1
Les Éparges - De strijd om een heuvel in de Saint-Mihiel saillant Door Eric R.J. Wils De strijd aan het Westelijk Front in de Eerste Wereldoorlog spitste zich dikwijls toe op een enkele heuvel die in de ogen van de bevelvoerende generaals enorm belangrijk was en koste wat kost, moest worden veroverd dan wel behouden. De Crête des Éparges bij het dorp Les Éparges was voor de Fransen en Duitsers zo’n heuvel, gelegen op circa 20 kilometer ten zuidoosten van Verdun op de vlakte van Woëvre in de Saint-Mihiel saillant. Het gruwelijke gevecht om de Crête des Éparges, in de eerste maanden van 1915, is een soort prelude tot de strijd om Verdun in 1916 en rechtvaardigt dan ook een aparte beschrijving. Daarmee was al begonnen tijdens en vlak na de Grote Oorlog met de oorlogsmemoires van twee, later beroemd geworden schrijvers: de Duitser Ernst Jünger en de Fransman Maurice Genevoix. Op het slagveld van Les Éparges werd ook een iconische foto genomen die de ontmenselijking en smerigheid van de loopgravenoorlog uitbeeldt. En onder de heuvelrug brak een mijnenoorlog uit waarvan een rij kraters nog altijd getuigt. In de afgelopen jaren zijn de tastbare herinneringen aan de strijd hier weer netjes opgeknapt en alleen al het monument vervaardigd door de beeldhouwer Maxime Real del Sarte is een bezoek meer dan waard.
De ontmenselijking en smerigheid van de loopgravenoorlog: het lijk van een Duitse soldaat opgenomen in de borstwering van een Franse loopgraaf op de Crête des Éparges in de winter van 1914-1915.
2
Vorming van de Saint-Mihiel saillant De Saint-Mihiel saillant is ontstaan in september 1914 na de Duitse terugtocht na de verloren slag aan de Marne. De oorlog was echter nog niet afgelopen en vanaf 20 september trokken de Duitsers op ten zuiden van Verdun richting de Maas. Dit offensief werd uitgevoerd door de uit drie legerkorpsen en enkele divisies bestaande ‘Armee Abteilung Von Strantz’ onder leiding van generaal Hermann von Strantz. Dit legeronderdeel opereerde op de linkerflank van het Duitse Vijfde Leger van kroonprins Wilhelm. Langs de rivier hadden de Fransen een serie forten gebouwd. De plaats Saint-Mihiel werd verdedigd door het Fort du Camp des Romains. Na verovering van dit fort werd op 25 september de plaats zelf ingenomen en staken de Duitsers hier de Maas over. Een Franse tegenaanval voorkwam een verdere opmars, maar de Duitsers hadden bij Saint-Mihiel wel de belangrijke spoorweg naar Verdun afgesneden. Nieuwe Franse tegenaanvallen op 26 en 27 september om de Duitsers terug te drijven hadden echter geen succes en eind september stabiliseerde het front zich min of meer.1 Als resultaat van de strijd om de Maasovergangen ontstond er rond Verdun een slingerende frontlijn. Het front bij Verdun vormde een bult op de Franse linie of een deuk in de Duitse linie. De generaals van beide partijen bogen zich over hun frontkaarten en maakten plannen om hieraan een einde te maken door het front recht te willen trekken. De slag om Verdun is dus niet in februari 1916 begonnen, maar feitelijk al in september 1914. Verdun had stand gehouden in de eerste oorlogsmaanden maar eromheen waren de Duitsers ver opgedrongen. Zij probeerden langs de westkant, via de beboste streek van de Argonne, de ring om Verdun te sluiten. De Fransen deden, vooral in 1915, verwoede pogingen om de Saint-Mihiel saillant, ten zuiden van Verdun, terug in handen te krijgen. Voor de Franse generaals was het duidelijk: voor een succesvolle herovering van de SaintMihiel saillant moesten de Duitsers van de Crête des Éparges worden verdreven. De heuvel is zo’n 1.400 meter lang en gemiddeld 350 meter hoog en steekt als een ‘zwaard’ in oostelijke richting uit over de vlakte van Woëvre. Door het bezit van de hoogte kon de streek geobserveerd en met artillerie gecontroleerd worden. De Duitsers, die zich op 22 september 1914 op de heuvelrug genesteld hadden, waren echter totaal niet van plan hun positie zo maar prijs te geven en hadden hun verdediging versterkt.
3
Kaart van het Westelijk Front met de frontlijn in de winter van 1914-1915.
Duitse kaart van de Saint-Mihiel saillant. De pijlen geven de Franse aanvallen aan. Omcirkeld het strijdperk bij Les Éparges.
4
Een Duitse soldaat: Ernst Jünger De Duitse schrijver Ernst Jünger, geboren op 29 maart 1895, verzamelde na de oorlog zijn notities met frontervaringen en bracht in 1920 het boek In Stahlgewittern uit. In 2002 werd het boek in Nederland uitgegeven onder de titel Oorlogsroes. Jünger wordt wel omschreven als een ijzervreter, een ‘Draufgänger’, die van de strijd in de loopgraven genoot. In zijn boek worden de beschrijvingen van de gewelddadigheden van het man tegen mangevecht dan ook zeker niet geschuwd. Op 22 april 1915 werd Jüngers 73e infanterieregiment naar het front bij Les Éparges gedirigeerd om deel te gaan nemen aan een Duitse tegenaanval. Het was zijn eerste gevecht aan het front en hij wijdde er in zijn boek een hoofdstuk aan. Hij was een ooggetuige maar details over het Duitse strijdplan worden niet vermeld. Tijdens de aanval raakte hij door een granaatscherf gewond aan een been en werd door brancarddragers afgevoerd naar een verbandplaats. Daar constateerde Jünger dat hij had deelgenomen aan een grote militaire actie zonder een Franse tegenstander te hebben gezien. 2 Jünger bedoelde uiteraard een levende en vechtende Franse soldaat. Want in het begin van het hoofdstuk over Les Éparges beschreef hij al wel dode Fransen. Een verschrompeld lijk werd omschreven als ‘vissig, in ontbinding verkerend vlees glansde groenwit in het aan flarden gescheurde uniform’, om een paar alinea’s verderop te vermelden dat de Fransen maandenlang naast tientallen lijken in vergaande staat van ontbinding hadden gebivakkeerd zonder die te begraven. Een literaire blik op de nu niet meer te bevatten smerigheid van de loopgravenoorlog die niet alleen aan het front bij Les Éparges voorkwam. Jüngers tekst sluit dan ook aan bij de foto van een Duitse soldaat die gevangen werd genomen in een Franse loopgraaf op de Crête des Éparges waarin de stoffelijke resten van een kameraad waren opgenomen.
Een Franse officier: Maurice Genevoix De Franse schrijver Maurice Genevoix, geboren op 29 november 1890, begon al tijdens de oorlog met het publiceren van zijn ervaringen. Hij maakte als tweede luitenant vanaf 2 augustus 1914 deel uit van het 106e infanterieregiment. Dit regiment vormde, samen met het 132e infanterieregiment de 24e brigade in de Franse 12e divisie die vocht bij Les Éparges. Indien Jünger de waarheid heeft opgeschreven namelijk dat hij in april 1915 geen Franse soldaat had gezien, dan hebben beide auteurs niet daadwerkelijk tegen elkaar gevochten. Maar evenals Jünger raakte Genevoix gewond tijdens de zware strijd bij Les Éparges. Hij werd op 25 april door drie kogels geraakt en zodanig ernstig gewond dat de oorlog voor hem na acht maanden definitief voorbij was. Na 16 maanden ziekenhuis en revalidatie werd hij voor 70 procent invalide verklaard en kon zijn linkerarm blijvend niet meer gebruiken. Genevoix publiceerde in 1916 al het boek Sous Verdun over zijn ervaringen in de strijd in september 1914 langs de Maas in de Saint-Mihiel saillant. Dat werd vervolgd met vier andere delen waaronder het boek Les Éparges, uit 1923, dat handelt over de strijd in de periode januari tot april 1915 op de heuvel. Later werden zijn oorlogsmemoires gebundeld onder de titel Ceux de 14, maar ze zijn helaas niet in het Nederlands uitgebracht. Bij Genevoix geen beschrijving van heldendaden maar een aanklacht tegen de oorlogvoering onder onmenselijke omstandigheden die feitelijk niet na te vertellen zijn. De nadruk ligt bij hem op de ontberingen van de soldaten met een litanie van extreme vermoeidheid,
5
smerigheid en geweld in de regen, kou en modder, vooral modder. Een citaat over ‘la boue’: ‘Men kruipt naar voren, de ellebogen in de modder, de knieën in de modder’. 3
Maurice Genevoix en Ernst Jünger verenigd in een affiche voor een Duits-Frans theaterstuk dat tijdens de honderdjarige herdenking van de oorlog in 2014 wordt opgevoerd.
De mijnenoorlog Na het vastlopen van het front aan het einde van 1914 werd aan beide zijden nagedacht over hoe een vijandelijke verdediging kon worden doorbroken. Een scala van oude en nieuwe krijgstechnieken werd bedacht zoals gifgas en vlammenwerpers. Er werd ook teruggegrepen op een aloude techniek om gangen onder stellingen te graven, vol te stoppen met springstof en die vlak voor een aanval op te blazen. Zowel aan de Brits-Franse als Duitse kant van het Westelijk Front werd daarmee eind 1914 begonnen. En heuvels zoals de Crête des Éparges leenden zich uitstekend voor een mijnenoorlog. Heel ver terug in de militaire geschiedenis hoefden de bedenkers ervan niet te duiken. In de Amerikaanse burgeroorlog pasten de noordelijke troepen van generaal Ulysses Grant dit wapen in 1864 nog toe tijdens het beleg van de stad Petersburg in de staat Virginia. Maar de kenners van de geschiedenis hadden ook kunnen lezen dat het opblazen van een stelling niet automatisch leidde tot haar definitieve verovering. De zuidelijke troepen wisten in een tegenaanval de ontstane krater weer te heroveren. Het graven van de tunnels was een taak voor de genie en de gravers – Franse ‘sapeurs’ dan wel Duitse ‘Mineure’ – behoorden tot aparte eenheden. Liefst kleine mannen met ervaring in de mijnbouw werden hiervoor ingezet. De gangen waren zo’n meter breed en anderhalve meter hoog om steeds smaller te eindigen in de plaats waar de explosieven werden geplaatst. Bij plaatsing van grote hoeveelheden springstof tot 50 ton konden kraters van zo’n
6
50 meter diameter en een diepte van 10 meter ontstaan. Vanaf februari 1915 werd gestart met de mijnenoorlog op de Crête des Éparges. Beide partijen ondergroeven tot het einde van de oorlog elkaars posities met vele grote kraters tot gevolg. Frontsectoren als de Crête des Éparges zorgden voor een aanhoudende angst en spanning onder de soldaten in de loopgraven. Het ging daar niet alleen om de angst voor ‘wanneer worden we aangevallen’, maar meer nog om ‘wanneer worden we opgeblazen’.
Franse tekening over de mijnenoorlog onder de heuvelrug.
Luchtfoto uit 1918 met de loopgravengordels en de rij mijnkraters op de Crête des Éparges. Links de Franse en rechts de Duitse kant. Rechtsonder ligt het dorp Combres.
7
Franse kaart met de posities op de Crête des Éparges. Richting Point X zijn tevens de mijnkraters aangegeven.
De strijd in februari-april 1915 Het eerste Franse offensief op de Crête des Éparges werd minutieus voorbereid. Op 17 februari 1915 begon de aanval om 14.00 uur met het laten springen van vier mijnen onder de Duitse loopgraven. Dit werd gevolgd door een intensief artilleriebombardement van een uur. Daarbij werden zo’n 20.000 granaten afgeschoten. De aarde beefde en de heuvel verdween in een wolk van rook en stof. Na de artillerie was het de taak aan de wachtende infanterie om de Duitse stellingen te bestormen. “En avant!” Het 106e regiment aan de westelijke kant en het 132 e regiment aan de oostelijke kant. De Fransen vielen aan vanaf het noorden vanuit de Ravin de Fragaoulle, die echter spoedig Ravin de la Mort werd genoemd. Omhoog vechtend wisten enkele bataljons de kam te bereiken en een deel van de heuvel te veroveren. Slechts om de volgende dag beschoten te worden door de Duitse artillerie en, na een tegenaanval het grootste deel van het veroverde gebied weer te moeten prijsgeven. De strijd ging nog vier dagen door tot een gevechtspauze op 21 februari. De bereikte resultaten vielen zwaar tegen voor de Fransen. Aan de westelijke kant van de heuvelrug werd enkele honderden meters terreinwinst geboekt maar aan de oostelijke kant vrijwel niets. En juist om die kant, gemarkeerd als Point X, was het te doen geweest. Op 18 maart werd een tweede Franse aanval ondernomen met als gevolg, zware verliezen die opliepen tot 1.700 man. De strijd ging door tot 28 maart met als resultaat dat aan de westelijke kant opnieuw een tiental meters terrein was gewonnen, maar het als Point C gemarkeerde midden van de heuvelrug niet werd bereikt. Wel werd aan de oostelijke kant
8
een stuk van de door artillerie omgeploegde en ontboste heuvel veroverd. Er waren gruwelijke bajonetgevechten voor geleverd. De Franse opperbevelhebber Joseph Joffre en zijn staf vonden echter dat de operatie door moest gaan en dus werd een derde poging ondernomen op 5 april, de Tweede Paasdag van 1915. Na een artilleriebombardement van een uur vielen de Fransen om 16.00 uur opnieuw aan en maakten zich eindelijk meester van Point C. Op het terrein en in de loopgraven lagen nog de lijken van de gesneuvelde poilus van de vorige aanvallen. De Duitsers wilden de heuvel echter niet opgeven en lanceerden de volgende dag alweer een tegenaanval. Point C werd het centrum van hevige strijd die doorging tot 9 april. Wat was de zin van dit alles vroeg Maurice Genevoix zich af: “Quel sens? Tout cela n’a pas de sens”.4 Op 10 april rapporteerde generaal Augustin Dubail, commandant van de Franse oostelijke legergroep, aan Joffre dat het beoogde doel niet was bereikt. Niet de gehele Crête des Éparges was in Franse handen gekomen. Vanaf 21 april lanceerden de Duitsers nog maar eens een tegenaanval die begon met een dagenlang artilleriebombardement op de Franse stellingen. Het regiment van Ernst Jünger nam deel aan de daaropvolgende aanval van de Duitse infanterie. En op 25 april raakte Genevoix zwaar gewond in die strijd. Voor hem was het over maar zijn regiment bleef nog tot 29 april in de slag. De Duitse tegenaanval reikte bijna tot aan de Tranchée de Calonne, de verbindingsweg ten westen van het dorp Les Éparges. Dat maakte nogmaals duidelijk dat de Duitsers geen meter van de veroverde Franse grond wilden prijsgeven.
Een Franse gewonde soldaat wordt van de heuvelrug van Les Éparges afgeholpen.
9
Franse troepen eten en rusten uit na een aanval in april 1915 op de Crête des Éparges. Ze dragen al wel het nieuwe blauwgrijze uniform maar hebben nog geen helm.
Balans van de strijd Eind april 1915 was de strijd om de Crête des Éparges in een definitieve patstelling geraakt. De Fransen hadden driekwart van de heuvel veroverd maar de oostelijke punt van de heuvel, Point X, nooit vast in handen gekregen. Over het aantal slachtoffers heerst, zoals gewoonlijk, onduidelijkheid. Bronnen vermelden soms 50.000 gesneuvelden en 10.000 vermisten. 5 Volgens een recent informatiebord op de heuvel kostte de strijd de Fransen 50.000 slachtoffers waaronder 10.000 doden en vermisten. Het blijft ondanks alles een groot getal voor een heuvel van nog geen anderhalve kilometer lengte. De Duitse verliezen zouden vergelijkbaar zijn. Hoewel het front zich min of meer stabiliseerde was het gevecht om de heuvel nog lang niet voorbij. Na eind april bezetten de Fransen het grootste deel vanaf de noordwestelijke kant en de Duitsers de zuidoostelijke kant en daarin kwam weinig verandering meer. Op sommige punten lagen de loopgraven slechts 50 meter van elkaar. De schermutselingen en de mijnenoorlog hielden aan tot september 1918. Het was de Fransen niet gelukt de Saint-Mihiel saillant te reduceren. Niet bij Les Éparges en ook niet langs de zuidkant bij strijdtonelen zoals het Bois d’Ailly en het Bois le Prêtre (het Priesterwald). Pas in september 1918 lukte het een nieuwe bondgenoot, de Amerikanen, om de moegestreden Duitse troepen in de Saint-Mihiel saillant te overwinnen. Omgekeerd was het de Duitsers in 1915 ook niet gelukt ten westen van Verdun door te breken en de ring om de stad te sluiten. De Duitse legerleiding besloot toen maar tot ‘Operation Gericht’ om Verdun in februari 1916 frontaal aan te vallen. De bult op de Franse linie werd daardoor ingedrukt maar niet opgeheven. Bibliotheken zijn volgeschreven over die confrontatie die de strijd bij Les Éparges in hevigheid verre overtrof.
10
Tastbare herinneringen Een beschrijving van het voormalige slagveld van Les Éparges wordt nogal eens meegenomen in reisgidsen over de strijd bij Verdun uit 1916, mede omdat op de heuvelrug nog zo veel sporen van de strijd waren te zien. Het slagveld is echter geruimd, bomen zijn geplant en de natuur doet haar werk om de contouren van de loopgraven en de kuilen van de vele granaatinslagen uit te wissen. De diepe mijnkraters verdwijnen echter niet. Naast de grootste krater, bij Point C, staat het Monument du Coq voor de Franse 12e divisie. Het is een obelisk met bovenop een Franse haan en rondom plaquettes met ronkende teksten eindigend met ‘La France vous en remercie’. Dat de Franse genie hier uitermate actief is geweest wordt ook niet vergeten. Zij kreeg een eigen monument. De Duitse herinnering beperkt zich tot een aan de zuidkant van de heuvel liggende bunker, gesitueerd aan de weg naar het dorp Combres. Deze, diep in de heuvel gebouwde bunker was op die plaats onbereikbaar voor de Franse artillerie welke aan de andere kant van de heuvel stond opgesteld. Hij is één van de vele schuilplaatsen aan het Westelijk Front die als ‘Abri du Kronprinz’ worden aangeduid. Of de Duitse kroonprins Wilhelm daarin nu daadwerkelijk heeft verbleven is onwaarschijnlijk. De bunker was ingericht als een verbandpost. Een tocht over de heuvelrug begint echter bij de Cimetière du Trottoir aan de noordwestelijke kant. Dit was de kant vanwaar het 106e regiment, op 17 februari 1915, de heuvel bestormde. De begraafplaats is tegen de helling aangelegd. Er liggen 2.960 doden waarvan 852 in een massagraf. Het eerste monument dat op de tocht wordt gepasseerd is tevens het bijzonderst. Het werd gemaakt door de beeldhouwer Maxime Real del Sarte die ook nog als Frans soldaat op de heuvel heeft gevochten.
Informatiebord met de route over de Crête des Éparges met de tastbare herinneringen aan de strijd.
11
De voorkant van een Duitse bunker aan de zuidkant van de heuvelrug langs de weg naar Combres.
Maxime Real del Sarte Maxime Real del Sarte (1888-1954) was een Franse beeldhouwer die grote bekendheid verwierf door de vele oorlogsmonumenten die hij na de oorlog vervaardigde. Opmerkelijk voor een oorlogsinvalide die een van zijn armen had verloren.6 Del Sarte was voor de oorlog een rechtse nationalist, behorend tot de Action française en hij schermde met alles wat die beweging nastreefde. Voor een sterk katholiek Frankrijk zonder vreemde smetten en onder een koning. Dergelijke kringen vereerden als vanzelfsprekend Jeanne d’Arc, de Maagd van Orléans, de redster van Frankrijk in donkere dagen. Hij zou haar dan ook nog talloze malen uitbeelden. Hij diende in het 360e infanterieregiment, de reservetroepen van het 160e regiment. In januari 1916 bezette dit regiment de stellingen op de Crête des Éparges waar hij op 21 januari gewond raakte door een granaatscherf. Vanwege koudvuur moest zijn linkerarm worden geamputeerd. Ondanks die handicap lag er voor hem nog een grote carrière in het verschiet met tal van opdrachten voor de monuments aux morts waaronder één op de Crête des Éparges voor het 106e regiment. Gezien zijn handicap had hij assistenten in dienst die zijn modellen uitwerkten, maar de meester kon de afwerking zelf uitvoeren met behulp van een pneumatische hamer.
12
Monument voor het 106e regiment Het monument voor het 106e regiment staat verhoogd ten opzichte van de weg over de Crête des Éparges. Bezoekers moeten als in een natuurlijke tempel omhoog lopen om bij de piramide te komen. Real del Sarte vervaardigde het monument samen met Georges Ricome in 1935. Beide namen staan in de zijkant gebeiteld. Bovenop de piramide is een dodenmasker aangebracht waarnaar zich handen van skeletten uitstrekken. Onderaan de piramide ligt een gedenkplaat en bevindt zich een bronzen reliëf met Jeanne d’Arc die een gesneuvelde soldaat op haar schoot houdt. Een bekende Franse oorlogspiëta. Op de piramide staan teksten van Maurice Genevoix. Het korte ‘Je crois’ (‘Ik geloof’) op de voorkant onder de kop en een langere tekst aan een zijkant: ‘Vous qui avez pris votre vie à deux mains et l’avez portée d’un élan jusqu’aux lèvres de l’entonnoir sous les balles’ (‘Jullie hebben je leven in beide handen genomen en het met elan onder een kogelregen naar de rand van een mijnkrater gedragen’).7 Maar de aan de rechterzijkant van de piramide aangebrachte doodskoppen zijn toch wel het beklemmendst. Het monument werd enige jaren geleden schoongemaakt en de weer witte doodskoppen hebben daardoor helaas veel aan impressie verloren.
Het grote monument van Real del Sarte voor het Franse 106e regiment.
13
De doodskoppen van het monument voor de 106 e regiment voor het schoonmaken.
Point X De tocht over de Crête des Éparges eindigt bij Point X. Vanaf dit punt is er een goed uitzicht over de vlakte van Woëvre en het dorp Combres. Daar was het de Fransen om te doen geweest, maar de vlakte bleef onbereikbaar in 1915 en het ging nog drie jaar duren voordat de Duitsers daarvan werden verdreven. De strijd om de 1.400 meter lange heuvelrug kostte de Fransen zo’n 10.000 doden en vermisten. Dergelijke verliezen waren niet uitzonderlijk in een veldslag in de Grote Oorlog, maar het komt neer op zeven doden en vermisten per strekkende meter. Met als resultaat dat de Fransen ongeveer driekwart van de heuvelrug in hun bezit kregen, waarmee geen strategisch voordeel viel te behalen. De strijd op de Crête des Éparges was dan ook illustratief voor de gehele strijd aan het Westelijk Front in 1915: een hevige strijd met ontelbare slachtoffers zonder dat de frontlijn wezenlijk veranderde. De Franse doden liggen begraven op de Cimetière du Trottoir. Voor de vermisten werd op Point X een monument geplaatst. Boven een reliëf van een groep soldaten staat de tekst: ‘À ceux qui n’ont pas de tombe’. Daar moeten de vermisten het maar mee doen. Of vormen de doodskoppen aan de zijkant van het monument van Real del Sarte de enige juiste herinnering aan hen?
14
Een Nederlandse naam in Les Éparges Het westelijk van de heuvel gelegen dorp Les Éparges werd in de oorlog totaal vernield. Het werd na de oorlog weer opgebouwd met een aanzienlijke steun van de rijke Nederlandse diamantair Andries van Wezel (1856-1921).8 Hij stelde hiervoor de aanzienlijke som van 500.000 Franse francs beschikbaar. Van Wezel had Les Éparges uitgekozen omdat daar de tweede luitenant Paul Robert Dreyfus was gesneuveld op 16 oktober 1915. Paul was de in 1890 geboren zoon van zijn goede vriend Isidore Dreyfus, die eveneens in diamanten handelde. De wederopbouw van het dorp is een van de voorbeelden van de Nederlandse hulp aan het door de oorlog geteisterde noorden van Frankrijk. De hoofdstraat van het dorp heet vandaag de dag nog altijd Rue van Wezel. En aan de muur van de Mairie aan het Place Maurice Genevoix hangt een bord voor monsieur en madame Van Wezel. Het bord is enigszins aangetast door de tand des tijds maar de tekst is nog goed leesbaar. Beide echtelieden waren net overleden toen in 1921 de eerste steen van de wederopbouw werd gelegd.
Bronnen Behalve informatie opgedaan tijdens bezoeken aan de Saint-Mihiel saillant en aan Les Éparges, werd gebruik gemaakt van de volgende twee artikels: Allain Bernède, ‘Aux Éparges, janvier-mars 1915: à la conquête d’un promontoire’, 14 18 Le magazine de la Grande Guerre, no. 16 (2003) 8-15. Allain Bernède, ‘Aux Éparges, 5-23 avril 1915: dix-neuf jours au bout du monde, 14 18 Le magazine de la Grande Guerre, no. 17 (2004) 8-17.
15
Noten 1
J.H. Buitenhuis, ‘De gevechten om de Maasovergangen in de sector Saint Mihiel in augustus en september 1914’, in: Hans Andriessen en Perry Pierik (Red.), De Grote Oorlog, Kroniek 1914-1918, Deel 14, Soesterberg, 2007, p. 175-192. 2 Ernst Jünger, Oorlogsroes, Amsterdam-Antwerpen, Serie Oorlogsdomein nr. 6, 2002. De citaten staan op p. 29, 30, 38. 3 Maurice Genevoix, Ceux de 14, La Boue, Omnibus, 1998, p. 496. 4 Genevoix, Ceux de 14, Les Éparges, p. 608. 5 Martin Kraaijestein en Paul Schulten, ‘De vernietiging en herrijzenis van Les Éparges’, in: Hans Andriessen, Martin Ros en Perry Pierik (Red.), De Grote Oorlog, Kroniek 1914-1918, Deel 8, Soesterberg, 2005, p. 178. 6 Waldemar Ysebaert, ‘Helden zonder opsmuk’ van Real del Sarte’, in: De Groote Oorlog, september 2012, p. 41-45. 7 Genevoix, Ceux de 14, Les Éparges, p. 637. 8 Kraaijestein en Schulten, p. 176-198.
▬ © 2013 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur. Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit e-mailadres aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift Wereld in Oorlog, nummer 35, 2013.