‘Lekker samen van de kaart…’ Het gebruik van alcohol en drugs door jongeren in de zes gemeenten van het (politie)district Rivierenland Gelderland Midden
Paul Boekhoorn Trees Speller Lou de Jong Marloes Verhoeven
Voorwoord Het gebruik van alcohol onder jongeren in Nederland wordt de laatste jaren als een toenemend probleem beschouwd. Uit onderzoek blijkt dat Nederlandse jongeren op dit moment al op jonge leeftijd drinken, vaak drinken en véél drinken. Nederlandse scholieren gaan bij een landenvergelijking in Europa aan kop met het drinken van alcohol. Ofschoon het gebruik van alcohol per hoofd van de bevolking de laatste jaren licht aan het dalen is, is juist het alcoholgebruik onder jongeren fors gestegen. Het gebruik van (soft)drugs onder scholieren op middelbare scholen is in de afgelopen jaren redelijk gestabiliseerd en vertoonde bij een deel van de jongeren een lichte daling. Het gevaar van drugs is echter de kans op afhankelijkheid en deze kans is vooral groter bij intensieve gebruikers. Zo consumeert bijvoorbeeld één op de vijf actuele gebruikers van cannabis dagelijks of bijna dagelijks cannabis. Verscheidene organisaties in het politiedistrict Rivierenland, politieregio Gelderland-Midden, signaleren een toename van het alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en maken zich zorgen om deze ontwikkeling. Om nader zicht op deze materie in het politiedistrict Rivierenland te krijgen en een effectief beleid te ontwikkelen dat gericht is op bevordering van een alcohol- en drugsmatiging bij jongeren, zijn in dit district de zes lokale overheden en enkele betrokken organisaties met een intergemeentelijke samenwerking gestart. Een van de eerste stappen in dit samenwerkingstraject is het laten onderzoeken van het gebruik van alcohol en drugs door jongeren zodat een helder, empirisch beeld ontstaat van de ernst van de problematiek in deze regio. Op verzoek van de intergemeentelijke werkgroep is door BBSO in de periode september 2006maart 2007 een uitgebreide studie verricht naar alcohol- en drugsgebruik door jongeren in het politiedistrict Rivierenland, regio Gelderland Midden. Het betreft een onderzoek naar de aard en omvang van het gebruik van deze genotmiddelen onder jongeren in de zes gemeenten in dit politiedistrict, te weten: Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar. Bij het onderzoek zijn vanuit BBSO Lou de Jong, Marloes Verhoeven en Trees Speller betrokken geweest, Paul Boekhoorn was projectleider en verantwoordelijk voor de eindrapportage. Wij willen allen die bij het onderzoek betrokken waren en de vele personen die we voor een interview en achtergrondinformatie hebben benaderd, danken voor hun bereidwillige medewerking aan het onderzoek. Een woord van dank gaat uit naar de vertegenwoordigers van de gemeenten Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar, van het politiedistrict Rivierenland en van IrisZorg voor hun deelname aan de begeleidingscommissie. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar de preventiemedewerker van de politie in het district Rivierenland voor het specifiek voor onderhavig onderzoek samenstellen en aanleveren van relevante databestanden.
Nijmegen, maart 2007
Inhoud Samenvatting 1.
Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4
2.
3.
5.
15
2.1 2.2 2.3 2.4
15 17 19 20
Inleiding Resultaten van EMOVO Resultaten van Tendens Overige regionale studies
Enquête alcohol- en drugsgebruik jongeren Rivierenland
21
3.1 3.2
21 23 23 26 39 47 53 58
Inleiding Resultaten enquête 3.2.1 Kenmerken van jongeren naar opleiding en werk 3.2.2 Het gebruik van alcohol door jongeren 3.2.3 Het gebruik van softdrugs door jongeren 3.2.4 Het gebruik van overige drugs door jongeren De enquêteresultaten in (landelijk) perspectief Samenvattende resultaten enquête
Een situatieschets inzake alcohol en drugs in de zes gemeenten
63
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
63 67 70 74 76 79 81 92
Duiven Lingewaard Overbetuwe Rijnwaarden Westervoort Zevenaar Ervaringen en inzichten van organisaties Conclusies
‘Lekker samen van de kaart’; jongeren aan het woord 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
6.
7 7 9 10 11
Alcohol en drugsgebruik in de regio
3.3 3.4
4.
Ontwikkelingen in alcohol- en drugsgebruik Probleemstelling en onderzoeksvragen Operationalisatie onderzoeksvragen Onderzoeksaanpak
Duiven Lingewaard Overbetuwe Rijnwaarden Westervoort Zevenaar Conclusies
95 95 97 100 104 107 109 111
Samenvattende conclusies en aanbevelingen
115
6.1 6.2
115 116
Conclusies Aanbevelingen
Referenties Bijlage Specifieke aandachtspunten per gemeente
1.
Inleiding
1.1
Ontwikkelingen in alcohol- en drugsgebruik
Alcohol Uit het jaarbericht 2005 van de Nationale Drug Monitor1 komt naar voren dat alcoholgebruik in de Nederlandse samenleving wijdverbreid is: van de bevolking van twaalf jaar en ouder drinkt 81% ‘wel eens’ alcohol, dit percentage is de laatste jaren vrij stabiel. Het alcoholgebruik onder scholieren van het middelbaar onderwijs is tussen 1999 en 2003 daarentegen redelijk sterk toegenomen. In 1999 had 74% van de leerlingen ervaring met alcohol, in 2003 was dit 85%. De stijging deed zich met name voor onder jonge meisjes tussen de twaalf en veertien jaar; in 2003 had 68% van de 12-jarige meisjes al eens alcohol gedronken, in 1999 was dit nog 38%. Uit verschillende onderzoeken komt in dit kader naar voren dat het alcoholgebruik van jonge tieners is gestegen2. Er is in 2003 geen verschil in het percentage jongens en meisjes dat ooit of pas nog alcohol heeft gebruikt. Wel zijn er verschillen in het drinkpatroon: jongens drinken frequenter alcohol dan meisjes en ook drinken zij grotere hoeveelheden dan meisjes; dit is met name het geval bij oudere jongens. In vergelijking met scholieren uit andere Europese landen drinken Nederlandse scholieren vaak. Een kwart van de 15- en 16-jarige Nederlandse scholieren drinkt vaker dan tien keer in de maand, waarmee Nederland aan kop gaat van 35 onderzochte landen in Europa. Nederlandse scholieren drinken volgens een ESPAD-studie van 2003 ook veel glazen per keer: ruim een kwart heeft de maand voor het onderzoek minstens drie keer vijf glazen alcohol of meer per gelegenheid gedronken3. Bij het veel drinken, ook wel bekend als ‘binge-drinken’, staan de Nederlandse jongeren met 28 procent op de tweede plaats, na Ierland met 32 procent. Het Europese gemiddelde ligt op 18 procent. In de beleidsbrief ‘Alcohol en jongeren’4 van de minister van VWS wordt gewezen op de verschillende gezondheidsrisico’s en maatschappelijke problemen die alcoholgebruik door jongeren met zich meebrengen: • van de jongeren tussen de 16 en 24 jaar ondervindt 22% problemen door zijn drinkgedrag en wordt gerekend tot de categorie probleemdrinkers. De ondervonden problemen lopen uiteen van bijvoorbeeld drinken om zorgen te vergeten of meer zelfvertrouwen te krijgen tot sociale problemen en black-outs door drankgebruik • overmatig alcoholgebruik is schadelijk voor ontwikkeling van de hersenen van jongeren. Er is een duidelijk verband aangetoond tussen schoolprestaties en alcoholconsumptie • uit onderzoek blijkt dat wie jong begint met overmatig alcohol drinken, in zijn latere leven een verhoogd risico loopt op problemen met alcoholgebruik. 1
Laar, M. van, e.a., Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2005, Trimbos-instituut, Utrecht, 2005. Redelijk vergelijkbare gegevens komen naar voren in: Rodenburg, G. e.a., Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik 2005, IVO Rotterdam, 2007. 2 Zie onder meer: Monshouwer, K., e.a., Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek 2003, Utrecht. 2004; Pol, Martine van de en Duijser, Elisabeth. Meting alcoholgebruik jongeren. Onderzoek onder Nederlandse jongeren 10 t/m 15 jaar. Amsterdam: NIPO, 2003. 3 European School Survey on Alcohol and Other Drugs (ESPAD, 2003), een grootschalig Europees onderzoek naar roken, drinken en drugsgebruik onder scholieren van 15 en 16 jaar. 4 Ministerie van VWS, Beleidsbrief ‘Alcohol en jongeren’, Tweede Kamerstuk, 24 maart 2005.
7
• • •
Op dit moment is bijna 12,5% van de totale ziektelast bij mannen en 2,3% van de ziektelast bij vrouwen toe te schrijven aan overmatig alcoholgebruik. De zorg van de overheid is dat, gezien de tendens onder jongeren, deze cijfers verder zullen stijgen jongeren lopen sneller het risico van alcoholvergiftiging bij het innemen van grote hoeveelheden alcohol alcohol speelt een rol bij agressie en geweld jaarlijks vallen ongeveer 250 doden en ongeveer 3500 gewonden als gevolg van verkeersongevallen waar alcohol in het spel is. Onder hen bevinden zich relatief veel, bijna een kwart, jonge mannen in de leeftijdscategorie van 18 tot en met 24 jaar.
Drugs Uit de NDM 2005 komt ten aanzien van softdrugsgebruik in Nederland naar voren dat het percentage mensen dat ‘ooit of in de afgelopen maand’ drugs heeft gebruikt tussen 1997 en 2001 is toegenomen. De piek ligt bij jongeren tussen 20 en 24 jaar. Onder scholieren op middelbare scholen stabiliseerde het gebruik van drugs tussen 1996 en 2003 of vertoonde een lichte daling. Onder scholieren van het middelbaar onderwijs is het aandeel actuele cannabisgebruikers tussen 1996 en 2003 licht gedaald van 11% naar 9%. Deze afname komt vooral op conto van de jongens (van 14% naar 10%). Vergeleken met leeftijdgenoten uit de (oude) lidstaten van de EU behoren Nederlandse scholieren tot de middenmoot. Eén op de vijf actuele gebruikers consumeert dagelijks of bijna dagelijks cannabis. Intensieve gebruikers kunnen van cannabis afhankelijk worden. Jongeren met een uitgesproken voorkeur voor ‘sterke’ cannabis lopen ook een gerede kans op afhankelijkheid. Volgens de landelijke gegevens van NDM 2005 stabiliseerde of daalde het drugsgebruik onder scholieren tussen 1996 en 2003, maar nam het tussen 1997 en 2001 toe in de volwassen bevolking. In Amsterdam lijkt het drugsgebruik in trendy clubs over het hoogtepunt heen te zijn. Er zijn echter signalen dat de opmars van cocaïne in het uitgaansleven zich elders in het land in 2004/2005 onverminderd heeft voortgezet. Gecombineerd gebruik van cocaïne met alcohol is favoriet. Ook in het drugsrepertoire van harddrugsverslaafden is cocaïne, in de rookbare variant crack, inmiddels niet meer weg te denken. Hoeveel mensen lichamelijke, psychische of sociale problemen krijgen vanwege overmatig cocaïnegebruik is niet bekend. Wel ziet men een gestage groei van het aantal cocaïnecliënten bij de (ambulante) hulpverlening, die zich ook in 2004 heeft voortgezet. Het aantal cliënten dat zich bij de verslavingszorg meldt met cocaïne als primair probleem, verviervoudigde tussen 1994 en 2004 van 2.500 naar 10.000. Van 2003 naar 2004 ging het om een toename van acht procent. Experimenteel gedrag van jongeren Experimenteren met drugs is een steeds gebruikelijker onderdeel van het gedrag van pubers. Alcohol is nog altijd verreweg de meest wijdverbreide drug; bijna de helft van alle veertienjarigen in Nederland zegt al eens dronken te zijn geweest5. Jongeren experimenteren ook met cannabis: in sommige landen heeft circa eenderde van de jong-volwassenen deze drug wel eens geprobeerd. Polydrugsgebruik is eveneens een groeiende trend, vooral onder regelmatige bezoekers van danceparty’s, voor wie het gebruik van alcohol, cannabis, amfetamine en synthetische drugs als ‘ecstasy’ gedurende een zekere periode behoort tot de levensstijl. Scholieren experimenteren echter zelden met heroïne en cocaïne. 5
Monshouwer, e.a., 2004. Zie ook: Eijnden, R. en M. Schutten, Aankoop en gebruik van alcoholhoudende dranken door jongeren, IVO, 2005.
8
In onderzoeken naar drugs is het gebruik onder kwetsbare groepen, die gevaar lopen drugsproblemen te ontwikkelen, vaak onderbelicht. Zo is in slechts enkele landen onderzoek uitgevoerd onder kwetsbare jongeren. Waar dit is gebeurd, blijkt duidelijk dat de cijfers van het drugsgebruik onder deze groepen relatief hoog uitvallen. Uit Nederlands onderzoek6 bleek bijvoorbeeld dat 8% van de 12- tot 16-jarige scholieren recentelijk cannabis had gebruikt; dit percentage bedroeg echter 14% voor jongeren op speciale scholen, 35% voor jongeren die deelnemen aan spijbelprojecten en 76% voor dakloze jongeren.
1.2
Probleemstelling en onderzoeksvragen
Het onderhavige onderzoek heeft tot doel een helder en accuraat beeld te krijgen van de aard en omvang van het alcohol- en drugsgebruik onder jongeren in het politiedistrict Rivierenland. De doelgroep omvat jongeren van 12 tot 24 jaar, woonachtig in de zes gemeenten vallend binnen dit politiedistrict (regio Gelderland Midden). Het onderzoek moet in dit kader uitwijzen of het alcohol- en drugsgebruik door de jongeren in de gemeenten zorgwekkend is en, zo ja, zicht bieden op de mogelijke ontwikkeling van een alcohol- en drugsmatigingsbeleid gericht op jongeren. De probleemstelling is uitgesplitst in een aantal deelvragen die we naar enkele thema’s hebben ingedeeld. Bovendien zijn deelvragen toegevoegd die een beeld kunnen geven van het effect van het alcohol- en drugsgebruik binnen het ‘publieke domein’. Onderzoeksvragen naar aard en omvang alcohol- en drugsgebruik: • • • • • • • • •
hoeveel jongeren in de gemeenten in het politiedistrict Rivierenland gebruiken (regelmatig) alcohol en/of drugs; wat is hun aandeel in de totale populatie van jongeren in de gemeenten in de leeftijd 12 tot 24 jaar? wat zijn de achtergronden en kenmerken van de jongeren die alcohol en/of drugs gebruiken (naar leeftijd, geslacht, opleiding/type voortgezet onderwijs, woonplaats)? welke soorten alcohol en drugs gebruiken jongeren en hoeveel gebruiken ze? wat is de reden van het alcohol- en drugsgebruik van deze jongeren? wanneer zijn jongeren met het alcohol- en drugsgebruik begonnen (op welke leeftijd)? wanneer, op welke momenten gebruiken de jongeren alcohol en drugs, waar gebruiken jongeren drugs, hoe gebruiken jongeren drugs? hoe komen jongeren aan alcohol en drugs, met wie gebruiken jongeren drugs? wat zijn de effecten van het gebruik van alcohol en drugs bij jongeren? wat is het oordeel van ouders over het alcohol- en drugsgebruik van jongeren?
Beleidsvragen In het kader van de beleidsimplicaties van de onderzoeksresultaten, zijn onder meer de volgende vragen van belang: • wat zijn de ervaringen van de organisaties en partijen in de regio met het alcohol- en drugsgebruik van jongeren en welk oordeel heeft men over de ernst van het gebruik; waar liggen de grote en minder grote problemen, onder meer in termen van gebieden en in termen van soorten en hoeveelheden gebruik? 6
Zie onder meer: De Bruin, D. e.a., Zwerven in de 21ste eeuw: een exploratief onderzoek naar geestelijke gezondheidsproblematiek en overlast van dak- en thuislozen in Nederland. Utrecht, 2003. Van der Poel, A. en D. van de Mheen, D., Softdrugs in Midden-Holland: een onderzoek naar de omvang en achtergronden van softdrugsgebruik. Rotterdam, 1999. Stam, H. e.a. Jeugd en riskant gedrag 1997: roken, drinken, drugsgebruik en gokken in het voortgezet speciaal onderwijs en spijbelopvangprojecten, Trimbos-instituut, Utrecht 1998.
9
• •
1.3
wat zijn de oorzaken volgens betrokkenen en welke aanpak hebben de betrokken partijen in dit kader op dit moment? welke (beleids)suggesties heeft men bij een beoordeling van preventieve, curatieve en/of repressieve maatregelen?
Operationalisatie onderzoeksvragen
De deelvragen voor het gebruikersonderzoek zijn nader gerubriceerd en geoperationaliseerd om aan te geven dat in de probleemstelling en deelvragen enkele aan elkaar verwante thema’s zijn te herkennen: • doelgroep(en) zijn er (groepen) jongeren die zich in het drugsgebruik onderscheiden; dit wijst op de mogelijke aanwezigheid van specifieke doelgroepen bij de jongeren waar extra zorg aan dient te worden besteed; • soorten drugs in hoeverre is sprake van alcoholgebruik (welke soorten drank), van drugsgebruik (welke soorten soft- en harddrugs) en van gecombineerd gebruik van alcohol en drugs; • omvang van het gebruik wat is de frequentie en intensiteit van het gebruik; in welke mate hebben we te maken met lichte of zware gebruikers of met tussenliggende categorieën; • historische opbouw in gebruik gebruikt de jongere sinds kort of al sinds langere tijd en wat zijn/waren de motieven om te (gaan) gebruiken; • gebruikscontext wat zijn de momenten/perioden van gebruik, gebruikssituaties, gebruikslocaties, methoden van gebruik, kenmerken van medegebruikers; • aanbodkenmerken en koopgedrag hoe maken jongeren gebruik van het aanbod van drugs; hoe komen ze aan alcohol en drugs, waar kopen/verkrijgen ze de middelen, tegen welke prijs en met welk ‘gemak’7; • effecten van het gebruik wat zijn de reacties van de jongeren op het gebruik; gezien schoolgedrag (spijbelen, prestaties), gezondheid, openbare orde en veiligheid, zoals overlast, vandalisme, geweld en politiecontacten; • invloed van ouders; zijn ouders op de hoogte van het gebruik, stemmen ze in met het gebruik, zijn ouders zelf gebruikers van alcohol en/of drugs?
Op grond van een literatuur- en beleidsverkenning zijn deze thema’s nader geoperationaliseerd. Daarbij is gebruik gemaakt van landelijke drugsmonitors, onderzoeken van de GGD-en, jeugdmonitors van gemeenten, publicaties van (andere) onderzoeksbureaus, etcetera.
7 Zie hierover bijvoorbeeld: Klungers, Jorinde, Jonge tieners en alcohol. Onderzoek naar het alcoholgebruik, de bekendheid met merken, het verkrijgen van alcohol en de opvoeding onder jongeren van elf tot en met vijftien jaar, STAP, 2004; Mulder, J. Rommelen met je identiteit, STAP, 2005; Van Hoof, J.J., Mixdrankjes uit de supermarkt? Universiteit Twente, 2005 en Tendens 2004 van De Grift.
10
1.4
Onderzoeksaanpak
De onderzoeksaanpak omvat verscheidene kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden die afgestemd zijn op de onderscheiden thema’s en onderzoeksvragen. Een deel van de onderzoeksvragen is door middel van een grootschalige kwantitatieve meting onder jongeren beantwoord, een ander deel op basis van een kwalitatieve beoordeling van de problematiek aan de hand van interviewrondes met sleutelpersonen uit verschillende sectoren en met een groot aantal (risico)jongeren. Oriëntatiefase De studie is gestart met een inventarisatie van relevante (beleids)documenten en van onderzoeksliteratuur op het terrein van alcohol- en drugsgebruik door jongeren. Op grond van de opgedane kennis zijn de volgende stappen in het onderzoek voorbereid, zoals de ontwikkeling, respectievelijk verfijning van de vragenlijst voor de enquêtes8 en interviews, de benadering van organisaties en sleutelpersonen, de vooraankondigingen van de onderzoeksactiviteiten. e.d. Enquête jongeren in zes gemeenten Om een breed en kwantitatief onderbouwd beeld te krijgen van de aard en omvang van het alcohol- en drugsgebruik door jongeren in de zes gemeenten, is een grootschalige enquête uitgevoerd. De enquête betreft een ‘self report studie’, dat wil zeggen dat jongeren zelf een beoordeling geven van hun alcohol- en drugsgebruik. In de enquête zijn vragen opgenomen die voor een belangrijk deel voortvloeien uit de thema’s die bij de deelvragen zijn genoemd. Het gaat onder meer om de volgende aandachtspunten bij het gebruik van alcohol en drugs: welk product, hoe vaak, hoeveel, combinatie gebruik genotmiddelen, waar, koopgedrag, mening jongeren en oordeel ouders. De vragenlijst is door middel van een schriftelijke enquête aan jongeren in de zes gemeenten ter beschikking gesteld. Hiertoe is per gemeente via de GBA een steekproef onder jongeren in de betreffende leeftijdsklassen getrokken. De totale brutosteekproef bedroeg bijna 3.000 jongeren in de leeftijd 12 tot en met 23 jaar. De betreffende jongeren hebben via BBSO een brief van de burgemeester van de betreffende gemeente, met het verzoek om medewerking, en de vragenlijst op het huisadres ontvangen. De enquête is midden september 2006 aan de jongeren verstuurd en, door middel van een gepersonaliseerde code, ook via internet aangeboden. De reactietermijn is op drie weken gesteld, waarna de jongeren een rappelkaart hebben ontvangen met het verzoek om (alsnog) de enquête in te vullen indien zij dat nog niet hadden gedaan. De dataverzameling van binnengekomen enquêtes heeft vervolgens tot eind oktober plaatsgevonden. De schriftelijke vragenlijsten en de gegevens van de internetenquête zijn na een gestructureerde data-invoer vervolgens in SPSS geanalyseerd. De resultaten van de enquête zijn opgenomen in hoofdstuk drie.
8
Zie de vragenlijsten van eerder genoemde onderzoeken van onder meer GGD, van gemeenten en overige betrokken instellingen (bijvoorbeeld Trimbos en De Grift/IrisZorg).
11
Interviews met en documentatie van sleutelinformanten Om naast de kwantitatieve meting van de aard en omvang van het alcohol- en drugsgebruik ook een meer kwalitatief beeld van dit gebruik onder (risico)jongeren te krijgen, is een groot aantal interviews afgenomen met sleutelinformanten die in uiteenlopende sectoren in de zes gemeenten werkzaam zijn en die beleidsmatig dan wel in uitvoerende zin met jongeren in aanraking komen. Aan de sleutelinformanten hebben we onder andere gevraagd naar: • de kenmerken van de (groepen) jongeren waarmee men in aanraking komt; met wie hebben ze (vaker) te maken? • wat zijn de ervaringen van de organisaties en partijen in de regio met het alcohol- en drugsgebruik van jongeren? • welk oordeel heeft men over de ernst van het gebruik? • de locaties waar men (risico)jongeren signaleert; waar wordt in de gemeenten (veel) gedronken en/of (veel) drugs gebruikt? • de gesignaleerde gevolgen van (overmatig) alcohol- en drugsgebruik; waar leidt het gebruik toe? Bovendien is op basis van mondelinge en schriftelijke informatie gezocht naar de aanpak die men als instelling op dit terrein hanteert en naar de knelpunten en mogelijke (gezamelijke) aanpak door instanties. De interviews met sleutelpersonen hebben waardevolle informatie opgeleverd onder meer waar het gaat om de bekendheid met locaties waar men (veel) gebruikende jongeren signaleert, de aard en omvang van het gebruik van alcohol en drugs op deze locaties en om de gevolgen van het alcohol- en drugsgebruik op de betreffende momenten (bijvoorbeeld bij uitgaansgelegenheden en hangplekken). Voor deze kwalitatieve benadering van het thema hebben we bij de volgende organisaties en sleutelinformanten gesprekken gevoerd en/of informatie opgevraagd: • de politie: jeugdcoördinator, preventiemedewerker, tien gebieds- en schoolagenten • het jongerenwerk: 11 jongerenwerkers van (onder andere) STUW en Mikado • bestuur/vrijwilligers jongerensociëteiten de Duim, de Markies, Wip-Inn • de zes gemeenten: beleidsambtenaren met in het pakket jeugdbeleid, veiligheidsbeleid en/of beleid inzake gezondheidszorg • de GGD: afdelingshoofd Jeugdvolksgezondheid, twee epidemiologen en vier jeugdartsen • IrisZorg (voorheen De Grift): afdelingshoofd, medewerker preventie en monitoring, regiopreventiemedewerker en veldwerker • het Openbaar Ministerie: officier van justitie en beleidsondersteuner • Halt: contactpersoon Overbetuwe en omgeving • scholen voor voortgezet onderwijs: 10 zorgcoördinatoren van scholen in de regio • maatschappelijk werk en thuiszorg: drie maatschappelijk werkers, een leerplichtconsulente en een directeur welzijnsinstelling • bureau Jeugdzorg: teamleider en schakelfunctionaris • horeca en feestorganisatoren: CCOG Duiven, zalencentrum Wieleman Westervoort, de Hoendrik Herveld, drie vertegenwoordigers van de Koninklijke Horeca Nederland met afdelingen in de regio Zevenaar, Duiven, Westervoort en Rijnwaarden en LingewaardOverbetuwe, een organisator van grote jongerenfeesten (‘Bodhi-events’) • vrijwilligers van zes sportverenigingen/sportkantines • bedrijfsleiders bij twee supermarkten en vier vertegenwoordigers van ondernemers- en winkeliersverenigingen in de regio.
12
Bij de instellingen is in het kader van de beleidsachtergrond en aanbevelingen tevens gevraagd naar mogelijk beschikbare en relevante documenten en/of informatie- of registratiesystemen die een beeld geven van hun visie op en aanpak van de geschetste problematiek. De resultaten van deze interviews en schriftelijke dataverzameling zijn verwoord in hoofdstuk vier. Panelbijeenkomst Om op basis van een (concept)rapport de resultaten te toetsen en draagvlak te krijgen voor de te formuleren beleidsimplicaties, is een panelbijeenkomst georganiseerd met sleutelpersonen van diverse organisaties en particuliere partijen in het district. Interviews met (risico)jongeren Het vaststellen van de aard en omvang van het alcohol- en drugsgebruik door middel van een schriftelijke en/of internetenquête kent de beperking dat de respons onder jongeren met veel risico- en probleemgedrag lager kan zijn dan onder de andere jongeren. Met alleen een enquête verliezen we, met andere woorden, mogelijk een belangrijke groep van risicojongeren die relatief veel alcohol en/of drugs gebruiken uit ons blikveld. Om dit ongewenste selectieve beeld te voorkomen, is de grootschalige enquête onder de jongeren aangevuld met een uitgebreide veldwerkronde waarbij gesprekken zijn gevoerd met jongeren op verschillende locaties in de zes gemeenten over hun gebruik van alcohol en drugs. Hierdoor is ook een meer kwalitatief beeld verkregen van onder andere de aard van het gebruik, de gebruikscontext, de aanbodkenmerken en het koopgedrag (de ‘circuits’) bij jongeren die regelmatig en veel alcohol en/of drugs gebruiken. Ook is aan de jongeren gevraagd naar de achtergronden van het gebruik en naar de effecten van hun gebruik. Bij het opzoeken, c.q. localiseren van de jongeren op de hangplekken hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de voorinformatie van verschillende sleutelpersonen bij de politie en het jongerenwerk. Ook de jongeren zelf hebben ons in gesprekken weer gewezen op locaties waar groepjes jongeren zouden rondhangen zodat een goede invulling aan de ‘sneeuwbalmethode’ is gegeven. Daarbij is bovendien gestreefd naar een optimale spreiding van locaties over de zes gemeenten zodat in iedere gemeente verschillende groepjes jongeren, groepsgewijs en individueel, zijn geïnterviewd. Er zijn door drie onderzoekers in de periode oktober 2006–januari 2007 in de zes gemeenten gesprekken gevoerd met jongeren bij jongerencentra, uitgaansgelegenheden en diverse soorten hangplekken, waaronder parkeerplaatsen, winkelcentra, parken, straathoeken, e.d. In de onderzochte gemeenten zijn nauwelijks ‘keten en hokken’ waar wordt gedronken en geblowd zoals soms in andere regio’s wordt gemeld. Het veldwerk heeft op 18 avonden plaatsgevonden en is, ondanks de enigszins ongelukkige timing van de interviews in de herfst en begin winter, voorspoedig verlopen. De intensiteit van de benaderingen is daarentegen relatief hoog geweest, aangezien de jongeren zich onregelmatig ophouden op de door sleutelfiguren genoemde locaties, terwijl sleutelinformanten aangeven dat zij daar ‘dagelijks in grote groepen’ komen. Op sommige avonden hingen er, ook bij goede weersomstandigheden, geen tot zeer weinig jongeren op straat bij de aangewezen plekken rond9. In de praktijk is gebleken dat groepen jongeren zich soms ook weer naar andere plekken hadden verplaatst, zodat de situatie aldaar weinig statisch is.
9
Dit fenomeen is ook al eerder door De Grift geconstateerd bij hun veldwerk in Huissen (zie A. Roomer, Analyse (Risico)Jongeren in Huissen, juli 2005).
13
Er zijn uiteindelijk 25 locaties bezocht waar in totaal met 110 jongeren (individueel en/of in groepsverband) gesprekken zijn gevoerd. In iedere gemeente is op minimaal drie plekken met jongeren gesproken en in sommige gemeenten op meerdere plaatsen, ook omdat in deze gemeenten meerdere dorpskernen zijn te herkennen (zoals in Lingewaard en Overbetuwe). In het algemeen gesteld waren de jongeren, na een toelichting op het onderzoek, redelijk coöperatief en vertelden de meesten, naar ons oordeel, eerlijk en weinig terughoudend over hun alcohol- en drugsgebruik. In hoofdstuk vijf wordt een uitgebreide impressie gegeven van de resultaten van de interviews met (risico)jongeren in de zes gemeenten.
14
2.
Alcohol en drugsgebruik in de regio
2.1
Inleiding
Experimenteren met genotmiddelen door jongeren10 Jongeren van twaalf tot vijfentwintig jaar maken vroeg of laat een periode door waarin ze al dan niet direct in contact komen met aspecten als alcohol, drugs en gokken. Jongeren onderzoeken in de adolescentiefase namelijk hun wereld in al haar mogelijkheden. Daarbij overschrijden ze vaak de door ouders en volwassenen vertrouwde en overzichtelijke situatie. Het experimenteren met grenzen, spanning zoeken en status verwerven binnen de vriendengroep zijn ook belangrijke drijfveren voor jongeren om te beginnen of door te gaan met risicogedrag zoals alcohol- en drugsgebruik en criminaliteit. Experimenteren en het verkennen van grenzen horen derhalve bij het opgroeien en het leren zelf verantwoordelijkheid te nemen. Incidenteel risicogedrag hoeft daarom in principe geen bedreiging te zijn voor de ontwikkeling, maar hardnekkig risicogedrag is wel schadelijk. In het algemeen roept genotmiddelengebruik van jongeren in de omgeving zorg, maar vaak ook reacties op die kunnen variëren van schrik tot onwetendheid over hoe dit te hanteren. Voor de directe omgeving is het belangrijk dat zij in staat is om vroegtijdig te kunnen signaleren en een positieve invloed uit te oefenen waar dat nodig is. Het gaat daarbij om een balans tussen het kunnen bespreken en het kunnen begrenzen. Jongeren zullen inzicht dienen te krijgen in hun motieven en beleving. Ze dienen weerbaar te worden en doordachte keuzes te leren maken, opdat zij uiteindelijk verantwoord met genotmiddelen omgaan. Voor de meeste jongeren geldt dat het bij experimenteren blijft en na de puberteit stoppen of leren omgaan met middelen. Een klein deel van de jongeren kan echter door gebruik al tijdens de adolescentiefase en later in de problemen raken ten gevolge van het middelengebruik. Gebruik van alcohol en/of drugs brengt dan negatieve gevolgen met zich mee in lichamelijk, geestelijk en/of sociaal opzicht. Afhankelijkheidsproblemen kunnen ontstaan: acht procent van de Nederlandse bevolking van 18-64 jaar voldoet aan de criteria voor alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid en minder dan één procent (0,3 tot 0,8%) voldoet aan de criteria voor cannabisafhankelijkheid (Nationale Drug Monitor, 2004). Het experimenteren met genotmiddelen neemt toe, niet alleen in Nederland maar ook in omringende Europese landen. Het gebruik van alcohol en drugs bereikt zijn piek bij jongeren in de leeftijd van twintig tot vierentwintig jaar11. De bekendste middelen waar jongeren ervaring mee hebben zijn naast alcohol, hasj en wiet, ook ecstasy, speed en cocaïne. Studies naar alcohol en drugs in de regio Voor een algemeen inzicht in regionale ontwikkelingen in (onder meer) het alcohol- en drugsgebruik onder jongeren in Gelderland zijn enkele studies voorhanden. Het betreft onder andere: • de EMOVO (Elektronische MOnitor en VOorlichting); • de Jeugdmonitor (Nijmegen en Ede); • Tendens, het monitoringproject van IrisZorg. 10
Voor de beschrijving en gegevens in deze inleiding verwijzen we onder meer naar onderzoek van De Grift in Huissen (2005) en een beleidsnotitie van de gemeente Westervoort inzake jeugd en veiligheid (2006). 11 Abraham, Manja D., Hendrien L. Kaal, & Peter D.A. Cohen (2002), Licit and illicit drug use in the Netherlands 2001. Amsterdam: CEDRO.
15
EMOVO omvat een internetenquête die door de GGD-en in de regio Oost-Nederland wordt georganiseerd en die klassikaal wordt ingevuld door leerlingen in het voortgezet onderwijs uit klas 2 en 4. Belangrijke onderwerpen zijn gezondheid en leefstijl. Uit de medewerking blijkt dat de meeste middelbare scholen participeren. Het onderzoek via EMOVO wordt uitgevoerd in Gelderland en Overijssel zodat regionale vergelijkingen gedaan kunnen worden. De uitkomsten worden (meestal) verwerkt in rapportages per gemeente en per school. Een belangrijke aspect van de onderzoeksmethode van EMOVO is dat alleen jongeren van klas 2 en 4 van de middelbare scholen in de monitoring worden opgenomen, hetgeen voor ons onderzoeksdoel te beperkt is. Wel kunnen de cijfers uit de betreffende gemeenten in het politiedistrict Rivierenland uit de dataset van EMOVO worden getrokken om mogelijke specificaties voor dit district te destilleren. De EMOVO cijfers zijn echter niet eenvoudig extrapoleerbaar voor de groep jongeren van 12 tot en met 17 jaar en zeker niet voor de jongeren van 18 tot 24 jaar. Om enige vergelijking met de EMOVO-resultaten mogelijk te maken, hebben we binnen onze enquête-resultaten op verschillende aspecten een aparte analyse gemaakt voor de groep ‘scholieren’ woonachtig in de zes gemeenten in het district Rivierenland. De Jeugdmonitor (van Nijmegen) is een schriftelijke enquête thuis ingevuld door een steekproef van 1600 jongeren van 10 tot en met 17 jaar. Belangrijke onderwerpen zijn leefwerelden (buurt, stad, thuis, school), vrijetijdsbesteding, risicogedrag en wensen. De rapportage wordt aangevuld met gegevens uit andere bronnen over 18- tot 24-jarigen. De EMOVO en de Jeugdmonitor zijn signalerende onderzoeken, bedoeld om informatie te genereren voor jeugd(gezondheids)beleid. Met de onderzoeken worden, met andere woorden, algemene ontwikkelingen bij jeugdigen gevolgd maar niet de effecten van specifieke beleidsinterventies gemeten. Een beperkt deel van de vragen is zowel in EMOVO als in de Jeugdmonitor gesteld. De uitkomsten van beide onderzoeken laten zich echter niet exact vergelijken, omdat de onderzoeken qua onderzoekspopulatie en -methode van elkaar verschillen. Desondanks zien we bij de overlappende vragen vaak ongeveer dezelfde uitkomsten. Bij vragen over genotmiddelengebruik en strafbare feiten is dat echter minder het geval. Dat lijkt vooral met de onderzoeksmethode te maken te hebben. Bij klassikaal onderzoek onder jongeren, zoals EMOVO, is de kans wat groter dat jongeren uit stoerheid zaken overdrijven. En bij een schriftelijke enquête onder jongeren, zoals de Jeugdmonitor, geldt dat mogelijk de respons onder jongeren met veel risico- en probleemgedrag wat lager is dan onder de andere jongeren. Deze minpunten in beide onderzoeksdesigns hebben we bij het construeren van onze onderzoeksopzet meegewogen. De monitor 'Tendens’ van Iriszorg (verslavingszorg) beschrijft regionale ontwikkelingen en trends in alcohol- en drugsgebruik bij Gelderse jongeren en jongvolwassenen. In ‘Tendens 2004’ en ‘Tendens 2005-2006’ worden overzichten gegeven van Gelderse regionale alcohol- en drugsonderzoeken die in dat jaar zijn gepubliceerd. Het geeft inzicht in prevalentiecijfers: hoeveel jongeren hebben alcohol of drugs in de laatste maand of jaar gebruikt. Deze prevalentiecijfers plaatsen het gebruik van alcohol en drugs in een perspectief. Deze cijfers zeggen echter weinig over de belevingswereld van de gebruiker, de setting van gebruik en achterliggende motieven van gebruik. In de panelstudie die in Tendens is opgenomen wordt wel op basis van interviews met ‘kenners van de scene’ een beeld van de leefwereld van jongeren en jongvolwassenen geschetst. Ook in onze onderzoeksaanpak wijzen we op methoden om meer zicht te krijgen op de context van het alcohol- en drugsgebruik van (risico)jongeren, hun achterliggende motieven en op de effecten van het gebruik bij locaties (zie hoofdstuk vijf en zes voor de uitwerking hiervan).
16
2.2
Resultaten van EMOVO
In het volgende geven we een beeld van de resultaten van EMOVO 2003-2004 in combinatie met de Gelderse jeugdmonitor. De provincie Gelderland heeft de EMOVO-dataset van de GGDen gekocht en Gidz gevraagd de gegevens voor Gelderland te ontsluiten via de Gelderse Jeugdmonitor. De Gelderse Jeugdmonitor bevat gegevens over de 29.008 leerlingen die woonachtig zijn in een Gelderse gemeente of in een buiten Gelderse gemeente die behoort tot een Gelderse regio. In het EMOVO onderzoek is onder meer aandacht besteed aan het onderwerp ‘genotsmiddelen’, om het gebruik van middelen als alcohol, soft- en harddrugs door jongeren inzichtelijk te krijgen. Alcohol Aan de jeugdigen van klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs is de vraag voorgelegd hoe vaak men in de laatste vier weken vóór het onderzoek iets met alcohol heeft gedronken: 88% van de Gelderse jongeren heeft in die periode iets met alcohol gedronken. Ruim de helft (57%) van de Gelderse jongeren gebruikt hooguit eens per week alcohol. Twee keer per week gebruikt 21% en 10% gebruikt gemiddeld meer dan twee keer per week alcohol. Van de jongeren uit Gelderland geeft 12% aan helemaal geen alcohol te drinken. Op de vier doordeweekse dagen wordt meestal geen alcohol gedronken; 79% van de Gelderse leerlingen drinken op deze dagen geen alcohol. Als op een doordeweekse dag gedronken wordt beperkt 73% van de Gelderse leerlingen zich tot 1-2 glazen, 21% drinkt 3-6 glazen en 6% drinkt 7 of meer glazen alcohol. In het weekend drinkt 88% van de Gelderse ondervraagden wel. In ongeveer de helft van alle gevallen met 53% als Gelders gemiddelde, gaat het om één dag per weekend, bij 27% om twee dagen. Drinken op al de drie weekenddagen (vrijdag, zaterdag en zondag) is gebruikelijk voor 8% van de Gelderse leerlingen. In het weekend wordt per keer méér alcohol gedronken dan door de week: van de Gelderse jeugdigen houdt 43% het op een enkel glas (1-2 per weekenddag), 35% op 3-6 glazen, 16% op 7-14 glazen en 6% drinkt 15 of meer glazen alcohol. Aan de Gelderse jongeren is gevraagd hoe vaak ze in de 4 weken voorafgaande aan het onderzoek bij één gelegenheid (bijvoorbeeld feestje of op een avond) vijf glazen of meer alcoholhoudende drank hebben genuttigd. Van de Gelderse jongeren is dit bij 42% nooit het geval geweest, bij respectievelijk 21% en 13% is dit 1 of 2 keer gebeurd, bij 4% is dit zelfs 9 of meer keer gebeurd in de 4 weken voorafgaande aan het onderzoek. Een aanvullende indicatie van de mate van drankgebruik kan worden gevonden in de vraag of, en hoe vaak, de leerlingen dronken of aangeschoten zijn geweest. Bij 33% van de Gelderse jongeren is dit (nog) nooit het geval geweest vóór het onderzoek, bij 65% is dat niet het geval geweest in de 4 weken voorafgaande aan het onderzoek. Twee van de drie Gelderse jongeren hebben dus al eens de ervaring gehad met aangeschoten of dronken raken ten gevolge van alcohol. Van de Gelderse jongeren geeft 16% zelfs aan, dat dit in hun hele leven al minstens tien keer het geval is geweest. Het percentage dat in de 4 weken voorafgaande aan het onderzoek minstens tien keer aangeschoten of dronken zijn geweest is 1%. In de overgrote meerderheid van de gevallen zijn de ouders ervan op de hoogte dat hun kind alcohol drinkt: bij slechts 6% van de Gelderse ondervraagden is dit niet het geval. Niets ervan zeggen is uiteraard nog iets anders dan het goedvinden, maar 60% van de jongeren ondervindt van de ouders geen belemmering op dit front. Bij gemiddeld 17% van de Gelderse jongeren is er wel enige weerstand bij de ouders tegen het drankgebruik in de zin dat ze vinden dat het minder zou mogen zijn, het afraden of zelfs verbieden.
17
Softdrugs De GGD-en hebben in de EMOVO-vragenlijst ook enkele vragen verwerkt die te maken hebben met softdrugs, bijvoorbeeld de vraag of en waar de leerlingen wel eens hasj en wiet aangeboden hebben gekregen. Gemiddeld is dit bij 64% van de Gelderse leerlingen het geval geweest. De straat of een hangplek (12%) wordt het meest aangewezen als de locatie waar dat is gebeurd. Thuis of op school komen gemiddeld genomen ongeveer even vaak voor (7%), in café of disco iets minder (6%). Het gebruik van hasj of wiet is voor de leerlingen zeker geen standaard. Van de Gelderse leerlingen heeft 83% nog nooit hasj of wiet gebruikt, in de 4 weken voorafgaande aan het onderzoek heeft 92% geen hasj of wiet gebruikt. De percentages van de éénmalige gebruikers zijn respectievelijk 4% en 2%. De percentages van een gebruik van 2-9 keer zijn respectievelijk 7% en 3%. Het percentage van de Gelderse intensieve gebruikers (>40 keer) is in hun leven 3% en in de 4 weken voorafgaande aan het onderzoek bijna 1%. De grootste groep (37%) van de Gelderse gebruikende leerlingen krijgt of koopt hasj of wiet van vrienden, 18% koopt het in de coffeeshop en 7% op of rond school. Gemiddeld kweekt 6% zijn eigen hasj of wiet. Twee plekken waar het meest hasj of wiet gebruikt wordt zijn: op straat, in een park of op een andere plek buiten (39%) en bij vrienden (30%). Thuis gebruikt 8%, in een coffeeshop 6% en op een andere plek ook 6%. Harddrugs Het aanbod en/of gebruik van harddrugs (zoals cocaïne, XTC, speed) ten opzichte van het gebruik van softdrugs onder de Gelderse leerlingen is laag; 91% van de Gelderse leerlingen heeft nog nooit harddrugs aangeboden gekregen. In een café of disco heeft 3% het wel eens aangeboden gekregen, 3% op straat, 1% thuis en 1% op school. Van de ondervraagde leerlingen heeft in 2003-2004 volgens het EMOVO-onderzoek 95% nog nooit harddrugs gebruikt. Gemeenterapportages EMOVO Op basis van beschikbare separate rapportages van de EMOVO-studie per gemeente (20032004), kunnen we ook enkele gegevens over gemeenten in onderhavig onderzoek presenteren12: Alcohol- en drugsgebruik door scholieren (in procenten) E-MOVO 2003-2004 drinkt wel eens alcohol op weekenddagen 5 glazen of meer per keer wel eens dronken geweest dronken in voorgaande maand recent hasj/wiet gebruikt recent harddrugs gebruikt
Lingewaard 79
Overbetuwe 77
Rijnwaarden 83
Zevenaar 71
regio Arnhem 72
Oost NL 72
22
17
24
18
21
24
52
48
59
45
48
48
26
24
34
22
24
24
6
10
7
6
8
8
2
2
2
1
2
2
12
Zie deelrapporten: de Jong-Mares, N., J. Mureau en H. Rexwinkel, Gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de gemeente ..., verslag van een onderzoek onder jeugd, Hulpverlening Gelderland Midden, 2005. Er zijn geen aparte gemeentelijke EMOVO-rapportages verschenen over de gemeenten Duiven en Westervoort.
18
Enkele opmerkelijke aspecten die naar voren komen zijn, bij een vergelijking van de cijfers met Oost-Nederland, het relatief hoge alcoholgebruik van scholieren in vooral Rijnwaarden en Lingewaard en het softdrugsgebruik in de gemeente Overbetuwe.
2.3
Resultaten van Tendens
Enkele hoofdconclusies van Tendens 2004 op basis van de Gelderse panelstudie over het gebruik van alcohol en drugs onder jongeren en jongvolwassenen tijdens uitgaanssituaties zijn ‘in vogelvlucht’ de volgende: - Indrinken van alcohol Het ‘indrinken’, ofwel thuis of op straat vast een bodem leggen alvorens naar het café of de disco te gaan, is een breed fenomeen geworden. Het zijn met name jongere jongeren van vijftien tot begin twintig jaar die alcohol drinken voor het uitgaan. Op deze manier kost het uitgaan minder geld en zijn ze deels al aangeschoten voordat ze nog maar een consumptie in de horecagelegenheid hebben genuttigd. Horeca en politie worden zo geconfronteerd met de negatieve effecten: aangeschoten mensen, overlast en een minder grote omzet. -
Excessief alcohol drinken bij uitgaan Het uitgaansleven drijft op alcohol. Tijdens de uitgaansavonden worden er soms flinke hoeveelheden geconsumeerd. Meer dan tien glazen op een uitgaansavond zijn schattingen aan de lage kant. Dertig glazen op een avond komt in een aantal netwerken zelfs voor.
-
Wiet populair en excessief gebruikt door straat- en probleemjongeren Wiet is de belangrijkste drug voor straat- en probleemjongeren. Het gebruik blijft veelal niet beperkt tot een blow in het weekend. Elke dag stoned is geen uitzondering.
-
Ecstasygebruik meest verspreid In de meeste netwerken komt het gebruik van ecstasy voor. Hiermee is ecstasy de wijdst verspreide harddrug. Het middel overstijgt de diverse jeugdculturen, van hardhouse, metal tot voetbalsupporters. Ecstasy is overal (in meer of mindere mate) aanwezig.
-
Drugscombinaties Middelen worden dikwijls in combinatie met elkaar gebruikt. Het is niet of blowen, of alcohol drinken of slikken; combinatiegebruik komt veel voor.
-
Zorgelijk gebruik bij met name straat- en probleemjongeren Een deel van de straat- en probleemjongeren gebruikt excessief drugs; de hoeveelheden zijn soms extreem en wat aanwezig is gaat altijd op.
Ten aanzien van hangjongeren komt in Tendens 2004 samenvattend het volgende naar voren: • alcohol is het meest gebruikte genotmiddel; • hasj of wiet is de belangrijkste drug bij hangjongeren; excessief blowen komt veelvuldig voor bij deze groep(en) jongeren; • ecstasy is de meest populaire harddrug, maar heeft sterke concurrentie van cocaïne; • de populariteit van een drug is sterk afhankelijk van de subcultuur; • de diversiteit van middelen is breder in het uitgaanscircuit dan bij hangjongeren; • voor middelen als heroïne, lsd en ketamine bestaat zeer weinig belangstelling.
19
2.4
Overige regionale studies
Een van de voorbeelden van de geschetste ontwikkelingen ten aanzien van het alcoholgebruik bij jongeren ziet men in de Achterhoek. Uit gegevens van de GGD en De Grift kwam bij jongeren in de Achterhoek naar voren dat zij vroeger met drinken beginnen en ook meer drinken dan hun leeftijdgenoten in de rest van het land13. In groep 8 van de basisschool in de Achterhoek drinken gemiddeld elf van de dertig kinderen wel eens alcohol; ze zijn dan 11 jaar oud. In het voorgezet onderwijs drinken 14-jarigen gemiddeld zes glazen per gelegenheid en 17-jarigen tien glazen. Uit het onderzoek in de Achterhoek blijkt dat jongeren niet alleen tijdens uitgaan drinken; vaker nog drinken ze thuis of bij anderen grote hoeveelheden alcohol, het zogeheten ‘indrinken’ (zie ook Tendens 2004 van De Grift). Een ander onderzoek, dat hieraan vooraf ging, betreft een deels vergelijkbare studie onder jongeren in Groenlo14. De publiekscampagne die voorjaar 2006 in de Achterhoek is gestart als onderdeel van een driejarig project tegen drankmisbruik door jongeren, is opgezet naar aanleiding van deze onderzoeksuitkomsten.
13 Rover, C. de, M. Baalman en M. de Vocht, Wat is normaal in de Achterhoek? Onderzoek naar gokgedrag en gebruik van genotmiddelen door scholieren van het voortgezet onderwijs in de Achterhoek, GGD Achterhoek en De Grift, januari 2003 (enigszins vergelijkbare onderzoeken zijn in deze regio ook in 1995 en 1998 uitgevoerd). 14 Zie ook: Rover, C. de, M. Baalman en M. de Vocht, Alles onder controle? Onderzoek naar gokgedrag en gebruik van genotmiddelen door Groenlose jongeren, GGD Achterhoek en De Grift, november 2002.
20
3.
Enquête alcohol- en drugsgebruik jongeren Rivierenland
3.1
Inleiding
Om een kwantitatief onderbouwd beeld te krijgen van de aard en omvang van het alcohol- en drugsgebruik door jongeren in de zes gemeenten, is een grootschalige enquête uitgevoerd. In de enquête is een verscheidenheid aan vragen opgenomen over het gebruik van alcohol en drugs: welk product wordt gebruikt, hoe vaak gebruik, hoeveel, combinatiegebruik van genotmiddelen, locatie van gebruik, koopgedrag, oordeel van ouders over gebruik, e.d. De schriftelijke vragenlijst is aan bijna 3.000 jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 23 jaar in de zes gemeenten verstuurd. De jongeren hebben ook de mogelijkheid gekregen om de vragenlijst via internet in te vullen. De schriftelijke vragenlijsten en de gegevens van de internetenquête zijn na een gestructureerde data-invoer vervolgens in SPSS geanalyseerd. Respons op de enquête Uit het overzicht in tabel 1 komt naar voren dat de enquête een respons heeft van 41%; bijna 1.200 jongeren hebben schriftelijk dan wel via internet een vragenlijst ingevuld en geretourneerd. Tabel 1
Kerngegevens gemeenten en enquête jongeren 12 tot 24 jaar
Gemeenten district Rivierenland Duiven Lingewaard Overbetuwe Rijnwaarden Westervoort Zevenaar Totaal
Totaal aantal jongeren 12 - 24 jaar* 3.731 5.713 5.894 1.416 2.755 3.979
% verdeling van jongeren tussen gemeenten 16 24 25 6 12 17
Steekproef (N)
Respons
499 516 516 433 483 501
208 208 222 175 167 214
42 % 40 % 43 % 40 % 35 % 43 %
23.488
100%
2.948
1.194
41 %
* Gegevens zijn per 1 januari 2006
Respons naar achtergrondkenmerken Gemeenten De respons op de enquête varieert enigszins als we naar de woonplaats van de jongeren kijken: bij vijf gemeenten is er een respons van 40-43%, alleen gemeente Westervoort scoort iets lager ten opzichte van het gemiddelde met 35%. Geslacht en leeftijd De enquête heeft tot een grotere respons onder meisjes geleid dan onder jongens; de verhouding is 58% meisjes en 42% jongens. Voor deze oververtegenwoordiging van meisjes is in de analyse door middel van een weegfactor gecorrigeerd.
21
Bovendien blijkt dat jongeren in de leeftijd 12 tot en met 15 jaar verhoudingsgewijs vaak hebben gereageerd en jongeren van 21 en 22 jaar relatief minder vaak als respondent zijn opgenomen. De respons van de jongeren in de leeftijd 16-20 jaar is nagenoeg overeenkomstig de feitelijke samenstelling van de leeftijdsgroepen in de totale populatie. Voor de oververtegenwoordiging van de jongere leeftijdsgroep en ondervertegenwoordiging van de oudere leeftijdsgroep is per gemeente en naar geslacht een wegingsfactor ingevoerd. Onderzoeksbestand Door een onderlinge vergelijking van de feitelijke populatieverhouding en weging van de respons naar gemeenten, is in de analyse een representatieve dataset verkregen die een weerspiegeling vormt van de populatiesamenstelling van de leeftijdsgroep 12 tot 24 jaar in de zes gemeenten (zie tabellen 2 en 3). Tabel 2
Opbouw enquêtebestand naar gemeente en geslacht (na weging)
Gemeenten Duiven Lingewaard Overbetuwe Rijnwaarden Westervoort Zevenaar
jongens (%) 51 52 52 52 53 52
meisjes (%) 49 48 48 48 47 48
totaal (%) 16 24 25 6 12 17
52
48
100
Totaal
Tabel 3 Gemeenten Duiven Lingewaard Overbetuwe Rijnwaarden Westervoort Zevenaar Totaal
Opbouw enquêtebestand naar gemeente en leeftijd (na weging) 12-15 jaar (%) 43 39 40 39 38 39
16-19 jaar (%) 34 35 35 33 36 34
20-23 jaar (%) 23 26 25 28 26 27
totaal (%) 16 24 25 6 12 17
41
35
24
100
22
3.2
Resultaten enquête15
3.2.1
Kenmerken van jongeren naar opleiding en werk
Voorafgaand aan de bespreking van het alcohol- en drugsgebruik door jongeren, geven we eerst een beeld van enkele kenmerken van de jongeren in de zes gemeenten. Het betreft met name hun opleiding(sniveau) en de vraag of zij schoolgaand zijn, werken of werkzoekend, e.d. School- en arbeidskenmerken van de jongeren Bij de jongeren van 12 tot 24 jaar in de zes gemeenten is op dit moment ruim 80% schoolgaand, 10% werkt, 6% combineert school en werk en 1% is werkzoekend. Uit de verdeling naar jongens en meisjes blijkt dat er geen onderscheid is bij deze kenmerken. Tabel 4
Opleiding en werk bij jongeren (in procenten)
Scholier/werkend
jongens
meisjes
totaal
op school/studerend werk en school werkend werkzoekend anders
82 6 10 1 1
82 6 10 1 1
82 6 10 1 1
Totaal
100
100
100
Als we bij een nadere analyse van de jongeren naar gemeenten kijken, valt op dat bij de jongeren in de gemeente Rijnwaarden verhoudingsgewijs minder jongeren nog op school zitten (76%) en meer jongeren werken (16%). Dit geldt in iets lichtere mate ook voor de gemeente Westervoort. Tabel 5
op school werk en school werkend werkzoekend anders
Opleiding en werk bij jongeren (naar gemeente, in procenten) Duiven 83 7 7 1 1
Lingewaard 82 5 9 2 2
Overbetuwe 84 6 10 -
Rijnwaarden 76 7 16 2 -
Westervoort 79 5 14 1
Zevenaar 81 7 9 2 -
Totaal
totaal 82 6 10 1 1 100
15
In de gepresenteerde tabellen worden voor de leesbaarheid alleen de (veelal kolom-)percentages vermeld; indien het gaat om absolute aantallen wordt dit aangegeven met N of n. Ook komt het vanwege de afronding van percentages in enkele gevallen voor dat het totaalpercentage niet op 100% uitkomt maar op 99% of 101%.
23
Opleiding, type voortgezet onderwijs Van de huidige scholieren in de zes gemeenten (de jongeren van 12 tot en met 18 jaar) volgt bijna 30% een opleiding op VMBO-niveau, 45% zit op een school voor HAVO/VWO en 13% volgt een ROC-opleiding. Tabel 6
Opleiding huidige scholieren (12 tot en met 18 jaar)
Scholier/werkend
jongens
meisjes
totaal
vmbo-bb/kb/g/praktijk vmbo-t havo vwo roc hbo wo anders
15 14 21 24 11 4 1 9
17 10 20 23 15 7 2 6
16 12 21 24 13 5 1 7
Totaal
100
100
100%
Bij de vraag naar de huidige opleiding of de hoogst genoten opleiding van alle jongeren komt naar voren dat bijna een kwart van de jongeren een opleiding op VMBO-niveau volgt of heeft gevolgd, ruim 30% op een school voor HAVO/VWO zit/zat en 21% een ROC-opleiding volgt of heeft gevolgd. Tabel 7
Opleidingsniveau alle jongeren (12 tot en met 23 jaar)
Scholier/werkend
jongens
meisjes
totaal
vmbo-bb/kb/g/praktijk vmbo-t havo vwo roc hbo wo anders
13 11 14 16 20 16 2 8
15 7 15 17 22 13 5 5
14 9 15 16 21 15 4 6
Totaal
100
100
100%
Opleidingsniveau alle jongeren en scholieren naar gemeente Als we het opleidingsniveau van de jongeren per gemeente bekijken, zien we onder meer dat in de gemeenten Overbetuwe en Zevenaar relatief weinig jongeren zijn met een vmbo-opleiding en in Rijnwaarden juist relatief veel jongeren met een dergelijke opleiding. De gemeenten scoren, met uitzondering van Rijnwaarden en Westervoort, allen redelijk gelijk als we kijken naar het aandeel havo- en vwo-jongeren. In Zevenaar en Westervoort volgt circa een vijfde deel van de jongeren een hbo- of wo-opleiding.
24
Tabel 8
vmbo havo/vwo roc hbo/wo anders
Opleidingsniveau alle jongeren naar gemeente (in procenten) Duiven 26 30 19 17 8
Lingewaard 26 32 24 17 2
Overbetuwe 19 35 18 18 9
Rijnwaarden 38 20 21 15 5
Westervoort 22 28 21 21 8
Zevenaar 16 31 23 22 9
Totaal
totaal 23 31 21 19 6 100
Scholieren Tabel 9
vmbo-bb/prak vmbo-t havo vwo
Opleidingsniveau scholieren16 (naar gemeente) Duiven 29 16 31 24
Lingewaard 16 25 24 35
Overbetuwe 20 12 32 37
Rijnwaarden 48 12 26 14
Westervoort 27 13 27 33
Zevenaar 20 12 30 38
Totaal
totaal 23 16 28 33 100
Als we deze tabel comprimeren tot twee schooltypen (vmbo en havo/vwo) is het onderscheid in opleidingsniveau tussen de gemeenten sneller zichtbaar te maken: Zevenaar en Overbetuwe vallen op door het relatief grote aandeel havo/vwo-scholieren, vooral Rijnwaarden valt op door het grote aandeel vmbo-leerlingen (met relatief veel leerlingen in de richting vmbo-bb/praktijk). Het opleidingsniveau van de vo-scholieren is derhalve in Zevenaar en Overbetuwe (gemiddeld beschouwd) hoger dan van de leerlingen in Westervoort, Lingewaard, Duiven en Rijnwaarden. Tabel 10
vmbo havo/vwo
Opleidingsniveau scholieren (naar gemeente) Duiven 45 55
Lingewaard 41 59
Overbetuwe 32 68
Rijnwaarden 60 40
Westervoort 40 60
Zevenaar 31 69
Totaal
16
totaal 39 61 100
Er is hier geselecteerd naar scholieren van 12 tot en met 18 jaar die een vmbo-, havo- of vwo-opleiding volgen.
25
3.2.2
Het gebruik van alcohol door jongeren
Uit verscheidene studies komt naar voren dat van alle genotmiddelen alcohol zich verreweg in de hoogste populariteit bij jongeren mag verheugen17. Volgens landelijk onderzoek heeft de overgrote meerderheid van Nederlandse scholieren (rond 85%) op haar of zijn achttiende ooit alcohol gedronken. Waar het drinken van alcohol bij de oudere scholieren redelijk stabiel bleef in de afgelopen tien jaar, lijkt de jongste groep (12-13) een stijging te zien te geven van het aantal scholieren dat in de maand voorafgaand aan het onderzoek nog alcohol had gebruikt. Dat zou er op wijzen dat in deze tijd het alcoholgebruik steeds jonger tot de leefwereld van scholieren is gaan behoren. Verschillen tussen meisjes en jongens zijn voor het matige alcoholgebruik eigenlijk vrij klein, alleen bij de jonge scholieren kwam het alcoholgebruik bij de jongens vaker voor. Ook dit sekseverschil lijkt redelijk stabiel in de tijd. Een duidelijke trend kan worden gezien in de ernst van het alcoholgebruik; vanaf 1988 zien we een duidelijke stijging in het aantal keren dat scholieren dronken zijn geweest in de afgelopen vier weken. De uitgevoerde enquête onder jongeren biedt ons de mogelijkheid het alcoholgebruik in de zes gemeenten kwantitatief vast te stellen zodat een beeld ontstaat van de omvang en aard van dit gebruik, met een uitsplitsing naar geslacht, leeftijdsgroepen (waaronder ook scholieren als aparte categorie) en gemeenten. Voor de te hanteren vraagstelling is voor een (belangrijk) deel aangesloten bij de thema’s in beschikbare landelijke en regionale onderzoeken.
Alcoholgebruik afgelopen maand en in hele leven (maand- en lifetimeprevalentie) Een van de indicatoren die vaak gebruikt worden om zicht te krijgen op het alcoholgebruik van jongeren is de maandprevalentie; het betreft de vraag aan de jongere of hij of zij in de maand voorafgaand aan het onderzoek alcohol heeft genuttigd. Deze vraag wordt door 57% van de jongeren in de zes gemeenten bevestigend beantwoord. Bijna twintig procent heeft wel eens (of vaker) alcohol gedronken maar niet in de afgelopen maand. Een kwart van de jongeren stelt nog nooit alcohol te hebben gedronken. Bij de jongeren die stellen in de afgelopen maand alcohol te hebben genuttigd zit een statistisch significant verschil18 tussen jongens en meisjes; jongens hebben vaker alcohol gedronken in deze periode dan meisjes. Meisjes drinken wel maar bijna een kwart van hen niet in de afgelopen maand. Bij een differentiatie van de cijfers naar geslacht komt, opmerkelijk genoeg, bovendien naar voren dat iets meer jongens stellen nog nooit alcohol te hebben gedronken (er is echter geen significant verschil tussen jongens en meisjes in de lifetimeprevalentie van alcohol). Tabel 11
Alcoholgebruik afgelopen maand (naar geslacht) jongens 60 14 26
ja niet in afgelopen vier weken, wel daarvoor nee, nog nooit Totaal
meisjes 53 22 25
totaal 57 18 25 100
17
Zie hiervoor onder meer: Monshouwer, K., e.a.. Jeugd en riskant gedrag, Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek 2003, Trimbos-instituut, Utrecht, 2004. 18 Significante verschillen zijn berekend op basis van Chi-kwadraat toetsing, bij p < 0,05.
26
Het alcoholgebruik is sterk uiteenlopend tussen de leeftijdsgroepen; bij de jongeren tussen de 20 en 24 jaar heeft 82% in de afgelopen maand één of meerdere keren alcohol gedronken, bij de jongeren tussen 16 en 20 jaar is dit 76% en bij jongeren van 12-15 jaar 23%. De jongeren die stellen nog nooit alcohol te hebben gedronken zijn vooral in de groep 12-15 jarigen te vinden (en daarbinnen de 12-13 jarigen); bij de andere jongeren zegt slechts 5-8% nog nooit alcohol te hebben genuttigd. De prevalentie van alcoholgebruik wijkt bij de jonge groep van 12-15 jaar significant af van de jongeren van 16 jaar en ouder. Tabel 12
Alcoholgebruik afgelopen maand (naar leeftijd) 12-15 23 23 54
ja niet in afgelopen maand, wel daarvóór nee, nog nooit
16-19 77 15 8
20-23 82 13 5
totaal 57 18 25
Totaal
100
Bij een uitsplitsing naar gemeente komt, globaal gesteld, naar voren dat jongeren in Lingewaard, Rijnwaarden en Zevenaar vaker (één of meerdere keren) in de maand voorafgaand aan het onderzoek alcohol hebben gedronken dan jongeren in Duiven en Westervoort. In Duiven is er een relatief grote groep jongeren die stelt nog nooit alcohol te hebben gedronken; een (mogelijke) verklaring hiervoor is dat Duiven een iets jongere populatie heeft binnen deze (totale) leeftijdsgroep in vergelijking met andere gemeenten. Tabel 13
ja nee, wel daarvoor nee, nog nooit
Alcoholgebruik afgelopen maand (naar gemeente) Duiven 54 16
Lingewaard 60 16
Overbetuwe 55 21
Rijnwaarden 60 20
Westervoort 54 20
Zevenaar 58 17
totaal 57 18
30
24
24
20
26
25
25
Totaal
100
De voorgaande gegevens leiden tot de constatering dat driekwart van de jongeren minimaal één keer in zijn of haar leven alcohol heeft gebruikt, 25% zegt nog nooit alcohol te hebben gedronken. Tabel 14
ja nee
Alcoholgebruik in hele leven (lifetimeprevalentie) jongens 74 26
meisjes 75 25
Totaal
totaal 75 25 100
27
Alcohol en scholieren voortgezet onderwijs Bij een nadere analyse van de gegevens naar jongeren in de middelbare schoolleeftijd (12 tot en met 18 jaar) komen ten aanzien van de maand- en lifetimeprevalentie van alcoholgebruik de volgende cijfers naar voren: Tabel 15
Alcoholgebruik scholieren (naar geslacht) jongens 44 17 39
alcohol in afgelopen maand gedronken niet in afgelopen vier weken, wel daarvoor nog nooit alcohol gedronken
meisjes 43 24 33
totaal 43 21 36
Totaal
100
De cijfers over het alcoholgebruik onder scholieren geven aan dat bijna tweederde van de scholieren (64%) in de afgelopen maand dan wel daarvoor één of meerdere keren alcohol heeft gedronken; circa een derde van de scholieren stelt nog nooit alcohol te hebben gedronken. Dit laatste geldt vooral voor jongens, in de leeftijd 12 tot en met 14 jaar. Meisjes hebben vaker al een of meerdere keren alcohol gedronken in deze leeftijdsgroep dan jongens (bij meisjes 50%, bij jongens 42%), maar de verschillen zijn niet significant. In ‘Jeugd en riskant gedrag’ (2004) kwam naar voren dat van alle leerlingen van het voortgezet onderwijs 85% ooit alcohol heeft gedronken (bij meisjes 83%, bij jongens 86%)19; in onderhavig onderzoek is dat 64%. Bovendien blijkt uit het landelijk peilstationsonderzoek dat meer dan de helft (58%) van de leerlingen van het voortgezet onderwijs in de maand voorafgaand aan het onderzoek alcohol heeft gedronken; bij de jongeren in onderhavig onderzoek in de zes gemeenten geldt dit voor 43%. Bij een nadere analyse van de opleiding van de vo-scholieren in relatie tot hun alcoholgebruik, blijkt ten aanzien van de lifetime- en maandprevalentie dat de leerlingen van de onderscheiden schooltypen (leeftijd 12-18 jaar) verschillend scoren: Tabel 16
Alcoholgebruik in hele leven bij scholieren (naar schooltype)
ooit alcohol gedronken nog nooit alcohol gedronken
vmbobb/kb/prak 56 44
Totaal
vmbo-t
havo
vwo
(roc)
totaal
59 41
67 33
54 46
93 7
64 36 100
De tabel geeft aan dat het alcoholgebruik tussen vbo- en vwo-leerlingen redelijk vergelijkbaar is, terwijl de havo-leerlingen vaker aangeven wel eens alcohol te gebruiken of hebben gebruikt. De leerlingen van het ROC, die veelal ouder zijn dan de andere scholieren, hebben nagenoeg allen wel eens alcohol gebruikt.
19
Monshouwer, 2004, p. 33.
28
Als we kijken naar de maandprevalentie van het alcoholgebruik van vo-scholieren komt het volgende beeld naar voren: Tabel 17
Alcoholgebruik afgelopen maand bij scholieren (naar schooltype)
in afgelopen maand alcohol gedronken niet in afgelopen maand alcohol gedronken
vmbobb/kb/prak 28 72
vmbot 38 62
havo
vwo
(roc)
totaal
44 56
34 66
76 24
36 64
Totaal
100
In de maand voorafgaand aan het onderzoek heeft 36% van de vo-scholieren in de zes gemeenten alcohol gedronken; bij deze maandprevalentie liggen de vmbo-praktijk leerlingen en vwoleerlingen redelijk dicht bij elkaar, terwijl de (oudere) havo-leerlingen vaker aangeven in de afgelopen maand te hebben gedronken. Bij de ROC-leerlingen heeft meer dan driekwart in de afgelopen maand alcohol gedronken. Bij de scholieren blijken ook verschillen te bestaan tussen de gemeenten: in Duiven is het aantal scholieren dat ooit alcohol heeft gedronken het laagst (58%), in Rijnwaarden het hoogst (69%). Tabel 18
Alcoholgebruik scholieren (naar gemeente) Duiven
Lingewaard
Overbetuwe
40 18 42
46 18 36
43 24 33
afgelopen maand daarvóór nog nooit
Rijnwaarden 49 20 31
Westervoort
Zevenaar
totaal
39 26 35
46 17 37
43 21 36
Totaal
100
Intensiteit alcoholgebruik Alcohol afgelopen maand Van de jongeren die stellen in de afgelopen maand alcohol te hebben genuttigd (56% van het totaal), blijkt dat meer dan een derde (37%) dit één of twee keer te hebben gedaan, meer dan de helft (52%) drie tot tien keer en 11% heeft in de afgelopen maand meer dan tien keer alcohol gedronken. Tabel 19
Hoe vaak alcoholgebruik door jongeren afgelopen maand (naar geslacht)
(N=633) 1 - 2 keer 3 - 10 keer meer dan 10 keer
jongens 30 51 19
Totaal
meisjes 44 53 3
totaal 37 52 11 100
29
Scholieren Van de scholieren in het voortgezet onderwijs (van 12 tot en met 18 jaar) die stellen afgelopen maand alcohol te hebben genuttigd (41% van de scholieren), blijkt dat bijna de helft van hen (48%) dit één of twee keer te hebben gedaan, 45% drie tot tien keer en de overige zeven procent heeft in de afgelopen maand meer dan tien keer alcohol gedronken. Tabel 20
Hoe vaak alcoholgebruik door scholieren afgelopen maand (naar geslacht)
(N=327) 1 - 2 keer 3 - 10 keer meer dan 10 keer
jongens 42 45 12
meisjes 53 45 2
Totaal
totaal 48 45 7 100
Uit een vergelijking tussen de totale groep jongeren en de scholieren blijkt derhalve dat de intensiteit van het alcoholgebruik bij de scholieren lager ligt dan bij de totale groep jongeren. De intensiteit van het alcoholgebruik onder de onderzochte scholieren lijkt lager te liggen dan uit landelijk onderzoek naar voren komt. Uit het peilstationsonderzoek bleek dat onder ‘de drinkers’ in het voortgezet onderwijs20 34 procent de ‘afgelopen maand’ 1 à 2 keer alcohol had gedronken, de helft (51%) drie tot tien keer en de overige zestien procent meer dan 10 keer in de maand voorafgaand aan het onderzoek. Naast het gegeven dat jongens vaker alcohol drinken dan meisjes, neemt ook de frequentie van het alcoholgebruik toe naarmate de jongeren ouder worden: Tabel 21
Hoe vaak alcoholgebruik afgelopen maand (naar leeftijd)
1 - 3 keer 4–6 7–9 10 keer of vaker
12-15 81 15 1 3
Totaal
16-19 43 35 7 15
20-23 37 30 11 23
totaal 46 30 8 16 100
Uit de tabel blijkt dat de intensiteit van het alcoholgebruik in de afgelopen maand relatief laag is bij de jongeren van 12-15 jaar en hoog bij de jongeren van 20-23 jaar. Bij de jongste groep drinkt 20% minimaal één keer per week alcohol, bij de oudste jongeren drinkt bijna 65% minimaal één keer per week alcohol. Doordeweeks gebruik van alcohol Aantal dagen alcoholgebruik doordeweeks Van de jongeren drinkt circa driekwart niet op doordeweekse dagen, dit geldt significant vaker voor meisjes (84%) dan voor jongens (63%). Bij de jongeren drinkt derhalve een kwart wel één of meerdere avonden doordeweeks, bij de jongens drinkt meer dan eenderde één of meerdere dagen doordeweeks alcohol. 20
De ‘drinkers’ zijn in het landelijke peilstationsonderzoek “scholieren die aangaven in de afgelopen maand alcohol te hebben gedronken”.
30
Tabel 22
Hoe vaak alcoholgebruik doordeweeks (naar geslacht)
alcgebruik doordeweeks nooit doordeweeks 1 avond 2 3 4 avonden
jongens
meisjes
totaal
63 21 10 3 3
84 13 2 1 -
73 17 6 2 2
Totaal
100
Bij de jongeren die, minimaal, één dag per week buiten het weekend alcohol drinken, houdt 50% het op één à twee glazen drank, 25% drinkt 3 tot 4 glazen op een avond. Een groep van bijna 10% drinkt 7 glazen of meer. De veeldrinkers op deze doordeweekse avonden zijn vooral jongens, bij de meisjes drinkt circa 70% maximaal 2 glazen alcohol op een doordeweekse avond. Tabel 23
Gemiddeld aantal glazen alcohol op doordeweekse dag
alcgebruik doordeweeks 1–2 3–4 5–6 7 – 10 11 of meer
jongens (n=134) 41 28 17 11 4
meisjes (n=77) 68 20 10 2 -
Totaal
totaal 51 25 14 7 2 100
Alcoholgebruik in het weekend Aantal avonden alcoholgebruik in het weekend In vergelijking met de doordeweekse dagen, is er een veel grotere groep jongeren (81%) die wel in het weekend alcohol drinken. De helft van de jongeren drinkt één avond in het weekend, een kwart drinkt op twee avonden in het weekend (bij jongens is dit 30%); de zaterdag is daarbij aanzienlijk populairder dan de vrijdagavond. Een kleine groep jongeren (6%, vooral jongens) nuttigt alcohol op alledrie weekendavonden. Tabel 24
Hoe vaak alcoholgebruik in weekend (naar geslacht)
alcgebruik in het weekend nooit in weekend 1 avond 2 avonden 3 avonden
jongens
meisjes
totaal
18 42 30 10
20 59 19 2
19 50 25 6
Totaal
100
31
Het aantal glazen dat jongeren op een weekend-avond drinken loopt tussen de vrijdag en zaterdag niet ver uiteen en ligt gemiddeld op vijf glazen. Op beide avonden scoort 10% van de jongeren meer dan 10 glazen drank op een avond, circa 45% van de jongeren drinkt 5 of meer glazen alcohol op een vrijdag- of zaterdagavond (en zijn aan het ‘bingedrinken’). Op zondag wordt, door een veel kleinere groep drinkende jongeren (12% van het totaal), ‘rustiger aan gedaan’; bijna 60% van hen drinkt maximaal 2 glazen op deze avond. Tabel 25
Gemiddeld aantal glazen alcohol op weekend-avond
1–2 3–4 5–6 7 – 10 11 – 14 15 – 19 20 glazen of meer Totaal
op vrijdag (N=382) 35 23 18 14 6 3 1
op zaterdag (N=622) 29 25 22 14 6 1 3
op zondag (N=144) 57 19 13 5 2 1 3
100
100
100
Effecten alcohol wat betreft aangeschoten of dronken zijn In de enquête is aan de jongeren gevraagd in hoeverre zij ooit en in de afgelopen vier weken vanwege alcoholgebruik dronken of aangeschoten zijn geweest. Uit de antwoorden komt naar voren dat bijna 75% van de jongeren minimaal één keer in hun leven aangeschoten of dronken is geweest; het verschil tussen jongens en meisjes is op dit vlak significant. Een kwart van de jongeren is minimaal 10 keer in hun leven dronken of aangeschoten geweest. In het algemeen blijkt dat jongens significant vaker dronken of aangeschoten zijn dan meisjes; bij de jongens stelt bijna eenderde minimaal 10 keer dronken of aangeschoten te zijn geweest, bij meisjes zegt 18% dit in het verleden te hebben ervaren. Tabel 26 In hele leven 0 1–3 4–6 7–9 10 11 – 19 20 keer of vaker
Aantal malen aangeschoten of dronken (alle jongeren) in hele leven jongens 24 28 12 4 4 7 21
meisjes 27 33 17 4 5 3 10
Totaal
totaal 26 30 14 4 5 5 15 100
Het gevoel (minimaal éénmaal) aangeschoten of dronken te zijn geweest in de maand voorafgaand aan het onderzoek ligt bij de jongeren (die in de afgelopen maand ook feitelijk alcohol hebben genuttigd) op 41%. Ook hier blijkt dat jongens significant vaker aangeschoten of dronken zijn geweest dan meisjes.
32
Tabel 27
Aantal malen aangeschoten of dronken in afgelopen vier weken (alle jongeren)
In afgelopen vier weken 0 1–3 4–6 7–9 10 11 – 19
jongens
meisjes
totaal
51 38 9 1 1 1
67 30 3 1
59 34 6 1 1
Totaal
100
Scholieren Van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs in de zes gemeenten stelt 40% tenminste éénmaal in het leven dronken of aangeschoten te zijn geweest. Dit percentage is in de onderzochte groep lager dan het percentage dat in ‘Jeugd en riskant gedrag’ wordt genoemd; van alle leerlingen van het voortgezet onderwijs is (landelijk beschouwd) bijna de helft (47%) tenminste éénmaal dronken of aangeschoten geweest21. Van de middelbaar scholieren in de zes gemeenten die in de afgelopen maand hebben gedronken stelt 6% in het hele leven meer dan 10 keer dronken of aangeschoten te zijn geweest. Dit cijfer ligt iets lager dan het cijfer van ‘Jeugd en riskant gedrag’ waarin wordt gesteld dat dit voor 9% van ‘de drinkende’ middelbaar scholieren gold. Het gevoel van dronkenschap of aangeschoten zijn is bij 13% van alle middelbaar scholieren in de afgelopen vier weken voorgekomen. Ook dit cijfer ligt lager dan het peilstationsonderzoek van 2004 waarin een vijfde deel (21%) van de leerlingen van het voortgezet onderwijs stelt in de maand voorafgaand aan het onderzoek dronken of aangeschoten te zijn geweest. Eerste ervaring met alcohol Een klein deel van de jongeren heeft al op vroege leeftijd de eerste ervaring met alcohol opgedaan, circa 4% zegt 10 jaar of jonger te zijn geweest toe zij hun eerste alcoholische drankje dronken (driemaal zoveel jongens als meisjes). In het peilstationsonderzoek van 2004 kwam naar voren dat 15% van de scholieren stelt 10 jaar of jonger te zijn geweest bij hun eerste drankje. Bijna een vijfde deel van de jongeren proeft tussen hun 11e en 12e jaar voor de eerste maal alcohol. De grootste groep (60%) drinkt tussen hun 13e en 16e jaar voor het eerst alcohol. De gemiddelde leeftijd waarop men de eerste ervaring met alcohol heeft is 13,9 jaar; deze leeftijd loopt tussen jongens en meisjes niet ver uiteen (jongens 13,8 jaar en meisjes 14,1 jaar). Tabel 28
Leeftijd eerste ervaring met alcohol
< 11 jaar 11 – 12 13 – 15 16 – 18
jongens 6 16 60 18
meisjes 2 17 59 22
Totaal
21
totaal 4 16 60 20 100
Monshouwer (2004), p. 34.
33
Oordeel ouders over alcoholgebruik Aangezien de mening van ouders een belangrijke rol kan spelen in het alcohol- en drugsgebruik van hun kinderen, is aan de jongeren gevraagd naar dit oordeel. Volgens de jongeren vindt een groot deel van hun ouders het goed dat ze alcohol drinken (60%); bij de jongere jongeren (12-15 jaar) vindt bijna 40% van de ouders het goed dat ze drinken. Een klein deel van de ouders raadt het alcoholgebruik bij hun kinderen af (11%); bij de jongere groep raadt 25% van de ouders het af. Tabel 29a
Oordeel ouders over alcoholgebruik (naar leeftijd) 12-15 jaar 38 1 5 25 4 6 1 20
vinden het goed vinden dat ik minder moet drinken denken er verschillend over raden het af verbieden het zeggen er niets van weten het niet anders
16-19 jaar 63 5 3 7 10 12
20-23 jaar 70 6 1 5 10 8
Totaal
totaal 59 4 3 11 1 9 1 13 100
Bij het antwoord ‘anders’ komt bij de jongere groep vooral naar voren dat de ouders het goed vinden dat de kinderen drinken als zij dit ‘soms’ doen (bij een feestje) of in het bijzijn van de ouder(s). Deze jongeren mogen derhalve incidenteel alcohol drinken. Bij een vergelijking tussen de gemeenten blijkt dat de meningen van de ouders opmerkelijk (maar niet statistisch significant) uiteenlopen. Zo geven vooral de jongeren in Lingewaard en Rijnwaarden vaak aan dat hun ouders hun alcoholgebruik ‘goed vinden’: Tabel 29b
vinden het goed
Oordeel ouders over alcoholgebruik (naar gemeente) Duiven
Lingewaard
Overbetuwe
59
66
53
Rijnwaarden 63
Westervoort
Zevenaar
totaal
55
61
59
Intensiteit alcoholgebruik bij één gelegenheid Om een beeld te krijgen van de intensiteit van het recente alcoholgebruik door jongeren, is ook gevraagd naar het aantal malen dat ze in de afgelopen vier weken bij één gelegenheid vijf of meer alcoholische drankjes hebben genuttigd (het zogeheten ‘binge drinken’). Bij bijna de helft van de jongeren is dit één keer of vaker gebeurd (45%), bij meer dan de helft van de jongeren (vooral meisjes) is dit niet voorgekomen. Bij 29% van de jongens is het in de afgelopen maand in drie of meer gevallen voorgekomen dat ze meer dan vijf alcoholische drankjes hebben genomen.
34
Tabel 30
Alcoholgebruik (minimaal 5 drankjes) bij één gelegenheid in afgelopen maand jongens 46 14 11 12 7 5 5
0 keer 1 2 3–4 5–6 7–8 9 keer of vaker
meisjes 63 18 8 7 2 1 1
totaal 55 16 9 9 4 3 3
Totaal
100
Uit de verdeling naar leeftijdsgroepen komt naar voren dat vooral de jongeren vanaf 16 jaar relatief vaak op meerdere momenten meer dan 5 drankjes op een avond nuttigen: Tabel 31
Alcoholgebruik (5 drankjes) bij één gelegenheid (naar leeftijd)
(N=872) 0 keer 1 2 3–4 5–6 7–8 9 keer of vaker
12-15 jaar 81 11 5 2 -
16-19 jaar 47 20 10 12 5 2 3
20-23 jaar 44 16 12 11 7 6 5
Totaal
totaal 55 16 9 9 4 3 3 100
Voorkeur alcoholische dranken Door jongeren worden verschillende soorten alcoholische dranken genuttigd, waarbij bier, breezers, wijn en mixdrankjes de voorkeur hebben. Jongens drinken vooral bier, meisjes drinken wijn, breezers en mixdrankjes. Tabel 32
Voorkeur alcoholische dranken jongens 43 8 17 12 4 2 10 1 3
bier wijn breezers mixdrankjes shooters likeur sterke drank puur sherry, port, martini anders Totaal
meisjes 13 23 22 22 5 4 5 2 4
totaal 27 16 20 17 5 3 7 2 3 100
35
Waar consumptie van alcohol? De jongeren die alcohol drinken hebben een voorkeur dit op verschillende locaties te doen; in volgorde van populariteit is dit thuis met familie of vrienden, op een feest, in een discotheek en bij andere vrienden thuis. Het ‘thuis drinken’ wordt vooral door de jongere groep (12-15 jaar) gedaan, bij de jongeren vanaf 16 jaar is meer sprake van drinken tijdens het uitgaan. Bij de jongeren in de regio valt het op dat het drinken in keten of hokken nauwelijks voorkomt. Tabel 33
Locatie van alcoholconsumptie (naar leeftijd) 12-15 4 38 11 10 2 2 2 2 25 1 4
thuis, alleen thuis, met familie of vrienden bij anderen thuis in een discotheek in een café, bar, snackbar in mijn eigen dorp/stad in een café, bar, snackbar in ander dorp of stad in de sportkantine of bij een vereniging in een keet of hok in de buurt met vrienden op een feest op straat, in een park of ergens anders buiten ergens anders
16-19 1 23 14 22 5 6 3 21 1 2
20-23 2 22 13 18 9 11 4 18 1 2
Totaal
totaal 2 25 13 18 6 7 3 1 21 1 2 100
Waar wordt alcohol gekocht? De meeste jongeren kopen hun alcoholische drank bij de supermarkt, gevolgd door discotheek, café/bar en slijter. Een deel van de (alcoholdrinkende) jongeren koopt zelf geen alcohol, hetgeen vooral geldt voor de jongeren van 12-15 jaar. Bij deze jongere groep is het opvallend dat een deel van hen (toch) alcohol kan kopen bij supermarkt en discotheek. Tabel 34
Aankoop van alcohol door jongeren (naar leeftijd)
supermarkt slijter café/bar snackbar discotheek sportkantine ergens anders koop nooit zelf alcohol
12-15 jaar 12 1 3 9 2 73
16-19 jaar 33 13 17 1 24 3 1 7
Totaal
20-23 jaar 33 21 19 1 18 4 1 3
totaal 30 14 16 1 20 3 1 15 100
36
Scholieren Van de drinkende scholieren22 koopt 85% wel eens of vaker alcohol; 15% stelt nooit zelf alcohol te kopen. Uit het landelijk peilstationsonderzoek komt naar voren dat 35% van deze scholieren nooit zelf alcohol koopt, hetgeen derhalve betekent dat de jongeren in de zes gemeenten relatief vaak zelf alcohol kopen. Bij deze jongeren, ook onder de 16 jaar, is de supermarkt een populaire locatie voor de aankoop van alcohol. Tabel 35
Aankoop van alcohol door (drinkende) scholieren jongens 31 11 15 2 21 5 1 14
supermarkt slijter café/bar snackbar discotheek sportkantine ergens anders koop nooit zelf alcohol
meisjes 28 9 18 27 1 17
Totaal
totaal 29 10 17 1 24 3 1 15 100
Redenen om alcohol te drinken De jongeren geven aan dat de belangrijkste redenen om alcohol te drinken gelegen zijn in ‘gezelligheid’ en ‘lekkere smaak’. Een klein deel van de jongeren drinkt alcohol omdat het helpt bij een gespannen gevoel en uit gewoonte. Tussen jongens en meisjes en tussen de onderscheiden leeftijdsgroepen zijn hierin weinig verschillen te herkennen. Ook bij een analyse van de opinie van scholieren op dit aspect zijn geen verschillen met de hele groep te herkennen. Tabel 36
Redenen om alcohol te drinken (alle jongeren naar geslacht) jongens 37 38 5 8 1 2 2 2 1 4
lekkere smaak is gezellig helpt bij gespannen gevoel gewoonte kan problemen beter aan anderen doen het ook kan beter een houding geven is best gezond hoor er meer bij anders Totaal
meisjes 39 40 4 3 1 3 2 1 2 5
totaal 38 39 5 6 1 2 2 1 2 5 100
22
Dit zijn scholieren die hebben aangegeven in de maand vóór het onderzoek ook feitelijk één of meerdere keren alcohol te hebben gedronken.
37
Alcoholgebruik en negatieve consequenties voor school of werk De jongeren geven bijna alle aan geen negatieve gevolgen te voelen van alcoholgebruik bij het naar schoolgaan of op het werk; slechts 1% (jongens) geeft aan dit wel te voelen. Alcoholgebruik en normovertredend gedrag Het alcoholgebruik leidt volgens een vijfde deel van de drinkende jongeren (20%) tot normovertredend gedrag bij henzelf, waarbij overlast en vandalisme het meest opvallend zijn. Tabel 37
Alcohol en normovertredend gedrag (naar geslacht)
(N=877) overlast vandalisme/vernieling diefstal mishandeling (ander) geweld anders nee
jongens 14 7 1 1 5 72
meisjes 5 1 1 1 3 89
totaal 9 4 1 1 4 80
Totaal
100
Het normovertredend gedrag in de vorm van overlast, vandalisme en vernieling is vooral kenmerkend voor jongens, in de leeftijd 20-23 jaar. Bij deze ‘oudere groep’ vertoont een derde deel van hen dergelijk normovertredend gedrag in samenhang met alcoholgebruik. Tabel 38
Alcohol en normovertredend gedrag (naar leeftijd)
overlast vandalisme/vernieling diefstal mishandeling (ander) geweld anders nee
12-15 4 1 4 91
16-19 8 3 1 4 85
20-23 15 8 1 2 3 5 67
Totaal
totaal 9 4 1 1 4 80 100
Alcoholgebruik en politiecontacten Het alcoholgebruik leidt bij een deel van de jongeren (5%) ook tot politiecontacten; dit komt significant vaker bij jongens dan bij meisjes voor (9% van de jongens). Een op de tien jongens geeft aan politiecontacten te hebben gehad naar aanleiding van hun alcoholgebruik. Tabel 39
ja nee
Alcohol en politiecontacten (naar geslacht) jongens 9 91
meisjes 1 99
Totaal
totaal 5 95 100
38
Uit de verdeling van de jongeren naar leeftijd blijkt dat deze politiecontacten vooral bij jongens voorkomen vanaf 16 jaar, en in sterkere mate vanaf 20 jaar. Tabel 40
Alcohol en politiecontacten (naar leeftijd) 12-15 1 99
ja nee
16-19 4 96
20-23 9 91
Totaal
3.2.3
totaal 5 95 100
Het gebruik van softdrugs door jongeren
Uit landelijk onderzoek komt naar voren dat het gebruik van drugs onder jongeren op middelbare scholen in de afgelopen jaren redelijk is gestabiliseerd en bij een deel van de jongeren een lichte daling heeft vertoond. Het landelijk gebruik onder jongeren ligt op dit moment op circa 10%. Het gevaar van drugs is echter de kans op afhankelijkheid en deze kans is vooral groter bij intensieve gebruikers. Zo consumeert bijvoorbeeld één op de vijf actuele gebruikers van cannabis dagelijks of bijna dagelijks cannabis. Intensieve gebruikers kunnen van cannabis afhankelijk worden en jongeren met een uitgesproken voorkeur voor ‘sterke’ cannabis lopen een gerede kans op afhankelijkheid. In de enquête onder de jongeren in de zes gemeenten zijn verscheidene vragen gesteld over hun al dan niet gebruik van softdrugs. Wel eens geblowd (lifetimeprevalentie) Op de vraag aan de jongeren of zij wel eens softdrugs hebben gebruikt komt naar voren dat bijna een kwart van hen (23%) wel eens heeft geblowd. Jongens hebben significant vaker ‘wel eens’ geblowd dan meisjes. Tabel 41
Wel eens softdrugs gebruikt (naar geslacht) jongens 27 73
ja nee, nog nooit
meisjes 18 82
totaal 23 77
Totaal
100
Als we naar de leeftijdsverdeling kijken blijkt dat het aantal jongeren dat ‘wel eens’ geblowd heeft sterk toeneemt in de leeftijdsgroep van 16 en ouder. In de leeftijd 20-23 jaar blijkt dat bijna de helft van de jongeren wel eens geblowd heeft. In de totale groep 12-15 jarigen is dit gemiddeld slechts 3%, maar dit loopt snel op: bij de 14-jarigen is dit bijvoorbeeld 5 procent, bij 15-jarigen 8 procent. Tabel 42
ja nee, nog nooit
Wel eens softdrugs gebruikt (naar leeftijd) 12-15 3 97
16-19 26 74
Totaal
20-23 49 51
totaal 23 77 100
39
Scholieren Van de scholieren in de zes gemeenten heeft 11% wel eens of vaker geblowd; jongens iets vaker dan meisjes (11%, respectievelijk 10%). Dit percentage is lager dan de cijfers uit ‘Jeugd en riskant gedrag’ waarin wordt aangegeven dat bijna één of de vijf leerlingen van het voortgezet onderwijs (19%) ooit cannabis heeft gebruikt23. In afgelopen vier weken geblowd (maandprevalentie) Bij de jongeren die ‘wel eens’ geblowd hebben, blijkt dat 22% ook in de afgelopen maand heeft geblowd. Onder deze blowende jongeren zijn significant vaker jongens te vinden dan meisjes. Tabel 43
Softdrugs afgelopen maand gebruikt (naar geslacht)
(n=262) ja nee, wel daarvoor
jongens 27 73
meisjes 14 86
totaal 22 78
Totaal
100
De blowende jongeren die ook in de afgelopen maand softdrugs hebben gebruikt, zijn verhoudingsgewijs vaak te vinden in de leeftijdsgroep 16-19 jaar en, in iets mindere mate, in de groep 12-15 jaar. Bij de jongeren in de leeftijd 20-23 jaar stelt een relatief kleine groep (14%) ook afgelopen maand te hebben geblowd. De regelmatige blowers zitten derhalve verhoudingsgewijs beschouwd vaker in de leeftijdsgroep 16-19 jaar: Tabel 44
Softdrugs afgelopen maand gebruikt (naar leeftijd)
ja nee, wel daarvoor
12-15 28 72
16-19 33 67
Totaal
20-23 14 86
totaal 22 78 100
Scholieren voortgezet onderwijs en softdrugsgebruik Van alle scholieren in de zes gemeenten stelt 3% in de afgelopen maand te hebben geblowd. Dit cijfer ligt lager dan de 9% van de scholieren die in het peilstationsonderzoek hebben aangegeven afgelopen maand hasj of wiet te hebben gebruikt. Bij een nadere analyse van de opleiding van de vo-scholieren in relatie tot hun softdrugsgebruik, blijkt ten aanzien van de lifetime- en maandprevalentie dat de leerlingen van de onderscheiden schooltypen (leeftijd 12-18 jaar) verschillend scoren:
23
Monshouwer, 2004, p. 55.
40
Tabel 45
Softdrugsgebruik in hele leven bij scholieren (naar schooltype) vmbobb/kb/prak 8 92
ooit softdrugs gebruikt nooit softdrugs gebruikt
vmbo-t
havo
vwo
totaal
9 91
7 93
7 93
8 92
Totaal
100
De tabel geeft aan dat 8% van de scholieren ooit (wel eens) softdrugs gebruikt of heeft gebruikt; dit softdrugsgebruik is tussen schooltypen redelijk vergelijkbaar (er zijn geen significante verschillen). Softdrugsgebruik naar gemeente Bij een uitsplitsing van het antwoord op de vraag aan alle jongeren of zij wel eens softdrugs hebben gebruikt naar gemeente komt naar voren dat jongeren in Westervoort en Overbetuwe dit verhoudingsgewijs vaker bevestigen, in Zevenaar is/wordt (verhoudingsgewijs) door een kleiner deel van de jongeren geblowd: Tabel 46
ja nee
Ooit softdrugsgebruik naar gemeente Duiven 22 78
Lingewaard 22 78
Overbetuwe 24 76
Rijnwaarden 22 78
Westervoort 27 73
Zevenaar 19 81
Totaal
totaal 23 77 100
De (regelmatig) blowende jongeren, die ook in de afgelopen maand softdrugs hebben gebruikt, zijn relatief vaak te vinden in Overbetuwe, Westervoort en Zevenaar: Tabel 47
ja nee
Softdrugsgebruik afgelopen maand naar gemeente (bij gebruikers) Duiven 15 85
Lingewaard 18 82
Overbetuwe 29 71
Rijnwaarden 16 84
Totaal
Westervoort 25 75
Zevenaar 25 75
totaal 22 78 100
Scholieren Als we de vragen naar softdrugsgebruik naar gemeente toespitsen op de scholieren van het voortgezet onderwijs blijkt, naast het feit dat het aantal gebruikers verhoudingsgewijs is gehalveerd (11% ‘ooit gebruikers’), dat dit gebruik vaker voorkomt in de gemeente Westervoort, Zevenaar en Overbetuwe. De andere gemeenten scoren iets lager:
41
Tabel 48
ja nee
Ooit softdrugsgebruik naar gemeente (scholieren) Duiven 10 90
Lingewaard 8 92
Overbetuwe 12 88
Rijnwaarden 10 90
Westervoort 13 87
Zevenaar 13 87
Totaal
totaal 11 89 100
Bij de cijfers over de regelmatige gebruikers onder de vo-scholieren valt op gemeentelijk niveau vooral de sterke fluctuatie op, hetgeen vooral te wijten is aan de kleine aantallen bij een nadere differentiatie. De volgende tabel dient derhalve met terughoudendheid te worden beoordeeld: Tabel 49
ja nee
Softdrugsgebruik afgelopen maand naar gemeente (scholieren) Duiven 22 78
Lingewaard 51 49
Overbetuwe 29 71
Rijnwaarden 10 90
Westervoort 27 73
Zevenaar 32 68
Totaal
totaal 31 69 100
Intensiteit softdrugsgebruik Van de jongeren die wel eens of vaker hebben geblowd (22% van het totaal), blijkt dat een derde deel (32%) 20 keer of vaker heeft geblowd, een kwart (26%) heeft één à twee keer in hun leven geblowd. Tabel 50
Intensiteit softdrugsgebruik in hele leven (in procenten)
(N=248)
1 keer
2 keer
3 keer
4 keer
5 keer
6 keer
7 keer
8 keer
9 keer
10 keer
1119 keer
in hele leven
17
9
9
3
12
4
2
2
-
6
4
20 keer of vaker 32
Onder de jongeren die afgelopen maand hebben geblowd, blijkt bijna een kwart een zeer regelmatige gebruiker te zijn; 22% geeft aan in een maand 20 keer of vaker te hebben geblowd. Dit zijn als het ware (bijna) dagelijks blowende jongeren. Bovendien stelt 14% 11 tot 19 keer softdrugs te hebben gebruikt in deze periode. Een derde van de blowende jongeren heeft in de afgelopen maand 1 à 2 keer geblowd. Tabel 51
Intensiteit softdrugsgebruik in afgelopen maand (in procenten)
(n=53)
1 keer
2 keer
3 keer
4 keer
5 keer
6 keer
7 keer
8 keer
9 keer
10 keer
1119 keer
in laatste vier weken
21
12
-
10
8
3
-
4
-
6
14
42
20 keer of vaker 22
Leeftijd eerste ervaring met softdrugs Een groot deel van de jongeren heeft de eerste evaring met softdrugs tussen hun 13e - 15e jaar opgedaan (41%), een iets grotere groep heeft voor het eerst met softdrugs geëxperimenteerd tussen hun 16e en 18e jaar (48%). Over de hele groep beschouwd ligt de gemiddelde leeftijd voor de eerste keer softdrugsgebruik op 15,8 jaar; hierin zit geen verschil tussen jongens en meisjes. In vergelijking met de resultaten van het landelijk peilstationsonderzoek van 2004 blijkt dat iets meer jongeren in de zes gemeenten jong beginnen met blowen; in het landelijk onderzoek bleek dat 36% van de jongens en 31% van de meisjes op 16-jarige leeftijd of jonger al een keer cannabis hadden gebruikt. Tabel 52
Leeftijd eerste ervaring met softdrugs jongens 3 39 52 6
(N=248) 10-12 jaar 13-15 jaar 16-18 jaar 19-21 jaar
meisjes 3 45 41 11
totaal 3 41 48 8
Totaal
100
Hoeveelheid softdrugs gemiddeld In het gebruik van softdrugs komt naar voren dat de meeste jongeren (70%) op een avond of gelegenheid gemiddeld één joint (mee)roken; bijna een derde deel rookt gemiddeld 1 of meer joints op een dag en/of avond. Dit gebruik ligt bij de jongens aanzienlijk hoger dan bij meisjes. Tabel 53
Intensiteit softdrugsgebruik op één gelegenheid (naar geslacht)
(N=224) 1 of minder dan 1 joint meer dan 1 joint
jongens 60 40
meisjes 82 18
totaal 70 30
Totaal
100
Bij de jongeren die meerdere joints roken blijkt dat 60% 2 of meer joints roken bij één gelegenheid (het gemiddelde ligt op twee joints). Een klein deel van de blowende jongeren (5%) rookt op één gelegenheid (dag en/of avond) 5 à 6 joints. Tabel 54
Intensiteit softdrugsgebruik op één gelegenheid totaal 40 38 17 2 3 100
(N=69) 1 joint 2 3 4 5 6 Totaal
43
Verspreidingskanalen van softdrugs De twee belangrijkste kanalen voor het verkrijgen van softdrugs door jongeren zijn vrienden en coffeeshops. Bij de jongste leeftijdgroep zijn naast vrienden ook schoolgenoten een belangrijk kanaal voor softdrugs aangezien de aankoop via coffeeshops voor hen veel lastiger is. De coffeeshop is vooral een belangrijke leverancier voor de gebruikende jongeren van 20-23 jaar. Ook is de coffeeshop, ondanks de leeftijdsgrens van minimaal 18 jaar, een locatie waar een klein deel van de blowende scholieren (onder de 18 jaar) softdrugs aanschaffen. Tabel 55
Kanalen voor verkrijging softdrugs (naar leeftijd)
(n=236) van vrienden via via van een (huis)dealer gekocht in coffeeshop van schoolgenoten kweek het zelf anders
12-15 48 11 6 16 5 13
16-19 53 9 5 26 3 2 2
20-23 53 1 38 3 5
Totaal
totaal 53 5 3 30 4 1 4 100
Waar wordt geblowd? Het gebruik van softdrugs vindt voor een belangrijk deel buiten, op straat of park, plaats (32% van de blowende jongeren noemt dit als locatie); daarnaast wordt ook relatief vaak bij vrienden geblowd (dit laatste geldt vooral voor jongeren van 20-23 jaar). De meeste jongeren van 12-15 jaar en van 16-19 jaar gebruiken hun softdrugs derhalve buiten. Bij de jongste groep blowt ook een klein in een keet of hok in de buurt, wat bij de andere jongeren eigenlijk nauwelijks gebeurt. Tabel 56
Locatie van softdrugsgebruik (naar leeftijd) 12-15 5 26 3 4 8 11 43 -
thuis bij vrienden café of discotheek, feest, houseparty, concert coffeeshop op en rond school in een keet of hok in de buurt met vrienden op straat, in een park of ergens anders buiten ergens anders Totaal
16-19 9 24 8 8 6 2 40 2
20-23 14 29 10 7 9 1 24 6
totaal 11 27 9 7 8 2 32 4 100
44
Oordeel ouders over softdrugsgebruik Net als bij het gebruik van alcohol door jongeren is ook het oordeel van ouders van belang als het gaat om het softdrugsgebruik door hun kinderen. Uit de respons van de jongeren op dit aspect blijkt dat het gebruik van softdrugs geheel anders wordt beoordeeld dan het drinken van alcohol. Zo wordt volgens de jongeren het alcohol drinken door 60% van de ouders goedgekeurd, bij softdrugsgebruik is dit 6%. Bovendien raadt bij alcohol 11% van de ouders het gebruik af, bij softdrugs is dit 31%; bij softdrugs verbiedt 12% van de ouders het gebruik, bij alcohol is dit 1%. Een groot verschil is bovendien dat slechts 1% van de jongeren stelt dat zijn of haar ouders niet weten dat alcohol wordt gedronken, bij softdrugs stelt 32% van de jongeren dat hun ouders niet weten dat zij deze drugs gebruiken. Tabel 57
Oordeel ouders over softdrugsgebruik (naar leeftijd)
vinden het goed vinden dat ik minder moet blowen denken er verschillend over raden het af verbieden het zeggen er niets van weten het niet anders
12-15 jaar 24 35 36 5
16-19 jaar 8 1 7 28 14 6 33 1
20-23 jaar 5 2 6 34 8 10 30 5
Totaal
totaal 6 1 6 31 12 8 32 3 100
Een verschil in de leeftijdsgroepen is onder meer dat bij de jongeren in de leeftijdsgroep 20-23 jaar de ouders het gebruik van softdrugs afraden en bij de jongeren groep van 12-15 jaar het gebruik verbieden (hetgeen waarschijnlijk voortvloeit uit de opvoedings(on)macht die ouders zichzelf toekennen bij een bepaalde leeftijd van hun kind). Redenen om softdrugs te gebruiken Bij de jongeren die wel eens of vaker blowen geeft circa 30% aan dat men het ‘gezellig’ vindt. Een hoge score komt ook naar voren bij het antwoord ‘anders’, waarbij vooral ‘de kick’ wordt aangegeven. Een redelijk hoge score, ook in vergelijking met de redenen die jongeren voor alcoholgebruik aangeven, is dat het softdrugsgebruik volgens jongeren ook helpt bij een gespannen gevoel. Tabel 58
Redenen voor softdrugsgebruik (naar geslacht)
(n=236) lekkere smaak is gezellig helpt bij gespannen gevoel gewoonte kan problemen beter aan anderen doen het ook kan beter een houding geven is best gezond hoor er meer bij anders
jongens 19 26 15 6 5 2 3 25
Totaal
meisjes 11 30 14 3 4 4 1 2 31
totaal 15 28 14 5 2 5 1 2 27 100
45
Softdrugsgebruik en negatieve consequenties voor school of werk Een deel van de blowende jongeren (12%) geeft zelf aan dat hun softdrugsgebruik een negatief effect heeft op hun prestaties op school of werk; dit geldt iets vaker voor jongens dan voor meisjes (echter geen significant verschil). Tabel 59
Softdrugsgebruik en gevolg voor prestaties school of werk (naar geslacht)
(n=236) ja nee
jongens 14 86
meisjes 8 92
totaal 12 88
Totaal
100
Deze negatieve gevolgen worden ook iets vaker herkend door de jongste leeftijdsgroep van 12-15 jaar: Tabel 60
ja nee
Softdrugsgebruik en gevolg voor prestaties school of werk (naar leeftijd) 12-15 16 84
16-19 12 88
20-23 12 88
Totaal
totaal 12 88 100
Softdrugsgebruik en politiecontacten Het gebruik van softdrugs heeft voor een deel van de jongeren (5%) ook wel eens tot politiecontacten geleid; hierin zit nauwelijks verschil tussen jongens en meisjes. Tabel 61
Softdrugsgebruik en politiecontacten (naar geslacht) jongens 5 95
ja nee
meisjes 6 94
totaal 5 95
Totaal
100
De politiecontacten in het kader van het softdrugsgebruik worden vooral door de jongeren in de leeftijdsgroep 12-15 jaar genoemd: Tabel 62
ja nee
Softdrugsgebruik en politiecontacten (naar leeftijd) 12-15 16 84
16-19 7 93
Totaal
20-23 2 98
totaal 5 95 100
46
Aanbod van softdrugs Naast de verschillende kanalen voor het zelfstandig kopen van softdrugs blijkt dat softdrugs ook aan jongeren op verschillende locaties worden aangeboden; in meer dan 40% van de gevallen worden één of meer situaties aangegeven waarbij softdrugs worden aangeboden. Dit aanbod is met name voorhanden voor de oudere jongeren, bij de jongste leeftijdsgroep blijkt dat 85% nooit softdrugs aangeboden heeft gekregen. Voor de jongeren vanaf 16 jaar blijkt dat de school een van de belangrijke ‘vindplaatsen’ is voor het verkrijgen van softdrugs. Tabel 63
Aanbod van softdrugs gekregen (naar leeftijd) 12-15 85 4 2 5 2 2
nee, nooit op school thuis/bij vrienden thuis op straat, park of bij een hangplek café of disco, feest/houseparty, concert ergens anders
16-19 47 16 11 12 10 3
20-23 35 16 21 9 15 4
Totaal
3.2.4
totaal 57 12 11 9 9 3 100
Het gebruik van overige drugs; stimulerende en overige genotmiddelen
Uit de landelijke peilstationsonderzoeken bleek in voorgaande jaren dat alle overige drugs door een kleine minderheid van de scholieren wordt uitgeprobeerd; heroïne verreweg het minst van al (minder dan een procent van de scholieren heeft hier ervaring mee), terwijl cocaïne, amfetamine en xtc door circa vijf procent van de scholieren ooit is gebruikt. In de enquête is, als derde hoofdthema, gevraagd naar het gebruik van deze overige drugs door jongeren in de zes gemeenten. Ofschoon de term niet geheel aansluit bij de bedoelde genotmiddelen hanteren we ten behoeve van de leesbaarheid in het volgende de term ‘harddrugs’. Wel eens harddrugs gebruikt (lifetimeprevalentie) Van alle geënquêteerde jongeren in de zes gemeenten geeft 6% aan wel eens andere (dan soft-) drugs te hebben gebruikt. Dit gebruik ligt bij jongens significant hoger dan bij meisjes: Tabel 64
ja nee, nog nooit
Ooit eens harddrugs gebruik (naar geslacht) jongens 8 92
meisjes 4 96
Totaal
totaal 6 94 100
Bij een nadere beschouwing van dit harddrugsgebruik naar leeftijdsgroepen blijkt dat door de 12-15 jarigen geen harddrugsgebruik wordt gemeld, maar bij de oudere jongeren van 20-23 jaar heeft 17% wel eens harddrugs gebruikt.
47
Tabel 65
Ooit eens harddrugs gebruik (naar leeftijd) 12-15 100
ja nee, nog nooit
16-19 5 95
20-23 17 83
Totaal
totaal 6 94 100
Scholieren Als we de cijfers toespitsen op scholieren in het voortgezet onderwijs in de zes gemeenten blijkt dat 2% van hen (wel eens) harddrugs (heeft) gebruikt. Dit cijfer is lager dan de resultaten van ‘Jeugd en riskant gedrag’ waarin wordt aangegeven dat 5% van de scholieren tenminste één van deze middelen (cocaïne, amfetamine en heroïne) ooit heeft gebruikt24. In afgelopen vier weken harddrugs gebruikt (maandprevalentie) Van de jongeren die harddrugs gebruiken blijkt dat 30% dit ook afgelopen maand te hebben gedaan. Opmerkelijk is dat hierbij verhoudingsgewijs meer meisjes aangeven afgelopen maand te hebben gebruikt dan jongens (is echter geen significant verschil): Tabel 66
Harddrugs gebruik afgelopen maand (naar geslacht)
(N=70)
jongens
meisjes
totaal
28 72
33 67
30 70
ja nee, wel daarvoor Totaal
100
Scholieren Van alle scholieren op het voortgezet onderwijs in de zes gemeenten stelt 0,6% dat zij in de maand voorafgaande aan het onderzoek één of meerdere van de onderscheiden stimulerende en overige middelen hebben gebruikt. In het landelijk peilstationsonderzoek is aangegeven dat van de scholieren 2% in dezelfde periode één van de vier genoemde harddrugs of paddo’s hadden gebruikt. Harddrugsgebruik naar gemeente Bij een uitsplitsing van het ‘ooit-gebruik’ van harddrugs door de jongeren naar gemeente, komt naar voren dat nauwelijks verschillen zijn aan te geven. Het aandeel jongeren dat wel eens harddrugs (heeft) gebruikt ligt derhalve bij de gemeenten op een vergelijkbaar niveau, namelijk rond zes procent. Tabel 67
ja nee
Ooit harddrugsgebruik naar gemeente Duiven 6 94
Lingewaard 6 94
Overbetuwe 7 93
Rijnwaarden 5 95
Totaal 24
Westervoort 4 96
Zevenaar 7 93
totaal 6 94 100
Monshouwer, 2004, p. 67.
48
De uitsplitsing van deze gegevens naar jongeren die ook afgelopen maand harddrugs hebben gebruikt naar gemeente, is zodanig op kleine aantallen gebaseerd dat geen zinvolle uitspraken gedaan kunnen worden (namelijk over 1,8% van de totale populatie). Welke harddrug in hele leven? Van de jongeren die stellen (wel eens) in hun leven een of meerdere harddrugs te hebben gebruikt of nog gebruiken, komt naar voren dat in aantallen gebruikers XTC de meest populaire drug is, gevolgd door paddo’s, cocaïne en amfetaminen (speed). Heroïne wordt nauwelijks gebruikt. Tabel 68
Ooit gebruik van harddrugs in hele leven bij alle jongeren N 56 36 38 31 5 18
XTC/MDMA Cocaïne Paddo’s Amfetaminen Heroïne Andere (hard)drug
% 5 3 3 3 1
Bij een beoordeling van de intensiteit van het gebruik van deze drugs blijkt dat cocaïne en XTC relatief vaak gebruikt worden, terwijl paddo’s één à twee keer (experimenteel) worden gebruikt en daarna veel minder vaak. Tabel 69
Aantal keren harddrugs gebruikt in hele leven (in procenten)
XTC/MDMA Cocaïne Paddo’s Amfetaminen Heroïne Andere (hard)drug
1
2
3
4
5
6
7
19 13 39 28 100 26
11 11 41 9 19
5 10 6 3 -
5 4 3 13
6 3 4 13 11
6 7 -
3 6 -
8 keer of vaker 45 56 6 38 32
Harddrugsgebruik afgelopen maand Het aantal jongeren dat in de zes gemeenten aangeeft dat zij in de afgelopen maand één of meerdere harddrugs heeft gebruikt vormt een klein percentage van de totale populatie, namelijk 1,8%. Bij deze jongeren (van 16-24 jaar) blijken vooral cocaïne en xtc populair te zijn.
49
Tabel 70
Harddrugs gebruik afgelopen maand
XTC/MDMA Cocaïne Paddo’s Amfetaminen (speed) Heroïne Andere (hard)drug
aantal keren genoemd 14 15 3 4 1 3
% 35 37 7 10 2 7
40
Totaal
100
Leeftijd eerste ervaring met harddrugs De meeste jongeren die harddrugs gebruiken (of hebben gebruikt) hebben hun eerste ervaring met deze drugs gehad tussen hun 16e en 18e jaar; bijna 20% heeft de eerste ervaring gehad tussen hun 13e en 15e jaar. De gemiddelde leeftijd waarop men voor het eerst in aanraking komt met deze harddrugs is 17 jaar; hierin zit tussen jongens en meisjes nauwelijks verschil. Tabel 71
Leeftijd eerste ervaring met harddrugs totaal
(n=70) 13-15 jaar 16-18 jaar 19-21 jaar
17 70 12
Totaal
100
Locatie van harddrugsconsumptie De groep jongeren die harddrugs gebruikt doet dit bij voorkeur in een discotheek, op een feest of houseparty; dit geldt vooral voor jongens. Het gebruik bij vrienden wordt vooral door meisjes relatief vaak genoemd: Tabel 72
Locatie van harddruggebruik jongen 13 19 45 1 1 17 4
thuis bij vrienden café of discotheek, feest, houseparty, concert coffeeshop op en rond school in een keet of hok in de buurt op straat, in een park of ergens anders buiten ergens anders Totaal
meisje 11 36 24 3 5 8 9 4
totaal 12 25 38 1 2 3 15 4 100
50
Redenen voor harddrugsgebruik Bij de groep die harddrugs gebruikt worden naast ‘gezelligheid’ (27%) en het ‘helpt bij een gespannen gevoel’ (9%) vooral ook andere redenen genoemd voor het gebruik van deze drugs. Bij het antwoord ‘anders’ noemen bijvoorbeeld verschillende jongeren dat ze het een keer wilden uitproberen, anderen noemen de ‘kick’ als het argument. Tabel 73
Redenen voor harddrugsgebruik
(n=58) lekkere smaak is gezellig helpt bij gespannen gevoel gewoonte kan problemen beter aan anderen doen het ook kan beter een houding geven is best gezond hoor er meer bij anders
jongens 9 29 7 1 3 50
meisjes 9 24 13 4 6 6 5 3 30
totaal 9 27 9 3 2 4 2 2 42
Totaal
100
Harddrugsgebruik en negatieve consequenties voor school of werk Een vijfde deel van de gebruikers van stimulerende en overige drugs geeft aan dat dit gebruik negatieve gevolgen heeft voor hun prestaties op school of werk; bijna 80% van deze gebruikers (h)erkent geen negatieve effecten. Met name bij de betreffende meisjes geeft bijna een derde deel aan dat zij wel vinden dat hun gebruik van harddrugs een negatieve invloed heeft op hun prestaties op school of werk: Tabel 74 (n=67) ja nee
Harddrugsgebruik en negatieve effecten op school en werk jongens 16 84
meisjes 31 69
Totaal
totaal 21 79 100
Harddrugsgebruik en politiecontacten Het gebruik van harddrugs door de jongeren heeft in 10% van de gevallen tot politiecontacten geleid. Dit wordt relatief vaak door meisjes aangegeven (er is echter geen significant verschil tussen jongens en meisjes op dit aspect): Tabel 75 (n=70) ja nee
Harddrugsgebruik en politiecontacten jongens 7 93
meisjes 17 83
Totaal
totaal 10 90 100
51
Aanbod van harddrugs gekregen Naast de verschillende kanalen voor het zelfstandig kopen van harddrugs blijkt dat harddrugs soms ook aan jongeren op verschillende locaties worden aangeboden. Door meer dan 20% van de jongeren worden één of meer situaties aangegeven waarbij harddrugs worden aangeboden, in bijna 80% van de gevallen heeft men nooit harddrugs ergens aangeboden gekregen. Jongens komen vaker dan meisjes in een situatie waarin sprake is van een aanbod van stimulerende of overige drugs. Een locatie waar de jongeren vooral harddrugs aangeboden krijgen is een café of disco, bij een feest of houseparty (het gaat ook hier vaker om jongens dan om meisjes). Tabel 76
Aanbod van harddrugs gekregen (naar geslacht) jongens 74 3 4 5 13 1
nee, nooit op school thuis/bij vrienden thuis op straat, park of bij een hangplek café of disco, feest/houseparty, concert ergens anders
meisjes 85 3 2 3 6 1
Totaal
totaal 79 3 3 4 10 1 100
Het aanbod van harddrugs is met name voorhanden voor de oudere jongeren: bij de jongste leeftijdsgroep blijkt dat 93% nooit harddrugs aangeboden heeft gekregen, bij de jongeren van 20-23 jaar heeft 41% wel (eens of vaker) harddrugs aangeboden gekregen. De harddrugs worden bij de oudere jongeren vooral in cafés of disco, op feesten, houseparty’s of concerten aangeboden. Tabel 77
Aanbod van harddrugs gekregen (naar leeftijd) 12-15 93 2 2 1 1
nee, nooit op school thuis/bij vrienden thuis op straat, park of bij een hangplek café of disco, feest/houseparty, concert ergens anders Totaal
16-19 80 4 2 6 8 -
20-23 59 4 8 6 22 -
totaal 79 3 3 4 10 1 100
52
Gecombineerd gebruik van alcohol en drugs Uit landelijke signalen van onder meer gezondheidswerkers komt naar voren dat het aantal incidenten vanwege het gecombineerd gebruik van (vooral) ecstasy en alcohol lijkt toe te nemen, maar cijfers ontbreken. In Rivierenland geeft één op de tien jongeren (12%) aan wel eens op een dag of avond (meerdere) drugs en alcohol kort na elkaar te gebruiken; bijna 90% van de jongeren combineert derhalve geen alcohol met drugs op één gelegenheid. Van de jongens geeft 16% aan dat zij wel (soms of vaker) alcohol en drugs op één gelegenheid combineren; bij meisjes is dit 6%. De combinatie die in Rivierenland het meest (vooral door jongens) wordt toegepast is alcohol samen met wiet/hasj. Tabel 78
Gecombineerd gebruik van alcohol en drugs (naar geslacht) jongens 84 8 3 3 2
nee alcohol samen met wiet/hasj alcohol samen met XTC alcohol samen met cocaïne anders Totaal
3.3
meisjes 94 3 1 1 1
totaal 88 6 2 2 2 100
De enquêteresultaten in (landelijk) perspectief
Om een referentiekader voor de resultaten van de enquête onder de jongeren van 12 tot 24 jaar in de zes gemeenten te verkrijgen, kan worden gekeken naar andere (landelijke en regionale) onderzoeken op dit terrein. Uit de deskresearch komt naar voren dat inmiddels op regionaal niveau verscheidene onderzoeken naar alcohol- en drugsgebruik worden ondernomen, maar tevens blijkt dat een vergelijking met deze studies slechts tot op zekere hoogte relevant en mogelijk is25. In het volgende bespreken we enkele thema’s uit onderzoeken die we met de onderhavige enquête kunnen vergelijken. Alcoholgebruik bij jongeren Een van de relevante en voor een referentie bruikbare onderzoeken betreft een landelijke studie naar alcohol- en drugsgebruik door jongeren in Nederland uit 2002 (Abraham, 2002)26. In de volgende tabellen zetten we de gegevens van dit landelijk onderzoek tegenover onze verkregen data van district Rivierenland. Een belangrijke relativering hierbij is dat de gegevens van dit landelijk onderzoek niet recentelijk zijn verzameld, maar andere goede vergelijkingsbronnen over de gehele populatie van 12 tot 24 jaar met differentiaties daarbinnen zijn op dit moment niet voorhanden. 25
Zo hebben de GGD-onderzoeken (waaronder ook het E-MOVO-onderzoek) veelal betrekking op scholieren in het voortgezet onderwijs en daarbinnen alleen op de leerlingen van de tweede en vierde klas. Daarnaast heeft het landelijk peilstationsonderzoek van het Trimbos-instituut alleen betrekking op scholieren en niet op jongvolwassenen. In de data-analyse hebben we specifiek voor de vergelijking met het peilstationsonderzoek een onderscheid naar scholieren van 12-18 jaar gemaakt; de verschillen en overeenkomsten van dit landelijk onderzoek van Trimbos en de gegevens van Rivierenland zijn in het voorgaande op enkele punten aangegeven. 26 Abraham, Manja D., Hendrien L. Kaal, & Peter D.A. Cohen (2002), Licit and illicit drug use in the Netherlands 2001. Amsterdam: CEDRO.
53
Tabel 79
Alcoholgebruik jongeren (ooit en recent, in procenten)
Alcohol 12-15 jaar
16-19 jaar
20-24 jaar
Alcohol ooit - landelijk - Rivierenland
61 46
92 92
96 95
Alcohol recent - landelijk - Rivierenland
35 23
78 77
79 82
Bij de lifetimeprevalentie (ooit gebruik)27 van alcoholgebruik komt naar voren dat de landelijke percentages (van Abraham) en percentages van het district Rivierenland (nagenoeg) gelijk zijn bij de leeftijdscategorieën 16-19 jaar en 20-24 jaar. Alleen bij de jongere groep, 12-15 jaar, is het alcoholgebruik (ooit) in Rivierenland lager dan het landelijk gemiddelde. Vanaf 16 jaar is derhalve het alcoholgebruik in Rivierenland vergelijkbaar met het alcoholgebruik in heel Nederland; onder de 16 jaar hebben in Rivierenland gemiddeld minder jongeren ooit alcohol genuttigd dan leeftijdsgenoten in de rest van Nederland. Bij de maandprevalentie28 van alcoholgebruik zien we een vergelijkbaar patroon: jongeren van 16 jaar en ouder in Rivierenland drinken net zo vaak in een maand als jongeren in Nederland in deze leeftijdsgroep; bij de jong-volwassenen in Rivierenland drinken wel meer jongeren (vaker) dan het Nederlands gemiddelde. Bij de jongste groep wordt in Rivierenland, op maandbasis beschouwd, minder vaak alcohol gedronken dan door jongeren in Nederland. Ook uit de vergelijking met het landelijk peilstationsonderzoek van het Trimbos-instituut (2004) komt naar voren dat de lifetime- en maandprevalentie ten aanzien van alcoholgebruik bij de scholieren in Rivierenland lager liggen dan de landelijke gemiddelden. De conclusie is dat jongeren van 12-15 jaar in Rivierenland gemiddeld beschouwd minder vaak alcohol drinken dan hun leeftijdsgenoten in Nederland, maar tevens dat deze ‘achterstand’ door de jongeren vanaf circa 16 jaar geheel wordt ingehaald. Met andere woorden: in eerste instantie drinkt men minder vaak op jonge leeftijd, maar na enkele jaren drinken de jongeren vaker dan andere (oudere) jongeren en kent men meer dan 80% regelmatige drinkers.
27 28
Dit betekent dat het middel minimaal één keer in het leven is gebruikt. ‘Recent’ is hier bedoeld als gebruik in de maand voorafgaande aan het onderzoek.
54
Softdrugsgebruik bij jongeren Ook ten aanzien van het softdrugsgebruik door jongeren zijn de gegevens van de enquête in de zes gemeenten vergeleken met de cijfers van Abraham (2002). Tabel 80
Softdrugsgebruik jongeren (ooit en recent, in procenten)29
Cannabis 12-15 jaar
16-19 jaar
20-24 jaar
Cannabis ooit - landelijk - Rivierenland
6 3
28 26
42 49
Cannabis recent - landelijk - Rivierenland
2 1
9 9
11 7
Bij de lifetimeprevalentie van softdrugs (het ‘ooit gebruik’) zien we dat een deel van het softdrugsgebruik in Rivierenland overeenstemt met het landelijk gebruik; dit is met name het geval bij de jongeren in de leeftijd 16-19 jaar. Bij de jongste groep zien we dat de jongeren in Rivierenland minder vaak (ooit) softdrugs hebben gebruikt dan hun leeftijdsgenoten. Dit komt overeen met de vergelijking die al eerder getrokken is met het landelijk peilstationsonderzoek van Trimbos waaruit blijkt dat scholieren in Rivierenland een lagere lifetime- en maandprevalentie kennen in het softdrugsgebruik dan leeftijdsgenoten in Nederland. Bij de oudste groep van 20-24 jaar is het gebruik in Rivierenland daarentegen hoger dan het landelijk gemiddelde; in Rivierenland hebben derhalve meer jongeren in deze leeftijd (ooit) cannabis gebruikt dan andere Nederlandse jongeren in deze leeftijd. Bij de maandprevalentie van softdrugsgebruik merken we op dat de jongeren van 16-19 jaar in Rivierenland even vaak als andere Nederlandse jongeren in de afgelopen maand (één of meerdere malen) hebben geblowd. Bij de jongeren van 12-15 jaar ligt het gebruik iets lager dan het Nederlands gemiddelde, terwijl de jongeren van 20-24 jaar in Rivierenland gemiddeld per maand minder vaak cannabis gebruiken dan andere Nederlandse jongeren in deze leeftijd. Het aandeel softdrugsgebruikers dat (ook) in de afgelopen maand heeft gebruikt is derhalve bij de 16-19 jarigen in Rivierenland net zo groot als in de rest van Nederland, bij de oudere groep is dit aandeel gebruikers lager. Bij de jongeren van 20 tot 24 jaar is het aandeel van ooitgebruikers daarentegen hoger dan het landelijk gemiddelde; de helft heeft het wel eens geprobeerd, minder dan 10 procent is regelmatig gebruiker geworden. Harddrugsgebruik bij jongeren De resultaten van de enquête in Rivierenland zijn ook ten aanzien van het harddrugsgebruik door jongeren goed te vergelijken met de cijfers van Abraham (2002). Daarbij hebben we de mogelijkheid de resultaten te differentiëren naar soort harddrugs, leeftijdscategorie en naar het ooit-, respectievelijk recentelijk gebruik.
29
Landelijke gegevens uit: Abraham, e.a. 2002.
55
Tabel 81
Harddrugsgebruik jongeren (ooit en recent, in procenten)30
Harddrugs 12-15 jaar
16-19 jaar
20-24 jaar
Ecstasy ooit - landelijk - Rivierenland
0,5 -
5,5 3,6
13,6 14,5
Ecstasy recent - landelijk - Rivierenland
0,2 -
1,6 1,0
2,5 3.0
Cocaïne ooit - landelijk - Rivierenland
0,1 -
2,7 2,4
8,6 9,2
Cocaïne recent - landelijk - Rivierenland
0,1 -
0,9 0,5
1,6 5,6
Speed ooit - landelijk - Rivierenland
0,2 -
3,9 1,7
9,5 8,9
Speed recent - landelijk - Rivierenland
0,2 -
0,7 0,2
0,9 0,7
Paddestoelen ooit - landelijk - Rivierenland
0,5 0,2
5,3 2,9
11,9 10,6
Paddestoelen recent - landelijk - Rivierenland
0,1 -
0,3 0,5
0,2 0,7
De vergelijking van landelijke gebruikersgegevens met het gebruik van harddrugs door jongeren in de zes onderzochte gemeenten, leidt tot de volgende constateringen: • het ecstasygebruik ligt bij de jongeren van 16-19 jaar in de zes gemeenten in district Rivierenland iets lager dan gemiddeld in Nederland, bij de jongeren van 20-23 jaar in Rivierenland is echter het ooit- en het recent-gebruik (iets) hoger; • bij het cocaïnegebruik zien we een redelijk vergelijkbare situatie; bij de 16-19 jarigen is het ooit- en recentelijk gebruik iets lager dan het landelijk gemiddeld gebruik door deze leeftijdsgroep, bij de jong-volwassenen in Rivierenland is het ooit-gebruik daarentegen iets hoger en het recent cocaïnegebruik opmerkelijk hoger dan het landelijk gemiddelde; • het gebruik van speed door jongeren in Rivierenland is bij de jongeren van 16-19 jaar zowel in het ooit- als in het recentelijk gebruik lager dan het landelijk gemiddelde, bij de jongvolwassenen benadert het gebruik van speed de landelijke cijfers maar blijft daar nog onder; • voor paddestoelen geldt dat relatief veel jongeren de drugs ‘wel eens’ gebruiken, maar zeker geen regelmatige gebruikers worden. Dit geldt ook voor de jongeren in Rivierenland bij wie het gebruik van paddestoelen niet aanzienlijk afwijkt van de landelijke cijfers; 30
Landelijke gegevens uit: Abraham, e.a. 2002.
56
•
het gebruik van de diverse soorten harddrugs overziend, kan worden opgemerkt dat in politiedistrict Rivierenland: • bij de jongste groep van 12-15 jaar nauwelijks ‘ooit’- of ‘recente gebruikers’ van harddrugs zijn te herkennen; • bij de jongeren van 16-19 jaar sprake is van experimenteel en soms recentelijk gebruik maar deze cijfers zijn over het algemeen iets lager dan de landelijke gegevens over deze leeftijdscategorie; • bij de jongeren van 20 tot 24 jaar, in vergelijking met het landelijk gebruik, zowel bij het ooit- als het recente gebruik sprake is van relatief veel gebruikers van cocaïne en ecstasy. Bij deze jongvolwassenen gebruikt circa één op de twintig jongeren regelmatig cocaïne, hetgeen aanzienlijk hoger is dan het landelijk gemiddelde (circa één op de vijftig jongeren van deze leeftijd).
57
3.4
Samenvattende resultaten enquête
De resultaten van de enquête leiden tot een aantal constateringen die we beknopt in enkele hoofdthema’s willen samenvatten. 3.4.1
Alcoholgebruik door jongeren
Omvang bij (alle) jongeren • van de jongeren in de zes gemeenten in de leeftijdsgroep 12 tot 24 jaar heeft 75% ooit alcohol gedronken; er zit hierin nauwelijks verschil tussen jongens en meisjes • meer dan de helft (57%) van de jongeren heeft in de maand voorafgaand aan het onderzoek alcohol gedronken; het regelmatig alcoholgebruik komt bij jongens vaker voor (60%) dan bij meisjes (53%). Bij de lifetimeprevalentie is derhalve geen verschil tussen jongens en meisjes, bij de maandprevalentie wel in die zin dat jongens regelmatiger (vaker) drinken • het gebruik van alcohol is sterk leeftijdsbepaald: bij de jongeren van 12-15 heeft circa een kwart in de afgelopen maand alcohol gedronken, bij 16-19 jarigen is dit bijna 80% en bij 2023 jarigen ruim 80% • bij een vergelijking met landelijke cijfers is de conclusie dat de jongeren van 12-15 jaar in Rivierenland minder vaak alcohol drinken dan hun leeftijdsgenoten in Nederland, maar tevens dat deze ‘achterstand’ vanaf circa 16 jaar geheel wordt ingehaald. Met andere woorden: in eerste instantie drinkt men minder vaak op jonge leeftijd, maar na enkele jaren drinken de jongvolwassenen vaker dan andere (oudere) jongeren en kent men bij deze leeftijd meer dan 80% regelmatige drinkers • van de jongeren die in de afgelopen maand alcohol hebben gedronken wonen verhoudingsgewijs meer jongeren in Lingewaard, Rijnwaarden en Zevenaar. Omvang bij scholieren • van de scholieren in de zes gemeenten heeft bijna tweederde (64%) wel eens alcohol gedronken; ruim een derde van de scholieren, vooral jongens in de leeftijd 12-14 jaar, stelt geen alcohol te hebben gedronken. In ‘Jeugd en riskant gedrag’ (2004) kwam naar voren dat van alle leerlingen van het voortgezet onderwijs 85% ooit alcohol heeft gedronken (bij meisjes 83%, bij jongens 86%). Bovendien blijkt uit dit landelijk peilstationsonderzoek dat meer dan de helft (58%) van de leerlingen van het voortgezet onderwijs in de maand voorafgaand aan het onderzoek alcohol heeft gedronken; bij de jongeren in onderhavig onderzoek in de zes gemeenten geldt dit voor 43% • bij een vergelijking tussen gemeenten blijkt dat het aantal scholieren in Duiven dat alcohol drinkt het laagst is en in Rijnwaarden het hoogst. Regelmatige drinkers • van de ‘drinkers’ blijkt dat meer dan een derde (37%) dit één of twee keer te hebben gedaan, meer dan de helft (52%) drie tot tien keer en elf procent heeft in de afgelopen maand meer dan tien keer alcohol gedronken. Vooral jongens (20%) drinken (zeer) regelmatig (meer dan 10 keer afgelopen maand) • naast het gegeven dat jongens vaker alcohol drinken dan meisjes, neemt ook de frequentie van het alcoholgebruik toe naarmate de jongeren ouder worden; de intensiteit van het alcoholgebruik in de afgelopen maand is relatief laag bij de jongeren van 12-15 jaar en hoog bij de jongeren van 20-23 jaar.
58
Momenten van alcoholgebruik • bij de jongeren drinkt een kwart één of meerdere avonden doordeweeks; bij de jongens drinkt meer dan eenderde (37%) één of meerdere dagen doordeweeks alcohol, bij de meisjes drinkt 15% doordeweeks alcohol • er is een veel grotere groep jongeren (ruim 80%) die in het weekend alcohol drinkt • de helft van deze jongeren drinkt één avond in het weekend, een kwart drinkt op twee avonden in het weekend. De zaterdag is daarbij aanzienlijk populairder dan de vrijdagavond. Een kleinere groep jongeren (6%, vooral jongens) nuttigt alcohol op alledrie weekendavonden • de hoeveelheid alcohol die jongeren drinken op vrijdag of zaterdag loopt niet veel uiteen; op vrijdag drinkt 42% van de jongeren 5 of meer glazen alcohol, op zaterdag is dit 46% • in het drinkpatroon van de jongens en meisjes volgen de jongeren in de zes gemeenten een landelijk beeld: jongens drinken frequenter dan meisjes, zij drinken op meer doordeweekse dagen en op meer weekenddagen. Ook drinken zij grotere hoeveelheden per gelegenheid. Dit alles is met name het geval bij de oudere jongens. Aangeschoten of dronken zijn • van de jongeren stelt 74% tenminste éénmaal in het leven aangeschoten of dronken te zijn geweest; hierin is geen significant verschil tussen jongens en meisjes. In het aantal malen dat men aangeschoten is geweest blijkt dat jongens wel vaker dronken zijn dan meisjes • het gevoel aangeschoten of dronken te zijn geweest in de maand voorafgaand aan het onderzoek ligt op 41%; hier blijkt dat jongens vaker aangeschoten of dronken zijn geweest dan meisjes. Oordeel ouders • ouders vinden het over het algemeen goed dat hun kinderen drinken (60%); bij de jongere jongeren vindt 40% van de ouders het goed dat ze drinken. Een klein deel van de ouders raadt het alcoholgebruik bij hun kinderen af (11%); bij de jongere groep raadt 25% van de ouders het af. Bij de scholieren stelt 53% dat hun ouders alcoholgebruik goedkeuren en 15% van hen raadt het af • bij een vergelijking tussen de gemeenten blijkt dat de meningen van de ouders enigszins uiteenlopen. Zo geven vooral de jongeren in Lingewaard en Rijnwaarden vaak aan dat hun ouders hun alcoholgebruik ‘goed vinden’. Typen drank • onder de jongeren worden verschillende soorten alcoholische dranken genuttigd, waarbij bier, breezers, wijn en mixdrankjes de voorkeur hebben. Jongens drinken vooral bier en ook breezers, meisjes drinken wijn, breezers en mixdrankjes. Locaties alcoholgebruik en -aankoop • de oudere jongeren drinken vooral op een feest, in een discotheek en bij andere vrienden thuis. Het thuis drinken wordt vooral door de jongere groep (12-15 jaar) gedaan. Het drinken in keten of hokken komt in de onderzochte regio nauwelijks voor • alcohol wordt door jongeren gekocht bij de supermarkt, discotheek, café/bar en slijter; de supermarkt is een populaire plaats voor de aankoop van alcohol, ook voor (een deel van de) jongeren onder de 16 jaar. Redenen voor alcoholgebruik • belangrijkste redenen om alcohol te drinken zijn ‘gezelligheid’ en ‘lekkere smaak’. Een klein deel van de jongeren drinkt alcohol omdat het helpt bij een gespannen gevoel en uit gewoonte. Tussen jongens en meisjes en tussen de onderscheiden leeftijdsgroepen zijn hierin weinig verschillen te herkennen. Scholieren hebben hierin vergelijkbare scores.
59
Negatieve effecten alcoholgebruik • het alcoholgebruik leidt volgens 20% van de jongeren bij henzelf tot normovertredend gedrag, zich vooral uitend in overlast en vandalisme; het gaat hier vooral om jongens van 20-23 jaar • het drinken van alcohol heeft volgens 5% van deze jongeren ook wel eens tot politiecontacten geleid; het gaat ook hier vooral om jongens, vanaf 16 jaar.
3.4.2
Softdrugsgebruik door jongeren
Omvang • bijna een kwart van de jongeren (22%) heeft wel eens softdrugs gebruikt; jongens hebben vaker ‘wel eens’ geblowd dan meisjes • het aantal jongeren dat wel eens heeft geblowd neemt sterk toe met de leeftijd; bij de 20-23 jarigen heeft bijna de helft van de jongeren (49%) wel eens geblowd, bij de 15-jarigen is dit bijvoorbeeld 8% • van de scholieren heeft 11% wel eens of vaker geblowd • bij het ‘ooit gebruik’ stemt een deel van het softdrugsgebruik in Rivierenland overeen met het landelijk gebruik; dit is met name het geval bij de jongeren in de leeftijd 16-19 jaar. Bij de jongste groep is het ooit-gebruik lager dan hun leeftijdsgenoten in Nederland; bij de jong-volwassenen is het gebruik in Rivierenland daarentegen hoger dan het landelijk gemiddelde. Regelmatige blowers • bij de jongeren die wel eens geblowd hebben, heeft bijna een kwart (22%) ook in de afgelopen maand geblowd; dit geldt vaker voor jongens dan voor meisjes en voor jongeren van 16-19 jaar • bij jongeren die afgelopen maand hebben geblowd, blijkt bijna een kwart (22%) een zeer regelmatige gebruiker te zijn (20 keer of vaker per maand) • bij de maandprevalentie van softdrugsgebruik blijkt dat de jongeren van 16-19 jaar in Rivierenland even vaak als andere Nederlandse jongeren in de afgelopen maand (één of meerdere malen) hebben geblowd. Bij de jongeren van 12-15 jaar ligt het gebruik iets lager dan het Nederlands gemiddelde, terwijl ook de jongeren van 20-24 jaar in Rivierenland gemiddeld per maand minder vaak cannabis gebruiken dan andere Nederlandse jongeren in deze leeftijd. Locaties van softdrugsaankoop en -gebruik • softdrugs worden veelal verkregen via vrienden en bij coffeeshops. Ook is de coffeeshop, ondanks de leeftijdsgrens van minimaal 18 jaar, een locatie waar een klein deel van de blowende scholieren (onder de 18 jaar) softdrugs aanschaffen • meer dan 40% van de jongeren heeft wel eens of vaker softdrugs aangeboden gekregen; dit geldt vooral voor jongeren vanaf 16 jaar op school • de softdrugs worden door de jonge jongeren vooral buiten, op straat of park, gebruikt; een deel van de oudere jongeren blowt ook bij vrienden. Oordeel van ouders • de acceptatie van softdrugsgebruik is bij de ouders aanzienlijk minder groot dan bij het alcoholgebruik van hun kinderen; 6% van de ouders keurt het blowen goed. Een derde van de ouders weet niet dat de jongere softdrugs gebruikt.
60
Negatieve effecten softdrugsgebruik • een deel van de blowende jongeren (12%) geeft aan dat hun softdrugsgebruik een negatief effect heeft op hun prestaties op school of werk; dit geldt iets vaker voor jongens dan voor meisjes • 5% van de blowende jongeren stelt dat sprake is geweest van politiecontacten vanwege, of in relatie tot, hun cannabisgebruik.
3.4.3
Harddrugsgebruik door jongeren
Omvang • van de jongeren heeft 6% wel eens harddrugs gebruikt; dit gebruik ligt bij jongens hoger dan bij meisjes en het harddrugsgebruik speelt vooral bij de jongeren van 20 tot 24 jaar • bij de scholieren heeft 2% wel eens harddrugs gebruikt. Regelmatige gebruikers • van de jongeren die harddrugs gebruiken heeft 30% dit ook afgelopen maand gedaan • de maandprevalentie van harddrugs (gezien over alle jongeren) is 1,8% • bij een vergelijking met landelijke cijfers over harddrugsgebruik blijkt dat in district Rivierenland: • weinig jongeren van 12-15 jaar als gebruikers van harddrugs zijn te herkennen • bij de jongeren van 16-19 jaar sprake is van experimenteel en soms recentelijk gebruik maar dit gebruik is over het algemeen iets lager dan het landelijk gemiddeld gebruik bij leeftijdsgenoten • relatief veel jongvolwassenen (vooral) cocaïne en ecstasy gebruiken. Bij de groep jongvolwassenen in district Rivierenland gebruikt circa één op de twintig jongeren regelmatig cocaïne, hetgeen aanzienlijk hoger is dan het landelijk gemiddelde in deze leeftijdsgroep (één op de vijftig jongeren). Voorkeuren voor drugs • bij de jongeren die (wel eens) in hun leven harddrugs hebben gebruikt, komt XTC als de meest populaire drug naar voren, gevolgd door paddo’s, cocaïne en amfetaminen (speed); heroïne wordt nauwelijks gebruikt • bij een beoordeling van de intensiteit blijkt dat cocaïne en XTC relatief vaak worden gebruikt, terwijl paddo’s één à twee keer (experimenteel) worden gebruikt en daarna veel minder vaak. Locaties en aanbod van gebruik • het harddruggebruik komt bij voorkeur voor in een discotheek, op een feest of houseparty of bij vrienden • harddrugs worden soms ook aan jongeren op verschillende locaties aangeboden; 20% van de jongeren (vaker oudere jongens) hebben deze ervaring in een café of disco, bij een feest of houseparty. Redenen voor gebruik • ‘gezelligheid’ en het ‘helpt bij een gespannen gevoel’ zijn onder andere redenen voor gebruik van deze drugs. Vaak stellen de jongeren dat ze het een keer wilden uitproberen, anderen noemen de ‘kick’ als het argument.
61
Negatieve effecten harddrugsgebruik • een vijfde deel van de harddrugsgebruikers bemerkt negatieve gevolgen voor hun prestaties op school of werk • het gebruik van harddrugs leidt, volgens opgave van de jongeren in de enquête, bij 10% van deze gebruikende jongeren tot politiecontacten. Combinatiegebruik • één op de tien jongeren die alcohol en drugs gebruiken, gebruikt wel eens op een dag of avond (meerdere) drugs en alcohol kort na elkaar, bij jongens combineert 16% wel eens alcohol en drugs op één gelegenheid; het gaat daarbij meestal om alcohol samen met wiet/hasj.
62
4.
Een situatieschets inzake alcohol en drugs in de zes gemeenten
In de volgende paragrafen worden gemeentelijke beschrijvingen gepresenteerd die, naast de beschikbare schriftelijke bronnen, in eerste instantie gebaseerd zijn op de ervaringen van de politie en het jongerenwerk. Naast deze situatieschetsen per gemeente wordt tevens beknopt aangegeven welke beleidsmaatregelen in de betreffende gemeenten in voorgaande jaren zijn genomen die van invloed (zouden kunnen) zijn op het thema ‘jeugd, alcohol en drugs’. Vervolgens worden de inzichten en oordelen van de (overige) organisaties in een aparte paragraaf besproken.
4.1
Duiven
Situatieschets De gemeente Duiven, die drie kernen kent (Duiven, Groessen en Loo) heeft in totaal 25.577 inwoners, waaronder 3.674 jongeren in de leeftijd 12-24 jaar (14%)31. Groessen en Loo zijn twee kleine kerkdorpen in de gemeente Duiven met respectievelijk circa 1.900 en 900 inwoners. Vanwege de groeikernfunctie is het aantal inwoners in de gemeente Duiven gedurende de laatste 20 jaar verdubbeld. In die periode vestigden zich vooral jonge gezinnen in Duiven, waardoor ook sprake is van een relatief jonge bevolking: jongeren tot 23 jaar (31%) en hun ouders (categorie 30-55 jaar: 41%) zijn oververtegenwoordigd32. Uit panels met jongeren en professionals in de jeugdsector blijkt onder meer dat jongeren in Duiven aangeven dat er te weinig voor hen door de gemeente wordt georganiseerd. Zij geven aan behoefte te hebben aan meer uitgaansgelegenheden (disco, feesten) en sportieve activiteiten en aan buitensport- en speelvoorzieningen. Enerzijds geven de jongeren aan te vinden dat de gemeente meer zou moeten doen voor en met jongeren. Anderzijds geeft daarbij een deel, ook van de jongeren zelf, aan dat jongeren zelf het initiatief willen of zouden moeten nemen. Een belangrijk thema hierbij is sportstimulering. Op het terrein van het jongerenwerk komt naar voren dat men vindt dat het jongerencentrum vaker geopend zou moeten zijn, bovendien ziet men een bredere taak voor het jongerenwerk in samenwerking met (sport)verenigingen en bijvoorbeeld CCOG (het cultureel centrum). Op het terrein van ‘jeugd en veiligheid’ blijkt uit de gebiedsscans 2004 van de politie dat de jeugdoverlast in Duiven bestaat uit lawaai, vandalisme, vervuiling en crossen door hangende jeugd op verschillende ontmoetingsplaatsen (ondermeer het winkelcentrum, schoolplein de Wiekslag en basisscholen zuid-west). Hierbij is volgens de politie ook sprake van gebruik van alcohol en softdrugs onder de jongeren. Ook schoolgaande jeugd veroorzaakt overlast met name in het uitstralingsgebied van het Candea college. In de notitie van de gemeente over integraal jongerenbeleid wordt aangegeven dat in de Liemers ‘steeds meer (…) signalen binnenkomen over gebruik en handel van softdrugs onder jongeren en het experimenteren met (hard)drugs, waarbij de drugs (koeriers) over het algemeen uit Arnhem of Doetinchem worden gehaald’.
31
Gegevens per 1 januari 2006. Zie voor de beschrijving van Duiven ook de notitie ‘Jong in Duiven’, nota integraal jongerenbeleid 10– 23 jaar, gemeente Duiven, maart 2006.
32
63
Het gebruik van alcohol en drugs door jongeren in Duiven wordt door verscheidene geïnterviewde sleutelpersonen al langere tijd als redelijk zorgelijk beschouwd. In de twee kleinere kernen Groessen en Loo, waar ‘dorpsgevoel’ en een actief verenigingsleven opvallende kenmerken zijn, is volgens betrokken organisaties desalniettemin nauwelijks sprake van een ‘zorgelijk’ alcohol- en/of drugsgebruik door jongeren. Een van de eerste signalen over de situatie in Duiven is afgegeven door het jongerenwerk dat vooral ‘een fors drugsgebruik’ onder jongeren constateert. De eerste signalen hebben onder meer geleid tot een gezamenlijk overleg tussen werkers van JC Alpha en een veldwerker van IrisZorg in 2003. Uit de rapportage van de veldwerker van IrisZorg komt naar voren dat de signalen van het jongerenwerk worden onderschreven. In het betreffende, beknopte, verslag (zomer 2003) wordt gewezen op de grote stedelijke invloed van Arnhem, waardoor het er op lijkt dat ‘meer jongeren zich bezig houden met drugsgebruik’: ‘het simpele feit dat Arnhem op een steenworp afstand ligt maakt ook dat jongeren eenvoudig gebruik kunnen maken van het daar aanwezige drugscircuit. Softdrugs zijn makkelijk en dichtbij te verkrijgen’. Bovendien is er een vermoeden dat het voor de gemiddelde Duivense jongere eenvoudiger en waarschijnlijker goedkoper is om aan harddrugs te komen dan voor een jongere uit bijvoorbeeld Groenlo. Ook alcohol wordt veelvuldig gebruikt maar er ligt meer een accent op drugs dan in de Achterhoek. Ofschoon er een aannemelijke inschatting is van een fors drugsgebruik onder jongeren in Duiven, gaat het, zoals ook de veldwerker van IrisZorg constateerde, ‘te ver om te stellen dat alle jongeren drugs gebruiken, immers de jongeren die binnen het bereik van het jongeren- of veldwerk liggen zijn in bepaalde opzichten waarschijnlijk juist geen afspiegeling van de gemiddelde Duivense jongere’. In de beoordeling van IrisZorg is in Duiven vooral sprake van alcohol- en drugsgebruik bij oudere jongeren (18+), die naast veelvuldig blowen, ook speed en cocaïne als uitgaansdrugs gebruiken. Bij IrisZorg zijn in 2005 in totaal negen jongeren uit Duiven ingeschreven vanwege een verslavingsproblematiek. Het veldwerk van de medewerker van IrisZorg leidde tot de conclusie dat de situatie in Duiven in vergelijking met andere gemeenten in de Liemers en de Achterhoek een hoge ‘ernstscore’ kent. De ernst van het drugsgebruik heeft geleid tot het advies specifieke aandacht aan de problematiek onder jongeren te besteden, hetgeen mede aanleiding heeft gevormd voor de start van het project ‘Streetwise’ (zie verder). Het jongerenwerk in Duiven, dat opereert vanuit jongerencentrum Alpha, omvat twee jongerenwerkers (36 en 32 uur per week) die in hun activiteiten worden ondersteund door een beheerder (30 uur). Het jongerenwerk in Duiven kent daarmee in vergelijking met enkele regiogemeenten op dit moment een redelijke formatiecapaciteit. Jongencentrum Alpha is in de regio een van de accommodaties voor jongerenwerk van de Stichting Mikado. Door het jongerenwerk in Duiven wordt aangegeven dat het jongerencentrum zich, naast de brede groep jongeren in de leeftijd 10-14 jaar, vooral richt op de risicogroep van 14-23 jaar (en niet zozeer op alle jongeren in Duiven). In het aanbod worden vooral activiteiten ondernomen voor de risicojongeren van 14-23 jaar, waardoor zij ook veel van deze jongeren ‘in beeld’ hebben. Uit een inventarisatie door het jongerenwerk komen de volgende aantallen naar voren: • van de jongeren tussen 16 en 25 jaar die dagelijks harddrugs (coke) gebruiken zijn 35 jongeren bij het JC in beeld, men schat in dat 50 jongeren in Duiven regelmatig deze drugs gebruiken; • jongeren tussen 16 en 25 jaar die dagelijks veel alcohol en softdrugs gebruiken zijn er 150 bij het JC in beeld, hoeveel dit er in Duiven zijn heeft het jongerenwerk geen zicht op;
64
• •
jongeren tussen 16 en 25 jaar die doordeweeks alcohol en softdrugs gebruiken en in het weekend harddrugs heeft men er 300 in beeld; hoeveel dit er in Duiven zijn heeft men geen zicht op; van de jongeren tussen 14 en 17 jaar die alcohol en softdrugs gebruiken en neigen naar gebruik van harddrugs heeft men er 30 van in beeld, maar het vermoeden is dat deze groep erg groot is.
Deze cijfers leiden bij het jongerenwerk tot de conclusies dat het drugsgebruik omvangrijk is en dat het alcoholgebruik relatief gezien minder zorgwekkend is, behalve bij de 13-15 jarigen. Het alcohol- en vooral drugsgebruik van de jongeren is niet een fenomeen dat zich in Duiven expliciet in het openbaar manifesteert en is daardoor ook minder zichtbaar en grijpbaar. Volgens het jongerenwerk vindt het gebruik door 18+-jongeren voor een belangrijk deel binnenshuis in besloten kring plaats, waardoor er relatief weinig overlast op straat is. Opvallend is volgens het jongerenwerk het cocaïne- en speedgebruik onder een groep jongeren met een lage voortgezette opleiding (vmbo en speciaal onderwijs) die op jonge leeftijd grote (gezondheids)risico’s lopen. Het gaat daarbij onder meer om een groep ‘gabbertjes’ die door middel van verschillende baantjes geld verdienen, nog thuis wonen en daardoor relatief veel financiële mogelijkheden hebben om drugs te kopen en op hardcore-feesten en/of concerten speed en cocaïne gebruiken. Uit de gebiedsscans van de politie komt over Duiven in het kader van de relatie alcohol en geweldsdelicten het volgende naar voren: in de openbare ruimte komen gewelddelicten soms voor bij evenementen zoals kermissen, in en bij horecagelegenheden en het huiswaarts keren van jeugd na discobezoek (de nachttrein). De nadruk ligt daarbij op de vrijdagavond/nacht en zondagavond/nacht. Verder vinden de gewelddelicten verspreid over het gebied plaats op wisselende tijdstippen en dagen. Door de politie wordt steeds vaker buitensporig alcoholgebruik en een toenemend gebruik en dealen van drugs door jongeren in Duiven geconstateerd. Bij de politie signaleert men in Duiven vooral het zichtbare alcoholgebruik van jongeren daar waar op enkele hangplekken ‘veel bier en joints’ worden genuttigd. Voorbeelden van deze hangplekken zijn (en voor een deel waren) de Klavierstraat, het Eilandplein en het NS-station. Op deze locaties is sprake van wisselende groepen vanaf 14 jaar met ‘tassen bier’ die veel overlast bezorgen. Deze jongeren hebben vaker bekeuringen van de politie ontvangen vanwege het (op heterdaad betrappen van het) drinken in de openbare ruimte en voor overlast. Over de wisselende groepen jongeren bij het winkelcentrum op het Eilandsplein ontvangt de politie heel veel klachten van overlast, ‘maar deze zijn niet altijd terecht’. Het betreft wel jongeren vanaf 14 jaar die bier drinken en joints roken; ‘ze vinden dit blijkbaar heel normaal’. In de politiepraktijk bleek dat het alcoholgebruik op straat wel kan worden aangepakt, maar het gebruik van softdrugs niet aangezien er in Duiven geen blowverbod bestond voor gebruik op straat. Inmiddels is in Duiven een nieuwe APV vastgesteld (oktober 2006) als ‘kapstokinstrument’, waarbij de burgemeester in de gemeente gebieden aan kan wijzen waar een blowverbod kan gelden. Over het gebruik van harddrugs door jongeren in Duiven merkt de politie op dat zij geen feitelijk zicht heeft op dit (thuis)gebruik maar wel signalen heeft ontvangen van speed en cocaïnegebruik (‘van horen zeggen’). De politie geeft aan dat er wel op straat ‘wat’ gedeald wordt door jongeren van 16-17 jaar die de drugs op bestelling in Arnhem halen (het dealershuis dat in Duiven bekend was is in 2004 opgeheven).
65
Bij de politie merkt men tevens op dat de geschetste problematiek zich vooral in Duiven voordoet; over Groessen en Loo worden weinig signalen opgevangen van structureel overmatig drinkende of drugsgebruikende jongeren (afgezien van de feestavonden in jongerensoos Rinoceros in Groessen waar één keer per maand veel alcohol wordt genuttigd). Bovendien is in Groessen een groepje hangjongeren herkenbaar bij de voetbalkooi, maar volgens de politie is hier nauwelijks sprake van overlast en van overmatig alcohol- en drugsgebruik. Bij geïnterviewde medewerkers van de leerplichtafdeling van de gemeente Duiven en van het maatschappelijk werk stelt men dat een alcohol- en drugsproblematiek in hun werkzaamheden en registratie niet direct herkenbaar is. Zo zijn volgens het AMW in hun praktijk slechts bij enkele volwassenen duidelijke aanwijzingen van een verslavingsproblematiek aan te geven die geleid heeft tot een verwijzing naar IrisZorg. Ook bij leerplicht stelt men dat men feitelijk een klein percentage van de jongeren met een alcohol- en/of drugsproblematiek in het werk tegenkomt. Vanuit deze organisaties geeft men echter wel aan dat desalniettemin meerdere signalen vanuit verschillende invalshoeken naar voren komen die aangeven dat ‘er regelmatig wordt geblowd en gedronken door jongeren’. Zo geeft men bijvoorbeeld vanuit leerplicht aan dat het gebruik van alcohol en drugs door jongeren niet in cijfers is te herleiden, maar ‘wel in problematiek’. Er zijn volgens deze instellingen (zeer) zorgelijke aanwijzingen van alcohol- en drugsgebruik, die bijvoorbeeld leiden tot ‘zwaarder’ en langduriger verzuim. Beleidsinitiatieven De signalen hebben er bij de betrokken organisaties toe geleid meer aandacht te vragen voor de verslavingsproblematiek onder jongeren, hetgeen door de gemeente als aandachtspunt is erkend en als actiepunt is opgenomen in de gemeentelijke nota over jeugdbeleid. Daarbij is aangesloten bij de nota Jeugdgezondheidszorg en de werkdoelen van het project ‘Aanpakken’33. In het project Aanpakken is (onder andere) voor de volgende werkdoelen gekozen: • terugdringen van de overlast door jeugd, met name op een aantal hangplekken en verbeteren van de veiligheidsbeleving door (buurt)bewoners; • ondersteuning en deskundigheidsbevordering van de jongerenwerkers ten aanzien van onder andere vindplaatsgericht werken, het ‘outreachend’ werken. Hierbij is tevens in regionaal verband samenwerking gezocht met Iriszorg en het JEKK34. Bovendien kent Duiven sinds voorjaar 2006 het project ‘Streetwise’ voor hangjongeren dat wordt uitgevoerd door een ambulante jongerenwerker (voor 30 uur per week). Streetwise is een samenwerkingsproject van de gemeente Duiven, politie Rivierenland-Oost en stichting Mikado (het jongerenwerk Duiven). Mikado zet een jongerenwerker in, die problemen signaleert en jongeren stimuleert. De politie signaleert eveneens en treedt repressief op als nodig. De gemeente heeft de regierol en registreert de problemen. Opvallend aspect van de aanpak in Duiven is dat de gemeente ouders snel bij dreigende problemen van jongeren probeert te betrekken door middel van een brief van de burgemeester aan de ouders van de jongeren. 33
‘Aanpakken’ is een project waarmee de provincie Gelderland de gemeenten heeft ondersteund bij hun regierol voor het jeugd- en veiligheidsbeleid. Het project richt zich specifiek op de problematiek rondom jeugd en veiligheid. Er wordt gekeken hoe gemeenten kunnen inspelen op problemen die veroorzaakt worden door jongeren. Dit betreft problemen die niet alleen gevolgen hebben voor het veiligheidsgevoel van de burgers, maar ook voor de jongeren zelf. Het doel van het project is om kleine en middengrote Gelderse gemeenten te versterken bij het invullen van hun regierol ten opzichte van jeugd en veiligheid. De provincie heeft het initiatief genomen om een selectie van Gelderse gemeenten te ondersteunen bij het opstellen van gemeentelijke plannen van aanpak voor deze problematiek. Het gaat onder andere om de gemeenten Nijkerk, Barneveld, Wageningen, Renkum, Doesburg, Westervoort, Zevenaar, Duiven en Montferland. Inmiddels is het (provinciale) project ‘Aanpakken’ afgerond en worden voorbereidingen getroffen voor een nieuw project onder de noemer ‘Doorpakken’. 34 JEKK staat voor het programma Jeugd En Kleine Kriminaliteit.
66
Het project Streetwise, dat door de regiopolitie Gelderland-Midden is onderscheiden met een innovatieprijs, is volgens betrokkenen succesvol. Bij de politie geeft men aan dat het project tot nu toe geleid heeft tot een daling van het aantal meldingen van overlast op de bekende hangplekken van jongeren met 25%. Ter ondersteuning van een integraal jeugdbeleid van de gemeente is in Duiven het Jongeren Signalerings Netwerk (JSN) opgericht. Het JSN is een beleidsplatform van acht organisaties dat een aantal taken op het gebied van signalering, coördineren, adviseren en initiëren ter hand heeft genomen. Het JSN richt zich op: informatie uitwisseling; vroegtijdig signaleren wensen, behoeften en problemen van jongeren, alsmede hiaten in het voorzieningenpatroon; vertalen van de signalen in een op samenwerking gericht aanbod; verbeteren van de maatschappelijke positie van jongeren uit de diverse doelgroepen en deskundigheidsbevordering intermediairs. Het JSN bestaat uit vertegenwoordigers van het Candea College, het Algemeen maatschappelijk Werk, de politie, het Jongerenwerk, leerplichtzaken, basisonderwijs, het JIP en de gemeente Duiven. Deze partners komen circa zeven keer per jaar bij elkaar. Zij signaleren met elkaar wat er gebeurt in de leeftijdsfase 10 tot 23 jaar, zoals welke ontwikkelingen of problemen er zijn. Risicojongeren krijgen daarbij extra aandacht.
4.2
Lingewaard
Situatieschets De gemeente Lingewaard omvat een zevental (dorps)kernen: Huissen, Bemmel, Gendt, Angeren, Doornenburg, Haalderen en Ressen. De gemeente Lingewaard heeft circa 43.700 inwoners, waarvan 5.700 in de leeftijd 12-24 jaar (13%)35. Huissen is de grootste plaats van de gemeente Lingewaard met bijna 17.000 inwoners, gevolgd door Bemmel met ruim 12.000 inwoners. Een van de belangrijke informatiebronnen voor het verkrijgen van een kwalitatief zicht op het alcohol- en drugsgebruik door jongeren in Lingewaard is het jongerenwerk van de STUW. Deze welzijnsorganisatie beheert in drie kernen van de gemeente Lingewaard jongerencentra, te weten de Hang Out in Huissen, de Toko in Bemmel en de Chill Out in Gendt. Op basis van de informatie van de Stuw, de in de kernen werkzame jongerenwerkers en de gebiedsagenten wordt per kern het volgende beeld geschetst: Huissen In de afgelopen twee–drie jaar zijn over Huissen meerdere signalen naar voren gekomen omtrent het dealen in drugs en mogelijk problematisch drugsgebruik door een groep jongeren. Deze problematiek, die door verschillende betrokkenen (nog steeds) wordt herkend, is onder meer aanleiding geweest voor een nadere analyse door IrisZorg36 en vervolgens voor een grotere inzet op deze jongeren door het jongerenwerk en de politie. Het jongerenwerk in Huissen organiseert activiteiten in jongerencentrum de ‘Hang out’ waarin ook een JIP is ondergebracht. In het jongerencentrum zijn twee beroepskrachten werkzaam, voor 33 en 36 uur per week, waaronder ook beheer. De jongerenwerkers in Huissen hebben langere tijd inzet gepleegd op een groep problematische jongeren die zich in en rond het jongerencentrum ophielden. In samenwerking met de politie heeft men deze groep, waarbinnen veel alcohol en drugs werden gebruikt, redelijk kunnen beïnvloeden en na verloop van tijd is deze probleemgroep afgebrokkeld. Ook is samen met 35 36
Gegevens per 1 januari 2006. A. Roomer, Analyse (Risico)Jongeren in Huissen, De Grift Arnhem, juli 2005
67
IrisZorg een analyse en plan opgesteld voor een deel van deze jongeren, waarbij enkele jongeren vanwege een verslavingsproblematiek naar IrisZorg zijn verwezen. Naast een aanbod van activiteiten in het jongerencentrum, blijkt dat de jongerenwerkers op dit moment vooral voor de oudere groep meer ambulant jongerenwerk ontwikkelen. Dit betekent dat men de inloop binnen het jongerencentrum (voor onbepaalde periode) heeft verminderd en vaker ‘de straat’ is opgegaan om met hanggroepen in Huissen contacten te leggen. In de praktijk blijkt dat een deel van de jongeren uit de voormalige probleemgroep zich nu meer op straat begeven en onder meer bij Raadhuisplein overlast bezorgen. Feitelijk onderscheidt men een groep van harde kern jongeren van 18+ en een jongere groep; met name bij de oudere groep is sprake van alcohol- en drugsgebruik op straat. Door het jongerenwerk in Huissen zijn hanggroepen onderscheiden die op meerdere plekken zijn te vinden: bij de Zilverkamp (Schoof/Schelf/Zolder), Zilverkamp Zuid (Brink), de Rietbaan, park Roosendaal, het Raadhuisplein (in Huissen-Centrum) en ’t Zand. Overige locaties die ook door de politie worden genoemd zijn de Jongstraat (nabij jongerencentrum de Hang Out), Slingerbos(langs de Rijndijk) en kruising van Voorststraat/Bredestraat. Kenmerkend is dat vaak sprake is van groepen jongeren van 18 jaar en ouder die door het jongerenwerk als ‘problematisch’ worden beschouwd. In hun visie is in Huissen sprake van een ‘grotestadsproblematiek’ mede vanwege de ‘aanzuigende werking van Arnhem’ in de zin van de nabijheid van coffeeshops en het feit dat veel jongeren op het OBC ook uit Arnhem komen. De zorg om het alcohol- en drugsgebruik geldt nog niet zo sterk voor de jongere groep tot 16 jaar, wel voor de oudere jongeren vanaf 18 jaar die veel blowen en XTC gebruiken. Mede omdat in het jongerencentrum ook op de inloopavond voor de 16+-jongeren geen alcohol meer wordt geschonken, kopen ze nu, volgens het jongerenwerk, drank bij de supermarkt; zij zitten dan buiten of in de auto’s. Uit de conclusies van de analyse van IrisZorg komt naar voren dat alcoholgebruik door scholieren in Lingewaard hoog is in vergelijking met de omliggende regio. Van de hangjongeren scoren de jongeren die zich ophouden in Huissen West en de Zilverkamp ongunstig als het gaat om middelengebruik. Excessief (veel en vaak) blowen gebeurt door een aanzienlijk deel van deze groep, ook lijkt er een kleine groep jongeren te zijn die doorschiet in het gebruik van overige drugs. Hierbij is er zeker geen sprake meer van experimenteer gedrag of recreatief gebruik. Van de andere groepen jongeren wordt geen riskant gebruik gemeld of gesignaleerd. Bemmel In Bemmel is vanuit jongerencentrum de Toko een jongerenwerkster (25 uur) en een beheerder (30 uur) werkzaam. Bovendien wordt 5 uur ingezet voor straathoekwerk in verschillende kernen in Lingewaard. De doelgroep van het JC bestaat uit jongeren van 12-20 jaar, voornamelijk uit Bemmel, maar daarnaast ook afkomstig uit Haalderen. Het jongerenwerk omschrijft de doelgroep als ‘lastige jongeren’ voor school en politie en een (klein) deel zorgt voor overlast. In Bemmel zijn enkele plekken die door jongeren gebruikt worden als ontmoetingsplekken, waar echter nauwelijks sprake is van overlast. Het jongerenwerk zoekt op deze plekken de jongeren wel op, met name om hen te bewegen om deel te nemen aan activiteiten in de Toko en om zelf actief te worden daar. Door het jongerenwerk is een toenemend drugsgebruik onder jongeren in Bemmel geconstateerd, hetgeen met name naar voren komt in het gebruik van cocaïne en XTC. Deze drugs zijn volgens het jongerenwerk relatief gemakkelijk verkrijgbaar en vooral XTC is goedkoop. Eén van de locaties waar vooral door jongeren van 21 jaar en ouder soft- en harddrugs gebruikt worden is het plein bij de Kinkel. Andere locaties voor hangjongeren zijn bij OBC-school (De Heister) en winkelcentrum de Assenburg. Bij het OBC in Bemmel mogen de jongeren niet meer
68
(altijd) hangen aangezien in dat gebied op grond van een APV een samenscholingsverbod is ingesteld op bepaalde momenten (als er een feest op school is). Vooral het drugsgebruik baart het jongerenwerk zorgen, zeker wanneer het wordt gecombineerd met alcohol. In dit opzicht ziet men dat cocaïnegebruik geaccepteerd wordt en makkelijk voor jongeren verkrijgbaar is als zij uitgaan in Nijmegen of Arnhem. Het gaat hierbij om (‘tientallen’) 16+-jongeren waarvan een deel al werkt, thuiswonend is en makkelijk geld kan besteden aan drugs. De politie wijst met name op het alcohol- en softdrugsgebruik door vier à vijf verschillende groepen hangjongeren van 15-18 jaar in Bemmel. Vooral het ‘indrinken’ door jongeren vindt men opvallend; ‘de drempel voor de jongeren om veel te drinken is erg laag’. Gendt Het jongerencentrum in Gendt is in het verleden vaak geassocieerd met drugs, lastige jongeren en problemen. Mede vanwege de geringe professionele ondersteuning is het voormalige JC It Happens niet van de grond gekomen. Na een sluiting van ruim een half jaar en investering in professioneel jongerenwerk is het JC in 2005 heropend. The Chillout wordt bezocht door jongeren van 10 tot en met 18 jaar. Binnen The Chillout is ook een JIP gevestigd. Hier kunnen jongeren terecht voor gratis informatiefolders, vragen en andere informatie. De Chill out wordt nu, met ondersteuning van een jongerenwerkster van de STUW, mede door een groep van jongere vrijwilligers draaiende gehouden. Een van de locaties in Gendt waar een in omvang wisselende groep jongeren zich regelmatig ophoudt en alcohol en (soft- en hard)drugs gebruikt is het Julianaplein. Deze groep jongeren van 16-25 jaar vertoont zich niet bij het jongerencentrum. Er is een werkgroep opgericht waar zowel bewoners, jongeren als politie, gemeente en wijkplatforms deelnamen. Een concreet resultaat is dat er een positief gesprek op gang is gekomen tussen jongeren en bewoners. De realisatie van een JOP of ontmoetingsplaats is echter opgegeven omdat in de praktijk continu op problemen werd gestuit. Bewoners zijn bang voor overlast wanneer een JOP of ontmoetingsplaats in de nabije woonomgeving wordt gerealiseerd. Overige locaties waar relatief veel hangjongeren staan zijn de Dijkstraat/Torenlaan (nabij de dijk) en sportpark Walburgen aan de Nijmeegsestraat. In de overige kernen in de gemeente Lingewaard (Angeren, Doornenburg en Ressen) worden relatief weinig problemen herkend. Tot slot is in Haalderen door het jongerenwerk gesignaleerd dat gebruik van softdrugs vrij normaal is onder de jongeren waarvan een aantal erg jong zijn (tussen de 13 en 15 jaar). Een locatie van hangjongeren is de Noteboomstraat in Haalderen. Beleidsinitiatieven De gemeente Lingewaard heeft ten aanzien van de jeugd en jongeren in haar gemeente in voorgaande jaren verschillende nota’s opgesteld en beleidslijnen uitgezet. In 2001 is men gestart met het ontwikkelen van Integraal Onderwijs Jeugd Beleid (IOJB), dat heeft geleid tot aanzetten binnen het Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (GOA), de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en het Breedtesportbeleid. Daarnaast is de jeugdmonitor gemeente Lingewaard 2002 uitgevoerd. In deze jeugdmonitor is geconstateerd dat de Lingewaardse jeugd veel alcohol gebruikt en behoefte heeft aan een uitgaansgelegenheid in de omgeving. In het gemeentelijk beleid zijn ook in dit kader relevante doelen gesteld als: • zorgdragen voor het geven van voorlichting en informatie over risicovol gedrag zoals alcoholgebruik, seksueel gedrag en vandalisme aan jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar
69
• •
voor alle jongeren van 12 t/m 23 jaar woonachtig in de gemeente Lingewaard is voorzien in een vrijetijdsaanbod gericht op de drie terreinen: organisatie- of verenigingsverband, in jongerenwerkverband en niet georganiseerd (voor zogenaamde “hangjeugd”) versterken van het preventieve beleid op het gebied van jeugdcriminaliteit.
Bovendien is de notitie “beleidsvisie Jongerenwerk gemeente Lingewaard” (maart 2004) opgesteld, waarin de visie op het jongerenwerk is vastgelegd. In het kader van ‘veilig uitgaan’ is in voorgaande jaren in Lingewaard een convenant opgesteld tussen betrokken partijen, betreffende de periode 2003-2005. In het kader van jeugd en veiligheid kent de gemeente Lingewaard, evenals de gemeente Overbetuwe, ook schoolagenten. In dat verband is er overleg met directies van het voortgezet onderwijs, politie en gemeente Lingewaard en Overbetuwe.
4.3
Overbetuwe
Situatieschets De gemeente Overbetuwe is met elf, over het algemeen relatief kleine, kernen een middelgrote plattelandsgemeente. Het gaat om de kernen Andelst, Driel, Elst, Hemmen, Herveld, Heteren, Oosterhout, Randwijk, Slijk-Ewijk, Valburg en Zetten. De gemeente heeft in totaal ruim 42.700 inwoners, waarvan 5.782 in de leeftijd 12-24 jaar (14%)37. Elst vormt in de gemeente Overbetuwe de grootste kern met ruim 18.000 inwoners, gevolgd door Zetten en Heteren (met ruim 5.000 inwoners). Om een kwalitatief zicht te krijgen op het alcohol- en drugsgebruik van jongeren in deze gemeente is onder meer met het jongerenwerk van de STUW en de politie gesproken en zijn jongerencentra in de verschillende kernen bezocht. Bij de beschrijving van de jongeren in de verschillende kernen in de gemeente Overbetuwe is naast de interviews en observaties ook de schriftelijke informatie opgenomen die door de STUW is aangeleverd. Voor het jongerenwerk in Overbetuwe had de STUW tot voor kort de beschikking over twee jongerenwerkers voor 36 en 24 uur per week; inmiddels is één van de jongerenwerkers niet meer in functie. De formatiecapaciteit van het jongerenwerk in de gemeente Overbetuwe is daarmee (tijdelijk) aanzienlijk verminderd (met 24 uur)38. Volgens het jongerenwerk is overmatig alcohol- en drugsgebruik door jongeren een trend die in alle dorpen in de gemeente Overbetuwe wordt waargenomen. Het jongerenwerk beschouwt zichzelf als instantie onvoldoende geëquipeerd om dit probleem alleen te kunnen oplossen en zoekt daarom naar mogelijkheden om met gespecialiseerde organisaties (als Grift, Bureau Jeugdzorg en bureau Lindenhout) gezamenlijk een aanpak te ontwikkelen. Voor de afzonderlijke kernen in de gemeente Overbetuwe is het volgende beeld aan te geven: Elst In Elst is het jongerencentrum ‘de Uitvlucht’ van waaruit de activiteiten door een jongerenwerker en een groep van circa 40 vrijwilligers worden uitgevoerd. De vrijwilligers,veelal 18+, draaien zelfstandig de bar, zorgen voor opening en sluiting van het centrum, voor de kas en voor voldoende personeel (jongerenwerk ‘voor en door jongeren’).
37
Gegevens per 1 januari 2006. Men verwacht bij de STUW op korte termijn weer de formatiecapaciteit voor jongerenwerk aan te kunnen vullen met 32 uur. 38
70
In Elst worden circa acht hangplekken voor jongeren herkend waar volgens het jongerenwerk in meer of minder mate door jongeren wordt gedronken en geblowd. Vindplaatsen zijn: de Uitvlucht, Prinses Irenestraat, Appelgaard, Wilhelminapark, Huyenkamp, Speelplaats Tifa, Reijerstraat, park de Wuurde, Helster, Speeltuin Eshof, Brienenhofsingel, De Aam en Morel. De variatie in de leeftijd van de jongeren is groot (tussen de 12 en 30 jaar) en ook het opleidingsniveau is gevarieerd (van basisschool tot HBO). Op sommige plaatsen worden drugs gebruikt en wordt regelmatig alcohol gedronken (sommige jongeren vertonen hierin probleemgedrag), ook wordt vandalisme geconstateerd. Een belangrijk deel van de jongeren staat vooral bij elkaar voor het praten, c.q. de gezelligheid. Het alcoholgebruik onder jongeren, onder andere bij de jongeren die regelmatig de Uitvlucht bezoeken, is volgens het jongerenwerk hoog. Cocaïne- en speedgebruik is bij sommige groepen onder de wat oudere jeugd, vanaf circa 16 jaar, ‘vrij normaal’. Locaties in Elst waar veel jongeren (onregelmatig) hangen, zijn: speelterrein Bachstraat, park aan de Wuurde, Dorpsstraat bij het gemeentehuis, tunnel Westeraam nabij Rijksweg Noord; parkeerplaats tegenover JC de Uitvlucht (bij de kerk), Wilhelminapark, Beethovenstraat (bij speeltuin/OBC bij jeu de boule), Galamapark en Huijenkamp (portiek in flat). Speciale aandacht kan kort gegeven worden aan de organisatie van de feesten door medewerkers van de Uitvlucht en van vrijwilligers in Elst. Een van de voorbeelden hiervan in voorgaande jaren was de ‘All Dance Party’ waar sprake was/is van een aanzienlijk alcoholgebruik onder jongeren. Bij deze feesten zijn in principe maatregelen genomen om overmatig alcoholgebruik en alcohol gebruik onder de 16 jaar tegen te gaan en drugsgebruik en -verkoop zijn absoluut verboden. Bij constatering hiervan volgt verwijdering en, indien nodig, overdracht aan de politie. De politie tracht ook te voorkomen dat drugs bij een dergelijk feest naar binnen worden genomen en zet bij de ingang van het feestgebouw een ton klaar waar de jongeren hun (te) grote hoeveelheden drugs in dienen te werpen. De feesten zijn zeer populair, zeker gezien het aantal bezoekers in de afgelopen jaren. Het meest recente feest ‘The Big One’ (oktober 2006) trok niet alleen vele bezoekers (circa 1.500) en was in dat opzicht een groot succes voor de organisatie, maar had ook tot een zodanig overmatig drankgebruik bij (jonge) jongeren van circa 15 jaar geleid dat de politie besloot enkele van hen uit de zaal te halen en de ouders hierover te informeren. Bovendien bleek dat tientallen jongeren vóór het feest flink aan het ‘indrinken’ waren. Tevens zijn op de feestavond enkele jongeren in de leeftijd 16-18 jaar door de politie aangehouden wegens het bezit van (dealers)-hoeveelheden aan drugs. Daarnaast heeft de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) op de betreffende avond het schenken van alcohol aan jongeren onder de zestien jaar geconstateerd en hierop boetes uitgeschreven. Zetten In Zetten is geen jongerencentrum meer aangezien men alleen een tijdelijke vergunning heeft gekregen; volgens het jongerenwerk is ook hierdoor ‘een goede groep jongeren weggegaan’. Jongeren drinken in Zetten regelmatig alcohol en een enkeling doet dit te vaak te veel. Door het jongerenwerk wordt regelmatig drugsgebruik, met name softdrugs, waargenomen; ‘er is heel veel gebruik, van alles wat’. Groepen bestaan met name uit jongens, zowel schoolgaande als werkende jeugd. Jongeren verzamelen met hun scooters en auto’s en hierin ligt ook met name de overlast. Locaties in Zetten zijn: Achter de Wanmolen (cultureel centrum), Julianaplein, buurtschap Hemmen de Kom (dorpshuis), Bretagnesingel (speeltuintje). De gehele groep op het Julianaplein in Zetten (variërend in grootte rond 10-15 personen) lijkt zich bezig te houden met alcohol en drugs (een aantal gebruikt, sommige dealen mogelijk ook), een aantal met (kleine) criminaliteit. De jongeren halen de te consumeren drugs in Wageningen. De meeste jongeren zijn rond de 17-18 jaar, een aantal is ouder dan 20 jaar. Deze oudere jongeren zijn nogal eens crimineel en volgens het jongerenwerk in ieder geval behoorlijk gewelddadig. Bij de Skategroep is daarentegen geen alcohol of drugsgebruik waargenomen.
71
Valburg In Valburg is een klein jongerencentrum van de STUW (‘de Keet’) dat twee avonden in de week open is en dat voor een belangrijk deel door vrijwilligers wordt gedragen. Het gaat om jonge jongeren tussen de 15 en 18 jaar, met voornamelijk een vmbo-opleiding. Het grootste gedeelte van deze groep jongeren in ‘de Keet’ gebruikt wel alcohol maar geen drugs. Er zijn ook jongeren die niet in de Keet komen, maar achter op de parkeerplaats van de Keet staan. Deze jeugd is 21+, heeft een auto, blowt regelmatig, is echter grotendeels niet afkomstig uit Valburg en veroorzaakt weinig tot geen overlast. Jongeren zijn goed aanspreekbaar en staan ook open voor de jongerenwerker. Sommige jongeren willen dat er ‘iets’ wordt geregeld en anderen vinden het wel goed zo. Heteren In Heteren is jongerencentrum Insula dat, onder de vlag van het jongerenwerk van de STUW, voor een belangrijk deel door een groep vrijwilligers variërend van 17-22 jaar wordt opengehouden. De Insula kent in dit opzicht dezelfde opzet als jongerencentrum de Uitvlucht in Elst. Volgens het jongerenwerk wordt in het dorp Heteren door jongeren relatief veel alcohol gedronken, ook zijn er blowende jongeren, maar wordt geen harddrugs gebruikt. Naast JC Insula is een pleintje dat door een andere groep jongeren als hangplek wordt gebruikt; deze (‘heel vervelende’) jongeren zijn veelal afkomstig uit Renkum en stellen de hangplek bij Insula te gebruiken omdat zij geen eigen jongerencentrum in Renkum hebben. In Heteren zijn nog de volgende plekken voor jongeren te herkennen: de Melkweide, onder het viaduct, De Stenen Tafels, Tuin v.d. Burgemeester, Hoofdstraat (C1000), bibliotheek, snackbar, basisschool De Klimboom, speeltuin Beemdhof en Kamperfoeliestraat. De groepen die op deze plekken hangen variëren in samenstelling en grootte (bijvoorbeeld Stenen Tafels maximaal 4 personen aangetroffen, hoofdkantoor Rabobank soms 30 jongeren). Locaties zijn soms tijden in gebruik en dan niet meer en andersom, jongeren trekken van plek naar plek. Overlast bestaat uit rotzooi, geluid, vandalisme en/of gebruik van alcohol en veelal softdrugs. Driel In dit dorp heeft een tijd lang een grote groep jongeren op straat gestaan en eigen hangplekken gecreëerd, waaronder bij het dorpshuis. Door deze jongeren is buiten volgens het jongerenwerk ‘vrij veel geblowd’ en zijn af en toe paddo’s en pilletjes gebruikt. Het gaat om een groep van in totaal circa 30 jongeren van 15-25 jaar. Bovendien werd op straat door de jongeren gedronken, hetgeen, in combinatie met de scooters en auto’s, tot overlast (bij een verzorgingshuis) heeft geleid. Een deel van deze jongeren heeft als groep inmiddels een aparte, (erg) kleine ruimte toegewezen gekregen in het dorpshuis waar zij kunnen samenkomen. Als de jongeren uitgaan, gaan ze allemaal naar Arnhem. Daar is op de Korenmarkt een horecagelegenheid (‘Jules’) ‘waar je voor 15 euro je kunt klemzuipen…’. Daarnaast is er volgens de politie nog een groep oudere jongeren (18 tot 27 jaar) die op een ‘vervelende wijze ‘ in auto’s rondrijden en bekend staan als harddrugsgebruikers (‘enkele harde kern jongeren’). Algemeen Vanuit het jongerenwerk wordt aangegeven dat in alle dorpen in Overbetuwe groepen jongeren op straat te vinden zijn. Op een aantal locaties gaat dit goed, op andere plekken zorgt dit voor problemen: geluidsoverlast, rotzooi op straat, vandalisme en alcohol en drugsgebruik. Drugsgebruik wordt volgens het jongerenwerk door jongeren ‘algemeen geaccepteerd’ en baart zorgen. Er is relatief makkelijk en in de nabijheid aan te komen, hetgeen zowel voor soft- als harddrugs geldt. De voordelen van het gebruik wegen volgens de jongerenwerker voor veel jongeren bovendien op tegen de nadelen. Ook de politie in het westelijk deel van het district geeft aan dat sprake is van overlast en van alcohol- en drugsgebruik van jongeren op straat, maar tevens dat de overlast minder ernstig is
72
op plaatsen waar een jongerencentrum (goed) functioneert; ‘de overlast is vooral in die dorpen waar niets wordt georganiseerd of waar geen aanbod is voor jongeren’…. ‘er is weinig reguliere horeca voor jongeren waar ze kunnen uitgaan en op sommige plaatsen zijn ook geen jongerencentra’. Beleidsinitiatieven Op het terrein van jeugdbeleid onderneemt de gemeente sinds 2004 de eerste stappen voor een integrale aanpak39. Samenwerking staat hierin voorop en dit streven dient gerealiseerd te worden met partners binnen het basis- en voortgezet onderwijs, de STUW, Thuiszorg Midden Gelderland, het AMW, OKZ, politie, peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en Bureau Jeugdzorg. Ook is vanuit volksgezondheid een nota opgesteld waarin een lichte verwijzing is opgenomen over alcohol- en drugsgebruik door jongeren (de lokale paragraaf volksgezondheidsbeleid, 2003). Voortkomend uit de Nota Integrale Veiligheid 2001 is de werkgroep ‘Jeugd en Veiligheid’ opgericht bestaande uit beleidsmedewerkers Veiligheid, Jongerenbeleid en Speelruimtebeleid, gemeentewerf (wat betreft het overzicht van vernielingen, buitenwerk, speelruimten, e.d.), wijkcoördinatoren, politie en jongerenwerk (STUW). Deze werkgroep houdt het overzicht over ontwikkelingen van alle jongerenoverlast-situaties in de kernen van de gemeente Overbetuwe. Ook signalen over jongerenfeesten en over andere trends kunnen worden gesignaleerd. Bovendien gaat het om het elkaar informeren en om afstemming van taken. De aanpak van structurele jongerenoverlast wordt gecoördineerd door de afdeling Veiligheid. Sinds 2006 wordt binnen de gemeente een registratieformulier ingevuld om een concreter beeld te krijgen van de situatie, onder wat betreft het alcohol- en drugsgebruik. Jongerenwerk en politie gaan vervolgens voor een periode van circa een maand de situatie specifieker in beeld brengen en de jongeren aanspreken op hun gedrag. Jongerenwerk inventariseert de wensen en past een aanpak toe die, volgens de gemeente, in de meeste gevallen tot een vermindering van de overlast leidt. Indien deze aanpak niet het gewenste effect heeft treedt men in breder contact met jongeren en betrokkenen in de buurt. Bij de overlastmeldingen door de buurt blijkt dat alcohol en drugs regelmatig een belangrijke rol spelen, tot rotzooi leiden en soms katalyserend werken voor vervelend gedrag. De afdeling tracht tijdig in te grijpen waardoor in principe een escalatie van normafwijkend gedrag kan worden voorkomen. In het kader van jeugd en veiligheid kennen scholen in de gemeente Overbetuwe, evenals in de gemeente Lingewaard, ook schoolagenten. In dat verband is er een overleg met directies van het voortgezet onderwijs, politie en gemeente Lingewaard en Overbetuwe. Deze nieuwe samenwerking heeft volgens de gemeente er voor gezorgd dat bij incidenten veel vroeger in het proces wordt overlegd tussen scholen en politie, zodat snel gereageerd kan worden en escalatie wordt voorkomen. Daarnaast heeft men in de gemeente Overbetuwe een werkgroep Horeca die bestaat uit beleidsmedewerkers Veiligheid, Juridische zaken, betrokken drank- en horecavergunning medewerkers, medewerker Milieu/geluid en de politie. In dit overleg worden vergunningen en overlastzaken besproken. De wet Bibob wordt ook toegepast om zonodig meer criminele toestanden te voorkomen. De gemeente Overbetuwe heeft tot nu toe niet gekozen voor een horecaconvenant omdat men van oordeel is dat de problemen op een te kleine schaal voorkomen. Wel worden met een aantal horecagelegenheden in de gemeente afspraken gemaakt over deurbeleid, beveiliging, maatregelen tegen het schenken aan minderjarigen, e.d. en incidenteel vraagt men de Voedsel en Warenautoriteit een controle te verrichten. 39
Zie: Startnotitie Integraal Jeugdbeleid gemeente Overbetuwe, 2004.
73
In het kader van evenementen kent de gemeente bovendien een werkgroep bestaande uit beleidsmedewerker Veiligheid, medewerkers evenementenvergunning, brandweer en politie. In dit verband worden de vergunningsvoorwaarden op gebied van veiligheid ontwikkeld per evenement en worden regelingen getroffen inzake preventie en controle. Deze aanpak kan betrekking hebben op alcohol- en drugsgebruik en de handhaving, hetgeen bij grotere feesten plaatsvindt (zoals bij ‘The Big One’ in Elst). Daarnaast onderneemt men acties in het kader van de verkeerscampagnes, waarin naast voorlichting en handhaving ook vooral tijdens de zomer acties worden ondernomen in het kader van ‘overlastgevend’ gedrag van jongeren in recreatiegebieden. Tot slot kent de gemeente Overbetuwe een artikel in de APV over hinderlijk drankgebruik, waarin wordt aangegeven dat het verboden is op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied (i.c. de dorpskernen) alcoholhoudende dranken te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Op basis van deze APV kan de politie eventueel optreden tegen drankgebruik op straat.
4.4
Rijnwaarden
Situatieschets De gemeente Rijnwaarden omvat de zes dorpskernen Aerdt, Herwen, Lobith, Pannerden, Spijk en Tolkamer. In totaal heeft Rijnwaarden 11.100 inwoners, waaronder 1.413 jongeren in de leeftijd 12-24 jaar (13%)40. Lobith is het grootste dorp van Rijnwaarden met circa 3.250 inwoners, gevolgd door Tolkamer en Pannerden met ruim 2.500 inwoners. De belangrijkste kern in de gemeente Rijnwaarden is Lobith-Tolkamer. Uit de gesprekken met politie, professioneel en vrijwillig jongerenwerk, maatschappelijk werk en welzijnswerk komt over de dorpen in Rijnwaarden het algemene beeld naar voren van een cultuur waarin het gebruik van alcohol door ouders en door jongeren ‘heel gewoon’ is en van oudsher van oud op jong wordt overgedragen. De acceptatie van alcohol op het ‘Gelders Eiland’ past binnen het sociale milieu en het sociaal isolement dat vooral deze dorpen aan de rivier kenmerkt; van oudsher wonen relatief veel steenfabriekarbeiders en schippers in Lobith en Tolkamer en het opleidingspeil van de ouders en jongeren is verhoudingsgewijs laag. Naast de feesten van de schutterijen waar veel wordt gedronken door jong en oud, valt volgens de geïnterviewden op dat er ook een toename is in het gebruik van alcohol door jongeren op straat. Deze cultuur wordt bestendigd aangezien een positieve voorbeeldfunctie van ouders of van bestuurders van verenigingen in de dorpen nagenoeg ontbreekt. De sociale acceptatie van het (overmatig) alcoholgebruik is volgens een van de geïnterviewden ook een andere verwoording van de grote sociale druk en verplichting in de gemeenschap om aan ‘het drankgebeuren’ mee te doen. Dit speelt tussen en binnen families en kan ook tot conflicten binnen gezinnen en tot relationele problemen tussen partners leiden. In dit kader stelt men dat een verslavingsproblematiek zeker aanwezig is, die alleen niet door betrokkenen wordt erkend.
40
Gegevens per 1 januari 2006.
74
Het aanbod vanuit het jongerenwerk in Rijnwaarden is vooral in Lobith te vinden in jongerencentrum Sfinx, waar een jongerenwerker, voor 26 uur per week, de activiteiten leidt. Bovendien kent het jongerencentrum een beheerder, een JIP en een groep vrijwilligers. De jongeren in de Sfinx komen vooral uit Lobith en Tolkamer, naast een kleiner aantal uit Herwen en Aerdt. De leeftijd van deze jongeren varieert tussen de 13 en 18 jaar. Ofschoon het alcoholgebruik omvangrijker en problematischer is dan het drugsgebruik in Rijnwaarden, blijkt dat de acceptatie van alcohol in de thuissituatie het drinken van alcohol door jongeren stimuleert. Zo kent men meerdere locaties waar jongeren op jongere leeftijd indrinken en ziet men dat de overlast op straat wordt veroorzaakt door ruzies die alle alcoholgerelateerd zijn. Voor een deel lijkt het alcoholgebruik in de dorpen aan de rivier ook terug te voeren naar het sociaal isolement waarin jongeren zich bevinden bij een vergelijking met jongeren in grotere gemeenten. In de visie van de politie werkt het stijgende alcohol- en drugsgebruik door jongeren katalyserend in de geweldsdelicten die soms tijdens kermissen in Lobith en Tolkamer voorkomen. Uit de gebiedsscans van de politie 2004 blijkt dat de overlast door de jeugd in Rijnwaarden bestaat uit lawaai, vandalisme, vervuiling en crossen door hangende jeugd in Tolkamer en Lobith. Daarbij wordt ook vaker alcohol en sofdrugs gebruikt. Bovendien is sprake van lawaai en vandalisme door jeugdig bezoek rondom enkele horecaondernemingen en een jongerensoos. De politie is in dit kader gestart met een meer strikte aanpak waarbij jongeren die op straat drinken een boete krijgen en waarbij de ouders en jongere een brief ontvangen. Bij een onderscheid naar de dorpen komt naar voren dat vooral in de kleinere kernen Aerdt en Herwen geen of nauwelijks problemen met drinkende of blowende jongeren zijn aan te wijzen. In Herwen is wel enigszins sprake van hangjongeren maar is het alcohol- en drugsgebruik beperkt en leidt niet tot overlast. In Spijk is op dit moment een groep circa 10-12 hangjongeren te herkennen die in het dorpskern (bij de Willibrordusweg) alcohol- en (soft)drugs op straat gebruiken en enige overlast geven, omdat er, ook volgens de politie, ‘verder weinig vertier is’. De problemen met gebruikende en overlastgevende jongeren zijn vooral aan te wijzen in Lobith-Tolkamer waar door een redelijk stabiele groep van 18-23 jaar veel alcohol wordt gedronken en soft- en harddrugs worden gebruikt (dit laatste vooral in Tolkamer op de Europakade en de Hinkeman, Binnenweg, skatebaan). Deze groep geeft veel overlast en maakt zich schuldig aan vernielingen. Bovendien zijn locaties te vinden in Lobith bij de Sportlaan, de parkeerplaats van de schutterij (Excelsior) en op het Marktplein. Ook in Pannerden zijn op straat wisselend enkele groepjes hangjongeren van 14-20 jaar te vinden die op de Schoolstraat (veel) alcohol drinken en softdrugs gebruiken. Deze jongeren vormen een separate groep van de jeugdigen die op vrijdagavond (één keer per maand feest) naar een swingavond in jongerensoos de Duim komen. De Duim heeft ook een uitstraling naar jongeren van 14-22 jaar die vanuit Zevenaar in het weekend willen uitgaan. De hanggroepjongeren in Pannerden vinden in hun houding en (blow)gedrag buiten en in het ‘door het dorp heenscheuren’ met brommers en auto’s weinig aansluiting bij de jongeren die in ‘de Duim’ vertier zoeken (en op de feestavond ook veel alcohol drinken). Beleidsinitiatieven Bij de aanpak van de gemeente Rijnwaarden kan globaal verwezen worden naar het gevoerde jeugd- en jongerenbeleid dat gaat om een ‘doorgaande lijn van 0-12 jaar’ wat betreft onderwijsachterstandenbeleid (rol consultatiebureau, bibliotheek, peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, basisonderwijs). Deze aanpak is vooral gericht op het voorkomen van (taal)-achterstanden, c.q. beheersing van de Nederlandse taal bij de jongere kinderen. Daarnaast kent men in het beleid het schooladoptieplan (voor het PO), de gezondheidsvoorlichting in het basis- en voortgezet
75
onderwijs (GGD) en de samenwerking met HALT voor voorlichtingsactiviteiten. In de samenwerking met de politie zijn bovendien afspraken gemaakt over een ‘lik op stuk beleid’ inzake overlastgevende jongeren; de jongeren die op straat drinken en/of softdrugs gebruiken krijgen (eerder) een boete en de ouders en de jongere ontvangen van de politie een zogenaamde ‘overlastbrief’. Bij de activiteiten inzake alcohol- en drugsgebruik heeft de gemeente zich vooral gericht op voorlichting; zo is begin 2006 een informatieavond georganiseerd voor schutterijen, carnavalsverenigingen, horeca, supermarkten, jongerensozen, sportverenigingen en andere relevante organisaties. Deze avond heeft tot de belofte geleid van de gemeente om aan geïnteresseerde organisaties in Rijnwaarden de ‘Instructie Verantwoord Alcoholgebruik’ (IVA) aan te bieden. Inmiddels hebben zeven organisaties in Rijnwaarden ook feitelijk van dit aanbod gebruik gemaakt. Daarnaast is in 2006 in het kader van het voorkomen van overlast en strafbare feiten in de kern van Tolkamer, tussen gemeente Rijnwaarden, politie en horeca-ondernemers het reeds eerder opgestelde horecaconvenant herzien en aangescherpt.
4.5
Westervoort
Situatieschets De gemeente Westervoort is een gemeente van 15.705 inwoners, liggend tegen de grenzen van Arnhem en Duiven. Onder de inwoners zijn 2.741 jeugdigen in de leeftijd 12-24 jaar (17%)41. De gemeente vormde tot begin jaren ’90 samen met de gemeente Duiven een groeikern. In die periode is het aantal inwoners nagenoeg verdubbeld. De groeikerntaak heeft ertoe geleid dat een eenzijdig woningaanbod is opgebouwd in Westervoort waardoor ook de samenstelling van de bevolking in Westervoort vrij eenzijdig is. Met name de voormalige inwoners uit verschillende achterstandswijken in Arnhem hebben een woning toegewezen gekregen in Westervoort. Westervoort behoort daarmee tot het stedelijk gebied van Arnhem. Vanwege de stedelijke uitstraling en nabijheid van Arnhem hebben ook in Westervoort thema’s rondom jeugd en veiligheid, leefbaarheid, opvoeding en samenleven in de wijken expliciet om aandacht gevraagd42. Deze vraagstukken komen onder meer naar voren in cijfers over risicojeugd en criminele jongeren; zo is het aantal delictplegers van 12 jaar en ouder is in Westervoort aanzienlijk hoger dan gemiddeld in Gelderland43. Uit een inventarisatie van de politie blijkt dat in de gemeente Westervoort in 2005 verschillende soorten meldingen zijn geweest van incidenten waarbij jeugd was betrokken. Deze meldingen komen verspreid uit diverse (probleem)wijken van Westervoort (voorbeelden hiervan zijn met name Broeklanden, Hoogeind en Ganzepoel). Grootste probleem is onaangepast gedrag en overlast veroorzaakt door (groepen) jongeren. Deze overlast bestaat met name uit te hard geluid, crossen met brommers/scooters, vervuiling van de omgeving en intimidatie. Alcohol- en drugsgebruik werken in deze gevallen regelmatig als katalysator. Locaties in Westervoort waar jongeren hangen en in meer of minder mate alcohol en drugs gebruiken zijn: ’t Hoogeind (Lentseburg, basketbal/voetbalveld, Rosmolen, bij jongerencentrum At Last, ’t Steenderens, parkje Sonnedag, Klapstraat (bij steiger) en Paepestraat (ter hoogte van de Waai, buitenbad). 41
Gegevens per 1 januari 2006. Zie voor algemene noties over de gemeente Westervoort ook: Plan van aanpak Jeugd en Veiligheid 2006. 43 Zie: Gelderse Gemeenten maken de provincie, Probleemjeugd op de agenda, Beke, 2002. 42
76
De gebiedsscans van de politie leveren veelsoortige informatie op inzake, onder meer, geweldsdelicten, vernielingen en overlast die op in meer of minder mate gerelateerd zijn aan alcoholen/of drugsgebruik. Zo wordt opgemerkt dat een deel van de gewelddelicten wordt gepleegd bij evenementen, in en bij horecagelegenheden en bij het huiswaarts keren van jeugd na discobezoek. Ook wordt door de politie melding gemaakt van burenruzies in De Ganzenpoel, Emmerik en Broeklanden en ’t Hoge Eind en overlast en drugsgebruik in het centrum en drugshandel en hennepkwekerijen in Broeklanden en de Leigraaf. Gebiedsagenten geven bovendien aan dat (in voorgaande jaren) vernielingen vaak zijn gepleegd door jeugdige bezoekers van het jongerencentrum na afloop van de discoavonden. Uit de gebiedsscans 2004 van de politie blijkt dat de overlast in Westervoort bestaat uit lawaai, crossen, overmatig drankgebruik, gebruik van drugs, vernieling en fietsdiefstal. Deze vormen van overlast doen zich veelal voor rondom horecabedrijven, jongerencentrum ‘At Last’, de nachtbus, het winkelcentrum en een flat aan de Halve Maan. Bij jeugdoverlast wijst men onder meer op de locatie bij het jongerencentrum; bovendien is sprake van overlast door geluid (muziek vanuit auto’s, bromfietsen), drank- drugsgebruik en achterlaten rommel op en rondom verschillende en wisselende jeugdhangplekken (centrum, De kleine Steenkamp, De Veerdam, De Waay, park tussen Klapstraat en Waemelslant, centrum Broeklanden, flat Halve Morgen en t Hoge Eind). Bij politie en jongerenwerk bestaat een sterk vermoeden dat het alcohol- en drugsgebruik onder de Westervoortse jeugd is toegenomen. Ook het problematisch gebruik van onder andere cocaïne lijkt toe te nemen. Daarnaast bestaat bij de politie een sterk vermoeden dat in Westervoort veel thuisproducenten van softdrugs (wietkwekers) zijn. Een deel van de activiteiten voor jongeren in Westervoort wordt georganiseerd vanuit jongerencentrum At Last. Op dit moment is bij het JC een jongerenwerker actief (34 uur), daarbij ondersteund door een beheerder (26 uur). De formatiecapaciteit voor het jongerenwerk is derhalve niet groot, hetgeen bij de jongerenwerker tot de conclusie heeft geleid dat (vooralsnog) alleen accommodatiegebonden kan worden gewerkt. Dit betekent dat het ‘outreachend werken’, oftewel het straathoekwerk in Westervoort niet aan bod komt. Door het samenvoegen van de jongerenwerkers die vanuit Stichting Mikado in Duiven en Westervoort werkzaam zijn, wordt momenteel beoordeeld in hoeverre de samenwerking tussen de teams van JC Alpha in Duiven en JC At Last in Westervoort kan leiden tot een uitbreiding van het straathoekwerk in Westervoort. Bij JC At Last kwamen twee groepen jongeren: een groep jongeren van 10-14 jaar en een groep van 15-23 jaar. Na een aantal jaren bepaalde activiteiten met vrijwilligers te hebben gedraaid, is volgens de jongerenwerker begin 2006 gebleken dat dit niet meer realiseerbaar was. In de visie van het jongerenwerk is nu een ‘moeilijke groep’ jongeren van 17-22 jaar buitengesloten, die nu elkaar aan de voorkant van het jongerencentrum buiten opzoeken. Uit een inventarisatie van het jongerenwerk in Westervoort omtrent straatgroepen komen in 2005 verspreid in de gemeente 14 hanggroepen naar voren. Het betreft groepen van gemiddeld meer dan 10 jongeren, voornamelijk jongens. De meeste jongeren zijn tussen de 12 en 18 jaar oud. Een deel van deze groepen jongeren geeft overlast en/of vertoont crimineel gedrag. Volgens het jongerenwerk wordt in Westervoort onder de jongeren ‘heel veel geblowd, gesnoven, geslikt en gedronken’. Het gaat daarbij vaak om thuiswonende jongeren die met (bij)baantjes relatief veel geld verdienen en bij hun ouders geen afdrachten hoeven te doen in de vorm van ‘kostgeld’. De beschikbare financiële middelen kunnen dan vervolgens bijna geheel aan ‘genotmiddelen’ worden besteed.
77
De nabijheid van Arnhem betekent daarbij dat jongeren snel en met weinig inspanning soft- en harddrugs kunnen aanschaffen, maar volgens betrokken jongeren is het eigenlijk ‘overal te koop’. Deze situatie, waarin sprake van een problematisch alcohol- en drugsgebruik door een groep jongeren, baart niet alleen het jongerenwerk zorgen maar wordt mede herkend door medewerkers van het maatschappelijk werk en van leerplichtzaken in Duiven-Westervoort. In de visie van deze functionarissen is vooral het (soft)drugsgebruik ‘bijna vanzelfsprekend’ en ook vindt men het cocaïnegebruik bij jongvolwassenen in Westervoort opvallend. In zeer algemene termen wordt door deze functionarissen ingeschat dat de drugsproblematiek in Westervoort vergelijkbaar is met Duiven. Beleidsinitiatieven Evenals de gemeente Duiven is men in Westervoort ook deelnemer aan het provinciale project ‘Aanpakken’. Het project richt zich op het terugdringen van overlast veroorzaakt door jongeren, het verminderen van jeugdcriminaliteit, het verminderen van het aantal ontspoorde jongeren en het terugdringen van de door verschillende groepen mensen gevoelde sociale onveiligheid. Om dit te bereiken wordt de gemeente ondersteund bij hun regierol inzake probleemgedrag bij jongeren. Daarnaast is in het bestaand jeugdbeleid aandacht voor het instandhouden van het JIP (Jongeren Informatie punt), het uitvoering laten geven aan het School Adoptie Plan, het instandhouden van het jongerencentrum At Last als laagdrempelige informatievoorziening voor jongeren en het organiseren van voorlichtingsactiviteiten uit het maatwerkpakket JGZ. Het voorgenomen beleid is tevens opgenomen in het BOS-project (Buurt Onderwijs en Sport), waarin individuele en groepsvoorlichting en individuele begeleiding bij probleemgebruik worden geboden44. In het kader van een gezamenlijk overleg is in Westervoort in 2006 het Netwerk 12+ opgericht. Dit overleg richt zich primair op het bestrijden van overlast en criminaliteit van groepen jongeren. In het verlengde van deze aanpak kunnen ook individuele zorgvragen van jongeren behandeld worden, voor zover dit niet in de reeds bestaande zorgstructuren gebeurt (onder andere in de ZAT’s, de Zorg Advies Teams). De kerngroep van het netwerk 12+ bestaat uit jongerenwerker Mikado, ambulant hulpverlener JEKK/GSJ Lindenhout, politie Gelderland-Midden (gebiedsagent en/of jeugdcoördinator), leerlingconsulent, coördinator veiligheid gemeente, wijkcoördinator gemeente, ambtenaar jeugdbeleid en vertegenwoordiger van het Candea College. Op het terrein van handhaving wordt, in overleg met andere gemeenten in het district Rivierenland, bovendien gekeken naar de mogelijkheid tot het opnemen van een blowverbod in het meerjarenplan Openbare Orde en Veiligheid (dit is nog niet gerealiseerd). Tot slot kent ook de gemeente Westervoort een artikel in de APV (artikel 2.4.8) over hinderlijk drankgebruik, waarin wordt aangegeven dat het verboden is op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied alcoholhoudende dranken te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Op basis van deze APV kan de politie eventueel optreden tegen drankgebruik op straat.
44
Het doel van BOS Westervoort is overlastbestrijding onder jongeren en het verhogen van de veiligheid en leefbaarheid in Westervoort. Deze overlast wordt mede veroorzaakt door verveling, door psychosociale problematiek, een problematische thuissituatie en/of overmatig drugs- en alcoholgebruik. Door middel van een integraal aanbod aan sport- en spelactiviteiten en door opgroei- en opvoedondersteunende activiteiten wil BOS Westervoort volgens de gemeente bijdragen aan het bieden van betere opgroeimogelijkheden voor risicojongeren, waardoor overlast en jongerenproblematiek wordt voorkomen of verminderd en ouders meer toegerust worden in hun opvoedtaak van pubers.
78
4.6
Zevenaar
Situatieschets De gemeente Zevenaar, in 2005 samengegaan met Angerlo, telt in totaal 31.700 inwoners, waaronder 3.996 jongeren in de leeftijd 12-24 jaar (13%)45. Bij de feitelijke uitvoering van het jeugdbeleid in Zevenaar speelt het jongerencentrum Outzide (vallend onder Stichting Jeugd en Jongerenwerk Zevenaar, voorheen JAZ) een belangrijke rol. Bij Outzide werken drie betaalde krachten waaronder twee agogische jongerenwerkers en een coördinator; de totale formatie capaciteit voor Outzide is 76 uur per week (exclusief beheer). Deze formatie biedt de mogelijkheid op basis van een accommodatiegebonden jongerenwerk een groot aantal activiteiten te ontplooien. Bij het jongerencentrum is ook een JIP ondergebracht, waarvoor 4 uur per week beschikbaar is. Jongerencentrum Outzide is oktober 2006 gesloten en in december op een nieuwe locatie heropend, met een nieuwe naam: ‘4All’. Door het jongerenwerk wordt op dit moment niet (meer) geïnvesteerd in straathoekwerk waardoor men minder zicht heeft gekregen op de locaties waar (risico)jongeren alcohol en/of drugs gebruiken. De informatie hierover is vooral verzameld via de gebiedsagenten. Een van de belangrijkste problemen in Zevenaar en andere Liemers-gemeenten is in het algemeen de overlast die wordt veroorzaakt door de jeugd46. Deze overlast bestaat uit geluidsoverlast, crossen met brommer of scooter, vernieling van openbare voorzieningen, vervuiling van de omgeving, intimidatie, diefstal fiets/bromfiets. Gebruik van alcohol en drugs heeft hierbij volgens de politie vaak een katalyserende werking. De overlast veroorzaakt door jeugd komt voor op wisselende en vaste plekken in alle dorpen (met name in de zomermaanden). Er zijn in Zevenaar weinig voorzieningen voor met name de oudere jeugd om elkaar te ontmoeten. Dit heeft tot gevolg dat de jeugd gaat rondhangen op ‘ongewenste’ plaatsen. Ook komen signalen binnen over gebruik en handel van softdrugs onder jongeren en het experimenteren met (hard)drugs, waarbij de drugs (via koeriers) over het algemeen uit Arnhem of Doetinchem worden gehaald. In de weekenden heeft men te maken met de uitgaande jeugd, met name in het centrum van Zevenaar waar enkele horecagelegenheden zijn. Deze jongeren gaan echter ook regelmatig uit in gelegenheden in Arnhem en Achterhoek. De terugkomst met trein of bus op vrijdag of zaterdagnacht brengt volgens de politie ongeremd gedrag voort met als gevolg (geluids)overlast, vandalisme en soms geweldplegingen onder elkaar. De routes vanaf uitstapplaatsen naar huis zijn vaker doelwit van vandalisme en baldadigheid. Een kleine kern van jeugdigen vertoont risicogedrag en komt in aanraking met de politie vanwege het regelmatig plegen van strafbare feiten. Uit de gebiedsscans 2004 van de politie komt naar voren dat overlast van en door de jeugd in Zevenaar bestaat uit lawaai, vandalisme, vernieling, vervuiling en hard rijden met auto’s door woonwijken en crossen. Deze vormen van overlast komen voor in de gehele gemeente, maar voornamelijk rondom het Liemers college, op hangplekken bij basisscholen, Tortonaplein, Gimbornpark, Vensterbos en Giese Kop. Op verschillende plaatsen worden daarbij alcohol en softdrugs gebruikt. In het weekend produceren de jongeren volgens de politie lawaai en vandalisme (centrum, station) en op de weg naar huis fietsendiefstal en vernieling (Lentebad, centrum, station). Locaties waar hangjongeren zijn en waar in meer of minder mate door jongeren alcohol 45
Gegevens per 1 januari 2006. Zie ook: Gemeenschappelijk Jaarplan Openbare orde, Veiligheid en Leefbaarheid 2006; gemeente Duiven, Westervoort, Rijnwaarden en Zevenaar, politie Gelderland-Midden district Rivierenland en Openbaar Ministerie; september 2005. 46
79
wordt gedronken en drugs worden gebruikt zijn: Raadhuisplein en park daaromheen, Vondellaan (bij de oude Vonkelsteen), Gimbornhof/Guido Gezellestraat, het Muziather, bij Albert Heijn op de Kampsingel en oude (basis)school, nu Schilderspoortschool. Ook vanuit het jongerenwerk wordt aangegeven dat het alcohol- en drugsgebruik van jongeren in Zevenaar zorgwekkend is, waarbij vooral sprake is van drankgebruik en blowen door jongeren vanaf circa 14-15 jaar. Bovendien is er een groep jongeren die op hardcore-feesten diverse soorten harddrugs, waaronder speed, en alcohol gebruiken. Bij deze groep is volgens het jongerenwerk een harde kern van 20 jongeren te onderscheiden waarmee men veelvuldig contact heeft en een groep van nog circa 40 HK-jongeren waar men minder frequent contact mee heeft. Bij het jongerencentrum geeft men aan dat men jongeren vooral uit de lagere sociale lagen tracht te bereiken, waaronder in Zevenaar ook jongeren van Turkse-, Molukse en Nederlandse komaf. Ook komt er een groepje jongeren met een diverse afkomst (Bosnië, Nederlandse Antillen en Marokko). Deze verschillende groepen lopen op de inloopactiviteiten door elkaar rond in het jongerencentrum. Dat levert volgens de jongerenwerker als groot voordeel op dat ze elkaar automatisch tegenkomen in het jongerencentrum, maar geeft ook zo nu en dan spanningen in de onderlinge omgang. Een groot deel van de groep allochtone jongeren blowt elke dag en drinkt daarnaast alcohol. Daarnaast is er, volgens het jongerenwerk, een dreigende conflictsituatie met de Lonsdale jongeren. Een deel van de autochtone jongeren in het jongerencentrum wordt namelijk gekenschetst als de zogenaamde ‘Lonsdale jongeren’. Een groot deel van deze jongeren blowt elke dag en drinkt alcohol. Daarnaast gebruikt een deel ook wel eens xtc, coke of speed. Sommigen bijna elke dag, anderen één keer per maand. Ook is er een groep Molukse jongeren die men vanuit het jongerenwerk erg gesloten en op zichzelf gericht vindt, waardoor er ook geen beeld is van hun alcohol- en of drugsgebruik. Onder de bezoekers van het jongerencentrum is er een vaste groep jongeren vanaf 14-15 jaar die regelmatig (buiten het JC) blowen, bij de jongeren vanaf circa 17 jaar worden ook XTC en andere pillen gebruikt. De inschatting van het jongerenwerk is dat er sprake is van veel alcoholgebruik (ook sterke drank) en dat indrinken voordat men bij het JC komt of naar een feest gaat veelvuldig voorkomt. Men beoordeelt de veelgebruikende groep als een ‘moeilijke groep hangjongeren’ bij het jongerencentrum, maar door een langduriger ‘investeren in deze jongeren gaat het de laatste jaren iets beter’. Een van de plekken voor jongeren in Angerlo is jeugdsoos ‘de Markies’ (midden in het centrum bij dorpshuis de Meent). Deze jeugdsoos wordt draaiende gehouden door een groep van circa 20 vrijwilligers, die één keer per twee weken een inloopavond organiseren voor jongeren in de leeftijd 12-18 jaar. De organisatoren geven aan dat op een dergelijke vrijdagavond circa 80 jongeren vooral uit Angerlo en Doesburg komen; ‘er komen bijna geen jongeren uit Zevenaar, dat is te ver, wel uit Doesburg, dat is veel dichterbij’. Bij de jeugdsoos herkent de geïnterviewde vrijwilliger de zorg die geuit is over het alcohol- en drugsgebruik van jongeren; ‘er zijn veel indrinkende jongeren die hun drank inkopen bij de supermarkt of die het zelf meenemen van thuis’. In de voorgaande jaren heeft men ook wel eens problemen gehad met de overlast die drinkende jongeren bij de jeugdsoos buiten gaven, maar deze problemen zijn door afspraken met de gebiedsagenten over politiecontroles inmiddels sterk verminderd. In de jeugdsoos worden volgens de vrijwilliger geen drugs gebruikt, ook omdat men een rookverbod binnen heeft; ‘de jongeren hier zijn daar ook te jong voor, ook als het gaat om pillen’. Het gebruik van alcohol valt daarbij niet zozeer op bij de jongeren uit Angerlo, maar wel uit Doesburg ‘waar een minder grote sociale controle is dan in Angerlo’.
80
Beleidsinitiatieven De ervaringen met jeugd en met overlast in relatie tot het uitgaan van jongeren hebben in hun beleidsmatige uitwerking bij de gemeente Zevenaar vooral tot een veiligheidsbenadering en tot enkele beheersafspraken geleid. Zo is een convenant ‘Veilig Uitgaan Zevenaar’ opgesteld (per januari 2007) en een ‘Veiligheidsarrangement Stationsomgeving Zevenaar’ (juni 2006). In het kader van jeugd- en jongerenbeleid is bij de gemeente een nieuwe beleidsnota ‘in de maak’, die de voorgaande nota uit 1999 dient te vervangen. Op het terrein van jeugd en veiligheid heeft de provincie Gelderland aan de gemeente Zevenaar gevraagd deel te nemen aan het project ‘Aanpakken’ (zie Duiven en Westervoort), maar de gemeente heeft bij de start van dit nieuwe initiatief besloten daarvan af te zien. Inzake jongerenbeleid is door de gemeente Zevenaar opgemerkt dat zij zal: ‘stimuleren om probleemgedrag van jongeren integraal met de partners (waaronder politie, scholen, bureau jeugdzorg, jongerenwerk, JIP, Stichting Thuiszorg Gelderland Midden) te benaderen, zoveel mogelijk op projectmatige basis binnen de gestelde kaders van de gemeentelijke werkgroepen ‘integraal jeugd- en jongerenbeleid’ en ‘integraal veiligheidsbeleid’47. De gemeente Zevenaar heeft recentelijk, november 2006, een aanzet gegeven voor een ‘nieuwe input’ in het jongerenbeleid door het organiseren van een gezamelijke bijeenkomst met lokaal betrokken organisaties.
4.7
Ervaringen en inzichten van organisaties
De ervaringen van de verschillende organisaties, zoals politie, jeugdzorg, maatschappelijk werk, Halt, Openbaar Ministerie, scholen en Iriszorg die in meer of mindere mate met het vraagstuk van jeugd en alcohol- en drugsgebruik in het district Rivierenland in aanraking komen, zijn in dit kader relevant om apart te benoemen. Deze organisaties zijn tijdens het onderzoek bevraagd aangezien zij vanuit een preventieve, curatieve en/of repressieve invalshoek bij het vraagstuk van het alcohol- en drugsgebruik door jongeren betrokken (kunnen) zijn. Onderwijs Bij de scholen in het voortgezet onderwijs in de zes gemeenten zijn 10 zorgcoördinatoren van de verschillende schoollocaties (telefonisch) geïnterviewd. Het algemene beeld van deze schoolvertegenwoordigers is dat het alcohol- en drugsgebruik onder scholieren (inderdaad) lijkt te zijn toegenomen en dat men, in wisselende mate, ‘signalen herkent van drinkende en blowende leerlingen’. Enkele geven aan dat het alcoholgebruik buiten school toeneemt waarbij vaker sprake is van jongeren die te laat op school komen, ‘hun zaken niet op orde hebben’ en hangerig overkomen. Ook zijn er signalen van blowende kinderen, maar op school is volgens de geïnterviewden, naar men weet, sprake van ‘minimaal’ gebruik. Ook ziet men dat deze aspecten vaker opvallen bij vmbo-kinderen uit lagere milieus die al in een zorgtraject terechtkomen.
47
Gemeenschappelijk Jaarplan Openbare orde, Veiligheid en Leefbaarheid 2006; gemeente Duiven, Westervoort, Rijnwaarden en Zevenaar, politie Gelderland-Midden district Rivierenland en Openbaar Ministerie, september 2005.
81
De scholen merken op dat bij de ouders vaak sprake lijkt te zijn van een hoge tolerantiegrens als het gaat om alcoholgebruik door hun kinderen; ‘zeker in de kleine kernen waar er een sterke traditie van feesten en kermissen is en waar veel wordt gedronken, is men tolerant en is er weinig sociale controle door de ouders’. Een bijkomend aspect vindt men het gemak waarmee jongere kinderen in winkels en supermarkten aan alcoholische drank, zoals mixdrankjes, kunnen komen. Een van de scholen geeft aan dat men af en toe een ‘kluisjesrazzia’ onderneemt in een zoektocht naar mixdrankjes en sigaretten. Een van de scholen geeft aan dat bij een ‘enkele’ leerling in het kader van alcohol- en/of drugsgebruik sprake kan zijn van een gezondheidsprobleem en een schoolprobleem, hetgeen vooral herkenbaar is bij blowende scholieren. Een school in Zevenaar maakt zich geen grote zorgen over het vraagstuk onder hun leerlingen aangezien het om een klein deel van de jongeren gaat; ‘het gaat bij ons misschien om 10 van de 850 leerlingen’. Deze school heeft ook geen vaste protocollen voor een aanpak binnen de school of samen met andere organisaties; ‘bij misbruik wordt contact opgenomen met de ouders’. Bij enkele andere scholen wijst men op de noodzaak om in ieder geval bij schoolfeesten maatregelen te nemen. Bij een grotere school heeft men bijvoorbeeld vijf keer per jaar een schoolfeest, de meeste keren bedoeld voor alle scholieren. Bij deze feesten wordt onderscheid gemaakt tussen leerlingen van 16 jaar en ouder en jongere scholieren; de laatst genoemde groep kan tijdens een schoolfeest geen alcohol verkrijgen omdat zij gen polsbandje hebben ontvangen ten teken dat zij 16 jaar of ouder zijn. Bovendien stelt deze school dat het de jongeren verboden is alcohol te nuttigen voordat zij op het feest komen, in dat geval worden ze geweigerd. Aangezien men op school in afgelopen jaren desalniettemin heeft gemerkt dat jongeren zich toch op feesten aangeschoten of dronken gedragen, is een regel ingevoerd waarbij de jongeren maximaal 5 consumpties kunnen krijgen. In het kader van een goed verloop van de feesten worden nog andere maatregelen genomen: een surveillance door docenten tijdens het feest, het inhuren van een beveiligingsbedrijf (met ‘stewards’) voor de controle bij de toegang en het melden van het feest bij de politie in het kader van een politiesurveillance bij afloop. Bij het gebruik van softdrugs geeft een van de scholen aan dat het niet goed mogelijk is op het schoolplein te blowen door de scholieren; ‘het is klein en het loopt snel in de gaten als het wel zo was’. Het is wel duidelijk dat buiten het schoolplein op andere nabijgelegen plekken wel wordt geblowd; ‘bij de bovenbouw heeft de helft van de klas wel eens geblowd’. Op de school is er een enkeling die vanwege het gebruik van drugs ‘uit de band is gesprongen’. Een van de scholen geeft aan dat zij bij de schoolfeesten onderscheid maken in onder- en bovenbouw. Bij de onderbouw vinden de feesten op school plaats, mag niet worden gerookt en wordt geen alcohol geschonken. Voor de bovenbouw worden de feesten apart bij een discotheek georganiseerd en mag wel worden gerookt en gedronken. De controle vindt hierbij door docenten plaats. Bovendien mogen deze jongeren tijdens schooltijd, op een apart schoolplein, roken. Bij de schoolfeesten wordt de politie op de hoogte gesteld en deze controleert bij afloop; bovendien is sprake van een schoolagent die één maal per week op school komt. Het gebruik van alcohol en/of drugs heeft bij deze school niet tot signalen geleid als schoolverzuim of geleid tot voortijdig schoolverlaten; ‘drugsgebruik zal wel gebeuren maar we merken daar op school niets van’. Desalniettemin zijn in afgelopen jaren wel eens gesprekken met ouders gevoerd over het drugsgebruik van hun kinderen, ‘maar dat is incidenteel gebeurd’. Het (negatieve) schoolgedrag van leerlingen vindt men moeilijk te koppelen aan het mogelijke alcohol- en/of drugsgebruik van leerlingen.
82
Bij één van de grotere scholen, in Duiven, wijst men op hun aanpak in het kader van de ‘Gezonde school’ waarbij afspraken zijn gemaakt over preventieve maatregelen inzake roken en alcohol- en drugsgebruik; deze afspraken zijn vastgelegd in een protocol. Voor schoolfeesten op de school zelf betekent dit onder meer dat er niet gerookt en gedronken wordt en geen drugs mogen worden gebruikt. In enkele gevallen tijdens het schooljaar wordt voor de bovenbouw een feest in een cultureel centrum georganiseerd (bij carnaval en bij de ‘prom nights’) waarbij de leerlingen van 16 jaar en ouder wel alcohol mogen gebruiken. Er vindt toezicht door de docenten plaats en de schoolagent is op feesten ‘passief’ aanwezig. Men herkent ‘’geen uitwassen op school’ maar men erkent dat spijbelgedrag van enkele leerlingen mogelijk een van de gevolgen zal zijn van alcohol- en/of drugsgebruik door de jongere. De school kan daarop, bij leer- en gedragsproblemen, inspelen door de inzet van het Zorg Advies Team en door de goede contacten met de leerlingconsulent. Bij een school in de gemeente Overbetuwe geeft men aan dat alcohol- en drugsgebruik onder jongeren ‘al langer een herkenbaar thema is, ook op school’. Zo is binnen dit kader binnen het ZAT ook over ‘enkele leerlingen op jaarbasis’ zorg uitgesproken. Mede naar aanleiding van deze situatie is bijvoorbeeld om voorlichting gevraagd van IrisZorg. Enkele jaren geleden is de soos op school gesloten vanwege het blowen door leerlingen. Het valt de school op dat ook op jongere leeftijd al gedronken en geblowd wordt; men vindt dit ‘verrassend en zorgelijk’ aangezien men ook het idee heeft dat het een negatief effect heeft op het naar school gaan en op de schoolprestaties (‘onze vmbo-leerlingen lijken hierin kwetsbaarder, ook wat betreft dit thema’). Bij de schoolfeesten maakt men een onderscheid tussen 1e-en 2e-jaars en de andere klassen; bij de jongste leerlingen worden de feesten op school zelf gevierd en wordt geen alcohol geschonken, bij de ouderejaars vindt het feest in het dorpshuis plaats waar met pasjes en met beveiliging wordt gewerkt. Hier wordt voor 16+ alcohol geschonken en docenten houden dit in de gaten. Bovendien wordt de schoolagent door middel van een vooraf melding betrokken bij deze schoolfeesten zodat zij bij afloop kunnen surveilleren. Bij een school in Lingewaard ziet men het alcohol- en drugsgebruik door leerlingen ook als een herkenbaar thema dat ‘wel veelal buiten de school plaatsvindt’. Dit is een gevolg van het ‘strenge alcoholbeleid dat we op school voeren’, alcohol drinken is bij feesten, die op school worden gehouden, niet toegestaan (‘de vierdejaars komen dan ook nauwelijks op deze feesten’). Er zijn dan ook geen ernstige signalen van alcohol- en drugsgebruik leidend tot schoolverzuim of slechtere prestaties. Daarentegen heeft men het idee dat vooral op de kermissen veel gedronken wordt door jongeren; ‘incidenteel hoor je wel dat jongeren zich ziek melden na het weekend’. Er worden op school, voor zover men weet, geen drugs gebruikt, omdat het, ook op het schoolplein, een rookvrije school is. Ofschoon men weet dat in het weekend wel wordt geblowd door leerlingen, valt volgens de betrokkene op school in deze gemeente het softdrugsgebruik minder op dan het alcoholgebruik. Bij een schoollocatie met havo-vwo bovenbouwleerlingen in Zevenaar geeft men aan dat ze ‘een heel klein probleem zien’ in het drankgebruik van leerlingen. De schoolfeesten (3 à 4 per jaar) zijn alcoholvrij, maar de school merkt wel dat jongeren toch vóór het feest hebben gedronken. Deze leerlingen worden vervolgens weggestuurd van het feest. Op de school schrikt men van de ‘hoeveelheden die in het weekend door jongeren wordt ingenomen’, maar dit is ‘van horen zeggen’. Er zijn geen signalen op de school van docenten over alcohol- en drugsgebruik die leiden tot slechte prestaties of schoolverzuim, ‘maar er zullen er zeker wel een paar bij zitten bij wie dit wel het geval is’.
83
Bij een kleine school voor praktijkonderwijs voor vso-leerlingen in de regio herkent men ook het probleem en krijgt men signalen van jongeren over hun gebruik, buiten de school. Men heeft het idee dat het blowen van jongeren vanaf 15-16 jaar inderdaad vaker voorkomt en heeft bij Iriszorg om voorlichting gevraagd. Deze zal op de school aan de docenten en aan ouders informatie verschaffen over alcohol- en drugsgebruik onder jongeren. Op de school wordt (bij de feesten) geen alcohol geschonken en niet gerookt onder de 16 jaar. Het thema wordt op school zelf niet als een groot probleem beschouwd, ook omdat het in leerlingenaantal een kleine, overzichtelijke school is. GGD-jeugdartsen Om een aanvullend beeld te krijgen van de mogelijke signalen die men binnen het voortgezet onderwijs in de zes gemeenten over alcohol- en drugsgebruik door jongeren opdoet, zijn via de GGD ook vier jeugdartsen in de regio benaderd. Deze jeugdartsen geven aan de zorgen over het drinken en blowen door scholieren te herkennen, maar tevens vooral een beeld te hebben van de 2e-klassers die binnen het voortgezet onderwijs meedoen aan het Periodiek Gezondheidszorgonderzoek (PGO). Bij deze tweedeklassers wordt de zogenaamde KIVPA-vragenlijst afgenomen, welke staat voor ‘Korte Indicatieve Vragenlijst voor Psychosociale Problemen bij Adolescenten’. Voorafgaand aan het PGO wordt de KIVPA klassikaal afgenomen onder begeleiding van een jeugdarts of -verpleegkundige. Vervolgens kan per leerling de KIVPA-score worden berekend. Een score van 6 of hoger op de KIVPA betekent dat er bij de leerling mogelijk sprake is van psychosociale problematiek. Op basis van de gegeven antwoorden kunnen leerlingen worden uitgenodigd voor een gesprek met de schoolverpleegkundige. Tijdens de gesprekken komen de gesignaleerde problemen aan de orde en wordt zo nodig verwezen. De schoolverpleegkundigen en –artsen registreren een aantal gegevens van de leerlingen via een Jeugd Informatie Systeem (JIS). In de contacten met de jongeren (en ouders) valt het de jeugdartsen op dat alcoholgebruik bij jongeren als ‘normaal’ wordt bevonden en sociaal geaccepteerd wordt; ‘er worden soms grote hoeveelheden drank genuttigd en men heeft geen idee van de gevolgen voor de gezondheid’. De jeugdartsen vinden het vraagstuk moeilijk kwantitatief te duiden, ook omdat bij de invulling van de KIVPA sprake is van ‘sociaal wenselijkheidsantwoorden’. Ook acht men het probleem wel ‘zorgelijk’ maar in het geval van deze artsen is het thema nog nauwelijks aan de orde gesteld bij de ZAT’s op scholen. Over het (soft)drugsgebruik van leerlingen hebben de jeugdartsen geen duidelijk beeld, maar een van de artsen stelt dat ‘ook sprake is van blowen door jongeren, zeker bij dreigende drop-outs’. Maatschappelijk werk Ofschoon de uitvoerders in het maatschappelijk werk (in bredere zin) in de betreffende gemeenten geen kwantitatief beeld hebben van het alcohol- en drugsgebruik door jongeren omdat hierop geen registratie wordt gevoerd, is de algemene opvatting bij een zestal geïnterviewde functionarissen dat dit gebruik in de loop der jaren is toegenomen; ‘wat is veranderd is dat alcohol- en ook softdrugsgebruik bij jongeren vanzelfsprekend is geworden’. Een van de functionarissen, werkzaam in Duiven en Westervoort, ziet onder meer dat jongvolwassenen in deze gemeenten veel genotmiddelen gebruiken; ‘deze jongeren hebben door de baantjes veel geld dat ze besteden aan alcohol, drugs, kleding en uitgaan’. Ook door een leerplichtambtenaar wordt deze situatie herkend, maar zij ziet slechts ‘een klein deel’ van de risicojongeren. Zo zijn er, volgens deze geïnterviewde, bijvoorbeeld jongeren bij het Candea College die vaak in Arnhem drugs halen. Scholen hebben in dit opzicht volgens functionarissen een ‘struisvogelpolitiek’.
84
Opvallend vinden de uitvoerende functionarissen op dit terrein ook dat de ouders ‘’heel mild’ zijn over het alcoholgebruik van hun (puber)kinderen, zij geven een ‘slecht voorbeeld’. Ouders bieden volgens de geïnterviewden wel vaak materiële ondersteuning aan de jongeren, maar weinig structuur en emotionele betrokkenheid. Bij deze geïnterviewden geven enkelen bovendien aan dat het voorzieningenaanbod voor jongeren in (bijvoorbeeld) Westervoort en Duiven heel beperkt is; ‘er is op een jongerencentrum na weinig te beleven voor jongeren’. Jeugdzorg Bij Bureau Jeugdzorg in Arnhem, met een vestiging in Zevenaar, heeft men geen goed kwantitatief beeld van het beroep dat wordt gedaan op (de vrijwillige) hulpverlening in het kader van alcohol- en drugsgebruik door jongeren aangezien de registratie daartoe geen mogelijkheden biedt. Er zijn ook bij de BJZ signalen van andere organisaties over ‘zorgelijk’ alcohol- en drugsgebruik bij jongeren maar dit gebruik is in de praktijk vaak juist een contra-indicatie voor een ‘toegang tot de geïndiceerde hulpverlening’. In enkele gevallen komt het gebruik van alcohol en drugs van de jongere wel aan bod als het onderdeel is van een ‘systeemproblematiek’ in de relatie tussen kind en ouder. Volgens een medewerker van BJZ in Zevenaar is desalniettemin het alcohol- en drugsgebruik van jongeren ‘fors’ en is het in de voorgaande jaren toegenomen. De bijdrage van jeugdzorg aan de oplossing van deze jongerenproblematiek tracht men te vergroten via de deelname aan de zorgadviesteams op de scholen voor voortgezet onderwijs. IrisZorg, verslavingszorg IrisZorg is een instelling voor verslavingszorg en maatschappelijke opvang en is in januari 2007 ontstaan uit een fusie tussen Arcuris, De Grift en Passade MO. Bij IrisZorg biedt men professionele hulpverlening aan via programma’s voor preventie, zorg, opvang, behandeling, begeleiding en reclassering. Mensen met problemen door gebruik van drugs, alcohol en gokken kunnen voor behandeling terecht bij één van de (poli)klinieken. Mensen die (tijdelijk) thuisloos zijn, vinden onderdak bij diverse voorzieningen zoals dag- en nachtopvang, crisisopvang en (begeleid) wonen. IrisZorg is bovendien een erkende organisatie voor verslavingsreclassering voor de arrondissementen Arnhem en Zutphen. Wie als gevolg van gebruik van alcohol, drugs of gokken in deze arrondissementen met politie in aanraking komt, wordt voor reclasseringshulp naar IrisZorg verwezen. IrisZorg zet zich ook in om verslaving te voorkomen met preventieactiviteiten, zoals voorlichting op scholen, aan ouders en jongeren op straat. Daarnaast heeft IrisZorg een advies- en consultatiefunctie. Iriszorg heeft vestigingen op 70 locaties, verdeeld over een groot gedeelte van Gelderland, een deel van Overijssel en de Flevopolder; het hoofdkantoor is in Arnhem. Bij het politiedistrict Rivierenland is vanwege een andere territoriale indeling sprake van twee Iriszorg-regio’s, namelijk Oost en Midden. De inzet van IrisZorg Oost is voor het district het meest herkenbaar, vanuit IrisZorg Midden wordt bijvoorbeeld geen veldwerk ingezet voor gemeenten in het district. Bureau IrisZorg Oost heeft naast een hoofdvestiging in Doetinchem ook een kantoor in Groenlo en werkt voornamelijk voor de Achterhoek. Sinds enkele jaren opereert IrisZorg Oost ook vanuit een bureau in Zevenaar waardoor de verslavingshulpverlening in principe ook dichter bij de Liemerse gemeenten is georganiseerd. In Zevenaar is men eerst gestart met een spreekuur, maar vanwege de toegenomen vraag heeft men op dit moment een ‘volwaardig bureau’ waar onder meer vijf maatschappelijk werkers werkzaam zijn. Bovendien heeft men een ITV-project bestaande uit intensieve thuiszorg voor verslaafden die verpleegkundige zorg behoeven.
85
Bij IrisZorg in Zevenaar geeft men aan dat men (meer) streeft naar een laagdrempelige voorziening waardoor ook ‘de meer moeilijke cliënten’ kunnen worden benaderd. Daarbij is de werkwijze niet ‘outreachend’ maar wordt de vrijwillige hulpverlening meestal geboden naar aanleiding van een verwijzing door andere instanties. De geconstateerde toename in de vraag heeft tot gevolg dat wachtlijsten in Zevenaar zijn ontstaan bij aanmelding zodat potentiële cliënten zes weken dienen te wachten voor een kennismakingsgesprek. IrisZorg heeft als instelling voor verslavingszorg van verscheidene jongeren uit de zes gemeenten binnen het politiedistrict Rivierenland inschrijvingen gehad. Van de Liemerse gemeenten zijn (per januari 2006) uit Duiven negen jongeren bij IrisZorg ingeschreven, 5 jongeren uit Westervoort, vier jongeren uit Rijnwaarden en tien jongeren uit Zevenaar. Gezien het aantal woonachtige jongeren in deze gemeenten, is het aandeel ingeschreven jongeren bij IrisZorg uit Duiven en Rijnwaarden relatief hoog (de absolute aantallen zijn echter laag waardoor de waarde van deze onderlinge vergelijking tussen gemeenten niet overschat dient te worden). Vanuit het veldwerk van IrisZorg is in voorgaande jaren ten aanzien van de Liemerse gemeenten een globaal beeld ontstaan van het gebruik van alcohol en drugs door jongeren, hetgeen onder meer geleid heeft tot de beknopte rapportage over de situatie in Duiven. Door een accentverschuiving van het veldwerk naar regiobureau Oost en het ontbreken van veldwerkers in de Liemerse gemeenten en in de gemeenten Overbetuwe en Lingewaard, kan over het huidige alcohol- en drugsgebruik door jongeren door IrisZorg geen aanvullende informatie over de betreffende gemeenten worden geleverd48. De algemene indruk bij het veldwerk van IrisZorg bij regiobureau Oost is dat er in de gemeenten Duiven en Zevenaar wel jongeren zijn die veel drinken, maar meer dat het drugsgebruik in deze gemeenten in vergelijking met de Achterhoek opvallend hoog is; ‘het blowen is daar heel gewoon geworden, … speed en coke zijn bovendien door de ligging bij Arnhem makkelijk verkrijgbaar’. In het kader van de inzet van de verslavingszorg geeft men wel aan dat de inzichten bij IrisZorg echter niet compleet zijn; ‘we zitten als verslavingszorg niet in het circuit van de jeugdzorg en jongerenwerk en vallen daarom ook wel eens buiten beeld’. De verslavingszorg en het jongerenwerk zijn in dit kader ‘niet goed aan elkaar gekoppeld en dat is jammer…, zeker als het gaat om problematisch gebruikende jongeren’. Ook vanuit het jongerenwerk in Rivierenland wordt aangegeven dat duidelijke afspraken over verwijzingen en een aansluitend aanbod in het kader van de hulpverlening aan verslaafde jongeren of aan jongeren die een gezondheidsprobleem aan het ontwikkelen zijn, nagenoeg ontbreken. Een van de jongerenwerkers geeft hierbij aan dat ‘IrisZorg als verslavingszorginstelling niet of nauwelijks voor jongeren werkt en de jeugdzorg heeft juist weinig oog voor een verslavingsproblematiek’. Bij het jongerenwerk merkt men vervolgens dat ‘hun’ verslaafde jongeren uit het gezichtsveld van de hulpverlening verdwijnen. Halt en Openbaar Ministerie Bij Halt en het Openbaar Ministerie is weinig zicht op de omvang van het aantal jongeren dat in het politiedistrict (mogelijk) op grond van alcohol- en/of drugsgebruik een delict pleegt. Bij Halt stelt men hier ‘heel soms een beeld van te verkrijgen’ naar aanleiding van kermissen in de dorpen waarbij (direct) sprake is van boetes. Men heeft het vermoeden dat agenten niet (altijd) naar andere instanties doorverwijzen bij alcohol- en drugsmisbruik, ‘ook omdat men als agent zelf uit de regio komt en daar niet aan doet’.
48
Uitgezonderd het eerder genoemde uitgebreide verslag over de situatie in Huissen: A. Roomer, Analyse (Risico)Jongeren in Huissen, De Grift Arnhem, juli 2005.
86
Ook bij het Openbaar Ministerie geeft men aan slechts een deel van de problematiek te (kunnen) herkennen; alcohol- en drugsgebruik is één van de signalen en één van de erkende risico’s maar is niet de noemer waarop jongeren met delictgedrag bij het Openbaar Ministerie wordt aangemeld. Bovendien heeft men het idee dat ook bij de registratie van delicten in bijvoorbeeld het LOF49 door de politie slechts een deel van de delicten als alcohol- en/of drugsgerelateerd wordt vermeld aangezien dit ook afhankelijk kan zijn van de betreffende agent. Ondanks het ontbreken van harde cijfers over alcohol- en/of drugsgerelateerde delicten heeft men ook bij het Openbaar Ministerie het idee dat alcohol- en/of drugsmisbruik vaak een rol speelt in delicten bij jongeren en ouderen. Politie In de hiervoor beschreven gemeentelijke situatieschetsen is al uitgebreid naar voren gekomen dat de politie één van de voornaamste partijen is geweest in het signaleren van een (overmatig) alcohol- en drugsgebruik door jongeren in de zes gemeenten in het politiedistrict Rivierenland. Naast het jongerenwerk, heeft ook de politie aangegeven dat op verscheidene locaties in de gemeenten sprake is van zorgelijk gebruik van deze genotmiddelen, gepaard gaande met door de jeugd veroorzaakte overlastsituaties. Deze signalen komen terug in de uitgevoerde gebiedsscans van de politie, de gesprekken met gebieds- en schoolagenten en zijn ook onder meer voor de Liemerse gemeenten verwoord in het al eerder genoemde Gemeenschappelijk Jaarplan Openbare orde, Veiligheid en Leefbaarheid 2006. Voor de gemeente Overbetuwe wordt de inzet van de politie onder meer verwoord in het Integraal Veiligheidsplan 2006, voor de gemeente Lingewaard in het Integraal Veiligheidsprogramma 2001. De twee units van de politie kennen ieder een jeugdcoördinator. Zij ondersteunen en adviseren overige medewerkers bij zaken waarbij minderjarigen zijn betrokken en bewaken de kwaliteit van processen. De unit West heeft bovendien twee gebiedsagenten met taakaccent ‘school’ en vanuit de unit Oost heeft men al langere tijd een schoolagent bij het Candea College. Zij hebben de doelgroep ‘jeugd’ als voornaamste werkgebied. Om deze doelgroep te bereiken onderhouden zij banden met het middelbaar onderwijs in het werkgebied. In beginsel verrichten zij binnen de doelgroepen de politiekerntaken opsporing en handhaving. Daarnaast worden in unit West 200 uren ingezet aan de preventiekant ten behoeve van de integrale projecten Jongeren en Veiligheid. Hieraan ligt een convenant ten grondslag tussen politie, scholen en gemeenten Lingewaard en Overbetuwe. De jeugdcoördinatoren van de twee units, de schoolagenten en/of de gebiedsagenten signaleren en adviseren externe partners (gemeente, scholen, hulpverlening) en participeren in zorgteams in het onderwijs en andere relevante netwerken in het gebied betreffende minderjarigen. Op aangeven van de gebiedsagent is aandacht voor overlastgevende (hang)jeugd. Alcohol, drugs en geregistreerd delictgedrag bij jongeren van 12 tot 18 jaar in politiedistrict Rivierenland Uit onderzoek is bekend dat er een zekere invloed is van alcohol- en/of drugsgebruik op het plegen van geweld, maar vaak blijkt dat de politie niet systematisch registreert of alcohol en/of drugs in het spel zijn. In dit kader wordt bij de politie in de unit Renkum-Wageningen geparticipeerd in een pilot om bij elk voorval van geweld metingen te verrichten nar het gebruik van alcohol en/of drugs. De registratie van de metingen levert gegevens op waarmee onderzoek kan worden gedaan naar het verband tussen geweld en het gebruik van deze middelen. 49
Het Landelijk Overdracht Formulier (LOF) bij de politie betreft een verkort proces verbaal minderjarige en geeft informatie ten behoeve van de overdracht van een minderjarige verdachte aan het OM en de RvdK, tevens is het een overdrachtsformulier inzake HALT-feiten.
87
Aangezien, ook landelijk, nog weinig empirische gegevens voorhanden zijn over de mogelijke relatie tussen het gebruik van alcohol en drugs door jongeren en het plegen van delicten is aan dit thema in ons onderzoek extra aandacht besteed. Op basis van de ingevoerde Landelijk Overdracht Formulieren (LOF) in het BPS-bestand van de politie is een nadere analyse gemaakt van de jongeren van 12-18 jaar die in 2005 in het district Rivierenland in het politiebestand zijn opgenomen vanwege een bepaald delict. Deze separate analyse binnen het onderzoek leidt ons tot de volgende constateringen: In het bestand van het district Rivierenland zijn in 2005 op basis van het LOF 639 jongeren geregistreerd; het overgrote deel van deze groep jongeren bestaat uit jongens (85%) en een klein deel meisjes (15%). De leeftijdsverdeling van deze aangehouden jongeren (van 12 tot en met 18 jaar) is als volgt: Leeftijd < 12 jaar 12 13 14 15 16 17 18 >18 jaar Totaal
Aantal 8 11 66 103 126 150 122 51 2
% 1 2 10 16 20 23 19 8 -
639
100%
Het accent ligt derhalve vooral op de jongeren van 14 tot en met 17 jaar. Ofschoon het delict in politiedistrict Rivierenland is gepleegd, is een deel van de aangehouden jongeren niet in een van de betreffende gemeenten woonachtig; dit geldt wel voor 500 van de jongeren (78%), de andere jongeren wonen in andere gemeenten, vooral in Arnhem (15%). Dit betekent dat in 2005 circa 4% van het totaal aantal jongeren in de zes gemeenten in de leeftijd 12-18 jaar vanwege een bepaald delict via een LOF in het BPS-bestand van de politie is terechtgekomen. De verdeling van jongeren in het politiebestand over de zes gemeenten in district Rivierenland is als volgt: Gemeente Duiven Lingewaard Overbetuwe Rijnwaarden Westervoort Zevenaar Totaal
Aantal in politiebestand 78 124 127 38 70 63
% in politiebestand 16 25 25 8 14 13
%-verdeling jongeren 12-18 jaar 17 24 25 6 12 17
500
100%
100%
88
Uit de tabel komt naar voren dat de helft van de aangehouden jongeren in 2005 voor wie een LOF is opgemaakt, woonachtig is in Lingewaard en Overbetuwe. Bij een vergelijking van de opbouw van het politiebestand en van de feitelijke populatie van jongeren in de leeftijd 12-18 jaar in de zes gemeenten blijkt dat deze nagenoeg overeenkomen. Dit betekent dat er geen opvallend sterke onder- of oververtegenwoordiging in de politiecijfers is van jongeren uit een bepaalde gemeente. Bij een nadere beschouwing zijn jongeren uit Duiven en Zevenaar iets minder vertegenwoordigd en jongeren uit Lingewaard, Rijnwaarden en Westervoort iets vaker in het politiebestand opgenomen dan men op grond van de populatieverhouding zou mogen verwachten. Bij een uitsplitsing naar de dorpskernen in de gemeenten valt bij de gemeente Lingewaard vooral het hoge aandeel jongeren uit Huissen op (50% van het totaal van Lingewaard) De jongeren hebben allerlei soorten delicten gepleegd; we noemen hier de meest voorkomende: Delict
Aantal
diefstal fiets diefstal a/u auto, uit woning, bedrijf vernieling/vandalisme geweld zonder letsel geweld met letsel openlijk geweld brand/ontplof/schade overig/divers
72 98 103 90 44 36 51 145
Van de 639 jongeren die via een LOF zijn opgenomen in het BPS-bestand wordt aangegeven dat 99 jongeren ten tijde van het delict ‘onder invloed waren’ (van alcohol en/of drugs); het betreft derhalve 15% van deze jongeren. De meeste van deze jongeren waren bij het plegen van het delict onder invloed van alcohol (9% van het totaal), een klein deel van de jongeren was onder invloed van een combinatie van alcohol en drugs (2%) en bijna 3% was onder invloed van drugs. De delicten die de jongeren onder invloed van alcohol plegen zijn vooral de volgende: Delict onder invloed alcohol
Aantal
onder invloed op (br)fiets diefstal fiets diefstal a/u auto, uit woning, bedrijf vernieling/vandalisme geweld met letsel openlijk geweld bedreiging/aantastopenbgezag/belediging overige conflicten verkeersongeval
5 2 4 13 5 11 6 3 1
Bij de jongeren die zijn aangehouden en die op het moment van het delictgedrag onder invloed van alcohol waren zijn vooral de vernielingen en het (openlijk) geweld opvallend. Bij een vergelijking met het totale overzicht aan delictgedragingen komen deze delicten onder invloed relatief vaak voor.
89
Onze analyse van de LOF-input in het BPS-politiebestand geeft aan dat in het politiedistrict Rivierenland minimaal 15% van de delicten door jongeren van 12 tot 18 jaar onder invloed van alcohol en/of drugs is begaan. Gezien de mededelingen van gebiedsagenten over hun gebruik van het LOF en over de mate waarin bij de gepleegde delicten ook (expliciet) wordt nagegaan, respectievelijk ook wordt vermeld dat alcohol- en/of drugsgebruik aan de orde was, veronderstellen wij dat in dit geval sprake is van een onderrapportage. Het aandeel van de delicten die door jongeren van 12 tot 18 jaar onder invloed van drank en/of drugs zijn gepleegd ligt, met andere woorden, naar verwachting hoger. De relatie tussen alcoholgebruik en delictgedrag is in internationale studies aangetoond en ook recentelijk verwoord in een internationaal vergelijkende studie van de Europese Unie. Een van de constateringen van dit onderzoek is dat ‘rates of violent crime were found te be associated with the levels of consumption of alcohol per population’50. Ook in een eerder onderzoek van de WHO (2002) is gewezen op deze relatie: ‘although consumption of alcohol cannot be seen as a cause of violence crime by itself, its excessive use is known to lessen controls and to contribute to violent behaviour among young males in specific cutural settings’51. Horeca Bij de horeca-vertegenwoordigers komt als algemene beeld naar voren dat men zich redelijk bewust is van de zorgen die geuit worden over overmatig alcoholgebruik door jongeren. De gesignaleerde tendens van ‘méér’ en op jongere leeftijd drinken herkent men; ‘jongeren hebben relatief veel geld te besteden’ en ‘alcohol is ook bij jongeren gewoon geworden’. In dit kader tracht men de wet te handhaven waarbij het schenken van alcohol aan jongeren onder de 16 jaar niet is toegestaan. Bij CCOG wordt bijvoorbeeld het schenken van alcohol gereguleerd door het dragen van polsbandjes door 16+ en het controleren op leeftijd bij de toegang op basis van een legitimatiebewijs. Dit laatste gebeurt door medewerkers van een beveiligingsbureau. In CCOG wordt geen ‘sterke drank’ verkocht, maar ‘wel drankjes met 14,5% alcohol, het lijkt op sterke drank …’. Volgens een medewerker van CCOG zijn deze zoete drankjes (breezers), naast bier, zeer populair bij de jongeren. Men stelt weinig problemen in de zaal te ondervinden, maar soms is er buiten wel enige overlast (’staan wij buiten’). Bovendien heeft men afspraken met de politie over controles bij de afloop van feesten, waarvan de data vooraf worden doorgegeven. Een van de aspecten die volgens de horeca-ondernemers een rol speelt is het ‘indrinken’ door de jongeren thuis of bij vrienden, waardoor ze op een avond al snel veel drank nuttigen. In deze gevallen wijst men op de verantwoordelijkheid van ouders die hierin een ‘hoge tolerantiegrens’ hebben. Ook bij de Hoendrik in Herveld merkt men dat onder andere de schoolfeesten. mede vanwege het indrinken, ‘onrustig’ kunnen verlopen; ‘er wordt nu wel vaker gecontroleerd, ook om vernielingen binnen te voorkomen’. Bovendien wordt bij jongerenfeesten op dit moment een beveiligingsbureau ingehuurd. Bij de Hoendrik worden verschillende soorten feesten georganiseerd die veel jongeren trekken; er wordt volgens de bedrijfsleider in de regio verder weinig georganiseerd voor de jeugd. Dit beeld wordt onderschreven door de organisator van grotere jongerenfeesten in de Overbetuwe; ‘er was heel weinig voor jongeren en daarom zijn we met het zelf organiseren van feesten begonnen’. Deze feesten zijn gericht op jongeren uit Elst en omgeving in de leeftijd 18+ en worden 2-3 keer per jaar georganiseerd voor 600-800 jongeren. De feesten zijn in voorgaande jaren niet altijd rustig geëindigd, omdat ‘bepaalde jongeren zo nodig sloopwerkzaamheden bij de Hucht moesten verrichten…’. Er waren altijd wat ‘ophopingen van mensen en kleinere vechtpartijtjes’ waardoor men met de feesten bij de Hucht heeft moeten stoppen. Ondanks dat 50
van Dijk, J., e.a., The burden of crime in the EU, a comparative analysis of the European survey of crime and safety 2005, 2007, p.2. 51 Op cit. in van Dijk (2007), p. 50.
90
men de gemeente en politie heeft geïnformeerd over de organisatie en data van de feesten, vindt men dat de samenwerking met de politie hieromtrent beter kan. Men streeft op dit moment naar de organisatie van grotere feesten, met een strikte naleving van regels. Bij de vertegenwoordigers van de horeca is men van mening dat ‘alcohol té gemakkelijk verkrijgbaar’ is; om de verkoop handhaafbaar te maken is men van mening dat de verkoop, naast (uiteraard) de horeca, alleen zou moeten plaatsvinden bij een slijter. Deze vertegenwoordiger van de horeca in Zevenaar geeft aan dat in Zevenaar ‘een ander klimaat’ te herkennen is dan in de Achterhoek; ‘het is hier kleinschaliger en er is weinig overlast in Zevenaar bij het uitgaan van jongeren’. In de praktijk blijkt dat veel jongeren uit Zevenaar naar uitgaansgelegenheden in Arnhem of Nijmegen gaan; ‘voor het echte uitgaan door jongeren heeft Zevenaar niet veel te bieden’. Bij de horeca-vertegenwoordigers in Duiven, Westervoort en Rijnwaarden acht men de situatie iets zorgelijker aangezien men ‘veel hangjongeren (ziet) die op straat alcohol drinken en ook soft- en harddrugs gebruiken’. Ook ten aanzien van de horeca zelf vindt men dat zo nodig streng opgetreden mag worden; ‘’de rotte appels er uit halen’ als het gaat om overtreding van sluitingstijden of om praktijken als heling en drugsverkoop. Bij een horeca-ondernemer in Lingewaard is er ‘verbazing’ over de omvang van het alcoholgebruik door jongeren, ‘er wordt blijkbaar heel veel toegestaan, ook door ouders thuis’. Ook is volgens deze geïnterviewde sprake van vernielingen na het gebruik van veel alcohol en wordt weinig door de politie op straat gehandhaafd, ‘zeker bij het op straat drinken dat echt is toegenomen’. Ondernemers-winkeliersverenigingen Bij de meeste geïnterviewde winkeliersverenigingen zijn op dit moment weinig signalen van overlast door jongeren vanwege overmatig alcohol- en of drugsgebruik. In Zevenaar heeft men ‘enkele signalen’ gehad van collega-winkeliers, maar op dit moment is daar nauwelijks sprake van gemelde overlast. Ook in Elst herkennen de winkeliers het probleem als ondernemer nauwelijks, wel als privé-persoon waar het gaat om het ‘thuis indrinken door jongeren’ (‘het is voor de jongeren veel te duur in de horeca te drinken’). In Huissen heeft men wel problemen met hangjongeren (gehad) ook omdat veel op straat gedeald werd bij het Raadhuisplein. De winkeliers aldaar zijn erg ontevreden geweest over het ontbreken van optreden van de politie daartegen, maar inmiddels is de situatie door een ‘strakker politieoptreden’ sterk verbeterd en zijn de contacten goed. Ook in Bemmel wordt aangegeven dat sprake is van overlast door hangjongeren, maar er is geen beeld van het alcohol- of drugsgebruik bij deze jongeren. Door de winkeliersvereniging aldaar zijn op dit moment geen grote knelpunten genoemd. Sportclubs Bij de geïnterviewde vrijwilligers van de sportclubs (voorzitters en kantinemedewerkers) geeft men aan dat men ‘signalen’ opvangt over alcohol- en drugsgebruik van jongeren en zich ook wel zorgen maakt over dit gebruik, maar tevens dat in de betreffende kantines conform de wettelijke regels en horecaregels inzake sociale hygiëne wordt gewerkt. Zo heeft men te maken met de Drank en horecawet (november 2000)52. Deze wet heeft in de eerste plaats als doel verantwoord alcoholgebruik te stimuleren en bevat regels die erop gericht zijn om overmatig alcoholgebruik tegen te gaan. Sportverenigingen die een kantine hebben in eigen beheer, waar alcohol wordt geschonken, zijn volgens deze wet verplicht om een drank- en horecavergunning te hebben. Een dergelijke vergunning kan bij de gemeente aangevraagd worden. Om hiervoor in aanmerking te komen moet de sportvereniging aan een aantal voor52
Er is een wijziging van de Drank- en Horecawet in voorbereiding, die naar verwachting in 2007 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
91
waarden voldoen. De Drank- en Horecawet is gericht op verantwoorde alcoholverstrekking. Gezondheidsrisico's en maatschappelijke problemen als gevolg van alcoholmisbruik moeten voorkomen worden. De wet stelt dat aan personen beneden de 16 jaar geen bier en wijn verkocht mag worden. Aan personen beneden de 18 jaar mag geen sterke drank geschonken worden. Voor zwakalcoholhoudende drank geldt een alcoholpercentage van minder dan 15% en men spreekt van sterke drank bij een alcoholgehalte van 15% of meer. De leeftijdsgrenzen moeten goed zichtbaar in de kantine zijn opgehangen. In de nieuwe regelgeving staat bijvoorbeeld ook duidelijk beschreven dat men geen dronken personen toe mag laten en dat men niet mag schenken aan personen die al dronken zijn. De alcoholverstrekker is verantwoordelijk bij het overschrijden van de leeftijdsgrenzen. Als er in de kantine barvrijwilligers alcohol verstrekken, moet de vereniging ervoor zorgen dat zij een Instructie Verantwoord Alcoholgebruik krijgen. Doel van deze instructie is kennisvergroting omtrent alcoholgebruik en de mogelijke gevolgen hiervan. Er wordt aandacht besteed aan het herkennen van probleemsituaties, bewustwording van de problematiek en stimulering van meningsvorming. Aan de IVA is geen diploma gekoppeld, er is wel een bewijs van deelname. Dit betekent in de praktijk onder meer dat jongeren onder de 16 jaar in de sportkantines geen alcoholische drank krijgen en indien een bezoeker naar de opvatting van de kantinebeheerder teveel heeft gedronken ook geen drank meer wordt geschonken. Volgens de geïnterviewden bij de sportkantines worden deze regels goed gehandhaafd door de kantinebeheerders. Zo heeft men soms ook aanvullende maatregelen zoals bij sportclub Elistha in Elst, conform afspraken met de gemeente, 1,5 uur na de laatste wedstrijd de kantine wordt gesloten; ‘hierdoor is op zondag iedereen om 18.00 uur weg en blijft het rustig en overzichtelijk’. Dit wil niet zeggen dat er geen alcoholgebruik is: ‘bij de A-jeugd vanaf 16 jaar wordt na de wedstrijd een flink potje bier gedronken …’. Volgens een medewerker van de sportkantines zijn de sociale controle en hoge verenigingsgraad (in Gendt) een reden voor het feit dat er relatief weinig hangjongeren zijn die op straat alcohol en drugs gebruiken. Er zijn namelijk wel problemen bij de parkeerplaats op het sportcomplex geweest inzake het dealen van drugs door jongeren (uit andere dorpen), maar dit is redelijk snel opgelost door het ‘’uitoefenen van sociale controle’; ‘in Gendt is dat ook makkelijker dan in Huissen of Bemmel’. Meer aandacht voor sport zou volgens deze vrijwilliger van de club een belangrijke factor kunnen zijn in het voorkomen en bestrijden van overmatig alcohol- en drugsgebruik door jongeren. Een andere vrijwilliger merkt in dit verband op dat wel sprake is van een ‘veranderde mentaliteit’: ‘de jongeren bij de club houden er bij het uitgaan op de vrijdag- of zaterdagavond weinig rekening mee dat ze de volgende dag nog moeten sporten’; ‘het is bij 16-17 jaar volledig geaccepteerd dat je drinkt’.
4.8
Conclusies
De schets van de lokale situaties in de zes gemeenten en van de beleidsinitiatieven van de lokale overheden en andere betrokken organisaties leidt tot enkele samenvattende constateringen. Het alcohol- en drugsgebruik van (groepen) jongeren is op verschillende locaties in de gemeenten als ‘zorgelijk’ betiteld, hetgeen niet alleen door de politie, maar ook door jongerenwerk, IrisZorg, jeugdartsen van de GGD en door het maatschappelijk werk wordt herkend. Ook bij de horeca en sportclubs ziet men dat het frequent gebruik van alcohol door jongeren (te) vaak als ‘normaal’ wordt beschouwd. Organisaties die op dit moment daar minder zicht op hebben of stellen daar nog relatief weinig mee te maken hebben zijn de scholen voor het voortgezet onderwijs, het Halt-bureau en het Openbaar Ministerie.
92
In de meeste gemeenten worden de negatieve aspecten van het alcohol- en drugsgebruik vooral teruggevonden in de overlast die het gebruik veroorzaakt. De jongeren geven volgens betrokkenen overlast bij en rondom uitgaansgelegenheden, bij verzamelplaatsen rondom stations en op verschillende hangplekken. Een belangrijk deel van de signalen over overmatig alcohol- en drugsgebruik door jongeren komt voort uit de gebiedsscans van de politie waarbij vooral de relatie tussen het gebruik van de genotmiddelen en de jeugdoverlast wordt aangedragen. Het gaat daarbij met name om lawaai, vandalisme, vervuiling en crossen door hangjeugd op verschillende ontmoetingsplaatsen. De overlast wordt versterkt door het (overmatig) alcohol- en drugsgebruik van de jongeren. De zes gemeenten verschillen daarin weinig. Bij een onderscheid tussen (overlast)groepen kan een tweedeling gemaakt worden naar een ‘hinderlijke jeugdgroep’ en een ‘overlastgevende jeugdgroep’53. Een hinderlijke jeugdgroep hangt wat rond in de buurt, is af en toe luidruchtig aanwezig en trekt zich niet zoveel aan van de omgeving. Soms loopt het wel eens uit de hand en zijn er kleine schermutselingen, maar dat is snel in de kiem gesmoord en vaak meer toeval dan gepland. Ook maken ze zich incidenteel schuldig aan kleine vernielingen. Over het algemeen is het een groep die nog voldoende ‘autoriteitsgevoelig’ is en aangesproken kan worden op zijn gedrag. Een overlastgevende jeugdgroep is wat nadrukkelijker aanwezig. Ze kunnen af en toe provocerend optreden, vallen omstanders wel eens lastig, vernielen regelmatig allerlei zaken en laten zich veel minder gelegen liggen aan andere mensen. Ze zijn ook minder goed te corrigeren. Ook de lichtere vormen van criminaliteit waar ze zich schuldig aan maken worden doelbewuster gepleegd en ze zijn ook meer bezig om te zorgen dat ze niet gepakt worden. Beide typen groepen zijn herkenbaar in de zes gemeenten en bevinden zich op meerdere locaties. Onze analyse van de politiebestanden wijst uit dat minimaal 15% van de geregistreerde delicten die door minderjarigen in de zes gemeenten zijn gepleegd, een relatie vertoont met alcoholen/of drugsgebruik. Bij de jongeren die zijn aangehouden en die op het moment van het delictgedrag onder invloed van alcohol waren zijn vooral de vernielingen en het (openlijk) geweld opvallend. Bij een vergelijking met het totale overzicht aan delictgedragingen komen deze delicten onder invloed relatief vaak voor. Ofschoon het vraagstuk van veelvuldig alcohol- en drugsgebruik onder groepen jongeren door de organisaties over alle zes gemeenten wordt herkend, doen zich in zekere zin ook lokale verschillen voor. Vooral Duiven en Westervoort worden vaak genoemd als gemeenten waar groepen risicojongeren relatief vaak soft- maar ook zeker harddrugs gebruiken, terwijl in de dorpen van bijvoorbeeld de gemeente Overbetuwe en in Rijnwaarden jongeren veelal alcohol drinken en zich minder op harddrugsgebruik oriënteren. Het gebruik van harddrugs als cocaïne en speed wordt met name geconstateerd bij de jongvolwassenen in Duiven, Westervoort en Zevenaar die regelmatig naar hardcore-feesten gaan. In de signalen over gebruik van alcohol en drugs door jongeren komt vooral het openbare ordeen veiligheidsaspect naar voren. Op de grote risico’s voor de gezondheid van de jongeren wordt weliswaar door enkele organisaties gewezen, maar in het algemeen valt op dat men hier minder zicht op heeft en in dit kader worden ook minder expliciet initiatieven ondernomen.
53
Bovendien kunnen criminele jeugdgroepen in gemeenten worden onderscheiden, maar deze jongeren zijn in dit onderzoek niet specifiek benaderd. Zie ook de projectbeschrijving van het Netwerk12+ van de gemeente Westervoort, oktober 2006.
93
Bovendien blijkt in enkele gemeenten dat de netwerkvorming rond jongeren, vanuit een samenhangend jeugdbeleid, nog in de kinderschoenen staat waardoor er feitelijk weinig gezamenlijke, intersectorale initiatieven binnen gemeenten worden genomen waarbij de ‘jeugd’ centraal staat. In de initiatieven die gemeenten in meer of mindere mate ondernemen valt op dat het thema ‘alcohol- en drugsgebruik’ nog geen herkenbaar aanknopingspunt heeft gekregen voor integraal gemeentelijk beleid. Enkele gemeenten plaatsen de aanpak van dit vraagstuk binnen het veiligheidsthema en soms binnen de ontwikkeling van een het lokaal gezondheidsbeleid, andere gemeenten geven echter aan dat in voorgaande jaren nog weinig substantiële beleidslijnen zijn uitgezet en zien het onderzoek als startpunt voor (nieuw) beleid. Uit de beleidsinitiatieven van de gemeenten komt bovendien naar voren dat de lokale overheden soms eenzijdige aandacht besteden aan bepaalde beleidselementen en andere mogelijke initiatieven aan derde partijen overlaten: zo krijgt het thema openbare orde als beheersaspect, met name in de vorm van horeca-convenanten en convenanten veilig uitgaan, in enkele gemeenten proportioneel veel aandacht (bijvoorbeeld de gemeente Zevenaar) in vergelijking met initiatieven die uitgaan van een positieve benadering van jeugd en jongerenwerk (bijvoorbeeld de gemeente Duiven). Een samenhangende aanpak vanuit relevante sectoren, gericht op alcohol- en drugsmatiging bij jongeren, verdient in dit kader een uitgesproken (inter)gemeentelijke beleidsondersteuning.
94
5.
‘Lekker samen van de kaart…’; jongeren aan het woord
In dit hoofdstuk wordt ter illustratie een uitgebreide schets gegeven van de wijze waarop (hang)jongeren in de zes gemeenten tegen alcohol- en drugsgebruik aankijken. Om in de navolgende beschrijving zoveel mogelijk de opvattingen en ideeën van de jongeren intact te laten, is er voor gekozen op meerdere plaatsen een nagenoeg letterlijke weergave uit delen van de interviews te geven. Gezien de grote hoeveelheid vergaarde informatie van de jongeren is echter ten behoeve van de leesbaarheid een selectie gemaakt uit de interviews. Bij de beschrijving van deze jongeren wordt ook in dit hoofdstuk een presentatie per gemeente gegeven.
5.1
Duiven
In Duiven zijn individuele en groepsgesprekken afgenomen met jongeren in jongerencentrum Alpha, op de parkeerplaats bij Alpha, bij het winkelcentrum en op enkele buitenplaatsen (onder meer naar aanleiding van een fietstocht met de jongerenwerker van het project Streetwise). Een van de interviews geeft een beeld van de wijze waarop jongeren in de ‘gabberscène’ (in meer of mindere mate) met alcohol en drugs omgaan: ‘Als er in dit centrum (volgens de jongerenwerker) gesproken wordt over dat iemand gestopt is, dan gaat dat over de hard drugs. Dan betekent dat dat die jongeren wel nog gewoon drinken en blowen. X. gebruikte volgens hem tot enkele weken geleden elke dag cocaïne. Nu is dat nog in het weekend. De jongen (20+) geeft zelf ook aan dat hij veel gebruikt. Er worden foto’s getoond van hoe hij er uitziet als hij zwaar aan de pillen is en ‘megastrak’ de camera inkijkt. ‘M’n gezicht is gewoon mezelf niet meer’. Zelf geeft hij aan tijdens het gesprek dat hij moeite heeft dingen te herinneren. Hij is gabber. Hij is een echte hardcore fanaat en gaat naar gabberfeesten. Hij drinkt soms doordeweeks bier en vlak voor het slapen gaan rookt hij een joint. In het weekend ‘is het goed mis’. Dit weekend was hij het hele weekend wakker geweest van de coke. Doordeweeks maakt hij veel uren op zijn werk, maar in het weekend gaat hij helemaal los. Aan de alcohol en soft drugs ligt het niet, het grote probleem is coke. Het is niet elk weekend hetzelfde, ligt eraan hoe hij zich voelt en of hij ervoor in de stemming is om in meer of mindere mate te gebruiken. Soms ligt hij vrijdag al om 4.00 in bed.. Soms slaapt hij helemaal niet. Zondag moet hij acclimatiseren; ‘dan vreet ik me helemaal vol’. Hij kan na coke de volgende dag gewoon weer eten en wordt normaal wakker, nergens last van. Op feestjes gebruikt hij pillen. Hij heeft er wel eens op een nachtje 15 geslikt, toen was hij ‘flink naar de klote’. ‘Ik vreet ze weg als m&m’s’. De ene keer neem ik er 7 en voel ik niks, de andere keer voel ik het na 1 pilletje. €3 per pil. Het afgelopen weekend heeft hij een gram of 10 gesnoven, een honderdje of 3,5 – 4 euro. Hij krijgt het van een maatje. Je kan het in overvloed krijgen in Duiven. Waar zijn maatje het vandaan heeft weet hij niet. Zelf heeft hij ook wel eens gedeald. Dan had hij zoveel geld in het weekend, maar hij is er mee gestopt omdat hij er aan onder door ging. Hij snoof het spul zelf allemaal op. Vrijdagavond beginnen we met ‘spitten’[snuiven]. Dan zijn ze met een paar vrienden onder elkaar, bij iemand thuis en gaan ze helemaal waus. Af en toe gebruiken ze dan sterke drank, maar meestal bier. Ze hoeven dan niet persé uit te gaan. Eén keer per week is het altijd wel feest. Hij doet dit nu al zo’n 5 jaar. Van de coke wordt hij relaxed, je kunt dan serieuze gesprekken aangaan. Stel je hebt thuis een probleem. Soms was er ruzie dat de stoelen door de kamer vlogen. Zodra je gaat snuiven is het probleem opgelost. Je voelt je kut en daar wil je vanaf. Is het spul uitgewerkt dan begint het probleem weer opnieuw. Snuif je weer en op dat moment boeit het je niets. Als hij snuift gaat hij malen, dan kan je zo snel nadenken. De volgende dag heb je alles weer op een rijtje. Als je snuift kan je makkelijk met mensen praten. Wause mensen zijn de eerlijkste mensen. Iedereen vertelt elkaars problemen. Hier in Duiven is het één grote
95
vriendengroep geworden. Ze kennen elkaar allemaal en de meesten hebben wel een beste maatje. Groter dan tien is de groep zeker, een hoop mensen, hij weet het niet. 9 van de 10 zijn wel coke gebruikers. Een andere groep van vier allochtone jongeren in de leeftijd 16-18 jaar, die ook wel eens in Alpha komen, geeft aan dat zij ‘niet aan harddrugs doen…. allochtone jongeren gebruiken geen harddrugs’, zij kennen niemand, ‘dat komt niet voor … het zijn de gabbers die dit gebruiken’. Daarentegen blowen drie van deze vier jongeren wel regelmatig, de vierde is gestopt met blowen omdat hij niet er aan verslaafd wilde raken: G. zat op de Vestersbos school, waar zelfs in de klas werd geblowd volgens hem. Hij gebruikt geen drugs meer. Vroeger op school wel. Je wilt stoer doen. Blowen, blowen, blowen en sommigen komen er niet meer vanaf. Hij was 14 toen hij voor het eerst blowde en ongeveer 18 toen hij er mee stopte. De anderen roken er allemaal gemiddeld 1 en maximaal 4 per dag. W. rookt gemiddeld 1 joint per dag, of iets meer. Zijn ouders weten het zeker niet anders ‘hakken ze m’n kop eraf’. Het tast wel je school aan. Hij zegt dat hij drie jaar geleden waarschijnlijk hierdoor is blijven zitten. Hij liet zich gaan met blowen en kon ‘s ochtends zijn bed niet uitkomen. Alcohol wordt door de jongens in wisselende mate en met pieken gedronken: G. drinkt helemaal niets. Nou, als ik uitga,‘maar dat is heel normaal toch?’ Dan drinkt hij wel veel. Hij gaat niet vaak uit, maar als hij uitgaat dan doet hij ook helemaal gek. Hij besteedt dan €80 ongeveer. Hij drinkt mix drankjes zoals baco en die zijn wel €5 per stuk. Hij ging vaak met een groep. Moest wel eens overgeven. Door de drank wordt het gezelliger, kom je los en zo. W. is al drie maanden niet meer uitgeweest. Soms heeft hij wel weer ineens zin. Nu heeft hij geen zin en geen geld. Hij drinkt dan wel veel en besteedt het geld wat hij meeneemt. Als hij drinkt kijkt hij nergens meer naar en geeft alles uit. Hij besteedde de laatste keer € 250. Hij geeft dan ook veel drankjes weg. Hij werkte toen. Deze jongeren zijn geen fervente ‘stappers’: ‘Soms gaan we uit, in Eindhoven of Hoofddorp. Ook Arnhem. Op zaterdag meestal, soms op donderdag. Niemand van hen gaat naar hardcore feesten. In Duiven zegt W. dat ze in de CCOG wel eens wat doen. Daar wordt zeker veel gedronken. Maar ze gaan niet echt uit in Duiven. Zij vinden dat het jongerencentrum vaker open moet. De sluitingstijd is goed, maar het is te vaak gesloten, terwijl dit het enige is waar jongeren naartoe kunnen gaan’. Dat jongeren op straat (uiteindelijk) met de politie in aanraking komen vinden de jongens niet verwonderlijk: R. zegt dat mensen uit verveling op straat blowen. Veel jongeren komen zo met de politie in aanraking. Ze kunnen niet zomaar bij iemand thuis samen komen met 5 man om te gamen of zo, dus kunnen ze nergens heen. Hij heeft dit zelf ook gedaan. Je gaat steeds gekkere dingen doen. Nutteloos iemand in elkaar trappen of bijvoorbeeld iemand van de fiets aftrappen. Toen was het leuk, nu is hij ouder. W. zegt dat als dit (Alpha) nu niet open was dan stonden we bij een schooltje, of bij het Flamingoplein. Op straat bij het winkelcentrum in Duiven-centrum staan ook regelmatig ‘hangjongeren’: Deze jongeren zijn 15 tot 17 jaar en staan afhankelijk van waar het te doen is hier bij de winkels (en nu de ijsbaan), in het park of in Groessen af en toe. Ze zitten allemaal op de middelbare school of het ROC. Ze zijn nu met 7 man, maar meestal zijn er een stuk of 5 meer. Ze komen bij elkaar na sluiting van het winkelcentrum. Ze kennen elkaar allemaal van school. Ze komen op straat om te kijken wie er allemaal zijn en om te kijken of er nog wiet is. Meisjes komen niet als het koud is. In de zomer staan er in deze winkel straat overal jongeren, soms wel 30. De mensen waar zij mee omgaan en de meeste groepen blowen volgens hen.
96
Deze jongeren drinken ‘toch wel’ drie keer in de week, vrijdag en zaterdag het meest (20-25 biertjes per avond). Het begint dan in de kantine van de voetbalvereniging. Ze zijn elke week wel zat. Allen blowen ze veel en gebruik van wiet en alcohol door elkaar is vrij normaal. Meestal is het dan de hele avond drinken en op het einde nog even blowen. ‘Eerst van de kaart drinken dan blowen’. Blowen neemt de misselijkheid van de drank weg. Eerst blowen en dan drinken werkt dan ook niet, daar worden ze alleen maar sloom van. De jongeren blowen nu gemiddeld een jaar en blowen stevig, namelijk elke dag, ook al ‘s ochtends naar school toe en in het weekend. De hele dag door. De hoeveelheid blowen is ook afhankelijk van het geld en van of er een feest is. Ze blowen uit verveling. Als je stoned bent heb je niet meer in de gaten dat het saai is. Ouders zijn er over het algemeen niet mee eens dat deze jongeren blowen. Van de meeste weten ze het niet. Blowen wordt gezien als slechter dan drinken, maar deze jongeren zijn van mening dat drank veel slechter is. Blowen is heel normaal en wordt ook niet gezien als iets dat niet verslavend is, ‘want dat blijkt zo te zijn zegt men’. Bovendien krijg je van drinken een kater en van blowen niet. Het is hier in Duiven heel makkelijk om aan te komen. Eén telefoontje en je hebt wiet. Ze gaan daarvoor niet naar de coffeeshop hier in Duiven zijn mensen genoeg die het hebben. Redenen om te stoppen met blowen kan zijn geld, problemen met je ouders of simpelweg ‘ouder worden’. Eén van de jongeren is van school gegaan door het blowen. Als er iemand in de groep niet blowt dan wordt dat gerespecteerd en door één jongen zelfs bewonderd. Ze zeggen zelf niet voor overlast te zorgen en gaan ook niet met een joint door het winkelcentrum lopen. Ze vinden het drugsgebruik hier niet zo’n probleem. Ze hebben geen ervaringen met hard drugs. In een gesprek met een jongerenwerker bij Alpha wordt opgemerkt dat in Duiven minder problemen op straat zijn dan in andere gemeenten: ‘..maar het probleem ligt hier bij het gebruik binnenshuis. Er is een hele grote groep Duivenaren die in Duiven blijven wonen. Het gebruik speelt zich dan af bij jongeren die bijvoorbeeld al hun eigen huis hebben en daar gaan de groepen dan naar toe. Verder valt op dat blowen hier niet als drugs gezien wordt. Dat is wel problematisch. Als jongeren zeggen ik wil van de drugs af dan gaat het om hard drugs, coke, speed of pillen; blowen is zo normaal, dat is ‘geen drugs’. Op de feesten in de Alpha mag niets, ook niet roken. De jongeren staan dan dus wel op straat te blowen of nemen in de auto een pilletje. De jongerenwerker stelt dat het probleem in Duiven niet zozeer een probleem van overlast is, maar eerder een gezondheidsprobleem.
5.2
Lingewaard
In Lingewaard zijn individuele en groepsgesprekken afgenomen met jongeren bij jongerencentrum de Chill Out in Gendt, in Huissen achter het jongerencentrum de Hang Out, op een schoolplein van een basisschool in de Zilverkamp, bij ’t Zandt, bij het Raadhuisplein en rondom de Kinkel in Bemmel. Bij de jongeren in Gendt spreken we onder andere een groep van zeven jongens en meisjes van 17 tot 22 jaar waarvan enkelen ook vrijwilliger zijn bij het jongerencentrum. Deze jongeren drinken aanzienlijke hoeveelheden alcohol bij het uitgaan, maar er is toch wel enige variëteit in opvattingen en gedragingen hieromtrent: Op de vraag wie er drinken, steken ze allemaal hun hand op. T. drinkt in het weekend, als ze uitgaat. Dat is meestal vrijdag en zaterdag. Soms ook zondag. Ze drinkt bacardi-cola, mixdrankjes en apfelcorn. Ze drinkt gemiddeld 12 glazen op een avond. Op zaterdag misschien wat meer. Ze gaat uit in Arnhem in Jules. Geeft op een avond zo’n 60 euro uit “en dan ben je nog niet eens vet aangeschoten.” X. drinkt ieder weekend 1 fles safari en 5 à 6 blikjes passoa “voor-
97
gemixte shit.” “Als ik uitga misschien wel meer, of op een feestje.” Hij gaat heel soms uit, naar concerten, onder meer in Nijmegen. Bij een speciale gelegenheid doordeweeks drinkt hij ook wel eens “een biertje of zo.” Hij haalt de safari en passoa van te voren bij de AH en drinkt het voor het uitgaan of het feestje op. Dat kan thuis zijn, buiten of onderweg. W.: “Ik drink veel.” Ze gaat 3x per week uit, op donderdag, vrijdag en zaterdag. Heel soms is er wel eens een feestje thuis. Op een avond drinkt ze wel 15 glazen bier. Ze is echt een bierdrinker. Soms heeft ze een ‘meidenavond’, dan drinkt ze met haar vriendinnen alleen maar mixjes. Als ze op zaterdag niet uitgaat, drinkt ze thuis. Dat is wel iets minder. In het jongerencentrum wordt geen alcohol gedronken. Alleen op feesten (die vinden 1 keer in het half jaar plaats). Het JC is alleen doordeweeks geopend. Bij deze jongeren blijkt dat ze allemaal wel eens of vaker hebben geblowd, sommigen gebruiken nog softdrugs maar de anderen zijn gestopt. Redenen die ze opgeven zijn: “Ik kon er niet tegen.” “Ik had geen zin meer om het te halen.” “De lol ging er vanaf.” De jongeren stellen dat er in Gendt zat jongeren zijn die in het blowen blijven hangen. Het ligt aan de soort mensen, aan de groep. In Gendt zijn er ook groepen die veel blowen. Vroeger kwamen die in de ‘Chill out’. Dat is een ander slag volk. Eén van deze geïnterviewde jongeren heeft geen ervaring met harddrugs, de anderen wel: W. vertelt alles geprobeerd te hebben. Alleen spuiten niet. Maar hij heeft zelfs een keer heroïne gerookt. Daar werd hij beroerd van. Hij heeft vooral speed, cocaïne en xtc gebruikt. Hij gebruikte het gewoon door elkaar, het maakte niet uit. 1,5 jaar lang gebruikte hij speed en pillen. In de weekenden kwam daar cocaïne bij. Hij begon met experimenteren toen hij 12 was. Ook op school. Eerst ging hij naar een gewone school, toen dat niet meer ging naar een zmok-school. Hij kwam er mee in contact door zijn omgeving. Hij had een oudere zus die er ook mee bezig was. “Er kwamen dus ook gasten bij mij thuis die van alles deden.” Daarnaast kwam hij er op school mee in aanraking. “In de stad vreten ze gewoon pillen.” Het was normaal in zijn omgeving. T. heeft vroeger, van zijn 15e tot zijn 21e veel gebruikt. Hij nam elk weekend pillen. Niet alleen op feesten, ook thuis. Om wakker te blijven bijvoorbeeld. “Ik ben er nu meer dan een jaar vanaf.” D. gebruikte 1,5 jaar geleden voor het laatst. Ze heeft 1x speed gebruikt, maar vooral cocaïne en xtc. Een jaar lang snoof ze iedere dag cocaïne. Toen ze 17 was kreeg ze een vriend die er in dealde. Ze woonde samen met hem. “Als ik er op terugkijk, ben ik wel blij dat ik eruit ben.” Er zijn volgens deze jongeren verschillende groepjes in Bemmel die gebruiken. En in Gendt zijn ook aardig wat groepjes die heel heftig zijn. Ze worden steeds jonger. Gendt heeft een vaste groep gehad. Een deel staat er nog steeds (bij een winkelcentrum) “hun lichaam kapot te maken.... Op straat wordt geslikt, gesnoven en gedronken.” We vragen de jongeren of het belangrijk is voorlichting over drugs op scholen of ergens anders te geven: De groep vindt het goed hoe het in het televisieprogramma ‘spuiten en slikken’ wordt gedaan. Dat je jongeren laat zien hoe je het op een veilige manier moet doen. “Laat ze zien hoe het moet. Doe het goed. Doe het bijvoorbeeld nooit alleen. Het gaat om de hoeveelheid en hoe je het gebruikt.” Dat is volgens U. ook een probleem: “dan nemen ze een pilletje en zeggen ze na 10 minuten ‘hmm, ik merk niks’ en dan nemen ze er nog een. Hetzelfde bij spacecake.” Sommigen vinden dat er in ‘slikken en spuiten’ te weinig stil gestaan wordt bij wat er mis kan gaan. “Je moet ook laten zien als het fout gaat”. U. vindt het daarom ook goed om (ex-)verslaafden voor de klas te laten vertellen. “Ik heb gezien hoe ze naar de klote gaan.” T. vertelt dat een vriend van haar is overleden aan teveel drugs. “Hij viel in een keer neer, bij de bushalte. Iedereen was te stoned om wat te doen.”U. heeft een vriend gehad die met alcoholvergiftiging werd opgenomen. Hij had coke en alcohol genomen. Zijn maag moest worden leeggepompt.
98
De jongeren vertellen hoe vijf jaar geleden het jongerencentrum is gesloten. De groep die er de dienst uitmaakte, is buiten gezet. Nu runnen vrijwilligers, stagiaires en de jongerenwerker de tent. Voorheen hebben ze verschillende jongerenwerkers gehad, maar de groep pestte ze allemaal weg. Er zijn verschillende groepjes in Bemmel die harddrugs gebruiken. En in Gendt zijn ook aardig wat groepjes “die heel heftig zijn. Ze worden steeds jonger.” In Gendt zijn 3 kroegen, maar het zijn geen jongerenkroegen. In café ‘de Klok’ komen meer de studenten. Dat zijn vooral ‘drinkers’. “Dat is een ander slag volk.” “Er is hier gewoon niks voor jongeren.” Op een andere avond spreken we in Gendt deze ‘andere groep jongeren’ die niet in het jongerencentrum komen, maar vaak op straat staan bij een klein winkelcentrum: Normaal staat er een grotere groep, die op vrijdagavond wel bijna 20 jongeren telt. Dan is iedereen om 21.00 weg, gaan ze uit. Op deze 3 jongens na is iedereen er nu al vandoor (het is 19.30 uur). De jongste die hier komt is 14/15 jaar, de oudste 25. Gemiddeld staan er 10 op een avond. Ze gaan hier elke avond meteen na het eten heen want ‘wat moet ik thuis zoeken’. Deze jongens gingen eerst altijd naar het jongerencentrum maar daar mochten ze niet meer in. Nu staan ze dus op straat en worden ze steeds door de politie weggestuurd naar andere plekken. Ze zouden wel naar een jeugdcentrum toegaan als dat mogelijk was. Ze gaan nu naar Nijmegen om wiet te halen en komen dan terug voor de rest van het gesprek. Deze jongeren zijn voornamelijk de ‘blowjongeren’. Ze drinken nauwelijks, maar blowen elke dag. De andere jongeren die in Gendt rondhangen zijn jonger en worden de ‘kauwgomballenjongeren’ genoemd. ‘Die hebben het alleen maar over brommers’, daar hebben ze het wel mee gehad. Er is ook groep allochtone jongeren. Ze staan dan soms bij elkaar, maar het is niet dat ze één groep zijn. Deze jongeren geven aan minder te drinken dan vroeger: Q. dronk veel in het weekend. Hij drinkt nu af en toe een biertje. Zijn vader is er bijna aan overleden. Sterke drank drinkt hij sowieso niet meer, daar was hij al niet kapot van. N. dronk van alles door elkaar, dan konden ze hem van de weg af halen, dan was hij dronken. K. vindt alcohol niet zo relaxt, drinkt heel af en toe als hij zin heeft. Q. drinkt nu heel af en toe als het feest is. Binnen de groep is er variatie in het softdrugsgebruik: N. blowt niet. Hij heeft alles een keer geprobeerd maar dat is al drie jaar geleden. Ze respecteren hem. ‘We houden er ook rekening mee dat er in zijn auto niet gerookt mag worden. In de hele groep van elke dag blowt iedereen ongeveer hetzelfde. Terwijl we praten bouwen ze een joint. K. en Q. blowen wel. K. mag het hele weekend door thuis blowen, maar doordeweeks niet, dan komt hij hier buiten. Sinds enkele maanden mag hij dit. Ze wisten dat hij het deed en hadden liever dat hij het dan maar niet stiekem deed. Hij besteedt ongeveer € 20 per week aan blowen. Q. zegt dat het ook aan het geld ligt. Hebben ze loon gebeurd? Dan hebben de meeste jongeren hier dikke zakken wiet. N. zegt een blowtje moet kunnen. K. wordt actief van blowen, hij gaat dan opruimen. Hij kan zich dan ook beter concentreren voor zijn studie en werk. Q. rookt ’s ochtends ook vaak een joint. Blowen is hier heel normaal. De jongeren hebben wisselende ervaringen met harddrugs: Q. heeft xtc gedaan, niet veel, speed in de weekenden wel eens en wel eens coke gerookt. De eerste keer heeft iemand anders het altijd wel bij zich. Hij deed dit van zijn 16-18 en is nu 21 dus nu is het wel genoeg geweest. De coke heeft hem erg afgeschrokken, dat is rotzooi en daar heeft hij spijt van. Het is zeer verslavend. K. kent veel mensen die snuiven waarvan hij het niet verwacht had. ‘Bij mij gaat er niks door de neus’. K. wordt ook bij dit soort drugs stil, ben je in je eigen wereld. ‘Heb je elkaar niets te vertellen’. De volgende dag ben je lam. Je wilt dan in
99
bed liggen en als je kan eten, want meestal heb je geen honger en eet je twee dagen niet. Als je eenmaal gegeten hebt dan voel je je weer normaal. Hij ging wel eens om 18.00 naar een vriend en kwam pas de volgende dag 13.00 thuis. Toen waren zijn ouders wel boos. Ze zouden hangplekken moeten krijgen van de gemeente. Blowen binnen hoeft niet eens. K. zou dan wel graag binnen in een plek willen blowen. Maar het zou ook snel weer een rotzooi worden. Het zijn de ‘anderen’ in de groep die voor overlast zorgen. ‘Je kan ze ook niet tegenhouden, dan krijg je dadelijk zelf klappen’. Vaak is de oorzaak alcohol. In Huissen zijn verschillende groepen jongeren op straat geïnterviewd. Een van de groepjes spreken we op het schoolplein van een basisschool in Zilverkamp. Het is een groepje van vijf jongens van 17 en 18 jaar dat veel met elkaar optrekt in deze wijk van Huissen. Ze blowen veel samen. Ze vinden het gezellig om samen te blowen en bij elkaar te zitten. Veel drinken doen ze heel af en toe als ze uitgaan. Ze gaan niet veel uit omdat ze het meeste geld aan wiet uitgeven. Ofschoon het alcoholgebruik gematigd lijkt, wordt door de betreffende jongens aangegeven dat de meesten van hen wel vaak blowen: L. blowt elke dag. Op een dag rookt hij meestal zo’n 3 joints. “Op het moment is het wel erg.” In de weekenden rookt hij er 4 à 5. N. blowt voor ongeveer 30 euro per week. “Als ik net geld heb blow ik voor 40 of 50 euro.” Hij rookt doordeweeks 2 joints per dag en in het weekend 4 of 5. Hij begon op zijn 13e met blowen. Ook M. blowt veel. Haalt ongeveer voor 10 euro per dag wiet, elke dag van de week. Als hij echt blut is voor 5 euro. Hij rookt zo’n 4 joints per dag, in het weekend misschien meer. Ze halen hun wiet in Arnhem, in de coffeeshops. Vroeger haalden ze het wel bij dealers in Huissen. Dat waren gewoon wat jongens uit Huissen, maar die zijn er nu niet meer. Ze gebruiken af en toe harddrugs, maar zeker niet dagelijks of wekelijks: L. gebruikt bijna geen harddrugs meer, maar heeft wel een periode gehad dat hij veel gebruikte. Een jaar lang nam hij 2x in de maand wat. Hij heeft vooral pillen geslikt en speed gesnoven. Maar dat is alweer zo’n jaar geleden. T. heeft paddo’s geprobeerd en een paar keer speed gesnoven. Hij is afgelopen zaterdag naar de Climax geweest (Gelredome) en heeft toen 3 pillen geslikt. O. heeft ervaring met pillen, speed en paddo’s. Pillen neemt hij een paar keer per jaar op feesten. Volgens de jongens worden er qua harddrugs in Huissen vooral pillen en speed gebruikt. Cocaïne wordt door ouderen gebruikt, jongeren die ouder zijn dan twintig, zeggen ze. De groep is meestal wat groter, een man of 7/8. “Elke dag chillen we samen. Hier is geen reet te doen. Je kunt alleen hier zitten of iets slopen.” De jongens zeggen hier te komen om weg te zijn van huis. “Hier heb je geen gezeik aan je kop … Het is gewoon chillen met je maatjes.” “Als je niks te doen hebt, ga je een joint draaien.” Ze zouden het erg relaxt vinden als ze in de winter ergens binnen kunnen zitten.
5.3
Overbetuwe
In de gemeente Overbetuwe zijn in verschillende dorpen jongeren in centra en op straat geïnterviewd. Het gaat om jongeren in de Uitvlucht in Elst, de Keet in Valburg, Insula in Heteren, maar ook om jongeren op straat bijvoorbeeld in Driel. De volgende (beknopte) weergave van de interviews geeft een indruk van de interviews met deze groepjes jongeren. In Elst is in de Uitvlucht gesproken met zes jongeren (vijf jongens en één meisje) in de leeftijd 23-24 jaar, waarvan één vrijwilliger is bij het jongerencentrum. Deze vrijwilliger geeft aan dat ongeveer 40 vrijwilligers in de Uitvlucht werken die op dit moment gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het JC nemen.
100
Hier komen met name jongeren van boven de 18. Er komen geen hangjongeren. Elk groepje houdt ook vaak van andere soorten muziek, dat gaat dan niet samen. Er mag gedronken worden, maar niet geblowd en ook niet buiten op het pleintje. Vroeger stond dit bekend als een drugshok. Nu niet meer. Er komen steeds minder jongeren, een stuk of 15. Als je al een groepje hebt op straat dan kom je hier niet zomaar binnen, want je kent niemand. Een half jaar geleden kwamen ze hier indrinken, dan kwamen er 4 kratten bier leeg. Als het hier dicht gaat gingen ze uit, naar Arnhem of Nijmegen. Er zijn wel veel hangjongeren in Elst. Of ze drinken allemaal of ze blowen allemaal. Wiet en alcohol is gewoon echt de cultuur, zegt een andere jongen die binnenkomt. Je krijgt vroeg met alcohol te maken, op je eerste schoolfeest al op je 13e. Het is normaal, net als wiet. Er zijn er veel die al heel jong roken, niet zomaar een sigaret, maar die ook echt verslaafd zijn. Bij de geïnterviewde jongeren in de Uitvlucht is sprake van uiteenlopende ervaringen met alcohol en drugs. De één blowt veel, de ander niet, de één heeft wel ervaring met hard drugs, de ander niet. Ze komen hier elke vrijdag bij elkaar. Bij het fonteintje voor het raadhuis, daar zijn altijd veel hangjongeren. Daar begint het vaak pas vanaf 23.00 uur tot diep in de nacht. Ook bij het hertenpark, c1000, overal zijn hangjongeren. Deze jongeren zijn ook wat ouder. In Elst wordt volgens hen best veel soft drugs gebruikt. Het is makkelijk te krijgen hier. Buiten op straat bij de Uitvlucht is met verschillende groepjes jongeren gesproken, waaronder één bestaande uit 2 meisjes (14 en 15 jaar) en een jongen (20). Vooral de meisjes vertellen graag over hun alcohol- en drugsgebruik. Ze zijn op jonge leeftijd in aanraking gekomen met een groep jongeren die veel blowde en zijn zelf ook stevig gaan blowen. Ze hebben amper andere drugs gebruikt, maar sluiten niet uit dat ze daar in de toekomst nog mee gaan experimenteren. Het is in ieder geval niet moeilijk voor hen om er aan te komen. Op school en op straat zien en horen ze er genoeg over. De jongen is de experimenteerfase wel voorbij. Hij heeft nooit veel gebruikt en vindt dat wel prima. Drugs interesseren hem niet zo, zegt hij. Hij gaat graag uit en drinkt dan liever alcohol. De meisjes zeggen dat ze weinig uitgaan, ze drinken soms met vriendinnen of op een feest. Dat is misschien 1x in de 2 maanden. Dan drinkt ze smirnoff of rode wodka. Maar dat is echt niet vaak. Een van de meisjes zegt dat ze niet meer drinkt: “Drinken is voor mij verleden tijd.” Een paar weken geleden heeft ze alcoholvergiftiging gehad en is ze knock-out gegaan. 3 weken geleden had ze met een vriendin een feest in een zaaltje. Ze had shotjes gedronken en jenever. De bar had geen legitimatiebewijzen gecontroleerd. Haar ouders hebben haar opgehaald: “Ik heb 10 dagen huisarrest gekregen.” Vanavond gaat ze wel naar het café, maar ze zal niet drinken. De jongen drinkt in de weekenden. “Als er wat te doen is, ga ik uit.” Dat betekent dat hij bijna ieder weekend naar de stad gaat, meestal naar Nijmegen. Hij drinkt bier en soms smirnoff. Hij geeft op zo’n avond 50 euro aan drank uit, maar hij is dan met vrienden dus geeft ook veel rondjes. In het interview zijn de meisjes openhartig over hun softdrugsgebruik: E. blowt momenteel niet, maar dat is wel eens anders geweest. Ze was 13 toen ze in een hele grote groep ‘zat’ van wel 40 man. N. blowde toen ook. Zij was destijds 12. E. blowde in die tijd elke dag. “Ik was de hele dag stoned, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat.” Ze blowde vóór school, in de pauze, na school, voor het eten, na het eten. Ze schat het aantal joints op 4 à 5 per dag. In het weekend misschien wel meer. “We zaten de hele dag buiten op die bankjes.” “Ik heb pas nog wel geblowd, maar niet zo!” Ze vertelt dat ze pas geleden een paar hijsjes heeft genomen. O. vertelt dat die grote groep van 40 personen uit elkaar gevallen is. Sinds een jaar heeft iedereen z’n eigen hangplek. Ze blowt weinig, ze neemt nu af en toe een hijsje. Maar ook bij haar was dat in het verleden anders. Ze was 12 toen ze begon te blowen. Ze zat in dezelfde groep als DA en blowde ook erg veel. Ze rookte zo’n 3 joints per dag.
101
H. blowt af en toe in het weekend. Als er op een zaterdagavond een joint rondgaat, neemt hij wel wat hijsjes. Hij blowde voor het eerst toen hij 13 was. Hij draait nooit een joint voor zichzelf, maar blowt altijd met vrienden. E. vertelt waarom ze uiteindelijk (grotendeels) gestopt is met blowen. “We waren aan het kloten met een lift. Ik was vet stoned. We gingen steeds naar boven en naar beneden.” Ze vertelt dat ze met een groepje in een flat waar veel bejaarden woonden, rondhing. Ze ‘speelden’ met de lift en waren in de lift aan het blowen. Op een gegeven moment had iemand de lift op stop gezet en kon ze er niet meer uit. “Ik heb er vet lang ingezeten. Toen ik eruit kwam, was ik zo stoned!” Ze had het geen leuke ervaring gevonden en was daarna 9 maanden gestopt. Ze heeft het nog 2x geprobeerd, “maar het voelde niet goed.” De 1e keer, na haar stop, nam ze 3 hijsen van “een dikke joint”. Ze werd draaierig, voelde haar hoofd zinken en ging scheel kijken. Ze zat daarna in de les en voelde zich helemaal niet goed. Een keer daarna kwam er een joint voorbij “die er wel lekker uitzag”. Maar ook die viel verkeerd. N. had ook een slechte ervaring. Na een vakantie ging ze de stad in om wiet te halen. Na wat hijsjes moest ze kotsen. Daarna heeft ze een hele tijd niet geblowd. E.: “Je kreeg het van iedereen.”, “Half Elst blowt hier.” De meisjes vertellen dat toen ze in die groep zaten ze niet gedwongen werden om te blowen. “Het interesseerde ze niet eens. Er waren er ook die niet blowden, die gingen ze niet afkraken. Dat moest je zelf weten.” Ze verzamelden bij het eendenparkje,“dan was het vet druk.” Er waren zoveel mensen en was erg gezellig. “Lekker ouwehoeren” ’s Avonds kwamen ze er ook. Op een gegeven moment viel de grote groep uit elkaar. E. vertelt dat er veel groepjes in Elst zijn. Vooral in de zomer is het erg druk. Dan zette ze na school haar tas thuis neer, of ging ze met tas en al de straat op en kwam ze pas met het eten thuis. Volgens EA is er weinig verschil tussen het blowgedrag van jongens en meisjes. EA denkt zelfs dat meisjes meer blowen. Ze kent op school veel meisjes die móeten altijd blowen. Ze schelden dan op de camera die buiten hangt “Ik kan niet eens rustig een joint roken! Die kutcamera staat er weer.” Deze drie jongeren stellen geen harddrugs te gebruiken: E. heeft 1x een pilletje geprobeerd, maar het hoeft van haar niet meer. O. heeft geen andere drugs dan wiet/hasj geprobeerd. H. heeft behalve wiet/hasj geen andere drugs gebruikt. “Ik ben niet zo geïnteresseerd in drugs.” O.: “Nu zeg ik nee, maar misschien denk ik daar over een tijd anders over.” H..: “Harddrugs wordt hier in Elst ook regelmatig gedaan.” Vooral op dancefeesten. Drugs kom je overal tegen. Op de vraag of school en drugs wel te combineren waren, beginnen de meisjes te lachen: O.: “Ik ben van VWO naar het VMBO gezakt.” Daar baalt ze wel van. Ze is eerst van VWO naar HAVO gegaan en toen nog een niveau lager gezakt. “Het ging niet goed. Daarom ben ik met blowen gekapt…Leren interesseerde me niet. Al mijn boeken stonden in de kast en daar stonden ze wel goed, vond ik.” Soms spijbelde ze ook. E. vertelt dat ze op school niet mochten blowen. Maar dat deden ze stiekem wel. Ze stonden dan met hun rug naar de beveiligingscamera’s, weggedoken in hun jas, te blowen. Ze herinnert zich dat ze een keer met een vriendin die ook blowde een lachkick in de klas kreeg. E. vertelt dat er veel groepjes in Elst zijn. Vooral in de zomer is het erg druk. Dan zet ze na school haar tas thuis neer, of ging ze met tas en al de straat op en kwam ze pas met het eten thuis. O.: “Huiswerk maken deed ik niet.”. E.: “Dan ging je het snel voor school overschrijven.”
102
Bij JC Insula in Heteren zijn we met zeven jongeren in gesprek gekomen, waarvan enkelen ook verantwoordelijk zijn voor het reilen en zeilen van het jongerencentrum. Het zijn jongeren (drie meisjes en vier jongens) van 17-21 jaar uit verschillende klassen. Hoewel niet iedereen op dit moment veel gebruikt, zijn ze allemaal behoorlijk ‘wijs’ op het gebied van alcohol- en drugs en vinden ze gebruik ervan normaal. Iedereen heeft wel in meerdere of mindere mate geëxperimenteerd. In deze groep is het ook prima als je niets of niet veel gebruikt. Dat is niet meteen ‘niet-stoer’. Het hoogtepunt qua experimenteren is in deze groep wel voorbij. Het zijn enthousiaste jongelui die verantwoordelijkheid durven dragen in het jongerencentrum. Buiten het JC zit een groepje van vier jongens en een meisje. Ze zitten onder het afdak met dikke winterjassen aan te roken en te drinken. Er staat een scooter en een krat bier naast hen. De jongens blijken uit Renkum afkomstig te zijn, het meisje uit Heteren. De jongens zijn 15-18 jaar, het meisje is 14. De jongens hebben weinig zin om serieus antwoorden te geven en roepen van alles om stoer te doen zoals “think ghetto”, “dan gaan we ruiten ingooien” en “wannabe mocro”. De jongens roepen van alles door elkaar. Ze zeggen 1x in de week hier te komen. Renkum is 3 km fietsen hier vandaan. Ze vertellen dat ze een krat bier en een fles jenever bij zich te hebben. Ze drinken allemaal “alleen zij drinkt niet.” Hoeveel ze drinken willen ze niet zeggen. D. roept dat hij veel drinkt, maar thuis drinkt hij nooit, dan krijgt hij ruzie met zijn moeder. Het is moeilijk iets zinnigs uit deze jongens te krijgen. Ze zijn agressief naar elkaar toe en roepen van alles om stoer te doen. De biertjes gaan er in snel tempo doorheen. Mogelijk hebben ze ook al andere drugs genomen want ze kijken allemaal behoorlijk stoned uit hun ogen. Uit flarden van gesprekken maken we op dat ze thuis behoorlijk wat problemen hebben. Ze hebben het over de jeugdreclassering, over begeleid wonen in een stichting en over geblindeerde ramen in een parketbus. Als we weer het JC naar binnen gaan, komen ze 5 minuten later ook het JC binnen. De jongens daar werken ze op vriendelijke wijze naar buiten. Daar gaan ze verder met rotzooi trappen en gooien op het plein wat bierflesjes kapot. Een van de jongens van het JC geeft ze een stoffer en blik en ze ruimen de scherven zelf op. Het blijft verder redelijk kalm. Het gebeurt wel vaker dat groepjes jongeren uit Renkum tegenover groepjes uit Heteren staan. In Renkum blijkt geen jeugdcentrum te zijn. “Daarom komen ze hierheen” vertelt een jongen uit het JC. In Valburg zijn gesprekken gevoerd met jongeren in de Keet en met jongeren op een vlak daarbij gelegen parkeerplaats. In de Keet spreken we vier jongens en twee meisjes in de leeftijd 1519 jaar. Deze jongeren komen hier twee keer per week bijeen op de inloopavonden. Gemiddeld zijn er dan 10-15 jongeren in de leeftijd van 15-20. Er zijn drie jongeren aangewezen die verantwoordelijk zijn voor het draaien van de bar/keet. De hele groep is iets meer dan een jaar in de keet, maar de keet bestaat al langer. Soms gaan ze voetballen en dan buiten staan, maar niet zo lang. De groep gaat voornamelijk in eigen dorp en nabije omgeving uit. Alcohol wordt op twee jongens na veel geconsumeerd. Het drugsgebruik is beperkt gebleven tot het blowen van een enkele keer en wat betreft hard drugs is nauwelijks geëxperimenteerd. Bier is het belangrijkste genotmiddel. Deze jongeren zeggen niet aan drugs te doen, maar wel veel te drinken. In de keet worden flesjes bier verkocht voor jongeren boven de 16 op dinsdag en donderdag van 18.30 – 22.00. Ze gaan dan niet dronken naar huis, gewoon enkele biertjes. Eén jongen zit ook aan het bier. Woensdag en vrijdag zijn twee vaste avonden die enkele jongens hebben waarop ze meer drinken. Gemiddeld drinken ze drie á vier dagen per week. Op een zaterdagavond geeft N. aan gemiddeld 20-25 glazen bier te drinken. X. drinkt op vrijdag en zaterdag het meest, zo’n 30 glazen en besteedt daarmee ongeveer € 50 op een avond. “Drinken tot het geld op is”. Doordeweeks drinkt hij soms ook een biertje. I. zegt dat wanneer hij moe is hij al na 4-6 biertjes dronken is. Wanneer ze voor het laatst dronken waren? De één een week geleden, de ander een maand geleden.
103
Er worden grapjes gemaakt over het hebben van champignons in de tuin en het maken van joints etcetera. De jongeren beweren dat in deze groep geen drugs wordt gebruikt. Ze zien anderen drugs gebruiken tijdens uitgaan en het wordt hen wel aangeboden, maar ze nemen het niet aan. Zakjes wiet worden in de sokken en schoenen verstopt weten ze. Ze hebben allemaal wel eens geblowd, verder niet veel geëxperimenteerd. ‘Ik probeer niet zoveel dingen uit’, ‘vieze lucht’, ‘zonder drugs kan je ook leven’ en ‘liever een extra glas dan een joint’ wordt ondermeer geroepen. Q. doet het af en toe thuis, maar daar weten zijn ouders niets van. Die zouden dat geen goed idee vinden. Op het parkeerterrein achter de keet staan jongens die blowen “en al die zooi”. Daar hebben ze niets mee.
5.4
Rijnwaarden
In Rijnwaarden zijn onder andere gesprekken met jongeren gevoerd in Lobith (in en rondom jongerencentrum de Sfinx) en in Pannerden. Bij het jongerencentrum gaat het om jongeren van 14 tot 19 jaar die voornamelijk op een vmbo-school zitten, een enkele volgt speciaal onderwijs en twee jongens van 18 en 19 jaar werken (productiewerk). Bij de groep zitten drie meisjes en drie jongens. Een van de meisjes heeft ook de schriftelijke enquête ontvangen, maar deze niet ingevuld; ze vond sommige vragen ‘nergens op slaan’. Over alcoholgebruik zeggen ze het volgende: T. drinkt alleen in weekenden zegt ze. Indrinken met Smirnoff Ice. “Dan koop ik een fles Smirnoff Ice”. Op de vraag hoeveel ze daarvan drinkt zegt ze met een grote grijns “de hele fles”. Gaat uit in Westervoort, Duiven, Arnhem en naar feestjes. Op de vraag hoeveel ze drinkt zegt ze “dat weet ik toch niet, ik ga ze toch niet tellen.” Zegt zo’n 30 euro op een avond te besteden. N. (13 jaar) drinkt niet veel maar heeft wel een paar keer bier en smirnoff (wodka) gedronken. Gaat nog niet uit want is nog te jong. Heeft wel eens bier in de Sfinx gedronken. TA. drinkt sinds ze een scooter heeft nog weinig. “Ik drink niet veel hoor”. Ze geeft op een avond zo’n 10 à 20 euro uit aan drank. Ze drinkt graag Malibu en Boswandeling. Het ligt eraan waar ze uitgaat. Op vrijdag gaat ze wel eens naar De Duim in Pannerden, op zondag wel eens naar de Olde Beth, een discotheek bij Doetinchem en Wehl. S. drinkt graag een biertje na zijn werk. Hij drinkt vaak thuis. Zijn ouders hebben er geen probleem mee als hij thuis drinkt. Hij gaat in de weekenden vaak naar het schuttersgebouw (Excelsior). Drinkt dan gerust een kratje, of 1,5 kratje. O. gaat in de weekenden uit en drinkt dan. Hij schat het op meer dan 10 fluitjes op een avond, maar minder dan 20. Gaat graag 2 dagen stappen in het weekend. Hij gaat meestal alleen op vrijdag en zaterdag uit en dan zondags bijkomen, maar soms ook wel op zondag. O.. drinkt graag bier, coeberg of amaretto. Gaat wel eens naar café Van de Zand of drinkt thuis. “Dan koop ik zelf een hele fles.” OK. drinkt alleen in de weekenden. Meestal zo’n 2 à 3 biertjes. Hij geeft meestal iets meer dan een tientje uit. Deze jongeren drinken graag, in meer of mindere mate alcohol, maar zijn geen blowers: T. zegt geen softdrugs meer te gebruiken. “Blowen is voor negers” zegt ze meerdere malen. Ze vindt het grappig en stoer om dat te zeggen. O. heeft een paar keer geblowd, maar haar moeder kwam erachter. Nadat ze iets vets had gegeten en had geblowd, moest ze overgeven. Daar kwam haar moeder achter. “Eigen schuld” had die gezegd. “Drink dan liever, ga niet lopen blowen”. OK. blowt wel eens. “Soms, als ik er zin in heb.” Zegt een tientje per week aan wiet uit te geven. Haalt het dan in coffeeshops in Arnhem. S. blowt niet zoveel. “Hij houdt meer van de alcohol” roepen de anderen. TA. heeft ooit een keer geblowd, maar gebruikt verder geen softdrugs. De twee anderen zeggen geen softdrugs te gebruiken.
104
In de groep is sprake van uiteenlopende ervaringen met harddrugs: T. heeft speed gebruikt. Maar toen haar moeder erachter kwam, werd die ontzettend kwaad en is ze ermee gestopt. Ze gebruikte zo’n 5 gram per avond. Dat kreeg ze van haar toenmalige vriendje. Toen ze een ander vriendje kreeg is ze gestopt. Vaak begon ze thuis met speed “voordat we naar een feest gingen.” Daarna ging ze “zuipen”. Vaak nam ze op het feest dan nog wat speed. “Je blijft er wel wakker van!” Toen haar moeder erachter kwam, is ze gestopt. Ze zegt dat het goed voelt dat ze er vanaf is, dat ze zich sterk voelt nu ze het kan weerstaan. “Nu ben ik sterker dan de drugs. Dan voel je je goed joh.” Ze heeft speed, pillen en cocaïne geprobeerd. Volgens haar zijn er mensen genoeg in Lobith die speed gebruiken. Op de vraag waarom er volgens haar in Lobith zoveel mensen speed gebruiken antwoordt ze: “Omdat hier geen ene flikker te doen is. Je hangt hier maar een beetje. Je gaat steeds meer proberen.” Op het antwoord dat ze toch naar De Duim kan gaan zegt ze: “Wat moet ik bij de Duim dan? Ik vind dat in Pannerden raar volk woont. Ze hebben het hoog in hun bol daar. Ik ga liever om met lui uit Lobith en Tolkamer.” In de Duim vindt ze het té braaf, té saai. “Daar drinken ze alleen veel.” O. heeft nog nooit speed gebruikt. Op de vraag of ze het wil proberen antwoordt ze: “het lijkt me wel leuk voor een keertje en een beetje eng.” Ze heeft nog nooit xtc-pillen geslikt. Twee jongens (18 en 15 jaar) hebben wel eens speed gebruikt, maar daarna niet meer. Een van de meisjes vertelt dat ze ooit heeft gezien hoe iemand bijna dood was gegaan door pillen te slikken op een ‘ terrorfeest’. Daar was ze enorm van geschrokken. De ouders van de jongeren hebben weinig problemen met het drinken van de jongeren: S. drinkt graag een biertje na zijn werk. Hij drinkt vaak thuis. Zijn ouders hebben er geen probleem mee als hij thuis drinkt. T. vertelt dat ze de vragen van de enquête ook aan haar moeder heeft voorgelegd. “Vindt je het goed mam, dat ik thuis alcohol drink?” Haar moeder had gezegd ‘nee, natuurlijk vind ik dat niet goed’ “Dat slaat toch nergens op! Ze drinkt zelf ook!” Volgens haar heeft haar moeder liever dat ze drinkt dan dat ze drugs gebruikt. O. haar ouders hebben liever dat ze thuis drinkt, dan op straat. OK. zijn ouders hebben ook liever dat hij thuis drinkt, dan op straat. In Pannerden komen we in gesprek met verschillende (groepen) jongeren, namelijk jongeren die in jeugdsoos de Duim een feestje vieren en een groepje hangjongeren die midden in het dorp ‘onder de boom’ staan. Bij het groepje van zes jongens (van 13-19 jaar) ‘onder de boom’ ligt ook een jongen iets verderop in het gras, omdat hij teveel geblowd heeft. Of hij ook gedronken heeft weten ze niet en zo af en toe gaan ze naar hem kijken. Er wordt om gelachen. Ze komen vaak bij elkaar op deze plek, met name op vrijdagavond. Normaal is het dan nog drukker. Er zou een jaar geleden een jeugdhonk komen, maar dat is er nog steeds niet dus ‘waar moeten we anders staan’. Deze jongeren drinken en blowen. De één meer dan de ander. Twee van de jongens, G. en W. zijn ook nu stoned. Hard drugs komt niet aan de orde. Er racen auto’s voorbij en er klinkt harde muziek uit de auto’s. Enkele jongens gaan uit in Arnhem. Ze gaan dan op de fiets naar Zevenaar en dan met de trein. Ook gaat een jongen met de auto soms naar Kleef, naar De Arena in Dinxperlo of naar Olde Beth in Wehl. Hij had zojuist kaartjes gekocht voor Climax in het Gelredome. Ze drinken allemaal, alleen de jongen van 13 af en toe. Er wordt dan bier gedronken en soms sterke drank zoals Whisky-Cola of Malibu. Indrinken is het grote werk. Een van de jongens (16 jaar) stelt dat hij bier en alles door elkaar drinkt maar alleen met uitgaan, 1x per twee weken, vrijdag en zaterdag; drinkt zich dan ‘helemaal naar de kloot’. Een andere jongen (ook 16 jaar) zegt dat zijn ‘drinken wel meevalt, ook in het weekend bier, gemiddeld 12-15 biertjes op een avond’.
105
Drie van deze zes jongens gebruiken ook softdrugs en blowen regelmatig: B. blowt én drinkt voor het uitgaan. Zijn ouders vinden het niet goed, maar zullen niets zeggen als hij het doet. Als hij de Bob is dan blowt hij bij aankomst 1 joint en drinkt drie bier en dat is dan alweer uitgewerkt als ze teruggaan. Rest van de avond drinkt hij dan Cola. H. blowt gemiddeld 5 joints op een avond in het weekend en 4 in totaal door de week. Hij vindt dit laatste niet veel. De ene week blowt hij meer dan de andere, ligt eraan of hij geld heeft. Gemiddeld besteedt hij € 30 per maand, maar de ene keer blowen ze van jou mee en de andere keer blow jij van anderen mee. Hij denkt te zullen stoppen met blowen als hij kinderen heeft, want ‘dan moet ik het goede voorbeeld geven’. X. zegt niet zoveel te blowen, gemiddeld drie joints op een avond, omdat hij anders de volgende dag niet uit bed kan komen. Hij besteedt € 7,50 voor drie joints. N. heeft nooit geblowd, maar geeft aan het wel een keer te zullen proberen. Ze halen de wiet bij coffeeshops in Arnhem, omdat ze dan zeker weten dat het goed spul is. Soms gaat er een vriend van 18 naar toe en dan vragen ze of die iets meeneemt. B. zegt er niet persé voor op en neer te gaan rijden als hij het nodig zou hebben. In Pannerden zitten voor zover zij weten geen huisdealers, in Zevenaar wel. ‘Was het er maar, dan hoefde je niet zo ver’. De ouders van H. weten dat hij blowt. Ze zeggen ‘als het daar maar bij blijft’. De ouders van X. weten niet dat hij blowt, maar wel dat hij drinkt. De rest van de ouders weten het wel. De jongen van 13 die af en toe drinkt weet dat zijn vader het liever niet heeft. Volgens de jongeren gebruiken zij geen harddrugs in Pannerden: H. heeft ooit een keer een pilletje genomen wat hem in de hand werd gedrukt, op een verjaardag toen hij al dronken was. Hij zegt dit nooit meer te zullen doen; ‘Da’s echt niet gezond’. De rest heeft het nooit gedaan. In Tolkamer is het volgens hen wel ‘100% pillen’. Bij jeugdsoos de Duim wordt op dezelfde avond een Halloween feestje gehouden waar veel jongeren uit Pannerden en Zevenaar op af gekomen zijn; de hangjongeren buiten ‘onder de boom’ voelen zich niet geroepen om naar ‘een dergelijk feestje’ te gaan. Een van de jongens bij de Duim (een vrijwilliger) vertelt dat de soos elke week open is en dat er gemiddeld één keer per maand een feest is, meestal tot 1.00-1.30 uur. Er komt jeugd uit Pannerden en omstreken met de gemiddelde leeftijd van 14-22 jaar. Soms hebben ze een maximum leeftijd van 25 jaar. Bier kost hier € 1,20 en wordt derhalve op een feestje (veel) gedronken. Het zijn plastic bekers, want jongeren gaan wel eens naar buiten en gooien dan flesjes of glazen op het direct nabijgelegen schoolplein, waar vervolgens kinderen in spelen. Vroeger maakten de jongeren vaak een pot met het uitgaan, maar het is hier gebruikelijker dat iedereen steeds één muntje en dan één biertje haalt. Er wordt zo waarschijnlijk een stuk minder gedronken. Ook stellen ze een streng beleid te hebben wat betreft minimum leeftijd voor alcoholgebruik. Sinds een jaar werken ze met groene en witte bandjes. Als je onder de 16 bent kan je zo geen alcoholische drank krijgen. Ze zijn heel streng en jongeren moeten ook echt hun legitimatiebewijs laten zien. Natuurlijk wordt er wel eens gehaald voor jongeren onder de 16, maar dat is minimaal en kan je bijna niet tegenhouden. Ze controleren het zo goed mogelijk, omdat je anders problemen krijgt met de gemeente. Die jongeren die buiten onder de boom staan, die ‘hangjongeren’, die komen niet. ‘ Ze mogen wel komen, maar dat doen ze niet. Die zijn maar raar’. Hij kent ze niet en weet niet of ze blowen.
106
5.5
Westervoort
Mede op aanwijzingen van het jongerenwerk en de politie zijn enkele locaties in Westervoort bezocht waar ook met verschillende groepen jongeren is gesproken; het gaat met name om jongeren die in jongerencentrum At Last komen, maar ook jongeren die daar om heen hangen en minder vaak in het centrum zelf komen. In het jongerencentrum spreken we met vier jongens van 20-23 jaar die allen thuiswonen en een betaalde baan hebben. Deze jongens gebruiken regelmatig alcohol, een deel van hen blowt en ze hebben allemaal in ieder geval geëxperimenteerd met harddrugs. Het alcoholgebruik van de meeste jongens is regelmatig, maar sommigen drinken gematigd vanwege hun werk: S. drinkt vooral in de weekenden, met name op feestjes. De ene keer 10 glazen bier, de andere keer 25. Drinkt ook wel bacardi-cola (baco), whisky-cola en tequila. Dat verschilt per week. Als het zomer is of er is een verjaardag drinkt hij ook wel doordeweeks. Hij gaat veelal naar hardcore feestjes, onder meer in Arnhem, Duiven maar ook in andere plaatsen. Gaat heel Nederland door, naar hardcore feestjes. Hij neemt het openbaar vervoer: ’s avonds erheen en ’s ochtends weer de trein terug. C. drinkt vooral in de weekenden en af en toe doordeweeks. Vrijdag een stuk of 6 glazen bier, op zaterdag veel meer. “Een krat gaat er wel in” lacht hij. Gaat graag naar bierfeesten “boerenzuipfestijnen” zoals hij ze noemt, carnaval en de kermis. “Ik trek die hardcore feesten niet.” Indrinken? Ligt eraan of ze dat doen. Soms drinkt hij vooraf 3 biertjes. Als hij moet kotsen bij het uitgaan, heeft hij daar wel last van. Dat gebeurt ook minder dan vroeger. Is daar wel verstandiger in geworden vindt hij. “Ik weet wanneer ik genoeg heb gehad”. N. drinkt ongeveer 1x in de maand, 1x in de anderhalve maand. Is geen drinker, maar een blower. Wanneer hij drinkt is hij de volgende dag zo lam en/of heeft hij een kater. Dat vindt hij niet prettig aan drinken. Als hij drinkt neemt hij bier, soms een beetje apfelkorn. Ze gaan uit in Arnhem en in andere plaatsen. Er is weinig in Westervoort. S. drinkt niet veel. Doordeweeks nooit. Hij is chauffeur en kan het zich niet permitteren zijn rijbewijs kwijt te raken. In het weekend op vrijdag– en zaterdagavond 5 à 6 biertjes. Naast het alcoholgebruik wordt ook regelmatig geblowd: N. gaat stad en land af op zoek naar andere coffeeshops. Vindt het leuk naar andere plaatsen te gaan en de wiet verschilt nogal. S. blowt. Hij rookt elke dag 2 jointjes, in het weekend meer. Hij haalt zijn wiet in Arnhem. In Westervoort is geen coffeeshop. Zou een gouden business zijn, vertellen de jongens. Het is al meerdere keren geprobeerd door anderen er een op te zetten, maar zal niet lukken. Komt er hier niet doorheen. C. blowt veel minder dan de anderen. Blowt soms na een feestje. Of na het werk heel soms. C. is meer een drinker. Na het werk halen NA. en SO. vaak een voorraadje voor het weekend. Gaan op de terugweg naar huis even langs de coffeeshop. N. blowt veel en al heel lang. “Ik vier in februari mijn 10jarig jubileum”, lacht hij. Rookte dus op zijn 12e zijn eerste joint. Vanaf zijn 16e blowt hij dagelijks. Dus al 6 à 7 jaar dagelijks. Doordeweeks gemiddeld 2 per dag, in de weekenden meer. Het is geen probleem, volgens hem. Hij functioneert prima. S. vertelt dat ze soms naar andere plaatsen rijden om daar te gaan blowen. Den Bosch, Amsterdam. Gaan met de auto op pad. N.: Bij jongerencentrum At Last hangt een man of 20 vast rond. De meesten blowen meer dan dat ze drinken. Er zijn er circa 8 à 10 die dagelijks blowen.
107
Deze jongens in Westervoort gebruiken allen harddrugs; enkelen alleen incidenteel bij een feest, de anderen hebben meer en langer ervaring met verschillende soorten harddrugs: S. neemt 2 à 3 per jaar een pilletje op grote houseparty’s. Niet te vaak “zodat het nog leuk blijft” grinniken de jongens. M. heeft wel eens paar keer paddo’s gebruikt. Neemt ook pilletjes. NA.: 1x per jaar een pilletje vindt hij wel lachen. Hij heeft ook wel cocaïne gebruikt, maar merkte dat dat wel erg verslavend werkte. Doet hij nu minder. Hij heeft wel geëxperimenteerd, onder andere met paddo’s. NL. vertelt dat het hard is gegaan met de cocaïne. Heeft zich ermee in de nesten gewerkt, financieel. Betaalde op gegeven moment rekeningen niet meer. Rekeningen van Menzis en verkeersboetes. Gebruikt best veel in een maand. In een topmaand heeft hij wel eens bijna zijn hele salaris versnoven, zo’n € 1100 à € 1200. [NA vertelt dat je zo’n € 40 voor een gram betaalt, dus dat zou zo’n 30 gram zijn geweest in die maand.] Maar hij houdt niet alles zelf, geeft ook lijntjes weg. Vertelt dat hij een tijd een groepje kende met jongens die veel cocaïne gebruikten. Ze gaven elkaar ook lijntjes, hielden het zo een beetje in stand. Dan belde je elkaar: “Ah, ik heb pijn in mijn neus”…“Ik ook”. “De hele week denk je ‘ik stop ermee’, maar dan is het weer weekend en doe je het toch weer”. NA. knikt instemmend: “Het is prettig als je geouwehoer hebt gehad op je werk, of als je en klotedag hebt gehad” zegt hij. S. heeft wel eens een pilletje geslikt. Op Thunderdome bijvoorbeeld. De jongens zeggen weinig slechte ervaringen te hebben gehad, alleen met paddo’s hebben ze allemaal wel eens iets vervelends meegemaakt, hebben ze bad trip gehad. S. vertelt vaak ziek te zijn geweest van de alcohol. Als hij veel gedronken had en hij moest kotsen. “Dat is wel weer het voordeel van een lijntje coke, dan ben je meteen weer nuchter” lacht N. De jongens geven aan dat naar hun inschatting in Westervoort veel cocaïne wordt gebruikt. Van de groepen die buiten staan gebruikt het merendeel van de jongeren harddrugs. N.: Drugs zit overal, het is niet moeilijk er aan te komen. Je kent altijd wel iemand die eraan kan komen. Je belt op en dan ga je het halen. Het zijn huisdealers. Of ze rijden rond in de buurt. Het verloopt via via.“Cocaïne is gemakkelijker te krijgen dan een joint”. Voor wiet moet je ‘helemaal’ naar Arnhem. De jongens hebben op verschillende momenten contacten met de politie: De jongens die buiten op straat staan in Westervoort worden door de politie aangesproken op rotzooi, geluidsoverlast, lawaai voor en achter het jongerencentrum. Maar de jongens geven aan dat ze niet naar mensen roepen en ze ook niet lastig vallen; ze lokken volgens eigen zeggen geen vechtpartijen uit. De jongens zijn op de middelbare school begonnen met blowen: N. rookte op zijn 12e zijn 1e joint. Hij zegt nogmaals dat hij in februari zijn jubileum viert. S. vindt dat het heel erg aan school ligt. Denkt dat je op andere scholen (HAVO, Gymnasium) niet voor je 18e een joint rookt. “Ik geloof niet dat je op het Candeacollege in Duiven mensen coke ziet snuiven in de wc.” NL. geeft aan dat hij al heel lang een gebruiker is van softdrugs: “Ik rookte in groep 8 mijn eerste joint”. Het alcohol- en drugsgebruik van de jongeren wordt door de ouders in het algemeen niet afgekeurd: N. blowt thuis. Moeder vindt het niet erg als hij dat doet. Alcohol is ook geen probleem. Zijn moeder weet dat hij af en toe een pilletje neemt. S. ouders weten dat hij blowt. “Ben je weer stoned?.. Ja ma, zeker!”Ze vinden het niet zo leuk, maar kunnen er weinig aan doen. “Ik ga naar mijn werk, ik ben nooit te laat. Alles gaat goed.” Daarom zeggen ze er ook weinig van. Dat hij drinkt weten ze ook en dat hij wel eens een pilletje neemt vertelt hij ook eerlijk. Dat vinden ze niet leuk, maar boos worden ze niet.
108
C. zijn ouders hebben liever dat hij een paar biertjes meer drinkt dan dat hij blowt. Hij heeft strenge ouders qua blowen en drugs, zegt hij. Daar willen ze niets van weten. Alcohol vinden ze niet zo erg. NA: zijn ouders weten dat hij blowt. Dat vinden ze niet leuk “maar ja wat kunnen ze ertegen doen?”lacht hij. Ook de andere jongens lachen. Dat hij al zoveel geëxperimenteerd heeft, weten ze niet. NL. vindt dat ouders alleen maar de slechte dingen over drugs horen. De negativiteit wordt altijd benadrukt. Terwijl er ook positieve kanten zijn, je ervaart andere dingen en “we hebben meestal een hele gezellige avond”. S. vindt drugs niet heel erg ongezond. Hij sport en zorgt dat hij veel vitamines binnenkrijgt. En veel water drinken. Nadelen van drugs voel je vooral de volgende dag. Dan kun je je wel brak voelen. “Na een pilletje kun je je wel op en top gesloopt voelen, dan merk je wel dat je veel meer energie verbruikt hebt.” De jongens hebben niet de intentie met drugs te stoppen: C. zou eerder een kweekkas aanschaffen om zelf wiet te kunnen telen. S. zegt voor een meisje wel te willen stoppen. Als hij een vriendin zou hebben die het blowen en dergelijke echt niet leuk zou vinden, zou hij wel stoppen. NL. vindt het toch vooral wel heel prettig dat hij er rustig van wordt. Als hij een tijdje niet blowt wordt hij heel onrustig in zijn kop. De jongens praten even over de politietest waarmee kan worden vastgesteld of iemand geblowd heeft. NL.: “Als die test er komt wordt het allemaal een stukje beroerder”.
5.6
Zevenaar
In Zevenaar is met een groepje jongeren binnen het nieuwe jongerencentrum ‘4 All’ gesproken, met jongeren buiten het JC, een meisje in het centrum bij het Raadhuisplein en enkele jongeren in een café in het centrum. Naar de inschatting van de jongerenwerker zijn de jongeren die in het jongerencentrum komen, wel de meest problematische in Zevenaar. We spreken een groepje van 5 jongens en 1 meisje, in de leeftijd 14-20 jaar. De jongste, een meisje van 14 jaar, gaat naar school, bij de jongens (vanaf 16 jaar) gaat er één nog parttime naar school (leer-werk traject), de anderen jongens werken en één is werkeloos. De jongeren drinken vooral in het weekend, en dan aanzienlijke hoeveelheden: L. zegt vooral bier te drinken in de weekenden. Dan slaat hij er gemakkelijk 15 à 20 achterover. Hij drinkt ook wel eens een stuk of 5 kanonnen (zwaar bier) en shots goldstrike. U. houdt van zoetere drankjes. Ze noemt breezers. T. zegt in de weekenden 6 kanonnen te drinken en sterke drank erbij. M. schat dat hij in het weekend 20 bier drinkt en 4 gram pep neemt. Deze jongeren blowen allemaal: L. blowt elke dag. De hoeveelheden verschillen; soms 2 joints, soms 6, soms meer. Hij koopt voor € 30 aan wiet op woensdag. Soms koopt hij in het weekend nog wat, maar het ligt eraan of hij daar geld voor heeft. U. meent dat het echt ‘chill’ is om ‘s ochtends te blowen, dan voel je het extra goed. O. vertelt dat zijn ouders het weten. Blowen mag in de tuin, maar niet binnen. Drinken mag gewoon thuis. M. en U. blowen ook, maar minder dan L. Zij halen voor € 15 à € 20 wiet per week. Ook gebruiken ze, in wisselende mate, harddrugs: L. heeft wel eens pillen geslikt, maar niet veel. En hij heeft wel eens GHB genomen. Hij neemt ook wel eens cocaïne. “1x per week, of zo.” Als hij met vrienden gaat poolen, of als hij naar een feest gaat. Hij vindt het wel prettig om af en toe cocaïne te gebruiken. “Je komt los van het geouwehoer. Het is anders als normaal. Als het leuk is, ervaar je het sterker.” Ook met speed heeft hij veel ervaring. Op zijn 14e gebruikte hij voor de eerste keer speed. Nu neemt hij het nog maar heel af en toe.
109
U. neemt op feesten pillen. Cocaïne heeft hij wel eens gedaan en is hem goed bevallen. Speed is prettig als je moe bent, dan kun je doorgaan. Tot en met zijn 16e gebruikte hij drugs in de weekenden. Later gebruikte hij bijna dagelijks. Als hij moest werken, nam hij wel eens coke of speed. “Niemand zag dat ik overdag van de kaart was.” Nu doet hij dat niet meer. Een groepje dat we spreken wil later op de avond naar een feest in Arnhem gaan. “Hier is niks te doen,” zeggen de jongeren over Zevenaar. Ze zijn meestal iedere week hier te vinden, dat was in ieder geval voorheen zo, in het oude jongerencentrum. Als er niemand is gaan ze naar het Raadhuisplein. Het jongerencentrum vinden ze tof. Om de maand is er een hardcorefeest. Er komen overal jongeren vandaan om daarbij te zijn, “vanuit Den Bosch komen ze nog hierheen.” In het jongerencentrum worden ook wel eens rapbattles gehouden, maar daar gaan deze jongeren niet naartoe, daar vinden ze niets aan. Op vrijdag zijn er wel 30 man in het jongerencentrum, vertellen ze. Er zijn meestal verschillende groepjes aanwezig die niet met elkaar omgaan, maar die ieder hun eigen plek in het JC innemen. Zo is er is een groepje allochtonen en een groepje ‘terror’jeugd (jongeren die van terror/hardcoremuziek houden )– de jongeren met wie we spreken behoren tot deze ‘terror’groep. T. beschrijft zijn groep als “blank,” “gabbers,” “Lonsdale,” en “lui die naar terror luisteren.” “Wij zijn terroristen,” lacht hij. Buiten ontmoeten we een meisje (17 jaar) uit Zevenaar. Ze is schoolgaand en heeft een bijbaan: Ze drinkt doordeweeks niet. In het weekend drinkt ze wel. Vandaag (vrijdag) neemt ze misschien 2 of 3 drankjes. Meestal drinkt ze 1x per week veel. Morgen heeft ze een feest dus dan zal ze meer drinken, waarschijnlijk rond de 10 drankjes. Ze geeft dan zo’n € 20 aan drank uit. “Ik ben niet zo heel rijk.” Het is een feest in Utrecht en zal van 8 uur ’s avonds tot 8 uur ’s ochtends duren. Ze drinkt het liefst martini en safari. Haar moeder vind het niet erg dat ze drinkt, zolang ze niet elk weekend kotsend thuiskomt. Ze vertelt dat ze af en toe blowt. Ze schat het op 1x in de week. Maar het is heel verschillend, soms ook wel een paar keer per week. In de zomer blowt ze meer, als ze met vrienden op straat hangt. Ze zegt dat ze wat uitgekeken raakt op het blowen. “Morgen op het feest ga ik ook niet blowen, daar heb ik geen zin in.” Haar moeder weet dat ze blowt. Ze vindt het niet fijn, “maar ze weet dat ze me niet kan tegenhouden.” Ze heeft wel eens een pilletje geprobeerd. Maar de laatste keer is alweer meer dan een jaar geleden, bij vrienden thuis. Op haar 13e probeerde ze het voor de eerste keer. In pillen heeft ze geen zin meer. Het was wel spannend om te proberen, maar het hoeft niet meer. Op een feestje heeft ze ooit 1x cocaïne geprobeerd. Heel af en toe gebruikt ze speed. Soms op een feest, of bij vrienden thuis. “Als ik een weekendje doortrek met vrienden.” In de zomer ook wel eens als ze buiten zitten. “Je krijgt dan hele andere gesprekken. De sfeer is anders.” Ze zegt dat je het via via verkrijgt, via bekenden. Het idee om speed te gaan nemen kan ontstaan en dan zoek je elkaar op. Ze vertelt dat zij en wat vrienden wel eens thuis op haar kamer speed nemen en dan samen van de kaart zijn. Meestal doen ze dat bij vrienden als de ouders niet thuis zijn. Maar ze heeft het ook wel eens gedaan terwijl haar moeder er was. Ze is niet bang dat haar moeder het merkt, want die komt echt niet zomaar haar kamer binnen. Ze vertelt wel dat haar broertje ooit eens is opgepakt door de politie met pillen op zak. Ze vertelt dat er een groep is die jonger is dan de groep waar zij mee optrekt. “De blagenbende,” lacht ze. En er is de “zwarte groep”. Daarin zitten de allochtonen. Ze gaan niet met elkaar om. Soms dagen ze elkaar uit, maar meestal gaat het wel goed. Zevenaar is niet zo groot. Iedereen kent elkaar wel min of meer. Ze gaan met elkaar uit, doen spelletjes thuis, “zijn lekker samen van de kaart”.
110
5.7
Conclusies
Het gebruik van alcohol en drugs in de zes gemeenten door (hang)jongeren op straat en in jongerencentra is tot op zekere hoogte afwijkend van het algemene beeld dat we hebben verkregen over de jongeren van 12 tot 24 jaar die op de enquête hebben gereageerd. Kenmerken van de (hang)jongeren Bij de hangjongeren gaat het voor een deel om risicojongeren in de leeftijd van 16-24 jaar die in hun vrije tijd op straat recreëren en een verhoogd risico hebben ten aanzien van problematisch c.q. riskant gebruik van alcohol, andere drugs of gokken. In een aantal gevallen betreft het derhalve jongeren die problemen hebben of disfunctioneren op het gebied van school en werk, (veelvuldig) middelen gebruiken, overlast veroorzaken, op straat rondhangen en/of in aanraking komen met de politie. De jongeren in de jeugdsozen en op hangplaatsen in de zes gemeenten zijn veelal jeugdigen van 15-16 jaar en ouder; er zijn veel minder jongeren van 12-15 jaar binnen de gelocaliseerde hanggroepen die alcohol en/of drugs gebruiken. Opvallend is juist dat jongeren van 20 jaar en ouder zich nog relatief vaak op straat of in jongerencentra bevinden. In dit opzicht is op sommige plaatsen sprake van jongvolwassenen die zich opmerkelijk genoeg nog op een jongere hanggroep richten. Deze jongeren volgen relatief vaak een relatief lage opleiding in het voortgezet onderwijs of hebben een diploma van een vmbo, wonen vaak (nog) bij hun ouders en hebben in wisselende mate (bij)baantjes waardoor ze soms veel en soms juist weinig geld hebben. De groepen hangjongeren geven in de verschillende gemeenten een gemêleerd beeld in die zin dat zij niet alleen variëren in omvang, maar ook in aard en omvang van het alcohol- en drugsgebruik. Er is sprake van meerdere subgroepen en ‘subculturen’ die uiteenlopen tussen gemeenten maar die ook binnen één gemeente variërend kunnen voorkomen. In de meeste groepen en op de meeste locaties bepalen wel meestal jongens als algemeen kenmerk het beeld, in sommige locaties zijn ook meisjes in de groep opgenomen maar zij zijn veelal in de minderheid. Ofschoon de jongeren in hun uitgaansgedrag soms plaatsen ver buiten de regio bezoeken (onder andere voor hardcore-feesten), zijn ze in hun belevingswereld en toekomstbeelden toch veelal op hun eigen gemeente en dorpskern georiënteerd. Ook de mogelijkheden van een geografische en sociale mobiliteit van deze veelal autochtone jongeren lijken beperkt. Het rondhangen van de jongeren en het al dan niet veroorzaken van overlast hangt tot op zekere hoogte samen met de aanwezigheid van voorzieningen voor jongeren en het gebruik daarvan door jongeren. De jongeren in de zes gemeenten geven relatief vaak aan dat ‘verveling’ een rol speelt in hun hanggedrag en in, aansluitend, hun gebruik van alcohol en drugs op straat. Deze opvatting van de jongeren is verhoudingsgewijs vaak te vernemen op locaties waar inderdaad de jongerenvoorzieningen redelijk beperkt zijn: in veel kleinere dorpskernen van onder meer de gemeenten Rijnwaarden en Lingewaard zijn relatief weinig jongerenvoorzieningen en is het bereik van de aanwezige voorzieningen onder de hangjongeren beperkt. Het aanbieden van voorzieningen alleen is overigens geen garantie voor het opheffen van overlast, ook in de dorpen waar het jongerenwerk jongerencentra in beheer heeft is ook in meer of mindere mate sprake van overlast door jongeren op straat.
111
Alcoholgebruik Er wordt door (groepen) hangjongeren in de gemeenten op verscheidene momenten en op diverse locaties veel alcohol gedronken. Veelvuldig alcoholgebruik is een door de jongeren volledig geaccepteerd gegeven en past bij de meeste jongeren binnen een ‘drinkcultuur’ in bepaalde dorpskernen. Een belangrijk deel van de verkregen financiële middelen geeft men uit aan alcohol en drugs; de bedragen die (een deel van deze) jongeren aan genotmiddelen uitgeven zijn in sommige gevallen aanzienlijk. In de praktijk blijkt dat deze jongeren het gebruik van alcohol en drugs afhankelijk laten zijn van de beschikbare financiële middelen op dat moment; als ze weinig geld hebben is er relatief weinig gebruik, hebben ze veel geld dan is er ook veel gebruik. In het algemeen wordt het verdiende geld bijna volledig aan genotmiddelen uitgegeven, omdat men veelal ook geen bijdrage aan ouders voor kostgeld afdraagt. Daarentegen hebben de jongeren vaak weinig behoefte om veel geld in een horeca-gelegenheid uit te geven aan alcohol; ze vinden de prijzen van drankjes in de horeca veel te hoog en zoeken gelegenheden waar ‘speciale aanbiedingen’ zijn waar ze onbeperkt kunnen drinken voor een vaste (entree)prijs. In de meeste gevallen wordt eerst bij een van de uitgaande jongeren thuis of soms op straat ingedronken waarbij de alcoholische drank bij een supermarkt is ingekocht. Het (in)drinken is soms niet mogelijk bij jongerencentra aangezien zij soms géén en soms wel alcoholische drank verkopen; het beleid van de jongerencentra is daarin uiteenlopend. Het indrinken is bij de jongeren, voordat ze naar een horeca-gelegenheid of elders gaan, een vast ritueel geworden en leidt eerder tot aangeschoten jongeren in horecagelegenheden en op straat en leidt vaker tot overlast. Bij een deel van de jongeren is in dit kader sprake van excessief gebruik van alcohol bij het uitgaan. Softdrugsgebruik Ofschoon softdrugs niet op een vergelijkbare wijze als alcohol worden genuttigd, is sprake van veelvuldig softdrugsgebruik door hangjongeren; blowen wordt ook als ‘normaal’ en als relatief ‘onschuldig’ beschouwd. Vooral op straat en thuis bij vrienden wordt door de jongeren vaak geblowd, ook omdat dit in de jongerencentra veelal niet is toegestaan. De jongerencentra hebben meestal de regel dat binnen niet mag worden gerookt, dus ook niet geblowd. De jongeren gaan in dat geval naar buiten en roken een joint bij de voordeur of ‘om het hoekje’ en komen later weer binnen. Bij verscheidene jongeren is sprake van een al langere blowhistorie, waarbij sommigen ook veel alcohol drinken en anderen juist niet. Een bepaalde groep jongeren, voornamelijk tussen de 16 en 20 jaar, blowt zeer regelmatig, sommigen roken iedere dag meerdere joints. Het is voor hen eenvoudig om aan softdrugs te komen ondanks de afwezigheid van coffeeshops in de zes gemeenten. De nabijheid van Arnhem en voor sommigen ook van Nijmegen, waar meerdere coffeeshops zijn gevestigd, zorgt er voor dat zij snel aan hasj of wiet kunnen komen. Op verscheidene locaties zijn er jongeren die voor anderen tegelijk, op bestelling, softdrugs bij coffeeshops inkopen of op straat en school aanbieden. Harddrugsgebruik Bij de hangjongeren komt het gebruik van harddrugs zeker voor, maar de gebruikersomvang is lager dan van alcohol en softdrugs. Binnen de groepen zijn opvallend veel, oudere, jongeren die ervaring hebben met vooral cocaïne en ecstasy of deze ervaring hebben gehad. Bij de jongeren die regelmatig hardcore-feesten bezoeken zijn de ‘snoepjes’ (xtc-pillen) en cocaïne populaire middelen; de interviews bij een aantal van deze jongeren wijzen uit dat zij deze middelen vaak en soms excessief gebruiken. Bij de andere jongeren, ook bij meisjes,
112
worden met regelmaat bij het uitgaan naar discotheken xtc-pillen ingenomen. De ervaringen van de jongeren beperken zich in sterke mate tot cocaïne en ecstasy waarbij andere middelen (zoals heroïne), naast een incidenteel gebruik van paddo’s, nauwelijks worden gebruikt. Verschillen in lokale situaties Het gebruik van alcohol en drugs door jongeren levert ook een gedifferentieerd beeld op als we kijken naar de verschillende gemeenten en dorpskernen: in sommige dorpen en jongerencentra overheerst het beeld van jongeren die voornamelijk alcohol drinken en relatief weinig drugs gebruiken en op andere locaties zijn er verscheidene aanwijzingen dat jongeren vooral soft- en ook harddrugs gebruiken en juist minder in alcohol zijn geïnteresseerd. Zo geven bijvoorbeeld veel van de jongere jongeren in de kleinere centra in de gemeente Overbetuwe (waaronder Valburg en Heteren) en in Rijnwaarden (in Pannerden en Lobith) aan dat zij vooral op alcohol (i.c. veel bier drinken) gericht zijn en minder vaak soft- of harddrugs gebruiken. De algemene indruk van Duiven en Westervoort is dat een aanzienlijk deel van de hangjongeren juist redelijk regelmatig soft- en ook harddrugs gebruikt en minder bekend staan als ‘zuipers’. Het gebruik van harddrugs als cocaïne en speed wordt met name geconstateerd bij de jongvolwassenen in Duiven, Westervoort en Zevenaar die regelmatig naar hardcore-feesten gaan. Ook is er een redelijk grote groep jongere en oudere jongeren in de zes gemeenten die regelmatig dance-feesten bezoeken en bij het uitgaan harddrugs als ecstasy gebruiken.
113
114
6.
Conclusies en aanbevelingen
In dit afsluitende hoofdstuk worden beknopte conclusies geformuleerd over de aard en omvang van het alcohol- en drugsgebruik van jongeren in de zes gemeenten die voortvloeien uit een nadere analyse van de grootschalige enquête en van de interviews met hangjongeren. Deze conclusies leiden tot aanbevelingen inzake een bevordering van een alcohol- en drugsmatiging bij jongeren op basis van lokale en intergemeentelijke initiatieven.
6.1
Conclusies
Alcoholgebruik • in de leeftijd 12 tot 15 jaar wordt in het politiedistrict Rivierenland door circa een kwart van deze jongeren regelmatig alcohol gedronken; dit is weliswaar al op jonge leeftijd en derhalve zeker zorgelijk maar in omvang ligt dit gebruik nog onder het landelijk gemiddelde • het alcoholgebruik neemt echter snel toe met de leeftijd: van de jongeren van 16-19 jaar drinkt driekwart regelmatig alcohol en deze groep vertoont een vergelijkbaar gebruik met het landelijk gemiddelde • het frequente alcoholgebruik neemt nog verder toe bij de jongvolwassenen van 20-24 jaar en deze omvang van regelmatige drinkers overstijgt het landelijk gemiddelde • dit betekent dat jongeren van 12-15 jaar in Rivierenland gemiddeld beschouwd minder vaak alcohol drinken dan hun leeftijdsgenoten in Nederland, maar deze ‘achterstand’ wordt door de jongeren vanaf circa 16 jaar geheel ingehaald. Met andere woorden: in eerste instantie drinken ze minder vaak op jonge leeftijd, maar na enkele jaren drinken ze vaker dan andere (oudere) jongeren in Nederland • bij het uitgaan is het redelijk gebruikelijk om ‘in te drinken’ en een belangrijk deel van de jongvolwassenen drinkt op een weekendavond grote hoeveelheden glazen alcohol (‘binge drinken’) • bij de door de politie geregistreerde delicten die jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar plegen is in minimaal 15% van de gevallen sprake (overmatig) alcoholgebruik; (openlijk) geweld en vernielingen gepleegd onder invloed komen bij deze jongeren relatief vaak voor • het (regelmatig) drinken van alcohol bij jongeren vanaf 16 jaar is daarmee een wijdverbreid verschijnsel in de zes gemeenten dat door de jongeren als ‘normaal’ wordt beschouwd en door veel ouders wordt geaccepteerd. Sofdrugsgebruik • (ook) het softdrugsgebruik is leeftijdsafhankelijk; in de groep 12-15 jaar heeft 3% wel eens geblowd, bij de jongvolwassenen heeft bijna de helft wel eens geblowd • het sofdrugsgebruik bij de 12-15 jarigen is lager dan het landelijk gemiddelde, maar daarna is het gebruik vergelijkbaar; het softdrugsgebruik komt vooral voor bij jongens in de leeftijd 16 tot 20 jaar • het aandeel regelmatige softdrugsgebruikers is bij de 16-19 jarigen in Rivierenland net zo groot als in de rest van Nederland (9%), bij de jongvolwassenen is het aandeel regelmatige gebruikers lager. Bij de jongvolwassenen heeft de helft heeft het wel eens geprobeerd, minder dan 10 procent is regelmatig gebruiker geworden • ofschoon het softdrugsgebruik een veel minder wijdverbreid verschijnsel is dan het alcoholgebruik, komt het blowen van hasj of wiet bij (hang)jongeren in de leeftijd 16-24 jaar veel voor, ook de frequentie van het blowen bij de regelmatige gebruikers is vaak hoog
115
• •
(soft)drugsgebruik door de jongeren wordt door de ouders, in tegenstelling tot alcoholgebruik, nauwelijks geaccepteerd ofschoon er in de zes gemeenten geen coffeeshops zijn, worden de softdrugs door jongeren eenvoudig verkregen door middel van koeriers of door eigen inkoop in de coffeeshops in Arnhem.
Harddrugsgebruik • gebruik van harddrugs komt bij 6% van de jongeren voor en dan met name bij jongens van 20 tot 24 jaar • er zijn weinig jongeren van 12-15 jaar die harddrugs gebruiken en bij de jongeren van 16 tot 20 jaar is sprake van experimenteel en soms recentelijk gebruik, maar dit gebruik is iets lager dan het landelijk gemiddeld gebruik bij leeftijdsgenoten • er zijn daarentegen in de zes gemeenten relatief veel jongvolwassenen die (vooral) cocaïne en ecstasy gebruiken. Bij deze groep gebruikt circa één op de twintig jongeren regelmatig cocaïne, hetgeen aanzienlijk hoger is dan het landelijk gemiddelde in deze leeftijdsgroep (één op de vijftig jongeren) • door jongeren worden in enkele sub(hang)groepen vaak harddrugs gebruikt; het gaat hier onder meer om cocaïne- en speedgebruik op hardcorefeesten. Ecstasy wordt door een brede groep van jongeren (experimenteel) gebruikt, onder meer op dancefeesten.
6.2
Aanbevelingen
Vooraf De resultaten van het onderzoek laten zien dat sprake is van een aanzienlijk alcohol- en drugsgebruik bij (groepen) jongeren in de zes gemeenten. Aangezien geen empirisch vergelijkingsmateriaal voorhanden is over het alcohol- en drugsgebruik in een recent verleden, kunnen geen cijfermatig onderbouwde uitspraken worden gedaan op de vraag of het gebruik van deze genotmiddelen in de afgelopen jaren nu ook feitelijk in de zes gemeenten is toegenomen en bij welke groepen dat bijvoorbeeld heeft plaatsgevonden. Voor een beleidsmatige aanpak van de huidige problematiek is deze vraag op dit moment echter minder relevant: het gebruik is zorgwekkend en op grond van de signalen van instanties mag worden aangenomen dat het vraagstuk ernstiger is geworden. In dit kader kan men aansluiten bij de signalen die ook in overige delen van het land worden geuit en die tot nieuwe inzichten en initiatieven in het landelijk beleid hebben geleid. Bij de inzet van de verschillende middelen om een alcohol- en drugsmatigingsbeleid vorm te geven, is het evenwel in de komende tijd zeer zinvol de effectiviteit van de aanpak te beoordelen op grond van empirisch evaluatie-onderzoek zodat mogelijke wijzigingen in het gebruik kunnen worden gemeten en de opbrengsten van de aanpak bijvoorbeeld gerelateerd kunnen worden aan de inzet en instrumenten van de gemeentelijke overheden en van samenwerkende partners. In de navolgende aanbevelingen die op basis van het onderzoek zijn opgesteld, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de benadering die we bij de start van het onderzoek hebben gekozen. Uitgangspunt is een integrale benadering waarbij de invalshoeken preventie, curatie, handhaving en repressie op elkaar ingrijpen. Bij preventie denken we in eerste instantie aan voorlichting, educatie en vroegsignalering, bij curatie aan zorg voor probleemgebruikers en bij handhaving en repressie aan controle op naleving van regels en vervolging bij het niet naleven daarvan. Deze aspecten worden in de navolgende aanbevelingen nader gespecificeerd.
116
Aanbevelingen op hoofdpunten Voor een helder overzicht van de aanbevelingen die we formuleren, volgt eerst een opsomming op hoofdpunten: Aanbevelingen: ) Visie- en planontwikkeling intergemeentelijk en per gemeente ) Versterking integraal gemeentelijk beleid ) Beleidsuitgangspunt en kerndoel: matiging AD-gebruik jongeren in leeftijd 12 tot 24 jaar ) Vaststellen expliciete kerndoelen ) Intergemeentelijke afstemming op deelthema’s ) Opzetten projectorganisatie: partners vaststellen, projectleider(s) aanwijzen, werkplan bepalen ) Maatregelen en interventies: •
Preventie: voorlichting en educatie, vroegsignalering, samenwerking en uitbreiding jeugdnetwerken en –voorzieningen
•
Curatie: bevorderen aanpak verslavingszorg, afstemmen jongerenwerk, maatschappelijke zorg, GGD en verslavingszorg
•
Handhaving: duidelijke en consequente toepassing wetgeving, versterking overleg en samenwerking horeca, overleg met en handhaving bij winkeliers en sportkantines, beschikbaarheidsvermindering en –controles, versterking signalering en toezicht politie, versterking betrokkenheid OM en Halt
Deze hoofdpunten worden in de volgende aanbevelingen nader toegelicht.
Visie- en planontwikkeling intergemeentelijk en per gemeente Het onderzoek wijst uit dat het gebruik van alcohol en drugs door een deel van de jongeren in de zes gemeenten als zorgwekkend kan worden bestempeld. Deze constatering wordt onderschreven door een groot aantal organisaties die direct dan wel indirect, beleidsmatig en/of uitvoerend, met jongeren in aanraking komen. Het draagvlak voor een onderbouwing van een planmatige aanpak van dit vraagstuk is derhalve aanwezig en deze constatering vraagt vervolgens om een nadere visie- en planontwikkeling op dit terrein door de gemeenten afzonderlijk, maar eerder nog door de gemeenten gezamenlijk.
117
Versterking integraal gemeentelijk beleid We willen wijzen op de noodzaak van een substantiële, integrale (inter)gemeentelijke aanpak bij het alcohol- en drugsmatigingsbeleid. De landelijke overheid voert sinds enkele jaren een actiever alcoholmatigingsbeleid waarbij vooral aandacht gegeven wordt aan jeugd en alcohol. Het drinkgedrag van jongeren vraagt om aandacht van alle actoren die van invloed kunnen zijn op of (mede)verantwoordelijk kunnen zijn voor het drinkgedrag van jongeren, zoals ouders, onderwijs, horeca en GGD. Van de gemeentelijke overheid wordt verwacht dat ze beleid opstelt en maatregelen initieert in het kader van een specifiek alcoholmatigingsbeleid. Een algemeen matigingsbeleid schetst hoe de gemeenteraad en het gemeentebestuur gestalte geven aan de door de regering voorgestane doelstelling tot alcoholmatiging zoals omschreven in de Alcoholnota (2000). Bij het opstellen van lokaal alcoholmatigingsbeleid is het van belang om de problematiek integraal te benaderen. De beleidsterreinen gezondheidsbeleid en jeugdbeleid enerzijds en openbare orde en veiligheid anderzijds vormen geïntegreerd een basis voor effectief alcoholmatigingsbeleid. Bij de zes lokale overheden in Rivierenland is op dit moment sprake van een sectorale invalshoek waarin deelthema’s van het alcohol- en drugsvraagstuk gescheiden van elkaar in het vizier komen. Beleidsterreinen die van belang zijn voor het alcohol- en drugsbeleid zijn vooral openbare orde en veiligheid, horeca en evenementen, volksgezondheid en jeugdbeleid. Deze terreinen worden vertegenwoordigd door verschillende beleidsmedewerkers en vaak ook door verschillende bestuurders. Daardoor komen verschillende beleidselementen onafhankelijk van elkaar tot stand en ontbreekt een gezamenlijk, integraal beeld van de beschikbare beleidsinstrumenten met een versnipperde aanpak als gevolg. In onze analyse van de beleidsinitiatieven van de gemeenten komt bovendien naar voren dat de lokale overheden ook soms eenzijdige aandacht besteden aan bepaalde beleidselementen en andere mogelijke initiatieven aan derde partijen overlaten: zo krijgt het thema openbare orde als beheersaspect, met name in de vorm van horeca-convenanten en convenanten veilig uitgaan, in enkele gemeenten proportioneel veel aandacht (bijvoorbeeld de gemeente Zevenaar) in vergelijking met initiatieven die uitgaan van een positieve benadering van jeugd en jongerenwerk (bijvoorbeeld de gemeente Duiven). Het is in dit kader essentieel dat de gemeenten zoeken naar een balans tussen stimulerende en handhavende elementen in het beleid. Zo heeft de gemeente ook de taak op het gebied van volksgezondheid risicovol alcoholgebruik te voorkomen en problematisch gebruik vroegtijdig te signaleren. In de praktijk stellen de gemeenten zich echter vaak afwachtend op en laten initiatieven over aan instellingen als de verslavingszorg, GGD of het jongerenwerk. Het ontwikkelen van een lokaal gezondheidsbeleid staat bij de zes gemeenten, op enkele uitzonderingen na (zie de gemeente Duiven), nog in de kinderschoenen, terwijl ook een intergemeentelijke samenwerking op dit terrein een goede stimulans zou zijn. Alcohol- en drugsmatiging als beleidsuitgangspunt De centrale aanbeveling is derhalve uit te gaan van een integrale (niet-sectorale) aanpak waarbij instrumenten en interventies op grond van gewogen beleidskeuzes worden ingezet. Dit vraagt vooral om een nauwe afstemming tussen de beleidssectoren betrokken bij openbare orde en veiligheid, jeugdbeleid en gezondheidsbeleid. Voor enkele gemeenten betekent dit dat ook op deze beleidsterreinen afzonderlijk nog veel voorwerk dient te worden verricht. Essentieel is dat alcohol- en drugsmatiging een herkenbaar beleidsuitgangspunt is en binnen de (inter)gemeentelijke organisatie(s) een vast coördinatiepunt kent.
118
Zo dient alcohol- en drugsmatiging een speerpunt te zijn voor een bestuurlijk startdocument voor openbare orde en veiligheid, maar tevens voor jeugdbeleid en welzijn. Cruciaal is de koppeling tussen openbare orde en welzijn, oftewel terugdringen van alcoholgerelateerde overlast en beperking gezondheidsschade. Binnen beide gemeenteterreinen is alcoholgebruik beleidsonderwerp. In een integraal alcohol- en drugsbeleid worden beide terreinen gekoppeld met als doel het terugdringen van het overmatig alcohol- en drugsgebruik54. Opstellen van kerndoelen Om het algemene beleidsuitgangspunt verder richting te geven dienen door de gemeenten kerndoelen te worden geformuleerd. Een algemeen kerndoel is: ‘het bevorderen van alcohol- en drugsmatiging door jongeren in de leeftijd 12 tot 24 jaar’. Daarvan afgeleide werkdoelen die op grond van het onderzoek worden geformuleerd zijn: Kerndoelen: Jeugd en welzijn: -
alcohol- en drugsgebruik als centraal thema bij jeugdigen aan de orde stellen
-
betrokkenheid (jeugd)professionals bij matigingsbeleid vergroten
-
inzet van onderwijs en ouders in preventie alcohol- en drugsgebruik
-
inzet en uitbreiding van voorzieningen vanuit jongerenwerk en nieuwe initiatieven (werkvormen) als alternatieven voor gebruikende (hang)jongeren en specifieke groepen probleemgebruikers.
Gezondheid(szorg): -
alcohol- en drugsgebruik als gezondheidsprobleem (beter) op de agenda krijgen bij jongeren, ouders en professionals
-
tegengaan van excessief alcohol- en drugsgebruik
-
in beeld krijgen van en zorgdragen voor specifieke groepen risicojongeren, c.q. probleemgebruikers
-
versterking afstemming jongerenwerk en (jeugd)hulpverlening
-
toegang en aanbod van verslavingszorg voor jeugdigen verbeteren.
Openbare orde en veiligheid:
54
-
terugdringen horeca-overlast en overlast op straat
-
terugdringen nuttigen alcohol en drugs in openbaar gebied
-
bestrijden van (uitgaans)geweld en vernielingen.
Zie ook Mulder, 2004.
119
In het kader van de aanbevelingen zullen deze werkdoelen nader worden toegelicht en gespecificeerd. Intergemeentelijke afstemming op (deel)thema’s Het is van belang dat de gemeenten in het politiedistrict op een aantal aspecten overeenstemmende afspraken maken zodat er op het niveau van het district eenheid van beleid ontstaat. Dit is cruciaal voor bovenlokaal werkende instanties, waaronder de politie, zodat voor hen helderheid en eenduidigheid bestaat over hun optreden en inspanningen. Dit geldt bijvoorbeeld, waarbij deze vooraf op haar mogelijke effectiviteit dient te worden beoordeeld, voor een blowverbod op straat. Dit betekent dat de mogelijkheid van het aanwijzen van gebieden waar niet geblowd mag worden wordt opgenomen in de APV’s (als ‘kapstokinstrument’). Indien het gedrag van personen onder invloed van softdrugs (inderdaad) leidt tot grote overlast, dan kan daadwerkelijk een locatie worden aangewezen en kan het blowverbod worden gehandhaafd. Naast deze overeenstemming in handhavende sfeer, is een intergemeentelijke samenwerking ook wenselijk voor een gezamenlijk beroep op andere regionaal werkende organisaties, zoals de jeugdzorg en de verslavingszorg. De behoefte aan jeugdzorg en aan Iriszorg worden daarmee niet ieder afzonderlijk per gemeente aan de orde gesteld, maar gecoördineerd ingediend waardoor meer mogelijkheden ontstaan voor een gestructureerde aanpak. Concrete projectorganisatie Om de uitvoering van de doelen handen en voeten te geven, dient een organisatorisch aanspreekpunt te worden gecreëerd dat ook een mandaat heeft om een duidelijke voortrekkersrol te spelen. Voortzetting en uitbouw van de huidige intergemeentelijke werkgroep, met een bredere inbreng en spreiding over de verschillende gemeentelijke beleidsvelden, in de vorm van een projectorganisatie is daartoe een goede start. Deze projectorganisatie dient, op basis van een daartoe opgesteld convenant tussen gemeenten en organisaties en met formatiecapaciteit in de vorm van een projectleider, de coördinatie van de inspanningen te verzorgen en zorg te dragen voor een gezamelijke missie. Deze missie dient vertaald te worden in nader geconcretiseerde werkdoelen (zie hiervoor) en een werkplan voor te ondernemen activiteiten. Voor de deelnemende gemeenten betekent dit tevens dat een interne projectleider van een sector worden aangesteld die overleg heeft met de andere gemeentelijke sectoren en die de besluitvorming coördineert. In concreto leidt dit tot de volgende stappen:
Opzet projectorganisatie: -
vaststellen projectgroep met bestuurlijke opdracht
-
vastleggen bestuurlijke en uitvoerende commitment relevante partners
-
samenstellen (sub)projectgroep voor opstellen van concreet werkplan
-
aanwijzen van verantwoordelijk projectbestuurder
-
aanwijzen gemeentelijke projectcoördinator voor regierol
-
aanwijzen interne projectleiders in gemeenten; intern overleg/werkgroep.
120
Maatregelen en interventies Voor een te voeren alcohol- en drugsmatigingsbeleid zijn verscheidene maatregelen en interventies beschikbaar, die een elkaar versterkend effect kunnen hebben. Enkele van deze maatregelen zijn algemeen en landelijk inzetbaar en andere maatregelen zijn toe te spitsen op een regionale en/of lokale setting en toepasbaar te maken voor specifieke doelgroepen. Algemene landelijk toegepaste instrumenten zijn onder meer het prijs- en accijnsbeleid, vaststellen leeftijdsgrenzen, de drank- en horecawetgeving en richtlijnen inzake landelijke alcoholreclame. Op deze instrumenten heeft een lokale overheid in beginsel weinig invloed en zij zullen, ondanks hun impact op het gebruik, hier in de aanbevelingen verder niet of slechts beknopt aan de orde komen. Preventie Preventie heeft een algemeen breed doel en kent meerdere aspecten binnen het alcohol- en drugsmatigingsbeleid. Uit onderzoek55 komt naar voren dat de effectiviteit van maatregelen op het gebied van verkrijgbaarheid, prijzen, leeftijdsgrenzen, reclame, voorlichting en lokale maatregelen met het oog op drankgebruik tijdens het uitgaan hoog kan zijn, maar tevens dat voorlichting altijd een onderdeel dient te zijn van een breed pakket aan maatregelen. Voorlichting alléén heeft weinig effect op vermindering van de alcoholproblematiek en dient ondersteund te worden door samenhangend jeugdbeleid en door concrete handhaving van regelgeving. Bij het aanbod van de volgende preventieve maatregelen dient men zich te realiseren dat het om een breed aanbod dient te gaan dat een bepaalde levensduur van enkele jaren dient te hebben om effect te sorteren. Voorlichting en educatie De gemeenten wordt aanbevolen in het kader van voorlichting en educatie eerst aandacht te besteden aan een algemeen voorlichtingstraject gevolgd door voorlichting aan meerdere doelgroepen: •
start een algemene informatieronde Uit het onderzoek komt naar voren dat het thema ‘alcohol- en drugsgebruik bij jongeren’ binnen Rivierenland verschillende reacties bij diverse organisaties kan oproepen waarbij de discussie snel kan verzanden. Om hierin richting te geven wordt aanbevolen een eerste voorlichtingstraject te starten voor betrokkenen door middel van enkele informatie-avonden. Dit traject geldt als een eerste aanzet voor bekendmaking van een bredere voorlichtingsronde, uiteindelijk gericht op een cultuurverandering inzake de vraag: ‘wat is normaal?’. Dit dient gestimuleerd te worden bij jongeren, ouders, docenten, jongerenwerkers, politie, horeca, organisatoren van feesten, carnavalsverenigingen en sportkantines door te praten over en elkaar aan te spreken op grenzen van wat normaal is met elkaar. Het voorlichtingstraject start derhalve niet zozeer met informatie over risico's van alcohol, maar meer over de noodzaak van het te implementeren beleid. Het onderzoeksrapport kan hiertoe als handvat worden gebruikt.
55
Bewezen effectieve methoden in de alcoholpreventie zijn de laatste jaren van steeds groter belang geworden. Met name de WHO heeft een voortrekkersrol vervuld in wetenschappelijk onderzoek hiernaar. De wetenschappelijke benadering resulteerde in 2003 in de uitgave van ‘Alcohol: no ordinary commodity, research and public policy’.
121
•
een voorlichtingstraject voor jongeren 12 tot 24 jaar Er wordt landelijk al voorlichting gegeven aan jongeren op het gebied van verslavende middelen als alcohol, drugs en tabak, het NIGZ voert hiertoe massamediale campagnes. Het belangrijkste doel van voorlichting aan jongeren is de kennis van jongeren te vergroten over de nadelen van risicovol en overmatig alcoholgebruik. Het is aan te bevelen deze activiteiten ook binnen de gemeenten op lokaal niveau uit te voeren, in samenwerking met regionale steunpunten. Een voorbeeld van een voorlichtingsmogelijkheid is de verspreiding van posters en het betrekken van lokale en regionale media bij de boodschap. In de voorlichting dient naast de positieve consequenties ook te worden aangegeven wat de consequenties zijn van niet ‘normaal’ gedrag, te weten: alcohol (en drugs)gebruik op straat wordt beboet, indrinken voor feest wordt tegengegaan door blazen aan de deur, ouders worden aangesproken als kind 16- alcohol en/of drugs gebruikt of 16+ excessief gebruikt, vernielingen worden betaald door kind/ouders, bij geweld en andere delicten worden bij politiecontact ook ouders betrokken, geen toegang tot bepaalde georganiseerde jongerenactiviteiten en –voorzieningen. In het kader drugsgebruik kan ook voor jongeren gewezen worden op de mogelijkheden om informatie over drugsgebruik te vinden. Zo is ‘Er valt meer te weten over cannabis’ het thema van een campagne voor jongeren van 12-18 jaar en hun ouders. Het Trimbos-instituut heeft de campagne ontwikkeld en ondersteunt regionale instellingen bij de uitvoering van activiteiten die zij in het kader van de campagne uitvoeren (op scholen en in het jongerenwerk)
•
jongeren geven voorlichting aan andere jongeren door middel van ‘peerproject’ Een van de mogelijke instrumenten in het alcoholmatigingsbeleid onder jongeren is een ‘peerproject’. Jongeren gaan in koppels van twee personen korte gesprekken houden, naar aanleiding van kennisvragen, met jongeren in het uitgaanscircuit. Centraal hierin staat hun alcoholgebruik. Zo kunnen horecagelegenheden, festivals, jongerencentra, worden bezocht. De peers krijgen een training van twee dagen van het NIGZ waarin ze info krijgen over alcohol en leren hoe ze voorlichtingsgesprekjes moeten voeren. Er gaan elke keer 10 jongeren naar een locatie en in koppels van twee bevragen ze de uitgaande jeugd. De leeftijd van deze ‘peers’ ligt tussen de 16 en 22 jaar. Tijdens een dergelijke avond kan een preventiewerker van de NIGZ worden ingeschakeld.
•
voorlichting via basis- en voortgezet onderwijs Uit het onderzoek blijkt dat een groot deel van de scholen in het voortgezet onderwijs in de regio nog weinig aandacht besteedt (in hun lesprogramma) aan het thema ‘alcohol en drugs’. De betrokkenheid van de scholen bij dit vraagstuk dient te worden gestimuleerd. Voorlichting via het onderwijs is gewenst om niet alleen de jongeren, maar ook de scholen en het onderwijzend personeel meer bewust te maken van de risico’s van alcohol- en drugsgebruik. Deze voorlichting hoeven de gemeenten niet zelf te ontwikkelen, maar er kan bijvoorbeeld een beroep worden gedaan op het project ‘De gezonde school en genotmiddelen’ van het Trimbos-instituut. Het project geeft informatie over genotmiddelen, besteedt aandacht aan de risico's, houdingsaspecten en aan sociale vaardigheden als ‘nee’ leren zeggen, groepsdruk en weerbaarheid. Er is een versie van dit project voor het basis- en voor het voortgezet onderwijs. Ook is voor het basisonderwijs een extra lessenserie speciaal over alcohol ontwikkeld. Ouders worden bij dit alcoholproject betrokken met een bijeenkomst, waar ouders worden geïnformeerd over alcohol en hoe ze hier in de opvoeding het beste mee om kunnen gaan. Een relatief nieuwe mogelijkheid in het basisonderwijs is het lespakket ‘Alcohol, een ander verhaal’ dat door Iriszorg wordt aangeboden.
122
•
(vroeg)signalering bij voortgezet onderwijs in zorgadviesteam Uit het onderzoek komt bovendien naar voren dat de zorgadviesteams op de scholen van het voortgezet onderwijs in principe over een belangrijk deel van de deskundigheid beschikken voor het herkennen van leer- en gedragsproblemen in relatie tot (problematisch) alcohol- en drugsgebruik. Deze deskundigheid binnen de scholen wordt op dit moment echter niet aangewend omdat men de ‘antenne’ ook niet op alcohol- en drugsgebruik heeft gericht. Het verdient aanbeveling bij deze ZAT’s om meer aandacht te vragen voor het geschetste vraagstuk.
•
voorlichting aan ouders Het onderzoek geeft aan dat ouders in de zes gemeenten over het algemeen een tolerante houding hebben vooral ten aanzien van het alcoholgebruik van hun kinderen. Ouders zijn ook vaak onvoldoende op de hoogte van de schadelijke gevolgen van het alcoholgebruik door kinderen. Zij zijn dan ook een belangrijk aangrijpingspunt voor preventie van riskant alcoholgebruik. Van belang is dat een laagdrempelige voorziening wordt ingezet waarbij opvoedingsinformatie, -advies en –hulp aan ouders over alcohol- en drugs eenvoudig kan worden overgebracht. Bovendien kan een brede informatiecampagne worden opgezet die gericht is op de bewustmaking van ouders. Hiertoe kan een voorbeeld gelden voor de situatie in de Achterhoek waar campagnemateriaal is ontwikkeld bestaande uit posters, spots op de radio en televisie, een brochure met tips voor ouders (‘Alcohol en opvoeding’), postcards en folders. Deze worden ook verspreid naar apotheken, huisartsen, bibliotheek, ouderraden, welzijnswerkers, sportverenigingen en andere plekken waar ouders komen. Een daarop aanvullende, intensieve aanpak is de benadering van ouders via de ‘homeparty’ methode. De homeparty wordt georganiseerd volgens de tupperwaremethode. Een medewerker van Iriszorg informeert aan huis ouders van pubers over opvoeding in relatie tot alcohol. Een gastouder nodigt thuis bekenden en familie uit. Het is de bedoeling dat de uitnodigingen als een olievlek gaan werken. Een homeparty is een kans om in een weinig bedreigende sfeer met anderen over alcohol in de opvoeding te praten en bereikt de ouders rechtstreeks.
•
voorlichting aan en begeleiding van specifieke risicogroepen De analyse van de enquête en van de interviews met hangjongeren wijzen uit dat er in de zes gemeenten groepen jongeren zijn die veelvuldig en overmatig alcohol en/of drugs gebruiken; deze jongeren zullen niet eenvoudig via een voorlichtingstraject op scholen en dergelijke worden bereikt. Het verdient aanbeveling goed ingevoerde intermediairs (onder meer bij het jongerenwerk) in te schakelen voor een individuele- en groepsgerichte benadering van jongeren met problematisch gebruik. In de praktijk blijkt dat het jongerenwerk een goed zicht op en een toegang tot de belevingswereld van deze jongeren heeft, maar de beschikbare formatiecapaciteit van het jongerenwerk is in enkele gemeenten onvoldoende om de verschillende taken in het accommodatiegebonden en ambulante straathoekwerk vorm te geven. Uitbreiding van deze doelgroepgerichte capaciteit is met name dringend aan te bevelen in de gemeente Overbetuwe, Westervoort en Zevenaar; ook de capaciteit van het ambulante jongerenwerk in enkele dorpskernen van de gemeente Lingewaard verdient enige uitbreiding.
•
bewustmaking van de ‘deelnemers aan uitgaanscircuit’ Uit de interviews met jongeren en met horeca blijkt dat deze over het algemeen wel bekend zijn met de risico’s van alcohol, maar geen direct zicht hebben op de risico’s van (uitgaans-) drugs. Informatie hierover kan worden ingezet via een project ‘Uitgaan en Drugs’ dat wordt uitgevoerd door diverse instellingen voor verslavingszorg en GGD-en. Dit preventieprogramma bestaat uit vijf onderdelen voor verschillende doelgroepen, waaronder gemeenten
123
en horeca-ondernemers. De onderdelen zijn: een scanner om problemen rond middelengebruik in het uitgaanscircuit te analyseren, een handleiding voor het opzetten van een regionaal netwerk voor samenwerking, een cursus Eerste Hulp bij Drugs en een cursus voor horecapersoneel en informatie voor jongeren die uitgaansdrugs gebruiken. Samenwerking jeugd en jeugdvoorzieningen Uit de studie blijkt dat de zes gemeenten in wisselende mate aandacht besteden aan lokaal jeugdbeleid en daaraan gelieerde voorzieningen. In sommige gemeenten is er een netwerk voor jongeren (12+) en in andere gemeenten niet; in enkele gemeenten krijgt het jongerenwerk een brede ondersteuning en formatiecapaciteit, in andere gemeenten zijn de mogelijkheden voor het jongerenwerk beperkt. Het onderzoek wijst uit dat een substantieel jeugdbeleid en inzet van jongerenvoorzieningen gewenst zijn om (een deel van de) jongeren te motiveren in hun dagelijkse bezigheden, te begeleiden bij vraagstukken die zijn gerelateerd aan hun leeftijd en om soms een ‘huiselijke omgeving’ te bieden voor sociale contacten en ontspanning. De mogelijkheden tot ‘recreatie’ voor bepaalde groepen jongeren zijn in de onderzochte gemeenten niet omvangrijk en de jongeren geven vaak aan dat in hun gemeente weinig ‘te doen is’. In het kader van jeugd, alcohol, drugs en overlastbestrijding worden de volgende aanbevelingen geformuleerd: •
netwerkvorming en –uitbreiding inzake jeugd Er dient in iedere gemeente, zo mogelijk in samenwerking met buurgemeenten, een beleidsgericht netwerk voor jongeren te worden geformeerd zodat overleg en uitvoering inzake toe te passen (jeugd)instrumenten op het terrein van (onder andere) alcohol en drugs een breed draagvlak krijgt en inzichtelijk wordt voor alle participanten. In dit netwerk kan specifieke aandacht worden besteed aan 12+- jongeren die veel alcohol drinken, drugs gebruiken en samenhangende signalen vertonen. Gezien het geconstateerde gebruik van de jongeren dient bij het onderhavig thema ook aandacht te zijn voor jongeren van 20+. Netwerkvorming is in dit kader met name nog aan te bevelen in de gemeenten Overbetuwe, Lingewaard, Rijnwaarden en Zevenaar.
•
uitbreiding jongerenvoorzieningen Het verdient aanbeveling de aantrekkingskracht van alcohol en drugs onder (hang)jongeren te verminderen door het bieden van voor de jeugd interessante voorzieningen. Naast meer concrete activiteiten binnen de jongerencentra, kan ook op bepaalde plaatsen gedacht worden aan het creëren van kleinschalige voorzieningen in dorpskernen zoals bijvoorbeeld een voetbalkooi. In het algemeen kan meer aandacht worden gegeven aan de organisatie van sportactiviteiten voor de (hang)jongeren.
•
doelgroepgericht werken en rol van straathoekwerk Bij een belangrijk deel van de jongeren kan men constateren dat zij geen of weinig problemen hebben in het kader van alcohol- en drugsgebruik, maar er zijn ook verschillende (sub)groepen jongeren die wel problematisch gebruik vertonen. In de aanpak dient men zich vooral te focussen op deze risicojongeren die vaak op meerdere leefgebieden problemen hebben. Dit leidt mede tot normovertredend gedrag en tot politiecontacten. Daarnaast zijn er ook hangjongeren die in combinatie met drank- en drugsgebruik overlast veroorzaken, maar niet persé problematische gebruikers zijn. Aanbevolen wordt een duidelijke scheiding te maken in deze verschillende doelgroepen zodat ook de taakverdeling tussen organisaties helder kan worden. In de praktijk betekent dat ‘sociale overlast’ op straat door het jongerenwerk wordt gesignaleerd en behandeld, terwijl de mogelijk strafrechtelijk te vervolgen overlast door de politie wordt opgepakt.
124
In het onderzoek is gebleken dat in verschillende gemeenten weinig capaciteit beschikbaar is voor het direct(er) benaderen van risicojongeren op straat, waardoor men zich teveel opstelt als (alleen maar) een accommodatiegebonden voorziening. Essentieel hierbij is dat in meerdere gemeenten het jongerenwerk, of een aanvullende voorziening, een uitbreiding van het aanbod kan genereren met meer capaciteit voor ambulant jongerenwerk, oftewel het straathoekwerk. In deze context wordt aan de gemeenten aanbevolen meer capaciteit voor deze signalerings- en verwijzingsfunctie mogelijk te maken en onder meer de merites van het project Streetwise in deze beoordeling mee te nemen. •
uitvoering alcohol- en drugsmatigingsbeleid in de jongerencentra In de praktijk blijkt dat de jongerencentra in de zes gemeenten verschillende strategieën volgen ten aanzien van het gebruik van genotmiddelen door de bezoekende jongeren als het gaat roken, drinken en blowen. In enkele centra is er een soort gedoogbeleid als het gaat om drinken, maar in andere centra mag niet gerookt en niet gedronken worden. Ook openingstijden spelen hierin een rol, in die zin dat enkele centra in het weekend juist gesloten zijn om niet alleen maar als ‘uitgaansgelegenheid’ te worden gebruikt. Aanbevolen wordt in ieder geval de argumenten vóór en tegen drinken en roken goed met elkaar te beoordelen en één lijn te trekken. Bij een instemming inzake alcoholgebruik in het centrum verdient het aanbeveling de betreffende medewerkers en vrijwilligers de IVA-cursus (Instructie Verantwoord Alcoholgebruik) aan te bieden zodat zij op de hoogte zijn van de voorwaarden bij alcoholgebruik en zich daaraan te houden.
Hulpverlening en verslavingszorg Uit het onderzoek blijkt dat de toegang tot de verslavingszorg (i.c. Iriszorg) voor problematisch gebruikende jongeren in Rivierenland beperkt is. Het aanbod is tot nu toe niet op jongeren gericht en de mogelijkheden van een verwijzende functie van onder meer het jongerenwerk in de zes gemeenten zijn mede daardoor weinig toegepast. Ook blijkt dat de dekking en inzet van de verslavingszorg over het district tot nu toe onvolledig en niet helder is geweest, waardoor ook vragen resteren over het feitelijke aanbod van de verslavingszorg. •
bevorderen van de aanpak verslavingsproblematiek Het verdient aanbeveling als intergemeentelijke projectorganisatie (i.o.) aan de verslavingszorg te verzoeken om een concreet en eenduidig voorlichtings- en hulpverleningsaanbod dat voor de jongere doelgroepen in het gehele district kan worden toegepast.
•
afstemming jongerenwerk, maatschappelijke zorg, GGD en verslavingszorg Het verdient aanbeveling heldere werkafspraken te (laten) genereren tussen onder meer het jongerenwerk en de verslavingszorg zodat de signalerende en verwijzende functie van het jongerenwerk en van de maatschappelijke zorginstellingen meer (h)erkend wordt in het aanbod van de verslavingszorg. Dit betekent dat de verslavingszorg zich vooral zal kunnen richten op een adequaat inhoudelijk hulpverleningsaanbod en dat het jongerenwerk het ‘veldwerk’ in het kader van de signalering en verwijzing uitvoert. De lokale overheden kunnen in dit proces meer sturing geven en ondersteuning bieden op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (prestatieveld 2)56.
56
Hulp aan verslaafden, het voorkómen van verslavingsproblemen en het bestrijden van overlast door verslaving in de vorm van ambulante verslavingszorg. Sinds 1 januari 2007 valt de verslavingszorg onder de WMO.
125
•
Dit laatste veronderstelt ook dat jongerenwerkers deskundigheidsbevordering krijgen inzake preventie omtrent alcohol- en drugsgebruik. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan de inzet van het eerstelijnswerk op basis van informatie aangeboden door het Partnership Vroegsignalering Alcohol (PVA). versterking signalerende en verwijzende functie jongerenwerk Het verdient aanbeveling bij het ambulant jongerenwerk (i.c. het straathoekwerk) meer capaciteit te genereren en een deel daarvan in te zetten voor een signalerende en verwijzende functie bij problematisch alcohol- en drugsgebruik van jongeren. Deze inzet kan dan ook plaatsvinden bij grootschalige jongerenfeesten en bij discotheken zodat meer zicht ontstaat op (excessieve) risicogebruikers.
Handhaving in het alcohol- en drugsbeleid Een belangrijk hoofdelement in het alcohol- en drugsmatigingsbeleid is de handhaving van de bestaande alcoholwetgeving en het formuleren van aanvullende beheersmaatregelen. Naast de inzet van de gemeente, is hierbij de rol van de politie en van de Voedsel en Warenautoriteit van belang. Een goed functionerend handhavingsbeleid is, mede in het kader van overlastvermindering, onmisbaar voor een effectief alcoholbeleid. We bespreken hier de gewenste inzetbare instrumenten in de zes gemeenten: •
duidelijke en consequente toepassing wetgeving De lokale overheid heeft een aantal mogelijkheden vanuit de wetgeving om de beschikbaarheid en het openbaar gebruik van alcohol te reguleren: - Drank- en Horecawet: sinds de wetswijziging in 2000 hebben gemeenten meer mogelijkheden voor een effectief preventiebeleid, vooral op het gebied van vergunningverlening. In een vergunning kunnen bepalingen worden opgenomen met betrekking tot sluitingstijden, prijsacties, toegangsleeftijd en bezoekersaantallen. Bij onvoldoende naleving kan de gemeente de vergunning intrekken. Een goede samenwerking met de VWA is van belang, omdat de VWA toezichthouder is voor de Drank- en Horecawet - Voor een betere handhaving van de leeftijdsgrens is ook de bestuurlijke boete van belang. De VWA kan nu een bestuurlijke boete opleggen voor verkopen van alcohol aan kinderen onder de 16 en andere overtredingen van de Drank- en Horecawet - Algemene Plaatselijke Verordening: in de APV kan de gemeente een lokaal juridisch kader scheppen voor de horecasector. Zo kan in de APV een exploitatievergunning voor horeca-inrichtingen verplicht worden gesteld. Bovendien kan de gemeente op basis van de APV alcohol- en drugsgebruik op openbare plaatsen beperken. Dergelijke alcohol- en drugsvrije gebieden kunnen worden ingezet om daaraan gerelateerde overlast op straat aan te pakken (zie onder meer APV Duiven) - Wegenverkeerswet: in het driehoeksoverleg kunnen prioriteiten worden gesteld met betrekking tot controles en voorlichting - een aanvullende maatregel in het kader van alcoholmatiging is het beoordelen van het reclamebeleid in een gemeente: de gemeente kan regels stellen met betrekking tot gevelreclame en steigerdoekreclame.
•
versterking overleg en samenwerking horeca Handhaving bestaat niet alleen uit strikte naleving en controle van regelgeving, het stimuleren van goed overleg met betrokken partijen geeft een steviger, vertrouwensbasis tussen partijen om tot een gezamenlijk effectief matigingsbeleid te komen. Het verdient aanbeveling het overleg en de samenwerking met de horeca in het district te intensiveren en concrete afspraken te maken over de alcoholmarketing, sluitingstijden, toelatingsbeleid en schenkbeleid. Op dit moment is er, intergemeentelijk beschouwd, geen een-
126
heid in de samenwerking tussen gemeente, horeca-vertegenwoordigers en handhavingspartners. Het wordt aan betreffende gemeenten aanbevolen de optie van voorhanden zijnde horeca-convenanten en convenanten inzake ‘veilig uitgaan’ in hun beoordeling van het handhavingsbeleid mee te nemen. •
overleg met en handhaving bij winkeliers veel jongeren in het onderzoek stellen, ofschoon zij nog geen zestien jaar zijn, dat zij aan alcohol kunnen komen via onder meer de supermarkten. Het verdient aanbeveling dat de lokale overheden in overleg gaan met de (ondernemers)verenigingen om te beoordelen hoe de handhaving kan worden verbeterd en overlast kan worden voorkomen.
•
overleg met en handhaving bij sportkantines bij de sportkantines waar dit nog niet het geval is verdient het aanbeveling de betreffende medewerkers en vrijwilligers de IVA-cursus aan te bieden. Doel van deze instructie is kennisvergroting omtrent alcoholgebruik en de mogelijke gevolgen hiervan.
•
beschikbaarheidsvermindering en -controles het blijkt dat beschikbaarheidsbeperking kan bijdragen tot vermindering van alcoholproblemen, mits de regels strikt worden gehandhaafd. Er wordt, zo blijkt uit het onderzoek, niet consequent met de leeftijdsbegrenzing omgegaan. Het komt vaak voor dat jongeren onder de zestien jaar wel aan drank kunnen komen, zowel in supermarkten als horecagelegenheden. Dergelijke beperkingen blijken effectiever dan programma’s die alleen gericht zijn op voorlichting en educatie. Het controleren en handhaven op verkoop aan jongeren onder de 16 jaar gebeurt nu door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), maar die is onvoldoende toegerust om deze taak goed te kunnen uitoefenen. Het is daarom de moeite waard om na te gaan of de gemeente die taak niet actiever en effectiever kan oppakken. Aanbevelingen hierbij zijn: - bij supermarkten en horeca controles uitvoeren met betrekking tot 16- schenken en kopen van alcohol - invoeren van blaastesten aan de deur in horeca om indrinken te voorkomen - striktere controle op handhaving inzake het niet schenken aan bijna-dronken jongeren - samenwerking met organisatoren van feesten om goed aanbod jongerenfeesten (inclusief schoolfeesten) mogelijk te maken met harde voorschriften en controle met betrekking tot alcohol en drugs.
•
versterking signalering en toezicht politie Uit het onderzoek blijkt dat een deel van de jongeren vanwege alcohol- en drugsgebruik tot normovertredend gedrag komt die voor een deel ook tot politiecontacten leidt. Het gaat daarbij niet alleen om overlast, vandalisme en vernielingen, maar ook om (openlijk) geweld. In het kader van het terugdringen van (jeugd)overlast en problematisch (delict)gedrag vanwege overmatig alcohol- en drugsgebruik bevelen wij aan: - de samenwerking tussen politie en scholen in de vorm van schoolagent in het gehele district vorm te geven en te intensiveren (in het kader van ‘veilige school’) - samenwerking met jongerenwerk te intensiveren leidend tot heldere afspraken over bestrijding van (jeugd)overlast mede in relatie tot alcohol- en drugsgebruik; positief voorbeeld hierbij is het project Streetwise in Duiven - de gebiedsagenten meer toezichtsmogelijkheden te geven, niet alleen voor controles op uitgaanslocaties maar ook bij hangplekken, c.q. jeugdverzamelplekken; de informatiepositie van de politie kan hierin worden versterkt - de ouders (vaker) in kennis te stellen indien een jeugdige wordt geverbaliseerd voor alcohol- of drugsgebruik en/of deel uitmaakt van een hinderlijke- of overlast gevende jeugdgroep
127
-
-
in de politie-organisatie de agenten te wijzen op de mogelijke relatie tussen delictgedrag van de jongere van 12 tot 18 jaar en zijn of haar alcohol- en/of drugsgebruik; op het moment van verhoor kan de politie-agent beter doorvragen naar dit gebruik en dit ook systematischer en consequenter registreren op het Landelijk Overdracht Formulier een intensiever toezicht op praktijk van sluitingsuren horecabedrijven en bij afloop grootschalige feesten.
•
versterking betrokkenheid Openbaar Ministerie en Halt In het kader van een al dan niet strafrechtelijk optreden bij alcohol- en drugsgebruik kan de samenwerking met Halt en Openbaar Ministerie worden geïntensiveerd: - relatie delictgedrag van jongeren en alcohol- en drugsgebruik verder in kaart brengen en de reacties hierop afstemmen tussen politie en Openbaar Ministerie - de consequenties van normovertredend gedrag van jongeren die overmatig gebruiken expliciet(er) naar doelgroep communiceren en handhaven - de mogelijkheden van een verwijzing van jongeren tussen 12 en 18 jaar naar Halt vanwege vernieling en vandalisme op grond van alcohol- end drugsgebruik zou nader beoordeeld dienen te worden (zie bijvoorbeeld project ‘Boete of een kanskaart’ in de Achterhoek). De jongeren krijgen dan de mogelijkheid tot verbetering van hun gedrag en de ouderlijke betrokkenheid hierbij is gegarandeerd.
•
monitoring en evaluatie Bij de inzet van de verschillende middelen om een alcohol- en drugsmatigingsbeleid vorm te geven, wordt aanbevolen het proces te monitoren en de effecten van de aanpak te meten. Een evaluatie van de aanpak kan onder meer inzicht geven in: - mogelijke wijzigingen in het gebruik van alcohol en drugs door jongeren over een bepaalde periode - het verloop van het beleids- en uitvoeringsproces, in het licht van bevorderende en belemmerende factoren - de opbrengsten van de aanpak, mede in relatie tot de inzet van instrumenten door de gemeentelijke overheden en samenwerkende partners.
128
Referenties
Abraham, M., H. Kaal en P. Cohen, Licit and illicit drug use in the Netherlands 2001, Amsterdam: CEDRO, 2002 Babor T et al., Alcohol: no ordinary commodity. Research and public policy. Oxford University Press, 2003 Bruin, D. de, e.a., Zwerven in de 21ste eeuw: een exploratief onderzoek naar geestelijke gezondheidsproblematiek en overlast van dak- en thuislozen in Nederland. Utrecht, 2003 Dekker, E. (redactie), Beleid onder invloed, alcoholpreventie in Nederland, STAP, 2006 Dijk, J., van, e.a., The burden of crime in the EU, a comparative analysis of the European survey of crime and safety 2005, 2007 Eijnden, R. en M. Schutten, Aankoop en gebruik van alcoholhoudende dranken door jongeren, IVO, 2005 Hibell B. et al, The ESPAD Report 2003, Alcohol and Other Drug Use Among Students in 35 European Countries, 2004 Hoof, J.J. van, Mixdrankjes uit de supermarkt? Universiteit Twente, 2005 Jong-Mares, N., J. de, Mureau en H. Rexwinkel, Gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de gemeente ..., verslag van een onderzoek onder jeugd, Hulpverlening Gelderland Midden, 2005 Klungers, J., Jonge tieners en alcohol. Onderzoek naar het alcoholgebruik, de bekendheid met merken, het verkrijgen van alcohol en de opvoeding onder jongeren van elf tot en met vijftien jaar, STAP, 2004 Laar, M. van, e.a., Nationale Drug Monitor, Jaarbericht 2005, Trimbos-instituut, Utrecht, 2005 Ministerie van VWS, Alcoholnota, nota over de intensivering van het beleid tegen alcoholmisbruik (2001-2003), 2000 Ministerie van VWS, Beleidsbrief ‘Alcohol en jongeren’, Tweede Kamerstuk, 24 maart 2005 Monshouwer, K., e.a., Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek 2003, Utrecht, 2004 Mulder, J., Lokaal alcoholbeleid, STAP, 2004 Mulder, J., Rommelen met je identiteit, STAP, 2005 Poel, A. van der en D. van de Mheen, Softdrugs in Midden-Holland: een onderzoek naar de omvang en achtergronden van softdrugsgebruik. Rotterdam, 1999
129
Pol, M. van de en E. Duijser, Meting alcoholgebruik jongeren. Onderzoek onder Nederlandse jongeren 10 t/m 15 jaar. Amsterdam: NIPO, 2003 Rodenburg, G. e.a., Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik 2005, IVO Rotterdam, 2007 Roomer, A. Analyse (Risico)Jongeren in Huissen, De Grift, 2005 Roomer, A. en I. Poelmans, Tendens 2004, Alcohol- en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Gelderland, De Grift, 2005 Roomer, A. en I. Poelmans, Tendens 2005-2006, Alcohol- en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Gelderland, De Grift, 2006 Rover, C. de, M. Baalman en M. de Vocht, Wat is normaal in de Achterhoek? Onderzoek naar gokgedrag en gebruik van genotmiddelen door scholieren van het voortgezet onderwijs in de Achterhoek, GGD Achterhoek en De Grift, 2003 Rover, C. de, M. Baalman en M. de Vocht, Alles onder controle? Onderzoek naar gokgedrag en gebruik van genotmiddelen door Groenlose jongeren, GGD Achterhoek en De Grift, 2002
130
Bijlage
Specifieke aandachtspunten per gemeente
In het volgende overzicht wordt kort, in steekwoorden, aangegeven welke aanvullende punten specifiek voor de betreffende gemeente gelden in het kader van een alcohol- en drugsmatigingsbeleid voor jongeren. Het overzicht is expliciet en alleen maar als aanvulling bedoeld, aangezien in onze visie de gemeenschappelijke (hoofd)aanbevelingen juist de basis vormen voor een integrale en intergemeentelijke aanpak.
Aandachtspunten gemeenten Duiven
-
Lingewaard
-
Overbetuwe
-
verder inzicht nodig in omvang specifieke (‘niet-zichtbare’) groepen harddrugsgebruikers afstemming jongerenwerk en verslavingszorg voor jongeren op concrete mogelijkheden beoordelen en (vervolgens) intensiveren nadere beoordeling functie jongerencentrum betreffende openingstijden functie straathoekwerk (i.c. Streetwise) behouden na projectafloop verder ondersteunen van de zorgteams op school voor voortgezet onderwijs, gericht op het signaleren van risicogedrag bij jeugdigen netwerkvorming jeugd uitbouwen, centraal netwerkoverleg 12+ versterking inzet ambulant jongerenwerk, c.q. gespecialiseerde straathoekwerker; meer balans zoeken tussen accommodatiegebonden- en ambulant jongerenwerk toegang en bereik jongerencentra beoordelen (her)beoordeling mogelijkheden jongerenontmoetingsplaatsen relatie met onderwijs in het kader van de Gezonde school beoordelen uitvoering geven aan reeds geformuleerde doelen van gemeente (zie paragaaf 4.2) horeca-convenant hernieuwen voor komende periode IVA-cursus aanbieden voor medewerkers in jongerencentra netwerkvorming jeugd 12+; beleidsmatig en in casusbesprekingen versterking capaciteit jongerenwerk versterking ambulant jongerenwerk mogelijke samenwerking Iriszorg verder beoordelen/initiëren opzet jeugdaccommodatie in Zetten bereik van JC de Uitvlucht beoordelen en opzet (nieuwe) activiteiten IVA-cursus aanbieden voor vrijwilligers in jongerencentra aanbod van grote feestorganisatoren samen met gemeente en politie beoordelen merites van horeca-convenant beoordelen contacten met buurgemeenten zoals Renkum leggen over (probleem)jeugd in Heteren
131
Rijnwaarden
-
Westervoort
-
Zevenaar
-
-
beleidslijnen inzake jongeren ook/meer richten op 12+ netwerkvorming inzake jeugd met relevante partners nadere beoordeling van ontmoetingsplaatsen en voorzieningen voor de jeugd (onder andere sport) versterking voorlichting over alcohol, doorbreking ‘alcoholcultuur’ aanbod van IVA-cursus bestendigen versterking samenwerking met scholen voortgezet onderwijs beoordeling inzet/ondersteuning schoolagent versterking capaciteit jongerenwerk vernieuwing en uitbreiding activiteiten en contacten jongerencentrum beoordeling samenwerkingsinzet JEKK-project en jongerenwerk ontwikkelen en uitvoeren vindplaatsgericht werken en jongerenwerk, stimuleren de jongeren meer op buitenlocatie op te zoeken gezamenlijk (integraal) zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke probleemgevallen; uitbouw van samenwerking gebiedsagenten, veiligheidscoördinator, wijkcoördinator, woningbouwvereniging en wijkraden; jongerenwerk hierin meer als intermediair laten fungeren opstellen van horeca-evenementen en -sanctiebeleid versterking visie en uitvoering gemeentelijk jeugdbeleid ontwikkeling lokaal gezondheidsbeleid versterking gemeentelijke inzet en betrokkenheid; verbetering zichtbaarheid van gemeentelijke werkgroepen ‘integraal jeugd- en jongerenbeleid’ en ‘integraal veiligheidsbeleid’ netwerkvorming jeugd 12+ beoordeling functie nieuwe gecombineerde opzet jeugdvoorziening, c.q. –centrum meer aandacht voor ambulant jongerenwerk, bereik van jongeren op straat versterking samenwerking met relevante partners, waaronder politie, scholen, bureau jeugdzorg, jongerenwerk, JIP, Stichting Thuiszorg Gelderland Midden
132