begint Na vorige met een gemiddelde duur (1,00). Visualiseer de effecten van deze dia: alle elementen van de SmartArt verschijnen tegelijk. Toon de opties van het effect:
71
Wijzig de richting (Zwevend omlaag) en de volgorde (Een voor een). Visualiseer de effecten van deze dia. Sla de wijzigingen die je aan je presentatie hebt aangebracht op.
72