Lerende hen onderhouden
Lezing Landelijke evangelisatiedag Gouda 1-3-2014
Inleiding Het thema van mijn lezing is ontleend aan Mattheus 28:18-20. Deze woorden van de Heere Jezus, gesproken tot zijn discipelen noemen we het zendingsbevel. Op de vraag ‘waarom moeten we evangeliseren’ is het antwoord eenvoudig. De Heere zegt het en vraagt het van ons in Zijn Woord. Vanmorgen wil ik u laten zien dat in deze woorden ook doorklinkt HOE we moeten evangeliseren. Velen zijn in onze tijd bezig met de vraag hoe we als kerk wervend bezig moeten zijn. Allerlei methoden om mensen te bereiken met het Evangelie worden bedacht. Ook worden er allerlei experimenten gedaan om te komen tot gemeentevorming. Met meer of minder succes. Ons deputaatschap neemt van al die ontwikkelingen ook kennis. Deze dag is belegd om elkaar toe te rusten over hoe wij als gemeenten ons werk begeren te doen. De spits van deze dag is vooral om met elkaar na te denken en te doordenken hoe je na een eerste contact verder kunt komen in het doorgeven van de Bijbelse boodschap. Je bent blij als mensen geïnteresseerd zijn en best meer willen weten van de Bijbel. Tegelijk ervaart iedereen in ons werk hoe moeilijk het is om een vervolg te geven aan het eerste contact. Vanmorgen wil ik in deze lezing u een handreiking doen vanuit De Bijbel zelf. Ik ga eerst met u kijken wat er nu precies staat in Mattheus 28 en wat deze woorden ons te zeggen hebben over ‘hoe moeten we evangeliseren’. Mattheus 28 zegt ons zowel iets over de methode van evangeliseren als ook over de inhoud van de boodschap. Vervolgens neem ik u mee naar wat Paulus tegen Timotheüs zegt in 2 Timotheüs 2:23,24 over hoe hij moet werken in de gemeente van Ėfeze. Paulus geeft in die verzen Timotheüs vijf adviezen over hoe de arbeid in Gods Koninkrijk gedaan moet worden. Tenslotte geef ik nog een aantal concrete, praktische aanwijzingen hoe we in ons werk anno 2014 het vervolgtraject inhoud kunnen geven. 1. Mattheus 28 : 19 Laten we eens eenvoudig met elkaar kijken naar wat de Heere Jezus Zelf zegt in Mattheüs 28:19 ‘gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb’. De woorden ‘gaat dan heen’ staan in de gebiedende wijs. Het mag geen zaak zijn of we nu wel of niet iets aan evangelisatie doen. Het is een opdracht van de Heere Zelf. Dit ‘gaat dan heen’ betekent mensen opzoeken, proberen in contact te komen met mensen. De 11 discipelen waren maar eenvoudige vissers en hadden als mensen weinig middelen en mogelijkheden tot hun beschikking. Toch mochten ze op weg gaan in het besef dat de Heere hen uitgezonden had en daarom voor de vrucht zou instaan. De Heere toont af te weten hun onbekwaamheid, kleinheid, onzekerheid en onmogelijkheid om dit werk te doen. Daarom voegt Hij aan dit bevel om uit te gaan de woorden toe ‘en zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld’. Hij gaat mee. Hij wil mensen als nietige instrumenten gebruiken om Zijn Woord uit te dragen. Maar Hij stuurt ze niet alleen op pad. Hij belooft dat Hij meegaat. Hij zal door Zijn Geest hen bekwamen en leiden, maar zal ook door Zijn Heilige Geest het Woord een kracht Gods doen zijn tot zaligheid. Laten we in ootmoed en eenvoudigheid elkaar toch steeds op deze twee kanten van ons werk wijzen: gaat dan heen aan de ene kant en tegelijk Ik ben met ulieden aan de andere kant. Als dit besef er bij u mag zijn, dan behoeft u niets zelf tot stand te brengen want dan zal de Heere met Zijn Woord doen wat Hem behaagt. Dan kun je het ook verdragen dat er soms zulke grote teleurstellingen zijn en dat het zo anders kan gaan dan je had verwacht.
Als we verder kijken naar de afzonderlijke woorden uit deze tekst, dan hebben ze ons ook heel veel te zeggen over de manier waarop we behoren ons werk gestalte te geven en ook over de inhoud van de Boodschap waarmee we onze medemens willen bereiken. Onderwijst al de volken: daar staat letterlijk mathèteuo. Dit betekent leerling, discipel zijn of tot leerling of discipel maken. In dit werkwoord zit het woord mathètès dat discipel, leerling. volgeling betekent. De Heere Jezus heeft die eenvoudige vissers van achter de netten geroepen en tot zijn discipelen gemaakt. En nu geeft Hij Zijn discipelen, bij Zijn heengaan, dezelfde opdracht om uit alle volken mensen tot Zijn discipelen te maken. Tot discipelen maken: hoe is dat bij de discipelen gegaan? Doordat Hij ze geroepen heeft. Dit is een Goddelijk roepen geweest. Om één voorbeeld te noemen: Levi. Als de Heere Jezus tot hem in zijn tolhuis spreekt ‘volg Mij’ staat er als vrucht van dat roepen in Lukas 5:28 ‘En hij, alles verlatende, stond op en volgde Hem’. Hier staat in een paar woorden wat wederbarende genade uitwerkt. In een paar woorden lezen we daar een echte bekeringsgeschiedenis. We moeten de woorden ‘tot discipelen maken’ niet uitleggen alsof het in de macht van de discipelen lag om mensen tot discipelen van de Heere te maken. Dat is een werk van de Heere Zelf. Maar de Heere stuurt de discipelen uit omdat Hij via hen als instrumenten Zijn Koninkrijk wil uitbreiden. Zijn welbehagen moet voortgaan, er moeten er uit ‘al de volken’ toegebracht worden. In Hand 1 lezen we dat de Heere Jezus bij Zijn hemelvaart tegen Zijn discipelen zegt: ‘Gij zult mijn getuigen zijn’. Hier staat het zelfstandig naamwoord woord ‘martus’. Het werkwoord is ‘martureo’ wat getuigen betekent. De discipelen moeten als getuigen van het lijden en de opstanding van Christus gaan verkondigen dat deze Christus in de wereld gekomen is om de verlossing aan te brengen waardoor verloren zondaren nog weer zalig kunnen worden. Het laten horen van dit getuigenis betekent het brengen van een eeuwige waarheid die door velen als een aanstoot of een dwaasheid wordt afgedaan, maar die door de Heilige Geest toch gebruikt zal worden om, naar Gods welbehagen, Zijn kinderen toe te brengen. Laten we bij ons werk deze woorden van de Heere Zelf maar steeds voor ogen houden! We lezen verder ‘lerende hen onderhouden’. De werkwoordsvorm ‘lerende’ is niet een eenmalig iets maar betekent een activiteit die steeds maar door moet gaan. In het Grieks staat hier het werkwoord is didasko dat betekent leren, onderwijzen. Daar is ons woord didaktiek van afgeleid. Dit is een belangrijk woord in het onderwijs. Leerlingen op school moeten gaandeweg dingen leren. In ons werk is het eigenlijk niet anders. Opvallend is hoe vaak dit woord ‘leren’ staat in de Evangeliën. Hoe vaak staat er niet van de Heere Jezus Zelf ‘en Hij leerde de schare’. Het zelfstandig naamwoord is didaskalos leraar, leermeester. Als in de Evangeliën dit woord betrekking heeft op de Heere Jezus, dan is het meestal vertaald met Meester. Hoe heeft Hij Zelf steeds maar weer onderwijs gegeven, tegen alle op- en tegenstand in. We lezen dat Hij Zich heeft verwonderd over het ongeloof van de inwoners van Nazareth, maar ook dat Hij zich verwonderde over het geloof van de hoofdman van Kapernaüm. Tegelijk heeft Hij Zich ook verheugd in het welbehagen des Vaders en zelfs Zijn Vader gedankt dat hetgeen Hij onderwees een wijsheid was die voor de wijzen en verstandigen verborgen is maar aan de kinderen geopenbaard wordt. Voor het woord ‘onderhouden’ staat in het Grieks tèrèo. Dit betekent bewaken, bewaren. En wat moet bewaard, bewaakt worden? ‘Alles wat Ik u geboden heb’. Het is opvallend hoe in het NT vaak gesproken wordt over ‘Zijn geboden bewaren’. Als de Heere mensen tot Zijn discipelen gaat maken dan komt er een begeerte om te luisteren, in woord en daad, door Zijn geboden te bewaren. Van onze kant moeten we getrouw zijn dat we eerlijk de Bijbelse boodschap moeten laten klinken. De Heere heeft de mens goed geschapen, maar door onze val in het paradijs heeft de mens zich in diepe ellende gestort. In zijn blindheid en dwaasheid denkt hij gelukkig te zijn door juist niet te leven naar Gods geboden. Het vraagt moed en geduld om steeds de eerlijke boodschap te blijven brengen van de noodzaak van bekering. Wat is het een wonder als de Heere een mens ervan gaat overtuigen
dat hij Gods wet en geboden overtreedt en zondaar voor God wordt. Wat is het een wonder als er een begeerte komt om Zijn geboden te bewaren. Dit wonder brengen wij als mensen niet tot stand. Dat doet de Heere Zelf. Van ons wordt gevraagd om in getrouwheid de boodschap te laten klinken. En dan mogen we ernaar uitzien dat de Heilige Geest daarin meekomt en het Woord vrucht mag dragen in harten. In dit vers zit dus de gedachte dat de Heere Zijn Koninkrijk Gods bouwt door middel van onderwijzen. Zoals in het onderwijs meesters en juffrouwen met leerlingen omgaan om ze kennis en vaardigheden bij te brengen en op te leiden en kinderen bij de hand nemen, zo moeten wij proberen mensen aan de hand te nemen om ze in aanraking te brengen met de boodschap van het Evangelie. Laten we de gedachte aan een schoolklas vasthouden. Dan betekent evangeliseren een zaak is die veel geduld vraagt, die vraagt om steeds aan te sluiten bij wat mensen voor vragen hebben en daarbij aan te sluiten. Maar ook een zaak waarbij we weten waar we naar toe willen. Zoals onderwijs een zaak is die tijd vraagt en inspanning, zo vraagt het ook tijd en inspanning om mensen die totaal niets meer weten van de Bijbel in te winnen om te gaan luisteren naar Gods Woord en zich daardoor te laten gezeggen. En laten we niet vergeten dat de Heere Jezus na vs 19 eraan toegevoegd; ‘En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld’. Hij staat in voor Zijn eigen werk en de toebrenging van allen voor wie Hij Zijn bloed heeft gegeven. En als we zo de Boodschap brengen, dan zullen er, net als op de Pinksterdag, mensen komen die gaan vragen ‘wat moet ik doen om zalig te worden’. Ter afsluiting van dit gedeelte wil ik nog wijzen op zondag 21 waar wordt gesproken over de heilige, algemene christelijke kerk. In antwoord 54 wordt eigenlijk een uitleg gegeven van de woorden ‘Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld’ In antwoord 54 staat dan: dat de Zone Gods uit het ganse menselijke geslacht Zich een gemeente, ten eeuwigen leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord, in enigheid des waren geloofs, van den beginne der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt; en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven’. Als we in deze lijn mogen evangeliseren, dan weten we wat onze opdracht is en tegelijk weten we dat het zalig worden een vrucht is van het werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. 2. Timotheüs 2:24,25 Ik neem u nu mee naar wat Paulus schrijft aan Timotheüs in 2 Tim 2:24,25. De 2e brief aan Timotheüs is de laatste brief die Paulus, vlak voor zijn sterven, geschreven heeft. Paulus, de heidenapostel met veel ervaring, gaat zijn geestelijke zoon Timotheüs die jong en nog onervaren is bemoedigen. Paulus heeft in zijn werk als apostel ervaren de macht van de satan, de kracht van de zonde en de wereld en een gepeild de verdorvenheid van de mens. Hij heeft daartegenover ook ervaren hoe groot de kracht is van Het Evangelie als de Heere door Zijn Geest dat gebruikt tot zaligheid. Paulus heeft vaak ervaren dat hij alles tegen had, maar de Heere mee had. Timotheüs was werkzaam in Ėfeze en stuitte daar op weerstand van verschillende kanten. In vers 24 en 25 gaat Paulus Timotheüs vijf adviezen geven hoe hij als dienstknecht des Heeren moet dienen in de gemeente van Ėfeze. We mogen uit wat Paulus hier schrijft aan Timotheüs ook wel lijnen doortrekken naar ons werk Het 1e advies van Paulus is: ‘hij moet niet twisten’ Bij twisten moet u hier denken aan discussiëren, aan het proberen mijn gelijk te halen. Natuurlijk moeten we in ons werk proberen uit te leggen wat de Bijbelse boodschap is. Tegelijk zegt Paulus dat we moeten waken om in eindeloze twistgesprekken terecht te komen. Letterlijk staat er voor ‘moet’: het is niet nodig.
Paulus bedoelt hier niet dat we onze boodschap moeten afvlakken om een heftige reactie bij de ander te vermijden. Hij bedoelt eenvoudig dat we Gods Woord moeten laten spreken. Eigenlijk zouden we het ook zo kunnen zeggen: ‘laten we samen eens kijken wat de Bijbel zegt’. Als 2e advies noemt Paulus ‘maar vriendelijk zijn jegens allen’. Wat is het soms moeilijk om tegelijk vriendelijk te zijn ten opzichte van mensen en toch eerlijk de Bijbelse boodschap te laten horen. Wat is het gevaar groot dat we, om vriendelijk over te komen, de neiging kunnen hebben om de boodschap van zonde en genade af te zwakken. Het woord ‘vriendelijk’ betekent hier: mild. Wees mild en brengt de boodschap in mildheid. Jegens allen betekent zonder onderscheid. Vriendelijkheid in de betekenis van mildheid is dat je naast iedereen gaat zitten. Echt milde mensen zijn mensen die weten wat genade is, wat zonde is en die daarom de nood van de medemens met wie ze in gesprek zijn zo goed kunnen invoelen. Het 3e advies dat Paulus geeft is ‘bekwaam om te leren’. Voor het woord ‘leren’ staat ook hier weer het woord waarvan ons woord didactiek is afgeleid. Het betekent: kennis bij brengen. We hebben al bij dit woord stilgestaan bij Mattheus 28:19. Toch nog even opnieuw de vraag: wat moeten we leren? We moeten leren: waar de mens vandaan komt, wat hij geworden is, waarheen hij op reis is, wat nodig is: wedergeboorte en bekering, welke weg God heeft uitgedacht om zondaren zalig te maken in Christus. In dit leren komen we zo vaak onze eigen onkwaamheid tegen. Maar gelukkig als we de Heere gaan vragen om bekwaamheid. Dat is een bekwaamheid om eenvoudig, begrijpelijk en duidelijk aan dezelfde boodschap vast te houden. De ene keer meer het accent op dit punt, de andere keer weer op een ander punt. Het 4e advies is ‘en die de kwaden verdragen’. Kwaad heeft hier de betekenis van lastering en vervolging. Het valt niet altijd mee als mensen hun vijandschap openbaren tegen het Evangelie. Paulus roept Timotheus op tot verdraagzaamheid. Dit is eigenlijk het tegenovergestelde van twisten. Het betekent zwijgen en overgeven aan de Heere Die rechtvaardig oordeelt. Wat heeft de Heere Jezus veel spot, smaad en laster moeten verdragen van mensen! Tenslotte geeft Paulus als 5e advies ‘met zachtmoedigheid onderwijzende degenen die tegenstaan’. Hier staat in oorspronkelijk een woord waar ons woord pedagogiek van is afgeleid. Onderwijzen heeft hier de betekenis van opvoeden. Het Griekse woord betekent letterlijk ‘als een kind behandelen’. Een kind denkt veel te weten, overschat zichzelf, is soms eigenwijs en onbuigzaam. Onderwijzen in de zin van behandelen als een kind wil zeggen: uitleggen, bij de hand nemen, gehoorzaamheid vragen en soms ook corrigeren. Als hier gesproken wordt over ‘degenen die tegenstaan’, wil Paulus daarmee uitdrukken dat we in het Koninkrijk Gods voorbereid moeten zijn op tegenstand. Ieder mens is immers ten diepste een vijand van het Evangelie, meer of minder bedekt? Zachtmoedigheid is een gave die de Heere wil geven. Wat zachtmoedigheid is heeft de Heere Jezus Zijn discipelen voorgehouden in Mattheus 11: 29 ‘leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart’. Deze adviezen van Paulus heeft de Heere laten optekenen in Zijn Woord en hebben daarom een van Goddelijk gezag en zijn voor alle tijden. Laat het onze begeerte en verlangen zijn om zo, ook in 2014, met Gods hulp evangelisatie te bedrijven. Dan blijft het wel nodig om elkaar toe te rusten en erover na te denken hoe we het werk praktisch gestalte moeten geven, maar dan beseffen we ook steeds dat ons werk afhangt van de zegen van de Heere. In 2 Timotheüs 2 : 24 voegt Paulus er nog deze woorden aan toe ‘of hun God te eniger tijd bekering gave tot erkentenis der waarheid’. In het oorspronkelijke staat er voor het woordje ‘of’ de uitdrukking ‘opdat misschien’.
Denkt Paulus, als hij dit schrijft, niet veel te klein van de Heere? Klinken deze woorden niet wat lijdelijk in onze oren? Als er één is geweest die veel vrucht op zijn werk heeft mogen zien, dan is het Paulus wel geweest. En nu schrijft hij ‘opdat misschien’. Deze woorden van Paulus hebben ons veel te zeggen over hoe Paulus zijn werk verrichte. Als geen ander wist Paulus dat hij als mens in eigen kracht niets tot stand kon brengen. Met deze woorden wijst Paulus Timotheüs op Gods vrijmacht. God volvoert Zijn welbehagen op Zijn wijze en op Zijn tijd in de toebrenging van Zijn volk. Tegelijk wijst Paulus hier op Gods almacht als hij schrijft dat God bekering geeft. Bekering is een werk van de Heere, een wonder van Godswege. Daarvoor gebruikt de Heere wel middelen maar Hij is het Zelf Die harten opent en verbrijzeld en mensen de blinde ogen opent. Bekering is Gods werk. Dat bewaart voor onheilig activisme, maar is ook een bemoediging dat de Heere de eenvoudigste middelen kan gebruiken om grote wonderen te verrichten. En als vrucht van de bekering tekent Paulus het komen tot ‘erkentenis der waarheid’. De waarheid erkennen met het hart. Dat is buigen voor de Heere als verloren zondaar en gaan vragen ‘wat moet ik doen om zalig te worden’. En wat is het groot als we zulke mensen mogen wijzen op Christus, die heeft gezegd ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’. Als we zo naar Paulus luisteren in zijn bemoediging van Timotheüs, laten we dan maar eenvoudig de hand aan de ploeg slaan, opziende tot de Heere of Hij aan ons werk Zijn onmisbare zegen wil verbinden.
3. concrete, praktische adviezen Hoe kunnen we dit Woord van de Koning der kerk nu concretiseren in ons werk van alle dag? 1. Aansluiten bij en insteken op de leefwereld van de mensen. Belangrijk is het om te weten wat hun ervaringen, basisgevoelens zijn in het leven. Zijn er in die ervaringen en gevoelens aanknopingspunten te vinden om interesse te wekken voor wat de Bijbel over die situaties zegt waarin zij verkeren. Het is al een hele stap als mensen bereid zijn om met ons samen te gaan luisteren naar wat de Bijbel zegt. Dus: vanuit de leefwereld van mensen aanknopingspunten zoeken om samen met ze de Bijbel te openen. 2. We moeten het wat minder verwachten van een verstandelijke, rationele benadering. Insteken op overtuigen met verstandelijke argumenten betekent dat je heel snel terecht komt in discussies waarin ons ja tegenover het nee van de ander komt te staan. Zoek veel meer naar raakvlakken in de belevingswereld van de mensen met wie je in aanraking komt. 3. De ingang waar we bij de mens veel meer gebruik van moeten maken is het latente religieuze besef dat ieder mens met zich meedraagt. De mens is een religieus wezen. Hij heeft een ingeschapen Godskennis. Dit betekent dat we vooral een appel moeten doen op het geweten van mensen. Dit betekent dat we moeten proberen het slapende, sluimerende geweten weer tot spreken te brengen en als dat gebeurt dan wordt het besef levend dat er een God is. Eigenlijk zien we in de benadering van onze HC met betrekking tot de geloofsleer hetzelfde. Zondag 1 begint met de vraag die de mens op zijn geweten, op zijn diepste roerselen bevraagt als er gevraagd wordt: ‘wat is uw enige troost in leven en sterven?” 4. Als er nu een opening komt om met mensen de Bijbel te gaan lezen, dan stel ik me voor dat dit een stapsgewijs proces is. - Het begint met thema’s ( een of meerdere keren ) die aansluiten bij concrete ervaringen die hen in hun dagelijks leven bezighouden - Een stap verder, of ook als eerste stap, kan zijn dat mensen gewoon graag willen weten wat nu de inhoud van de Bijbel is en waar het nu omgaat.
Hierbij denk ik dat de oriëntatiecursus een belangrijk middel is en inmiddels zijn werkbaarheid bewezen heeft. - Ik denk dat het ook belangrijk is om nog veel meer dan we nu doen aandacht te besteden om de heilsfeiten uit te leggen. De inhoud van de christelijke feestdagen zouden we veel meer dan tot nu toe gedaan wordt een plaats moeten krijgen in het uitdragen van onze boodschap. Hierbij is de benadering misschien wat minder gericht op het geweten als wel op het informeren en uitleggen. Hoe ver ook de leefwerelden uit elkaar liggen: voor alle Nederlanders is het tegelijk kerst, goede vrijdag, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren. - Andere thema’s die de leefwereld van mensen raken en tegelijk de kern van onze boodschap bevatten zijn de 12 artikelen en de 10 geboden. 5. We moeten ook onze eigen leden niet vergeten. In hoeverre zijn onze leden doordrongen van het feit dat we met elkaar in een totaal geseculariseerde wereld staan? Beseffen we wel hoe ver het virus van de tijdgeest is doorgedrongen in ons dagelijks leven? Voelen we nog wel de noodzaak van persoonlijke bekering? En leeft wel dat de Heere van ons vraagt om te allen tijde rekenschap af te leggen tegenover de wereld van wat ons aan schatten is toevertrouwd? Belangrijk is: durven we ervoor uit te komen? Schamen we ons niet? Tenslotte De vraag van de Reformatie was ´hoe krijg ik een genadig God´. Deze vraag blijft altijd de belangrijkste vraag waarop bij ieder mens in dit leven, wil het goed zijn, een antwoord moet komen. In ons werk echter komen we steeds meer tegen dat er al heel wat moet gebeuren voordat iemand met die vraag gaat worstelen. Uiteindelijk moet de Heere de mens de ogen openen. Dit betekent niet dat wij er geen oog voor moeten hebben dat mensen met wie je in contact komt eerst met andere vragen komen…zoals is er wel een God….en Wie is Hij dan…enz Maar laten we maar getrouw zijn aan wat de Heere in Zijn Woord van ons vraagt. En niet vergeten dat de Heere Jezus heeft gezegd in Mattheus 28:18b ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’. Ds. A. Schreuder Rijssen, 1 maart 2014