Leerkracht aan zet: het begin is daar De onderwijsprofessional die meer zeggenschap heeft over de inhoud van zijn dagelijks werk in de klas, zijn eigen professionele ontwikkeling en over (onderwijskundige) ontwikkelingen in de eigen school: het klinkt allemaal heel aantrekkelijk. De roep en wens om meer zeggenschap wordt al langere tijd gehoord en zal als alles goed gaat ook wettelijk worden verankerd. Hiermee zijn we er echter nog niet. Hoewel vanuit het project LeerkrachtAanZet.nl 1 al verschillende mooie voorbeelden naar voren zijn gekomen van scholen in het PO en VO waar de professionele ruimte van de leerkracht volop wordt benut, is er ook spanning tussen theorie en uitgesproken wensen in het onderwijsveld en de dagelijkse praktijk. In dit artikel gaan we in op een aantal oorzaken en bespreken we ook door enkele leerkrachten gegeven suggesties om de nieuwe wet straks geen dode tekst te laten zijn.
Wettelijke basis voor professionele ruimte Het belang van een hoogwaardige professionele doorontwikkeling en zeggenschap van de leerkracht bij de onderwijspraktijk en het schoolbeleid wordt breed onderkend 2 . Het is onomstreden dat de rol en kwaliteit van de leerkracht cruciaal is voor de kwaliteit en resultaten van het onderwijs. In het najaar van 2009 heeft de ministerraad ingestemd met een wetsvoorstel dat leraren een belangrijke stem moet geven in het ontwikkelen, vaststellen en uitvoeren van het onderwijskundig‐ en kwaliteitsbeleid op school. Inmiddels ligt dit voorstel voor advies bij de Raad van State. Naar verwachting zal het wetsvoorstel dit voorjaar bij de Tweede Kamer worden ingediend. De achterliggende gedachte van het wetsvoorstel is dat een sterke positie van de leraar in samenhang met zijn collega’s de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat de leraar over voldoende professionele ruimte beschikt. Professionele ruimte is nodig om vanuit deskundigheid (mee) te beslissen over bijvoorbeeld de leermethoden en de wijze van toetsen en beoordelen van leerlingen. Hierover zijn afspraken gemaakt in het convenant Leerkracht van Nederland, waarin ook meer doorgroeimogelijkheden en scholingsmogelijkheden voor leraren zijn vastgelegd. De huidige versie van het wetsvoorstel wil leraren een betere positie in de school bieden doordat het bevoegd gezag afspraken moet gaan maken met de leraren over de wijze waarop hun zeggenschap wordt georganiseerd. Dit geldt voor alle leraren in het primair en voortgezet onderwijs, middelbaar en hoger beroepsonderwijs. Volgens sommigen mag, om leerkrachten ten behoeve van de eigen professionalisering het heft in handen te geven, overigens nog wel verregaander worden gedacht. Zo werd in het WRR rapport ‘Vertrouwen in de school’ gepleit voor de introductie van de maatschap, en in het rapporten LeerKracht! van de Commissie Rinnooy Kan, en Leraarschap is eigenaarschap van de Onderwijsraad werd de lerarencoöperatie genoemd als interessante samenwerkingsvorm.
1
In het project LeerkrachtAanZet.nl staat thematisch eigenaarschap van leerkrachten centraal. In het project wordt samen met leerkrachten en schoolleiders bekeken op welke wijze leerkrachten hun professionele ruimte kunnen benutten. Het doel van LeerkrachtAanZet.nl is om bestaande voorbeelden van thematisch eigenaarschap onder de aandacht te brengen, scholen te ondersteunen bij het ontwikkelen van thematisch eigenaarschap en thema’s onder de aandacht te brengen die zich lenen voor eigenaarschap van de leerkracht waarbij wordt gekeken naar de do’s en don’ts. LeerkrachtAanZet .nl is een initiatief van de VBS en wordt in samenwerking met de AOb en SBL uitgevoerd.
2
Zie o.a. Actieplan Leerkracht, Convenant Leerkracht, Advies Leraarschap is eigenaarschap.
Pionieren met professionele ruimte Op verschillende scholen in Nederland, zowel in het PO als het VO 3 , maar ook in het mbo en hbo wordt inmiddels hard gewerkt aan het invullen van de professionele ruimte van de leerkracht. Zo is tussen de HBO Raad en de bonden die werknemers organiseren in die sector een discussie gaande binnen de hoger onderwijsinstellingen met als thema “professionele ruimte”. Een tussenbalans zal worden opgemaakt in april 2010 bij het HBO congres. In de BVE sector hebben de sociale partners een akkoord bereikt over een professioneel statuut dat een plaats heeft gekregen in de WOR voor deze sector die 1 maart 2010 in werking treedt. Verdere invulling gaat plaatsvinden. In de VO sector hebben VO Raad en bonden initiatieven genomen voor versterking van de professionele ruimte, ook door het opzetten van discussies binnen de scholen. Vanuit centraal niveau wordt er dus hard gewerkt aan afspraken die op lokaal niveau hun uitwerking krijgen. Op lokaal niveau zijn schoolleiders en leerkrachten ook al zelf aan de slag gegaan, zoals de volgende voorbeelden laten zien. Dit is ook een bewijs van een veranderend klimaat in de school waarbij de professionele zeggenschap van de leraar erkenning krijgt. Op basisscholen De Albatros en Caleidoscoop in Almere wordt bijvoorbeeld gewerkt met actie‐ of studieteams ten behoeve van de onderwijsontwikkeling op school. Elk team oriënteert zich gedurende een bepaalde periode op wat er bekend is over een onderwerp dat door de school van belang wordt geacht. Het hoofddoel is dat de leerkrachten kennis opdoen over het betreffende thema. De deelname aan de teams vindt dan ook plaats in het kader van de persoonlijke ontwikkeling van de leerkracht en valt binnen de normjaartaak. Een nevendoel van deze werkwijze is dat leerkrachten advies uitbrengen over de toepasbaarheid van de bevindingen voor de eigen school. Voorstellen voor verbetering kunnen met de directeur worden besproken waarna wordt bepaald of de voorstellen ook worden doorgevoerd. Op basisschool De IJsselhof in Zwolle zijn, vanuit een gemeenschappelijk ontwikkelde visie op schoolniveau, leerteams gevormd, die in kleinere werkverbanden zijn gestart met de aanpak van specifieke onderwijsthema’s. Later breidde zich dat uit in reflectie op het eigen pedagogisch handelen. Er is op deze school inmiddels veel autonomie naar de leerkrachten in teamverband gegaan. Op RSG De Borgen in Roden startte het invullen van de professionele ruimte vanuit een heel concreet probleem. Docenten ondervonden aan den lijve de aansluitingsproblematiek tussen 3 en 4 HAVO, waarbij aan het einde van 4 HAVO soms bijna de helft van het aantal leerlingen bleef zitten. Aan de hand van onderzoek dat in het kader van de Academische opleidingsschool is verricht naar leerprocessen en de effecten van verschillende doceerstijlen, is er door leerkrachten in samenwerking met lio’s een tweetal instrumenten ontwikkeld op het gebied van enquêtering van leerlingen, zowel na afloop van de toets (bijvoorbeeld: welke stappen heb ik gemist?, wat ga ik eraan doen?) als vóór de toets (bijvoorbeeld wat heb ik gedaan?, wat vind ik lastig?). Doordat docenten zo zelf systematisch hun kennis van leerstijlen hebben vergroot en meer kennis hebben verkregen over de leerprocessen bij hun leerlingen hebben onderwijskundige veranderingen plaatsgevonden. De cijfers zijn omhoog gegaan en aan het eind van het schooljaar 2008/2009 waren er aanzienlijk minder zittenblijvers dan voorheen.” Een specifiek voorbeeld waarin de zeggenschap over het schoolbeleid duidelijk naar voren komt is te vinden bij Stichting Penta in Hoorn. Op school schrijft de schooldirecteur het schoolplan niet meer zelf, maar met behulp van een wiki techniek kunnen alle leerkrachten nu meeschrijven aan het schoolplan. Op deze wijze komt de relevante informatie voor de lezer sneller en beter tot stand, 3
Zie voor voorbeelden www.leerkrachtaanzet.nl.
wordt duidelijker waarover onderling nog besloten moet worden en raken leerkrachten meer betrokken bij de planvorming. Hoewel dit er niet noodzakelijkerwijs toe leidt dat het ‘wikiwise’ schoolplan alle leerkrachten bereikt, biedt het wel een opmaat om met deze techniek leerkrachten over hun eigen professionele werkomgeving te laten meebeslissen, meedenken en deze ook vorm te geven op operationeel vlak. Er zijn nog meer voorbeelden te vinden van scholen waar leerkrachten aan zet zijn gekomen. Vaak gaat het om activiteiten die dichtbij het primaire proces staan, zoals activiteiten die invloed hebben op verbetertrajecten die direct het werken met kinderen positief beïnvloeden. Ook het creëren van professionele leergemeenschappen tussen leerkrachten onderling of met studenten en opleiders ligt voor de hand. Hier valt ook te denken aan zaken als intervisie en collegiale consultatie, waarbij de leerkracht de ruimte heeft om in de praktijk van de ander (ook op andere scholen) te gaan kijken en kennis te delen. Tenslotte dient de algemene mogelijkheid om deel te nemen aan professionaliseringsactiviteiten georganiseerd in (via bijvoorbeeld de interne academie) of rondom (via educatieve partners) de scholen te worden genoemd.
Spanning tussen wensen en dagelijkse praktijk Op deze plaats gaat het er niet om, om aan te geven op welke terreinen de professionele ruimte zou kunnen worden ingevuld en wat daarbij de specifieke do’s en don’ts zijn. Het gaat hier om de meer fundamentele vraag hoe de leerkracht en het team aan zet kunnen komen. Immers, ook hier geldt het is nog te vaak ‘voor hen, over hen, maar niet met en door hen’ voor de eigen professionalisering. Ook met het project LeerkrachtAanZet.nl proberen we dit te doorbreken. Ondanks de positieve grondhouding ten aanzien van meer zeggenschap gaat dit niet vanzelf. Dit ligt enerzijds natuurlijk in de sfeer van randvoorwaarden (tijd, middelen), waarop we later terugkomen. Anderzijds is het ook een kwestie van houding. In LeerkrachtAanZet.nl komen we soms leerkrachten tegen die dit initiatief en het wetsvoorstel absoluut toejuichen, maar stil worden als we het gesprek aangaan over wat dat dan precies betekent en hen uitdagen om ermee aan de slag te gaan. Niet zelden wordt dan ook naar de schoolleiding gewezen. Ook bij leerkrachten die al ‘aan zet’ zijn, is er ruimte voor een volgende stap. Enkele leerkrachten die met elkaar een prachtig initiatief hadden genomen om tot onderwijskundige verbeteringen te komen antwoordden op de vraag of ze ook hun opleidingsbudget wilden beheren om zo hun eigen professionalisering verder ter hand te nemen, dat ze dat liever aan de schoolleiding overlaten. Dit heeft te maken met bestaande denkpatronen van zowel leerkrachten als schoolleiders. Er lijkt een flinke inspanning nodig om leerkrachten, die jarenlang vanuit een eenzijdig uitvoeringsperspectief werden aangestuurd, actief en betrokken te laten meedenken over professionalisering passend binnen beleid en visie van de school en waarin de eigen professionele identiteit ook een rol speelt. Het is nodig te investeren in de bagage van de leerkracht om er voor te zorgen dat er een goede balans ontstaat in de dialoog met een professioneel management waar het gaat om grote onderwijskundige veranderingen. Om de professionele ruimte van de leerkracht te realiseren is ook een andere kijk op leiderschap nodig die past bij een organisatie met veel professionals. Zoals door enkele leerkrachten zelf is aangegeven is het denken vanuit kansen en opbrengsten voor de leerkracht daarbij noodzakelijk. Zij noemen de inzet van panels van leerkrachten om de inhoudelijke resultaten in beeld te brengen. Vooralsnog lijkt het, met uitzondering van een aantal zeer gemotiveerde en pionerende schoolleiders, voor veel schoolleiders een uitdaging om het maken én invullen van beleid met leerkrachten samen te organiseren.
Wat is er nodig? Leraren noemen in de eerste plaats dat het van belang is dat de figuurlijke professionele ruimte ook letterlijk wordt gefaciliteerd. Heel concreet betekent dit o.a. dat beschikbare gelden op schoolniveau moeten worden geoormerkt voor extra formatie. Verder dient tijd die door de leerkracht aan een specifiek project is besteed ook expliciet te worden opgenomen in de jaartaak en overleggen dienen te worden verankerd in lesroosters. Ondersteuning van de schoolleiding is dan ook cruciaal en rollen, taken en verantwoordelijkheden dienen goed te zijn gedefinieerd. Vervolgens is het belangrijk dat het initiatief om de professionele ruimte in te nemen vanuit de nieuwsgierige en leergierige leerkrachten en/of de schoolleider in combinatie met leerkrachten komt. Top‐down werkt niet. Hierbij is het natuurlijk van belang dat het voor leerkrachten duidelijk moet zijn dat het innemen van professionele ruimte van henzelf is en dat het aansluit bij de dagelijkse praktijk. Er dient sprake te zijn van eigenaarschap voor wat betreft de inhoud en werkwijze en mede‐eigenaarschap voor wat betreft het (delen van het) beleid. De professionele dialoog moet gevoerd worden tussen gelijkwaardige partners. Waar in de afgelopen jaren management en bestuur een professionaliseringsslag hebben kunnen maken, is dat ten aanzien van het onderwijsgevend (en onderwijsondersteunend) personeel nog volop bezig. Er moet financiële ruimte zijn om die professionaliseringsslag te maken. Enkele leraren geven aan dat in de lerarenopleidingen en opleiding van onderwijsondersteuners meer aandacht zou moeten worden besteed aan het gezamenlijk vormgeven en ontwerpen van het onderwijs(‐proces) en de gang van zaken op school. Ook dient er in opleidingen aandacht te zijn voor het groeien of worden van een professional, zowel voor leerkracht en schoolleider. Sommige leraren geven aan dat het Lerarenregister een rol kan spelen als het ook wordt ingezet als instrument om de professionalisering van de leerkracht te stimuleren waardoor hij in staat wordt gesteld zich te ontwikkelen in de professionele ruimte. Zo kan kennis en kunde om mee te kunnen denken en invulling te geven aan het onderwijsbeleid groeien. Kwaliteit is een integraal onderdeel daarvan. Leraren worden gestimuleerd door cursussen te volgen, om vanuit de dagelijkse praktijk hun blik te verruimen naar beleidsmatige aspecten en daar invloed op uit te oefenen. Door optimaal gebruik te maken van de individuele capaciteiten met behulp van scholing ontstaat er een onderwijsteam dat beleid kan opzetten, een curriculum kan schrijven en ook verantwoordelijk gehouden kan worden voor het door hen opgezette onderwijskundige beleid. De genoten opleidingen kunnen worden omgezet in gewenste ontwikkelingsuren die kwalificeren voor het beroepsregister voor leraren, het Lerarenregister.
Zorg dat wet geen dode tekst blijft Om ervoor te zorgen dat de wet over de professionele ruimte geen dode tekst blijft, kunnen we een aantal suggesties doen. Enkele leraren noemen zelf het belang van goede informatievoorziening over de nieuwe wetgeving. Daarnaast is het van belang dat er analoog aan de discussies die op HBO en VO niveau al plaatsvinden veel discussies op scholen worden gehouden over het vormgeven aan professionele ruimte. Hierbij is aandacht nodig voor zowel de uitleg van de inhoud als het persoonlijk‐ en groepsbelang van de professional. Het vervolgens verder zichtbaar maken van bestaande goede praktijken waarmee in LeerkrachtAanZet.nl nu een begin mee is gemaakt helpt hierbij. Het verruimt de blik op de mogelijkheden en inspireert. De inzet van digitaal materiaal kan zorgen voor verlevendiging. Zo is LeerkrachtAanZet.nl inmiddels een samenwerking gestart met het project Leraar24 om van bepaalde voorbeelden videoverslagen te maken. Tenslotte kunnen bijeenkomsten met leerkrachten worden georganiseerd, waarbij ze met elkaar in debat gaan over de mogelijkheden om aan professionele ruimte in de schoolpraktijk vorm te geven. In de overall
discussie is het voorts belangrijk om te differentiëren naar de onderwijssectoren. In het PO lijkt inspraak en zeggenschap van de leerkracht in de praktijk al vaker voor te komen dan in het VO 4 . Medezeggenschapraden dienen niet te worden vergeten. Zij kunnen door advies‐ en instemmingbevoegdheden mede verantwoordelijk worden voor de invoering van de wet. Dit vraagt wel om ondersteuning met materialen waarmee zij het onderwerp en de aanstaande wetgeving bespreekbaar kunnen maken in hun teams. Om de druk op de ketel te houden met de wetenschap dat het een proces van lange adem is, is verdere samenwerking tussen sociale partners in PO en VO wenselijk. Uiteindelijk gaat het dan ook om het opstellen van concrete doelen en beoogde resultaten met daarbij behorende tijdslimieten en evaluatiemomenten. Overigens zullen alle schoolbesturen in Nederland zich via de straks verplichte code goed bestuur moeten verantwoorden over de invulling van beleid waarin de “eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid van het personeel voor de kwaliteit van het onderwijs tot haar recht komt” 5 . Hierbij dient ook geïnvesteerd te worden in de schoolleiders, zodat zij de waarde leren van de invloed en zeggenschap van de leerkracht op de koers van de school.
Tot slot De eerste stappen zijn gezet om de professionele ruimte van leerkrachten een geïnstitutionaliseerde plaats in het Nederlandse onderwijsbestel te geven. Dit betekent echter niet dat de praktijk zich daar ook direct naar richt. Daarvoor dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan. Een verdere ontwikkeling in de visie van zowel leerkrachten als schoolleiders op hun eigen rol in het schoolproces is in ieder geval noodzakelijk. Dit is niet iets van korte adem, maar daarin dient flink te worden geïnvesteerd. Pioniers die vanuit een nieuwe kijk op wat mogelijk is in de school en wat de kansen zijn, waardevolle en inspirerende voorbeelden van eigenaarschap ontwikkelen, zijn hierbij van onschatbare waarde. Dit artikel is geschreven vanuit het perspectief van het project LeerkrachtAanZet.nl. In dit project werken VBS, AOb en SBL samen. Marco Matthijsen (VBS), Edward Moolenburgh (VBS), Edith van Montfort (SBL) en Wouter van der Schaaf (AOb) hebben mede op basis van gevoerde gesprekken met leerkrachten en deskundigen een bijdrage geleverd aan dit artikel. Voor nadere informatie zie: www.leerkrachtaanzet.nl.
4 5
Zie eindrapport ”De zeggenschap van leraren: Nulmeting in het PO, VO, MBO en HBO (2009).
Zie wetsvoorstel 31828: Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, evenals een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht.