LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS Vak: AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste Natuurwetenschappen/ (13/13 lt/w) Basisvorming en specifiek gedeelte Studierichting: Lichamelijke opvoeding en sport Studiegebied: Sport Onderwijsvorm: TSO Graad : tweede graad Leerjaar: eerste en tweede leerjaar Leerplannummer: 2015/011 (vervangt 2012/037) Nummer inspectie: 2015/1114/1//V17 (vervangt 2012/595/1//D)
Pedagogische begeleidingsdienst Huis van het GO! Willebroekkaai 36 1000 Brussel
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
2
Inhoud 1.
Visie 1.1.
2. 3. 4.
De lichamelijke opvoeding en sportgerichte opleiding, bestaat uit volgende componenten:
1.1.1. Het ontwikkelen van het zelfconcept en sociaal functioneren 1.1.2. Bewegen en sport als onderdeel van een gezonde levensstijl 1.1.3. Het ontwikkelen van de motorische competentie 1.1.4. Het ontwikkelen van de cognitieve competentie 1.1.5. Kwalitatieve pijlers Leeswijzer Beginsituatie Competenties 4.1. Competenties m.b.t. het welbevinden en het opbouwen van sociale vaardigheden 4.2. Competenties m.b.t. het veilig en verantwoord bewegen en het opnemen van verantwoordelijkheid t.a.v. het eigen motorisch leren 4.3. Motorische competenties: motorische basisvaardigheden 4.4. Motorische competenties: wetenschappelijke achtergronden 4.5. Gezondheid gerelateerde aspecten van de sport 4.6. Samenleving – wisselwerking sport en maatschappij
5. 6.
Algemene pedagogisch-didactische wenken Minimale materiële vereisten 6.1. 6.2.
7. 8.
Infrastructuur Didactische uitrusting
Evaluatie Bibliografie
3 4 4 4 4 5 5 6 8 9 9 10 13 17 20 23 24 37 37 37 39 41
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
3
1. Visie De school die de studierichting TSO Lichamelijke opvoeding en sport aanbiedt, opteert resoluut voor een sportgerichte aanpak om de leerlingen sleutelvaardigheden voor levenslang leren zoals zelfontplooiing, actief burgerschap, sociale interacties … bij te brengen. De school en de vakgroep L.O. en sport vertrekt hierbij vanuit een uitgesproken, duidelijke visie op opvoeding en sport. Door een evenwichtig en doordacht aanbod kan de school een schooleigen sportief imago opbouwen. Dit competentiegericht leerplan garandeert een degelijke voorbereiding op het hoger onderwijs. Enerzijds zijn er de competenties m.b.t. motorische doelen die opleiden tot een “ all round” sportman, desgevallend aan te vullen met een keuzesport, en anderzijds zijn er de competenties m.b.t. de wetenschappelijke achtergronden van sport en beweging die de nodige basis vormen om een vervolgopleiding aan te kunnen. Sport als uitlaatklep voor hypernerveuze jongeren of als compensatie voor te veel zitonderwijs zijn geen redenen om deze studierichting aan te raden. De studierichting moet de leerlingen toelaten zich voor te bereiden op: een doorstroming naar se-n-se opleidingen en/of naar bepaalde vormen van het hoger onderwijs (pedagogisch, sociaal, paramedisch, economisch…); tewerkstelling in verschillende beroepsgerichte sectoren: beroepssector waarbij het fysiek element belangrijk is (veiligheidsberoepen, zwembadredder...); vrijetijdssector waarbij communicatieve vaardigheden essentieel zijn: recreatieve sportclubs, gemeentelijke sportdiensten, OCMW, clubtoerisme, strandanimatie ...; commerciële sector verwant aan sport: fitnesscentra, verkoop van sportartikelen, onderhoud van sportmaterieel …; sportspecifieke sector waarbij de sporttechnische kennis belangrijk is bijv. hulptrainer en trainer in een specifieke sportdiscipline; beroepssportsector: voltijdse of deeltijdse tewerkstelling in eigen sportdiscipline: voetbal, wielrennen, tennis, basketbal ...
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
4
1.1. De lichamelijke opvoeding en sportgerichte opleiding, bestaat uit volgende componenten: 1.1.1.
Het ontwikkelen van het zelfconcept en sociaal functioneren
Bij elke gedragsvorm, dus ook de motorische, is er een duidelijke interactie aanwezig tussen de ontwikkelingsdomeinen van de persoonlijkheid en de motoriek. De verschillende bewegingsdomeinen bieden een belangrijke bijdrage tot het verwerven van positieve sociale attitudes: fair play, leren aanvaarden van regels, waarden en normen, de verantwoordelijkheid ten opzichte van de medeleerlingen, hulpvaardigheid en samenwerking. Ook individuele attitudes zoals doorzettingsvermogen, wilskracht, zorg voor eigen gezondheid en conditie, beheersing, zelfstandigheid worden in verschillende bewegingsactiviteiten sterk aangesproken.
1.1.2.
Bewegen en sport als onderdeel van een gezonde levensstijl
Integreren van beweging in het dagdagelijkse leven. Een fundamentele voorwaarde hiervoor is autonome motivatie, m.a.w. ‘goesting’ hebben om te bewegen. Begrijpen waarom bewegen belangrijk is voor de gezondheid, het belang ervan inzien en plezier beleven aan beweging, zet aan tot het integreren van sport en beweging in de vrije tijd.
1.1.3.
Het ontwikkelen van de motorische competentie
Sportief talent kan enkel ontdekt worden indien de lichamelijke ontwikkeling in de breedste zin van het woord maximale kansen gekregen heeft. Hierbij denken we aan zowel de grootmotorische en de kleinmotorische ontwikkeling als aan de ontwikkeling van de fysieke basiseigenschappen zoals kracht, lenigheid, snelheid, uithouding, coördinatie en evenwicht. Via een brede waaier aan bewegingsactiviteiten wordt er gewerkt aan de motorische ontwikkeling. De fysieke conditie wordt voornamelijk in de hand gewerkt door regelmatig en voldoende intensieve fysieke activiteit van het opgroeiende individu, dit echter zonder te willen voorbij gaan aan andere medebepalende factoren zoals de hygiëne, de voeding, de nachtrust, het schoolritme ... De opleiding Lichamelijke opvoeding en sport is polyvalent en kan leiden tot specialisatie. Door het aanbieden van keuzesport wordt een doorgedreven fysieke en motorische training nagestreefd waarbij doorzettingsvermogen en karaktervorming centraal staan. De motivatie tot fysieke inspanning is belangrijk. Men streeft naar het leveren van prestaties zoals dat ook in het dagelijkse leven van een volwassene wordt gevraagd.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
1.1.4.
5
Het ontwikkelen van de cognitieve competentie
De cognitieve vormingscomponent berust op: Een wetenschappelijke benadering van de basiselementen van het menselijk bewegen. De leerstof, op het niveau van de leerlingen TSO, behandelt aspecten van anatomische en fysiologische aard gerelateerd aan sportbeoefening en het leveren van fysieke inspanningen. Het inzicht in de fysiologische en biomechanische principes m.b.t. beweging en inspanning en de toepassing ervan in eigen praktijkuitvoeringen worden ondersteund door de positieve wetenschappelijke vakken: fysica, chemie, biologie. Een nauwe samenwerking met de wetenschapsvakken uit de basisvorming ligt dan ook voor de hand. Het aanbrengen van kennis en inzicht in de theorie van de lichamelijke opvoeding. Deze theorie behandelt het leren over bewegen: het bijbrengen van kennis en inzicht in bewegen en sport, in de bewegings- en sportcultuur en in andermans kunnen. De spelorganisatorische aspecten van de sport en het begeleiden van groepsdynamische processen via bewegingsactiviteiten worden bijgebracht. De wisselwerking tussen sport en maatschappij. Sport is een cultuurfenomeen met een belangrijke maatschappelijke invloed. Eigen ervaringen maken de leerlingen bewust van het belang van de beweging voor de ontwikkeling, de vrije tijd en de sociale integratie. Door het toenemend belang van de politiek, geld en de media bestaat het gevaar dat er een breuk ontstaat tussen de waarden van de sport en de realiteit. Informatie en het bijbrengen van inzicht in de ethische aspecten van de sport behoren tot de essentie van een opleiding Lichamelijke opvoeding en sport.
1.1.5.
Kwalitatieve pijlers
De kwaliteit van een opleiding Lichamelijke opvoeding en sport berust op: gemotiveerde leerlingen die weten waaraan ze beginnen en die bereid zijn inspanningen te leveren en door te zetten; bekwame leerkrachten die de meest actuele, wetenschappelijk onderbouwde inzichten in sportbegeleiding gebruiken; degelijke en veilige infrastructuur; goede contacten met externe organisaties zoals SVS, BLOSO, BVLO, sportfederaties, gemeentelijke sportdiensten ...
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
2.
Leeswijzer
Verklarende lijst van talige handelingswerkwoorden Kennis: definiëren: definitie of bepaling geven van aangeven: een voorstelling geven van aanduiden: aantonen, aanwijzen of benoemen vermelden: het duidelijk expliciet noemen of aangeven opsommen: achtereenvolgens alles opnoemen opnoemen: een voor een vermelden; opsommen benoemen: een naam geven beschrijven: in woorden schetsen omschrijven: nauwkeurig de bijzonderheden van iets aangeven, definiëren Inzicht: verwoorden: onder woorden brengen verklaren: helder maken, uitleggen voorbeelden geven duiden: verklaren, uitleggen toelichten: nader verklaren (bijv. aan de hand van (concrete) voorbeelden; begrijpelijk maken illustreren: toelichten met eigen woorden omschrijven: nauwkeurig de bijzonderheden van iets aangeven uitleggen: verklaren aanvullen: het ontbrekende bijvoegen; voltallig maken schematisch voorstellen: afbeelden Toepassen: berekenen classificeren gebruiken relateren aan verbanden leggen tussen oplossingen voorstellen concreet geval toetsen aan abstracte definities laten zien hoe Beoordelen: reflecteren: grondig nadenken over besluit formuleren: concluderen beargumenteren: argumenten aanvoeren voor het belang aantonen: het belang aantonen = bewijzen, argumenteren afleiden: uit één of meerdere bekende gegevens concluderen bespreken: beoordelen, verslag geven van vorm en inhoud
6
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
Andere: rapporteren: verslag uitbrengen presenteren: voorstellen; onderdelen aan elkaar praten verslag uitbrengen: openbaar maken, zeggen een dialoog voeren: overleggen formulier of verslag opmaken: gegevens in een structuur weergeven aspecten aanhalen: citeren, vermelden aanwenden: gebruiken, tot gewoonte maken samenvatten: korte weergave van de inhoud geven
7
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
8
3. Beginsituatie De competenties en leerplandoelstellingen steunen op de verworven kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes uit de eerste graad. Ze richten zich zowel naar de sportbegaafde leerling als naar de sportgeïnteresseerde leerling. De leerlingen beschikken over voldoende motorische vaardigheden en hebben een positieve bewegingsingesteldheid. Een zekere graad van fysieke motorische geschiktheid is een conditio sine qua non om deze studierichting aan te vatten. De leerlingen dienen een behoorlijke dosis interesse te hebben voor wetenschappelijke toepassingen. Doorzettingsvermogen, beheersing, zelfstandigheid en zin voor samenwerking worden sterk aangesproken.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
4. Competenties 4.1. Competenties m.b.t. het welbevinden en het opbouwen van sociale vaardigheden DECR. NR
Competentie
1.
Flexibel en op sociaal aanvaardbare manier rollen opnemen in bewegingssituaties.
VAARDIGHEDEN: 2LO:24
1.1.
vervult op een sociaal aanvaarde wijze verschillende rollen in welbepaalde bewegingssituaties (uitvoerder, helper, scheidsrechter, coach, evaluator, organisator, reflector …).
Deelcompetentie: Afspraken nakomen, overleggen en keuzes maken binnen bewegingssituaties 2LO:25
1.2.
overlegt, maakt afspraken maken en werkt samen in groepsverband.
1. 2LO 27*
1.3.
aanvaardt in bewegingssituaties de eigen mogelijkheden en talenten.
2. 2LO 28*
1.4.
gedraagt zich sportief in elke bewegingssituatie en gaat respectvol om met het eigen lichaam en met dat van anderen.
3. 2LO:29*
1.5.
brengt waardering op voor de mogelijkheden van anderen en houdt rekening met individuele verschillen.
4. 2LO 30*
1.6.
heeft respect voor en gaat gepast om met de omgeving.
5. 2LO 30*
1.7.
bouwt en bergt zelfstandig, zorgzaam en met respect materiaal op.
ATTITUDES
CONTEXT
Binnen de bewegingsvorming.
In de klas.
Intra- en extra-murosactiviteiten van de school.
Sportieve evenementen.
Alle bewegingsactiviteiten ongeacht de situatie of sportaccommodatie.
9
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
4.2. Competenties m.b.t. het veilig en verantwoord bewegen en het opnemen van verantwoordelijkheid t.a.v. het eigen motorisch leren DECR. NR
Competentie
2.
Bewegen op een veilige en verantwoorde manier.
Deelcompetentie: Naleven van veiligheidsvoorschriften in bewegingssituaties VAARDIGHEDEN 2LO:1
2.1.
neemt zijn verantwoordelijkheid op t.a.v. elkaars veiligheid door afspraken en regels na te leven.
2LO:2
2.2.
licht het belang van veiligheidsafspraken toe.
Deelcompetentie: Helpen en ondersteunen in bewegingssituaties VAARDIGHEDEN 2LO:3
2.3.
ondersteunt en helpt medeleerlingen in welbepaalde bewegingssituaties .
2.4.
neemt zijn verantwoordelijkheid op.
2.5.
vertoont sportief gedrag en fair play.
ATTITUDES
CONTEXT
Binnen de bewegingsvorming.
In de klas.
Intra- en extra-murosactiviteiten van de school.
Sportieve evenementen.
Alle bewegingsactiviteiten ongeacht de situatie of sportaccommodatie.
10
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
DECR. NR
Competentie
3.
Bijsturen van bewegingsuitvoeringen zowel zelfstandig als in groep.
Deelcompetentie: Zelfstandig werken VAARDIGHEDEN 2LO:4
3.1.
bepaalt zelfstandig hoe hij in bepaalde bewegingssituaties eenvoudige leertaken oplost.
2LO:8
3.2.
voert geleerde vaardigheden uit met anderen.
Deelcompetentie: Zelfstandig leren VAARDIGHEDEN 2LO:5
3.3.
gaat bij zichzelf na of hij vorderingen maakt.
Deelcompetentie: Reflecteren over bewegen VAARDIGHEDEN 2LO:6
3.4.
geeft bij zichzelf en anderen aan waarom een bewegingsopdracht wel of niet lukt op basis van een aantal afgesproken criteria.
3.5.
zet zich in om vooraf afgesproken persoonlijke en haalbare prestatienormen te realiseren.
3.6.
is bereid om zelfstandig te werken.
3.7.
is bereid tot zelfstandig leren.
3.8.
wil reflecteren.
ATTITUDES
11
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
CONTEXT
Binnen de bewegingsvorming.
In de klas.
Intra- en extra-murosactiviteiten van de school.
Sportieve evenementen.
Alle bewegingsactiviteiten ongeacht de situatie of sportaccommodatie.
12
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
4.3. Motorische competenties: motorische basisvaardigheden DECR. NR
Competentie
4.
Vaardig in bewegingsuitvoeringen.
KENNIS 4.1.
past de basisprincipes van ergonomie toe.
4.2.
kan de conditionele basiseigenschappen toelichten: kracht, snelheid, lenigheid, uithouding, evenwicht en coördinatie. kan effecten uitleggen van:
4.3.
stretchen; fysieke voorbereiding ; opwarming ; cool-down.
4.4.
geeft objectieve methoden aan om sportieve prestaties te meten.
4.5.
geeft objectieve methoden aan om sportieve prestaties te analyseren (evalueren, vergelijken en bijsturen).
ALGEMENE BEWEGINGSVAARDIGHEDEN 4.6.
past op een gefundeerde wijze stretching, fysieke voorbereiding, opwarming en cool-down toe.
4.7.
ontwikkelt in sterke mate kracht, lenigheid, uithouding, snelheid, coördinatie en evenwicht.
4.8.
kan onder begeleiding belasting en intensiteit stelselmatig verhogen.
2LO:17
4.9.
doet binnen verantwoorde en milieuvriendelijke omstandigheden bewegingservaringen op in de natuur.
2LO:20
4.10.
herkent en reageert gepast op onveilige bewegingssituaties.
SPECIFIEKE BEWEGINGSVAARDIGHEDEN:
Loopvaardigheden, sprongvaardigheden, evenwicht, hangen, steunen, zwaaien, draaien, werpen, stoten, klauteren, klimmen, meegaan en tegenwerken in bewegingen. Vaardigheden eigen aan doel- en terugslagspelen, ritmische- of dansante vormen en zwemmen.
13
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
Loopvaardigheden 2LO:7
4.11.
voert een sprint uit.
2LO:7
4.12.
voert een duurloop uit.
2LO:11
4.13.
voert aangepaste vormen van lopen beheerst uit in verschillende situaties. (walofi,…)
Sprongvaardigheden 2LO:7
4.14.
kan hoogspringen.
2LO:7
4.15.
kan verspringen.
2LO:11
4.16.
voert aangepaste vormen van springen beheerst uit in verschillende situaties.
2LO:7
4.17.
voert gymnastische sprongen uit.
2LO:7
4.18.
kan eerder geleerde vaardigheden op basis van evenwicht toepassen en combineren.
2LO:9
4.19.
zoekt, behoudt en herstelt evenwicht in verschillende situaties.
Evenwicht
Hangen en steunen 2LO:10
4.20.
kan hangen en steunen in verschillende situaties.
Werpen en vangen, stoten 2LO:7
4.21.
kan kogelstoten.
2LO:7
4.22.
kan speer- en/of discuswerpen.
2LO:11
4.23.
voert aangepaste vormen van werpen en vangen beheerst uit in verschillende situaties.
Zwaaien en draaien 2LO:7
4.24.
combineert rollen met andere motorische vaardigheden.
2LO:10
4.25.
kan zwaaien en draaien in verschillende situaties.
Klauteren en klimmen 2LO:7
4.26.
past geleerde vaardigheden op basis van klauteren en klimmen toe, al dan niet in een combinatie.
14
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
2LO:10
4.27.
kan klauteren en klimmen in verschillende situaties.
Meegaan en tegenwerken in bewegingen 2LO:12
4.28.
kan meegaan en tegenwerken in bewegingen met anderen.
2LO:13
4.29.
kan veilig vallen en landen in verschillende situaties.
Doel- en terugslagspelen binnen een sportspelcompetentiemodel van aangepaste vormen van een doelspel: 2LO:14
4.30.
maakt als aanvaller een keuze m.b.t. doelen, passen, dribbelen en vrijspelen;
kiest als verdediger positie tussen aanvaller en verdediger.
binnen een sportspelcompetentiemodel van aangepaste vormen van een terugslagspel: 2LO:15
4.31.
poogt (na samenspel) te scoren;
verdedigt het eigen speelveld.
Ritmische of dansante vormen 2LO:16
4.32.
voert ritmische of dansante bewegingsvormen uit gekoppeld aan houding-, ruimte- en tijdsbesef.
4.33.
integreert op het eigen niveau gekende motorische vaardigheden in een creatieve combinatie.
4.34.
beweegt op het eigen niveau expressief op muziek.
4.35.
voert op een doeltreffende manier minstens 2 erkende zwemslagen uit.
2LO:7
4.36.
kan de elementaire vormen van starten en keren uitvoeren.
2LO 3
4.37.
kan de basistechnieken van zelfredding en reddingszwemmen uitvoeren.
Zwemmen
15
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
ATTITUDES 2LO:21*
4.38.
past hygiënische basisregels spontaan toe.
2LO:22*
4.39.
past welbepaalde basisregels van ergonomie toe.
2LO:23*
4.40.
zet zich in met het oog op fysieke fitheid.
(*)
4.41.
durft te performen voor een gekend publiek.
2LO 26*
4.42.
ervaart bewegingsvreugde.
CONTEXT
Individuele bewegingsactiviteiten zoals atletiek, gymnastiek, dans, judo, karate, acrogym, zwemmen (keerpunt) , freerunning, muurklimmen, hindernisparcours…
Groepsgebonden bewegingsactiviteiten zoals doelspelen en terugslagspelen, omnisport …
16
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
4.4. Motorische competenties: wetenschappelijke achtergronden DECR. NR
Competentie
5.
Inzicht verwerven in de fysiologische en anatomische achtergronden van het menselijk lichaam in relatie tot de beweging.
KENNIS 5.1.
duidt het verschil tussen aangeboren en aangeleerd gedrag.
5.2.
past de principes van duurzaam omgaan met materialen toe.
5.3.
duidt de basisprincipes van ergonomie.
5.4.
beschrijft de anatomie van het bewegingsapparaat (skelet en spierstelsel).
5.5.
beschrijft de werking van spieren, beenderen en gewrichten op macroscopisch niveau (oorsprong, aanhechting, functie, synergisten, antagonisten).
5.6.
legt het verband tussen het ademhalingsstelsel en de bloedsomloop bij beweging.
5.7.
beschrijft veel voorkomende anatomische afwijkingen bij de verschillende stelsels.
VAARDIGHEDEN 5.8.
ziet de beweging als interactie tussen spier- en beenderstelsel.
5.9.
voert laboproeven uit en/of experimenteert met: bloedproeven, ademhalingsproeven, proeven i.v.m. gedrag, zintuigproeven.
5.10.
kan de hartfrequentie en bloeddruk bepalen.
5.11.
heeft aandacht voor een ergonomische houding.
5.12.
heeft aandacht voor een gezonde levensstijl.
5.13.
is ingesteld op veilig, verantwoord en milieubewust omgaan met stoffen, voorwerpen, toestellen en levende organismen.
5.14.
houdt zich aan de instructies en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten.
5.15.
heeft aandacht voor correct en nauwkeurig gebruik van wetenschappelijke terminologie, symbolen, eenheden en data.
5.16.
kan bekomen meetwaarden en resultaten kritisch benaderen.
ATTITUDES
17
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
CONTEXT
Binnen de bewegingsvorming.
In de klas. DECR. NR
Competentie
6.
Inzicht verwerven in de biomechanische mogelijkheden van het menselijk lichaam.
KENNIS 6.1.
past de samenstelling van krachten volgens dezelfde richting toe.
6.2.
kan hoekmakende krachten samenstellen.
6.3.
kan de zwaartekracht op de massa van een voorwerp berekenen en kan de zwaarteveldsterkte verwoorden.
6.4.
past de momentenstelling toe in concrete situaties.
6.5.
omschrijft het zwaartepunt en beschrijft de invloed van de positie van het zwaartepunt op het evenwicht.
6.6.
beschrijft het verband tussen de vervorming van een elastisch systeem en de uitgeoefende kracht en kan het verband grafisch voorstellen.
6.7.
kan voor een eenparige rechtlijnige beweging de snelheid berekenen en deze beweging grafisch voorstellen.
6.8.
past de traagheidswet van Newton toe in concrete situaties.
6.9.
past de krachtenvoorwaarde voor rust of eenparige rechtlijnige beweging toe.
6.10.
hanteert de behoudswet van energie in concrete voorbeelden.
6.11.
past de tweede wet van Newton toe in concrete situaties.
6.12.
past de derde wet van Newton toe in concrete situaties.
VAARDIGHEDEN 6.13.
past op een inzichtelijke wijze de relaties toe op een concrete sportsituatie.
6.14.
legt het verband tussen de resulterende kracht en de verandering van de bewegingstoestand in een concrete situatie.
6.15.
voert experimenten uit zoals bepaling van het zwaartepunt van een voorwerp, studie van de ERB en de ERVB, momentenstelling …
18
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
ATTITUDES 6.16.
is bereid tot het verbinden van de technieken en de beweging van het lichaam met wetenschappelijke wetten en inzichten.
6.17.
houdt zich aan de instructies en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten.
6.18.
heeft aandacht voor correct en nauwkeurig gebruik van wetenschappelijke terminologie, symbolen, eenheden en data.
6.19.
kan bekomen meetwaarden en resultaten kritisch benaderen.
CONTEXT
Binnen de bewegingsvorming.
In de klas.
19
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
4.5. Gezondheid gerelateerde aspecten van de sport DECR. NR
Competentie
7.
Inzicht hebben in belangrijke principes van gezondheid, fitheid, voeding en middelengebruik bij sport en beweging.
KENNIS beschrijft de voordelen van sport en bewegen voor de fysieke, mentale en sociale gezondheid: 7.1.
op het individuele vlak; maatschappelijk gebonden.
7.2.
beschrijft de basisregels van goede hygiëne.
7.3.
beschrijft de basisprincipes van gezonde voeding.
VAARDIGHEDEN 7.4.
past zijn voedingspatroon aan aan de bewegingsactiviteit waaraan hij deelneemt.
6. 2LO:18
7.5.
geeft het belang aan van het regelmatig leveren van fysieke inspanningen met het oog op gezondheid.
7. 2LO:19
7.6.
kan voor zichzelf wijzigingen in fitheid aangeven.
7.7.
kan de voordelen van sport en bewegen voor de fysieke, mentale en sociale gezondheid communiceren.
7.8.
draagt zorg voor het eigen lichaam.
ATTITUDES
CONTEXT
Binnen de bewegingsvorming.
In de klas.
Intra- en extra-murosactiviteiten van de school.
Alle bewegingsactiviteiten ongeacht de situatie of sportaccommodatie.
20
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
DECR. NR
Competentie
8.
Inzicht hebben in belangrijke principes van blessurepreventie en veiligheid bij sport en beweging.
KENNIS 8.1.
past de reglementen van de aangeboden sportactiviteiten toe.
8.2.
past de elementaire veiligheidsprincipes m.b.t. sport- en speeltuigen toe.
8.3.
beschrijft voorzorgsmaatregelen om veilig sporten te kunnen garanderen.
8.4.
beschrijft de blessuregevoeligheid van verschillende sport-, spel- en bewegingsactiviteiten.
8.5.
kan de 4 stappen en de basisprincipes van eerste hulp toepassen.
8.6.
beschrijft de theoretische achtergrond van reanimatietechnieken.
8.7.
beschrijft de theoretische achtergronden van letsels en aandoeningen ( flauwte, bewusteloosheid, hoofdletsel, hitte- en zonneslag, beroerte, verslikking, huidwonden, wonde met een vreemd voorwerp en splinter, brandwonden, blaar door wrijving, insectensteek, bloedneus, bloeding, pijn in de borst, verstuiking, ontwrichting en breuk, vergiftiging).
VAARDIGHEDEN 8. 2LO:20
8.8.
herkent bewegingsgerelateerde risicosituaties en kan gepaste voorzorgsmaatregelen toepassen.
8.9.
past de reglementen toe in de aangeboden sportactiviteiten.
8.10.
helpt een slachtoffer a.d.h.v. eerste hulp vaardigheden.
8.11.
reanimeert een slachtoffer (a.d.h.v. de 4 stappen).
8.12.
voert een aantal basistechnieken uit in een gepaste situatie (stabiele zijligging, Rautek-greep, leggen van verbanden).
8.13.
gaat respectvol om met anderen.
8.14.
heeft aandacht voor risico’s bij sportbeoefening en bewegingsactiviteiten.
8.15.
neemt verantwoordelijkheid op en verleent eerste hulp aan anderen.
8.16.
stelt de zorg voor veiligheid voorop.
ATTITUDES
21
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
CONTEXT
Binnen de bewegingsvorming.
In de klas.
Intra- en extramuros activiteiten van de school.
Sportieve evenementen.
Alle bewegingsactiviteiten ongeacht de situatie of sportaccommodatie.
22
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
4.6. Samenleving – wisselwerking sport en maatschappij DECR. NR
Competentie
9. Inzicht hebben in de organisatie van sport en zijn verwevenheid met verschillende maatschappelijke domeinen.
KENNIS 9.1.
beschrijft sportreglementering.
VAARDIGHEDEN 9.2.
maakt gebruik van ICT, internet, softwareprogramma’s , apps …
9.3.
brengt een digitale presentatie.
9.4.
staat open voor het gebruik van ICT.
ATTITUDES
CONTEXT
In de klas / leeromgeving.
De GIP.
De stage.
Intra- en extra-murosactiviteiten van de school.
Alle bewegingsactiviteiten ongeacht de situatie of sportaccommodatie.
23
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
24
5. Algemene pedagogisch-didactische wenken In de digitale versie van dit leerplan op Smartschool, virtuele ruimte SO LO, worden specifieke wenken en voorbeelden meegegeven. 1. Een competentiegericht leerplan voor L.O. en sport, een korte toelichting. Begripsverklaring: Rollen: de functies die de leerling binnen een les kan vervullen: uitvoerder, helper, scheidsrechter, evaluator, coach, trainer, e.d. Competenties: integratie van (complexe) kennis, vaardigheden en attitudes binnen een bepaalde (beroeps)context waarover de leerling moet beschikken om de rol goed te vervullen. (Vermogen/bekwaamheid) Leerplandoelstellingen: kennis- en/of vaardigheden- en/of attitude- elementen die voorwaardelijk zijn voor het verwerven van de competenties. (Specifieke gedetailleerde kennis, vaardigheden, attitude). Het formuleren van opleidingscompetenties voor onderwijsdoeleinden kan vanuit twee kanten benaderd worden: Als we dit bekijken vanuit de maatschappelijke context waar we terechtkomen dan starten we bij:
Welke mogelijke rollen kan de leerling vervullen tijdens de sportlessen? Wat voor bekwaamheden zijn daarbij nodig om goed te functioneren (competenties)? Welke kennis -, vaardigheids - en attitude-elementen spelen daarbij een rol? Welke specifieke kennis, vaardigheden en attituden zijn voorwaardelijk bij de verwerving van bovengenoemde elementen (leerdoelen/lesdoelstellingen)?
Wordt dit bekeken vanuit onderwijskundige context dan starten we bij: Leerdoelen / lesdoelstellingen: Waarom moet de leerling dit weten, kunnen enz.? Het antwoord leidt tot: Competenties: Waarom moet de leerling hierover beschikken? Het antwoordt leidt tot: Een rol / beroepsuitoefening
Belangrijk om mee te nemen bij de evaluatie! Eigen schoolnormen kunnen als referentiekader worden gebruikt maar … iedere leerling is uniek, met een persoonlijke aanleg en een eigen specifieke sportachtergrond. Derhalve heeft iedere leerling recht op individuele prestatienormen en “goals”! De leerkracht heeft aandacht voor de persoonlijke vooruitgang en vergelijkt leerlingen niet onderling met elkaar.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
25
2. Organisatorische uitgangspunten: verdeling van de lesuren over de verschillende disciplines. De school die de studierichting TSO Lichamelijke opvoeding en sport aanbiedt, doet dit vanuit een duidelijk uitgesproken visie t.a.v. sportgericht onderwijs. Autonomie van de school en een grotere keuzevrijheid in de leerplannen betekenen een grotere verantwoordelijkheid. Een goede planning van het leerproces, zowel op het niveau van de leerkrachten als op dat van de school, is onontbeerlijk. Om iedere school maximaal de kans te bieden om een specifiek schooleigen sportprofiel uit te bouwen, wordt de school zoveel als mogelijk de vrijheid gelaten om zelf te bepalen hoeveel lestijden men denkt nodig te hebben per competentie. Nogal wat randvoorwaarden hebben immers een impact hierop zoals de beschikbare sportaccommodatie, de effectieve lestijd die kan worden gegeven aan deze of gene bewegingsactiviteit, de grootte van de groep, het niveau van de groep, de specialisatie(s) van de leerkracht … . Met dit competentiegericht leerplan werd resoluut gebroken met een oude traditie, nl. het opleggen van verplichte sportdisciplines zoals atletiek, gymnastiek, zwemmen … maar werd geopteerd voor motorische bekwaamheden, een classificatie van bewegingsvaardigheden die via veel sportdisciplines kunnen worden geoefend en verfijnd. De vakgroep bepaald via welke sportdisciplines deze leerplandoelen zullen worden gerealiseerd en hoeveel lestijden men hiervoor nodig heeft. De competenties en leerplandoelen van dit leerplan zijn bedoeld voor de volledige klasgroep. Een aanbod van keuzesporten zal worden aangewend om leerplandoelen uit te diepen. Doelen die via een keuzesport worden uitgediept zijn enkel te bereiken voor een beperkte groep. Basisprincipes en tips voor het organiseren van het lestijdenpakket: dit leerplan is een graadsleerplan, namelijk voor het eerste en het tweede jaar van de graad; hou rekening met 25 reële lesweken per schooljaar; alle leerplandoelen en leerinhouden worden verplicht aangeboden aan alle leerlingen van de klas; een “keuzesport” is een bewegingsdiscipline die door een beperkte groep leerlingen wordt gekozen uit het aanbod van de school. De aangeboden keuzesporten kunnen enerzijds een verdieping en/of een remediëring zijn van een reeds aangeboden sport- of bewegingsdiscipline of anderzijds een geheel nieuwe sport- of bewegingsactiviteit. Leerplandoelen verder uitgediept op maat van de individuele leerling; de vakgroep L.O. en sport maakt een globaal planningsdocument, opgenomen in het deelschoolwerkplan, voor de organisatie van dit leerplan. Op basis van dit document bewaakt de vakgroep de realisatie van de vakgebonden eindtermen L.O. en van de diverse leerplanonderdelen in de verschillende aangeboden sport- en bewegingsactiviteiten. Voor de competenties uit de wetenschapsdomeinen zal nauw samengewerkt worden met de collega’s fysica, chemie en biologie van de basisvorming. Idealiter wordt door de collega’s Sport en wetenschappen een geïntegreerde vakgroep gevormd. In de planningsdocumenten van de lessen bewegingsopvoeding dienen de persoonsdoelen gekoppeld te worden aan de bewegingsdoelen. De leerkracht denkt erover na hoe het persoonsdoel kan bijdragen aan het realiseren van het bewegingsdoel (bv. cognitief-inzichtelijk leren).
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
3.
26
Vakdidactische wenken
Coïnstructie Omwille van de grote verschillen in fysieke en motorische vaardigheden van jongens en meisjes zijn de risico’s op ongevallen bij het werken met gemengde groepen groter. In deze lessen moet er extra aandacht besteed worden aan de veiligheid. Indien er om organisatorische redenen niet voldoende kan gedifferentieerd worden is het lesgeven aan gemengde groepen niet verantwoord. Lessenrooster Een evenwichtige spreiding van de lessen L.O. en sport over de gehele schoolweek en een verantwoorde inpassing in het lessenrooster zijn aan te bevelen. Recuperatie na fysieke inspanningen moet voorzien worden. Om veiligheidsredenen (risicobeheersing, blessures …) kunnen 3 lestijden sport na elkaar niet. Leerbegeleiding / zorg Een leerling kan om verschillende redenen specifieke noden hebben in de lessen bewegingsopvoeding. De verklaring van deze problemen mag men niet alleen bij de leerlingen zoeken. Ook schoolfactoren en factoren uit de thuissituatie kunnen de leerling parten spelen. Een goede interactie tussen leerling, leraar, school en ouder en een goed beeld van de thuissituatie geven een completer beeld van de nood aan zorg. Hierdoor kan er meer gericht gezocht worden naar een oplossing. Bij de planning dient men na te denken over welke van de geselecteerde inhouden de bewegingsles(sen) moeilijk kunnen maken voor de klasgroep en/of voor de individuele leerling. Dergelijke proactieve, gedifferentieerde aanpak en het nemen van preventieve maatregelen, kunnen veel problemen voorkomen. Het nemen van risico’s wordt herleid tot een minimum en het welbevinden van zowel de leerling, de klasgroep als de leraar wordt in de hand gewerkt. Voor diepere informatie i.v.m. STICORDI-maatregelen en handelingsgericht werken (HGW), via bijgaande link: http://www.gemeenschapsonderwijs.be/sites/portaal_nieuw/Prikbordvoorleerkrachten/SO/pedagogisc heondersteuning/STICORDI/Pages/default.aspx Binnenklasdifferentiatie Binnenklasdifferentiatie is voor het vak L.O. het middel bij uitstek is om alle leerlingen op hun niveau te laten oefenen. Er zijn 3 voorwaarden om de binnenklasdifferentiatie te laten slagen, nl. de onderwijsstijl van de leraar, een positief klasklimaat en een positieve motivering zowel van leerlingen als van leraar. Divergerende differentiatie Toepassingsgebied: individuele sporten (turnen, atletiek, zwemmen, dans …) Leerlingen kunnen en mogen elk afzonderlijk vooruitgang maken en de ontstane verschillen beïnvloeden de groep niet negatief. Methodiek: afzonderlijke leerlingen maken volgens eigen tempo zo goed mogelijk vooruitgang binnen divergerende differentiatie. In de praktijk ziet het er als volgt uit: alle leerlingen beginnen met een makkelijke oefening, die normaal door iedereen kan uitgevoerd worden. Als leraar bied je een beginoefening aan die zelfs door de zwakste leerlingen na een paar keer oefenen kan uitgevoerd worden. Nadien kan het principe van divergerende differentiatie worden opgestart. De
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
27
succesbeleving die ontstaat na de eerste –geslaagde- oefening, ontstaat de motivatie om verder te doen. Het is de taak van de leraar om constant te observeren en de eventuele tekorten weg te werken zodat de grens van de leerling zijn niveau verlegd wordt. Convergerende differentiatie Toepassingsgebied: voornamelijk bij ploeg- of balsporten, sportspelen Bij sportspelen willen we alle leerlingen, ongeacht hun basisvaardigheden, uiteindelijk samen in ploegverband eenzelfde spelsituatie laten realiseren (bijv. voetbal spelen 4-4). Te doorgedreven differentiatie vergroot de heterogeniteit binnen de groep. Op deze manier kan het sociaal- affectief functioneren binnen een klasgroep negatief worden beïnvloed: de minder vaardige leerlingen krijgen nooit de bal, er ontstaat wrevel en onbegrip, de mindere vaardige verliest mogelijks zijn motivatie. We beschouwen het als een voordeel dat binnen de convergerende differentiatie groepsheterogeniteit als uitgangspunt wordt aanvaard. Methodiek: convergerende differentiatie probeert alle leerlingen op een welbepaald streefdoel te oriënteren. Dit streefdoel kan vb. een technische of tactische vaardigheid zijn. In deze methodiek wordt de ‘middengroep’ vastgelegd, en uit de middengroep worden dan afzonderlijke leerwegen ’ontwikkeld.. Hoewel we voor elke deelgroep afzonderlijke doelstellingen vastleggen, is het noodzakelijk dat de overgang tussen de verschillende groepen vlot kan plaatsvinden, we willen tenslotte iedereen samen éénzelfde spelsituatie laten realiseren.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
28
Structurele differentiatie Toepassingsgebied: conditieverbeterende oefenstof, circuittraining Methodiek: Structurele differentiatie biedt vier mogelijkheden die in de praktijk afzonderlijk of naast mekaar kunnen worden gebruikt. Structurele differentiatie bij conditielessen
Verschillende banen of lengtes van de af te leggen weg, tijd en snelheid
Gebruik maken van verschillende gewichten
De hoogte van de toestellen variëren
Het aantal herhalingen vergroten of verkleinen
Lopen, springen, dragen…
Oefeningen met halters, kogels, krachtballen
Oefeningen waar hindernissen gebruikt worden
Partneroefeningen
Samenwerkend leren – het opnemen van rollen De eindtermen bevatten een duidelijke leerlijn met betrekking tot het werken met rollen. Rollen uitvoeren zorgt er ook voor dat impliciet aan de bewegingsdoelen gewerkt wordt (de beweger zal bijv. door het geven van feedback over zijn eigen uitvoering ook nadenken). We hopen via deze weg leerkrachten te ondersteunen bij het integreren van rollen in hun bewegingslessen. We lijsten een aantal voorbeelden op van veel voorkomende foute opvattingen over het werken met rollen en samenwerkend leren: Enkel de meest getalenteerde leerlingen zijn in staat om een rol te vervullen (bijv. in mijn les laat ik de voetballer coachen bij voetbal). Het werken met rollen is ideaal voor de gekwetste leerling. Hier dreigt dat de leerling veel te weinig instructie en begeleiding krijgt om de rol op een goede manier te vervullen. => Samenwerkend leren is voor elke leerling zinvol en dient zich dus niet te beperken tot de betere sporters of de gekwetste leerlingen. Als leerlingen “3 tegen 3” spelen, ontwikkelen zij hun sociaal functioneren. Het is inderdaad mogelijk dat leerlingen via samen bewegen en sporten hun sociaal functioneren ontwikkelen. Echter wanneer geen expliciete instructie door de lesgevers gegeven wordt, kunnen ook neveneffecten ontstaan die vaak buiten het gezichtsveld van de leerkracht plaatsvinden en het leren belemmeren (bijv. bepaalde leerlingen worden niet bij het spel betrokken). => Samen bewegen of samen spelen is geen garantie op het verbeteren van het sociaal functioneren Hoe kan je als leerkracht dan wel met rollen werken? Het is van cruciaal belang dat de leerkracht de taak die de leerling dient uit te voeren in de rol zo concreet als mogelijk maakt. Het is belangrijk dat de leerkracht het uitvoeren van de rol opbouwt door heel sterk af te bakenen welke taken de leerlingen dienen uit te voeren in de rol.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
29
Elke leerling is in staat om de rol op een goede manier uit te voeren, op voorwaarde dat leerlingen concrete richtlijnen krijgen over hoe ze in een rol worden verwacht te functioneren. De moeilijkheidsgraad van de opdracht neemt toe als de coach meerdere leerlingen observeert (bv. het volledige aanvallend team), of meerdere speelregels observeert, of als de coach meerdere taken krijgt (uitsluitend observeren, observeren en feedback geven). In één les komen uiteraard mogelijks meerdere rollen aan bod. Integratie van de rollen betekent steeds een meerwaarde voor de realisatie van de vooropgestelde doelen. Leerlingen leren niet enkel feedback te geven, leiding te nemen en te communiceren, maar ook door spelsituaties te observeren. De observatie van spelsituaties draagt bij tot cognitief-inzichtelijk leren. De bewegingsles is een prima platform om een brede waaier aan rollen aan bod te laten komen. Op deze manier kunnen we persoonsdoelen realiseren. Deze rollen kunnen zijn: coach, evaluator, kapitein, uitvoerder, organisator, reflector, partner, scheidrechter, tijdbewaker, afsluiter van de les, materiaalmeester … Als lesgever vragen we ons af welke vaardigheden, kennis en attitudes leerlingen moeten beheersen om een bepaalde rol te kunnen uitvoeren. Vanuit dat gegeven vertalen we vaardigheden, kennis en attitudes naar concrete gedragingen die we willen waarnemen. Het werken met rollen opent mogelijkheden bijvoorbeeld om de doelstellingen gerelateerd aan “anderen” op een doelgerichte en efficiënte wijze te integreren Binnen een bewegingscontext, respect tonen voor materiaal, omgeving en anderen: (cfr. pagina 7) Deelcompetentie: Binnen een bewegingscontext, respect tonen voor materiaal, omgeving en anderen 2LO 28*
gedraagt zich sportief in elke bewegingssituatie en gaat respectvol om met het eigen lichaam en met dat van anderen.
2LO:29*
brengt waardering op voor de mogelijkheden van anderen en houdt rekening met individuele verschillen.
2 LO 30*
heeft respect voor en gaat gepast om met de omgeving.
2 LO 30*
bouwt en bergt zelfstandig, zorgzaam en met respect materiaal op.
Hoe heterogener de groep hoe uitdagender de opdracht wordt op het niveau van sociaal functioneren. Wanneer de lesgever voor de eerste maal met rollen werkt, kan gekozen worden voor homogene groepen. Wanneer een bredere waaier aan doelstellingen wordt nagestreefd kan de lesgever heterogene groepen maken. Zo kan de lesgever bewust leerlingen van verschillende etnische origine samen plaatsen om elkaar te helpen of feedback te geven, omdat het omgaan met verschillen een uitdaging vormt in deze klasgroep. In andere klasgroepen kan het nuttig zijn om leerlingen van verschillende motorische aanleg samen te plaatsen, zodat coaches/feedbackgevers/kapiteins worden uitgedaagd om rekening te houden met onderlinge verschillen. Door leerlingen in te schakelen in de rol van scheidsrechter ervaren zij hoe belangrijk fair play en sportief spel is.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
30
Bij samenwerkend leren wordt meer beroep gedaan op initiatief van de leerlingen, maar de leraar wordt niet overbodig. Als expert kiest hij de juiste groeperingsvorm in functie van de te realiseren doelen. Daarnaast zal de lesgevers via zijn didactisch handelen de rollen begeleiden. De manier waarop de leraar de samenwerking begeleidt is bepalend voor de efficiëntie van de werkvorm. We illustreren aan de hand van een voorbeeld: Jan doet een voorwaartse rol op de plint, Koen staat ernaast en helpt hem. De rol lukt nog niet. Als lesgever zijn we geneigd om in te grijpen op het bewegingsverloop en feedback te geven en hulp te bieden aan de beweger. Op die manier maakt de lesgever de rol van de helper overbodig. Wanneer de lesgever werkt met rollen, zal de lesgever zijn/haar didactisch handelen afstemmen op de begeleiding van de rol. Hij zal met andere woorden vragen stellen aan de helper. Hoe komt het dat de voorwaartse rol van Koen nog niet lukt? Wat zou hij anders kunnen doen? Hoe zou jij hem kunnen helpen? Via deze begeleidingsvragen probeert de lesgever de helper te begeleiden om zijn/haar rol beter uit te voeren. Medische attesten Uiteraard zouden hier geen “welwillendheidsattesten” mogen voorkomen en langdurige attesten zijn hier eerder uitzondering dan regel. Sinds een paar jaar bestaat er een alternatief doktersattest voor de les L.O. Alhoewel het veralgemeend gebruik van dit attest niet verplichtend is, zijn er toch al heel wat huisartsen die dit toepassen. Maak je leerlingen hierop attent. Stimuleer hen om bij de behandelende arts hiernaar te vragen. Een samenwerking met het CLB is belangrijk. “Selectieve vrijstellingen” zijn hier een must (lees in dit verband de omzendbrief SO 65 van 25/6/99 pag. 4). Individueel moet de ernst van de kwetsuur nagekeken worden en kan er een individueel oefenprogramma worden opgesteld (bijv. in samenspraak met een kinesist). Bij een medisch attest probeert men de leerling zoveel mogelijk te betrekken bij de les. Voor zover het attest dit toelaat, wordt een opdracht gegeven die aansluit bij de lesdoelen. Bijv. een opdracht uit de brede waaier aan doelstellingen i.h.k.v. “rollen” zoals coach, evaluator, materiaalverantwoordelijke, helper, observator, scheidsrechter… Indien een fysieke activiteit niet mogelijk is krijgen de leerlingen een zinvolle theoretische opdracht. Deze theoretische verwerking kan gericht zijn op trainingstechnieken, gezondheid, actuele problematiek in verband met sport e.d. De neerslag van deze theoretische benadering van de sportlessen moet ook terug te vinden zijn in de schoolagenda (vervangingstaken bij de vrijstelling van de les L.O.). Belangrijk! Vervangtaken moeten steeds zo goed als mogelijk aansluiten bij de nagestreefde lesdoelen, de leerplandoelstellingen en de vakgebonden eindtermen Lichamelijke opvoeding. Immers, Lichamelijke opvoeding is een vak van de basisvorming! Hiervoor werden minimale eindtermen uitgeschreven waaraan alle leerlingen moeten voldoen, ook leerlingen die niet actief kunnen deelnemen aan de lessen. Alle leerlingen uit eenzelfde klas moeten ook op een eenduidige wijze worden geëvalueerd. Indien de medische attesten voor een volledig schooljaar zouden gelden, stellen zich problemen om een A-attest of een diploma in de studierichting uit te reiken. Het is aan te bevelen dat de school hiervoor specifieke richtlijnen opstelt en duidelijke afspraken maakt met alle betrokken partijen. Een heroriëntering van de leerling kan immers nodig zijn.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
31
Geïntegreerde Werkperiodes (GWP) Aan een GWP zijn bijzondere didactische en sociale waarden verbonden. Het is een interessante werkvorm om zelfstandigheid, zelfredzaamheid, de interne communicatie en de samenwerking te verbeteren. Fysieke uitdagingen, enge fysieke confrontaties, exploratie van natuurlijke milieus stimuleren groepsdynamische processen: vertrouwen, positieve druk van de groep, samen een oplossing zoeken, samen tot actie overgaan, dankzij de groep iets lukken, grenzen verleggen. Het versterkt de groepscohesie in grote mate. In het kader van de opleiding is de organisatie van een GWP ten zeerste aan te bevelen. Belang van netwerking De school heeft een maatschappelijke rol te vervullen. De sportspecifieke visie van een school met een studiegebied sport zal proberen om optimaal gebruik te maken van de geboden kansen binnen het kader van de brede school en meer specifiek als “brede sportieve school”. Hierbij is de relatie school – sportclub – gemeente van fundamenteel belang. 4. De leerkracht lichamelijke opvoeding Administratieve richtlijnen en documenten De administratie van de huidige leraar is volledig digitaal! Agenda en lesvoorbereiding van de leerkracht Een behoorlijk ingevulde agenda bevat de nodige informatie zoals lesuur, klas, lesonderwerp en lesdoelstelling. De lesvoorbereiding is een werkdocument en geen administratieve plichtpleging. Doelgericht handelen vereist dat men niet improviseert. Het is noodzakelijk om over de les nagedacht te hebben. Een geschreven document is zeker aangewezen. Vooral het noteren van de organisatie en het didactisch handelen is belangrijk. Jaarvorderingsplan - Deelschoolwerkplan LO&sport Een goed plan is simpel en zinvol. Het is tijd- en energiebesparend. Het moet een gepaste vrijheid toelaten. Het jaarvorderingsplan is een werkdocument van de leerkracht met als doel het leerplan concreet te verwerken met de concrete klassengroep. Het is een basiselement in de planning per klas en is de concrete uitwerking van de schoolafspraken i.v.m. de verticale leerlijnen voor L.O. en sport. Uiteraard is het in overeenstemming met het leerplan. Alle doelstellingen moeten gerealiseerd worden. Alle competenties en de onderliggende doelstellingen rond kennis, vaardigheden en attitudes moeten op een evenwichtige manier aan bod komen. De vakgroep zorgt hierbij voor een planmatige aanpak. Bijv.: gedurende een bepaalde periode is de keuze van de discipline en de oefenstof gericht op het elkaar helpen en zich dienstvaardig opstellen.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
32
Het jaarvorderingsplan:
is realistisch en haalbaar (houdt rekening met de schoolkalender); is gestructureerd per periode en per bewegingsactiviteit; is evenwichtig gespreid in functie van accommodatie, seizoen …; vermeldt concrete leerplandoelen; vermeldt concrete leerinhouden; vermeldt, indien van toepassing, de linken met VOET; voorziet de mogelijkheid om de vorderingen (behandelde leerstof) op hetzelfde document aan te brengen. Tip: bij het opmaken van jaarplannen voorzie je het beste wat “manoeuvreerruimte” en worden niet alle voorziene lestijden van meet af aan volledig ingevuld. Op die manier zal men makkelijk lestijden, die door omstandigheden zijn weggevallen, kunnen opvangen of aan een bepaalde bewegingsactiviteit langer werken dan initieel was gepland. Iedere leerkracht heeft de vrijheid het jaarplan persoonlijk te concretiseren rekening houdend met voorgaande principes. Dit gebeurt uiteraard steeds in samenspraak met de collega’s van de vakgroep. Het deelschoolwerkplan lichamelijke opvoeding is een neerslag van de totale visie die de leerkrachten L.O. hebben op hun vak en hoe ze die in hun school denken te verwezenlijken, via welke leerlijnen, evaluatienormen, bewegingsaanbod …. Elementen van het deelschoolwerkplan Lichamelijke opvoeding en sport: de schoolvisie t.a.v. het sportprofiel van de school; de visie van de vakgroep t.a.v. de bewegingsopvoeding en de theoretische en/of wetenschappelijke achtergronden hiervan en hoe ze deze in hun school, met hun leerlingen denken te verwezenlijken; de visie van de vakgroep L.O. en sport t.a.v. de realisatie van die competentiegerichte leerplan; uitgewerkte schoolgebonden, inhoudelijke leerlijnen over de graden heen; de integratie van vakoverschrijdende doelstellingen/leerlijnen; afspraken i.v.m. evaluatie en rapportering; afspraken aangaande een evenwichtige verhouding bij de evaluatie van de verschillende competenties/leerplandoelen; na te streven attitudes met accenten per periode; algemene gegevens m.b.t. de betrokken leraren zoals hun specialisaties; gebruikte leerplannen; lijst van nuttige adressen en contactpersonen; accommodatieplanning; huishoudelijk reglement voor L.O. en sport met afspraken betreffende kledij, hygiëne ... ; afspraken i.v.m. agenda van de leerlingen; afspraken m.b.t. doktersattesten, contact met CLB, vervangtaken; herstelling en aankoop van didactisch materiaal; organisatie van schoolsportactiviteiten, extra-muros activiteiten… ; afspraken i.v.m. veiligheid; gevolgde nascholing en multiplicatie ervan binnen de vakgroep; …
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
33
Veiligheidscontrolelijsten Sportmateriaal moet regelmatig onderhouden en gecontroleerd worden. Maak gebruik van veiligheidscontrolelijsten voor de vaststelling van de tekorten aan de materiële uitrusting. Een nauwe samenwerking met de preventieadviseur van de school wordt hierbij aanbevolen. Praktische tips: binnen de vakgroep wordt een collega belast met het bijhouden van deze lijsten. Hij onderneemt ook de nodige stappen om gebrekkig materieel zo snel als mogelijk te laten herstellen of vervangen; denk aan een meldingssysteem voor het geval zich ongevallen of probleemsituaties voordoen te wijten aan de accommodatie; werk een handelingsplan uit voor de aanpak van een ongeval dat zich in de bewegingsles voordoet. Deze tips kunnen worden uitgewerkt in samenwerking met de preventieadviseur van de school. Evaluatie Het evaluatiedocument (onder welke vorm dan ook) is een essentieel document. Het moet volgende elementen bevatten:
de resultaten van de deelproeven per discipline; de observaties i.v.m. de permanente evaluatie; aantekeningen i.v.m. attitudes; eventuele remediëringsopdrachten; het rapportcijfer en de bijhorende commentaar; een aanwezigheidslijst van de leerlingen; een aanwezigheidslijst van de oudercontacten.
Taak van de leerkracht lichamelijke opvoeding Vakgroepwerking De vakgroep L.O. en sport bestaat minstens uit alle leerkrachten die les geven in de lestijden van het specifiek gedeelte. Het is wenselijk om de groep aan te vullen met de collega’s wetenschappen van de basisvorming. In de vakgroep overleggen de leerkrachten met elkaar, maken plannen en afspraken, stellen de verticale leerlijnen voor L.O. en sport op. Vakgroepwerking is onmisbaar voor een effectieve, efficiënte en motiverende werking. Dit competentiegerichte leerplan met keuzemogelijkheden en de schooleigen invulling vragen overleg en planning. Planning veronderstelt gerichtheid op resultaat. De vakgroep bespreekt de leerinhouden, hoeveel tijd er aan de verschillende bewegingsdisciplines besteed wordt, wie wanneer aan welke competentie/deelcompetentie/leerplandoel werkt, gespreid over de twee leerjaren, aan jongens en meisjes, in welke volgorde, hoe wordt geëvalueerd en gerapporteerd …. Horizontale en verticale samenhang vraagt coördinatie. Individuele jaarplannen kunnen tot schoolgebonden jaarplannen uitgroeien. Evaluatie, remediëring en rapportering kunnen best volgens een gezamenlijk stramien gebeuren. Leerlingenbegeleiding, attitudevorming, vakoverschrijdende doelstellingen...zijn aandachtspunten die door de leerkracht L.O. kunnen nagestreefd worden en die het best in overleg met de collega’s worden uitgewerkt.
Het vastleggen van de afspraken in een deelschoolwerkplan L.O. is een efficiënte werkwijze.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
34
Als geen ander is de vakgroep het forum bij uitstek om het beschikbare urenpakket L.O. te verdelen rekening houdend met de specialiteit(en) en vereiste bekwaamheidsdiploma’s van de individuele leden van de groep, de accommodatie, eventuele lesopdrachten in andere scholen, de verticale of horizontale samenzettingen, enz… . Constructieve voorstellen zullen een dankbare hulp blijken voor de directie en de maker(s) van het lesrooster. Het werk in de vakgroep is een middel om het onderwijs voor de leerlingen beter te maken, de school een betere uitstraling te geven en daar worden we uiteindelijk als leraar ook allemaal beter van. Een vakvergadering moet degelijk voorbereid worden en vertrekken van een agenda. De functie van de vakverantwoordelijke moet goed worden afgebakend zodat hij zowel door de groep als door de directie erkend en gemandateerd wordt. Nascholing Het beroep van leraar wordt in de loop der jaren steeds meer complex en veeleisender. Vakkennis is lang geen statisch gegeven meer, didactiek al evenmin. Daarnaast wordt van de leraar verwacht dat hij actief deelneemt aan het schoolgebeuren, jongeren opvangt en begeleidt, communiceert met ouders, inspeelt op wat leeft in de samenleving… Elke leerkracht heeft de verantwoordelijkheid om enerzijds de nieuwe pedagogische en didactische ontwikkelingen voor zijn vak te volgen en zich bij te scholen en anderzijds om zich permanent te vervolmaken in het “leraarschap”, ook buiten de lestijden. Aandacht voor taalvaardigheid Voor een vlot verloop van de lessen en in het belang van de veiligheid ligt het voor de hand dat de opdrachten correct worden begrepen. O.a. om die reden is het belangrijk om talige doelen te integreren in de lessen. Talen omvatten 4 componenten: schrijfvaardigheid, leesvaardigheid, spreekvaardigheid en luistervaardigheid. Ook binnen de bewegingslessen wordt aandacht besteed aan het talenbeleid van de school. Voorbeelden / suggesties: Zorg bij het gebruik van kijkwijzers of rubrics voor duidelijke korte zinnen in een eenvoudig begrijpelijke taal (leesvaardigheid) (bijv. door het gebruik van formuleringen in de ‘ik’-vorm; Wanneer bij groepsopdrachten leerlingen bepaalde rollen opnemen, zoals die van coach of helper, kan de leraar extra aandacht besteden aan spreek- en luistervaardigheid; Bij gebruik van beeldmateriaal, de leerling zelf de fouten laten bespreken (spreekvaardigheid); Het geven van feedback aan de leerling (leraar versus leerling of leerling versus leerling) (spreek- en luistervaardigheid) ; …
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
35
Leraren kunnen op deze manier bij elke opdracht, bij elke activerende werkvorm taalvaardigheid integreren. Leg in dit geval je leerlingen ook uit dat dit een bijkomend doel is van de opdracht en geef constructieve feedback, ook op taal. De leraar die naast persoons- en bewegingsdoelen ook taaldoelen opneemt creëert een krachtige leeromgeving met aandacht voor contextrijk onderwijs vol interactie en met taalsteun: leren in context: in een authentieke, reële situatie leren vanuit voorkennis, voortbouwend op vaardigheden die de leerling al verworven heeft; leren in interactie: werkvorm die gericht is op samenwerken en samenwerkend leren; leren met taalsteun: vertrekkende vanuit de taalvaardigheid van de leerling. Hulp bij begrijpen en gebruiken van (vak)taal. Feedback op taalgebruik. Leren, denken en taal zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De leraar stelt zich de vraag wat er moet geleerd worden, hoe en welke taal hiervoor nodig is. Hij bevordert verdieping van het leerproces door er zorg voor te dragen dat leerlingen de vaktaal L.O./sport en de schooltaal begrijpen, oefenen en verwerven. Het verwoorden van de eigen denkprocessen kan leerlingen helpen in het beter begrijpen van de leerinhoud. Juiste woorden of taal geven aan de denkprocessen van leerlingen, geeft hen meer inzicht in het eigen handelen en zorgt ervoor dat leerlingen woordenschat verwerven om nieuwe ervaringen nauwkeuriger te omschrijven. Vaktaal L.O./sport is de taal gebruikt in de bewegingslessen: algemene en specifieke vakwoorden. Tot schooltaal behoort, naast schriftelijke taal, ook de taal die door leraren tijdens de lessen gesproken wordt: instructietaal, abstracte begrippen (kenmerk, voorwaarde …), verbindingswoorden (als, dan …), homoniemen (bok, conditie, functie …), figuurlijk taalgebruik (vliegende start), uitdrukkingen. Een boodschap is begrepen als het antwoord/de reactie van de leerlingen eenduidig is. Een duidelijke boodschap bevat de juiste informatie, in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment, aan de juiste leerling(en). Volgende algemene richtlijnen helpen: oriënteer leerlingen door hen te informeren over wat gaat komen: ‘Vandaag gaan we …’ (context); formuleer doelen duidelijk en bondig (taalsteun); geef de boodschap in een logische volgorde, stap voor stap. Onderscheid duidelijk hoofd- van bijzaken. Gebruik sleutelwoorden, ze omvatten in één woord de belangrijkste eigenschap van de beweging, bijv.: buig-strek (taalsteun); geef de juiste wenken één voor één of in een beperkte hoeveelheid en controleer op rendement (taalsteun); vermijd vaagheidtermen in de zinsbouw omdat dit voor verwarring kan zorgen, bijv.: ‘zet je ergens in de zaal’, ‘voer ongeveer 10 keer uit’, spring een paar keer’, ‘neem verschillende soorten ballen’. Operationele doelen worden beter begrepen als ze geformuleerd zijn in waarneembare gedragingen, bijv.: ‘beide benen strekken’ en niet (enkel) ‘vormspanning bewaren’ (taalsteun); herhaal moeilijk verstaanbare informatie, als het kan op een andere manier of laat een leerling de uitleg herhalen. Let op het juiste gebruik van verwijswoorden, bijv.: ‘Als je na de les nog pijn hebt, kom het dan onmiddellijk zeggen’ (taalsteun); versterk transfer door te verwijzen naar reeds gekende vaardigheden (context: voorkennis activeren); visuele of verbale wenken worden beter onthouden als een verantwoording of inzicht meegegeven wordt (context); woord en (voor)beeld worden steeds samen aangeboden: ‘Toon wat je zegt, zeg wat je toont’ (taalsteun);
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
36
naast een goed voorbeeld (demonstratie) kan anticiperen op mogelijke foutieve uitvoeringen of gevaarlijke situaties verhelderend werken (context). Het traditionele ‘woord en beeld’ wordt aangevuld met alternatieven. Kijkwijzers en dergelijke bieden als instructieboodschappers heel wat mogelijkheden. De leraar selecteert in functie van de taak en van de gekende vaardigheden/ervaringen van de leerling/leerlingengroep. De informatiedragers worden zo ingezet dat ze het leerproces vooruit helpen. Ze zijn duidelijk en bondig in functie van het leren. Volgende tips zijn nuttig bij de constructie van kijkwijzers: gebruik specifieke, bondige en ondubbelzinnige taal. Let op de verschillende betekenissen van eenzelfde woord en heb oog voor verschillende woorden die hetzelfde betekenen; kies werkwoorden die verwijzen naar observeerbare gedragingen; gebruik korte woorden; vermeld de verschillende stappen afzonderlijk en niet gegroepeerd; gebruik bij voorkeur tekeningen in plaats van foto’s; zet de tekening links en de uitleg rechts; let op met humor. Door rollen en taken toe te wijzen, instructieboodschappers in te zetten op het gepaste moment stimuleert de leraar samenwerking en interactie tussen leerlingen. De leerlingen krijgen leerkansen om actief hun taalvaardigheid te oefenen en te ontwikkelen. Op een constructieve manier duidelijke instructie en feedback geven, leiding nemen en aanvaarden, kunnen luisteren, reflecteren op een oefening/taak, samen of elkaar evalueren … zijn enkele mogelijkheden. Vrijwel uniek voor de bewegingsopvoeding is dat men tijdens het lesgeven onmiddellijk ziet of zijn boodschap, de opgegeven taak, opdracht, kijkwijzer, organisatievorm, werkvorm … goed begrepen is en of het gevraagde niveau te hoog/te laag is voor de leerlingen. De leraar kan, indien nodig, direct bijsturen of afdalingen/opklimmingen aanreiken, rekening houdend met de voorkennis van zijn leerlingen. De visuele boodschap speelt een belangrijke rol bij het vervolledigen en versterken van de verbale communicatie: ‘Toon wat je zegt, zeg wat je toont’. Deze expertise delen met collega’s van andere vakgroepen is verrijkend. Door taal bewust in te zetten in de instructie en taakomschrijving, bij informatie-uitwisseling en reflectie, bij het geven van feedback, tijdens de interactie tussen leerlingen, werkt de leraar bewegingsopvoeding mee aan het taalbeleid van de school.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
37
6. Minimale materiële vereisten1 Specifieke richtlijnen Scholen zijn verplicht ervoor te zorgen dat ze gebruik kunnen maken van accommodaties die voldoen om de competenties en leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte van de studierichting TSO “Lichamelijke opvoeding en sport” te realiseren en deze ook effectief te gebruiken conform het schooleigen sportprofiel. De basisuitrusting bestaat uit voldoende overdekte vrije ruimte met een aangepaste bevloering, voorzien van de nodige didactische uitrusting en internetaansluiting. Het geheel wordt aangevuld met buitenterreinen; vaklokalen voor de lessen wetenschappen die aan de minimale vereisten voor die vakken voldoen; leslokaal (bij voorkeur vast) voor de lessen theorie L.O. met ICT apparatuur en internetaansluiting.
6.1. Infrastructuur Sporthal - zwembad – buitenterreinen – specifieke sportaccommodatie i.f.v. het gekozen sportaanbod.
6.2. Didactische uitrusting Vast materiaal sportramen en /of wandrek; rekstokken; balken; damesbrug, herenbrug; basketbaldoelen, handbaldoelen, voetbaldoelen (binnen en/of buiten); minivoetbaldoelen, volleybalinstallatie. Los materiaal plinten, bokken, wedstrijdspringplanken; verstelbare olympische balk; minitrampoline(s); valmatten (veilige landingsmatten); lange matten; kleine antislipmatten (1/4 lln.); Zweedse banken; staanders voor hoogspringen; hartslagmeters; chrono; meetlint; 1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: Codex ARAB AREI Vlarem Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: De uitrusting en inrichting van lokalen; De aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel. Zij schrijven voor dat: Duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; Alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; De collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
De persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
38
“up to date” geluidsinstallatie; Tablet. Klein materiaal verschillende soorten ballen /pluimen voor de verschillende balsporten /terugslagsporten (1b./2lln.); foamballen; medecinballen; kogels, speren, discussen, horden; rackets, paletten (terugslagsporten); toversnoeren (elastische springlijn); springtouwen, hoepels, ballen; verkeerskegels; partijvestjes; zwemplankjes, pull-buoy, handpaddels, zwemvliezen. Om de competenties en leerplandoelstellingen in optimale omstandigheden te kunnen realiseren is een uitbreiding van deze minimale vereisten, zowel qua ruimte als didactische uitrusting, wenselijk. Specifieke sportuitrusting vereist voor het geven van de sporten uit de uitbreidingspakketten werd niet in deze minimale lijst opgenomen. Het spreekt voor zich dat de minimale vereisten voor het beoefenen van de sporten uit de uitbreidingspakketten voorhanden is wanneer deze keuzemogelijkheid aan de leerlingen wordt aangeboden. Gezien het veralgemeend gebruik van smartschool binnen het GO!, de razendsnelle vooruitgang van ICT in het algemeen en de groeiende implementatie hiervan in het onderwijs, zeker ook in het vak L.O. en voor sport, is het ter beschikking hebben van netwerk en internettoegang in de sportaccommodatie voor de leerkracht L.O. of sport noodzakelijk.
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
39
7. Evaluatie Doelstelling Evaluatie wordt beschouwd als de waardering van het werk waarmee leraar en leerlingen samen bezig zijn. Het is de bedoeling dat zowel de leraar als de leerling informatie krijgen over het bereiken van de doelstellingen en over het leerproces. De leraar gebruikt deze informatie bij toekomstige besluiten over de manier van lesgeven. Daarenboven is evaluatie – de evaluatie- en rapporteringspraktijk – een belangrijke pijler binnen de kwaliteitszorg van de school en als dusdanig spoort de evaluatie met de schoolvisie op leren. Omdat evaluatie naar de leerlingen toe eenvormigheid moet vertonen over de vakken en de leerjaren heen, is het logisch dat:
de school hierover haar visie ontwikkelt; de betrokken leerkrachten deze visie concretiseren voor hun vak in de vakgroepwerking.
De leerling en zijn ouders vinden in de rapportering (score, commentaar, remediëring) bruikbare informatie over de doelmatigheid van de gevolgde studiemethode. Kwaliteitsvol evalueren De leraar houdt rekening met verschillende criteria die bijdragen tot kwaliteitsvolle leerlingenevaluatie: Geïntegreerde evaluatie De leraar stemt de doelstellingen, het lesgeven en de evaluatie op elkaar af. Er zijn verschillende vragen of opdrachten voorzien voor verschillende doelstellingen. De lat ligt voldoende hoog voor iedereen. De leerlingen weten wat ze moeten doen. Het is ook nuttig om eventueel de evaluatietaak te maken voor je de les uitwerkt. Representativiteit/validiteit De leraar ontwerpt een evaluatietaak die de competenties die hij wil beoordelen goed weerspiegelt. Daarvoor moet wat de leraar wil meten geëxpliciteerd zijn en moet hij meten wat hij wil weten. Transparantie De leraar maakt aan de leerlingen duidelijk wat hij evalueert, hoe hij evalueert en welke beoordelingscriteria hij gebruikt. Reproduceerbaarheid/betrouwbaarheid De leraar zorgt dat evaluatieresultaten niet worden beïnvloed door toevalligheden en storende factoren. De vragen zijn onderling onafhankelijk en er zijn voldoende vragen voorzien. Een leerling moet steeds een vergelijkbaar resultaat halen, ongeacht wie de evaluatietaak afneemt en beoordeelt of in welke omstandigheden de evaluatietaak wordt afgenomen. Bij twijfel kan per twee beoordeeld worden. Eerlijkheid De leraar zorgt ervoor dat de evaluatie fair is voor alle leerlingen (ongeacht geslacht, etnische achtergrond, sociaaleconomische status, beperking …). Betrokkenheid De leraar laat leerlingen mee participeren in het evaluatieproces (voor, tijdens (bv. via zelf-, peer of coevaluatie) en/of na de evaluatie). Authenticiteit
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
40
De leraar gaat in de evaluatietaak uit van levensechte, reële situaties. Cognitieve complexiteit De leraar daagt leerlingen uit om in de evaluatietaak hogere cognitieve vaardigheden toe te passen (bv. probleemoplossend denken, kritisch denken, redeneren …). Verantwoording De leraar rechtvaardigt de beoordeling van de evaluatietaak. Impact De leraar houdt rekening met de invloed die de evaluatie heeft op het leergedrag van de leerlingen en op de eigen onderwijspraktijk. Differentiatie In de evaluatie kan de leraar differentiëren door keuzevragen te voorzien, voorbeeldvragen uit de les als toetsvragen aan te bieden, verschillende wijzen van toetsen toe te laten voor dezelfde doelstellingen, te variëren in toetsmateriaal … Feedback geven (mondeling en schriftelijk) is een goede manier om via evaluatie gedifferentieerd te werken met leerlingen. Door feedback te geven stimuleert en motiveert de leraar het leerproces van de leerlingen zodat ze de vooropgestelde doelstellingen kunnen bereiken. Feedback geven kan op taakniveau (juist of fout), op procesniveau (het leerproces, de gebruikte strategie), zelfregulatie (gericht op zelf evalueren en zelfstandig werken) en op persoonlijk niveau. Effectieve feedback beantwoordt volgende vragen: hoe doet de leerling het, wat is het doel van de leerling en wat nu? Soorten Er bestaand verschillende evaluatievormen: observeren, co-evaluatie (waarbij leerling en leraar samen evalueren), peerevaluatie (waarbij leerlingen elkaars werk beoordelen), zelfevaluatie, portfolio, toets, projectwerk … Het gaat niet zozeer om welke evaluatievorm de beste is, wel om afwisseling te brengen in de evaluatiepraktijk gezien de verscheidenheid aan leerlingen. Het kiezen van de juiste evaluatievorm hangt bovendien af van het doel van de evaluatie (bv. vaststellen, rapporteren, remediëren, onderwijsaanpak evalueren, vaardigheden evalueren …) en het moment waarop je evalueert. Bronnen BERBEN, M. & VAN TEESELING, M, Differentiëren is te leren. Omgaan met verschillen in het voortgezet onderwijs., CPS Onderwijsontwikkeling en advies, Amersfoort, 2014 COUBERGS, C., Struyven, K., Engels, N., COOLS, W. & DE MARTELAER, K., Binnenklasdifferentiatie. Leerkansen voor alle leerlingen., Acco, Leuven, 2013 COUBERGS, C. & STRUYVEN, K., Zomerdriedaagse. Verschillen als troef., Brussel, 1-3 juli 2014 HARRE, K., SMEYERS, L. & VANHOOF, J., Evaluatiepraktijk op school. 10 pijlers voor een kwaliteitsvolle leerlingenevaluatie., Politeia nv, 2014 HATTIE, J., Leren zichtbaar maken., Abimo, 2013 Steunpunt Diversiteit en Leren, Evalueren om te leren. Document geraadpleegd op 19/11/2014: http://www.diversiteitenleren.be/sites/default/files/Evalueren_om_te_leren_0.pdf
TSO – 2e graad – Basisvorming en specifiek gedeelte Lichamelijke opvoeding en sport AV/KV/TV /Lichamelijke opvoeding/Sport/Hedendaagse dans/Toegepaste natuurwetenschappen/ (1e leerjaar: 13 lestijden/week, 2e leerjaar: 13 lestijden/week)
8. Bibliografie Voor informatie i.v.m. de bibliografie wordt verwezen naar de virtuele ruimte SO-LO van GOSmartschool.
41