Leerlingen in beeld Procedure overstap PO – VO 2014 - 2015 Jaargang 9 1 oktober 2014
Inhoudsopgave 1. 2. 2.1 2.2 2.3 3. 3.1 4. 4.1 4.2 4.2.1 5.
Inleiding Visie op Passend Onderwijs binnen SWV VO Delflanden 28.09 Uitgangspunten bij het vormgeven van passend onderwijs Vastgestelde bestuurlijke afspraken tussen primair en voortgezet onderwijs Doelstellingen van de POVO-procedure Het belang van een onderwijskundig rapport Aanmelden bij een VO-school middels een onderwijskundig rapport De ondersteuningsstructuur binnen de scholen en het SWV VO Delflanden 28.09 Onderwijsondersteuning op de reguliere scholen van voortgezet onderwijs Inzet van extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband Loket Passend Onderwijs voor toewijzing van onderwijsarrangementen Vormen van extra en diepte ondersteuning voor leerlingen met een onderwijsbehoefte 5.1 Extra ondersteuning binnen het regulier voortgezet onderwijs 5.2 Extra ondersteuning in het VMBO met LWOO 5.3 Praktijkonderwijs 5.4 Extra taalondersteuning in de Kopklas 5.5 Extra ondersteuning in de Internationale Schakelklas 5.6 Speciaal Voortgezet Onderwijs 6. Gegevens verzamelen ten behoeve van toekennen van extra ondersteuning of diepte ondersteuning 6.1 Gegevens verzamelen ten behoeve van extra ondersteuning in het regulier voortgezet onderwijs 6.2 Gegevens verzamelen ten behoeve van beschikking LWOO of Praktijkonderwijs 6.2.1 Berekenen van het leerrendement 6.2.2 Ondersteuning bij het vaststellen van het leerrendement 6.2.3. Afnemen van een capaciteitenonderzoek 6.2.4 Toekennen van een LWOO/PrO of onderwijsarrangement 6.3 Gegevens verzamelen ten behoeve van de verwijzing naar het VSO 6.3.1 Afgifte van een toelaatbaarheidsverklaring VSO 7. Het schooladviesformulier 8. Eindadvies en opstellen onderwijskundig rapport 9. Aanmelden bij het regulier voorgezet onderwijs 10. Melden niet-geplaatste leerlingen
Bijlagen: Kalender voor het vaststellen van de didactische leeftijd (Reken)voorbeelden Toestemmingsverklaring voor ouders
Pagina 2
3 4 4 4 5 6 7 8 8 9 9 10 10 10 12 13 13 14 15 15 16 16 17 18 19 20 20 21 21 21 22
1. Inleiding Elk kind is uniek. Het heeft dromen voor de toekomst. Het kind wil mogelijkheden ontdekken en talenten ontwikkelen. Een passende onderwijsplek zorgt ervoor dat het kind zijn of haar dromen kan realiseren. De overgang van primair onderwijs (PO) naar voortgezet onderwijs (VO) is een belangrijke gebeurtenis die in hoge mate het schoolsucces van een kind bepaalt. Waar het om draait, is dat elke leerling op een school komt, die aansluit bij de mogelijkheden en de onderwijsbehoeften van de leerling. De overgang van PO naar VO is een proces waarbij veel actoren betrokken zijn en veel factoren een rol spelen. Het is van belang dat zowel de basisschool als de school voor voortgezet onderwijs in dit proces goed samenwerken. De basisschool heeft goed zicht op de leerling. Niet alleen op didactisch terrein, maar ook op het gebied van het sociaal-emotioneel functioneren. Op basis van het leerlingvolgsysteem en de (jaren)lange ervaring met de leerling, kan de basisschool een goede inschatting maken welke ondersteuning de leerling binnen het voortgezet onderwijs nodig heeft; m.a.w. welke onderwijsbehoefte(n) de leerling heeft. De basisschool ‘voedt’ de VO-school met informatie over elke leerling. Zo weet de VO-school welke aanpak het best past bij die specifieke leerling. De kans op succesvol vervolgonderwijs wordt zo vergroot. Het SWV VO Delflanden 28.09 beschrijft elk jaar de overstap van het basisonderwijs naar een school voor voortgezet onderwijs in de hier voorliggende brochure. De brochure is bestemd voor de leerkrachten van groep 8, intern begeleiders, schooldirecteuren uit het (speciaal) basisonderwijs en speciaal onderwijs en mentoren en coördinatoren van voornamelijk de brugklassen in het voortgezet (speciaal) onderwijs. In deze POVO- procedure zijn de afspraken vastgelegd zoals deze gelden voor en tussen de scholen van PO, SBO, VO en VSO in de gemeenten Delft, Midden-Delfland en PijnackerNootdorp. In deze procedure wordt de overgang van leerlingen van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs geregeld en begeleid. De gemeenten en het SWV VO Delflanden 28.09 willen, mede in het licht van Passend Onderwijs, de komende jaren beter gaan monitoren op instroom, doorstroom en uitstroom van leerling met meer specifieke onderwijsbehoeften. De gehele POVO-procedure zal daarom in het schooljaar 2014 – 2015 opnieuw bekeken gaan worden en worden aangepast aan de binnen de wetgeving passend onderwijs fingerende afspraken. Daarbij zal specifieke aandacht zijn voor de overstap naar het Speciaal Voortgezet Onderwijs. Ook de veranderingen in de wetgeving rondom de positie van een eindtoets en afspraken betreffende enkelvoudige of dubbelvoudige schooladviezen zullen in het nieuwe overstapbeleid worden opgenomen. Voorstellen voor aanpassingen worden opgesteld in een werkgroep samengesteld met deskundigen vanuit primair en voortgezet onderwijs en vervolgens voorgelegd aan bestaande overlegstructuren binnen PPO Delflanden en SWV VO Delflanden. Van daaruit zullen de nieuwe afspraken in de overstapprocedure vanaf 2015 – 2016 worden opgenomen in de nieuwe brochure. 01.10.2014 Drs. T. Klooster, directeur SWV VO Delflanden 28.09
Pagina 3
2. Visie op Passend Onderwijs binnen het SWV VO Delflanden 28.09 In het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs Delflanden wordt gestreefd naar zo passend mogelijk onderwijs voor elke leerling. De scholen binnen het samenwerkingsverband gaan daarbij uit van de talenten en de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen. Er wordt actief gezocht naar een zo passend mogelijk onderwijsaanbod voor leerlingen, waarbij gebruik kan worden gemaakt van aanvullende ondersteuning vanuit een bovenschools expertiseteam, een bovenschoolse onderwijsvoorziening of het speciaal onderwijs . Er wordt naar gestreefd om leerlingen met meer specifieke onderwijsbehoeften evenredig te verdelen tussen de scholen van voortgezet onderwijs in Delft. Gezamenlijk hebben de scholen een antwoord op de onderwijsvragen binnen het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Delflanden 28.09. 2.1 Uitgangspunten bij het vormgeven van passend onderwijs De onderwijsbehoeften en de opvoedbehoeften van de leerling staan centraal en dienen als uitgangspunt voor het formuleren van het ondersteuningsaanbod. Elke school werkt systematisch aan het afstemmen van het onderwijsaanbod op de ondersteuningsbehoeften van de leerlingen. De leerling volgt het onderwijs zo veel mogelijk op de eigen school. Indien mogelijk wordt aanvullende ondersteuning de school binnen gehaald volgens het principe ‘zorg volgt de leerling’. Het samenwerkingsverband en de aangesloten scholen staan gezamenlijk voor het organiseren van een passend ondersteuningsaanbod binnen de school en, daar waar het op schoolniveau niet meer kan, in een bovenschoolse voorziening. Voor elke leerling een zo passend mogelijke onderwijsplek: Elke leerling stroomt in, in de meest passende vorm van voortgezet onderwijs. Elke leerling ontvangt passende ondersteuning op school of wordt, daar waar nodig, al dan niet tijdelijk verwezen Het SWV indiceert leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften handelingsgericht en met een minimum aan bureaucratie. Het SWV indiceert gedifferentieerd al naar gelang de mate en de duur van het noodzakelijke ondersteuningsaanbod. Elke overgang van een leerling tussen verschillende vormen van onderwijs verloopt soepel Elke leerling heeft perspectief op passend vervolgonderwijs of een passende plek op de arbeidsmarkt. Het aantal leerlingen geplaatst binnen het VSO stijgt niet uit boven het aantal VSO-plaatsen dat op peildatum 1-10-2011 in cluster 3 en -4 onderwijs aanwezig was. Tussen regulier onderwijs en speciaal onderwijs zijn eenduidige en transparante afspraken over kwalificerende trajecten; leerlingen geplaatst binnen het speciaal voortgezet onderwijs in Delft krijgen de mogelijkheid om mee te doen met de examens in het regulier voortgezet onderwijs, indien dat aansluit op hun competentieprofielen. 2.2 Vastgestelde bestuurlijke afspraken tussen primair en voortgezet onderwijs De schoolbesturen primair en voortgezet onderwijs in Delft (POVO-beraad) hebben afspraken gemaakt over het proces van aanmelden, inschrijven en terugrapportage op een school van voortgezet onderwijs. Hieronder staan de afspraken beschreven, zoals die zijn vastgelegd. 1) Het eindadvies van de basisschool wordt onderbouwd door gebruik te maken van een kwalitatief onomstreden en in de praktijk bewezen leerlingvolgsysteem (LVS).
Pagina 4
2) De leervorderingen van de leerling worden digitaal geregistreerd vanaf in ieder geval groep 5 tot en met groep 8 van de basisschool voor in ieder geval de onderdelen technisch lezen, begrijpend lezen, rekenen - en wiskunde (algemeen, meten, tijd en geld en getallen en bewerkingen) en spelling. 3) Het LVS wordt standaard toegevoegd aan het onderwijskundig rapport, waarbij naast de leervorderingen van de leerling op de onderscheiden gebieden, ook eventuele leerachterstanden van de leerling transparant en inzichtelijk worden gepresenteerd. 4) Het onderwijskundig rapport is compleet en actueel en omvat naast het periodiek didactisch onderzoek ook informatie aangaande de capaciteiten van de leerling, diens leerstijlen, leermogelijkheden, leerbelemmeringen, leervoorwaarden en de sociaal-emotionele ontwikkeling. 5) Het voortgezet onderwijs neemt op basis van het goed onderbouwde schooladvies van de basisschool, de onderwijsbehoeften en ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling als uitgangspunt bij het plaatsen van de leerling in het best passende type vervolgonderwijs. 6) Elke school van voortgezet onderwijs binnen het samenwerkingsverband VO Delflanden rapporteert gedurende de gehele middelbare schoolperiode jaarlijks aan de basisschool terug over het vervolg van de schoolloopbaan van de leerling. Basisscholen worden daarmee in de gelegenheid gesteld het door hen geformuleerde vervolgadvies te ijken. 7) De overdracht van leerling gegevens van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs in Delft vindt plaats binnen een gezamenlijk digitaal aanmeld- en overdracht platform ‘Onderwijs Transparant’. 2.3 Doelstellingen van de POVO-procedure De POVO-procedure kent een aantal doelstellingen: Een goed schooladvies voor iedere leerling uit het primair onderwijs die de overstap maakt naar het voortgezet onderwijs staat centraal Een leerling moet terechtkomen in het onderwijstype dat het beste aansluit op zijn/haar mogelijkheden en wensen. De leerling moet zich thuis voelen op de gekozen school. Het streven is dat elke leerling zonder vertraging het diploma van het geadviseerde schooltype haalt. De leerling moet niet worden overvraagd, noch worden ondervraagd voor wat betreft zijn/haar capaciteiten en inzet. De leerling dient met zoveel mogelijk plezier aan de slag te gaan. Het geadviseerde onderwijstype moet goed aansluiten op verdere opleidings- en beroepswensen van de leerling. Efficiënte en handelingsgerichte onderwijs- en zorgtoewijzing voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte Door het maken van heldere afspraken rondom toetsing, het creëren van mogelijkheden om samen met de basisschool (en eventueel ouders en leerling) de onderwijsbehoeften in kaart te brengen, te koppelen aan de benodigde ondersteuning binnen de school en eventueel daarbuiten, wordt zorg gedragen voor een efficiënte en handelingsgericht onderwijs- en zorgtoewijzing. Uniformiteit en transparantie in de aanmeldingsprocedure binnen het voortgezet onderwijs De POVO-procedure is erop gericht het proces van schoolkeuze, aanmelding en toelating helder te laten verlopen. Voor ouders/verzorgers betekent dit dat zij duidelijke informatie krijgen over de onderwijs- en ondersteuningsmogelijkheden in het voortgezet onderwijs en dat de overstap van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs begrijpelijk en volgens afspraak verloopt. Scholen weten welke procedure is afgesproken en houden zich hieraan. Het is duidelijk wat van alle actoren mag worden verwacht en waar de actoren op kunnen rekenen.
Pagina 5
3. Het belang van een onderwijskundig rapport In het onderwijskundig rapport staat de informatie die voor de VO-school van belang is om besluiten te kunnen nemen over de toelating en de begeleiding van de leerling. Wat kan deze leerling? Wat wil deze leerling? Waar is de leerling goed in? Waar liggen de individuele mogelijkheden? Alle ervaringen die de leerkrachten in het basisonderwijs opdoen met een leerling, zijn van waarde voor de toekomst van het kind. Hoe beter de school voor voortgezet onderwijs wordt geïnformeerd over elke individuele leerling, hoe beter de school het onderwijs op de specifieke leerling kan aanpassen. Hierdoor zullen er uiteindelijk minder leerlingen uitvallen of op een schoolniveau terechtkomen dat minder goed bij ze past. Het is voor alle leerlingen verplicht om, op basis van artikel 42 van de wet op het primair onderwijs, de basisschool te verlaten met een volledig ingevuld onderwijskundig rapport (OKR). Ouders worden meegenomen in de inhoud van het OKR en geven hun zienswijze. De zienswijze wordt door de POschool opgenomen in het OKR. De inhoud van een onderwijskundig rapport geeft de mentor en de zorgcoördinator in het voortgezet onderwijs een duidelijk beeld van de leerling die in zijn of haar klas komt. Vragen die op basis van de informatie in een onderwijskundig rapport over elke leerling moeten kunnen worden beantwoord, zijn: Wat werkt goed bij deze leerling? Wat werkt niet goed bij deze leerling? Welke competenties heeft de leerling ontwikkeld? Hoe heeft de basisschool hierop ingespeeld? Een goed onderwijskundig rapport is extra belangrijk voor leerlingen die extra of een bijzonder vorm van ondersteuning en aandacht nodig hebben. Deze kinderen hebben veelal te maken met een draaglast die hun eigen draagkracht te boven gaat. Voor de mentor in het voortgezet onderwijs is het belangrijk om te weten hoe daar in het basisonderwijs mee is omgegaan en wat daarvan kan worden overgenomen in het voortgezet onderwijs. Informatie die in de overdracht van deze leerlingen aan de orde dient te komen, heeft betrekking op onderstaande vragen: Welke belemmeringen ondervindt de leerling in zijn ontwikkeling? Wat zijn de hiermee samenhangende consequenties voor het schoolbezoek? Wat zijn sterke factoren in de ontwikkeling van het kind? Hoe heeft de basisschool die sterke punten benut? Welke specifieke ondersteuningsbehoeften heeft de leerling? Hoe is hier gedurende de basisschool op gereageerd? Wat was het effect? Welke maatregelen heeft de basisschool genomen om de leerling te ondersteunen in de voorbereiding op de overstap naar het voortgezet onderwijs? Denk hierbij aan: De mate van zelfstandigheid die wordt verwacht bij de uitvoering van opdrachten Het zorgen voor eigen boeken en spullen voor de verschillende lessen Het maken van huiswerk De variatie in vakken en docenten Het omgaan met een agenda en een weekrooster Hoe zijn de contacten met de ouders? Hoe is de betrokkenheid van de ouders bij de schoolcarrière van het kind? Welke instellingen zijn tot nu toe betrokken geweest bij de schoolontwikkeling van de leerling?
Pagina 6
Hoe zag die betrokkenheid eruit? Wat is hierover vastgelegd? Wat was het resultaat van de ondernomen acties vanuit deze instellingen? Welke afspraken zijn er gemaakt of lopen nog?
3.1 Aanmelden bij een VO-school middels een onderwijskundig rapport De basisschool verstrekt onderwijskundige informatie over de leerling aan de VO-school waar deze zich aanmeldt. Dat wordt gedaan door het invullen van het OKR in Onderwijs Transparant. In het OKR is in ieder geval de onderstaande informatie vastgelegd: Het eindadvies; Informatie over periodiek didactisch onderzoek op basis van een deugdelijk en transparant LVS van in ieder geval de leerjaren 5, 6, 7 en 8; Informatie over het verloop van de schoolloopbaan; Informatie over sociaal emotioneel functioneren waarbij aandacht voor relaties met medeleerlingen en leerkrachten, verantwoordelijkheidsbesef, inlevingsvermogen en omgaan met emoties, zelfvertrouwen en weerbaarheid, oplossen van conflictsituaties (sociaal-emotioneel LVS); Informatie over werkhouding, schoolbeleving, motivatie; Indien aanwezig IQ-score en /of score Eindtoets; Dyslexie- of dyscalculieverklaring; Naast de standaardinformatie bestaat de mogelijkheid om bijlagen toe te voegen aan het OKR. Het gaat hierbij om informatie die naar het oordeel van de basisschool en/of de VO-school van belang is bij de afweging een leerling wel of niet toe te laten. Zie hiervoor ook paragraaf 6. Leerlingen worden bij het VO aangemeld met een schooladviesblad met een uniek nummer. Dit schooladviesblad is voorzien van de handtekeningen van de directeur en ouders. Een leerling kan alleen worden aangemeld op een school die het soort onderwijs aanbiedt dat in het schooladvies staat, zoals vermeld op het schooladviesformulier. Het schooladvies vindt zijn onderbouwing in de gegevens, zoals vermeld in het onderwijskundig rapport en eventueel aanvullende documenten en rapportage. De (speciale) basisschool kan voor een leerling die de overstap naar het Delftse voortgezet onderwijs maakt, vooralsnog een dubbel schooladvies geven. Naast de bekende vormen van vervolgonderwijs (regulier en speciaal), kan in Delft ook worden gekozen voor een extra jaar Kopklas of plaatsing in de Internationale Schakelklas. Een VO-school neemt op basis van het schooladvies en de inhoud van het onderwijskundig rapport een beslissing over de toelaatbaarheid van de leerling en bepaalt in welke brugklas de leerling wordt geplaatst. Het onderwijskundig rapport van een leerling, die extra onderwijsondersteuning nodig heeft in het voortgezet onderwijs kan, voorafgaand aan de keuze voor een bepaalde school van voortgezet onderwijs, worden ingebracht in het Loket Passend Onderwijs, ten behoeve van bespreking in de Permanente Commissie Leerlingenzorg.
Pagina 7
Als de leerling al is aangemeld op een school van voortgezet onderwijs kan het OKR in een overdrachtsgesprek met de brugklascoördinator of de zorgcoördinator van de nieuwe school worden besproken. Indien de VO-school zelf vindt dat het meer aanvullende onderwijskundige informatie nodig heeft van de basisschool, dan wordt hierover contact opgenomen met de verwijzende school. Indien sprake is van specifieke onderwijsbehoeften, kan de VO-school ook besluiten om contact op te nemen met de ouders. Op basis van het totaal aan informatie, wordt beoordeeld of de onderwijsbehoeften van de leerlingen passen binnen het ondersteuningsaanbod van de school, dan wel dat er noodzaak is tot de aanvraag of inzet van extra onderwijsondersteuning of plaatsing binnen het Speciaal Onderwijs.
4. De ondersteuningsstructuur binnen de scholen en het SWV VO Delflanden 28.09 4.1 Onderwijsondersteuning op de reguliere scholen van voortgezet onderwijs De primaire verantwoordelijkheid voor het leveren van onderwijsondersteuning ligt bij de school waar de leerling wordt ingeschreven. Alle scholen voor voortgezet onderwijs binnen het SWV VO Delflanden 28.09 hebben hun basisondersteuning beschreven in hun schoolondersteuningsprofiel (SOP). In het SOP van de schoollocaties is terug te lezen welke visie de (school)locatie heeft op ondersteuning, hoe de zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte vorm wordt gegeven en hoe de ondersteuningsstructuur functioneert. Zowel op de websites van de scholen van voortgezet (speciaal) onderwijs, vallend onder het SWV VO Delflanden, als op de website van het SWV zelf, zijn de SOP’s van de scholen terug te vinden. Interne toelatingscommissie Binnen iedere school bestaat een interne toelatingscommissie. Deze interne toelatingscommissie beoordeelt of een leerling toelaatbaar is voor het type onderwijs waarvoor de leerling wordt aangemeld. De beoordeling vindt plaats op basis van de informatie verkregen uit het onderwijskundig rapport, eventueel aangevuld met informatie vanuit gesprekken met ouders/school en andere relevante gegevens. Bij onvolledige informatie beoordeelt de interne toelatingscommissie op welke onderdelen de aanmelding moet worden gecomplementeerd en door wie dat moet worden gedaan. Indien noodzakelijk wordt advies ingewonnen bij medewerkers van het Loket Passend Onderwijs. Basisondersteuning op de schoollocaties De begeleiding van leerlingen met een onderwijsbehoefte gebeurt in eerste instantie door de schoollocaties zelf. Alle scholen hebben mentoren voor de eerstelijnszorg. Daarnaast zijn er specialisten binnen de scholen voor problemen die niet binnen de klas kunnen worden opgevangen of waar de mentor extra ondersteuning bij nodig heeft. Het gaat hierbij vooral om remedial teachers, leerlingbegeleiders en counselors. Ook hebben alle scholen de beschikking over zogenaamde begeleiders passend onderwijs. De docent of de klassenmentor heeft als eerste een signalerende functie. Adequate observaties, screeningsinstrumenten en mentoraatgesprekken zijn binnen de klassensetting in het voortgezet onderwijs belangrijke hulpmiddelen. In de meeste gevallen zal het gesignaleerde probleem kunnen worden opgelost vanuit de basisondersteuning. Hierbij kan gedacht worden aan de inzet van ondersteunende programma’s, zoals huiswerkbegeleiding, sociale vaardigheidstraining, remediale hulp,
Pagina 8
aanpassing van een leertraject, faalangsttraining, antipestprogramma, etc. Ook kan psychosociale begeleiding worden ingezet via de jeugdprofessional werkzaam op de school. 4.2 Inzet van extra ondersteuning vanuit het samenwerkingsverband Als de basisondersteuning binnen de school onvoldoende kan inspelen op de onderwijsbehoeften van de leerling, komt de leerling mogelijk in aanmerking voor extra ondersteuning. Er moet dan een nadere probleemanalyse plaatsvinden, waarbij de stimulerende en belemmerende factoren van de leerling en diens gezin in kaart worden gebracht. Extra ondersteuning kan geboden worden als onderwijsarrangement op de stamschool van de leerling, maar ook plaatsing in het bovenschoolse FLEXCollege of doorplaatsing naar het Speciaal Onderwijs kan tot de mogelijkheden behoren. Het begeleidingsteam van de school (zorgcoördinator, jeugdprofessional en begeleider passend onderwijs) overleggen met ouders, leerling en kernpartners wat de meest passende en haalbare vorm van onderwijsondersteuning is. De noodzakelijke onderwijsondersteuning (al dan niet in combinatie met hulpverlening) wordt beschreven in een zogenaamd ontwikkelingsperspectief plan (OPP) en ondertekend door alle belanghebbenden. Op basis van het ondertekende OPP wordt een onderwijsarrangement ingezet. 4.2.1 Loket Passend Onderwijs voor toewijzing van onderwijsarrangementen Het SWV VO Delflanden heeft een Loket Passend Onderwijs ingericht, waarbinnen een commissie onderwijsarrangementen, al dan niet in samenhang met zorgarrangementen, kan toewijzen. Dit loket voert ten behoeve van de overstap PO – VO een aantal taken uit: Geven van voorlichting over de vorm, inhoud en toelatingscriteria met betrekking tot Praktijkonderwijs, VMBO met/zonder leerwegondersteuning, HAVO en VWO; Geven van voorlichting en advies over noodzakelijk onderzoek voor het verkrijgen van beschikkingen LWOO en Praktijkonderwijs; Geven van voorlichting en advies over indicatoren die gelden bij verwijzing naar Speciaal Voortgezet Onderwijs; Geven van voorlichting en advies ten aanzien van leerlingen die mogelijk in aanmerking komen voor extra ondersteuning op grond van specifieke onderwijsbehoeften anders dan LWOO en PRO; Ondersteuning van en bemiddeling bij scholen en ouders wanneer sprake is van overstapproblematiek; Toewijzen van onderwijs- en zorgarrangementen, waaronder LWOO en PRO; Afgifte toelaatbaarheidsverklaring VSO; Monitoren van leerlingen met een onderwijsarrangement; Inventarisatie van knelpunten of ontwikkelingen in de procedurele afspraken en jaarlijkse terugkoppeling van de resultaten aan het POVO-beraad. In specifieke gevallen is het voor de leerling beter als direct bij de overstap van primair naar voortgezet onderwijs extra onderwijsondersteuning wordt ingezet. Medewerkers van het Loket Passend Onderwijs ondersteunen basisscholen en ouders in de afweging welke vorm van extra onderwijsondersteuning het meest passend is voor een leerling met specifieke ondersteuningsbehoeften. Hieronder worden de vormen van extra en diepte ondersteuning besproken.
Pagina 9
5. Vormen van extra of diepte ondersteuning voor leerlingen met een onderwijsbehoefte 5.1 Extra ondersteuning binnen het regulier voortgezet onderwijs In hun schoolondersteuningsprofiel hebben de scholen aangegeven van welke vormen van extra ondersteuning ze gebruik maken om leerlingen met meer specifieke onderwijs- en opvoedbehoeften te kunnen ondersteunen binnen de school. In overleg met ouders/verzorgers en leerling wordt een onderwijsarrangement vastgesteld en op basis daarvan kent het SWV VO Delflanden de school een beschikking toe in de vorm van fte, materialen of geld. Voor welke leerlingen is extra onderwijsondersteuning in het regulier VO passend? Voor leerlingen waarvoor in ieder geval in het laatste jaar van de basisschool een handelingsplan of een ontwikkelingsperspectiefplan is opgesteld en waarvoor de leerkracht verondersteld dat de ondersteuning mogelijk ook door moet lopen in het voortgezet onderwijs (bijvoorbeeld leerlingen met een overgangsregeling rugzak op grond van cluster 3 of 4 kenmerken, maar ook aan bijvoorbeeld hoogbegaafde leerlingen met een onderwijsbehoefte). 5.2 Extra ondersteuning in het VMBO met LWOO Het voortgezet onderwijs heeft als doelstelling om zoveel mogelijk leerlingen die binnen het VMBO in een van de leerwegen onderwijs volgen, die leerweg ook met een diploma te laten afsluiten. Veel leerlingen bereiken die doelstelling op eigen kracht. Er zijn echter ook leerlingen die daarbij extra ondersteuning nodig hebben. Voor die leerlingen is de mogelijkheid voor leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) gecreëerd. In onderstaand overzicht is te zien met welke scores leerlingen toelaatbaar zijn in de verschillende leerwegen. THEORETSICHE LEERWEG/MAVO Cito eindscore 530 - 538 Technisch lezen Niveau 8: I/II Cito Begrijpend lezen Niveau 8: II/III leerlingvolgsysteem en Spelling Niveau 8: III scores Inzichtelijk rekenen Niveau 8: III Woordenschat Niveau 8: III Taalvaardigheid Beheerst de leesstrategieën. Kan uit andere bronnen dan schoolboeken studerend en begrijpend lezen. Rekenvaardigheid Kan de rekenvaardigheden toepassen. Hoofdrekenen, rekenregels, meten en schatten. KADERBEROEPSGERICHTE LEERWEG Cito eindscore 525 - 530 Technisch lezen Niveau 8: II Cito Begrijpend lezen Niveau 8: III/IV leerlingvolgsysteem en Spelling Niveau 8: III/IV scores Inzichtelijk rekenen Niveau 8: III/IV Woordenschat Niveau 8: III/IV Taalvaardigheid Kan teksten uit schoolboeken van zijn/haar niveau studerend en begrijpend lezen. Kan verslagen schrijven. Rekenvaardigheid Kan hoofdrekenen, rekenregels gebruiken, meten en schatten.
Pagina 10
BEROEPSGERICHTE LEERWEG Cito eindscore 510 - 525 Technisch lezen Niveau 7/8: III/IV/V Cito Begrijpend lezen Niveau 7/8: IV leerlingvolgsysteem en Spelling Niveau 7/8: IV/V scores Inzichtelijk rekenen Niveau 7/8: IV Woordenschat Niveau 7/8: IV/V Taalvaardigheid Vaak achterstand op het gebied van begrijpend lezen. Beperkte woordenschat. Rekenvaardigheid Getallen en bewerkingen zijn vaak lastig.
Voor welke leerlingen is LWOO een passende onderwijsondersteuning? Voor leerlingen die in staat moeten zijn om een diploma in een van de leerwegen binnen het VMBO te halen, maar daarbij tijdelijk of gedurende langere tijd ondersteuning nodig hebben. Leerwegondersteunend onderwijs is geen apart onderwijsniveau. Het is bedoeld voor alle leerlingen die een VMBO diploma kunnen halen, maar een leerachterstand van meer dan 1,5 jaar hebben in combinatie met een beperktere intelligentie dan wel sociaal-emotionele problematiek. Leerwegondersteunend onderwijs binnen VMBO BBL en VMBO KBL IQ 75/80 - 90 Leerachterstanden Relatieve leerachterstand van 0,25 tot 0,50 op minimaal 2 domeinen: o Technisch lezen o Begrijpend lezen o Spelling o Inzichtelijk rekenen Eén van de domeinen moet begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen zijn. (Relatieve leerachterstand is 25% tot 50% van de didactische leeftijd; grofweg een DLE van maximaal 45). Of Leerwegondersteunend onderwijs binnen VMBO KBL en VMBO – G/T of MAVO IQ 91 - 120 Leerachterstanden Relatieve leerachterstand van 0,25 tot 0,50 op minimaal 2 domeinen: o Technisch lezen o Begrijpend lezen o Spelling o Inzichtelijk rekenen
Sociaal – emotionele problematiek
Eén van de domeinen moet begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen zijn. (Relatieve leerachterstand is 25% tot 50% van de didactische leeftijd; grofweg een DLE van maximaal 45) Bij aanwezigheid van sociaal-emotionele problematiek moet het verband aangetoond zijn, waardoor het onderwijsleerproces wordt belemmerd. M.a.w. waarom heeft een kind met een relatief hoog IQ zulke leerachterstanden?
Leerlingen die in aanmerking komen voor leerwegondersteunend onderwijs binnen het VMBO, kunnen op het Scholencombinatie Delfland, locatie Grotius College en het Stanislascollege terecht.
Pagina 11
De manier waarop het leerwegondersteunend onderwijs wordt vorm gegeven, verschilt per schoollocatie. Het kan variëren van bijlessen en huiswerkbegeleiding, tot trainingen om een leerling beter te laten studeren of psychosociale hulp. Ook kan er binnen de school voor worden gekozen om de leerlingen in kleinere groepen te plaatsen, waardoor er meer ingespeeld kan worden op het eigen tempo van iedere leerling. Een andere keuze die de school kan maken is om op één groep leerlingen een beperkt aantal leerkrachten te plaatsen. Leerwegondersteuning hoeft niet vier jaar te duren. Scholen kunnen LWOO ook slechts alleen in de onderbouw inzetten. Belangrijk om te weten is dat binnen het LWOO de leerlingen hetzelfde onderwijsprogramma volgen als in de reguliere leerwegen en de opleiding afsluiten met een VMBO-diploma. De manier waarop de schoollocaties vorm en inhoud geeft aan leerwegondersteunend onderwijs, is terug te lezen in het schoolondersteuningsprofiel (SOP) van de scholen en te vinden op hun websites. 5.3 Praktijkonderwijs Praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen van 12 t/m 18 jaar die moeite hebben met leren op de traditionele manier. In het praktijkonderwijs leren leerlingen door praktijkervaringen op te doen. Het Praktijkonderwijs richt zich met name op het voorbereiden op vier belangrijke, toekomstige thema’s voor deze doelgroep: wonen, werken, leren en vrije tijd. Het is de bedoeling dat alle leerlingen binnen deze gebieden zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren binnen de school en in de maatschappij. De leerlingen leren niet alleen uit boeken, maar vooral ook door te doen. Stage vormt een belangrijk onderdeel van het leerproces. Een goed verlopen stage biedt vaak kans op een reguliere baan. De leerlingen ontwikkelen competenties die ze nodig hebben om zelfstandig te kunnen werken. Een deel van de leerlingen stroomt na het praktijkonderwijs direct door naar werk. Een ander deel komt er via een vervolgopleiding terecht. Iedere praktijkschool heeft stage coaches en een groot netwerk aan bedrijven/organisaties om leerlingen te helpen een passende werkplek te vinden. Sinds schooljaar 2011 / 2012 kunnen praktijkschoolleerlingen hun opleiding afronden met een Praktijkschool Diploma. Na het verlaten van de school vallen de leerlingen gedurende twee jaar nog onder de nazorg van de school. Dit betekent: een intensief contact tussen leerling, werkgever en / of opleiding en de school. In onderstaande tabel is te zien met welke scores leerlingen toelaatbaar zijn tot het Praktijkonderwijs. PRAKTIJKONDERWIJS Cito eindscore Cito leerlingvolgsysteem en scores Taalvaardigheid Rekenvaardigheid
< 512 Technisch lezen Niveau 7/8 IV/V Begrijpend lezen Niveau 7/8: V Spelling Niveau 7/8: IV/V Inzichtelijk rekenen Niveau 7/8: V Woordenschat Niveau 7/8: IV/V Algehele achterstand op het gebied van taal en lezen Incidentele uitschieters op het gebied van technisch lezen. Meestal grote achterstand op rekengebied.
Voor welke leerlingen is Praktijkonderwijs (PRO) het meest passend? Praktijkonderwijs is bedoeld leerlingen die niet in staat zijn een VMBO-diploma te behalen, mede gerelateerd aan leerachterstanden van 3 jaar of meer in combinatie met een beperkte intelligentie en eventueel sociaal emotionele beperkingen. In het praktijkonderwijs wordt er structureel met kleine
Pagina 12
groepen gewerkt en in de meeste gevallen verzorgt de mentor de theorielessen zoals rekenen, Nederlandse taal, Engelse taal, cultuur en maatschappij en sociaal -emotionele vorming. Praktijkonderwijs IQ 60 – 75/80 Leerachterstanden Relatieve leerachterstand van 0,5 of meer op minimaal 2 domeinen: o Technisch lezen o Begrijpend lezen o Spelling o Inzichtelijk rekenen Eén van de domeinen moet begrijpend lezen of inzichtelijk rekenen zijn. (Relatieve leerachterstand is 50% van de didactische leeftijd; grofweg een DLE van maximaal 30)
5.4 Extra taalondersteuning in de Kopklas De Kopklas is een extra jaar basisonderwijs voor voornamelijk allochtone leerlingen die aan het eind van de basisschool nog te veel leerachterstanden hebben op het gebied van de Nederlandse taal. Nederlands is het belangrijkste vak in de Kopklas. Daar ligt ook de grootste achterstand. Daarom wordt 70% van de tijd besteed aan het verder leren van de Nederlandse taal. Hierbij wordt een accent gelegd op het versterken van de basisvaardigheden: begrijpend lezen, technisch lezen, woordenschat, spelling en grammatica. Daarnaast krijgen de leerlingen rekenen, Engels, aardrijkskunde, geschiedenis, tekenen, techniek, studieles en gymnastiek. De voorbereiding op instroom in de brugklas vindt in één jaar plaats. De nadruk ligt op een verdere verwerving van het Nederlands, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan de ‘schooltaal’. In de Kopklas kunnen maximaal 15 leerlingen worden toegelaten. De Kopklas is gehuisvest op een locatie voor voorgezet onderwijs, maar valt administratief onder het basisonderwijs. De leerlingen mogen daarom niet te oud zijn (maximaal 14 jaar worden in het Kopklas jaar). Het jaar Kopklas telt niet mee voor de maximale verblijfsduur in het voortgezet onderwijs. Voor welke leerlingen is de Kopklas een passende vorm van onderwijsondersteuning? Leerlingen van allochtone afkomst met een grote achterstand op taalgebied in relatie tot de rekenvakken.Het kunnen kinderen zijn die in Nederland zijn geboren en de hele basisschool in Nederland hebben gevolgd. Het kunnen ook kinderen zijn die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen en slechts voor een deel basisonderwijs in Nederland hebben gevolgd. Leerlingen die de Nederlandse nationaliteit hebben, maar door omstandigheden (zoals een lang verblijf in het buitenland) moeite hebben met de Nederlandse taal, kunnen ook geplaatst worden, mits zij voldoen aan de toelatingscriteria. De leerlingen moeten voldoende capaciteiten hebben en een sterke motivatie en inzet voor het volgen van een opleiding op het niveau van VMBO-T, HAVO of VWO. Ouders kunnen op eigen initiatief of op advies van de leerkracht de leerling aanmelden bij de Kopklas. Of een leerling in de Kopklas past, wordt bepaald door de coördinator van de Kopklas in overleg met de leerkracht van groep 8. De gegevens uit het onderwijskundig rapport spelen bij plaatsing een belangrijke rol. 5.5 Extra ondersteuning in de Internationale Schakelklas Als een allochtone leerling nog onvoldoende Nederlands begrijpt, kan deze nog niet geplaatst worden in een reguliere klas van voortgezet onderwijs. De Internationale Schakelklas (ISK) is dan mogelijk een
Pagina 13
passende vorm van onderwijs. De leerling in de ISK krijgt heel veel Nederlands als tweede taal (NT2). Maar er worden ook andere vakken aangeboden, zodat het makkelijker wordt om verder te gaan in een gewone klas. De ISK is normaal onderwijs. De leerling volgt dus op een zelfde manier lessen als andere leerlingen in het voortgezet onderwijs. De leerling krijgt bijvoorbeeld ook gymnastiek en beeldende vorming, verzorging en techniek en rekenen of wiskunde. In de 2e klas komen daar nog bij: economie, Engels, natuur- en scheikunde en biologie. Soms kan de leerling tussentijds doorstromen van de 1e naar de 2e klas, of zelfs beginnen in de 2e klas. Dat hangt af van de kennis van het Nederlands. Drie keer per jaar krijgt de leerling een rapport. Dat rapport wordt besproken met de leerling en de ouders of verzorgers. In dit gesprek is ook aandacht voor de volgende stap: blijf de leerling nog in de ISK of wordt de overstap gemaakt naar een reguliere klas. De leraren die de leerling les geven praten vaak over de ontwikkeling, de mogelijkheden en de kansen van de leerling, want het is belangrijk dat de leerling verder gaat in de opleiding die het best bij past bij de leerling. Welke klas dat is, is voor iedere leerling verschillend. De ISK schakelt naar het VMBO, naar de HAVO, naar het VWO en naar het MBO. Voor elke leerling wordt dus een apart plan gemaakt. Dat plan is afhankelijk van hoe snel de leerling Nederlands leert, maar ook van leeftijd, intelligentie, schoolervaring in het buitenland, enzovoort. Daarom is ook voor iedereen verschillend, hoe lang de leerling in een ISK-klas zit: de een gaat na twee jaar verder, de ander al na enkele maanden. Het ISK is gehuisvest binnen het Grotius College, locatie Scholencombinatie Delfland. De ISK heeft een regionale functie. Voor welke leerlingen is de ISK een passende vorm van onderwijsondersteuning? De Internationale Schakel Klas (ISK) is bedoeld voor leerlingen van 12 tot en met 17 jaar die twee jaar of korter in Nederland zijn en die daarom de Nederlandse taal niet of nog niet genoeg beheersen. 5.6 Speciaal Voortgezet Onderwijs De reguliere scholen van voortgezet onderwijs kennen grenzen aan de ondersteuning die binnen de school geboden kan worden. Indien de onderwijs- en opvoedbehoeften van de leerling om een extra intensieve vorm van begeleiding vragen die niet binnen het regulier onderwijs kan worden geboden, ook niet door inzet van extra onderwijsondersteuning , zal het Speciaal Voortgezet Onderwijs (VSO) mogelijk het beste kunnen inspelen op de ondersteuningsvragen. Het VSO cluster 3 en cluster 4 wordt beschouwd als een onmisbaar onderdeel in het totale onderwijsaanbod, dat ervoor moet zorgen dat er voor elke leerling binnen het SWV VO Delflanden een passende onderwijsplek is. Voor welke leerlingen is het VSO-ZML een passende vorm van onderwijsondersteuning? Voor leerlingen die een zeer intensieve ondersteuning nodig hebben en behoren tot de doelgroep zeer moeilijk lerend zijn binnen het SWV VO Delflanden twee onderwijslocaties aanwezig: de Herman Broerenschool in Delft en ’t Kraaiennest in Pijnacker-Nootdorp. Op de website van het SWV VO Delflanden kunnen scholen onder het kopje downloads terugvinden welke indicatoren gehanteerd worden voor verwijzing naar het VSO-ZML. De diversiteit binnen het VSO-ZML is groot. Er zullen leerlingen uitstromen naar vervolgonderwijs, er zijn leerlingen die voorbereid moeten worden voor de arbeidsmarkt en leerlingen die voorbereid moeten worden voor (arbeidsmatige) dagbesteding. Voor alle leerlingen wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld, gekoppeld aan een individueel handelingsplan of een groepsplan. Bij het opstellen van de plannen speelt een groot aantal persoonlijke factoren een rol, zoals cognitieve, sociale en motorische vaardigheden en beroepsinteresses. Door het individuele karakter van het traject is het moment waarop
Pagina 14
een jeugdige voor arbeid in aanmerking komt variabel. Leerlingen verlaten de school tussen 18 en 20 jaar. Voor welke leerlingen is het VSO-LZ/LG/MG/EMB een passende vorm van onderwijsondersteuning? Voor de leerlingen die zeer intensieve ondersteuning nodig hebben en behoren tot de een van de doelgroepen langdurig ziek, lichamelijk gehandicapt, meervoudig gehandicapt of ernstig meervoudig gehandicapt, zijn de Maurice Maeterlinckschool in Delft en De Witte Vogel en de Piramide in Den Haag de aangewezen onderwijsinstellingen. Op deze VSO-locaties zitten leerlingen in de leeftijd van 12/13 tot 18/20 jaar. Op de website van het SWV VO Delflanden kunnen scholen onder het kopje downloads terugvinden welke indicatoren gehanteerd worden voor verwijzing naar het VSO-LZ/LG/MG/EMB. Leerlingen krijgen een op maat gemaakt onderwijs-zorgarrangement gericht op een zo volwaardig mogelijke deelname aan de samenleving op de levensgebieden werken, wonen en vrije tijd. Voor welke leerlingen is het VSO, cluster 4 de meest passende vorm van onderwijsondersteuning? VSO-scholen cluster 4 zijn bedoeld voor leerlingen met ernstige gedragsproblematiek en/of een ernstige psychiatrische stoornis. Ook leerlingen in een gesloten jeugdinrichting vallen onder deze vorm van onderwijs. Op de website van het SWV VO Delflanden kunnen scholen onder het kopje downloads terugvinden welke indicatoren gehanteerd worden voor verwijzing naar het VSO-Cluster 4. Het SWV VO Delflanden werkt samen met het Pleysier College. Binnen het Pleysiercollege kunnen zowel leerlingen met internaliserende als externaliserende gedragsproblematiek worden opgevangen. Er is vaak sprake van de volgende problematiek of een combinatie ervan: gedragsstoornissen, emotionele stoornissen, psychiatrische problematiek, aan autisme verwante stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen. De meeste leerlingen hebben de motivatie voor school verloren en zijn weinig toekomstgericht. De leerlingen hebben nauwelijks of geen leerritme en hebben vaak achterstanden/hiaten in hun kennisontwikkeling opgelopen. 6. Gegevens verzamelen ten behoeve van toekennen van extra ondersteuning of diepte ondersteuning 6.1 Gegevens verzamelen ten behoeve van extra ondersteuning in het regulier voortgezet onderwijs Indien de leerkracht van groep 8 veronderstelt dat een leerling een doorgaande onderwijsondersteuning nodig heeft in het regulier voortgezet onderwijs, wordt voor de leerling het zorgaanmeldformulier in Onderwijs Transparant ingevuld voor 01-03-2015. Een medewerker van het Loket Passend Onderwijs zal een afspraak maken met de basisschool, om de mogelijkheden en beperkingen van de leerling in het voortgezet onderwijs door te spreken. Bij dit gesprek kunnen ook de ouders worden uitgenodigd. Indien noodzakelijk zullen, indien noodzakelijk in afstemming met PPO Delflanden, acties worden uitgezet om de ondersteuningsvraag beter in kaart te brengen. De gegevens die worden verzameld vormen de basis voor een groeidocument van de leerling dat beschikbaar wordt gesteld aan de VOschool waar de leerling wordt aangemeld. Doel van deze procedure is om gezamenlijk en bijtijds de juiste informatie te verzamelen, die noodzakelijk is om te komen tot de meest passende ondersteuning in het meest passende onderwijstype en de onderzoeksprocedure voor de VO-school en ouders/leerling na aanmelding op een VO-school, zo kort mogelijk te houden.
Pagina 15
Voor de basisschool is het van belang om de extra onderwijsbehoeften van de leerling ook te vermelden in het onderwijskundig rapport en er zorg voor te dragen dat er sprake is van een warme overdracht. 6.2 Gegevens verzamelen ten behoeve van beschikking LWOO of Praktijkonderwijs De VMBO-scholen en de scholen voor Praktijkonderwijs kunnen alleen extra ondersteuning bieden, wanneer de leerling voldoet aan een aantal wettelijk vastgestelde indicatiecriteria en op basis daarvan een LWOO of PrO beschikking hebben gekregen. Bij het verzamelen van de gegevens staan de indicatiecriteria centraal: het leerrendement, het intelligentiequotiënt (IQ) en sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag van de leerling. 1) Leerrendement Het gaat hierbij om de leervorderingen van de leerling op de volgende vier leerdomeinen: technisch lezen, begrijpend lezen, spellen en inzichtelijk rekenen. De leerling moet voor een indicatie een bepaald leerrendement (of tegenovergesteld: leerachterstand) hebben op ten minste twee van de vier domeinen. Minimaal één van deze twee domeinen moet inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen betreffen. Voor LWOO geldt natuurlijk een andere mate van leerrendement dan voor praktijkonderwijs. Er wordt uitgegaan van de relatieve leerachterstand. Deze wordt berekend conform de formule LA = 1DLE/DL. In deze formule wordt rekening gehouden met een eventuele zittenblijver en met het moment waarop de leerling een toets maakt. Bij het bepalen van het leerrendement dient de basisschool gebruik te maken van toetsen die zijn opgenomen in de “lijst toegestane instrumenten van het ministerie van onderwijs” (zie de bijlagen). Zijn de afgenomen toetsen niet in deze lijst opgenomen, dan wordt de aanvraag voor een indicatie voor LWOO of plaatsing in het Praktijkonderwijs niet geaccepteerd door de Regionale Verwijzing Commissie (RVC) en de accountant. 2) Intelligentiequotiënt Het gaat hier om de cognitieve capaciteiten van de leerling, uitgedrukt in een IQ. Het gemiddelde IQ is 100. Hoe hoger het IQ op basis van een test, des te intelligenter is de leerling. Het IQ zegt iets over het type onderwijs dat een leerling aan kan. 3) Sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag Bij de bespreking van de sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag wordt gekeken welke belemmerende en bevorderende factoren er bij de leerling zijn die van invloed zijn op de leerontwikkeling. Hierbij kan worden gedacht aan schoolbeleving, faalangst, prestatiemotivatie of emotionele (in)stabiliteit. Indien er sprake is van sociaal-emotionele belemmeringen, moet dit worden aangetoond aan de hand van betrouwbaar beoordeelde screenings- en diagnostische instrumenten. De ervaringsgegevens vanuit het (speciaal) basisonderwijs spelen hierbij een onderbouwende rol. 6.2.1 Berekenen van het leerrendement Het eerste wettelijk criterium om in aanmerking te komen voor een beschikking, heeft betrekking op de hoeveelheid leerrendement van de leerling op basis van leeftijd (DL) en aantal maanden gevolgd basisonderwijs (DLE). Voor het berekenen van de leerachterstand, is de volgende informatie nodig. In welke groep zit de leerling op dit moment? In de meeste gevallen is dat groep 8. Soms komt het voor dat een leerling vanuit groep 7 wordt aangemeld. Dit kan alleen als die leerling vanaf groep 3 al een keer heeft gedoubleerd.
Pagina 16
Wat is het aantal doublures van de leerling? Het aantal doublures vanaf begin groep 3 moet worden gemeld. Een jaar langer kleuteren, telt niet mee in de berekening van de didactische leeftijd. Wat zijn de toets scores op de vier leerdomeinen? Er moeten recente toets scores zijn op de vier leergebieden technisch lezen, begrijpend lezen, spellen en inzichtelijk rekenen. Alle toetsen moeten zijn afgenomen in het huidige schooljaar. De gegevens kunnen worden verzameld vanuit het CITO leerlingvolgsysteem, dan wel door middel van afname van de Drempeltoets. Sinds het schooljaar 2007-2008 is wettelijk bepaald dat er niet meer dan 10 maanden verschil mag zitten tussen de didactische leeftijd van de leerling en de DLE van de afgenomen toets. Is dit meer dan 10 maanden, dan dient de basisschool de leerling terug te toetsen. In bijlage 4 is een tabel opgenomen over de manier waarop moet worden door- of terug getoetst. Wat is de volledige naam en versie van de toets? De didactische toetsen moeten voorkomen in de verplichte lijst van te gebruiken toetsen. Jaarlijks stelt het ministerie deze lijst met toetsen op. Voor een overzicht van de toegestane toetsen wordt verwezen naar de bijlagen. Wat is de datum van de toetsafname? De datum waarop een toets is afgenomen, moet terug te vinden zijn in het overzicht van het CITO leerlingvolgsysteem. Hierbij gaat het de toetsen uit het leerlingvolgsysteem die zijn afgenomen in het huidige schooljaar. Welke ruwe scores heeft het kind behaald? De ruwe score moet voor elke toets altijd worden ingevuld. Wat zijn de bijbehorende vaardigheidsscores van de leerling? Bij gebruik van de toetsen uit het CITO leerlingvolgsysteem moet naast de ruwe score ook de vaardigheidsscore worden ingevuld. De vaardigheidsscores worden veelal gegenereerd door het eigen LVS. Ook kan er gebruik gemaakt worden van de meeste recente versie van het DLE-boek. Wanneer gebruik wordt gemaakt van het Drempelonderzoek via het samenwerkingsverband VO Delft, hoeft de vaardigheidsscore niet te worden ingevuld. Wat is de didactische leeftijd van het kind? De didactische leeftijd (DL) is het aantal maanden dat een leerling onderwijs heeft genoten. Elk schooljaar heeft tien onderwijsmaanden, te beginnen vanaf september groep 3. De DL wordt berekend op basis van de huidige groep van de leerling, het moment van toetsafname (groep en maand) en het aantal doublures vanaf begin groep 3. De DL kan, voor de berekening van de relatieve leerachterstand, nooit hoger zijn dan 60 (eind groep 8). Zie voor het vaststellen van de didactische leeftijd de bijlagen. Voor enkele voorbeelden met betrekking tot de berekening van de didactische leeftijd en de relatieve leerachterstand wordt verwezen naar de bijlagen. 6.2.2 Ondersteuning bij het vaststellen van het leerrendement In de periode september – november 2014 beoordeelt de leerkracht groep 8 /intern begeleider op basis van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem of er sprake is van een relatieve leerachterstand. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de rekenformule 1 - (dle/dl) is groter of gelijk aan 0,25. Voor die ‘eerste signalering’ wordt gebruik gemaakt van de toets gegevens uit het leerlingvolgsysteem van eind groep 7. Daarbij wordt gekeken naar de domeinen technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen. Wanneer de basisschool in deze periode van het schooljaar de leerlingen uit groep 8 al heeft ingelezen in de applicatie van Onderwijs Transparant (OT), wordt deze rekenregel “automatisch” toegepast op alle
Pagina 17
geregistreerde leerlingen. Dat betekent dat de applicatie al de eerste detectie voor de leerkracht groep 8 doet, op basis van leerachterstanden uit het LVS. Indien gewenst kan het SWV VO Delflanden 28.09, op verzoek van het primair onderwijs, een rol spelen in de vaststelling van de leerachterstanden. Het samenwerkingsverband maakt daarbij gebruik van het zogenaamde Drempelonderzoek 678. Dit onderzoek bestaat uit vijf toetsen (technisch lezen, begrijpend lezen, woordenschat, spelling en inzichtelijk rekenen). Na het maken van deze 5 toetsen ontvangen de scholen een uitslagblad, met daarop de leerachterstanden. Het SWV VO kan op twee manieren ondersteuning bieden: 1) Het SWV VO Delflanden 28.09 verstrekt de basisschool alle materialen die behoren bij het Drempelonderzoek. De leerkracht van groep 8 neemt de onderdelen van het Drempelonderzoek zelf af. Hierbij kan de leerkracht er voor kiezen om de toets bij alle leerlingen af te nemen of alleen bij de leerlingen van wie wordt verwacht dat zij behoren tot de doelgroep leerlingen met een onderwijsbehoefte vallen in VMBO LWOO of Praktijkonderwijs. (Let op: alleen voor leerlingen, die in deze doelgroep leerlingen valt, is het Drempelonderzoek gratis. Voor de andere leerlingen wordt een factuur naar de basisschool gestuurd). Ook kan de leerkracht er voor kiezen om niet alle onderdelen op één dag af te nemen, maar om de toetsonderdelen te verdelen over de week. De leerkracht stuurt de toetsboekjes met de ruwe scores vervolgens op naar het SWV VO Delflanden 28.09. Daar wordt zorg gedragen voor het omrekenen van de ruwe scores naar de bijbehorende leerachterstanden. Voor elke leerling van wie de leerachterstanden berekend dienen te worden, moet de school ook het aanmeldingsformulier bovenschoolse toetsing in te vullen. De omgerekende ruwe scores naar leerachterstanden (leervorderingen) worden vanuit het SWV VO Delflanden 28.09 weer terug gerapporteerd naar de basisschool. 2) De basisschool meldt de leerlingen aan bij het SWV VO Delflanden 28.09 voor een afname van het Drempelonderzoek. De basisscholen in Delft, Pijnacker-Nootdorp en Midden Delfland kunnen alleen maar aanmelden middels het digitale aanmeldformulier, dat is te vinden in de applicatie van OT onder het kopje ”zorgleerlingen - aanmeldformulier. Aanmelden kan tot uiterlijk 1 december 2014. Een medewerker van het Loket Passend Onderwijs neemt contact op met de school voor het vaststellen van een toetsdatum. 6.2.3. Afnemen van een capaciteitenonderzoek Voor die leerlingen waarbij op grond van het (CITO) LVS eind groep 7 of op grond van het Drempelonderzoek sprake is van een relatieve leerachterstand van 1,5 jaar of meer, wordt door de basisschool met ouders besproken dat er mogelijk extra onderwijsondersteuning noodzakelijk is in het voortgezet onderwijs. Al deze leerlingen dienen te worden aangemeld voor een capaciteitenonderzoek bij het SWV VO Delflanden 28.09. Ouders moeten formeel toestemming geven voor aanvullend onderzoek naar het IQ van de leerling. De basisschool kan er voor kiezen om de ouders al gedurende het oudergesprek een toestemmingsformulier te laten ondertekenen (zie bijlage). De ondertekende toestemmingsverklaring kan dan met het aanmeldformulier voor de capaciteitentoets door de basisschool worden meegestuurd.
Pagina 18
De basisschool meldt via de applicatie OT die leerlingen bij het SWV VO Delflanden 28.09 die in aanmerking komen voor een capaciteitenonderzoek. Aanvragen voor een capaciteitenonderzoek moeten uiterlijk 1 december 2014 hebben plaatsgevonden. Een medewerker van het loket Passend Onderwijs neemt contact op met de basisschool om een toetsdatum af te spreken. Bij alle potentiële leerlingen met een onderwijsbehoefte vallend binnen de doelgroep VMBO LWOO of Praktijkonderwijs, moet het onderzoek naar de capaciteiten vóór 15 februari 2015 zijn afgerond. Bij het vaststellen van de capaciteiten wordt voornamelijk gebruik gemaakt van groepsgewijze IQtoetsen; NIO of NDT. In heel specifieke gevallen kan er voor worden gekozen om de leerling in een éénop-één te toetsen. Dan kan er gebruik worden gemaakt van de WISC-III of de SON-R. Om te bepalen of deze laatste optie wenselijk is, kan de leerkracht groep 8, intern begeleider of ambulant begeleider van een dergelijke specifieke leerling, hierover in eerste instantie telefonisch overleg hebben met een medewerker van het Loket Passend Onderwijs van het SWV VO Delflanden 28.09. Voor afname van een capaciteitentoets moeten ouders altijd het toestemmingsformulier hebben ondertekend. 6.2.4 Toekennen van een LWOO/PrO of onderwijsarrangement Uiterlijk 15 februari 2015 heeft de basisschool het onderwijskundig rapport voor de leerlingen met een onderwijsbehoefte in OT ingevuld en definitief gemaakt. De gegevens staan nu klaar om te worden besproken in de Permanente Commissie Leerlingenzorg. Voor leerlingen, waar geen sprake is van een speciale onderwijsbehoefte, mag het OKR 2 weken later ingevuld worden en op definitief gezet worden, t.w. uiterlijk 1 maart 2015. Een medewerker van het Loket Passend Onderwijs screent per school alle gegevens van de aangemelde leerlingen. Vervolgens wordt een afspraak gemaakt met de leerkracht en/of intern begeleidster van de desbetreffende basisschool om de beschikbaar gestelde gegevens van de leerlingen door te spreken. Op grond van de leerachterstanden, IQ-gegevens en de aanvullende informatie die is verkregen op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag wordt door de commissie beoordeeld of de leerling recht heeft op een beschikking voor LWOO dan wel PrO, of dat de leerling in aanmerking komt voor een andersoortig onderwijsarrangement in het voortgezet onderwijs. De gegevens die de commissie heeft verkregen in gesprek met de basisschool vormen de basis voor het opstellen van een groeidocument voor de betreffende leerling. Dit groeidocument wordt beschikbaar gesteld aan de school van voortgezet onderwijs waar de leerling wordt aangemeld. Vóór 1 april 2015 moeten alle leerlingen met een extra onderwijsbehoefte gerelateerd aan LWOO/PRO zijn doorgesproken en moeten de beschikkingen zijn toegekend, zodat het voor ouders mogelijk blijft om hun kind in te schrijven op de locatie van voorkeur die het meest passende onderwijs biedt aan het kind. Komt een leerling in aanmerking voor een beschikking Praktijkschool of LWOO en gaat de leerling naar een school binnen het SWV VO Delflanden 28.09 , dan vraagt het Loket Passend Onderwijs de beschikking aan bij de Regionale VerwijzingsCommissie (RVC). Zodra de toegekende beschikking binnen is, krijgt de plaatsende school en de ouders een kopie van de beschikking toegestuurd.
Pagina 19
6.3 Gegevens verzamelen ten behoeve van de verwijzing naar het VSO Bij de overgang van primair onderwijs, het speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs naar het VSO wordt de onderstaande procedure gevolgd: De leerling wordt in geregistreerd in OT in de zorgaanmeldmodule als leerling met een extra intensieve ondersteuningsbehoefte die in aanmerking komt voor verwijzing naar het VSO. Het PO/SO/SBO levert digitaal de benodigde informatie aan, waaronder een (tussentijds) geëvalueerd ontwikkelingsperspectief en de vastgestelde onderwijs- en opvoedbehoeften van de leerling. Een medewerker van het loket passend onderwijs maakt een afspraak met de school om de beschikbare informatie betreffende de leerling door te spreken en school en ouders van advies te voorzien in de opbouw van het dossier ten behoeve van de verwijzing naar het VSO, dan wel de mogelijkheden door te spreken om te leerling in het regulier onderwijs te plaatsen met mogelijke inzet van extra ondersteuning. Indien noodzakelijk wordt het PPO Delflanden bij deze advisering betrokken. De medewerker van het Loket Passend onderwijs hanteert tijdens het gesprek de indicatoren voor een verwijzing naar cluster 3 of 4. Deze zijn terug te lezen op de website van het samenwerkingsverband. Indien PO/SBO/SO en ouders gezamenlijk staan achter een doorverwijzing naar het VSO, wordt OT door de leerkracht/IB-er van de stamschool verder ingevuld en krijgen de ouders, conform alle leerlingen in de overstap PO - VO, het schooladviesformulier uitgedraaid met daarop de unieke code voor het aanmelden van hun kind op de VSO-school van hun keuze (zie ook paragraaf 7). Ouders melden hun kind aan bij de VSO-school van zijn/haar keuze. De VSO-school logt in, aan de hand van de unieke code in OT en haalt daar uit de informatie van de verwijzende school. De VSO-school doet eventueel aanvullend onderzoek of gebruikt de resultaten van onderzoek, nodig om te onderbouwen dat deze leerling is aangewezen op het VSO. Het VSO beoordeelt of de leerling in aanmerking komt voor plaatsing in het VSO. Indien plaatsing in het VSO aan de orde is legt de VSO-school het dossier van de leerling voor aan het Loket Passend Onderwijs ten behoeve van de afgifte van een TLV (toelaatbaarheidsverklaring), registratie en monitoring. Indien plaatsing binnen het VSO onvoldoende kan worden onderbouwd naar mening van het VSO, wordt het dossier van de leerling weer teruggelegd bij de stamschool. De stamschool begeleidt ouders en leerling vervolgens naar een beter passende onderwijsplaats. 6.3.1 Afgifte van een toelaatbaarheidsverklaring VSO Als het VSO van mening is dat de leerling op basis van de geformuleerde onderwijsbehoefte en de onderliggende documentatie behoort tot de doelgroep van de VSO-school, wordt een aanvraag ingediend bij het Samenwerkingsverband ten behoeve van de afgifte van een toelaatbaarheidsverklaring (TLV). Het Loket Passend Onderwijs beoordeelt de aangeleverde documenten en geeft, indien de commissie akkoord is, een toelaatbaarheidsverklaring af met daarop vermeld de indicatieduur ( start- en einddatum) passend bij het ondersteuningsaanbod en het daarbij behorende bekostigingsniveau van de ondersteuning (categorie 1, 2 of 3. Indien de VSO-school waar de leerling is aangemeld, de leerling niet zelf kan plaatsen, moet die VSOschool zorg dragen voor een zo passend mogelijke plek op een andere school (zorgplicht). Zonder TLV is toelating op een VSO-school in ieder geval niet mogelijk.
Pagina 20
7. Het schooladviesformulier Vanaf half januari tot half februari 2015 organiseren de scholen voor voortgezet onderwijs in Delft en omliggende gemeenten zogenaamde “Open dagen”. Groep 8 leerlingen en ouders kunnen dan een kijkje nemen in de school, proeflessen volgen, gesprekken voeren met docenten en middelbare scholieren en de sfeer op de onderwijslocaties proeven. Vanaf dat moment kunnen leerlingen ook worden aangemeld bij de school van voortgezet onderwijs van keuze. Het is daarom van belang dat de basisschool uiterlijk in de eerste week van januari 2015 voor elke leerling die de overstap naar het voortgezet onderwijs gaat maken, het schooladviesformulier laat uitdraaien. Dit formulier wordt gegenereerd in OT. Op dit formulier staat, naast het (voorlopig) schooladvies, een uniek nummer vermeld dat bij de desbetreffende leerling hoort. Het schooladviesformulier wordt zowel door de ouders als de directie ondertekend. De ouders hebben dit schooladviesformulier nodig om hun kind te kunnen aanmelden op een van de scholen voor voortgezet onderwijs. Het voortgezet onderwijs heeft, na invoeren van het unieke nummer van de leerling, direct inzage in de (basis)gegevens van de leerling. De basisschool kan de aanmelding van de leerlingen in het voortgezet onderwijs in OT volgen. Indien een leerling zich heeft aangemeld, is het van belang dat de basisschool zo snel mogelijk het onderwijskundig rapport afrondt en op “definitief” zet. Pas dan kan de school voor voortgezet onderwijs ook de inhoudelijke informatie in het onderwijskundig rapport bekijken. 8. Eindadvies en opstellen onderwijskundig rapport De basisschool geeft in de periode januari - februari 2015 aan de ouders een eindadvies ten aanzien van het type vervolgonderwijs, al of niet gecombineerd met leerwegondersteuning. Indien het onderwijskundig rapport nog niet was opgesteld, wordt dit gedaan in de periode tot uiterlijk 1 maart 2015. In het OR is de onderbouwing van het eindadvies terug te vinden. 9. Aanmelden bij het regulier voorgezet onderwijs Tussen 21 januari – 15 maart 2015 schrijven de ouders/verzorgers hun kind in bij één van de locaties voor voortgezet onderwijs binnen Delflanden. Een inschrijving is alleen geldig wanneer de school voor voortgezet onderwijs in bezit is van het door directie en ouders ondertekende schooladviesformulier met de unieke aanmeldcode en een door de ouders/verzorgers volledig ingevuld schoolspecifiek inschrijvingsformulier. Een inschrijving op een van de locaties voor voortgezet onderwijs staat nog niet garant voor een plaatsing op die locatie! Na aanmelding op een van de scholen voor voortgezet onderwijs in Delft kunnen de leerkrachten groep 8 en/of intern begeleidsters de leerlingen van hun groep(en) 8 volgen en monitoren in de applicatie Onderwijs Transparant. De schoollocatie van voortgezet onderwijs waar de leerling zich heeft aangemeld, is in de applicatie Onderwijs Transparant voor de basisschool waarneembaar. Vanaf 1 april 2015 zullen de VO-locaties de onderwijskundig rapporten van de ingeschreven leerlingen doornemen. Indien de gegevens uit het onderwijskundig rapport ‘matchen’ met de inschrijving van het kind, en kan de leerling worden geplaatst. Vanuit het voortgezet onderwijs wordt dan in de applicatie vermeld dat de leerling daadwerkelijk is ingeschreven en op welke locatie. Indien de gegevens van de leerling afwijken van het eindadvies van de basisschool of er lijkt (alsnog) sprake van een extra onderwijsbehoefte bij de leerling, kan het voorkomen dat de school voor voortgezet onderwijs er voor kiest om aanvullend onderzoek te (laten) verrichten. Op basis van de uitslag van dit onderzoek, gevolgd door overleg met de basisschool en de ouders/verzorgers, besluit de
Pagina 21
VO school dan of de leerling al of niet toelaatbaar is. Indien de schoollocatie tot de conclusie komt dat zij niet het meest passende onderwijsaanbod kunnen leveren aan de leerling, wordt de leerling weer “vrijgegeven” in de applicatie en de ouders en leerling verwezen naar een meer passend onderwijsaanbod. Binnen 6-10 weken worden zowel ouders als basisschool op de hoogte gebracht van de definitieve plaatsing, doorschuiven naar een andere locatie of verwijzen van de leerling naar een meer passend onderwijstype. 10. Melden niet-geplaatste leerlingen De scholen van voortgezet (speciaal) onderwijs binnen SWV VO Delflanden 28.09 zijn er gezamenlijk verantwoordelijk voor dat alle leerlingen binnen de gemeentegrenzen Delft, Midden Delfland en Pijnacker-Nootdorp ook daadwerkelijk een onderwijsplaats krijgen aangeboden. Is een leerling in de maand juni nog niet geplaatst, dan dient de basisschool hierover contact op te nemen met het Loket Passend Onderwijs van het SWV VO Delflanden 28.09. Het Loket Passend Onderwijs zal op basis van de aanwezige informatie en na overleg met ouders/verzorgers, de basisschool en voortgezet onderwijs, komen met een bindend advies voor passende plaatsing van de betreffende leerling binnen het SWV VO Delflanden. Indien ouders bezwaar maken tegen het afgegeven advies, kunnen zij met behulp van leerplicht op zoek gaan naar een andere, passende school in de regio.
Pagina 22
Kalender voor vaststelling van de didactische leeftijd
Voor elke leeftijd kan op enig moment aan de hand van onderstaande tabellen de didactische leeftijd (DL) bepaald worden. Didactische leeftijdkalender: Sept Okt Nov gr 3 1 2 3
Dec 4
Jan 5
Feb 6
Mrt 7
Apr 8
Mei 9
Juni 10
gr 4
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
gr 5
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
gr 6
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
gr 7
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
gr 8
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
Moment van toetsafname bij: een zittenblijver, aangemeld vanuit groep 8 (of wanneer een zittenblijver uit groep 7 twee keer is gedoubleerd):
gr 8
gr 7
Sept 60
Okt 60
Nov 60
Dec 60
Jan 60
Feb 60
Mrt 60
Apr 60
Mei 60
Juni 60
Feb 56
Mrt 57
Apr 58
Mei 59
Juni 60
Zittenblijver, aangemeld vanuit groep 7: Sept 51
Okt 52
Nov 53
Dec 54
Jan 55
Voor het berekenen van de relatieve leerachterstand is behalve de DL (didactische leeftijd), ook de DLE (didactische leerftijdsequivalent) noodzakelijk. Die volgt uit de toets, die de leerling heeft gemaakt. Alle instrumenten, die voor de bepaling van de leerachterstand mogen worden gebruikt, leveren resultaten in termen van DLE’s of hebben een voorziening die een omrekening naar DLE’s mogelijk maakt
Pagina 23
Enkele voorbeelden
Voorbeeld 1 De berekening van de didactische leeftijd Leerling A zit in groep 8 van de basisschool en is nog nooit blijven zitten. Zijn leerachterstand wordt vastgesteld in maart (het toetsmoment). Op dat moment heeft hij een didactische leeftijd van 57 (de berekening van de didactische leeftijd gaat als volgt: de periode van groep 3 tot en met groep 7 beslaat vijf jaar van tien onderwijsmaanden en telt dus 5 x 10 = 50 onderwijsmaanden. In de toetsmaand maart van groep 8 zijn reeds zeven onderwijsmaanden van dat leerjaar verstreken: 50 + 7 = 57). De berekening van de didactische leeftijdsequivalent Uit de Begrijpend Leestest voor groep 8 van het basisonderwijs (Aarnoutse, 1993) blijkt dat leerling A een score haalt van 17 (= aantal goed). Deze score komt volgens het DLE-boek overeen met een didactische leeftijdsequivalent van 47. De berekening van de relatieve leerachterstand Leerling A heeft volgens de formule 1 - (DLE/DL) een relatieve leerachterstand op begrijpend lezen van 1 - (47/57) = 0,18. Op basis van deze relatieve leerachterstand komt leerling A voor wat betreft begrijpend lezen niet in aanmerking voor leerwegondersteunend onderwijs. De achterstand is namelijk kleiner dan het criterium van 0,25. In de praktijk gaat het natuurlijk om leerachterstanden op alle vier de domeinen. Voorbeeld 2 Leerling B zit in groep 7 en heeft groep 5 gedoubleerd. Voor de doublure krijgt deze leerling er 10 onderwijsmaanden bij. De leerling wordt getoetst in februari op begrijpend lezen. Zijn DL is dan 46 + 10 = 56. Op de toets presteert de leerling gelijk aan een DLE van 25. Zijn relatieve leerachterstand is vervolgens 1 - (25/56) = 0,55. De leerling voldoet voor dit leergebied aan het criterium voor praktijkonderwijs. Let op: een DLE van 25 betekent dat de leerling teruggetoetst moet worden met een toets M5 of E5. Leerlingen met een grote leerachterstand kunnen niet getoetst worden met de toetsen van groep 8 CITO LOVS, dit geeft geen zuiver beeld van het didactische niveau van de leerling. De algemene regel bij het gebruik van CITO toetsen is dat de leerling een toets voor zich krijgt die het beste past bij het feitelijke didactische niveau. Dat betekent dat er adaptief moet worden getoetst. Zie verder Adviestabel door-terugtoetsen E toetsen CITO LOVS na voorbeeld 3. Voorbeeld 3 Deze regels die de RVC hanteert ten aanzien van indicering voor leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs, komen niet altijd overeen met wat door de leerkrachten BaO of intakers VO als wenselijk wordt beschouwd. Het uiteindelijke besluit wordt door de RVC bepaald door de wettelijke regelgeving. De beslisruimte van de RVC is zeer beperkt.
Pagina 24
Hieronder wordt een aantal voorbeelden gegeven van verzamelde gegevens uit onderwijskundig rapporten en de plaatsing binnen het voortgezet onderwijs. Adviestabel door-terug toetsen E toetsen CITO-LVS Niveau toets Groep E4 Groep E4 Groep E5 Groep E5 Groep E6 Groep E6 Groep E7 Groep E7
Behaald DLE < 10 > 30 < 20 > 40 < 30 > 50 < 40 > 60
advies Kies een toets van groep 3 Kies een toets van groep 5 Kies een toets van groep 41 Kies een toets van groep 6 Kies een toets van groep 51 Kies een toets van groep 7 Kies een toets van groep 61 Doortoetsen niet nodig, score is buiten de lwoo criteria
Advies tabel door-terug toetsen M toetsen CITO-LVS Niveau toets Groep M4 Groep M4 Groep M5 Groep M5 Groep M6 Groep M6 Groep M7 Groep M7 Groep M8
Behaald DLE <5 > 25 < 15 > 35 < 25 > 45 < 35 > 55 < 45
advies Kies een toets van groep 3 Kies een toets van groep 5 Kies een toets van groep 41 Kies een toets van groep 6 Kies een toets van groep 51 Kies een toets van groep 7 Kies een toets van groep 61 Kies een toets van groep 8 Kies een toets van groep 71
Is de score lager dan het voorafgaande leerjaar dat u adaptief had gekozen, dan is het advies: neem de toets van het leerjaar waar de behaalde score naar verwijst. Dit kan twee of meer leerjaren lager worden als uw start niveau veel te hoog is geweest 1
Pagina 25
IQ
NIO
NDT 83
NIO
NIO
NDT 61
NDT 84
Leerachterstanden
Sociaal-emotionele gegevens
TL BL SP IR 0,00 0,24 0,25 0,42 Depressiviteit Intake BJZ Belastende anamnese
Dyslectisch 0,63 0,59 0,54 0,06 Goed doorzettingsvermogen Kan zelfstandig werken Goede werkhouding, 0,00 0,10 0,14 0,66 Kan zelfstandig werken. Heeft RT voor rekenen. Net 12 jaar 0,20 0,25 0,47 0,00 2 jaar in Nederland Geen 0,63 0,67 0,78 0,70 doorzettingsvermogen, Gedragsproblemen. Geen zelfvertrouwen. 0,67 0,67 0,78 0,42 Slecht zelfbeeld.
Pagina 26
Opmerkingen
Plaatsing
Onderzoek Sociaalemotionele problematiek. Specifieke deel OR invullen met goede motivatie BaO. Verslagen van BJZ en eventuele andere onderzoeken bijsluiten Specifiek gedeelte OR invullen, aangevuld met dyslexie onder-zoek.
LWOO
Algemeen deel OR voldoende
VMBO
LWOO
Algemeen deel OR, kopklas aangevuld met motivatie kopklas Specifiek gedeelte OR PrO invullen. Onderzoek Sociaalemotionele problematiek, specifiek deel OR invullen.
PrO
Toestemmingsverklaring
De ouders/verzorgers van: Geboortedatum leerling: Basisschool leerling:
Gaan akkoord met:
Het laten uitvoeren van een capaciteitenonderzoek; Het door de basisschool beschikbaar stellen van informatie die belangrijk is om te bepalen of uw kind in aanmerking komt voor extra zorg in het voortgezet onderwijs; Het bespreken van de onderzoeksresultaten met de basisschool; Het verstrekken van de onderzoeksresultaten aan de basisschool; Het opnemen van de onderzoeksgegevens in het elektronische gegevensbestand van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Delflanden; Het beschikbaar stellen van de onderzoeksrapportage aan het voortgezet onderwijs.
Plaats en datum:
Handtekening ouder/verzorger:
Pagina 27