Leiden we nog de juiste apothekers op voor de toekomst? BO3 Bijeenkomst bij de Universiteit Utrecht op 26 juni 2014
Welkom dagvoorzitter - Maayke Fluitman Maayke Fluitman heet iedereen welkom en bedankt Herre Talsma voor de locatie en het thema. Hierna staat zij stil bij de ontwikkelingen rond de bestuurlijke vernieuwing van de KNMP. Begin juni is er een voorstel voor de verdere formalisering van de sectie BO3 bij het KNMP-Bestuur ingediend. Eind augustus zal er een vervolg gesprek plaatsvinden met een delegatie van de BO3 Klankbordgroep. BO3 is onderdeel van de breedte die de KNMP als vereniging vertegenwoordigt in de farmacie. De leden van BO3 worden uitgenodigd mee te denken over de toekomst van de farmacie. Vandaag staat de vraag centraal: Waar moet de opleiding Farmacie aan voldoen?
Thema deel: 'Leiden we nog de juiste apothekers op voor de toekomst?' Alle sprekers verzorgden hun bijdrage op persoonlijke titel. Introductie op het thema Herre Talsma Universitair hoofddocent Farmaceutische wetenschappen, Universiteit Utrecht Een keer in de 10 jaar vindt er groot onderhoud aan een studie plaats. Het Departement is op dit moment bezig met de toekomstplannen voor 2020. Belangrijke vragen hierbij zijn: Welke kernwaarden zien we? Wat voor niveau willen we? Moet de opleiding meer research gericht zijn of meer op de maatschappij? Hoeveel praktisch en theoretisch onderwijs moeten we bieden? Daarbij zien we dat het belangrijk is om het niveau te bewaken. We hebben last van de grootte van de groepen studenten die de opleiding volgen en we moeten ook rekening houden met de hiermee gepaard gaande kosten. Allemaal vraagstukken die waarschijnlijk vanmiddag op enigerlei wijze de revue zullen passeren. Apotheker van de toekomst Tom Schalekamp, Universitair hoofddocent Farmaceutische wetenschappen, Universiteit Utrecht Ik ben verantwoordelijk voor het huidige onderwijs en zal na mijn pensioen betrokken blijven bij het denken over de komende veranderingen als lid van een strategische commissie. Ik heb geen heel uitgekristalliseerd idee over hoe het curriculum er uit moet zien maar wel een Strategisch plan. De achtergrond van dit plan is dat er ingrijpende veranderingen zijn in de beroepsuitoefening. Toen ik in 2000 hier begon ben ik meteen in een curriculum commissie gekomen. Deze commissie was ingesteld omdat we in een evaluatie een onvoldoende haalden voor het toenmalige curriculum. Toen is het curriculum dus al heel erg veranderd. De veranderingen in het beroep zijn echter verder gegaan. Er heeft ook een grote verandering plaatsgevonden in de geneesmiddelen. De meeste middelen zijn tegenwoordig hoogmoleculair. Ook moet opnieuw worden nagedacht over de link tussen onderzoek en onderwijs. Er wordt heel fundamenteel onderzoek gedaan maar het onderwijs sluit daar niet meer zo goed op aan. We zien daarbij dat de apotheker medeverantwoordelijk is geworden. Een andere ontwikkeling zijn de personalized medicine. We gaan steeds beter in de gaten krijgen waarom individuen anders op middelen reageren. Een punt dat we heel lang hebben vastgehouden zijn de apotheekbereidingen. We moeten accepteren dat dit in de praktijk niet meer in dezelfde mate door alle apotheken wordt gedaan. De kennis van toedieningsvormen en het product blijft echter een belangrijk element van de competenties van de apotheker. Misschien kan je de kerntaak bereiden verbreden tot een kerntaak productzorg. Al deze zaken vormen samen de aanleiding voor het Strategisch plan en het nadenken over aanpassingen in het curriculum. We denken nu aan 2 uitstroomprofielen. Een product- en een zorgapotheker. Dit zijn geen gescheiden werelden. Er is een groot gemeenschappelijk stuk en dat zal er in het onderwijs ook zijn. Ook in de toekomst zullen alleen apothekers bereiden, want dat is een voorbehouden handeling, maar in de praktijk zullen niet alle apothekers meer bereiden. Minder verdiepen op bereiden in het curriculum door alle studenten kan ruimte geven voor andere verdiepingen. 2 jaar van de 3 jaar master is cursorisch onderwijs. We willen dat gaan combineren met duaal leren. Tegelijk willen we voor de zorgapotheker een nauwe samenwerking met geneeskunde. Artsen klagen
1
nogal dat je met apothekers moeilijk over patiënten en aandoeningen kan spreken. De inzet is minimaal een half jaar intensieve samenwerking in onderwijs. Dat zou maken dat de kennis van de apotheker omhoog gaat over patiënten en aandoeningen en de kennis van de arts omhoog gaat over medicatie. Een andere denklijn is dat we niet meer alle studenten binnen willen laten. We willen bij de ingang van de bachelor selectiecriteria inlassen en ook bij de master. Verder vragen we ons af of mensen die een bachelor hebben de maatschappij in kunnen. We zien dat allerlei management dingen prima op HBO niveau gedaan kunnen worden. In de bachelor zouden we veel meer zicht op het apothekers vak moeten krijgen. Anderen zeggen de bachelor is een brede natuurwetenschappelijk opleiding en daar zou het woord apotheker niet eens moeten vallen. Al met al zijn er open vragen en daar werkt de strategische commissie aan. We willen herbronnen op de definitie van de kerntaken van de apotheker. Persoonlijke visie: Curriculum van de toekomst Hoe kijk ik er zelf tegen aan? Dat kan ik illustreren op basis van de taken die we met de curriculumcommissie in 2000 hebben gedefinieerd: • Medicatiebeleid • Farmaceutische patiëntenzorg • Productzorg • Farmaceutische bedrijfsvoering Deze kerntaken zien we nog terug in het huidige curriculum. Farmaceutische bedrijfsvoering komt daarbij echter slechts marginaal aan bod. Hieraan zou ´educatie, praktijkonderzoek en innovatie´ in mijn visie nog toegevoegd moeten worden. Voor we verder kijken naar het curriculum moeten we onszelf vooraf enkele vragen stellen. De eerste vraag is: Wat is de plek van het beroep in het Bachelor-Master systeem? Mag je vanaf het eerste jaar van de bachelor zeggen dat men apotheker wordt of gaat het in de bachelor om een brede opleiding? Zijn we beter af met een zo breed mogelijk opgeleide apotheker? Een bachelor is in principe een brede academische vorming. De master is een (academische) beroepsopleiding. De academische vorming staat centraal, maar dit kan ook heel goed in een farmaceutische context. Ook een arts begint van dag 1 aan de opleiding met het idee ‘ik wordt arts’. Dit geldt voor al dit type belangrijke academische beroepen. Ten tweede is er de transitie in het beroep. De vraag is of de opleiding hierop moet inspelen? Dit lijkt vanzelfsprekend. Ten derde is er de vraag of ‘kennis’ onacademisch is. Zelf hoor ik van studenten, die ik spreek, en uit het veld, dat de studenten die we afleveren niet zo veel van geneesmiddelen weten. We creëren voornamelijk opzoek apothekers. Een arts die 7 minuten voor een patiënt heeft, kan echter ook niet dingen opzoeken. Dat is ‘weet’ werk. Je zou dus willen dat de apotheker een verglijkbaar type bagage heeft. Tegelijk zit daar een spanningsveld met hoe dit past in een academische setting. Een andere vraag is of je je wat moet aantrekken van de wisselingen in de politiek en de beelden van de zorg en de opleiding die daarmee samenhangen. De kracht van de apotheker heeft altijd gelegen in het feit dat hij een breed opgeleide geneesmiddeldeskundige is. Dat moet zo blijven. Dit geldt zowel voor de zorgapotheker als de productapotheker. In de patiëntenzorg is de kennis van aandoeningen belangrijk. Hiermee doel ik op de kennis van biologische systemen; de wisselwerking tussen middelen en het biologisch systeem, voor- en nadelen van geneesmiddelencombinaties, individualized medicine (farmacogenetica). Niet iedere apotheker zal patiëntenzorg gaan doen, maar er zullen wel veel meer apothekers werkzaam zijn in de directe patiëntenzorg. Er zijn taken voor de apotheker bijgekomen. Er moet daardoor ook meer in het curriculum komen. Dit terwijl er druk staat op de lengte van de studie. De vraag is daarom: moeten we een monolithische apotheker opleiden? Van te veel zaken ‘iets’ weten kan ook worden ‘niks weten’. Er zijn ook nieuwe competenties zoals communicatie met de patiënt, maar niet voor alle apothekers. De algemene farmaceutische basis staat vast. De crux zit in de punten die daar bij zijn gekomen.
2
Apothekers opleiden voor de toekomst Marnix Westein, beleidsadviseur Deskundigheidsbevordering, KNMP Ik ben 10 jaar beleidsadviseur/projectleider bij de KNMP en sinds 2 jaar betrokken bij de deskundigheidsbevordering. Ik ben betrokken bij de vervolgopleiding en herregistratie. Daarbij denkt de KNMP natuurlijk ook mee over de opleiding op de universiteiten. Ik zal hier kort ingaan op de wettelijk vastgelegde opleidingseisen, het farmaceutisch opleidingscontinuum, mijn persoonlijke ontwikkeling als BO3 apotheker en mijn visie op de apothekers van de toekomst. Als we kijken naar het wettelijk kader zien we dat het Besluit opleidingseisen ingaat op de kennis en vaardigheden die de apotheker moet leren op de universiteit. Er worden veel kennisgebieden genoemd van geneesmiddelen en metabolisme tot structuur en financiering van de gezondheidszorg. Wat ik mis in dit lijstje is de patiënt. Deze staat wel in het Besluit opleidingseisen, maar bij de vaardigheden. De apotheker moet voorlichting en advies kunnen geven omtrent het gebruik van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen aan zorgverleners en patiënten. De discussie over de competenties van de apotheker loopt niet alleen in Nederland maar ook Europees. Er loopt tot september een enquête over de competenties die men belangrijk vindt voor de apotheker. U kunt allen deze enquête invullen via: https://www.surveymonkey.com/s/pharqasurvey1 (De vragenlijst is in het Engels gesteld; invullen vraagt circa 15-20 minuten. Invullen kan tot september 2014) Een vraag die we ons kunnen stellen is, moet de apotheker eerst academicus zijn of eerst apotheker? De apotheker zie ik vooral als bèta met een stukje gamma. Ik denk dat je vanaf de start van je opleiding als academicus naar je vak moet kijken. Na de universiteit kan je je verder specialiseren of bekwamen. We hebben de specialismen van ziekenhuis- en openbaar apotheker. De industrieapotheker kent een aantal subspecialiteiten. Bij de BO3’ers is de diversiteit nog weer groter. De vaardigheden die men gebruikt zijn wel typisch die van de apotheker. In het Handvest van de apotheker zien we dat de basiskennisdomeinen van de apotheker de chemie, biologie en psychologie zijn. Dit schuift al meer van bèta naar gamma. De Variation on Blooms taxonomy for distinguishing learning activities laat zien welke niveaus van kennis er zijn. Je kan kennis tot je nemen, begrijpen en toepassen. Van een academicus verwacht je ook dat hij de kennis kan analyseren en onderzoeken en ook weer nieuwe kennis kan genereren. De eerste 3 niveaus van kennis voelen in dat opzicht meer als HBO. Het vierde als academisch. Het CanMEDSmodel is een universeel model voor zorgprofessionals. Van de zorgprofessional verwacht je niet alleen kennis, maar ook een bepaalde houding en bepaald gedrag. Belangrijk is dat je je als apotheker blijft ontwikkelen. Je studeert 6 jaar, je specialiseert je 2 jaar, maar moet dan nog 30 jaar door. Dat betekent dat je je moet blijven ontwikkelen. Het Model for continuous professional development stelt dat je begint met reflectie op jezelf of een beoordeling van iemand anders van je competenties. Vervolgens kijk je planmatig wat je wil leren en ga je nascholen om daarna wat je geleerd hebt weer te gebruiken voor je werk. Dit model klinkt logisch, maar blijkt in de praktijk een uitdaging om structureel uit te voeren. Als ik kijk naar mijn eigen continue ontwikkeling dan liggen de scholingen die ik heb gevolgd vooral op het gebied van beleid en management. Dit zal heel anders zijn dan bij een zorgapotheker, maar tegelijk misschien wel heel passend voor de BO3 apotheker die ik ben. Ik ben apotheker, ik ben professional en academicus. Ik ben echter geen professional in de individuele gezondheidszorg. Op de test van de Vervolgopleiding scoor ik niet goed genoeg. Voor de apotheker van de toekomst denk ik dat het kennisdomein zal opschuiven van bèta richting gamma. Het vak wordt meer patiëntgericht, (psychologie), meer klinisch denken en handelen en meer samenwerking met geneeskunde. De apotheker blijft daarbij academicus én zorgprofessional. We
3
moeten ons daarbij voorbereiden op verdere specialisaties. Dit kan door het ontwikkelen van de CanMEDS competenties, maar ook bijvoorbeeld door stages te verdiepen tot co-schappen. Post-Academisch is er ook genoeg te doen. Ik denk hier aan specialisten in de eerste- en tweedelijns zorg, netwerken van apothekers met bijzondere bekwaamheden en het stimuleren van lifelong learning. Leiden we nog wel de juiste apothekers op voor de toekomst? Diana van Riet-Nales, Senior beoordelaar CBG Chemisch Farmaceutische beoordelingen Ik ben senior beoordelaar bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Op dit moment houd ik me vooral bezig met internationale beleidsvorming, de peer review van beoordelingsrapporten over de kwaliteitsaspecten van geneesmiddelen op internationaal niveau, de afronding van mijn promotieonderzoek aan de Universiteit van Utrecht op het gebied van kinderformuleringen en de Commissie Praktijk. Deze commissie is ingesteld om het CBG onafhankelijk te adviseren over alle praktische aspecten die een goed en veilig geneesmiddelgebruik kunnen bevorderen. Het CBG beoordeelt en bewaakt de werkzaamheid, risico's en kwaliteit van geneesmiddelen voor
mens en dier. Ook beoordeelt het CBG de veiligheid van nieuwe voedingsmiddelen voor de mens. Die beoordeling geschiedt aan de hand van een registratiedossier. De informatie in dat dossier is de afgelopen jaren enorm toegenomen in volume en daarmee ook in mate van detail en complexiteit. De eisen waaraan de informatie in het registratiedossier moet voldoen zijn inmiddels internationaal geharmoniseerd, niet alleen binnen Europa, maar soms ook met Japan en de VS. Het registratiedossier bestaat uit 5 verschillende modules die samen schematisch weergegeven kunnen worden als een piramide. Kwaliteit staat aan de basis van de piramide. Het waarborgt dat iedere batch van een geneesmiddel die in de handel wordt gebracht over dezelfde eigenschappen beschikt als de batch(es) van het geneesmiddel waarvan de werkzaamheid en risico’s door middel van onderzoek zijn bewezen. Slechts een beperkt deel van de informatie die in het registratiedossier is opgenomen over de kwaliteit van een geneesmiddel wordt openbaar gemaakt aan de patiënt en beroepsbeoefenaar via de wetenschappelijke en patiëntenbijsluiter, kortom in de meest frequent door u geraadpleegde bronnen. Een geneesmiddel krijgt een handelsvergunning (registratie) als er een positieve balans is tussen de werkzaamheid en de risico’s van dat geneesmiddel en een adequate en consistente kwaliteit is aangetoond. Om dit te beoordelen is kennis nodig van de patiënt, de werkzaamheid en risico’s van het geneesmiddel en het gebruik in de dagelijkse praktijk. Ik denk niet dat het per se nodig is voor mijn functie om apotheker te zijn. Ik vind dat het wel meerwaarde heeft dat ik apotheker ben. Omdat ik kennis heb van èn de patiënt/beroepsuitoefening èn het product en zo goed in staat ben om te bedenken of bepaalde problemen in de praktijk mede kunnen worden opgelost door andere eisen te stellen aan het geneesmiddel bij registratie, of omgekeerd, de potentiële gevolgen te bedenken van bepaalde besluiten bij registratie voor de patiënt en beroepsbeoefenaars. Kennis van het domein van de patiënt en het product is bijvoorbeeld handig bij de tekorten die steeds vaker ontstaan door productieproblemen, farmacovigilantie problemen of de CMR alerts. In het verleden heeft die kennis ook geleid tot een aantal duidelijke resultaten. Zo hebben klachten van patiënten over de breekbaarheid van tabletten geleid tot nader onderzoek op dat gebied door het RIVM. Dat onderzoek heeft aan de wieg gestaan van een monografie in de Europese Farmacopee die nu eisen stelt aan de breekbaarheid van tabletten. Persoonlijke ervaring Ik sta stil bij mijn persoonlijke ervaring. Ik zit in een Europese werkgroep over de kwaliteit van geneesmiddelen, de QWP. De groep bestaat uit circa 40 experts. De meeste experts zijn organisch chemicus, een aantal apotheker. De apothekers hebben duidelijk toegevoegde waarde in de discussies. Zij voegen hun kennis toe van de aspecten uit de patiëntenpraktijk in hun land. Zij blijven onderstrepen dat het bij de toelating van geneesmiddelen tot de markt in eerste instantie gaat om de volksgezondheid en pas daarna om de chemie, wetenschap of compliance aan de guidelines. Tegelijk zie ik dat de kennis die ik heb van organische chemie niet meer voldoende is. Ik moet hiervoor echt weer de boeken in.
4
Voor de toekomst van de master opleiding farmacie / apotheker, denk ik dat apothekers alleen maar een rol blijven hebben in de Nederlandse gezondheidszorg als die iets toevoegt aan die van anderen. Apothekers kunnen de verbindende schakel vormen tussen hen die verstand hebben van het product en de chemie en hen die verstand hebben van de patiënt. Als we er als apothekers voor zorgen die brugfunctie goed te kunnen vervullen d.w.z. een goede balans te vinden tussen kennis van het product en kennis van de patiënt, dan denk ik dat we als apothekers ons bestaansrecht zullen houden. Als je teveel opschuift naar de ene of de andere kant, dan ben ik bang dat je aan dat bestaansrecht morrelt. Bij nieuwe sollicitanten zie ik dat apothekers veel minder weten van chemie en bereiden dan nu voor mijn functie nodig is. Artsen kunnen het stukje farmacotherapie er wel bij hebben. Chemici en biologen stellen nu al veel te weten van de patiënt. Allemaal zullen ze apothekers nodig blijven hebben om de brug tussen hen te slaan. Leiden we nog de juiste apothekers op voor de toekomst? - Perspectief ziekenhuisfarmacie Marloes ten Brink, ziekenhuisapotheker Leids Universitair Medisch Centrum Ik ben in 2007 afgestudeerd in Groningen. Vervolgens ben ik de opleiding tot ziekenhuisapotheker gaan doen in het LUMC. In september hoop ik mijn promotie af te ronden die ik onder de faculteit Geneeskunde doe. Daarnaast ben ik betrokken bij het ontwikkelen van het curriculum voor Leiden. We vragen ons af waarom er behoefte is aan een apotheker. Ik heb dit ook gevraagd aan artsen. Zij noemen bijvoorbeeld de meerwaarde voor kwetsbare patiënten of bij vragen over toediening, dosering of beschikbaarheid. Vraagstukken waarvoor de deskundigheid van de apotheker nodig is. Productie was en is een belangrijk onderdeel in de ziekenhuisapotheek, maar productie neemt af. De apotheker verandert van rol en wordt meer behandelaar. De basiskennis m.b.t. productie blijft voor een ziekenhuisapotheker echter essentieel. Het gaat om kennis van product en patiënt. De apotheker is geneesmiddelen specialist en daarvoor heb je een sterkte wetenschappelijk basis nodig. Deze wordt gelegd in de bachelor. Het gaat bijvoorbeeld om kennis van product en analyse, ziekten en aangrijpingspunten van geneesmiddelen en farmacokinetiek. Farmacokinitiek is iets wat ons goed ligt. Ik zag daarop meteen mijn meerwaarde in het ziekenhuis. Die kennis is heel mooi, maar je moet de boodschap wel kunnen overbrengen aan de dokter. Je moet sterk in je schoenen staan, want dat doet de arts ook en een teamspirit hebben, want je moet veel met de verpleegkundigen op de afdeling werken. Ook in de opleiding tot ziekenhuisapotheker werkt men met het CanMEDSmodel. Daarin zie je ook de rollen terug die voor een ziekenhuisapotheker van belang zijn. Die rollen moeten ook al aan bod komen in de basisopleiding. Er moet ook duidelijk zijn waarom je dingen leert. Waarom is iets relevant? Als je dat niet weet is dat zonde. De relevantie van iets weten motiveert. Je bent de geneesmiddelspecialist en daarin veel sterker dan de dokter. Naast dat je goede kennis hebt, heb je ook veel vaardigheden nodig om die kennis over te brengen. Leiden we nog wel de juiste apothekers op voor de toekomst - Persoonlijke visie Rob Bussink, Market Access & Legal Affairs manager, Novo Nordisk B.V. Na een paar jaar gewerkt te hebben in de openbare farmacie ben ik bij Brocacef gaan werken. Nu werk ik inmiddels al weer 17 jaar bij Novo Nordisk. We zijn bij Novo Nordisk leveranciers voor het werk van Diana Riet-van Nales. Bij de verkooporganisaties van de industrie werken heel veel mensen op dit vakgebied. De chemische achtergrond van de apotheker is hier uiterst handig. Apothekers willen altijd weten ‘wat doet het lichaam met die stof. Toen ik bij Novo kwam werken’, stonden de biotechnologische bereidingsprocessen nog in de kinderschoenen. Quality vraagt specifieke kennis. Als je kijkt waar je in een bedrijf mee in aanraking komt dan gaat het ook om informed consent en dan leest de apotheker het met andere ogen dan een chemicus. Ik heb pas een recall meegemaakt. Dan besef je wat dat voor ingrijpende betekenis dat heeft voor de patiënt, maar ook voor anderen in de keten.
5
Market Access is een vak dat geheel niet aan de orde komt in de opleiding. Dit gaat er om of het product zo wordt beoordeeld dat het in het verzekerde pakket wordt opgenomen. Het gaat om doelmatigheid. Je zou in de opleiding dus ook aandacht moeten besteden aan het denken in termen van zinnig en zuinig. Als apotheker moet je ook inzicht hebben in bekostigingsmodellen. Je moet weten wat dit inhoudt en wat de gevolgen daarvan zijn. Je moet ook weten hoe de zorg werkt en welke partijen er bij de zorg betrokken zijn. Een ander terrein van Market Access is lobbyen. Dit is een activiteit waarmee je als je er transparant over bent veel kan bereiken. Een ander belangrijk element dat in de opleiding zou moeten zitten is ethiek. In zorg heb je heel veel met ethiek te maken. Bijvoorbeeld ook bij vragen om dingen te sponsoren. Er zijn veel competenties belangrijk voor de rol die ik bij Novo vervul die kenmerkend zijn voor een apotheker. Analytisch denkvermogen is belangrijk. Zelfreflectie is een sterke kant van de apotheker. Communicatieve vaardigheden zijn heel belangrijk. Net als netwerken en het hebben van politiek inzicht. Als ik mij de vraag stel ´moet je apotheker zijn op deze functie?´ dan is het antwoord ´nee´, maar het is wel heel erg handig. Zowel de farmaceutische kennis, als de farmaceutische kennissen zijn zeer nuttig. Artsen praten vaak makkelijker met artsen. Notarissen met notarissen. Apothekers in de zorg vragen naar de apotheker want die spreekt dezelfde taal. Een apotheker heeft wat met patiënten, een visie op en gevoel met zorg, is zorgvuldig, nauwkeurig en analytisch, heeft een ethisch denkkader en de relevante kennis. Discussie met de zaal Zaal: Iedereen is nu aan de slag met het CanMEDSmodel. Ik vraag me af waarom hanteren we niet de continuancy benadering uit dit model? Wat zij gedaan hebben is niet te starten met het vak van medicus, maar te kijken naar de ontwikkelingen in de samenleving. Vervolgens hebben ze gekeken naar welke rol we daarbij spelen en welke verschillende specialisten en andere zorgverleners er zijn. De vraag is of je niet zo veel mogelijk zou moeten uitgaan van die 7 competenties van CanMEDS. Als je kijkt naar de problemen in de zorg dan gaat het vaak niet om kennis, maar om communicatie en samenwerking. Tom Schalekamp: Ik heb het vooral over de inhoud gehad, maar het is zo duidelijk dat de CanMEDS competenties belangrijk zijn voor academici. We gaan daar wel vanuit. Er zit onderwijskundig veel meer onder de zaken die ik heb benoemd. We zullen in de toekomst nog meer dan nu gaan opleiden op basis van vaardigheden. Zaal: De vraag is welke terreinen er zijn waar de apotheker nog meer meerwaarde kan hebben. Tom Schalekamp: Sommige dingen zijn zo algemeen. Bijvoorbeeld communicatie. Dat gaat niet veranderen. Zaal: Ik zie nadruk op individueel en groepsfunctioneren van zorgverleners op basis van de 7 CanMEDS gebieden in het ziekenhuis. De kans is groot dat dit ook gaat gelden voor de apotheker. Zaal: CanMEDS is de basis voor de Vervolgopleiding tot openbaar apotheker specialist. We zien nu echter dat CanMEDS zich verder ontwikkelt. Dit is niet meer de CanMEDS uit de jaren ‘90 het is echt een model van continuing education. De toetsing van professionals is ook genoemd. In de Vervolgopleiding zit een 360 graden feedback. Je zorgt dat professionals in staat zijn tot het geven en gebruiken van feedback. Zaal: Op de website van KNMG staat al dat ze er actief mee aan de slag gaan. Maayke Fluitman: Is ten aanzien van de opleiding de TKV van de apotheker duidelijk genoeg over waar je voor gaat opleiden? Sluit waar de leden van de KNMP denken dat het naar toe gaat en waar de universiteit denkt dat het naar toe gaat voldoende op elkaar aan? Marnix Westein: Het wordt vanaf 2015 verplicht als openbaar apotheker om iets te doen aan feedback. Dat kan zo’n 360 graden feedback zijn maar ook iets anders.
6
Zaal: Tom Schalekamp haalt productkennis en bereiden uit elkaar. Tom Schalekamp: Er zijn stemmen die het vak Bereiden willen afschaffen. Zij stellen dat je productzorg heel goed kan leren zonder te bereiden. Als je nieuwe dingen wil opnemen in het curriculum moet er ook iets af. Het gaat om kennis van het product èn kennis van bereiden. Er wordt nu heel veel tijd besteedt aan het bereiden zelf, maar het gaat ook om de kennis. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je een tablet fijnmaalt of een stof in een zetpil stopt? Zaal: In hoeverre is gedacht over het opsplitsen van de faculteit? Zorg naar geneeskunde en product naar de chemie? Tom Schalekamp: Hier wordt over nagedacht, maar de vraag is of de kracht niet juist ligt in wat men bindt. Vraag is dan niet hoe communiceer je met artsen maar hoe communiceer je met andere apothekers. Zaal: Ik zie met belangstelling de ontwikkelingen in Leiden. Goed dat deze ontwikkeling er is. Wel apart hoe dit gaat ism de Universiteit van Utrecht en Groningen. Blijkbaar is het wel een master die nog anders is dan de master die hier gegeven wordt. De vraag is hoe gaan we de samenwerking met geneeskunde oplossen. In Leiden kan dat vrij eenvoudig, maar geneeskunde wordt veel meer verspreid in het land aangeboden. Tom Schalekamp: Nu wordt al 1 week gemeenschappelijk onderwijs gevolgd met geneeskunde. Dat is mooi, maar alle 3 de farmacieopleidingen zouden met geneeskunde samen moeten werken en alle farmacie faculteiten zouden daarover ook samen om tafel moeten gaan zitten. Marnix Westein: Met de universiteiten is er over gesproken. In Maastricht en Rotterdam zit geen farmacie faculteit en er zijn 6 keer zo veel artsen als apothekers. We moeten ook de vraag stellen is dit een probleem dat geneeskunde ook zo ervaart. De vraag is ook moet je samen zijn opgeleid om samen te kunnen werken. Het gaat om dezelfde taal spreken en weten van elkaar wat je doet. Dat kan ook anders. Arnold Vulto geeft bijvoorbeeld in Rotterdam veel onderwijs aan geneeskunde studenten. Zaal: Onderzoek in het buitenland naar het verborgen curriculum laat zien dat samen studeren werkt, maar dat het ook kan doorslaan. Daarom vallen specialisten elkaar bijvoorbeeld niet af. Maayke Fluitman: Zijn wij als apothekers alleen maar aan het kijken hoe leggen we de link met de arts en niet hoe leggen we de link met het bio-systeem en de mens? Zaal: De distributie kan bijna helemaal worden vervangen door de robot. Is er duidelijk wat de patiënt van de apotheker wil? Maayke Fluitman: Ik denk dat er heel veel competenties zijn benoemd die laten zien wat de apotheker brengt qua veiligheid, kwaliteit en kennis. Dit zou een antwoord kunnen zijn op welke waarde je hebt. Zaal: De eerste praatjes waren vooral patiënt gericht. De laatste praatjes hadden veel meer de focus op het product. Beide domeinen zie ik ook in mijn werk. Beiden zouden terug moeten komen in de basisopleiding. Zaal: In je opleiding heb je leren denken. Denken en onderzoeken. Hoe kijk je aan tegen het experiment? Martijn Aslander heeft daar een leuke presentatie over. Er moet meer geklooid worden. Zowel met het product als met de patiënt. Tom Schalekamp: De jaren die we op het laboratorium doorbrachten in onze tijd, zijn er niet meer. Zaal: Academisch leren nadenken vraagt ook om het experiment. Tom Schalekamp: Leren nadenken doen we nog steeds en wel met probleem gestuurd onderwijs. Het gaat echter anders dan jaren geleden.
7
Zaal: Ik mis in het hele verhaal het bewaren van geneesmiddelen. Geneesmiddelen zijn heel erg veranderd. Dat stelt hele andere eisen aan bewaring en transport. Middelen zijn ook steeds langer onderweg naar ons vanuit de productielanden en ook mensen reizen steeds meer. Op de vraag van de patiënt ‘het heeft zo en zo lang uit de koelkast gestaan, kan ik het nog gebruiken’, heeft de apotheker geen antwoord. Tom Schalekamp: Dat is nu juist de productzorg, los van bereiden, die voor elk soort apotheker relevant is. Zaal: Ik weet dat de universiteit heel erg bezig is met selectie en matching. Wereldwijd verandert het beroep. Ik heb dat ook weer gehoord bij een congres in Orlanda waar ik net ben geweest. Mensen die zich nu aanmelden voor farmacie hebben het oude beroep nog in hun hoofd. Bij selectie en matching zou moeten worden gekeken of de studenten de benodigde vaardigheden zich wel eigen zullen kunnen maken. Tom Schalekamp: We mogen nog niet selecteren. Dat mag vanaf 2016. We matchen nu al wel en hebben daar inmiddels heel veel ervaring mee. We lopen dus voor. We trekken juist te veel mensen aan die alleen denken aan patiëntenzorg en niet aan de chemie. Het beeld is dus niet te veel gebaseerd op het oude beroep, Zaal: Het is essentieel dat de studenten alle werkterreinen van de apotheker in beeld krijgen. We zien bij stagiaires dat studenten vooral denken aan de openbaar apotheker. Tom Schalekamp: Cursorische boeken zijn redelijk algemeen en wijzen niet naar de openbare farmacie, maar het beeld van de student is wel zo. Maayke Fluitman: We willen als BO3 graag uitdragen waar studenten allemaal terecht kunnen komen. We willen als BO3 ook een structuur neerzetten voor studenten die eens bij een BO3’er willen komen kijken. Zaal: Als je kijkt naar die 2 specialismen waar je op uitstroomt, in hoeverre kan je dan nog switchen naar het andere profiel. Tom Schalekamp: Nu zitten er in de studie 20 weken op een bepaald profiel. Het idee is dat je die kennis na de opleiding door zelfstudie eventueel kan overbruggen. We hebben nu gesteld dat de kennis van studenten over het product beter zou kunnen, dat horen we van de zorgapothekers echter ook. Herre Talsma: Ik heb een stelling: de apotheker moet wetenschapper worden en dan kan hij zich de rest later eigen maken.
Zeepkist: Nanne Dodde, apotheker/directeur 3ND De laatste 5 jaar houd ik me bezig met de begeleiding van medisch specialisten in ziekenhuizen en ontmoet daar ook apothekers. Onze ervaring - ik doe dit met een partner daarom zeg ik onze- is dat juist de kwaliteiten en competenties die zorgprofessionals hebben -zoals scherp denken en snel kunnen beslissen- samenwerken in de weg kunnen staan. Met name het snel oordelen zonder voldoende vragen te stellen, is geen goede basis om samen te werken. Dit ligt vaak ten grondslag aan
een groot aantal problemen in de samenwerking in de zorg. Ik heb in Leiden gestudeerd. Een van mijn opleiders was Herre Talsma. Ik heb tijdens mijn studie al getwijfeld of het de juiste studie was. Ik ben na mijn studie in militaire dienst gegaan en daarna het bedrijfsleven in. Ik ben als kwaliteitsapotheker begonnen. Na 2 jaar kon ik hoofd van de afdeling worden, waarbij ik er hele andere verantwoordelijkheden bij kreeg waar ik weinig tot niets vanaf wist. worden. Daar ga je met je kennis. Dan moet je mensen aansturen. Ik ben die kant op gegaan en aanvullende opleidingen gaan doen, op het gebied van bedrijfskunde en marketing. Ik heb nog 2 jaar klinisch onderzoek gedaan. Ik ben vervolgens de commerciële kant op gegaan. Bij Astra Zeneca in de
marketing en daarna bij Pfizer als Sales Directeur. Daar heb ik geleerd wat het betekent om een 8
verandering naar meer klantgerichtheid met elkaar door te maken, maar veranderen in een klantgerichte organisatie dat doe je niet zo maar. 5 jaar geleden wilde ik mijn kennis ook naar de zorg brengen. Van veel bevriende artsen en
apothekers vernam ik de problemen die er waren in de samenwerking en op het bedrijfskundige vlak. Ik ben elke dag bezig zorgverleners te begeleiden in groepen op het gebeid van leiderschapsontwikkeling en organisatieontwikkeling. Puur vanuit de praktijk. Daarnaast geef ik les op het Jan van Es Instituut, Nyenrode en Beeckestijn Business School. Als laatste zit ik ook in de Raad van Toezicht van een paar gezondheidscentra. Een plek om vragen te stellen. Ook vanuit die wereld zijn er huisartsen- en apothekersgroepen die me vragen aan hen ondersteuning te geven bij de bedrijfsvoering. We merken hoe lastig het is om, in interactie met elkaar, te vertellen waar het op staat. Men benoemt niet wat er is. Een vriend van me is mediator in de zorg. In de zorg zijn de meeste conflicten. Volgens mij heeft dat met de opleiding te maken. Naast de vaktechnische competenties moet er dus aandacht zijn voor andere competenties die op het vlak liggen van communicatie, samenwerken en organisatie.
Afsluiting door Maayke Fluitman Maayke Fluitman bedankt alle sprekers en deelnemers voor hun bijdrage en wijst op de data van verschillende bijeenkomst. Donderdag 30 oktober is de volgende BO3 Bijeenkomst met als thema Innovatieve Geneesmiddelen. Van 11 t/m 27 november zijn de Districtsledenbijeenkomsten. Maayke Fluitman doet een oproep aan alle BO3’ers om daar een kijkje te nemen. Het KNMP Congres is dit jaar op dinsdag 7 oktober.
Meet, greet and eat Aansluitend aan de bijeenkomst is er gelegenheid om te netwerken onder genot van een lichte maaltijd.
9