Lef om te kiezen
Lef om te kiezen
Geschreven door het Economisch Bureau van ABN AMRO
Ecomomische vooruitzichten van de regio Rotterdam
Lef om te kiezen
Lef om te kiezen
Geschreven door het Economisch Bureau van ABN AMRO
Ecomomische vooruitzichten van de regio Rotterdam
Economisch Bureau
Inhoudsopgave
Pagina
Onderwerp
2
Samenvatting
3
De Rotterdamse economie; internationaal gericht en conjunctuurgevoelig
4
Vooruitzichten voor de wereldeconomie
5
De Nederlandse vooruitzichten
6
De Rotterdamse economie 2005-2008: het basisscenario
7
Als het even tegenzit: een alternatief scenario
8
Lef om te kiezen, bij ondernemer én overheid
9
Grijs Rotterdam
10
Rotterdam, wereldstad in een wereld die steeds sneller verandert
12
Ondernemers staan voor belangrijke strategische keuzes …
13
... net als het Rijk, de provincies en de gemeenten
14
Tot slot
1
Economisch Bureau
Samenvatting
Na een moeilijke tijd zit de Nederlandse economie en die in Rotterdam in het bijzonder eindelijk weer in de lift, maar echt hard gaat het allemaal nog niet. Voor de komende jaren verwachten we gemiddeld 2½% groei. Zit het een beetje tegen dan zal de gemiddelde groei zelfs niet hoger zijn dan 1%. De regio Rotterdam zal het daarbij niet beter doen dan de andere Nederlandse regio’s. De ervaring leert namelijk dat Rotterdam het doorgaans slechter doet tijdens periodes van laagconjunctuur, terwijl men het niet beter doet tijdens periodes van hoogconjunctuur. Nu het economisch herstel veel minder sterk is dan voorheen en bovendien veel langzamer gaat, staan ondernemers voor moeilijke strategische keuzes. Welke activiteiten zijn en blijven levensvatbaar, welke zaken kunnen beter worden afgestoten? Moet ik in deze tijd mijn kosten minimaliseren of moet ik juist investeren om te kunnen profiteren wanneer de economie weer wat aantrekt? Verbetering, vernieuwing en nog beter inspelen op de wensen van de klant lijken noodzakelijke voorwaarden om ook in de toekomst mee te kunnen blijven doen. Het succes van bijvoorbeeld de Senseo en scheerapparaten met een vleugje Nivea toont aan dat het niet altijd hoeft te gaan om hoogwaardige technologische vindingen en evenmin om producten die het resultaat zijn van zeer grote investeringen in een tijd dat producenten op de kleintjes moeten letten. De overheid kan haar steentje bijdragen door het juiste ondernemersklimaat te scheppen. Vermindering van zowel de financiële als de administratieve lasten is daarbij belangrijk, maar ook een verbetering van het woon-werkklimaat en een betere aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven zijn van belang. Gelukkig onderkent de plaatselijke politiek de noodzaak om ondernemers te ondersteunen en inmiddels zijn er samen met mensen uit het bedrijfsleven dan ook al een aantal goede initiatieven genomen. Lef om te kiezen is niet alleen belangrijk om mee te kunnen profiteren van de aantrekkende conjunctuur, maar is ook van belang voor de langere termijn. Als gevolg van een steeds verdergaande technologische ontwikkeling en een vermindering van handelsbarrières is de globalisering van de wereldeconomie in sneltreinvaart gekomen. Landen als China, India en Rusland vormen een bedreiging, maar leveren ook kansen, zeker voor Rotterdam dat natuurlijk een sterke rol speelt bij de distributie en de handel in Nederland. Het scheppen van de juiste voorwaarden is ook hier het beste wat de overheid kan doen. De grootste uitdaging in dit geval is waarschijnlijk de scholing van de veelal jonge allochtone Rotterdammers. Dit verlaagt de werkloosheid, verbetert de leefomgeving en voorkomt een tekort aan goed opgeleide arbeidskrachten. De Rotterdamse aanpak om beleidsmakers, onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven bij elkaar te brengen om zo tot een soort kruisbestuiving te komen, is een verstandig initiatief. Waakzaamheid is geboden bij het gekozen ambitieniveau met betrekking tot de economische toekomst. Ideeën moeten wel een goede kans van slagen hebben. De keuze voor een flink aantal nieuwe bedrijfstakken waarin men het helemaal wil gaan maken, is te veel van het goede. Veel meer dan nu het geval is, moet gekeken worden naar de huidige productiestructuur en gekozen worden voor die industrieën en dienstverleners die ook over twintig jaar nog aan de top staan. Hiervan profiteert uiteindelijk de hele Rotterdamse economie.
2
Economisch Bureau
Lef om te kiezen Het zijn woelige tijden. Niet alleen sociaal en politiek, maar ook economisch. De recessie is achter de rug, maar het herstel van de Nederlandse economie gaat met horten en stoten. De toegenomen wereldhandel is onmiskenbaar een impuls voor onze uitvoer, maar de binnenlandse vraag blijft een zorg. Dat geldt zeker nu de gespannen politieke verhoudingen het consumentenvertrouwen verder onder druk zetten. Wat zit er de komende jaren voor Nederland in het vat en wat betekent dit voor de regio Rijnmond? Wat zijn de vooruitzichten voor de lange termijn? Gaat Rotterdam profiteren van de globalisering van de wereldeconomie en hoe kan de regio zich het best voorbereiden op de veranderingen? In deze publicatie 1 proberen we antwoord te geven op deze vragen.
De productiestructuur van Rotterdam De toegevoegde waarde van de Rotterdamse economie bedraagt ruim vijfendertig miljard euro, ofwel bijna 9% van het Nederlandse totaal. Ter vergelijking: qua landoppervlakte gaat het slechts om 3,5%. Van de toegevoegde waarde wordt ongeveer een achtste gerealiseerd in de categorie ‘vervoer, opslag en communicatie’. Dit is ongeveer net zoveel als de bijdrage van de handel. Het aandeel van de genoemde sectoren is in Rotterdam beduidend groter dan in Nederland. Hetzelfde geld voor de financiële instellingen. Op gepaste afstand van de regio Amsterdam is Rotterdam het tweede financiële centrum van Nederland. Productiestructuur o.b.v. toegevoegde waarde
Landbouw , bouw - en delfstoffen
De Rotterdamse economie; internationaal gericht en conjunctuurgevoelig Wie Rotterdam zegt, zegt haven en wie haven zegt, zegt Rotterdam. Hoewel de plaatselijke economie veel gevarieerder is dan het bovenstaande doet vermoeden, drukt de aanwezigheid van de haven een duidelijke stempel op de produc2 tiestructuur van de Rotterdamse regio . ‘Vervoer, opslag en communicatie’ en ook de handel, industrie en zakelijke dienstverlening leveren een aanzienlijke bijdrage (zie box). Mede als gevolg van deze grote bedrijvigheid is het relatieve aandeel van de publieke sector in de regio bescheiden. Terwijl in Nederland gemiddeld een kwart van het totale Bruto Binnenlands Product (BBP) afkomstig is van de publieke sector, gaat het in Rijnmond om slechts een vijfde. Door zijn kenmerkende productiestructuur is de Rotterdamse regio relatief gevoelig voor conjuncturele veranderingen. Vooral als deze het gevolg zijn van een kwakkelende wereldhandel. De recessies in de jaren zeventig en begin jaren tachtig hebben in Rotterdam meer dan evenredig geleid tot een daling van de toegevoegde waarde. Hetzelfde geldt voor de perioden van laagconjunctuur in 1987 en in 1993. Opvallend genoeg viel de groei tijdens economische bloeiperiodes vaak niet hoger uit dan gemiddeld. Ging het in de afgelopen dertig jaar slecht met Nederland, dan ging het nog slechter met Rotterdam. Bij voorspoed presteerde Rotterdam echter niet beter dan gemiddeld.
Industrie, openbare nutsbedrijven Handel, vervoer,opslag en communciatie
Financiële instellingen
Zakelijke dienstverlening Overheid Onderwijs Zorg
Het aandeel van de twee grootste contribuanten aan de toegevoegde waarde, de industrie met 16% en de zakelijke dienstverlening met 20%, is ongeveer net zo groot als in de rest van Nederland. Relatief ondervertegenwoordigd in de regio is de landbouw, de gezondheidszorg en vooral de categorie ‘openbaar bestuur’. De regio kent derhalve in vergelijking met andere gebieden weinig ambtenaren.
De economische ontwikkelingen in de afgelopen jaren tonen nog eens de Rotterdamse afhankelijkheid van de wereldhandel aan. De groei van de wereldeconomie bereikte net als die van de Verenigde Staten al in 2001 zijn dieptepunt. In dat jaar lag de economische groei in Rotterdam 0,5% onder het Nederlandse gemiddelde. In de daaropvolgende jaren was juist sprake van het omgekeerde. Na een kleine opleving begin 2002 kreeg Nederland in 2003 te maken met een stevige recessie die resulteerde in een krimp van het BBP met 0,9%. Tegelijkertijd bleef in Rotterdam de productie nagenoeg op peil (zie grafiek op de volgende bladzijde). In de volgende paragrafen zullen we bekijken wat we de komende jaren mogen verwachten van de Rotterdamse economie. Het is daarbij belangrijk om te weten wat de wereldhandel gaat doen en hoe de Nederlandse economie zich verder ontwikkelt.
De auteur wil de heren Paijmans en Lavooij (KvK Rotterdam) en prof. dr. ir. N. Wijnolst (Stichting Nederland Maritiem Land) bedanken voor hun waardevolle commentaar op een eerdere versie van dit document. 2 Wanneer gesproken wordt over Rijnmond of over de regio Rotterdam dan bedoelen we in dit rapport de dertig gemeenten die volgens de COROP-indeling worden gerekend tot de regio Groot-Rijnmond. Voor een overzicht van deze gemeenten zie ‘Publicaties – Nederland regionaal’ op www.cbs.nl. 1
3
Economisch Bureau
Vooruitzichten voor de wereldeconomie
Economische groei Regio Rotterdam versus Nederland
8% 4% 0% -4% -8% 1974
1984
1994
Regio Rotterdam (Rijnmond)
2004 Nederland
In de grafiek van de economische groei is duidelijk te zien dat de Rotterdamse productie de afgelopen dertig jaar conjunctuurgevoeliger was dan die de rest van ons land. De oliecrises in de jaren zeventig en de recessie in de jaren tachtig hebben de regio flink getroffen. In periodes van voorspoed daarentegen was geen sprake van groei boven het Nederlandse gemiddelde. Andere steden zoals Utrecht en Amsterdam hebben in de tweede helft van de jaren negentig veel meer geprofiteerd van de opkomst van de zakelijke dienstverlening dan Rotterdam. De grote afhankelijkheid van de wereldeconomie heeft er wel voor gezorgd dat de recessie die Nederland vorig jaar voor de kiezen kreeg min of meer aan de regio is voorbijgegaan. Terwijl de binnenlandse economie kwakkelde, kon Rotterdam al profiteren van de opleving van de wereldeconomie.
De Verenigde Staten zijn verantwoordelijk voor een kwart van de totale wereldproductie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de toekomstige ontwikkelingen van de VS voor een belangrijk deel de groei van de wereldhandel bepalen. Kan Amerika het huidige groeitempo vasthouden, dan zijn de vooruitzichten voor de wereldhandel rooskleurig. Valt de economische groei een stuk terug, dan zal ook de wereldhandel een gevoelige veer moeten laten. Op dit moment gaan we uit van een kleine terugval van de economische groei in de VS in komende jaren tot ongeveer 3%. Economische impulsen in de vorm van renteverlagingen en lastenverlichtingen raken uitgewerkt, maar tegelijkertijd leidt de groei van de werkgelegenheid tot een grotere koopkracht onder gezinnen. Onevenwichtigheden zijn en blijven er nog voldoende in de Amerikaanse economie. Denk bijvoorbeeld aan het tekort op de handelsbalans, het forse begrotingstekort en aan de grote schulden van gezinnen. In ons basisscenario leiden deze echter niet tot een inzinking van de Amerikaanse economie. Net als de Verenigde Staten is ook de Europese Unie verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van het mondiale BBP. Hoewel de groeicijfers voor de EU beduidend lager zullen liggen dan in de VS, verwachten we dat ook hier de economische groei aanhoudt. Veel meer dan de groei van een kleine 2% die dit jaar wordt voorzien, zal de komende jaren echter niet bereikt worden. De kleine open economieën, waaronder Nederland, zullen hun groei nog wat zien stijgen, terwijl in landen die meer afhankelijk zijn van de binnenlandse vraag de groei zal afvlakken. De verrassend sterke economische groei in het Verenigd Koninkrijk zal vanaf volgend jaar wat dalen. Japan - de derde economische grootmacht en goed voor krap een tiende van de totale wereldproductie - zal volgend jaar weer wat gas terug moeten nemen. Het groeiwonder van de jaren tachtig kende een stevig verval in de jaren negentig, maar lijkt weer helemaal terug met een verwachte groei van circa 4% dit jaar. Voor de komende jaren gaan we uit van een halvering van deze groei.
Economische vooruitzichten BBP-groei (%j-o-j)
2003 2004
2005- 2008*
VS
3,0
4,4
3
Europese Unie
0,5
2,2
2¼
Japan
2,5
4,0
2
Opkomend Azië
7,7
7,6
6¾
Latijns-Amerika
1,6
5,1
3½
CEE, incl. Rusland**
5,8
5,6
4½
Wereld
3,8
4,8
4
* Cijfer in de laatste kolom geeft de gemiddelde BBP-groei per jaar in de genoemde periode. ** CEE staat voor de landen in Centraal en Oost-Europa (exclusief Turkije).
Opkomende economieën zijn verantwoordelijk voor het overgrote deel van de resterende 40% van de wereldproductie. Meest relevant voor Rotterdam zijn onmiskenbaar de ontwikkelingen in China en Rusland. Hoewel het aandeel in de mondiale productie van China met amper 3½% op dit moment nog bescheiden is, geeft de economische groei in het land van gemiddeld 8% in de laatste jaren, de wereldhandelsgroei een stevige impuls. Hetzelfde geldt voor Rusland, dat ruim 1% van de wereldproductie voor zijn rekening neemt. Voor beide landen verwachten we een zogenaamde ‘zachte landing’, waarbij de groei iets afneemt, maar nog steeds op een hoog niveau blijft. Samengevat kunnen we stellen dat de wereldhandel de komende jaren iets minder hard zal groeien dan dit jaar, maar dat het verschil niet al te groot zal zijn. Voor bedrijven die actief zijn in de distributie en in de handel met het buitenland zien we de nabije toekomst dan ook rooskleurig in. Goed nieuws voor de regio Rotterdam, die vele van deze bedrijven in zijn gelederen heeft! Naast op de handel en de distributie gerichte bedrijven zullen ook bedrijven die hun productie voor een groot deel exporteren, kunnen profiteren van de groei van de wereldeconomie. Het gaat in dat geval voornamelijk om grote industriële bedrijven en ook op dat gebied is de Rotterdamse regio goed vertegenwoordigd. Denk alleen al aan de aanwezige multinationals die actief zijn in de chemie.
4
Economisch Bureau
Spaarzame consument drukt de groei
De Nederlandse vooruitzichten
Bijdrage aan de BBP-groei in procentpunten
4
De groei van de wereldhandel is relatief belangrijk, maar nog steeds is een groot deel van de Rotterdamse productie bestemd voor de binnenlandse markt. Om iets zinnigs te kunnen zeggen over de vooruitzichten voor de regio moet dus ook de ontwikkeling van de binnenlandse vraag worden beschouwd. De vraag naar goederen en diensten in ons land kan gesplitst worden in de vraag van gezinnen (consumptie), bedrijven (investeringen) en overheid (overheidsbestedingen).
2 0 -2 2000
2001
Consumenten
2002
Bedrijven
2003
2004
Buitenland
Overheid
Daling van de koopkracht in 2005 Koopkracht van gezinnen met kinderen
8% 6% 4% 2% 0%
Grootste vraagteken voor de komende periode is de ontwikkeling van de consumptie. De meeste gezinnen gaan er volgend jaar in koopkracht op achteruit en ook de werkgelegenheid zal komend jaar nauwelijks stijgen.Daar staat een verdere groei van de economie, getrokken door de uitvoer tegenover. Hoewel het economisch herstel met horten en stoten verloopt, zal langzaam maar zeker ook bij de consument het besef doordringen dat het ergste achter de rug is, zeker wanneer de stijging van de werkloosheid ten einde komt. Het consumentenvertrouwen, dat op dit moment nog altijd laag is, zal hierdoor wel eens harder kunnen stijgen dan men op basis van de inkomensplaatjes mag verwachten. Stijgt het vertrouwen, dan ligt het voor de hand dat consumenten hun vrije besparingen iets terugschroeven. Gezinnen die minder sparen, geven meer uit, waardoor de consumptie zal stijgen. Veel zal echter afhangen van een verbetering van het consumentenvertrouwen. Sociale en politieke onrust doet hieraan geen goed.
-2% 2000
2001
2002
Minimumuitkering
2003
2004
Modaal
2005
Tweeverdieners
Bron: CPB
Daling van de werkloosheid, tijdelijk of een trend? Aantal duizend werklozen, seizoengecorrigeerd
500
400
De hogere omzet van exporterende ondernemingen leidt via meer binnenlandse orders tot een stijging van de binnenlandse bedrijvigheid. We verwachten dan ook een toename van de investeringen, zoals gebruikelijk in deze fase van de conjunctuurcyclus. Vertrouwen speelt ook hierin een belangrijke rol. Bij een grote onzekerheid over de toekomst zullen ondernemers veelal kiezen voor uitstel van nieuwe investeringen. Is duidelijk sprake van een aantrekkende economie dan worden de voorgenomen plannen alsnog uitgevoerd. Zo hebben vele bedrijven voor het jaar 2000 nieuwe ICT-apparatuur aangeschaft en hoewel deze zo langzamerhand aan vervanging toe is, werken nog veel bedrijven door met de ‘oude’ apparatuur. Het huidige herstel kan ondernemers over de streep trekken om alsnog de bestaande productiemiddelen te vervangen. Daarbij leidt een toename van de handel tot hogere investeringen in de vervoerssector.
300
200 2000
2001
2002
2003
2004
Vertrouwen herstelt langzaam Vertrouwensindicatoren
10
40
5
20
0
0
-5
-20
-10 2000
-40 2001
2002
Producenten (linkeras)
2003
2004
Consumenten (rechteras)
Resteert de overheid als contribuant aan de economische groei. Ruim een kwart van ons totale BBP wordt gegenereerd door de overheid. Daarbij kan gedacht worden aan grote infrastructurele projecten als de Betuwelijn en de aanleg van de Tweede Maasvlakte, maar ook aan de overheidsbijdrage aan onderwijs en zorg. De afgelopen jaren waren de overheidsbestedingen de reddingsboei van de Nederlandse economie. Zonder de stijging van de overheidsuitgaven was de recessie al in 2001 begonnen en was deze ook een stuk dieper geweest. Keerzijde is het oplopende begrotingstekort, waardoor het kabinet flink moet bezuinigen. De positieve rol die de overheid de laatste jaren speelde zal dan ook spoedig ten einde zijn. Al met al verwachten we volgend jaar een lichte verbetering van de binnenlandse vraag. Consumenten en ondernemers zullen het gat moeten vullen dat de overheid laat vallen. Een toename van het vertrouwen in de economische toekomst is hiervoor wel een noodzakelijke voorwaarde. Als deze achterwege blijft, dan houdt de consument de hand op de knip en stokt het economisch herstel voordat het goed en wel begonnen is.
5
Economisch Bureau
De Rotterdamse economie 2005-2008: het basisscenario Wanneer ons basisscenario voor de wereld en voor Nederland in het bijzonder uitkomt, ziet het er voor het komende jaar nog redelijk goed uit voor de Rotterdamse economie. De toename van de buitenlandse vraag en de vraag naar investeringsgoederen is een impuls voor de grote industriële bedrijven die in de regio gevestigd zijn. Onder andere de chemiesector blijft het volgens ons relatief goed doen. Via binnenlandse orders moeten ook de kleinere bedrijven hiervan kunnen profiteren. De relatief bescheiden omvang van de publieke sector leidt ertoe dat de Rotterdamse regio minder dan andere gebieden de nadelen ondervindt van de dalende overheidsconsumptie. Ook vanuit deze hoek bezien mag dus verwacht worden dat de economische groei in de regio volgend jaar hoger uit zal vallen dan het Nederlandse gemiddelde.
Economisch herstel in Nederland Bijdrage aan de BBP-groei in procentpunten
3
2
1
0 2005
2006
Consumenten
2007
2008
Overheid
Bedrijven
Buitenland
Regio Rotterdam verliest langzaam z’n voorsprong BBP, %j-o-j
3 2 1
We verwachten dat naast de grote industriële bedrijven ook conjunctuurgevoelige ondernemingen die sterk afhankelijk zijn van de wereldhandel een substantiële omzetgroei zullen laten zien. In dit verband moet bijvoorbeeld gedacht worden aan bedrijven in groothandel, vervoer, opslag en communicatie. In hun kielzog zal de groei in deze sectoren andere zakelijke dienstverleners meetrekken. Rotterdam zal komend jaar waarschijnlijk nog tot de top behoren binnen Nederland, waarschijnlijk samen met de regio’s Amsterdam (Schiphol) en Eindhoven (hoogwaardige industriële productie). Voor regio’s die meer zijn gericht op de binnenlandse markt, regio’s waarin de publieke sector een grote rol speelt en regio’s die vooral veel laagwaardige industrie kennen, zijn we een stuk minder optimistisch. Voor de Rotterdamse detailhandel en de horeca in de regio zal ook 2005 een moeilijk jaar worden. Weliswaar verwachten we weer een toename van de gezinsbestedingen, maar deze is lang niet groot genoeg om de klappen te compenseren die deze sectoren de afgelopen tijd voor de kiezen hebben gekregen.
0 -1 2003
2004 Rijnmond
Basisscenario*
2005
2006
2007
2008
We gaan ervan uit dat na 2005 de binnenlandse vraag langzaam verder aantrekt. Tegelijkertijd is de stijging van de wereldhandel op dat moment over zijn hoogste punt heen, waardoor de uitvoer iets minder snel toeneemt. De economische groei in Nederland van gemiddeld 2½% zal net iets boven het lange termijn gemiddelde komen te liggen. De nieuwe hoogconjunctuur is daarmee de meest gematigde van de afgelopen vijfentwintig jaar.
Nederland
‘03
Nederland
‘04 ’05-‘08 % mutaties
BBP
-0,9
1¼
2½
- Particuliere consumptie
-0,9
¼
1¾
- Investeringen
-3,1
1½
3
- Uitvoer
0,0
6
5½
- Invoer
0,6
5¼
5
Inflatie (CPI)
2,1
1¼
1½
Werkloosheid*
5,3
6½
6½
BRP
-0,1
2
2½
Werkloosheid**
7,2
8
8
Rijnmond
* Cijfer in de laatste kolom is het gemiddelde in deze periode. ** Gemiddeld aantal werklozen t.o.v. de beroepsbevolking.
Terwijl we voor dit en komend jaar nog wel verwachten dat de Rotterdamse economie harder groeit dan het Nederlandse gemiddelde, geloven we niet dat hiervan ook in de jaren erna sprake zal zijn. De rol van de uitvoer en van grote industriële bedrijven wordt in deze jaren kleiner ten koste van meer binnenlands gerichte bedrijven in het MKB. Het voordeel dat Rotterdam heeft wat betreft productiestructuur (veel handelsbedrijven en multinationals) verdwijnt hierdoor. Rekening houdend met de magere prestaties van de Rotterdamse economie tijdens voorgaande conjunctuurcycli en onze redelijk optimistische verwachtingen voor het komende jaar komen we voor Rotterdam uit op een groei van 2½% gemiddeld tussen 2005 en 2008. De werkgelegenheid die sterk afhankelijk is van de ontwikkelingen binnen het MKB zal naar verwachting pas vanaf 2006 substantieel verbeteren. Tot die tijd verwachten we dan ook een toename van de werkloosheid, waarbij de werkloosheid in de regio boven het landelijk gemiddelde blijft liggen en in de stad Rotterdam zelfs boven de 10%!
6
Economisch Bureau
Stijging olieprijs bedreigt het economisch herstel
Als het even tegenzit: een alternatief scenario
Prijs van een vat Brent in dollars
Zowel internationaal als nationaal zijn er nogal wat onevenwichtigheden aan te wijzen die het in het basisscenario veronderstelde herstel kunnen frustreren. De risico’s in dit scenario zijn dan ook duidelijk neerwaarts gericht: aanhoudend hoge olieprijzen, een val van de dollar, een kwakkelende Amerikaanse economie. Al deze factoren kunnen leiden tot een fors lagere wereldhandel dan hierboven geschetst. Het gevolg is een veel lagere Nederlandse uitvoer, waardoor het hele economische herstel in ons land niet van de grond komt.
50 40 30 20 10 0 1996
1998
2000
Producenten (linkeras)
2002
2004
Consumenten (rechteras)
Het Amerikaanse handelstekort en de dollar 60
1,30 1,20
50
1,10 40 1,00 30
0,90
20 2000
0,80 2001
2002
2003
2004
Maandelijks handelstekort (miljarden dollars, linkeras) Wisselkoers USD per EUR (rechteras)
De Verenigde Staten importeren veel meer dan ze exporteren. Hierdoor vloeit er maandelijks ruim vijftig miljard dollar het land uit. Zolang deze dollars weer terug worden gesluisd, bijvoorbeeld door de buitenlandse aankoop van Amerikaanse aandelen of obligaties, is er niets aan de hand. Neemt de appetijt voor Amerikaanse vermogenstitels echter af, dan resteert een aanbodoverschot van dollars op de valutamarkt. Eenzelfde situatie leidde midden jaren tachtig tot een val van de dollar en ook nu is dat gevaar weer aanwezig.
Alternatief scenario*
‘03
Nederland
‘04 ’05-‘08 % mutaties
BBP
-0,9
1¼
1
- Particuliere consumptie
-0,9
¼
¾
- Investeringen
-3,1
1½
1½
- Uitvoer
0,0
6
2¾
- Invoer
0,6
5¼
2½
Inflatie (CPI)
2,1
1¼
1
Werkloosheid*
5,3
6½
8
BRP
-0,1
2
1
Werkloosheid**
7,2
8
9½
Rijnmond
Zelfs als het buitenland zich ontwikkelt zoals we verwachten, dan nog kan de economische groei in Nederland de komende jaren een stuk lager uitvallen dan de geraamde 2½%. Een toename van het vertrouwen onder consumenten en producenten is een noodzakelijke voorwaarde voor een verder herstel van de economie. Blijft deze achterwege dan zullen investeringen nog langer worden uitgesteld en zullen consumenten hun geld onverminderd op de spaarrekening blijven zetten. Het is in dit verband dan ook de vraag of consumenten en producenten zich voornamelijk laten beïnvloeden door de verbeterde toestand van de economie, of dat ook sociale en politieke strubbelingen een belangrijke rol spelen. Is dit laatste het geval dan bestaat het gevaar dat Nederland zichzelf in de put praat. Er zijn net zo veel scenario’s te bedenken als er onzekerheden zijn: van zeer mild tot echte doemscenario’s waarbij de hele wereldeconomie ineenstort en er de komende decennia ook niet meer uitkomt. In dit geval beperken we ons tot één alternatief scenario. Daarbij gaan we ervan uit dat de veronderstellingen uit het basisscenario te positief blijken, zonder dat er sprake is van economische ‘schokken’ in de vorm van extreme gebeurtenissen. We gaan uit van een halvering van de groei van de voor Nederland relevante wereldhandel, als gevolg van een lagere economische groei in het buitenland. De groei van de Nederlandse uitvoer valt hierdoor lager uit, net als overigens die van de invoer en van de investeringen. Ook de consument heeft snel in de gaten dat het allemaal minder voorspoedig gaat dan eerder aangekondigd. Het gevolg is dat de koopkrachtverslechtering in de eerstvolgende jaren inderdaad leidt tot een verdere daling van de consumptieve uitgaven. De overheid zal nog meer dan eerder verondersteld net als de consument de hand op de knip houden. In plaats van 2½% economische groei in Nederland, komen we in het alternatieve scenario uit op een zeer bescheiden groei van gemiddeld 1% in de komende vier jaren. Dezelfde groei wordt in dit scenario voorzien voor de Rotterdamse regio. Door de lage economische groei ontstaat er geen behoefte aan extra personeel. De verwachte toename van de productie kan volledig bewerkstelligd worden door het verhogen van de productiviteit. Als gevolg hiervan blijft de werkgelegenheid steken op het huidige niveau. De vergroting van het arbeidsaanbod die we in de komende jaren op basis van demografische ontwikkelingen verwachten, leidt in dit geval tot een net zo grote stijging van de werkloosheid. In het getoonde alternatieve scenario zal uiteindelijk zo’n 8% van de beroepsbevolking zonder werk zitten. In de regio Rotterdam komt dit percentage nog eens 1½% hoger uit.
* Cijfer in de laatste kolom is het gemiddelde in deze periode. ** Gemiddeld aantal werklozen t.o.v. de beroepsbevolking.
7
Economisch Bureau
Lef om kiezen, bij ondernemer én overheid De tijd zal leren welk van de twee scenario’s het dichtst bij de waarheid komt, maar in beide gevallen is de conclusie dat de bloeiperiode die we in de tweede helft van de jaren negentig gekend hebben, niet op korte termijn terugkomt. Economische groei en een groeiende omzet van bedrijven zijn daarmee een stuk minder vanzelfsprekend geworden, zeker voor ondernemers die sterk afhankelijk zijn van binnenlandse consumptie. Meer dan voorheen zal men keuzes moeten maken om het hoofd boven water te kunnen houden. Welke activiteiten zijn en blijven levensvatbaar, welke zaken kunnen beter worden afgestoten? Moet ik in deze tijd mijn kosten minimaliseren of moet ik juist investeren om te kunnen profiteren wanneer de economie weer wat aantrekt? Moeilijke vragen die voor elke ondernemer een ander antwoord zullen opleveren. Het belangrijkst is echter het besef dat deze vragen gesteld moeten worden. Achterover leunen en vertrouwen op je product of dienst is niet meer voldoende. Verbetering en vernieuwing zijn noodzakelijke voorwaarden om ook in de toekomst mee te kunnen blijven doen. Daarbij hoeft het niet per se te gaan om hoogwaardige technologische vindingen en evenmin om producten die het resultaat zijn van zeer grote investeringen in een tijd dat producenten op de kleintjes moeten letten. Innovaties kunnen ook originele nieuwe combinaties zijn van oude technologieën. Denk aan drive-in restaurants, Senseo’s, Beertenders en aan scheerapparaten met een vleugje Nivea. Inspelen op de behoefte van de klant wordt steeds vaker een manier om te groeien zonder dat dit torenhoge investeringen vergt. Net als het bedrijfsleven zal ook de plaatselijke overheid keuzes moeten maken. De uitvoering van nieuwe ideeën wordt vaak gefrustreerd door te hoge lasten. Denk bijvoorbeeld aan de voortdurende stijging van de OZB-tarieven in de provincie. Alleen wanneer overheden ervoor durven te kiezen om bepaalde uitgaven stop te zetten of te verminderen ontstaat er ruimte om de economie de stimulans te geven die nodig is. Zo kunnen bijvoorbeeld extra investeringen in de infrastructuur de bereikbaarheid van bedrijven in de regio verder vergroten. Dat een vermindering van bepaalde overheidsuitgaven zeker op korte termijn ook verliezers kent moge duidelijk zijn, maar het is de enige manier om ook in de komende jaren voldoende inkomsten te blijven genereren. Natuurlijk draait niet alles om geld. Een vermindering van de administratieve lasten, minder obstakels bij de aanvraag van vergunningen en een strengere aanpak van de criminaliteit hoeft niet veel extra te kosten of kan zelfs geld opleveren. Hetzelfde geldt voor een betere aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven, ondermeer door vergroting van het aantal stageplekken en een betere voorlichting aan studenten over de beroeps- en opleidingsmogelijkheden in het plaatselijke bedrijfsleven. Gelukkig is ook de plaatselijke politiek zich ervan bewust dat het bedrijfsleven een impuls goed kan gebruiken. Dit heeft bijvoorbeeld geresulteerd in waardevolle initiatieven als de oprichting van een Economic Development Board Rotterdam (EDBR) en creatie van de ‘Digital Port Rotterdam’ waarin overheid, onderwijs en bedrijfsleven nauw samenwerken om met behulp van ICT de prestaties van het MKB te vergroten.
8
Economisch Bureau
Aantal ouderen neemt rap toe
Grijs Rotterdam
Aandeel ouderen in totale Nederlandse bevolking
25%
8,0%
20%
6,0%
15%
4,0%
10% 2000
2,0% 2010
2020
2030 2040
65+ (linkeras)
2050
80+ (rechteras)
Blij zijn met 1½% groei de komende decennia! BBP-groei bij gelijkblijvende participatie en productiviteit
2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 2000
2010
2020
2030
Tot dusver hebben we ons in onze analyse beperkt tot de komende vier jaar, maar de wereld houdt natuurlijk niet op in 2008. Na deze conjunctuurcyclus komt er weer een volgende en daarna nog één en nog één … Daarnaast zal er in de komende decennia ook sprake zijn van structurele veranderingen, die onmiskenbaar ook hun weerslag zullen hebben op de Rotterdamse regio. In deze publicatie beperken wij tot de twee misschien belangrijkste trends, vergrijzing en globalisering.
2040
2050
Rotterdam iets minder grijs dan de rest Aandeel leeftijdsgroepen in totale bevolking
35% 30% 25% 20% 15%
Rotterdammers worden net als andere Nederlanders ouder en tegelijkertijd worden er steeds minder kinderen geboren. Het gevolg is een demografische aardverschuiving die zijn weerga niet kent: de vergrijzing. Als gevolg van de vergrijzing zal de economische groei de komende decennia gemiddeld een stuk lager liggen dan in de tweede helft van de twintigste eeuw. De belangrijkste reden daarvoor is de krimp van de potentiële beroepsbevolking - het aantal mensen tussen 20 en 65 jaar. De nationale productie kan groeien door een stijging van het aantal gewerkte uren of door een hogere productie per uur (de zogenaamde arbeidsproductiviteit). Als de arbeidsproductiviteit niet structureel omhoog gaat, zal een daling van het aantal gewerkte uren betekenen dat de economische motor langzamer gaat draaien. Krimp van de potentiële beroepsbevolking valt - althans in theorie - te compenseren door een hogere arbeidsparticipatie van de overblijvers. Denk bijvoorbeeld aan een langere werkweek, minder vervroegde uittreders, een lagere werkloosheid en minder arbeidsongeschikten. Dit kent echter zijn grenzen. Voor de komende decennia hoeven we gemiddeld dan ook niet meer dan 1½% economische groei per jaar te verwachten. De welvaartssprong die de huidige werkende generatie heeft meegemaakt, zal zich niet meer herhalen. Een gouden eeuw zal de ‘grijze eeuw’ waarschijnlijk niet worden. Als gevolg van de vergrijzing zullen de overheidsuitgaven aan zorg en AOW de komende decennia fors stijgen, maar ook op ondernemingsniveau zullen de gevolgen van vergrijzing merkbaar worden. De gemiddelde leeftijd van werknemers stijgt en het aandeel van ouderen in de organisatie neemt toe. Zonder flexibilisering van de huidige beloningsvormen zou dit een forse stijging betekenen van de loonkosten, aangezien ouderen gemiddeld meer verdienen dan jongeren in een bedrijf. Naast de stijgende arbeidskosten zal ook de daling van de beroepsbevolking zich laten gelden. Hierdoor neemt de spanning op de arbeidsmarkt toe. Zeker jonge mensen zullen steeds moeilijker te vinden zijn.
10% 5% 0% 0-20
20-40
Stad Rotterdam
40-60
60-80
Regio Rijnmond
80+ Nederland
De cijfers voor Rotterdam zijn enigszins ‘vertekend’ door het grote aantal studenten dat in de stad woont. Eenzelfde demografisch patroon kan gevonden worden in andere studentensteden. In vergelijking met Utrecht en Amsterdam kent Rotterdam een groot aantal kinderen.
De bevolkingsopbouw van de regio Rotterdam ligt op dit moment dicht in de buurt van het landelijk gemiddelde. De komende decennia ontkomt Rotterdam dan ook niet aan de vergrijzing. Het aantal ouderen neemt dus drastisch toe. Gelukkig voor de regio ligt de fertiliteit hoger dan het landelijk gemiddelde. Vanwege het grote aandeel niet-westerse allochtonen zullen er in de toekomst waarschijnlijk meer kinderen worden geboren. Dit geldt vooral in een aantal grote gemeenten zoals Schiedam, Vlaardingen, Capelle aan den IJssel en natuurlijk in Rotterdam zelf. In deze plaatsen is het percentage allochtonen het grootst. In vergelijking met vrijwel alle andere regio’s in ons land zal de potentiële beroepsbevolking de komende decennia veel minder snel dalen. Maar dit neemt niet weg dat vergroting van het arbeidsaanbod, door meer mensen richting de arbeidsmarkt te bewegen, belangrijk blijft om het huidige welvaartsniveau te handhaven.
9
Economisch Bureau
Werken (of niet) in Rotterdam De Rotterdamse regio biedt werk aan een kleine 600.000 werknemers. Bedrijven actief in handel, vervoer, opslag en communicatie is daarbij goed voor 30% van de banen. Daarna is het de zakelijke dienstverlening die de grootste bijdrage levert met ruim 18%. Hoewel de toegevoegde waarde van de zorg in de regio gering is, zijn de vele zorginstellingen in de regio wel belangrijk voor de werkgelegenheid. Een op de zeven werknemers werkt in de zorg. Nauwelijks 10% van de Rotterdammers is werkzaam in de industrie, dit is weinig in vergelijking met de rest van Nederland waar ruim 12% in de industrie werkzaam is, terwijl het aandeel van de sector in het totale BBP ongeveer even groot is.
Werkgelegenheid
Landbouw, bouw en delfstoffen Industrie, openbare nutsbedrijven Handel, vervoer, opslag en communciatie Financiële instellingen Zakelijke dienstverlening Overheid Onderwijs Zorg In tegenstelling tot in de rest van Nederland zijn er in de Rotterdamse industrie banen verloren gegaan, zelfs in de economische bloeitijd in de tweede helft van de jaren negentig. Gelukkig voor de regio was er in dezelfde bloeiperiode wel sprake van een forse groei van het aantal banen in de zakelijke dienstverlening (+30.000). De relatief hoge Rotterdamse werkloosheid daalde in de genoemde jaren mede hierdoor harder dan in de rest van Nederland.
Werkloosheid
10,0% 8,0% 6,0% 4,0% 2,0% 1996
1998 Rijnmond
2000
2002
Rotterdam, wereldstad in een wereld die steeds sneller verandert Naast de demografische veranderingen is er nog een belangrijke trend aan te wijzen die de toekomst van Rotterdam zal bepalen, namelijk de globalisering van de economie. Dalende kosten voor transport en communicatie maken samen met de vermindering van handelsbarrières verplaatsing van productie naar het buitenland steeds aantrekkelijker. Door middel van globalisering kunnen landen zich specialiseren in de dingen waarin ze goed zijn. De productie vestigt zich op de meest efficiënte locatie, waardoor op macroniveau welvaartswinst ontstaat. Schaalvoordelen kunnen voor een extra bonus zorgen. Op macroniveau is dit een win-win-situatie. Zo is in de Verenigde Staten een groot aantal industrieën verdwenen naar het Verre Oosten, maar is er tegelijkertijd ruimte ontstaan voor een hoogwaardige diensteneconomie. Per saldo heeft dit zowel voor Aziatische landen als voor de Verenigde Staten geleid tot een hogere welvaart. Op eenzelfde wijze biedt de huidige groei in China ook groeikansen voor het Europese bedrijfsleven. Globalisering kent naast winnaars ook verliezers. Sectoren komen, maar gaan ook weer. Arbeidsintensieve sectoren in de verwerkende nijverheid hebben ons land bijvoorbeeld voor een belangrijk deel weer verlaten, maar daartegenover staat de overweldigende opkomst van de dienstverlening. Op dit moment is slechts een kwart van ons bruto binnenlands product (BBP) afkomstig van goederenproducenten en bijna de helft van de commerciële dienstverlening. De publieke sector (overheid, zorg en onderwijs) is ten slotte ook goed voor een kwart. Op de arbeidsmarkt is inmiddels bijna 80% van de werkzame bevolking actief in de dienstverlening, tegenover 20% in de goederensectoren (industrie, bouw, landbouw en delfstoffenwinning). Ondanks de teloorgang van ondermeer de scheepsbouw, textiel en schoenenindustrie is de werkgelegenheid in de industrie min of meer gelijk gebleven. Dit toont aan dat er waardige opvolgers gevonden zijn voor de verdwenen bedrijfstakken. De Nederlandse economie is altijd aan veranderingen onderhevig geweest, maar door de globalisering gaat het steeds sneller. Zo is de textielindustrie honderd jaar dominant in ons land aanwezig geweest, voordat deze voor een groot deel vertrok naar het buitenland. De vliegtuigindustrie met Fokker als boegbeeld hield het een kleine tachtig jaar vol en de grootschalige productie van (vracht)auto's door DAF heeft uiteindelijk zo'n vijftig jaar geduurd. Grote vraag is nu hoe lang het huidige producten- en dienstenpakket standhoudt. Te denken valt bijvoorbeeld aan een belangrijk deel van de dienstverlening in de ICT. Deze sector is eigenlijk pas in de tweede helft van de jaren negentig tot volle wasdom gekomen en staat op onderdelen nu alweer op de nominatie om naar het buitenland te vertrekken. Vooral India heeft daarbij een grote aantrekkingskracht vanwege de lage loonkosten en het goede opleidingsniveau van de inwoners. Andere sectoren die waarschijnlijk hun beste tijd in Nederland achter de rug hebben, zijn de metaal-bewerking en de machinebouw. Voor deze bedrijfstakken is niet alleen het Verre Oosten een aantrekkelijk toevluchtsoord, maar ook het voormalige Oostblok.
Nederland
Inmiddels loopt de werkloosheid al een tijdje op als gevolg van de aanhoudende laagconjunctuur. De conjunctuurgevoelige economie én werkgelegenheid in Rotterdam raakten hiermee andermaal in het slop. Vorig jaar was het verschil met de rest van Nederland weer opgelopen tot bijna 2%-punt.
Met de opkomst van onder meer China en India in de productiesector, maar ook in de dienstverlening, lijkt het alsof de globalisering haar einde nadert. Sommigen menen dat genoemde landen binnen afzienbare termijn alle producten en diensten kunnen leveren die nu nog zijn voorbehouden aan hoogontwikkelde economieën als de Nederlandse. Zij denken ook dat het behouden van marktaandeel door voorop te lopen bij nieuwe ontwikkelingen steeds moeilijker wordt als gevolg
10
Economisch Bureau Shanghai als nieuwe nummer 1 bron: www.hollandinchina.org
Rotterdam zal zich niet lang meer de grootste haven in de wereld kunnen noemen. Shanghai, dit jaar vijfentwintig jaar zusterstad van Rotterdam, neemt waarschijnlijk nog dit jaar de koppositie over. Shanghai, letterlijk ‘zeewaarts’, profiteert optimaal van de explosieve groei van de Chinese economie. Langzamerhand is daarbij de rol als zakelijke mainport overgenomen van Hongkong, dat de vierde haven ter wereld heeft. Shanghai kent een jaarlijkse economische groei van rond de 10%. Deze groei is te danken aan de handel, maar ook aan de overige dienstverlening en aan de industrie. Zo is al ruim de helft van het totale BBP van 72,5 miljard dollar afkomstig van de dienstensector. De opkomst als financieel centrum draagt hier zeker aan bij. Ook de industrie draagt zoals gezegd haar steentje bij. De plaatselijke autoriteiten hebben zes sectoren aangewezen die de kern van de industriële activiteiten moeten vormen. Dit zijn: ijzer en staal, petro- en fijnchemie, machinebouw, scheepsbouw, ICT en de automobielindustrie. Zoals Rotterdam de Tweede Maasvlakte verwelkomt, zo bouwt Shanghai aan een nieuwe diepzeehaven die in 2020 volledig operabel moet zijn. Kosten 12 miljard dollar; vijf maal zo veel als de aanlegkosten van de Tweede Maasvlakte. Daarnaast kent de stad de eerste magneettrein ter wereld en doet sinds kort ook het formule1-circus de stad aan. In Shanghai zijn zo'n 150 vestigingen van Nederlandse bedrijven, met een sterk uiteenlopende activiteitenradius, omvang en bedrijfsvorm. Hierbij zitten vrijwel alle grote multinationals, die vaak meerdere vestigingen hebben. De voornaamste investeerders in de regio zijn Philips, AKZO Nobel, DSM en Unilever, die meestal zowel voor de export als voor de Chinese markt produceren. De belangrijkste sectoren zijn chemie, elektronica en consumentenproducten. Ook houden veel (handels-)bedrijven zich bezig met de inkoop van goederen, bijvoorbeeld in de textielsector. Wat betreft de handel tussen Shanghai en Nederland was in 2002 sprake van een totaalwaarde van zo'n 2,8 miljard dollar. Het leeuwendeel van de handelsstroom vindt plaats tussen de havens van Shanghai en zusterstad Rotterdam. Vanwege de grote overeenkomsten tussen deze twee steden is er sprake van veel onderlinge samenwerking, vooral op het gebied van havenontwikkeling. In Shanghai bestaat dan ook een Rotterdam Commercial Representative Office (RCRO) en andersom is begin 2003 een Shanghainese vertegenwoordiging in Rotterdam geopend. Kijkend naar de behoeftes van Shanghai enerzijds en de sterktes van Nederland anderzijds, lijken met name afzetkansen te liggen in sectoren als scheepsbouwleveranties, medische instrumenten, voedsel- en afvalverwerking en milieu- en energietechnologie. Voor de Shanghainese overheid is met name deze laatste sector van groot belang, aangezien de stad te kampen heeft met allerhande milieu- en energieproblemen. De toenemende belangstelling voor Shanghai betreft niet alleen industrie, maar ook het terrein van de diensten. Zo zijn Nederlandse bedrijven bijv. actief op het gebied van financiële diensten, consultancy, planologische/ infrastructurele ontwerpen, werving & selectie en het organiseren van beurzen.
van de steeds grotere economische dynamiek. Nieuwe productiemethoden en producten zullen in de toekomst steeds sneller worden gekopieerd in landen waarin de lonen beduidend lager liggen, waarbij de deskundigheid en kennis steeds meer op ons niveau komen te liggen. In deze visie vormt globalisering vooral een gevaar voor onze welvaart. Zelf leggen we graag de nadruk op de kansen die globalisering biedt. Zo is globalisering tot op de dag van vandaag nog steeds een impuls voor onze handel en distributie. Door de geografische ligging en de befaamde handelsgeest zal Nederland ook in de komende decennia een belangrijk handelsland blijven, dat gebaat is bij een zo groot mogelijke omvang van de wereldhandel. Zo heeft de explosieve economische groei van ondermeer China de haven van Rotterdam al flink wat extra werk bezorgd. De overslag is gegroeid onder invloed van de grote Chinese vraag naar grondstoffen, maar ook omdat een deel van de uitvoer van China via Rotterdam naar de eindbestemming gaat. Niet alleen de handel en distributie kunnen profiteren van de grotere buitenlandse bedrijvigheid. Ook de industrie en andersoortige dienstverleners kunnen mogelijk een graantje meepikken. Met de markten in beweging ontstaan velerlei niches en worden traditioneel reeds verdeelde markten weer opengebroken. Lukt het om mee voorop te lopen wanneer nieuwe ontwikkelingen zich aandienen dan is globalisering een katalysator voor economische groei. Bedenk bijvoorbeeld hoeveel de opkomst van de telecommunicatie Zweden (Ericsson) en Finland (Nokia) heeft opgeleverd, juist omdat deze bedrijven al heel vroeg de mogelijkheden ervan hebben ingezien. Jammer genoeg is niet vast te stellen wat de drijfveren van morgen zullen zijn; microbiologie, nanotechnologie, de quantumcomputer of misschien toch de robotica? Komen laagopgeleiden in de toekomst bijna niet meer aan de bak omdat veel arbeidsintensieve bedrijven uit ons land wegtrekken? Dat zal wel meevallen. Veel werk is uiteindelijk plaatsgebonden en moeilijk uit te besteden aan andere landen. Denk aan de kapper of winkelpersoneel. Maar ook de vergrijzing in het westen biedt kansen omdat de vraag naar persoonlijke dienstverlening een hoge vlucht zal nemen. Werk zal er dus wel blijven - de grote vraag is wel of dit voldoende zal zijn voor het aantal laagopgeleide werknemers. Misschien wel. In de afgelopen decennia is het aandeel van laagopgeleiden in de beroepsbevolking gedaald. Met een gerichte onderwijsinspanning moet het mogelijk zijn die trend voort te zetten. Bovendien zijn banen van hoogopgeleiden vaak complementair. In plaats van vervangen, creëren ze werk op lager niveau. Voorwaarde is dus wel dat er genoeg banen voor hoogopgeleiden blijven in ons land. Naast bedrijven die ʻgedwongenʼ in ons land zullen blijven, zijn er ook multinationals die ervoor kiezen zich in ons land te vestigen. Hoewel de arbeidskosten per uur in Nederland natuurlijk een stuk hoger liggen dan bijvoorbeeld in OostEuropa, India of China, zijn er voor deze bedrijven andere factoren die een doorslaggevende rol hebben gespeeld bij de keuze voor Nederland als vestigingsplaats. Een rondvraag onder deze multinationals leert bijvoorbeeld dat de open cultuur, de politieke stabiliteit en de centrale ligging in West-Europa als gunstig worden ervaren. Ook ondernemers in het Nederlandse MKB zullen hun bedrijf niet altijd verplaatsen naar de meest efficiënte locatie. Het is vaak handig om dicht bij de klanten te zitten. Daarnaast spelen factoren als sociale betrokkenheid, woongenot en de nabijheid van familie en vrienden ook in dit segment een grote rol.
11
Economisch Bureau
Ondernemers staan voor belangrijke strategische keuzes …. Voorzover ze er nog niet aan gewend zijn na de opkomst van de 'nieuwe economie' eind jaren negentig, zullen ondernemers zich moeten voorbereiden op een in toenemende mate dynamische economie. Bedrijven en sectoren komen en gaan in een steeds sneller tempo. Ondernemers krijgen te maken met steeds grotere concurrentie vanuit andere traditionele sectoren en vanuit het buitenland. Daardoor kan de winst in de thuismarkt onder druk komen te staan. Het maken van strategische keuzes is in dit geval onvermijdelijk. Een ondernemer kan bijvoorbeeld proberen zelf nieuwe geografische markten aan te boren waar nog wel voldoende te verdienen valt. Het kan ook slim zijn om de concurrentie op haar eigen thuismarkten dwars te zitten. Daarnaast kan hij zijn marge proberen te herstellen door de productiekosten te verlagen – bijvoorbeeld door productie naar een andere locatie te verplaatsen. De marge kan ook verbeterd worden door een kwaliteitsverbetering van de bestaande producten, waardoor de prijzen omhoog kunnen. Een andere mogelijkheid, die we eerder al bespraken, is het zoeken naar nieuwe producten en processen met extra toegevoegde waarde voor de klant. De gepresenteerde mogelijkheden sluiten elkaar natuurlijk niet uit. Vele bedrijven zoeken de oplossing juist in een combinatie. Ze vernieuwen en verbeteren de huidige productie, ze trachten nieuwe markten te ontginnen en proberen de kosten te drukken. Het verlagen van de kosten begint in eerste instantie in bestaande locaties, maar kan daarna ook door een deel van de productie naar het buitenland te verplaatsen. Voor bedrijven die moeten wedijveren met concurrentie uit lagelonenlanden is een strategie uitsluitend gericht op kostenreductie gedoemd te mislukken. In Europa liggen de loonkosten flink hoger dan in bijvoorbeeld China en sommige markten of segmenten zijn dan ook weinig interessant meer voor westerse bedrijven. Ook voor een groot aantal bedrijven dat meer lokaal actief is, zal een strategie uitsluitend gericht op kostenreductie niet altijd de beste zijn, omdat concurrenten tegen lagere kosten kunnen werken. Touroperators met vele plaatselijke reisbureaus maken bijvoorbeeld hogere kosten dan reisaanbieders die uitsluitend via internet werken. Het gevolg is dat eerstgenoemden hun marktaandeel op peil moeten houden door extra service te bieden aan de klant. In de Europese economie zal dus niet louter vertrouwd moet worden op lage kosten, maar moet ook veel aandacht gegeven worden aan toegevoegde waarde voor de klant. Denken in nieuwe combinaties. Meedenken met de klant en zijn behoefte – dat valt een stuk moeilijker te kopiëren! De grotere dynamiek maakt het minder lastig voor startende ondernemers om marktaandeel te verwerven. Voorzover er sprake is van een heersende klasse zal deze minder dominant zijn dan voorheen. Tot slot zal de ondernemer ook in zijn personeelsbeleid voor belangrijke keuzes komen te staan, vanwege de vergrijzing. Een toename van de gemiddelde leeftijd van de werknemer brengt meer ervaring met zich mee, maar ook hogere loonkosten en zeker in de zwaardere beroepen een groter ziekteverzuim en meer arbeidsongeschiktheid. Omdat het aanbod van geschoold personeel zal dalen, wordt het echter steeds belangrijker om werknemers zo lang mogelijk binnen boord te houden. Daarnaast kan het binnenhalen van migranten helpen, maar ook dit brengt problemen met zich mee. Indien mogelijk kan een verschuiving van arbeids- naar kapitaalintensieve productie ten slotte verdere verlichting bieden.
12
Economisch Bureau
Singapore als voorbeeld ?! Om ook in de toekomst tot de wereldtop van havensteden te blijven behoren heeft Rotterdam een ambitieuze agenda opgesteld. Daarbij is goed gekeken naar de succesvolle ontwikkeling van Singapore in de afgelopen decennia. Vooral dankzij een uitgekiend beleid en een ambitieuze bevolking heeft de haven van Singapore optimaal geprofiteerd van de opkomst van Japan en later de rest van Zuidoost-Azië. De haven van de stadstaat behoort tot de drie grootste ter wereld en is een knooppunt van de internationale handel in Azië, net zoals de Rotterdamse haven een cruciale rol vervult bij de handel met het Europese vasteland. Inmiddels is de stadstaat niet meer alleen één van de belangrijkste handelscentra van Azië, maar is het ook een financieel centrum van belang. Inmiddels staat Singapore in de top tien van rijkste landen ter wereld. Niet zo gek dat de ontwikkeling ervan dus als voorbeeld dient voor anderen. Daarbij verdient het zeker aanbeveling om naar meer dan alleen de economie te kijken. Ondanks de grote bevolkingsdichtheid en de grote bedrijvigheid wordt Singapore vaak beschreven als het ‘groene’ voorbeeld in Zuidoost-Azië. In vergelijking met de regio Rotterdam is Singapore qua oppervlakte de helft kleiner, maar heeft het wel bijna vier maal zoveel inwoners. Toch is de luchtkwaliteit er goed en is er opvallend veel groen. De ambitie van de Singaporese overheid strekt zich ook uit naar het milieu. Er wordt flink geïnvesteerd in milieutechnologie en het gebruik van schone energie. Daarbij kent Singapore al sinds jaar en dag een systeem van rekeningrijden, waardoor het drukke zakencentrum toch goed bereikbaar blijft. Singapore toont aan dat economische veranderingen kunnen leiden tot een flinke welvaartssprong, zo lang er sprake is van een vooruitstrevende overheid in combinatie met de bereidheid van de bevolking en het bedrijfsleven om zich aan te passen als dat nodig is. Wanneer men de vergelijking met Singapore maakt, dan is het wel goed om rekening te houden met de verschillen in de politieke besluitvorming. Singapore kent een centralistische aanpak, waarbij de overheid precies vertelt wat er moet gebeuren. Een dergelijke aanpak is in onze overlegcultuur niet voor te stellen. Een zogenaamde clusterbenadering is volgens ons dan ook veel effectiever. In dat geval probeert de overheid niet direct te sturen, maar zorgt ze er voor dat er toegevoegde waarde ontstaat door verschillende partijen bij elkaar te brengen die iets voor elkaar en voor de regio kunnen betekenen.
… net als het Rijk, de provincies en de gemeenten Terwijl de ondernemers uiteindelijk voor behoud van onze welvaart zullen moeten zorgen, is het aan de overheid om hiervoor het optimale klimaat te scheppen. Zo zal zij ervoor moeten zorgen dat de daling van de potentiële beroepsbevolking niet leidt tot een al te grote afname van het arbeidsaanbod, waardoor het vinden van voldoende geschikt personeel in de toekomst geen belemmering vormt voor ondernemers. Verhoging van de participatie is noodzakelijk. Dit leidt niet alleen tot minder spanningen op de arbeidsmarkt, maar vergroot ook het draagvlak voor de sociale zekerheid en draagt bij aan de houdbaarheid van overheidsfinanciën. Verhoging van de participatie alleen is echter niet voldoende. Om met minder mensen meer te kunnen produceren is een structurele verhoging van de groei van de arbeidsproductiveit noodzaak. De afgelopen jaren was het juist deze groei die te wensen overliet. Verhoging van de productiviteit is echter veel moeilijker vorm te geven via beleid dan verhoging van de participatie. Er worden wel pogingen gedaan, denk aan het fameuze innovatieplatform, maar die zetten nog niet echt zoden aan de dijk. Het slimste wat zowel lokale overheden als het Rijk hier kunnen doen is het scheppen van de juiste voorwaarden. Productiviteit gedijt het best in een concurrerende economie. Eenvoudige toetreding tot bepaalde markten en het gemak waarmee ondernemende mensen nieuwe bedrijven op kunnen starten, bepalen voor een groot deel de innovatiekracht van een economie en het vermogen om de productiviteit te verhogen. Bedenk dat vrijwel alle belangrijke uitvindingen –from Airplane to Zipper- bedacht zijn in kleine bedrijfjes. Het zijn juist dit soort vindingen die Nederland op de economische kaart moeten houden. Hoewel een groot deel van onze economische toekomst in handen ligt van de rijksoverheid, kan men ook op lokaal niveau wel degelijk het een en ander doen. Een niet onbelangrijk deel van de administratieve lasten en regelgeving is afkomstig van lokale overheden en moet dus ook door deze partijen tegen het licht gehouden worden. Daarnaast is een belangrijke rol voor de lokale overheden weggelegd bij de verbetering van het vestigingsklimaat. Een goed vestigingsklimaat betreft niet alleen de afwezigheid van overvloedige regelgeving, maar behelst ook een prettige omgeving om in te werken én te wonen. Zeker in Rotterdam is dit laatste een van de speerpunten van het huidige beleid. Naast het creëren van de juiste randvoorwaarden heeft de gemeente Rotterdam er duidelijk voor gekozen om één of misschien wel twee stappen verder te gaan. Net als Singapore veertig jaar geleden kent Rotterdam sinds kort zijn eigen Economic Development Board Rotterdam (EDBR), bestaande uit ruim 25 gezichtsbepalende Rotterdammers. Een van de taken van deze EDBR is het samenbrengen van overheden, onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven in verschillende clusters in de hoop dat op die manier een soort kruisbestuiving ontstaat die gunstig uitpakt voor alle partijen. Zeker wanneer de EDBR in deze clusters louter faciliterend optreedt en de betrokken partijen zelf met de ideeën komen, juichen we dit initiatief van harte toe. Iets minder hoopvol gestemd zijn we over een deel van de andere activiteiten van de EDBR. Met name het aanwijzen van een aantal gebieden waarin Rotterdam op termijn een vooraanstaande positie moet bekleden, is misschien iets te veel van het goede, zeker omdat de regio op een aantal van deze gebieden nog niet al te veel voorstelt. De oprichting van een kennisboulevard is in dit geval een sprekend voorbeeld. Soortgelijke initiatieven in Amsterdam en Eindhoven hebben tot dus-
13
Economisch Bureau
ver weinig succes gehad. Behalve dat we twijfelen over de ‘sturing’ van de economische ontwikkeling, vragen we ons ook af of de overheid met de oprichting van de EDBR niet te ver doorschiet in haar ambities. Door te veel hooi op de vork te nemen loopt de stad het risico dat uiteindelijk geen enkele van de voorgenomen initiatieven echt goed van de grond komt. Het gevaar bestaat dan dat hierdoor een aantal van de gestelde doelstellingen niet gehaald zal worden, waardoor het hele plan uiteindelijk als een mislukking zal worden gezien. In plaats van zich te richten op een groot aantal nieuwe gebieden moeten beleidsmakers goed kijken naar wat men al heeft en waar men al goed in is. Uitbreiding van deze activiteiten geeft meer kans op succes en leidt uiteindelijk tot betere economische vooruitzichten voor de totale economie. Ook dit vergt echter een keuze voor bepaalde bedrijfstakken. In dat geval moet gedacht worden aan exportgerichte sectoren die voldoende kritische massa hebben en die bovendien niet zo snel zullen verhuizen naar het buitenland. In dit verband kan gedacht worden aan de petrochemie en het maritiem/logistieke cluster. Groei in deze sectoren leidt via een hogere werkgelegenheid en meer binnenlandse orders tot een impuls voor de hele regio. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld groei in de nietcommerciële dienstverlening die vaak alleen leidt tot een herverdeling van de bestaande middelen in een bepaalde regio. Tot slot Er staat de regio flink wat te wachten, maar daarin is Rotterdam niet uniek. Veel van de eerder genoemde keuzes voor zowel overheid als bedrijfsleven zijn net zo belangrijk voor de rest van Nederland. Toch zijn er ook een paar kenmerken te noemen die de situatie in Rotterdam uniek maken. Zo beschikken slechts weinig regio’s over een industrie of dienstensector die bepalend is in de wereld en dat ook blijft. Met de aanwezigheid van de petrochemie en de maritiem/logistieke sector heeft Rotterdam dus duidelijk een streepje voor. Aan de andere kant zijn er nadelen waarmee Rotterdam net als de andere grote steden in Nederland kampt. De criminaliteit is groot en het woon-werkklimaat wordt door velen als een probleem ervaren. Benutting van het economische voordeel kan alleen slagen indien dit gepaard gaat met een verbetering van de leefomgeving. Een cruciale rol is daarbij weggelegd voor het onderwijs. Als de huidige situatie aanhoudt wordt het gat tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt steeds groter. Terwijl bedrijven verlegen zitten om goed opgeleid personeel, neemt het aantal laagopgeleide werklozen alleen maar verder toe. Een dergelijke situatie is niet alleen economisch schadelijk, maar zal ook het imago en de sfeer in de stad niet ten goede komen. Misschien wel de grootste uitdaging voor de beleidsbepalers de komende decennia betreft stimulering van onderwijs voor met name allochtonen enerzijds en een betere aansluiting van dit onderwijs op het bedrijfsleven anderzijds. Op die manier slaat men twee vliegen in een klap. Een beter opgeleide bevolking leidt tot een betere leefomgeving, terwijl tegelijkertijd het arbeidsaanbod beter aan zal sluiten bij de vraag naar arbeid. Als het inderdaad lukt om genoemde aansluiting substantieel te verbeteren, gaat de regio een mooie toekomst tegemoet.
Drs. H.E.M. Dielen, tel. (020) 628 04 91
[email protected]
14