Thd-nieuws l0 oktober 1980 onderzoek ..................................................................................................... 12
jaargang 1,3 nurnru~ 4
¯ met een middelgrote molen en wat de bijlemmert het huidige energiebeleid een omdrage zal zijn van kleinere, particuliere movangrijke benutting van de wind in de komende decennia. Een heel praktische be~ lens. Omdat een windmolen geen constante stmomleverancier is, ga je vervolgens bekijlemmering voor de zogenaamde ’zelfopken, of en zo ja waar conventionele centrawekkers’ is dat zij voor de elektriciteit, die zij aan het net leveren slechts vier tot vijf cent les een ondersteunende rol moeten spelen, per kilowattuur krijgen. Dat terwijl de werkeOok je berekeningen over piekbetasting en benodigde overcapaciteit zullen anders zijn ... lijke kostprijs in de buurt van de tien cent dan bij de meer statische benadering. per kilowattuur ligt, een prijs die vergelijkDus inplaats van datje zegt, in 1990 hebben baar is met de kostprijs van een op de cor~we daar een 8teenkolencentrale nodig van. ventionele wijze opgewekte kilowattuur. Dat 600 megawatt zeg je: in het leveringsgebied. de elektriciteitsbedrijven toch geen tien cent willen betalen zit hem in het felt, dat zij kunnen we zo en zoveel rnolens van verde investeringen, gedaan in transmissie en schillend formaat inzetten en, voor een deei ter ondersteuning, hebben we een zo en dergelijke, ook terug willen verdienen. grote centrale nodig. AIs elektriciteitsbedrijven hun eigen kostprijs voor een kWh zouden betalen voor elekFlexibiliteit triciteit afkomstig van windenergie, zo stelFlexibiliteit dus. Maar ook bij de benadering " len de al genoemde Westra en Tossijn, dan van windmolens is flexibiliteit nodig. In de zou een windmolen op het dak nu al een nog tamelijk grootschalige jaren zeventig, rendabele investering zijn. dacht men bij het opwekken van elektriciteit Echter die gesignaleerde prijsverschillen via windmolens toch nog voornamelijk aan zijn niet het belangrijkste probleem. Veel belangrijker is het Nedertandse energiegigantische parken met zeer grote molens,. beleid, zoals dat gestalte krijgt via adviesdie brommend en wel in onze behoefte zouraden, overlegcomrnissies, onderzoeksinden voorzien. Voor velen een schdkbeeld, gezien het eeuwige lawaai, de vervuiling van stituten en scenarioschrijvers, uiteindelijk uitmondend in een door Economische Zahet uitzicht en de milieugevolgen voor bij; ken opgestelde nora. voorbeeld trekvogels, In het beleid voor de elektriciteitsvoorzie- Van dat grootschalig denken begint men ning wordt wind-energie voornamelijk nog wat terug te komen. In bet Nationaal Ondergezien als een rnarginale energiebron. Hoezoeksprogramma Windenergie is de laatste wel de verwachte bijdrage aan de elektricijaren steeds meer de nadruk komen te ligteitsvoorziening de laatste vijfjaar langzaam gen op de kleinere windmolen voor particuomhoog is gegaan, zijn er nog geen tekenen lier gebruik. Bovendien denkt Piepers ook dat wind-energie als een serieuze mogelijkveel meer aan gedecentraliseerde opwekBele~d held wordt gezien. king van elektriciteit door windrnolens. GeHoewel her de molenonderzoekers, -ont’Daarmee,’ zo zegt Gijs van Kuik, medewercentraliseerde opwekking is misschien alwerpers en -bouwers vO0r de wind gaat, beker aan het Delftse onderzoeksproject van de tipvaanrotor, ’laadt Den Haag de verdeno king op zich, dat de paar miljoen die worden Een model van de tipvaan-rotor zoals die Een ’artist’s view’ van de windturbine zoals besteed aan wind-energ~e, voornamelijk binnen een paar dagen zal verrijzen in die in aanbouw is bij het ECN in Petten. De- zijn bedoeld als een public relations-activize rotor zal met een diameter van 25 meter teit. In de trant van, wij doen er ook wat aan, Hoekvan Holland, Deze rotor moet met een kijk maar, zonder dat er nu werkelijk serieus rotor-diameter van 8,5 meter 40 kW vermo300 kW asvermogen kunnen leveren. lets gebeurt.’ gen gaan leveren. Zover gaat Piepers, coSrdinator van het Nationaal Onderzoeksprogramma niet. Waar volgens hem de schoen wringt is, dat Economische Zaken niet duidelijk .maakt wat voor beleid ze wil gaan voeren de eerstkomende decennia. Voor de verdere ontwikkeling van wind-energie is het noodzakelijk dat er nu beleidskeuzes worden gedaan. Anders blijft wind-energie voor altijd een marginale bron van elektriciteit. Deze zienswijze leidt tot her volgende. Men schat de behoefte aan elektriciteit in het jaar 2000, rekent uit wat voor piekbelastingen zich voordoen, schat de benodigde overoapaciteit en op basis daarvan stelt men vast hoeveel steenkolen- of kerncentrales we nodig hebbeno Aangezien de voorbereiding en de bouw van deze centrales zo’n jaar of tien in beslag nemen gaat men nu ai beginnen met de voorbereidingen om te zijner tijd voldoende elektriciteit te leveren. AIs je nu’ echter windenergie als een mogelijkheid zou meenemen, dan zou er een heel ander plaatje ontstaan. Je gaat dan kijke.n of en zoja waar je een groot windmolenpark kunt maken, in hoeverre bepaaide industrieen of landbouwbedrijven uit de voe~en kunnen Enkele weken geleden is op ons nationaal energie onderzoekscentrum ECN in Petten de beslissing gevallen om een praktijkproef met wind-energie te gaan uitvoeren. In her dorpje Camperduin, in de nabijheid van het ECN in Petten zullen 28 nieuwbouw-woningen een deel van hun elektriciteit gaan betrekken van twee door de nog jonge windmo~enfabriek van Lagerweij en Van der Loenhorst te leveren windmolens van 10 kilowatt. Voor dit project wordt samengewerkt met her Noord-Hollandse elektriciteitsbedrijf PEN: Verder zullen in de loop van oktober twee experimenteermolens hun voltooiing naderen. De 300 kW-turbine op het terrein van het ECN in Petten. En de geavanceerde ’tipvaan’-turbine van de TH Delft, gebouwd op her terrein van de Stichting Energie Anders in Hoek van Holland. Tenslotte zal ECN, in navolging van de Deens pendant Riso, een testveld aanleggen waarop windturbines zullen worden getest en in samenwerking met de fabrikant, verder zullen worden ontwikkeld. Wat de concrete toepassing betreft: windadepten Westra en Tossijn spreken in het onlangs verschenen ’Windwerkboek’ de verwachting uit, dat steeds meer mensen ertoe over zu~16n gaan zelf een molen te bouwen of er een te kopen. De reden is dat elektriciteit, afkomstig van een windturbine in vergelijking met elektriciteit, afkomstig van een olie- of steenkoolcentrale, steeds goedkoper wordt.
onderzoek
Thci nieuw~ lO okioloe~ 1980 Voorheen heeft men altijd gedacht dat windenergie pas efficient opgewekt kan worden in grote windmolen-parken. In dat verband hebben ECN, ministerie van Economische Zaken en ministerie van Ruimte. iijke Ordening een plan gemaakt. Daaruit bleek dat de totale Nederlandse elektriciteitsbehoefte kan worden opgewekt met wind in 52 parken bestaande uit minimaal 50 molens, in totaal 35.000 turbines. Een waar schrikbeeld natuurlijk. Horizonvervuiling, gevaar voor trekvogels, milieu-vernieling, kortom verdergaande verloedering op her Nederlandse platteland. In hun boek ste!len Westra en Tossijn dat her war merkwaardig is om met windmolens uit te wijken naar de vrije ruimte, tenminste dat stuk dat ons hog rest. Waarom zou je geen k~einschaliger molens in de stad bouwen. Op bijgaande foto zien we
]aargang 13 hummer 4 dan ook een Tvind-molen [2 miljoen kilowattuur per jaar]. Nadat eerder op de TH de groep Stadsontwerp en milieu zich met windenergie heeft beziggehouden, is er nu een afstudeerverslag van twee.aanstaande civielen. Zij hebben planologische problemen verkend, problemen die samenhangen met her gebruik van de Lagerweij-molen. Hoe is gebruik op wat ruimer schaal planologisch in te passen. Voor een regio en op Iokaal veau hebben Arkesteijn, Blijenberg en Van Dalen de mogelijkheden geschato Zonder al te veel ruimtelijke problemen zou op deze wijze vijftien tot twintig procent van de elektriciteitsbehoefte in de onderzochte gebieden kunnen worden opgewekt. De drie bespreken hun afstudeerverslag op vrijdagochtend 24 oktober om 11.30 uur in zaal G van Civiele Techniek.
,
leen goed mogelijk op eilanden in de Noordzee. Maar een dergelijke opwekking zou elektriciteit uit wind opnieuw erg duur maken, omdat je ook de kosten van her kunstmatige eiland eruit moet krijgen. Met die gedecentraliseerde opwekking worden echter ook de kwaliteitseisen weer belangrijker. Individuele fabrikanten moeten via tests en eisen worden gestimuleerd om een molen te bouwen die veilig is, niet trilt en een fatsoenlijke kwaliteit elektrici¯ teit aan bet net levert. Bovendien moet het rendement van de molen zo optimaal mogeIijk zijn. Vandaar het testveld bij de ECN. Via een dergelijke ondersteuning en door het stellen van kwaliteitseisen moet het in de ogen van windmolen-bouwers en -ontwerpers mogelijk zijn, dat Nederland van windturbines een belangrijk exportprodukt gaat maken. Om dat te realiseren is, zo schrijft Casper Schuuring in Beta van mei jongstleden, er echter een thuismarkt nodig. En voor het scheppen van een thuismarkt is het nodig dat ook voor het Nederlandse energiebeleid de windmolen seneus wordt genomen. Ook
dus gewenst dat we de windmolen serieus nemen. Onderzoek Naast de thuismarkt is het noodzakelijk dat windenergie een ondersteuning krijgt vanUit het onderzoek. Her Nationaal Programma is een belangrijke stimulans geweest. Is dat nog trouwens. Maar in 1981 Ioopt het af en hoe het verder moet is hog niet duidelijk. Het gaat daarbij vooral om de nationale poot van her programma. De andere poot heeft betrekking op windenergie voor de Derde Wereld.. Potentieel zijn er nog meer dan voldoende onderzoeksmogelijkheden. Het probleem is echter dat veel expertise bij het aflopen van het programma ver!oren dreigt te gaan omdat dan de tijdelijke medewerkers worden ontslagen. Een tweede probleem is, dater meer ruimte moet worden gemaakt voor programma-gericht onderzoek. Dat gaat een beetje tegen de bestaande tendens in om onderzoek te financieren per concreet afgerond project. Een derde probleem tenslotte is de overd~acht van de r~.R~llt~l:~.n n~r ¢]~. inrh~.~tri_~
racht van de resultaten naar de industrie
en de begeleiding van de industrie bij het ontwikkelen van meer geavanceerde windmolens. Om aan die problemen het hoofd te bieden heeft de onderzoeksgroep van Luchtvaarten Ruimtevaarttechniek, die zich bezighoudt met windmolens het voorstel gedaan om een permanent onderzoeksinstituut op te richten. In de vorm van een stich’ting kiezen de onderzoekers voor een opzet vergelijkbaar met die van de Technisch Physische Dienst TNO/TH, waarbij de nauwe banden tussen het onderzoeksinstituut en de TH blijven bestaan, zonder dat de TH lastiggevallen wordt met allerlei ontwikkelingsen testwerk voor de industrie. Of zo’n instituut erin zit is nog maar de vraag. Vooralsnog houdt Piepers van het ECN het erop dat her Nationaal Programma in zijn huidige vorm nog een aantal jaren wordt voortgezet. Beleid in de wind Alles bij elkaar zijn we nu dus op een punt aangeland waarbij het onderzoek naar gebruik van windenergie redelijke perspectie,,u~,=~u ~uaelljKe perspectieven toont. Wat de toepassing van die onder-
Op deze grafiek is te zien waarom een tipvaanrotor goedkoper elektriciteit kan leveren dan een conventionele rotor. In het Een schematische weergave van een windmolen met een dubbelgebied van de lagere windsnelheden is hij eerder op vol ver- gevoede synchrone generator die in staat is stroom met een constante frequentie aan het net te leveren en daarbij optimaal mogen. gebruik te maken van het windaanbod.
I
rotorvermogen
I frequentie [% tijd] vermogen tipvane rotor /"
-
""
vermogen conventionele _ _~/ rotor
~ / .....
/11//
I
/ / windsnelhelds . / frequenhe
/
/
// Ill
////
,~""
///
5
10
\\ ’.. -.\...\
15
20 windsnelheld [m/sec]
Thd~r~ieuws 10 ol
onderzoek
zoeksresultaten betreft, verkeert Nederland .,echter nog in een embryonaal stadium. Om hot voor de industrie interessant te maken om windmolens te gaan bouwen en leveren is er een markt nodig. Anders dan bijvoorbeeld mixers, wordt die marktvraag echter in hoge mate beinvloed door het energiebeleid van de overheid. En in dat beleid, dat zich noodzakelijkerwijze uitstrekt tot in de
volgende eeuw, wordt windenergie niet of nauwelijks serieus genomen. Een dergeliJke houding z~t weer een rein op de verdere ontwikkeling van de windmolens. En gezten de verwachting zouden we daar wel eens spijt van kunnen krijgen. Wie nog meer wil weten over windenergie kunnen we van harte aanbevelen het Wind-
}aa~ga~g 13 hummer 4 werkboek van Chris Westra en Herman ~os~ sijn. Van hoe het werkt tot hoe je.er zelf aan kunt Werken, staat er allemaal in 6r~ geengageerde bouwers wordt ook een kat in de richting van Den Haag niet vergeten. Het boek is uitgegeven bij de Ecologische Uitgeverij, Saenredamstraat 4A Amsterdam en kost f 39,-.
Windonderzoek TH Ook deze TH doet aan onderzoek naar windenergie. Met het project op Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, waarin een ander type rotor wordt ontwikkeld, nemen we zelfs een vooraanstaande plaats in. Over dit project en een voortijdig uitgebluste poging voor vermogensomzetting op Elektrotechniek gaat bet volgende verhaal. AI eeuwenlang wordt er gebruik gemaakt van windenergie. Nederland is niet voor niks zo beroemd geworden met zijn molens, want al in de vijftiende eeuw werd de windkracht gebruikt voor het winnen van nieuw land. Met de opkomst van olie en gas en daarvoor steenkool is windenergie als bron eigenlijk wat in het verdomhoekje geraakt. Alleen in tijden van hOOd wordt deze energie-leverancier weer van stal gehaald, zoals bleek in de laatste oorlog toen velen een klein windmolentje op hun dak hadden gezet om naar Radio Oranje te luisteren of anderszins de geleverde elektriciteit te gebruiken. Die gedachte, dat windmolens eigenlijk nooit een fundamentele ontwikkeling hebben doorgemaakt is de achtergrond van het streven van de groep van Theo van Holten op Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek om de windmolen aan te passen aan de twintigste eeuw. Niet dater geen eerdere poginger~ waren. In de dertiger jaren bijvoorbeeld is er in de Verenigde Staten veel onderzoek gedaan naar windmolens om het platteland van elektriciteit te kunnen voorzien. Maar ook doze molens, hoewel efficienter dan de oude Hollandse windmolens gingen uit van traditionele aerodynamische principes. Het belangrijkste principe in dit verband is bet theorema van Betz. Doze heer stelde dat er een grens is, aan her vermogen dat een turbine kan halen uit de langsstromende lucht. Die grens wordt bepaald, door het felt dat de molen als hij te veel staat te remmen, ais een dicht lichaam wordt opgevat door de wind. Dat wil zeggen, bij een bepaalde grens, stroomt de lucht langs de rotor in plaats van er doorheen. Slechts 16/27 deel van de in de wind beschikbare energie kan daarom worden benut. Door nu aan her uiteinde van de wieken van een molen zogenaamde tipvanen aan te brengen, kun je door deze theoretische bovengrens heenbreken. Op de foto op pagina 15 is te zion hoe dat werkt. De tipvanen veroorzaken een werveling die werkt als een soort trechter. Door tipvanen te gebruiken
trek je a!s het ware meer lucht naar de rotor toe, dan wanneer je gewone wieken gebruikt. Een vergelijkbaar groter vermogen krijg je als je in plaats van een werveling een ommantelde windmolen maakt, zoals men doet in de VS en in Israel. AIs de tipvaan werkt in de buitenlucht, dan is de oplossing die Van Holten heeft gevonden echter beduidend goedkoper. Veld-experiment Het uur van de waarheid voor de groep van Van Holten nadert snel. In de komende weken wordt er op het terrein van de Stichting Energie Anders een mast opgericht met een tipvaan-rotor. Gijs van Kuik, medewerker van de groep, haast zich te verklaren dat het hier niet gaat om een prototype, maar om een ochre experimenteer-molen. De rotor krijgt een diameter van 8,5 meter en de
bedoeling is om er veertig kilowatt aan rotorvermogen mee op te wekken bij tien meter per seconde windsnelheid. In vergelijking met een conventionele rotor, probeert men ca. 2,5 maal zoveel vermogen van de wind af te rappen. Hoewel windtunn.el-proeven hebben laten zien dat het mogelijk is om zelfs viermaal zoreel vermogen af te tappen bij dezelfde rotordiameter, kun je toch niet helemaal op die proeven bouwen. Een belangrij~k verschijnsei, dat je niet of nauwelijks in de tunnel kunt simuleren, is ee turbulentie van de atmosfeer. Die turbulentie is van invloed op de tipvaan-wervel en de vraag is hoe groot die invloed is. Een tweede punt van onderzoek bij het veldexperiment zijn de trillingen van mast en rotor en de effecten daarvan op de diverse verbindingen, zoals die tussen tipvaan en wiek. Dit trillingsonderzoek, dat ook plaatsvindt op Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek is niet alleen van belang voor de tipvaan-rotor. Legio zijn de molens die slechts enkele maanden of.jaren stonden om vervolgens te worden uitgeschakeid door verlies van een rotor-blad of andere onderdeIon. Ook voor gewone rotoren is hot dus van belang om al bij het ontwerpen ervan te weten waar je op moet letten om trillingen te voorkomen. In dit verband is het interessant te melden dat de molens die in Camperduin moeten kom’en te staan een drie-bladige rotor krijgen. De reden daarvan is dat de [oorspronkelijk] tweebladige rotor van Lagerweij en Van der Loenhorst toch lets teveel last van trillingen schijnt te hebben. Ejecteur Naast het al vermelde onderzoek in hot veldexperiment willen Van Holten c.s. ook nog aandacht besteden aan een effect, dat hen is opgevallen b’ij hun onderzoek naar de tipvaan: het ’ejecteur-effect’. Dat bestaat hierin, datje met de tipvaan een snelle menging krijgt van het zog [de lucht die door de rotor is gegaan] en de lucht die om de rotor heen is gestroomd. Door deze menging van ’verse lucht’, met het uitgeputte zog, wordt het zog meegesleurd en afgevoerd. Door dit hulpeffect kan de rotor extra energie uit.de lucht opnemen, zonder dat hij een dichte. schijf wordt. Dat betekent in feite dat je per kilo lucht me.er energie kunt aftappen dan zonder eject~eur-effect het gevai zou zijh’." .i . AIs et alleen de werveling van de tipvag~n
Thct..meuws 10 ok[obe~ 1980
onde~zoek
jaargang 13 rmnune~ 4
Zou zijn, dan vergroot je eigenlijk de hoe- ongeveer tweederde bedragen van de prijs bouwen in Rijnsburg. van een kilowattuur elektriciteit, opgewekt De vraag is echter of je daarmee het proveelheid lucht die door de rotor stroomt. Per ....... ki!o .~uCht tap je in feite evenveel af als het met, de conventionele rotor van het ECN., Of- .bleem de wereld uit kunt helpen. Bohlander, coordinator van het Multidisciplinair Cengeval is met een gewone rotor. tewel, als je nu een dubbeltje moet rekenen, trum voor Energie heeft zich in zijn vorige hoef je met een tipvaanrotor slechts 6,5 De vraag is nu, hoe je her ejecteur-effect, baan bij Elektro nogal druk gemaakt over cent te berekenen. dat optreedt bij de tipvaan-rotor, kunt verdie afstem-problemen. groten door een andere vorm van de wiek. Uit de vermogensgrafiek op pagina 13 blijkt Met een mechanische oplossing, zo meent Maar de groep van Van Holten denkt zelfs al dat dit kostenvoordeel vooral te danken is aan her feit dat de tipvaan-rotor al bij lagere hij, hou je het probleern, dat een mechaverder vooruit. Op de langere termijn willen nisch systeem relatief lange insteltijden windsnelheden op zijn maximale vermogen zij onderzoek doen naar ontwerpen van rovraagt, in de orde van een seconde, Gezien tors die een maximaal gebruik kunnen mazit. de fluctuaties in het windaanbod is dat vrij ken van dit ejecteur-effect. Mocht je zo’n on~werp kunnen realiseren, zo zegt Gijs van Omzetting lang en een mechanisch systeem alleen stelt je dan ook voor omvangrijke regelEen ander TH-onderzoeksobject, inmiddels Kuik, dan kun je het vermogen van een rotor problemen. In het kader van een afstudeerstilgelegd overigens, betrof de omzetting we! ~;ienmaal zo groot maken. Dat opent pas verslag van Tromp is op Elektro een elektroverreikende perspectieven. Om eenzelfde van asvermogen in elektriciteit. De meest efvermogen op te wekken heb je dus veel rainficiente benutting van windenergie lijkt nische regeling ontwikkeld. Een goede overbrenging blijft daarbij wel noodzakelijk. tier molens nodig of reel kleinere molens. vooralsnog die te zijn, waarbij overtollige Maar daarnaast zorg je voor een dubbele Van Kuik: ’Dat ejecteur-effect bevestigt ei- elektriciteit aan het net wordt teruggelevoeding van de generator. Een afkomstig gentijk ons idee dat de ontwikkeling van de verd, Bij windstilte betrek je dan weer gevan de rotor en ~en afkomstig van het net. rotor van de windmolen hog maar in de kinwoon elektriciteit van het net. Het probleem AIs je op de rotor dertig herz krijgt aangeleder.~choenen staat. De toepassing van de doet zich voor dat het elektriciteitsnet, maar verd, dan zorgt de dubbele voeding ervoor tipvaan is eigen~ijk hog maar een eerste ook de apparatuur in huis, is afgestemd om dater toch 50 herz het net in gaat. stapie en je ziet war voor resultaat je daar- stroom met constante spanning van 220 De insteltijden bij een dubbelgevoede r~ee a! kriigt.’ volt en een constante frequentie van 50 synchrone generator liggen in de orde van herz. De windmolen echter draait niet constant en geeft dus niet voldoende kwaliteit duizendsten van seconden, zodat je optiKos~en maal gebruik kunt maken Van de wind, Hoewe~ nog war vroeg, is op Luchtvaart- en elektriciteit. Je kunt dat probleem oplossen door de geEen ander~ mogelijkheid tenslotte die op dit ~uimtevaarttechniek ook al gekeken naar moment wordt onderzocht op de TH Eind.her kostenvoordeel dat gebruik van tipva- nerator een vast toerental te laten draaien. Daarmee maakt je echter geen optimaal gehover~ in het kader van bet nationaa! Prohen met zich meebrengt. Daartoe heeft Van gramma, is het gebruik van statische omvorHo~ten een vergelijking gemaakt tussen de bruik van het windaanbod. Een tweede mogelijkheid is om te gaan knutselen aan de mers. Je gebrulkt daarbij de windmolen voor reopen die nu in aanbouw is op het terrein het opwekken van gelijkstroom en die zet je van de ECN in Petten van 300 kW en diezelf- overbrenging. Tussen rotor en generator moet er’namelijk altijd een overbrenging vervoigens om in wisselstroom vande gede molen, maar dan uitgerust met tipvanen. worden aangebracht omdat de rotor te langwenste spanning en frequentie. Voor BohEen vergelijking die in de toekomst ook in zaam draait voor de generator. Een bedrijf in lander is dat de meest Iogische ontwikkede praktJjk zal worden uitgevoerd, als de rolingsstap op dit moment. Op de wat langere Hardinxveld-Giessendam is bijvoorbeeld tor van de ECN-molen wordt verwisseld met termijn ziet hij echter meer mogelijkheden de kop van de tipvaanrotor. bezig met de toepassing van een automatische overbrenging van Van Doorne’s Transin de dubbelgevoede synchrone generator Onder bepaalde aannames zal, zo berekent Van Ho~ten, de priis van een kilowattuur missie, de Transmatic. Dit bedrijf, Goppe! zoals die bij Elektro in ruwe vorm werd onte~ektriciteit, opgewekt met de tipvaan-rotor Engineering, wii een dergelijke molen gaan wikkeld. [JvK]
Op deze foto’s is goed her verschi! te zien tussen een conventionele rotor en de tipvaanrotor. Bij de aanwezigheid van tipvaan~es [r~ wordt bier de rook in de windtunnel als her ware naar de rotor toe gezogen. De verwachting is dat de tipvaanrotor t~vee of viermaa~ zoveel asvermogen kan leveren, Veldexperimenten moeten deze verwachtingen echter ~og bevestigen.