3 Formulatie. 3.1 De voederbestanddelen. 3.1.1 De Weende analyse. 3.1.1.1 Vocht. Grondstoffen of samengestelde voeders bevatten altijd water. Dit speelt een rol in de voederwaarde, houdbaarheid en verwerkingsaspecten. Bij de dieren speelt water een rol, in de warmteregeling, als transportmiddel, o.a. voor de voedingsstoffen en afvalstoffen, in de vertering… . 3.1.1.2 Droge stof. Het product zonder vocht. 3.1.1.3 Organische stof. Wanneer we de droge stof tot een hoge temperatuur gaan verhitten dan treedt verbranding op en blijft er as over. Het gedeelte dat verbrand is noemt men de organische stof. 3.1.1.4 Anorganische stof. Het as gehalte bevat de minerale stoffen uit het product. As bevat geen energie maar bevat de van levensbelang zijnde mineralen. 3.1.1.5 Ruw eiwit. Eiwit wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid N die aanwezig is in het product. Eiwit is er nodig voor het onderhoud, de productie en de groei. Niet enkel de spieren worden opgebouwd uit eiwitten, maar ook o.a. de melk, het sperma en de afweerstoffen tegen infecties. Eiwitten worden opgebouwd uit aminozuren. Ieder eiwit heeft een specifiek aminozurenpatroon. In het totaal zijn er 22 aminozuren, deze aminozuren kunnen opgesplitst worden in essentiële en niet- essentiële aminozuren. Niet- essentiële aminozuren kunnen door het varken zelf, uit ander aminozuren, worden aangemaakt en hoeven niet via het voeder te worden aangevoerd. Dit in tegenstelling tot de essentiële aminozuren, die het varken niet zelf kan aanmaken. Een tekort aan een bepaald essentieel aminozuur zal tot gevolg hebben dat de andere aminozuren niet optimaal benut worden.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Figuur 4: De Weende analyse. werkelijk eiwit
N houdend gedeelte
amiden ruw vet ruwe celstof Organische stof
N vrij gedeelte
cellulose houtstof kurkstof
koolhydraten
Droge stof vitaminen, antibiotica, hormonen e.d.
Voedermiddel As = mineralen
overige koolhydraten
zetmeel suiker org.zuren
massa elementen en spore elementen of as van organische oorsprong en as van anorganische oorsprong
Water
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Essentiële aminozuren: arginine histidine isoleucine leucine lysine methionine phenylanine threonine tryptophaan valine
Niet- essentiële aminozuren: alanine asparginezuur cystine glutaminezuur hydroxy- glutaminezuur glycine norleucine proline hydroxy- proline citrulline serine tryosyne
Lysine, methionine (cystine), threonine en tryptofaan zijn het eerst limiterend. Dit betekent dat er aan deze aminozuren het eerst een tekort ontstaat. Om te voorkomen dat er inderdaad een tekort ontstaat, worden aan de rantsoenen eisen gesteld wat betreft de minimale hoeveelheden aminozuren die in varkensvoeders moet voorkomen. Om aan deze eisen te kunnen voldoen, is het mogelijk om aan de voeders synthetische aminozuren toe te voegen. Dit zijn zuivere aminozuren die op biochemische wijze geproduceerd worden. Aminozuren zijn niet volledig opneembaar. In de loop der jaren heeft men steeds meer inzicht verkregen in de opneembaarheid van de aminozuren, en zijn er dan ook verschillende aanpassingen geweest in de manier van rekenen. Nu spreekt men over ileaal darmverteerbare aminozuren. Oude methode: • T-LYS totaal lysine • T-METH totaal methionine • T-MET + C totaal methionine + cystine • T-THREO totaal threonine • T-TRYPT totaal tryptofaan • T-ISOL totaal isoleucine Nieuwe en nauwkeuriger methode: • Vva-LYS ileaal darmverteerbaar lysine • Vva-MET ileaal darmverteerbaar methionine • Vva-M + C ileaal darmverteerbaar methionine + cystine • Vva-THR ileaal darmverteerbaar threonine • Vva-TRY ileaal darmverteerbaar tryptofaan 3.1.1.6 Ruw vet. Vet is voor de varkens een belangrijke energiebron. Het zorgt voor de vetaanzet, energie en warmte. Van alle voedingsstoffen heeft het vet de hoogste energetische waarde. Melk, kokos, palmpitvet en reuzel zijn zeer goed geschikt voor jonge biggen, rundvet en destructievet veel minder. Het soort vet dat in het rantsoen aanwezig is beïnvloedt sterk de spekkwaliteit. Plantaardig vet geeft bij varkens meestal slapper vet. Vet bestaat voornamelijk uit glycerol en vetzuren. Er zijn vetzuren die niet in het Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
lichaam kunnen worden gevormd en die toch onontbeerlijk zijn. Deze vetzuren noemen we essentiële vetzuren. Linolzuur (aanwezig in soya olie) is een onverzadigd essentieel vetzuur, dat een grote rol speelt in de groeiontwikkeling van de biggen. Bij een tekort aan linolzuur in het rantsoen is de huid van de biggen op de rug en de schouders erg schilferig. De essentiële vetzuren spelen een belangrijke rol bij de vorming van celmembranen. Ook het afweervermogen tegen bepaalde infectieziekten wordt door deze vetzuren beïnvloed 3.1.1.7 Koolhydraten. Zowat het hoofdbestanddeel van voeders. Worden door het dier gebruikt voor vetaanzet, energie en als warmtebron. De koolhydraten kunnen worden onderverdeeld in ruwe celstof en overige koolhydraten. 3.1.1.8 Overige koolhydraten of NVE (stikstofvrij- extract). Dit wordt berekend aan de hand van de overige resultaten van de Weende- analyse. (OK = NVE = 1000 – vocht – ruwe as – re – rc (g/kg)). Bestaat uit suiker, zetmeel en organische zuren. 3.1.1.9 Suiker. Suiker wordt door jonge biggen zeer goed opgenomen. Suiker speelt ook een rol in de smakelijkheid van het voeder. 3.1.1.10
Zetmeel.
Zetmeel bevindt zich als kleine korreltjes vooral in granen, wortel en knolgewassen. Zetmeel kan door de meeste dieren goed opgenomen worden, al is er een uitzondering, namelijk aardappelzetmeel. De zetmeelkorrel van aardappelproducten moet gebroken worden voordat het varken dit kan opnemen, dit gebeurt door verhitting. Zetmeel is opgebouwd uit suikers (glucose). Door de compacte bouw van de zetmeelkorrels en de geringe activiteit van de enzymen in het speeksel en het pancreassap kunnen jonge biggen zetmeel moeilijk verteren. Daarom gaat men soms over tot het gebruik van ontsloten granen. Door een vergittingsproces worden de zetmeelkorrels gebroken. 3.1.1.11
Ruwe celstof.
Ruwe celstof bestaat uit celwandbestanddelen o.a. celluloze. Hoe hoger de ruwe celstof, hoe lager de energiewaarde voor een varken. Ruwe celstof speelt ook een rol i.v.m. stress en in de structuur van de mest.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.1.1.12
NDF en ADF.
NDF: Neutral Detergent Fibre ruwe celstof oplosbaar in neutraal milieu. ADF: Acid Detergent Fibre ruwe celstof oplosbaar in zuur milieu. De klassieke Weende- analyse geeft geen duidelijk onderscheid tussen de koolhydraten uit celwanden, die moeilijker afbreekbaar zijn en de celinhoud die goed afbreekbaar is. De Van Soest- methode doet dit wel. De celwandenfractie, die men terugvindt na behandeling met een neutraal chemisch oplosmiddel, wordt de NDFfractie genoemd. De NDF- fractie bestaat voornamelijk uit cellulose, hemicelluloze en lignine en is goed afbreekbaar. Bij gebruik van een zuur oplosmiddel wordt de hemicellulose ook verwijderd uit de celwanden. De overblijvende fractie is de ADFfractie en bevat celluloseen lignine en is moeilijker afbreekbaar. 3.1.1.13
De netto energie voor varkens.
De netto energie wordt berekend en niet bepaald. In die berekening wordt rekening gehouden met het verteerbaar ruw eiwit, verteerbaar ruw vet, zetmeel, suiker, verteerbare overige koolhydraten en verteerbare ruwe celstof. De netto energie voor varkens wordt uitgedrukt in kilocalorie (kcal). Wat is netto energie? De totale energie, aanwezig in het voer, wordt bruto energie genoemd. Figuur 5: Netto energie varkens. Voer
(Bruto energie of gross energy) Mest
Verteerbare energie (Digestible energy) Methaan/waterstofgas Ureum/urinezuur Metaboliseerbare energie (ME) ME (onderhoud) = MEm
ME (productie) = MEp
NE (onderhoud) = NEm warmte
warmte
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
NE (productie) = NEp
Christophe Decaigny
3.1.2 Mineralen. Elk dier heeft mineralen nodig, voor de opbouw, de productie en de instandhouding van het lichaam. Ook voor het normale verloop van de levensprocessen. Hiervoor is een zuur- base evenwicht noodzakelijk. Een teveel aan base of zuur wordt meestal door het regulerend vermogen van het dier weggewerkt. Indien echter bepaalde zuren (oxaalzuur) veel voorkomen, dan zal het noodzakelijk zijn wat kalk toe te voegen. De mineralen worden in twee groepen onderverdeeld: • massa elementen: Ca, P, Na, K, Mg • spore elementen: Fe, Cu, Co, Mn, Zn, Se, I 3.1.2.1 De massa elementen. Calcium (Ca) en fosfor (P). Calcium en fosfor zijn voor het varken zeer belangrijke mineralen. Beide elementen spelen een belangrijke rol bij de beenvorming. Ze spelen ook een grote rol bij diverse stofwisselingsprocessen zoals spierfuncties, bloedstolling, enzymsystemen en weerstandsvermogen tegen ziekten. De verhouding tussen Ca en P speelt een grote rol. Er moet ook voldoende vitamine D aanwezig zijn om deze mineralen te kunnen benutten. Voor fosfor spreekt men in de formulatie van totaal fosfor (T-FOSFAA) en van verteerbaar fosfor voor varkens (Pver-VA). De beschikbaarheid van fosfor uit dierlijke producten ( verteerbaar fosfor voor varkens) is zeer hoog. 70 % van de fosfor uit plantaardige producten kunnen niet door de spijsverteringssappen van het varken beschikbaar gemaakt worden. Rogge, gerst en tarwe bevatten echter het enzyme phytase en deze kan de fosfor uit plantaardige producten wel beschikbaar maken. Natriumchloride (NaCl). Zout of natriumchloride speelt een belangrijke rol in de waterhuishouding. Magnesium (Mg). Dit is belangrijk voor de beenderen, het zenuwstelsel (stresstoestanden), bloeddruk,… .
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.1.2.2 De spore elementen. IJzer (Fe). Belangrijk bestanddeel van de hemoglobine (bloedkleurstof). Bij een tekort: bloedarmoede. Zeer belangrijk bij de biggen, bij bloedarmoede worden ze bleek, lusteloos en ze krijgen vaak blauwe oorranden en lang haar. Koper (Cu). Invloed op hemoglobine, haarpigmenten en enzymen. Cu werkt voor varkens groeibevorderend en zorgt voor een betere voederomzetting. Dit komt doordat Cu schadelijk bacteriën remt (vooral Coli). Kobalt (Co). Nodig voor micro- organismen. Mangaan (Mn). Speelt een rol in het opbouwen van de beenderen. Zink (Zn). Een tekort aan dit element kan bij varkens parakeratosis (een huidaandoening) en slechte groei tot gevolg hebben. Selenium (Se). Staat in relatie met vitamine E, voorkomt spierdegeneratie. Jodium (I). Nodig om in de schildklier het hormoon thryroxine te kunnen vormen. Dit hormoon stimuleert de stofwisseling.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Figuur 6: Minimum hoeveelheden spore elementen in het voeder in mg/kg. Starter Biggen Vleesvarkens Zeugen Koper 10 10 10 10 Kobalt 0,15 0,15 0,15 0,15 Jodium 0,50 0,50 0,40 0,50 Ijzer 100 75 50 80 Mangaan 30 30 30 30 Selenium 0,15 0,15 0,10 0,10 Zink 70 60 45 50 3.1.3 Vitaminen. Een goed vitaminemengsel bevat alle noodzakelijke vitaminen in voldoende hoeveelheid. Vitaminegebrek komt dus zelden voor door een tekort in het voeder. Als men aan een dier alle bovenstaande voederbestanddelen toedient, maar geen vitamines, zal dit dier spoedig in de problemen komen en zelfs kunnen sterven. Ook een motor heeft om te blijven draaien niet alleen brandstof nodig maar moet daarnaast steeds met olie gesmeerd worden. Zo heeft ook het lichaam zijn olie nodig in de vorm van vitamines. Vitamines zijn organische stoffen, die de dieren in kleine hoeveelheden in het voedsel moeten opnemen voor het normale verloop van de levensprocessen, zonder hierbij te dienen als opbouwstof of energieleverancier. Wanneer de toediening van vitamines niet in overeenstemming is met de behoefte van de dieren, zijn de volgende afwijkingen mogelijk: • avitaminose: dit betekent dat een bepaald vitamine geheel ontbreekt. • hypovitaminose: hiervan spreekt men als een bepaald vitamine wel aanwezig is maar in te geringe hoeveelheid. • hypervitaminose: in dit geval komt een teveel aan een bepaald vitamine voor. De vitamines worden ingedeeld in twee groepen: • in vet oplosbare vitamines: A, D ,E en K • in water oplosbare vitamines: B- complex en C Een varken haalt vitamines uit het voer. Sommige vitamines kan het zelf aanmaken zoals vitamine C (niet door jonge biggen). Ook kunnen er bepaalde bouwstenen (pro- vitaminen) worden omgezet in volwaardige vitamines. Zoals caroteen in vitamine A, cholesterol in vitamine D3 (met behulp van UV licht) en ergosetrol in vitamine D2. Hoeveelheid vitamines worden uitgedrukt in mg / kg of ppm. Uitzondering vitamines A, D en E worden uitgedrukt in IE (Internationale Eenheid). 1 IE vitamine A = 0,3 gr vitamine A 1 IE vitamine D = 0,025 gr vitamine D 1 IE vitamine E = 1 gr vitamine E 3.1.3.1 Vitamine A. Dit noemt men ook wel het epitheel (opperhuid) beschuttend vitamine of het
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
groeivitamine. Vitamine A kan gemaakt worden uit het pro- vitamine caroteen (komt voor in groenvoer zoals luzerne). 3.1.3.2 Vitamine D. Dit vitamine is nodig voor vastlegging, transport en een goede verhouding van Ca en P in het lichaam (rachitis, O en X poten). Pro- vitamines: cholesterol + UV = D3 ergosterol + UV = D2 3.1.3.3 Vitamine E. Of vruchtbaarheidsvitamine. Positieve invloed op sperma kwaliteit en vruchtbaarheid. Een belangrijk gebreksverschijnsel is spierdegeneratie. Vitamine E kan ook als anti- oxidant (bewaarmiddel) dienen. Het komt voor in kiemende zaden (tarwekiemolie), gedroogde luzerne en jonge groene plantendelen. 3.1.3.4 Vitamine K. Zorgt voor de bloedstolling. Komt voor in groene planten. 3.1.3.5 Vitamine B- complex. Invloed op:
zenuwstelsel vertering huid Komt voor in onder andere gist. B1 = aneurine of thiamine B2 = riboflavine of lactoflavine B6 = pantotheenzuur of choline niacine of nicotinezuur(amide) of vitamine PP B12 = (cyano)cobalamine (bloedarmoede) 3.1.3.6 Vitamine C. Of ascorbinezuur, komt voor in vruchten en groenvoeders. Varkens kunnen dit zelf aanmaken, uitgezonderd jonge biggen. Met vitamine C meer weerstand tegen stress en infectieziekten.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.1.3.7 Belangrijkste functies en gebreksverschijnselen van de in vet oplosbare vitamines. Vitamine A
Belangrijkste functie(s) - opbouw en onderhoud van huid en slijmvliezen - opbouw van weerstand tegen ziekten - gezichtsvermogen - botvorming - vleesvorming en melkproductie
Gebrekverschijnselen - verminderd gezichtsvermogen -verminderde vruchtbaarheid (kleine tomen met zwakke biggen die slecht groeien, slecht berig en drachtig worden) droog en dor haarkleed - verminderde weerstand - ongecoördineerde spierbewegingen, krampen
D
- botvorming (calcium- en fosforhuishouding)
- verstoorde botvorming (rachitis, kreupelheid, beenderverweking)
E
- anti- oxidant (bescherming van onverzadigde vetten in het lichaam) - functioneren van geslachtsorganen - energiestofwisseling
- vruchtbaarheidsstoornissen (o.a. embryonale sterfte, minder vitale biggen) - degeneratie van hart- en skeletspieren - moerbeihartziekte - verminderde weerstand - gele verkleuring v. h. spek - verminderde groei - verminderde melkproductie
K
- bloedstolling
- inwendige en onderhuidse bloedingen, navelbloedingen bij biggen
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.1.3.8 Belangrijkste functies en gebreksverschijnselen van de wateroplosbare vitamines. Vitamine thiamine
Belangrijkste functies - energiestofwisseling - functioneren van het hart en zenuwstelsel
Gebrekverschijnselen - aantasting van zenuwen - geen eetlust -te vroeg geboren en zwakke biggen lage lichaamstemperatuur
riboflavine
- vruchtbaarheid - vorming van de huid - eiwitstofwisseling
- huidaandoeningen (droge, dorre huid) - voortplantingsstoornissen (dood geboren en zwakke biggen, slechte bevruchting, abortus) - verminderde melkgifte - stijve en kromme poten - diarree
pyridoxine
- eiwitstofwisseling - ijzerbenutting
- bloedarmoede - ruw haarkleed - spieraandoeningen
nicotinezuur - eiwit-, vet- en koolhydraatstofwisseling
- bloedarmoede - diarree en braken - gewichtsverlies - huidaandoeningen (schubvorming, haaruitval)
panthotheenzuur
- functioneren van de huid - vorming van weerstand - interne stofwisseling - functioneren zenuwstelsel - functioneren van geslachtsorganen
- schubbige rode huid met korsten - aantasting achterbenen (verlamming van de achterhand) - vruchtbaarheidsstoornissen (onvoldoende ontwikkeling van de geslachtsorganen) - diarree
biotine
- intermediaire stofwisseling
- klauwaandoeningen (kreupelheid) - ruwe bruine huid
foliumzuur
- eiwitstofwisseling - vorming van rode bloedcellen - vorming van weerstand
- bloedarmoede
choline
- functioneren van het zenuwstelsel
- leververvetting
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
- ongecoïrdineerde bewegingen B12
- intermediare stofwisseling - vorming van rode bloedcellen
C
- vorming van weerstand - ijzerbenutting / transport
- verstoorde vruchtbaarheid (kleine tomen met zwakke biggen) - bloedarmoede - ongecoïrdineerde bewegingen - huidaandoeningen
3.1.4 Toevoegingen. Bij toevoegmiddelen is onderscheid te maken in een drietal groepen, namelijk: • Stoffen die een positief effect hebben op de productie van de dieren als zij in kleine hoeveelheden toegepast worden. Zij verbeteren de groei en voederconversie en of hebben een preventief effect ten aanzien van bepaalde infectieziekten. Tot deze groep van toevoegmiddelen behoren onder andere antibiotica en groeibevorderaars. • Stoffen die de kwaliteit van diervoeders verhogen, omdat zij noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van een gezond dier. Vaak komen deze stoffen al van nature voor in de voeders. Vitaminen en spore- elementen behoren tot deze categorie van toevoegmiddelen. • Stoffen die een gunstige invloed hebben op het diervoeder als zodanig, de zogenaamde technologische toevoegmiddelen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om toevoegmiddelen die de smaak van het voer verbeteren of de persbaarheid verbeteren. 3.1.4.1 Antibiotica en groeibevorderaars. Antibiotica en groeibevorderaars onderscheiden zich van elkaar door hun fabricageproces. Antibiotica worden via micro- biologische fermentatie geproduceerd, terwijl groeibevorderaars op chemische wijze worden gemaakt. Daarnaast kunnen antibiotica, in hogere doseringen, als medicijnen toegepast worden. Zowel van antibiotica als van groeibevorderaars kunnen residuen in het dier achterblijven. Daarom mogen beide maar gedurende een bepaald tijd van het mesttraject toegepast worden. In EG- verband wordt beslist over de toelating van antibiotica en groeibevorderaars. Ook de gebruiksvoorwaarden worden in EG- verband vastgesteld. Als uitgangspunt hierbij geldt, dat het antibioticum of de groeibevorderaar in de gebruiksdosering niet mag leiden tot schadelijke residuen in het eindproduct. De mengvoerfabrikant beslist vervolgens zelf welk toegelaten antibioticum of groeibevorderaar in het mengvoer wordt verwerkt, vanzelfsprekend dienen de gebruiksvoorwaarden hierbij in acht te worden genomen. Op het etiket moet aangegeven zijn welke antibiotica of groeibevorderaars verwerkt zijn en in welke hoeveelheden. Ook moet zijn Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
aangegeven tot welke uiterste leeftijd het voer verstrekt mag worden. Voor het afleveren van deze voeders aan de varkenshouder, is geen attest van de dierenarts nodig. 3.1.4.2 Organische zuren en zure zouten. Toepassing van organische zuren en hiervan afgeleide zure zouten in de varkensvoeding is relatief nieuw. Vooral in de biggenvoeding worden deze toevoegmiddelen veelvuldig toegepast. Veel gebruikte organische zuren zijn fumaarzuur, citroenzuur, mierenzuur en propionzuur. Het positieve effect van organische zuren en zure zouten zou het gevolg zijn van een afname van het aantal coli- bacteriën in het maagdarmkanaal, terwijl ook de werking van enzymen wordt bevorderd. Met name gaat het dan om het in de maag voorkomende eiwitsplitsende enzyme pepsine. Door de lage pH van de maaginhoud en de betere werking van pepsine zou de verteerbaarheid van de grondstoffen verbeteren en daardoor ook leiden tot een beter benutting van de energie. Ook zou de smaak van het voer verbeterd worden, wat aanleiding geeft tot een hogere voeropname. 3.1.4.3 Enzymen. Enzymen zijn eiwitten die de chemische reacties van de vertering van het voer (het splitsen van grote deeltjes in kleinere) ondersteunen en versnellen, zonder daarbij zelf gebruikt te worden. Het varken is niet in staat om alle enzymen zelf te maken. Zo produceert het geen enzymen die in staat zijn om bepaalde celwandbestanddelen, die niet- zetmeel polysacchariden (NSP's: (hemi)cellulose, pectine en oligosacchariden), af te breken. Als de celwanden niet worden afgebroken is de celinhoud, die in principe wel verteerbaar is, bereikbaar voor de enzymen. Hierdoor gaat veel energie verloren. Als door het toevoegen van enzymen de NSP's wel worden afgebroken, komt uit dezelfde hoeveelheid bruto energie meer metaboliseerbare energie beschikbaar. Tevens produceert het varken geen enzymen die fytinezuur en betaglucaan afbreken. Het ontwikkelen van goede enzymen voor de varkensvoeding is nog een vrij nieuwe wetenschap. Toepassen van enzymen kan de volgende voordelen opleveren: • grotere flexibiliteit in grondstofkeuze, • betere voerbenutting, • betere gezondheid, • minder mest en mineralenuitscheiding.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.2 De grondstoffen. 3.2.1 Grondstoffeneigenschappen. 3.2.1.1 Granen. Algemeen. Zetmeelrijk, gemiddeld 55 %. Belangrijke vitamine E bron in voeder. Hoge droge stof. Goed verteerbare suikers. Laag lysine gehalte. Calcium arm. Rijk aan vitamine E en B1, arm aan vitamine C, D, B2 en provitamine A. Haver. Eiwit: hoge biologische waarde (evenwicht in essentiële aminozuren). Rijk aan vet, waardoor haver vlug ranzig wordt na het malen. Het bevat veel fosfor. Door zijn kleine zetmeelkorrels, een uitstekende zetmeelbron voor kleine varkens. Bevat geen fytase en heeft een hoog gehalte aan ruwe celstof, waardoor de verteerbaarheid geringer is dan van de andere granen. Havermout is geplette en gestoomde haver, deze is beter verteerbaar voor jonge biggen. Biggen: oppassen, gebruik van havermout in niet altijd positief. Fokvarkens: belangrijk voor de groei en voeding, verhelpt in bepaalde gevallen onvruchtbaarheidsverschijnselen en is goed voor de zogafscheiding. Vleesvarkens: door het hoog vetgehalte en onverzadigde vetzuren is er kans op zacht spek. Er is ook gevaar voor constipatie. Tarwe. Hoge energie, laag eiwitgehalte die bovendien van matige kwaliteit is. Met name het lysine gehalte is laag. Lage ruwe celstof, waardoor tarwe goed te verteren is. Tarwe moet na de oogst zeker 'belegen' worden. Grote hoeveelheden tarwe kan duizeligheid veroorzaken. Biggen: te veel tarwe kan spijsverteringsstoornissen veroorzaken. Vleesvarkens: tarwe levert vast spek.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Gerst. Zowat het beste voedermiddel (samen met vochtige maïs) voor varkens. Het wordt graag gelust door de varkens. Gerst wordt zeer goed verteerd en werkt positief op het verteringsstelsel, ook voor jonge biggen. Gerst heeft een zeer gunstige invloed op de spek- en vleeskwaliteit. Het eiwit gehalte kan nogal schommelen, net als de meeste andere granen is het arm aan lysine en methionine, maar de kwaliteit is toch van een betere aard dan van maïs. Gerst is een bedekt graan waardoor de ruwe celstof hoger en de energie lager is dan bij maïs en tarwe. Gerst werkt kalmerend, laxerend en bezorgt het varken een soepele glanzende huid. Biggen: enkel de ruwe celstof zorgt ervoor dat gerst niet totaal onbeperkt kan gevoederd worden, tenzij er enzymen worden toegevoegd. Gerst is ideaal voor biggen. Maïs. Maïs is smakelijk door zijn suikers, goed verteerbare energie uit vet (4%) en zetmeel. Het bevat weinig eiwit, die dan nog van een matige samenstelling is, namelijk de lysine en tryptofaan is laag. Lage ruwe celstof. Rijk aan vitamine E en aan caroteen (provitamine A). Moeilijk opneembare fosfor en een lage Ca/P verhouding. Maïs mag in alle voeders onbeperkt opgenomen worden, want het is van alle granen het best verteerbaar. Biggen: maïs is zeer smakelijk, voor zeer jonge biggen is ontsloten maïs of vochtige maïs ideaal. Vleesvarkens: zeer geschikt door zijn hoge voederwaarde, maar zorgt wel voor minder vast spek. Maïsvoermeel. Dit product komt uit de droge maïsverwerking, het bestaat uit zemelen, kiemen en delen van de meelhoudende kern. In vergelijking met maïsmeel bevat het minder zetmeel en meer ruwe celstof. Ook hier zijn er grote schommelingen in de voederwaarde afhankelijk van herkomst en maalprocedure. Is wat meer geschikt voor vleesvarkens en zeugen dan maïsglutenvoermeel. Maïsglutenvoermeel of maïsfeed. Dit product komt uit de natte maïsverwerking. Wegens verschillen in de bereidingswijzen komen enorme kwaliteitsverschillen voor, de kleur en de geur kunnen helpen bij het beoordelen van deze grondstof. Als de kleur donker is en de geur branderig, is de kwaliteit laag en niet geschikt voor varkens. Dit product is door zijn matige eiwit kwaliteit minder geschikt voor varkens, wordt meestal gebruikt voor rundvee. Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Vochtige maïs. Ingekuilde maïs is het ideale voedermiddel voor varkens. Door de verzuring wordt dit product, ook door kleine biggen, gemakkelijk verteerd en maakt het de andere grondstoffen ook beter verteerbaar. De varkens vinden het ook een zeer smakelijk product. Bij probleemsituaties met het spijsverteringsapparaat bij jonge biggen, biedt vochtige maïs vaak een oplossing. Vochtige maïs kan onbeperkt gebruikt worden. Het nadeel is echter het hoge vochtgehalte waardoor het moeilijk te verwerken is, het vraagt ook extra werk op de boerderij.
Triticale. Triticale is een kruising tussen rogge en tarwe. De energie benadert deze van tarwe en de eiwitkwaliteit is hoger dankzij de invloed van rogge. Voor de rest kunnen we verwijzen naar tarwe. 3.2.1.2 Oliehoudende zaden en bijproducten. Algemeen. De olie die in de zaden voorkomt wordt er meestal uit gehaald en gebruikt in de menselijke consumptie. De bijproducten die daarbij ontstaan zijn van zeer groot belang voor de eiwitvoorziening in de dierlijke voeding. Bij deze producten is het ruwe celstofgehalte van groot belang. Naarmate de ruwe celstof hoger is, zal het eiwitgehalte in belangrijke mate lager zijn. De olie kan volgens drie methodes onttrokken worden: • persen met als bijproduct: koeken (6- 10% vet), • wringen met als bijproduct: schilfers (6- 10% vet), • extraheren met als bijproduct: schroot (0,5- 2% vet). Sojabonen. Zeer goede eiwitbron met zeer hoog lysine gehalte. Soyabonen bevatten echter een schadelijke en groeiremmende stof, met name de antitrypsinefactor (ATF). Deze stof verstoort de eiwitvertering. Men verwijdert deze stof door de soja te toasten, dit is een natte verhitting gedurende enkele uren. De mate van toasting en de daaruit volgende aanwezigheid van ATF kan op twee manieren uitgedrukt worden: • urease activiteit deze moet minder dan 0,5 zijn, • de protein dispersibility index (PDI- getal). PDI = < 12: oververhitting, verlies van voederwaarden = 122 - 55: goed getoast = > 25: onderverhitting, de ATF is onvoldoende geïnactiveerd
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
De sojabonen moeten beperkt worden wegens de zeer zachtmakende invloed op spek en vermindering van de vleeskwaliteit. Sojaschroot. Het ATF verhaal van de sojabonen geldt ook voor sojaschroot. Sojaschroot heeft een hoog eiwit gehalte met een zeer hoog lysine gehalte. Dit product is dan ook ideaal om naast granen te gebruiken, om zo aan de eiwitbehoefte in voeders te voldoen. Voor zeugen is het echter aangewezen om naast dit plantaardig eiwit nog wat dierlijk eiwit bij te voegen (vismeel of haringmeel). In startervoeders kan men best niet meer dan 15% sojaschroot toevoegen, omdat er suikers aanwezig zijn die de spijsvertering van jonge biggen negatief beïnvloeden. Ook hier is het van belang om nog wat dierlijk eiwit toe te voegen (haringmeel). Lijnzaad. Weinig lysine en methionine. Lijnzaad heeft een gunstige invloed op de spijsverteringsorganen en op het haarkleed. Bij aankoop dient er geled te worden op de zuiverheid, oppassen voor giftige onkruidzaden. Lijnzaad bevat ook het giftige linamarin die bij grote hoeveelheden problemen geven. Biggen: gunstige invloed op de spijsvertering, vooral op de bescherming van de darmwand. Zeugen: laxerende werking. Vleesvarkens: slechte invloed op de slachtkwaliteit (zacht en geel spek). Zonnebloempitschroot. Bevat een hoog gehalte aan methionine. Er kunnen zeer grote verschillen zijn in ruwe celstofgehalte. Zachtmakende invloed op het spek. Niet geschikt voor jonge biggen. 3.2.1.3 Dierlijke grondstoffen. Algemeen. De biologische waarde van het eiwit uit dierlijke producten is kwalitatief beter dan de plantaardige eiwitten. De meeste dierlijke producten zijn rijk aan mineralen. Bij biggen en zeugen is het dan ook aan te raden altijd wat dierlijke producten toe te voegen.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Vismeel. Vismeel is een product, verkregen door het tot meel verwerken van vis en of delen van vis. De aanwezigheid van een geringe hoeveelheid andere dieren of delen van dieren die met de vis samen gevangen zijn, is toegelaten, echter met inachtneming van de voor schelpdieren vastgestelde limiet van 2% koolzure kalk in de droge stof. Het bevat een hoog gehalte aan lysine, het eiwit is van een uitstekende kwaliteit. Het vetgehalte kan nogal sterk variëren. Vismeel is rijk aan mineralen met name Ca en P. Men moet het zoutgehalte van dit product wel in het oog houden, dit is normaal 10%. Voor de zeugen heeft deze grondstof ook een positieve invloed op de vruchtbaarheid. Haringmeel. Dit product ontstaat door het tot meel verwerken van haring. De voederwaarde is zowel qua energie als eiwit, hoger dan bij gewoon vismeel. Ook de zuiverheid is beter dan bij vismeel. Dit product is duurder dan vismeel, maar is zeker voor de biggen te verkiezen boven vismeel. 3.2.1.4 Overige grondstoffen. Erwten. Dit is een zetmeelhoudend vetarme peulvrucht. Het eiwit is van een redelijke goede samenstelling, de lysine is aan de hogere kant en de methionine aan de lagere kant. Erwten geven een goede spekkwaliteit. Grote hoeveelheden geven problemen met de voeropname. Voor jonge biggen is de eiwitkwaliteit aan de lage kant. Luzerne. Bij de aankoop moet men zich altijd goed op de hoogte stellen van het eiwitgehalte. Het ruwe celstofgehalte is hoog en kan sterk schommelen. Ook het asgehalte is zeer hoog en zeer wisselend. Gedroogde groenvoeders bevatten veel caroteen dat in het dierlijk lichaam omgezet kan worden in vitamine A. Bij lange bewaring loopt dit gehalte sterk terug. Voor zeugen heeft luzerne een goede invloed op de vruchtbaarheid. Bij biggen en vleesvarkens wordt dit zelden gebruikt.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Gedroogde pulp. De voederwaarde is wisselend en hangt sterk af van de mate van melassetoevoeging. Ook hier is het asgehalte van belang. Er is veel Ca en weinig P aanwezig (Ca/P balans). Dit product is geschikt om bij zeugen en vleesvarkens de ruwe celstofgehaltes te verhogen. Vleesvarkens zijn rustiger door de hoge ruwecelstof in pulp. 3.2.1.5 Bijproducten van de zetmeelindustrie. Tapioca of maniok. Dit is een zetmeelhoudende wortel afkomstig van de cassaveplant. Zeer laag eiwit gehalte en lage kwaliteit. Het zetmeelgehalte kan, door de vele soorten, verschillen (tussen de 60 en 70%). Het asgehalte is een gevaarlijk punt, deze kan sterk afwijken door een teveel aan zand afkomstig van het niet goed reinigen van de wortel. Maniok kan het zetmeel vervangen van granen. De kwaliteit van de grondstof is echter merkelijk minder dan dit van granen. Af te raden voor jonge biggen. Sweet potatoes of bataten. Net als maniok is dit een zetmeelrijk wortelproduct. Deze grondstof heeft een groot voordeel en een groot nadeel ten opzichte van maniok. Het voordeel is de zoete smaak, het nadeel dat ze laxerend is en maar in beperkte mate kan toegevoegd worden. Niet geschikt voor jonge biggen. 3.2.2 Dierlijk vet en sojaolie. Naast de plantaardige vetten aanwezig in de grondstoffen worden de volgende vetten toegevoegd aan het voeder: • bij heel jonge biggen wordt in het voeder (prestarter) voornamelijk kokosvet en of palmpitvet verwerkt, • in startervoeder wordt meestal een goed geëmulgeerd mengsel van reuzel, palmpitvet en of kokosvet verwerkt, • in de voeders voor vleesvarkens en zeugen wordt meestal destructievet opgenomen. Voor jonge dieren is destructievet minder goed verteerbaar, Soyaolie wordt door voederfabrikanten zelden toegevoegd omdat deze veel te duur is. Bij zelfmengers is sojaolie wel populair. Dit omdat sojaolie vloeibaar is en dus makkelijk te verwerken.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Dierlijke vetten kunnen sterk verschillen van kwaliteit. Waarop letten: • kleur: van echt wit (goede kwaliteit) tot bruin (slechte kwaliteit), • maximaal 0,5% vocht, • maximaal 1% vocht + verontreinigingen, • maximaal 3% di- en tri- polymeren, • maximaal 2,5% onverzeepbare bestanddelen, • maximaal 15% vrije vetzuren. Voor zelfmengers die met dierlijk vet willen werken is het aangewezen om met reuzel te werken, dit vet bevat aanzienlijk minder verontreiniging dan destructievet en is voor alle varkens zeer goed verteerbaar. Vet is op kamertemperatuur niet vloeibaar, daardoor moeilijker te verwerken. Men moet het vet verwarmen. Sojaolie is vloeibaar en kan ook wat bezinksel hebben, dit is niet echt nadelig. Maar men moet wel opletten dat dit niet te hoog oploopt omdat dit bezinksel natuurlijk minder energierijk is dan olie. De beperking van sojaolie moet strikt nageleefd worden om slap spek en geel vet te vermijden. De kwaliteit van sojaolie is meestal goed. Dit product kan men zelfs bestellen in speciale grote vaten met aftapkraan, zodat men geen tank nodig heeft. 3.2.3 Belangrijke opmerking. De bijzonderste negatieve kenmerken van grondstoffen zijn hier ter informatie opgenomen. Als u de maximum waarden niet overschrijdt uit de 'grondstoffenbeperkingen voor varkens' loopt u weinig kans dat de negatieve kanten van grondstoffen een rol zullen spelen. De grondstoffen die wettelijk toegelaten zijn, zijn opgenomen in een codex. Daarin staan de grondstoffen beschreven, de normen waaraan ze moeten voldoen en eventuele bijzondere voorschriften. Vraag bij aankoop van grondstoffen de belangrijkste gehaltes die sterk kunnen schommelen te vermelden op de factuur.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.3 Grondstofbeperkingen voor varkens. 3.3.1 Biggen vanaf spenen tot 20 – 25 kg. 3.3.1.1 Dierlijke grondstoffen. Diermeel Haringmeel Magere melkpoeder ( gedenatureerd ) Vismeel Weipoeder
min. 0 5 0 5 v
max. 4 7,5 10 6 v
3.3.1.2 Oliehoudende zaden + bijproducten. Lijnzaad Getoaste soyabonen ( danex/soyax ) Soyaschroot
0 0 v
3 10 15
25 v 0 0 0 0 0 0 0 0
50 v 30 30 10 5 5 10 15 35
0 0 0 0
10 1,5 3 3
3.3.1.3 Granen + bijproducten. Gerst Maïs Tarwe Ontsloten granen Maïsmeel Tarweglutenfeed ( amyfeed ) Tarwekortmeel Tarwekriel Tarwenameel Tarwe + tarwebijproducten 3.3.1.4 Overige grondstoffen. Maniok chips + sweet potatoes Dierlijk vet: destructievet reuzel Plantaardig vet: soya-olie
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.3.2 Biggen tot 45 kg. 3.3.2.1 Dierlijke grondstoffen. Diermeel Haringmeel Magere melkpoeder (gedenatureerd) Vismeel Weipoeder
min. 0 0 0 0 0
max. 5 6 10 5 10
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 v 0
3 12,5 5 0 3 3 5 10 5 0 v 3
v 15 0 v 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
v v 10 v 15 10 35 3 5 10 7,5 7,5 10 12,5 7,5 10 5 10 10 20
3.3.2.2 Oliehoudende zaden + bijproducten. Lijnzaad Getoast soyabonen (danex, soyax) Aardnootschilfers, -schroot Katoenzaadschilfers, -schroot Kokosschilfers, - schroot Koolzaadschilfers, -schroot Lijnzaadschilfers, -schroot Maïskiemschilfers Maïskiemschroot Palmpitschilfers, -schroot Soyaschroot Zonnepitzaadschilfers, -schroot 3.3.2.3 Granen en bijproducten. Dari Gerst Haver Maïs Milocorn (laag tannine) Rogge Tarwe Fecosol Maïsglutenfeed Maïsgrintzemelen Maïskiemmeel (dekien, pauwelyn) Maïskiemzemelenkoek (marquette) Maïsnameel Maïsvoermeel Maïsvoermeel USA Maïsvoerschroot Rijstvoedermeel Tarweglutenfeed (amyfeed) Tarwekortmeel Tarwekriel Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
Tarwenameel Maïsbijproducten Tarwe + bijproducten
0 0 0
10 10 50
0 0 0 0
7,5 15 10 20
0 0 0 0 0 0 0
10 5 5 7,5 7,5 7,5 12,5
0 0 0 0 0 0 0 0 0
5 5 3 0 2,5 2,5 2,5 3 2
3.3.2.4 Gedroogde knollen en onderaardse stengeldelen. Aardappelen gedroogd Maniok Sweet potatoes Maniok + sweet potatoes 3.3.2.5 Zaden van vlinderbloemigen. Erwten:
EEG Andere Getoaste bonen (beanax) Linzen Lupinen Paardebonen Vlinderbloemigen 3.3.2.6 Overige grondstoffen. Bietenpulp Citruspulp Melasse Vinasse Moutkiemen Luzerne Gist gedroogd Dierlijk vet: destructievet Plantaardig vet: soya- olie 3.3.3 Vleesvarkens. 3.3.3.1 Dierlijke grondstoffen. Diermeel Haringmeel Vismeel
min. 0 0 0
max. 5 3 3
3.3.3.2 Oliehoudende zaden + bijproducten. Lijnzaad Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
0
2 Christophe Decaigny
Getoaste soyabonen (danex, soyax) Aardnootschilfers, -schroot Katoenzaadschilfers, -schroot Kokosschilfers, -schroot Koolzaadschilfers, -schroot Lijnzaadschilfers, -schroot Maïskiemschilfers, -schroot Palmpitschilfers, -schroot Sesamschroot Soyaschroot Zonnebloemzaadschilfers, -schroot
0 0 0 0 0 0 0 0 0 v 0
6 5 3 5 5 5 10 5 5 v 7,5
v 0 0 v 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
v 40 10 v 25 15 40 5 7,5 10 10 10 10 15 10 15 7,5 15 15 20 10 20 50
0 0 0 0 0
12,5 5 20 15 30
3.3.3.3 Granen en bijproducten. Dari Gerst Haver Maïs Milocorn (laag tannine) Rogge Tarwe Fecosol Maïsglutenfeed Maïsgrintzemelen Maïskiemmeel (dekien, pauwelyn) Maïskiemzemelenkoek (marquette) Maïsnameel Maïsvoermeel Maïsvoermeel USA Maïsvoerschroot Rijstvoedermeel Tarweglutenfeed (amyfeed) Tarwekortmeel Tarwekriel Tarwenameel Maïsbijproducten Tarwe + bijproducten 3.3.3.4 Gedroogde knollen en onderaardse stengeldelen. Aardappelen gedroogd Aardappelchips Maniok Sweet potatoes Maniok + sweet potatoes
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.3.3.5 Zaden van vlinderbloemigen. Erwten:
EEG Andere Getoaste bonen (beanax) Lupinen (wit, zoet) Paardebonen Vlinderbloemigen
0 0 0 0 0 0
15 10 10 10 10 15
0 0 0 0 0 0 0 0
5 5 4 5 3 2,5 3 1,5
3.3.3.6 Overige grondstoffen. Bietenpulp Citruspulp Melasse Moutkiemen Luzerne Gist gedroogd Dierlijk vet: destructievet Plantaardig vet: soya- olie 3.3.4 Zeugen. 3.3.4.1 Dierlijke grondstoffen. Diermeel Haringmeel Vismeel
min. 0 0 0
max. 6 5 5
3.3.4.2 Oliehoudende zaden + bijproducten. Lijnzaad Getoaste soyabonen (danex, soyax) Katoenzaadschilfers, -schroot Kokosschilfers, -schroot Koolzaadschilfers, -schroot Lijnzaadschilfers, -schroot Maïskiemschilfers Maïskiemschroot Palmpitschilfers, -schroot Sesamschilfers, -schroot Soyaschroot Zonnepitzaadschilfers, -schroot
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 v 0
4 20 5 5 5 7,5 15 10 5 5 v 10
Christophe Decaigny
3.3.4.3 Granen + bijproducten. Dari Gerst Haver Maïs Milocorn Rogge Tarwe Fecosol Maïsglutenfeed Maïsgrintzemelen Maïskiemmeel (dekien, pauwelyn) Maïskiemzemelen (marquette) Maïsnameel Maïsvoermeel Maïsvoermeel USA MaÏsvoerschroot Rijstvoedermeel Tarweglutenfeed (amyfeed) Tarwekortmeel Tarwekriel Tarwenameel Maïsbijproducten
v v 0 v 0 0 v 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
v v 20 v 20 20 v 7,5 10 20 10 15 10 20 10 20 7,5 15 25 25 20 25
0 0 0 0 0 0
15 5 15 30 20 30
0 0 0 0 0 0 0
10 7,5 7,5 7,5 7,5 5 12,5
3.3.4.4 Gedroogde knollen en onderaardse stengeldelen. Aardappelen gedroogd Aardappelchips Aardappelzetmeel Maniok Sweet potatoes Maniok + sweet potatoes 3.3.4.5 Zaden van vlinderbloemigen. Erwten:
EEG Andere Getoaste bonen Linzen Lupinen (wit, zoet) Paardebonen Vlinderbloemigen
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.3.4.6 Overige grondstoffen. Bietenpulp Citruspulp Melasse Vinasse Moutkiemen Vlaskaf Luzerne Gist gedroogd Dierlijk vet: destructievet Plantaardig vet: soya- olie
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
7,5 5 5 2,5 7,5 3 5 2,5 3 3
3.4 Toelichtingen bij de nutriënten. NEv (oud)
netto energie voor varkens (Rostock formule) NEv netto energie voor varkens (CVB formule 7/94) RUW CEL ruwe celstof ADF Acid Detergent Fiber NDF Neutral detergent Fiber NVE N (stikstof) vrij extract of overige koolhydraten NVE = OK= 1000 – (vocht + ruw as + ruw eiwit + ruw vet + ruwe celstof) T-LYS totaal lysine T-METH totaal methionine T-MET+C totaal methionine en cystine T-THREO totaal threonine T-TRYPT totaal tryptofaan T-ISOLE totaal isoleucine Vva-LYS ideaal darmverteerbaar lysine Vva-MET ideaal darmverteerbaar methionine Vva-M+C ideaal darmverteerbaar methionine en cystine Vva-THR ideaal darmverteerbaar threonine Vva-TRY ideaal darmverteerbaar tryptofaan T-FOSFO totaal fosfor Pver-VA verteerbaar fosfor voor varkens
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.5 Keuze van de grondstoffen. Er is een duidelijk verschil tussen de veevoedernijverheid en een zelfmenger. Een zelfmenger dient zich te beperken in aantal grondstoffen, omdat: siloruimte beperkt is, veel afvalproducten een beperkte houdbaarheid hebben, geen laboratorium. Het heeft ook geen zin om net hetzelfde voeder te maken zoals de industrie, dan koop je het beter. Afvalproducten worden veelal aangevoerd per schip. Als zelfmenger ben ja aangewezen op het wegvervoer. Dus die afvalproducten betaal je al duurder. Dit geldt niet voor granen, omdat de meeste granen via wegvervoer worden aangevoerd en dit aan dezelfde prijs voor een zelfmenger of een veevoederfabrikant. Gezien de beperkte houdbaarheid van veel afvalproducten is langdurige stockage niet aangewezen. Gezien de tonnage voeder dat nodig is voor eigen bedrijf en gezien afvalproducten slechts beperkt opgenomen mogen worden in een formule wordt werken met die producten moeilijk. Het komt er op aan met gezonde grondstoffen te werken. Beginnen met gezonde producten is de beste start voor een optimale formule. Bij het formuleren gaat de voorkeur steeds naar de basisproducten, de bijproducten worden vooral opgenomen om de ruwe celstof op peil te krijgen. Als voorwaarde is de gezondheid van het product als voornaamste eis, geen tweede keuze producten, vrij van schimmels en onreinheden. Voor granen wordt ook gelet op het hectolitergewicht. Vooral voor gerst liefst boven 65. Om de energie op peil te krijgen kunnen vetten gebruikt worden. Dierlijke vetten zijn goedkope energie aanbrengers. Nochtans weigert de landbouwer van m’n stagebedrijf pertinent elke vorm van dierlijke afvalproducten toe te voegen, geen dierlijk vet, diermeel, beendermeel, bloedmeel enz. Alhoewel in theorie al deze producten veilig zijn, heeft hij daar toch zijn vragen bij, daarbij verwijst hij naar B.S.E. Als energie aanbrenger kan er ook lijnzaad gebruikt worden. Dit komt de gezondhied zeker ten goede en zorgt er tevens voor dat de dieren er ‘klaar’ uitzien.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.6 Adviesnormering voor varkensvoeders. 3.6.1 Biggenstarter vanaf het spenen. 6 - 12 kg min.
Nutriënten
max.
2400
12 - 22 kg min.
max.
Nev
(kcal)
2320
RE
(g/kg)
VvaLYS VvaMET VvaM+C VvaTHR VvaTRY
(g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg)
11 3,8 6,4 6,5 2
10 3,4 5,8 5,9 1,8
Linolzuur
(g/kg)
12
12
RC
(g/kg)
Ca Pver
(g/kg) (g/kg)
7 3,6
8,5
7 3,6
9
Na
(g/kg)
1,5
2,5
1,5
2,5
max.
25 - 40 kg min.
max.
200
200
45
45
3.6.2 Biggen. Transit min.
Nutriënt Nev
(kcal)
2300
2275
RE
(g/kg)
VvaLYS VvaMET VvaM+C VvaTHR VvaTRY
(g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg)
9 3,1 5,3 5,4 1,6
8,4 2,8 5 5,1 1,5
Linolzuur
(g/kg)
10
10
RC
(g/kg)
Ca Pver Ca/Ptot
(g/kg) (g/kg) (g/kg)
180
190
50 7 3 1,1
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
8,5 1,4
50 7 2,6 1,1
9,5 1,4
Christophe Decaigny
Na
(g/kg)
1,5
2,5
1,5
2,5
max.
Vleesv. min.
max.
3.6.3 Vleesvarkens. Lopers min.
Nutriënt Nev
(kcal)
2250
2225
RE
(g/kg)
VvaLYS VVaMET VvaM+C VvaTHR VvaTRY
(g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg)
7,7 2,7 4,6 4,7 1,4
7 2,3 4,2 4,3 1,25
Linolzuur
(g/kg)
9
8
RC
(g/kg)
180
60
175
65
Ca (g/kg) 6 8,5 5,5 8 Pver (g/kg) 2,2 1,8 Ca/Ptot (g/kg) 1,1 1,4 1,1 1,4 Na (g/kg) 1,5 2,5 1,5 2,5 Opmerking: Vleesvarkensvoeder, voor varkens die enkel biggenmeel kregen tot 40 kg (2voersysteem), worden best geformuleerd naar de norm voor ‘lopers 40 – 60 kg’. Voor voeders met afwijkende energie- inhoud (NEv) worden de nutriëntnormen aangepast met een coëfficiënt gelijk aan NEx / NEnorm.
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
Christophe Decaigny
3.6.4 Zeugen Lactatie min.
Nutriënt
max.
2180
dracht min.
max.
2000
stand. min.
Nev
(kcal)
RE
(g/kg)
VvaLYS VvaMET VvaM+C VvaTHR VvaTRY
(g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg)
6,8 2,4 4,4 4,1 1,22
5 1,9 3,4 3 0,9
6 2,1 3,8 3,6 1,08
Linolzuur
(g/kg)
14
10
12
Zetmeel
(g/kg)
340
300
320
RC
(g/kg)
55
ADF
(g/kg)
75
Ca Pver Ca/Ptot Na
(g/kg) (g/kg) (g/kg) (g/kg)
9 3,2 1,2 1,5
180
70
2080 160
65
80
90 10 1,5 2,5
Eindwerk: Zelfmengen op het varkensbedrijf.
7 2,5 1,2 1,5
max.
170
60
70
80 8 1,4 2,5
8 3 1,2 1,5
9,5 1,5 2,5
Christophe Decaigny