Introductie In klas 4 ga jij bezig met een Sectorwerkstuk. Een onderzoeksopdracht naar een zelf te kiezen onderwerp. Dat doe je samen met een klasgenoot uit dezelfde sector. Je onderzoekt een zelfgekozen onderwerp dat iets met jouw sector te maken heeft. Alle informatie die je nodig hebt voor het Sectorwerkstuk vind je terug in Magister onder Nederlands, met de titel Sectorwerkstuk 4T. In de ELO wordt een planning gegeven en onder Documenten vind je per stap een beschrijving. Ook staan er informatieve documenten om je op weg te helpen. Je zult tijd moeten investeren. Voor een goed sectorwerkstuk heb je minimaal 20 klokuren nodig. Zorg ervoor dat je bijhoudt hoeveel uren je aan het sectorwerkstuk besteedt. Dit bijhouden van de uren die je hierin inversteerd doe je door gebruik te maken van het LOGBOEK. Lees eerst de stappen goed door en ga dan aan de slag! Je zult zien: onderzoek doen kan heel leuk zijn! Je krijgt van je begeleider na elke stap te horen of je door mag met de volgende stap: een GO or NO GO. Voorkom dubbel werk, werk niet vooruit. Houd je aan de planning, dan heb je voldoende tijd.
STAP 1 Partner en onderwerp keuze maken. Een geschikte partner is iemand die: In dezelfde sector als jij zit (dit moet). In staat is om met jou afspraken te maken. Met jou kan samenwerken. Iemand die in de buurt woont of die je regelmatig ziet. Je moet dus een onderwerp kiezen uit de sector die jij gekozen hebt. Een onderwerp is goed als: Je hierdoor meer te weten komt over jouw sector. Je voldoende informatie over dit onderwerp denkt te kunnen vinden. Het onderwerp je interesse heeft. Om je onderwerp te bepalen, kun je gebruik maken van een ‘mindmap’. Je moet ook je keuze goed kunnen motiveren (waarom kies je dit onderwerp). Als je hebt besloten met wie je dit Sectorwerkstuk gaat maken en wat jullie onderwerp is, breng je mevrouw Innemee op de hoogte door haar een mail te sturen:
[email protected]. Dit doe je uiterlijk maandag 28 oktober. Mevrouw Innemee zal je laten weten wie je begeleider zal zijn gedurende het Sectorwerkstuk.
STAP 2 Onderzoeksvragen opstellen In deze stap stel je de onderzoeksvragen op. Hierbij heb je een hoofdvraag die tot deelvragen leidt. Je moet tussen de 5-8 deelvragen opstellen om antwoord te kunnen geven op je hoofdvraag. Bij het opstellen van deelvragen kun je je ook al afvragen hoe je deze vragen gaat beantwoorden. Je kunt gebruik maken van verschillende onderzoeksmethoden. Deze staan beschreven in het mapje ‘Onderzoeksmethoden’ in Magister. Bij het onderzoeken van de deelvragen moet je minimaal gebruik maken van 3 verschillende onderzoeksmethoden. De beschrijving van welke onderzoeksmethode je gaat gebruiken bij welke vraag, verwerk je in je Plan van Aanpak (Stap 3). Voor het opstellen van de deelvragen kun je gebruik maken van het format ‘Opstellen onderzoeksvragen’ in Magister. Als je de deelvragen hebt opgesteld bespreek je deze met je begeleider. Als je begeleider akkoord gaat, mag je verder naar stap 3. Voorbeeld 1 Sector: Zorg en welzijn Onderwerp: Overgewicht bij kinderen Hoofdvraag: Wat zijn de oorzaken, gevolgen en ontwikkelingen van overgewicht bij kinderen? Deelvraag 1: Wat is overgewicht bij kinderen? Deelvraag 2: Zijn er tegenwoordig meer of minder kinderen met overgewicht? Deelvraag 3: Wat zijn de oorzaken van overgewicht bij kinderen? Deelvraag 4: Wat zijn de gevaren van overgewicht bij kinderen? Deelvraag 5: Hoe kan overgewicht bij kinderen worden voorkomen? Deelvraag 6: Weten kinderen zelf wat de gevaren van overgewicht zijn? Deelvraag 7: Wat doet de overheid ter voorkoming van overgewicht bij kinderen? Deelvraag 8: Wat kunnen ouders en scholen doen om overgewicht bij kinderen te voorkomen? Voorbeeld 2 Sector: Economie Onderwerp: Illegaal downloaden: het einde van de muziek- en filmindustrie Hoofdvraag: Hoe heeft het illegaal downloaden van films en muziek zich ontwikkeld en wat zijn de gevolgen ervan? Deelvraag 1: Wat is illegaal downloaden? Deelvraag 2: Wie maken gebruik van illegaal downloaden via internet? Deelvraag 3: Wat zijn de economische gevolgen van illegaal downloaden voor de filmindustrie? Deelvraag 4: Wat zijn de economische gevolgen van illegaal downloaden voor de muziekindustrie? Deelvraag 5: Wat zijn de economische gevolgen van illegaal downloaden voor de detailhandel? Deelvraag 6: Hoe zal het illegaal downloaden zich in de toekomst ontwikkelen? Deelvraag 7: Wat doet de overheid tegen illegaal downloaden?
STAP 3 Plan van Aanpak / Bepalen van een onderzoeksstrategie Deze stap is van groot belang voor het slagen van jullie werkstuk. Hier bepaal je jullie strategie. Hoe ga je de informatie die je zoekt, vinden? Welke onderzoeksmethoden gaan jullie gebruiken? Jullie leveren een ‘Plan van Aanpak’ in bij jullie begeleider. In dit plan van aanpak neem je op hoe je antwoord gaat vinden op de verschillende deelvragen. Het format ‘Plan van Aanpak’ vinden jullie in Magister onder Documenten – Sectorwerkstuk 4T. Vertel per deelvraag (stap 2) hoe je deze gaat beantwoorden, welke onderzoeksmethode ga je gebruiken? Er zijn verschillende manieren om de informatie te verzamelen dat een antwoord geeft op jullie deelvraag. Bekijk het document Onderzoeksmethoden in Magister. Je moet in je werkstuk tenminste 3 verschillende onderzoeksmethoden gebruiken. Als je Plan van Aanpak compleet is, bespreek je dit met je begeleider. Als je begeleider akkoord gaat, mag je verder met stap 4.
STAP 4 Planning De laatste stap voor je werkelijk je onderzoek gaat uitvoeren is de planning. Hierin staat precies omschreven welke activiteiten je wanneer gaat ondernemen. Gebruik hiervoor het ‘Format Planning Sectorwerkstuk’ dat in Magister staat. In de deze stap plan je de afspraken die je hebt gemaakt of gaat maken met mensen van buiten (expert raadplegen, interview hebben, etc). Je spreekt met je partner af wanneer je aan het Sectorwerkstuk gaat werken, misschien kun je met je partner elke week een deel van dezelfde dag werken aan je Sectorwerkstuk? Je spreekt af wanneer je op internet of in de bieb / mediatheek gaat zoeken naar informatie. Heb je ook een vaste afspraak kunnen maken met je begeleider, of kun je elke week op korte termijn een afspraak maken? Daarnaast leg je vast wat je hebt afgesproken over deadlines. Bij het invullen van je planning moet je rekening houden met wat je nodig hebt voor het uitvoeren van een onderzoeksmethode. Denk hierbij aan de volgende dingen: Interview: Wie ga je interviewen? Waar ga je die interviewen? Welke datum heb je afgesproken? Hoe laat heb je afgesproken? Hoe is de persoon te bereiken? (telefoonnummer, e-mail adres) Observatie: Waar ga je observeren? Wat ga je observeren? Wanneer ga je observeren? Heb je toestemming (nodig) om daar, op dat moment, te observeren? Hoe is de persoon die daar over gaat te bereiken? (telefoonnummer, e-mail adres) Experts raadplegen: Wie heb je benaderd? Wanneer heb je afgesproken? Waar heb je afgesproken? Hoe laat heb je afgesproken? Hoe is de persoon te bereiken? (telefoonnummer, e-mail adres) Enquête: Wanneer ga je een enquête opstellen? Wie ga je benaderen voor het invullen van de enquête? Wanneer ga je de enquête afnemen? Waar ga je de enquête afnemen? Wanneer ga je de gegevens van de enquête verwerken? Internet / Boeken: Wanneer heb je afgesproken te gaan zoeken op internet? Wanneer lever je de informatie aan die je gaat vinden? Het lijkt overdreven al deze dingen allemaal op te moeten schrijven, maar dat is het niet! Het dwingt je tot nadenken over bovenstaande zaken. Daarbij komt: een planning maakt van jou een betrouwbaarder samenwerkingspartner. Dat maakt het de moeite waard! Als je je Planning volledig hebt ingevuld, bespreek je dit met je begeleider. Als je begeleider akkoord gaat, mag je verder met stap 5.
STAP 5 Gegevens verzamelen Voer je planning uit. Zorg ervoor dat je regelmatig contact hebt met je begeleider. Dat kan door een afspraak met hem of haar te maken, maar het kan ook door te mailen. Houd tijdens het verzamelen bij waar je je informatie gevonden hebt. Deze moet je opnemen in de bronvermelding, je moet bewijzen waar je je informatie hebt gevonden en wat je letterlijk hebt overgenomen. Als je letterlijk tekst overneemt, moet je gebruik maken van voetnoten. Maak van elke afspraak een kort verslagje en bewaar de e-mailtjes goed. Je krijgt aan het eind van het proces een beoordeling over de samenwerking. Dat gaat over de samenwerking met je klasgenoot, maar ook over de samenwerking met je begeleider. Tijdens de uitvoer van het onderzoek, zul je tips en aanwijzingen krijgen van je begeleider. Laat zien dat de begeleiding zin heeft. Doe wat met de feedback die je krijgt. Leg alles wat je doet vast in je Logboek. Bij elke bespreking met je begeleider heb je je Logboek aangevuld. Bij een goed ingevuld Logboek kan de begeleider goed in de gaten houden hoe je werkt en hoe de samenwerking verloopt. Als je klaar bent met het verzamelen van gegevens bespreek je dit met je begeleider. Als je begeleider vindt dat je voldoende informatie hebt verzameld en de 3 verschillende onderzoeksmethoden goed hebt gebruikt, mag je verder met Stap 6.
STAP 6 Verwerken van gegevens Je hebt de afgelopen weken een hele berg gegevens verzameld over jouw onderwerp. Die gegevens moeten jou helpen bij het beantwoorden van de deelvragen uit stap 2. Wat betekenen deze gegevens? Welke conclusies kun je trekken? Verwerk de gegevens in een informatieve tekst die antwoord geeft op de deelvraag die je onderzoekt. Observatie of enquête Je kunt ervoor kiezen een tabel of grafiek te maken met de resultaten uit een enquête of observatie. Dit tabelletje geldt dan als ondersteuning voor je informatieve tekst. In de tekst verwijs je vervolgens naar de gegevens die in de tabel staan weergegeven. Interview of expertraadpleging Als je een expert hebt geraadpleegd of je hebt een interview gehouden, kun je ervoor kiezen het interview rechtstreeks (vraag - antwoord - vraag - antwoord) weer te geven. Je kunt ook een verslag schrijven van de gebeurtenis (het was een hele zoektocht, maar we hebben het gevonden: het huis van professor doctor W. Rakhout. We werden uitgenodigd in zijn werkkamer, etc.). Zowel een verslag als een rechtstreekse weergave van het interview, geven geen antwoord op je deelvraag. Je zult in beide gevallen moeten kiezen voor een extra informatieve tekst waarin je de deelvraag beantwoord. Internetpagina's of boeken Je zult de neiging kennen teksten direct van internet te kopiëren of uit een boek over te typen. Het gevaar is dat je daarmee iets opschrijft, dat je niet begrijpt. Het is niet verboden om dingen uit boeken of van internetpagina's over te nemen, in tegendeel. Neem alsjeblieft teksten letterlijk in jouw informatieve tekst op. Zorg ervoor dat je duidelijk aangeeft welke tekst uit het boek komt en welke van jezelf is. Dit doe je door gebruik te maken van voetnoten. Zorg telkens dat je in eigen woorden omschrijft, welke bijdrage de informatie levert aan de beantwoording van jouw deelvraag.
LET OP! De teksten die je voor deze stap schrijft, kunnen rechtstreeks in je onderzoeksverslag terechtkomen! Dus besteed er extra aandacht aan, dat scheelt straks weer tijd! Bespreek met je begeleider het verloop van deze stap. Als er nog zaken niet in orde zijn, ga je die eerst bijstellen.
STAP 7 Inleiding en Conclusie Je hebt na weken hard werken een mooie hoeveelheid informatie verzameld en verwerkt. Nu is het tijd om te komen tot een afsluiting. Wat was ook al weer het onderwerp van je sectorwerkstuk? Waarom heb je gekozen voor dat onderwerp? Wat was je hoofdvraag? Al deze vragen ga je in de volgende onderdelen beantwoorden: LET OP: Je hoeft in deze stap niet extreem veel teksten te maken. Je kunt heel veel teksten gebruiken die je in de STAP 2, 3, 4 en 6 al hebt geschreven! Inleiding Beschrijf in het kort het onderwerp van jouw sectorwerkstuk. (Niet één woord, maar een omschrijving in een paar zinnen) Wat spreekt jou / jullie aan in het onderwerp? Welke hoofdvraag hebben jullie gekozen? Welke deelvragen gebruikten jullie om het antwoord op de hoofdvraag te vinden? Leg per deelvraag uit welke onderzoeksstrategie jullie hebben gebruikt. Deelvragen (Paragrafen) Gebruik de teksten uit STAP 6, om per deelvraag een antwoord of conclusie te geven. Conclusie Een conclusie schrijf je om aan te geven waar jouw onderzoek toe geleid heeft. Je trekt een conclusie uit door jou eerder beschreven stukken van je werkstuk. Dit betekent dat je er geen nieuwe informatie in mag opnemen. De conclusie bevat tussen de 400-500 woorden. Kijk voor meer informatie over het schrijven van de conclusie in Magister in het document ‘Conclusie Sectorwerkstuk’.
STAP 8 Opmaak Je hebt gedurende het sectorwerkstuk een grote ruwe tekst verzameld. Aan het eind van stap 7 is jouw verslag voor het grootste gedeelte klaar: inleiding, deelvragen per paragraaf, conclusie. Nu is het zaak dat jouw tekst een mooi uiterlijk krijgt. De opmaak. Lees het document ‘Opmaak Sectorwerkstuk’ in Magister voor meer informatie! Bij de opmaak van je verslag is een aantal dingen belangrijk:
Lettertype Kies één lettertype voor je hele verslag.
Lettergrootte De grootte van je letters heeft veel invloed op de indruk die je verslag maakt. Een verslag met te grote letters komt kinderachtig over. Te kleine letters, maakt het lastig leesbaar.
Kern (deelvragen), hoofdstukken Een verslag dat uit één blok tekst bestaat is niet te lezen. De tekst wordt leesbaarder door het gebruik van kopjes. Gebruik voor de kopjes het zelfde lettertype, maar dan vetgedrukt of iets grotere letters.
Afbeeldingen Een tekst kan makkelijker worden, wanneer deze wordt ondersteund door plaatjes en of afbeeldingen. Zorg ervoor dat je bij het plaatsen van afbeeldingen duidelijk maakt wat er te zien is. Geef de afbeelding een naam en een onderschrift (bijvoorbeeld: figuur 1 De kantine na de eerste pauze). Je kunt tijdens de uitvoer van je onderzoek ook zelf foto's maken.
Voorpagina Een mooi werkstuk heeft een goede voorkant. Deze voorkant geeft in ieder geval informatie over: - De titel ( misschien is het een idee om de hoofdvraag van je onderzoek als een ondertitel te gebruiken) - De namen van je groepje/partner - De klas en de sector waarin je zit - De datum, jaartal - De naam van de begeleider
Bronvermelding Jouw sectorwerkstuk bevat een schat aan informatie. Jij hebt voor je onderzoek op verschillende manieren geprobeerd antwoord te vinden op jouw onderzoeksvragen. Om te bewijzen dat de informatie betrouwbaar is, geef je achterin jouw verslag aan,
hoe en waar je jouw informatie gevonden hebt. Bekijk voor meer informatie het document ‘Opmaak Sectorwerkstuk’ in Magister.
Voorwoord Een mooi sectorwerkstuk maken, is een hele prestatie. Het heeft je ongetwijfeld veel moeite gekost en je zult hulp gehad hebben van verschillende mensen. In een voorwoord is er plaats om iets te schrijven over hoe jouw sectorwerkstuk tot stand is gekomen. Het is de ruimte voor de persoonlijke noot van de schrijver van het werkstuk. Je kunt mensen bedanken voor hun hulp. Je kunt ook iets vertellen over wat je zelf van het maken van dit werkstuk hebt gevonden. Wat heb je geleerd? Wat zou je de volgende keer anders doen? Welke tip heb je voor leerlingen die volgend jaar ook een sectorwerkstuk moeten maken?
Inhoudsopgave Zorg ervoor dat je dit pas op het allerlaatste doet. Voor het gebruik van een inhoudsopgave, is het van groot belang dat je gebruik maakt van paginanummers.
Als je klaar bent met het opmaken van je werkstuk kun je het Sectorwerkstuk inleveren bij je begeleider. De volgende stap is het voorbereiden van de presentatie op de Open Dag op 20 februari 2014.
Conclusie Wat is het doel van een conclusie? Een conclusie schrijf je om aan te geven waar jouw onderzoek toe geleid heeft. Je trekt een conclusie uit door jou eerder beschreven stukken van je werkstuk. Dit betekent dat je er geen nieuwe informatie in mag opnemen. Volgorde In je conclusie kun je een volgorde opnemen. Hierdoor wordt je conclusie opbouwend. Start met een korte samenvatting van het onderwerp. Je bent je werkstuk begonnen met hoofd en deelvragen, beschrijf kort welke vraag je hebt gesteld. Schrijf daarna welke bevindingen jullie hebben gedaan tijdens het onderzoeken. Weke feiten heb je uitgevonden? Ook hier kun je conclusies uit halen, beschrijf deze helder en kort. Beantwoord je hoofdvraag. Je hebt namelijk onderzoek gedaan naar dit antwoord door middel van deelvragen. Vat het antwoord samen als antwoord op je hoofdvraag. Misschien heeft je hoofdvraag meer het karakter van een probleemoplossing, dan beschrijf je je onderzoek aan de hand van de oplossingen die je hebt gevonden. Als je jezelf een doel hebt gesteld, vertel je ook of je dat doel hebt bereikt of niet. Dus je conclusie bevat: een korte samenvatting, een beschrijving van je bevindingen, het antwoord op de hoofdvraag/probleemoplossing en mocht je een doel hebben gesteld of en hoe je dit doel hebt bereikt. Kort en bondig formuleren Tijdens het beantwoorden van de vragen van je Sectorwerkstuk is het handig om aantekeningen te maken van de bevindingen. De belangrijkste dingen kun je opnemen in je conclusie. Je conclusie moet kort en bondig beschrijven wat je hebt uitgevonden, tussen de 400-500 woorden. Als je meerdere conclusies hebt gevonden als resultaat van je deelvragen, kies dan de belangrijkste (opvallendste) uit.
Opmaak Sectorwerkstuk Een werkstuk bestaat uit de volgende delen: Omslag Titelblad Inhoudsopgave Inleiding Kern Conclusie Bronvermelding. De delen moeten in bovengenoemde volgorde in je werkstuk staan. Omslag Het werkstuk moet worden ingeleverd in een plastic mapje, eventueel ingebonden. Voorpagina Op het titelblad moeten de volgende delen voorkomen.
Titel (beginnend met hoofdletter; eindigend zonder punt) Namen van jou en je partner Klas Rechts onder aan de pagina. Sector Naam van begeleider Datum en jaartal Eén of meer illustraties (illustraties mogen niet overheersend zijn) (illustraties moeten passen bij het onderwerp)
Inhoudsopgave In de inhoudsopgave worden alle delen genoemd waaruit het werkstuk bestaat. Achter ieder deel staat vermeld op welke bladzijde dit deel begint. De inhoudsopgave mag niet in verhaalvorm staan. Van alle hoofdstukken moeten zowel de titel als het hoofdstuknummer. Op de pagina met inhoudsopgave mogen geen illustraties en andere teksten voorkomen.
Voorwoord Op de pagina met de inleiding mogen geen illustraties en andere teksten voorkomen. In de inleiding moeten vermeld worden:
Waarom dit werkstuk gemaakt moet worden? Waarom is gekozen voor dit onderwerp? Wat je over dit onderwerp te weten wilde komen? Hoe je te werk bent gegaan bij het maken van dit werkstuk.
De kern (de deelvragen)
De kern moet in hoofdstukken worden verdeeld. Maak de hoofdstukken niet te lang. Ieder hoofdstuk heeft een nummer en een titel van hooguit één regel. Ieder hoofdstuk begint op een nieuwe pagina. De teksten van de kern en de hoofdstukindeling moeten logisch zijn opgebouwd. Als plaatjes worden gebruikt, moeten deze passen bij de tekst. Plaatjes moeten van goede kwaliteit zijn.
De conclusie Op de bladzijde met de conclusie mogen geen illustraties en andere teksten voorkomen. De conclusie moet aansluiten bij de inleiding. Je conclusie bevat de volgende onderdelen: Een korte samenvatting, Een beschrijving van je bevindingen Het antwoord op de hoofdvraag/probleemoplossing Mocht je een doel hebben gesteld beschrijf je of en hoe je dit doel hebt bereikt. (Je eigen mening over het maken van dit werkstuk.) Tussen de 100-400 woorden.
Bronvermelding Alle bronnen die bij het maken van het werkstuk zijn gebruikt moeten hier worden vermeld. De bronnen moeten worden onderverdeeld in: boeken, tijdschriften/kranten, CD-roms, internet. Boeken:
Van gebruikte boeken moeten worden vermeld: De titel, Naam schrijver, Gebruikte delen of bladzijden.
Tijdschriften:
Van gebruikte tijdschriften moeten worden vermeld: Naam van tijdschrift, Jaargang + nummer, Gebruikte pagina’s, Titel van het artikel, Naam van de schrijver.
Kranten:
Van gebruikte kranten moeten worden vermeld: Naam van krant, Datum, Gebruikte pagina’s, Titel van het artikel, Naam van de schrijver.
CD-roms:
Van gebruikte CD-roms moeten worden vermeld: De titel, De uitgever.
Internet:
Bij informatie die van het Internet is verkregen moeten worden aangegeven: De adressen van de geraadpleegde websites (=homepages) en de adressen van de afzonderlijke pagina’s.
Algemene vormgeving van een werkstuk
Het werkstuk moet worden ingeleverd in een plastic mapje met doorzichtige voorkant, of ingebonden zijn. De afzonderlijke pagina’s mogen niet in plastic hoesjes worden opgeborgen. Het overnemen van letterlijke tekst moet zoveel mogelijk worden vermeden. Werkstuk moeten worden gemaakt m.b.v. de computer. Kies bij het maken van een werkstuk m.b.v. de computer uit één van de volgende lettertypes: Arial, Times New Roman, Tahoma, Courier.
Wil je bepaalde woorden benadrukken gebruik dan vet, cursief of onderstreept. Heb je eenmaal een keuze gemaakt, pas die dan consequent toe. Met uitzondering van titels moeten teksten worden uitgevoerd in puntgrootte 12. Alle bladzijden van het werkstuk moeten worden genummerd, te beginnen bij de inhoudsopgave. Gebruik bij voorkeur de automatische paginanummering. Stel de automatische paginanummering als volgt in: Klik op Invoegen. Klik op Paginanummers … Kies bij Positie voor “Onderaan pagina (voettekst)”. Kies bij Uitlijnen voor “Rechts”. Haal het vinkje weg bij “Nummer op de eerste pagina”. Klik op Opmaak... Vul achter “Beginnen bij” het paginanummer van de inhoudsopgave in.
Stel de marges aan boven-, onder- en zijkanten van de bladzijden in op 2,5 cm. Stel de marges als volgt in: Klik op Bestand. Klik op Pagina-instelling. Klik op het tabblad Marges. Stel bij boven, onder, links en rechts de marges in op 2,5 cm. Stel de regelafstand in op “Enkel”. o Doe dit als volgt: - Klik op Opmaak. - Klik op Alinea. - Stel de regelafstand in op Enkel. Zorg voor regelmaat in de opbouw van de tekst. Voorkom lange stukken tekst. Gebruik alinea’s of lege regels. Is het werkstuk klaar laat Word de tekst dan controleren op spelling- en grammatica fouten. o Doe dit als volgt: Klik op Extra. Klik op Spelling- en grammaticacontrole. Voorwaarde is dat de taal ingesteld staat op Nederlands. o Doe dit als volgt Klik op Extra. Ga naar Taal en Taal instellen. Kies Nederlands(standaard)
PRESENTEREN Open Dag Op de open dag van donderdag 20 februari 2014 wordt een markt georganiseerd waar alle sectorwerkstukken worden gepresenteerd aan de bezoekers. Dat is het moment waar je de conclusie / onderzoek van jullie Sectorwerkstuk op een mooie manier inzichtelijk maakt voor de bezoekers van de ouderavond (kinderen uit groep 8 en hun ouders en jullie ouders). Er wordt van je verwacht dat je werkstuk op een aansprekende manier presenteert. Bedenk goed hoe je dit zou kunnen doen. Gebruik je een schaalmodel? Laat je de mensen een kunstje uitvoeren? Maak je een spel waarin deelnemers jouw conclusies uit het onderzoek kunnen ervaren? Houd er rekening mee dat de presentatie het karakter heeft van een markt: mensen lopen langs en blijven staan, wanneer ze iets interessant vinden, maar lopen door wanneer iets hen niet aanspreekt. Voor jullie de uitdaging: hoe houd je de aandacht van de bezoekers vast? In principe ga je je pas bezighouden met het presenteren van je werkstuk nadat je Stap 8 hebt afgerond. Wel kun je tijdens het maken van je werkstuk nadenken wat je zou willen doen en wat je hiervoor nodig hebt. Vraag je begeleider om feedback op het moment dat je/jullie hier ideeën over hebben.
Tips Opstellen hoofd- en deelvragen De hoofdvraag Om een onderwerp te gaan onderzoeken, kun je natuurlijk zo maar ergens beginnen met informatie verzamelen. Het grootste probleem bij het doen van een onderzoek is niet dat je te weinig informatie hebt. Meestal heb je zoveel informatie dat je afdwaalt van wat je eigenlijk had willen onderzoeken. Bij een onderzoek is het daarom verstandig om één centrale vraag te stellen. Je onderzoek moet een antwoord geven op deze vraag. Probeer bij deze centrale vraag een aantal deelvragen te formuleren. Deelvragen zijn hulpvragen om de belangrijkste vraag, de hoofdvraag, te kunnen beantwoorden. Er zijn verschillende soorten vragen: · Beschrijvende vraag: het antwoord op een beschrijvende vraag is een beschrijving van een situatie, gebeurtenis of ontwikkeling. Bijvoorbeeld: op welke wijze beïnvloedt de Nederlandse overheid de inkomensverdeling? · Verklarende vraag: het antwoord op een verklarende vraag is een verklaring voor een gebeurtenis of ontwikkeling. Bijvoorbeeld: waarom wil Barclays ABN Amro overnemen? · Analyserende vraag: het antwoord op een analyserende vraag laat zien welke processen aan een gebeurtenis of ontwikkeling ten grondslag liggen en wat de gevolgen van een bepaalde maatregel of gebeurtenis zijn. Bijvoorbeeld: hoe komt het dat de sportrecords steeds scherper worden gesteld? · Meningsvraag: als je een meningsvraag beantwoordt, geef je jouw mening of de mening van iemand anders over een bepaald onderwerp. Het gaat er dan niet alleen om wat je ergens van vindt, maar ook waarom je dat vindt. Bijvoorbeeld: is het geoorloofd om dierproeven te doen om medicijnen te testen? De hoofdvraag moet aan de volgende eisen voldoen: · Niet te globaal: hoe algemener de vraag, des te meer informatie je moet zoeken en hoe meer onderzoekstijd je nodig hebt. · Duidelijk afgebakend: het onderwerp, de periode of het onderzoeksgebied zijn duidelijk aangegeven (Wat? Wanneer? Waar?). · Eenduidig: hij is maar op één manier uit te leggen. · Haalbaar: hij moet te onderzoeken zijn met jouw beschikbare tijd en middelen. Om te oefenen met het kiezen van goede hoofdvragen vind je hier drie keer 4 hoofdvragen. Kies steeds de vraag die voldoet aan de eisen hierboven. 1. a. Hoe is de kerk ontstaan? b. Is het slim om een huis te kopen? c. Wat is de invloed van HALT-straffen op bestrafte jongeren? d. Hoe worden medicijnen gemaakt? 2. a. Wat zijn de effecten van gevangenisstraf? b. Hoe wordt je een tv-ster? c. Hoe kun je gezond eten? d. Welke invloed heeft fitness op lichaamsgewicht? 3. a. Hoe privacy-gevoelig is Facebook? b. Welke invloed heeft Facebook op middelbare scholieren? c. Hoe heeft het Nederlandse klimaat zich ontwikkeld? d. Welke invloed hebben internetreclames op mensen?
De deelvragen De hoofdvraag van een onderzoek is niet in enkele woorden te beantwoorden. Daarom is het nodig je onderzoeksvraag op te splitsen in deelvragen. Elk antwoord op een deelvraag draagt zijn steentje bij aan het beantwoorden van de hoofdvraag. Bedenk wat je allemaal moet weten om de hoofdvraag te beantwoorden. Je kunt hiervoor een ‘mindmap’ ontwerpen. De deelvragen helpen je om structuur aan te brengen in je onderzoek én in je verslag. Bovendien verkleinen deelvragen de kans dat je iets over het hoofd ziet. Wat zijn goede deelvragen? · Deelvragen moeten aan dezelfde eisen voldoen als de hoofdvraag. · Ze moeten de hoofdvraag ondersteunen. Je moet geen deelvragen stellen die niet nodig zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag. · Deelvragen zijn minder complex dan de hoofdvraag. · Ze moeten in een logische volgorde staan: Chronologisch. Zodat ze een lopend verhaal opleveren. In volgorde van complexiteit: eerst beschrijvende, dan verklarende enz. Het aantal deelvragen moet niet te groot zijn. Beperk je tot 5-8 deelvragen. Het formuleren van de hoofdvraag en de deelvragen is een lastig karwei. Maar onthoud dat je gaandeweg altijd je vragen kunt veranderen of bijstellen!
Tips voor het houden van een presentatie Een onderwerp kiezen Informatie verzamelen Alles op een rijtje zetten Lezen en studeren Dan is het tijd om je "in te lezen". Zorg er voor dat je een beetje verstand krijgt van het onderwerp dat je hebt gekozen. Lezen alleen is niet genoeg, tenzij je een supergeheugen hebt. Maak aantekeningen van dingen die heel belangrijk zijn en die je gemakkelijk kunt vergeten. Je kunt dit blaadje later als spiekblaadje gebruiken. Schrijf de dingen zo kort mogelijk op. Organiseren Hoe laat je je materialen en plaatjes zien? Heb je spullen van school nodig, bijvoorbeeld een landkaart? Zeg dat dan ruim van tevoren. Moeten er tekeningen/posters opgehangen worden? Publiekgerichtheid De presentatie moet begrijpelijk en interessant zijn en voldoende niveau hebben (t.o.v. het publiek). Opbouw Inleiding: zorg voor een pakkend, origineel begin met aanduiding van het onderwerp; (- begin met een mop of een grap; -maak gebruik van audiovisuele middelen; laat dingen over je onderwerp zien; begin met publieksvragen; etc). Leg in het kort uit waarom je het onderwerp gekozen hebt (motivatie); Maak de verdere indeling van je presentatie bekend; Gebruik daarbij het bord of een groot vel papier (dit laatste heeft sterk de voorkeur) Kern: Nadere omschrijving van het onderwerp (= begripsbepaling); Eventueel een stukje geschiedenis; Antwoord(en) op de vra(a)g(en), met argumenten. Slot: Samenvatting en/of conclusie (= je standpunt (eigen visie) over het onderwerp nog eens kort weergeven); Vermelding van de informatiebronnen die je gebruikt hebt. Vragen of er nog vragen zijn. Presentatie Neem een natuurlijke en ontspannen houding aan; sta niet stokstijf maar wees ook niet te beweeglijk. Ondersteun het spreken met wat gebaren, maar overdrijf niet; Gebruik illustratiemateriaal;
Maak gebruik van het bord voor moeilijke namen, schema's e.d. Matig gebruik van audiovisuele hulpmiddelen (radio, tv,etc.) is toegestaan. Vertel alles in je eigen woorden. Gebruik geen boekentaal. Leer niet als een acteur een compleet verhaal uit je hoofd. Zonde van de tijd. Voorlezen is ook niet de bedoeling. Gebruik gerust je spiekbriefje! Door de zenuwen ga je vaak te snel of te zachtjes praten. Let er dus op dat je duidelijk praat. Houd er rekening mee dat je publiek niet zoveel van het onderwerp weet als jij. Leg dus alles zo duidelijk mogelijk uit. Probeer je publiek aan te kijken, maak contact. Geef de mensen die je presentatie bijwonen de gelegenheid om vragen te stellen over wat je verteld hebt. Als je een antwoord op de vraag niet weet, is dat geen ramp. Ga niet zomaar een antwoord verzinnen.