JAARGANG 6 • DECEMBER 2006 • NUMMER 4
c c
Voortgezet speciaal onderwijs
Lodewijk Asscher, 2 de man van tien miljoen
Ella Kalsbeek naar Altra Ella Kalsbeek, Tweede Kamerlid voor de PvdA, is per 1 maart 2007 benoemd tot bestuurder van Altra naast Mareike Koster. Ze volgt Gerard Gruppen op die vanaf 1973 als directeur is betrokken bij Altra en diens voorgangers (Boddaertcentra Amsterdam, Afra Boddaert PPI). Kalsbeek is zeer bekend met de sector jeugdzorg. In de Tweede Kamer houdt zij zich onder andere bezig met het jeugdbeleid en het jeugdstrafrecht. Van 2001 tot 2002 was ze staatssecretaris van Justitie. Meer informatie: www.altrajeugdzorg.nl
Amsterdam telt een kleine duizend jongeren die voortgezet speciaal onderwijs (vso) volgen omdat ze kampen met (ernstige) gedragsen/of psychiatrische problemen. Al deze jongeren zijn ook cliënt van de jeugdzorg, omdat dit een van de indicatiecriteria voor dit type onderwijs is. Het is dan ook logisch dat er talloze dwarsverbindingen zijn tussen de jeugdzorg en het speciaal onderwijs. De hulpvraag van de jongeren (en hun ouders) overstijgt namelijk veelal het werkveld, zodat onderwijs, jeugdzorg en jeugdpsychiatrie intensief moeten samenwerken.
Pleegzorg: 3 scheiding tussen ouder- en opvoedtaak
Vrijwilligster Home-Start 4 zit op haar handen c
Lees verder pag. 7
Bureau Jeugdzorg biedt Eigen Kracht aan DOOR: MARTIN GERRITSEN
Bureau jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) heeft sinds kort de Eigen Kracht-conferentie in haar hulpaanbod. Een Eigen kracht-conferentie is een middel van besluitvorming. De verantwoordelijkheid voor ingrijpende beslissingen blijft in handen van familie en verwanten. Zij bespreken met elkaar en met deskundigen hun problemen en zoeken vervolgens zelf naar veranderingen: gewenst of binnen justitieel kader opgelegd. De conferentie stelt hen in staat om, ook bij conflicten met maatschappelijke instanties, zowel de eigen kracht en hulpbronnen te gebruiken, als een beroep te doen op (professionele) hulpverlening. Meer informatie: Lineke Joanknecht (06 – 553 24 813)
Zaanstad zet minister Jeugd aan het werk
REC wil geen groeistop Het speciaal onderwijs groeit, vooral het aantal ambulant begeleide leerlingen in het regulier onderwijs met ernstige gedragsproblemen of psychiatrische stoornissen. Het ministerie van Onderwijs bestudeerd hoe die groei van de ‘de rugzak’ te beperken is. REC BovenAmstel vindt de financiële focus van het ministerie te eenzijdig. Leerlingen met een “rugzak” functioneren boven verwachting goed, blijkt uit recent onderzoek. Dit omdat ze door de “rugzak” begeleiding krijgen die de leerlingen hard nodig hebben. REC BovenAmstel wil de ambulante begeleiding samen met het onderwijs verder versterken en beter koppelen aan de jeugdzorg. Meer informatie op bladzijde 8.
‘W
ij vinden dat het onderwerp Jeugd een goede plaats moet krijgen in de formatie’, zegt Corrie Noom. ‘Dat wilden we direct helder neerzetten, vandaar dat we voor de vorm van een brief aan de minister van Jeugd kozen, want wij vinden dat die minister er hoe dan ook moet komen.’ De brief van de G27, waar Zaanstad deel van uitmaakt, is opmerkelijk. De formatie is nog lang niet afgerond en het is niet eens zeker of er wel een minister van Jeugd komt. Toch ligt er al een wensenlijstje op zijn of haar bord. En die wensen moeten dan ook nog eens binnen honderd dagen worden gerealiseerd: een hoogwaardige pedagogische basisvoorziening voor twee- tot vierjarigen; een verhoging van de leeftijdsgrens voor jeugdzorg naar 23 jaar; het structureel maken van stedelijke middelen voor opvoed- en gezinsondersteuning; integrale indicatiestelling voor jeugdhulpverlening en speciaal onderwijs; versterking van de stedelijke centrumfunctie voor de jeugd.
c• • • • •
Beperkt beveiligde afdeling Spirit open De justitiële jeugdinrichting JOC van Spirit startte onlangs een nieuwe afdeling met beperkte beveiliging. De afdeling biedt plek aan 24 jongens die in de laatste fase van hun detentie of behandeling zitten. Zij gaan bijvoorbeeld overdag naar school, werk of krijgen ambulante behandeling. De afdeling voorziet in de behoefte om Amsterdamse jongens in Amsterdam zelf, in plaats van elders, te begeleiden naar terugkeer in de maatschappij. Wezenlijk verschil met de rest van het JOC is de mate van geslotenheid en de mate van beveiliging van het gebouw. Jongens die op deze afdeling terecht komen, moeten deze beperkte beveiliging dan ook echt aan kunnen en serieus werken aan hun resocialisatie. Meer informatie: www.spirit.nl
Basisvoorziening
c
‘Na honderd dagen willen we kijken wat de minister daadwerkelijk heeft gedaan met deze vijf punten’, vervolgt Noom. Het is nogal ambitieus wat de G27 wil. Wat is voor Zaanstad het belangrijkste punt? Noom antwoordt zelfverzekerd: ‘Dat is de basisvoorziening voor twee- tot vierjarigen. Zij vallen op het ogenblik een beetje buiten de boot. Tot twee jaar komen ze regelmatig bij het consultatiebureau en vanaf hun vierde jaar gaan ze naar school. Ik vind dat wij de ouders de mogelijkheid moeten
1
SAKE RIJPKEMA
c
Gemeentelijke regie over het jeugdbeleid en een pedagogische basisvoorziening voor tweetot vierjarigen. Dat zijn twee belangrijke zaken die de minister van Jeugd moet regelen. En wel binnen honderd dagen. Dat stelt de G27, de organisatie van 27 grote gemeenten, in een brief aan de minister. Een gesprek met de Zaanse wethouder voor jeugdzaken Corrie Noom. Kinderen op een Amsterdams kinderdagverblijf poetsen hun tanden. De G27 wil dat er een hoogwaardige pedagogische voorziening komt voor twee- tot vierjarigen.
bieden om kinderen in deze leeftijdsgroep onder te brengen in een pedagogische basisvoorziening. Het huidige verschil tussen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven moet worden opgeheven. Waar het om gaat is dat kinderen uitgedaagd worden leeftijdsgenoten te ontmoeten, leren omgaan met anderen en taalvaardig worden.
Regie Opvallend is dat de G27 haar brief aan de minister schreef een week nadat de G4, de organisatie van de vier grote steden, een soortgelijke brief stuurde. Volgens Noom zijn er enkele belangrijke verschillen. Zo komt de G27 met concrete voorstellen en is ze minder vergaand in haar eis dat de gemeente de regie over het jeugdbeleid moet krijgen. De G4 omarmen de voorstellen van de Operatie Jong en willen het stelsel zodanig herzien dat de gemeente de eindregie over het jeugdbeleid krijgt. Noom: ‘Wij vinden eveneens dat de regie bij de lokale overheid moet liggen, maar volgens ons is het niet nodig om het wettelijke stelsel te herzien. Goede onderlinge afspraken kunnen volstaan. Nu is het veelal onduidelijk waar de eindverantwoordelijkheid ligt. Acht verschillende instanties zitten soms om de tafel als het om een gezin gaat, maar niemand heeft de eindverantwoordelijkheid. Wij willen dat men per geval duidelijk afspreekt wie eindverantwoordelijk is. Wie dat is, hangt af van de problematiek. Soms is dat de politie, soms het onderwijs… De andere moeten dan natuurlijk wel de juiste informatie leveren. Anders gaat het alsnog fout.’ Meer informatie: www.g27.nl.
c D O O R : L I N D A VA N W I J K
De man van tien miljoen
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van zeven instellingen voor de jeugdzorg, de jeugdpsychiatrie en het speciaal onderwijs in de agglomeratie Amsterdam: Altra, De Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, HVOQuerido, MOC ’t Kabouterhuis, REC BovenAmstel en Spirit. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend.
Lodewijk Asscher (PvdA) was als gemeenteraadslid mede-initiator van de motie ‘Kinderen Eerst’ (2005) en de Amsterdamwet (2006). Hiermee werd de jeugdproblematiek speerpunt van het beleid. Als wethouder economische zaken en financiën van Amsterdam probeert hij het geld te genereren om deze zaken te verwezenlijken.
Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.
M
aakt Amsterdam op dit moment genoeg geld vrij om ‘Kinderen Eerst’ en de Amsterdamwet te realiseren? Asscher: ‘Ik denk het wel. Om ‘Kinderen Eerst’ te realiseren hadden we voor 2006 vijf miljoen incidenteel plus vijf miljoen structureel per jaar gevraagd. Er werd 3,5 miljoen structureel toegezegd. Daar komt in 2007 zeven miljoen bovenop, zodat je uitkomt op tien miljoen euro per jaar. Binnen de huidige institutionele verhoudingen is er niet meer uit te trekken.’ ‘Die institutionele verhoudingen kunnen we overigens nog wel veranderen. Met de Amsterdamwet. Als die wet wordt aangenomen zit het effect niet zozeer in meer geld als wel in een betere samenwerking van de verkokerde hulpverlening.’
Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (Spirit), Anita van Ewijk (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Bernard Homans (REC BovenAmstel), Hans van der Jagt (Altra), Peter Kempers (HVO-Querido), Clara Vollaard (De Bascule), Inez Zuiderveld (MOC ’t Kabouterhuis) Redactie Rik van Beijma (Spirit), Hermien Buijse (Altra) Vincent Fafieanie (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Maurits de Jong (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Annelies Niessen (De Bascule)
len een deel naar de gemeente. Er zijn in de jeugdzorg vier bestuurslagen en tien instanties. Die instanties hebben wachtlijsten, doen eigen indicatiestellingen en maken eigen dossiers aan. Soms verdwijnt een kind een jaar lang in de papiermolen voor het probleem wordt opgelost. Dat is te lang. Het gaat er om een kind zo snel mogelijk te helpen. Je moet redeneren vanuit een kind.’
Doel Wat is uw doel als wethouder economische zaken en financiën? Asscher: ‘Mijn doel is een veiliger, schoner, socialer en beter bestuurd Amsterdam. Jeugd vind ik daarbij een van de belangrijkste dingen. Ik wil zaken als ‘Kinderen Eerst’ en de Amsterdamwet mogelijk maken.’
‘Kinderen Eerst’ wil een betere aansluiting van scholen en zorgaanbieders, ouders helpen met de opvoeding en betere kinderopvang (voor meer informatie, zie: Jong aan de Amstel, december 2005). De Amsterdamwet wil dat de gemeente Amsterdam de middelen voor zorg, opvoeding en onderwijs zelf in handen krijgt (zie: Jong aan de Amstel, oktober 2006).
Verkiezingen
Redactie-adres Jong aan de Amstel, Fred. Roeskestraat 73 1076 EC Amsterdam, email:
[email protected] Ontwerp en DTP Mark Roggeveen Druk Rob Stolk BV
WIM STEVENHAGEN
Vaste medewerkers Marnix de Bruyne, Michel van Dijk, Tamara Franke, Corina de Feijter, Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Michèle Mathezing, Sake Rijpkema, Wim Stevenhagen en Linda van Wijk.
Speelt de uitkomst van de landelijke verkiezingen van 22 november daarbij een rol? Asscher: ‘Kinderen Eerst’ is landelijk overgenomen. Bij alle politieke partijen zie je het besef dat kinderen het economische kapitaal van de toekomst zijn. Wat dat betreft maakt de uitslag van de verkiezingen niet zoveel uit. Voor wat betreft de aanpak van de jeugdproblematiek in grote steden is de PvdA nodig. Je zag in de afgelopen CDA-VVD periode dat het geld bijvoorbeeld niet in allochtone scholen werd gestoken maar eerlijk over het land werd verdeeld. Hierdoor zijn de achterstanden op allochtone scholen in de stad groter geworden.’ Volgens Asscher kan het beter: ‘Met de Amsterdamwet willen we de verkokerde hulpverlening aanpakken. Op dit moment wordt een deel van het geld voor jeugd op rijksniveau verdeeld, een deel gaat direct naar de scho-
D O O R : M I C H É L E M AT H E Z I N G
Samen sneller beschermen
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een bepaald thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/1 2003/2 2003/3 2003/4 2004/1 2004/2 2004/3 2005/1 2005/2 2005/3 2005/4 2006/1 2006/2 2006/3 2006/4
Vroegtijdige signalering maart 2003 De harde kern juni 2003 Kindermishandeling september 2003 Basisonderwijs december 2003 Jeugdpsychiatrie maart 2004 Voortgezet onderwijs juni 2004 Crisishulp november 2004 Huiselijk geweld maart 2005 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 Speciaal onderwijs (primair) december 2005 Armoede maart 2006 Meidenhulpverlening juni 2006 Lichtverstandelijk gehandicapten oktober 2006 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006
Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn – zolang de voorraad strekt – op te vragen via het emailadres van de redactie:
[email protected]
Beter Beschermd wil komen tot snelle besluiten over de inzet van kinderbeschermingsmaatregelen en de start van de hulpverlening. Dit betekent in praktijk dat Bureau Jeugdzorg, de Raad en de kinderrechter efficiënter moeten samenwerken. Een pilot die sinds juni 2006 in Amsterdam-Zuidoost loopt, moet bewijzen of dit daadwerkelijk gebeurt.
‘H
et Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of de vrijwillige hulpverlening kunnen zaken waarin sprake is van een serieuze dreiging melden bij het pilot-team’, vertelt Laura Schermer, districtsmanager bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA). ‘Het team bestaat namens Bureau Jeugdzorg uit medewerkers van het crisisteam, de jeugdhulpverlening, het AMK en de jeugdbescherming en namens de Raad voor de Kinderbescherming uit een intaker en raadsonderzoeker. Zij bespreken vier keer per week wat er in een zaak moet gebeuren en wie wat doet. Binnen een week wordt bijvoorbeeld duidelijk of het tot een ots (ondertoezichtstelling-red.) gaat komen. Zo ja, dan ruimt een kinderrechter daar heel snel tijd voor in.’
Winst
c
Ben Leliefeld, regiodirecteur bij de Raad voor de Kinderbescherming: ‘Een groot winstpunt is de snelheid waarmee we zaken behandelen. Voorheen kon het maanden duren voor wij een volledig dossier in behandeling namen. Verder is er nu sprake van snelle besluitvorming. Binnen een paar weken kan er een ots of een
2
concreet hulpaanbod zijn. Het pilot-team probeert om met behoud van ieders eigen rol en expertise tot een goede afstemming te komen. Ze zetten de verschillende werkprocessen gelijktijdig uit, zodat niemand op elkaar hoeft te wachten.’
Tevredenheid Ouders blijken tevreden over de aanpak. Zij hoeven bij verschillende instanties hun verhaal niet steeds opnieuw te vertellen en weten snel wat er gaat gebeuren. Schermer: ‘Je kunt ook niet te snel handelen, want het is ook van belang ouders mee te krijgen in de plannen. En er zijn ook wettelijke termijnen waarmee we te maken hebben.’ Ook medewerkers van de Raad en Bureau Jeugdzorg zijn enthousiast. Leliefeld: ‘Voor de jeugdbeschermer is het voordeel dat duidelijk is waarom een maatregel is opgelegd, omdat er inhoudelijke afstemming is geweest tussen jeugdbescherming en Raad.’
Evaluatie In december worden de verschillende pilots Beter Beschermd geëvalueerd. Waarschijnlijk volgt een verlenging. Schermer: ‘In een volgende fase worden ook de zorgaanbieders, de Bascule en een psychiater betrokken bij het pilot-team. Op die manier kunnen we in veel meer zaken samenwerken. Dat vereist wel een aantal aanpassingen in organisatorische zin en een denkomslag van onze medewerkers. We moeten meer vertrouwen krijgen in ieders deskundigheid, zowel binnen als buiten de eigen instelling. Zo kunnen we vanuit een gezamenlijke visie en werkwijze kinderen beter beschermen.’ Meer informatie: www.justitie.nl/onderwerpen/jeugd/ jeugdbescherming/BeterBeschermd
c DOOR: MARTIN GERRITSEN
Ouder- of opvoedtaak
Chatgesprekken bij de Kindertelefoon
‘N
SAKE RIJPKEMA
’Het is logisch dat een pleegouder bevoegdheden krijgt als het kind langer in huis blijft. De pleegouder moet dan niet geheel afhankelijk blijven van de eigen ouders of de voogdijinstelling.’ Rob van Ancum, portefeuillehouder pleegzorg bij Spirit, gaat nog een stapje verder dan de werkgroep “Kind in de Pleegzorg” die er onlangs voor pleitte binnen zes maanden een beslissing te nemen over de toekomst van het pleegkind. Het denken over pleegzorg verandert ingrijpend. Een pleeggezin uit Hoofddorp dat kinderen in het weekend opvangt.
ee, het advies van de werkgroep is niet in strijd met onze huidige werkwijze’, zegt Van Ancum. Tot voor kort richtte pleegzorg zich op terugkeer naar de eigen ouders. De negen deskundigen van “Kind in de Pleegzorg” braken in oktober 2006 resoluut met dat idee. Kinderen onder de zes jaar moeten binnen een half jaar duidelijkheid krijgen over het opvoedingsperspectief. Voor kinderen ouder dan zes jaar is een besluit binnen een jaar noodzakelijk. ‘De ontwikkeling van mishandelde en verwaarloosde kinderen loopt nu vaak gevaar, omdat beslissingen over het toekomstperspectief van kinderen te lang op zich laten wachten.’ Minster van Justitie Ernst Hirsch Ballin reageerde enthousiast en kondigde aan de wet te veranderen.
kunnen naar de ouders, maar je kunt die onduidelijkheid niet te lang laten bestaan. Een kind moet zich in alle rust kunnen ontwikkelen en dat verhoudt zich niet met een blijvende onzekerheid over wie het kind gaat opvoeden.’ Spirit wil daarom na intensief en zorgvuldig onderzoek binnen drie maanden duidelijkheid hebben over de toekomst van het kind en binnen zes maanden een beslissing nemen. Wordt besloten tot een perspectief biedende plaatsing bij pleegouders, dan betekent dit niet dat de ouders buiten beeld raken. Van Ancum: ‘Je moet duidelijke afspraken maken over de rol van ouders in het geheel.’
Positie van het kind
Voogdij
De MOgroep, de werkgeversorganisatie in de jeugdzorg, reageerde minder hartstochtelijk: ‘De relatie met de eigen ouders blijft belangrijk (…). De nota is te rigide en eenzijdig geformuleerd en doet op een aantal punten geen recht aan de positie van ouders.’ Van Ancum is genuanceerder: ‘De werkgroep vraagt aandacht voor de positie van het kind. Op dit moment zijn zoveel partijen betrokken bij een pleegkind – ouders, pleegouders, voogden, gezinsvoogden - dat we wel eens beslissingen nemen om de verhoudingen goed te houden en het belang van het kind uit het oog verliezen.’ Van Ancum volgt de werkgroep verder: ‘Het is natuurlijk een mooie gedachte dat een kind altijd terug moet
Van Ancum gaat een stapje verder. ‘Als het kind een lange tijd in een pleeggezin verblijft en het gaat weer goed met de ouders, is het dan wel in het belang van het kind om het terug te plaatsen?’ Pleit hij hiermee voor pleegoudervoogdij? ‘Je moet die vraag durven te stellen’, zegt hij. ‘Ik denk dat we een duidelijke scheiding moeten aanbrengen tussen de ouder- en opvoedtaak. Het is logisch dat een pleegouder bevoegdheden krijgt als het kind langer in huis blijft. De pleegouder moet dan niet geheel afhankelijk blijven van de eigen ouders of de voogdij-instelling. Pleegoudervoogdij lijkt me daarvoor een goed optie. Adoptie gaat wat dat betreft een stapje te ver.’
c
Spirit voert Nieuwe Perspectieven uit tot 2010 Spirit kan tot en met 2010 jongeren helpen via Nieuwe Perspectieven, want Spirit blijft dit programma in Amsterdam tot die tijd uitvoeren. Dit heeft de gemeente Amsterdam onlangs besloten. Spirit voerde de afgelopen jaren Nieuwe Perspectieven al in opdracht van de gemeente uit. Voor de trajecten vanaf 2007 konden meerdere organisaties meedingen. Verschillende organisaties hebben subsidieaanvragen ingediend bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkelingen, waaronder Spirit. Nieuwe Perspectieven biedt korte, intensieve, ambulante begeleiding aan jongeren van twaalf tot en met 23 jaar, die met politie of justitie in aanraking zijn gekomen en problemen hebben op verschillende leefgebieden. Meer informatie: www.spirit.nl
c
Onderzoek oriëntatieproces pleegouders Spirit deed onlangs onderzoek naar het oriëntatieproces van aspirant pleegouders. Drie studenten van de Hogeschool van Amsterdam/ Universiteit van Amsterdam onderzochten de drijfveren van mensen om zich te oriënteren op pleegouderschap en de obstakels die zij in deze oriëntatieprocedure tegenkomen. Eén van de conclusies was dat mensen zeer tevreden zijn over het informatiepakket en de informatieavond, maar dat sommigen behoefte hebben aan meer verdieping. Ook verwacht men van het Servicepunt Pleegzorg een actieve houding wanneer geïnteresseerden na het ontvangen van het informatiepakket of de informatieavond niets meer van zich laten horen. Het Servicepunt Pleegzorg zal de aanbevelingen serieus ter hand nemen. Meer informatie: www.spirit.nl
D O O R : TA M A R A F R A N K E
R&B: ‘Het draait om sociale vaardigheden’ Project Resocialisatie & Begeleiding (R&B) is gericht op het voorkomen van de doorstroom van licht criminele jongeren naar de Harde Kern. Het traject duurt negen maanden en biedt plaats aan vijftig jongeren. Doel is er voor te zorgen dat deze jongeren aansluiting vinden bij de maatschappij.
een plekje te vinden in de maatschappij. Ze komen drie keer per week, er is een middag en avond programma en twee keer per jaar gaan ze een week op kamp. Menke: ‘De groepsaanpak is voor deze jongens belangrijk. Ze worden daarom als groep benaderd en moeten veel samen doen. Voor sommige lessen en trainingen worden ze in kleine groepjes opgesplitst, afhankelijk wat voor de individuele jongere van belang is. Bijvoorbeeld computerles, Nederlandse les, sport en hulp bij het schrijven van sollicitatiebrieven.’
Voordeur
Geen recidive
‘Het bijbrengen van sociale vaardigheden begint al bij de voordeur van R&B, onder andere door de manier waarop de begeleiders hun aanspreken. Veel van deze jongeren vinden dat ze geen respect krijgen, maar tonen zelf ook geen respect voor hun omgeving. Daarom krijgen ze voorlichting en assertiviteittraining. De groepsdruk is groot, daarom moeten ze leren om “nee” te zeggen als ze iets niet willen doen. Maar ze krijgen ook hele praktische lessen, zoals kookles. En een keer per jaar koken ze voor een aantal bewoners van een verzorgingshuis. Dan vertellen deze ouderen over de oorlog, een beetje Nederlandse geschiedenis. Zodat ze begrijpen waarom 4 en 5 mei belangrijk zijn en waarom we een dodenherdenking hebben. Investeren in kennis van hun omgeving is belangrijk.’
R&B is bedoeld voor jongens tussen de veertien en achttien jaar die met de politie in contact zijn geweest. Er is plek voor maximaal vijftig jongeren. Belangrijkste doel is dat deze jongeren niet recidiveren en aansluiting vinden bij de maatschappij. Daarom is een dagbesteding belangrijk. Hier leren ze vaardigheden die ze nodig hebben om
R&B is sinds 1 januari 2006 een afdeling van Spirit. De bestuursleden komen uit de Rotary Club Amsterdam, de Politie Amsterdam-Amstelland en vertegenwoordigers uit publieke sectoren van de samenleving. Meer informatie: www.spirit.nl.
S
harryn Menke is stellig: ‘Deze jongeren zijn in mindere of meerdere mate ontspoord en staan buiten de maatschappij. Als wij niet willen dat deze groep tot de Harde Kern gaat behoren, moeten we ze expliciet bij onze maatschappij betrekken. En dat doet R&B door ze aandacht te geven en vaardigheden te leren, waarmee ze een onderdeel kunnen worden van onze maatschappij.’ Menke is afdelingsmanager van R&B bij Spirit. ‘Wij werken in Amsterdam-West. Eigenlijk heeft R&B een huiskamerfunctie voor deze jongens. Dit is de plek waar ze met hun vragen terecht kunnen.
3
Sinds 2003 voert de Kindertelefoon naast telefoongesprekken ook chatgesprekken. Kindertelefoon Amsterdam en Flevoland startten de chatgesprekken in eerste instantie als project. Hoewel ze geen uitgebreide publiciteit gaf aan de mogelijkheid tot chatten, weten kinderen en jongeren de weg naar de chat goed te vinden. De Kindertelefoon Amsterdam en Flevoland trainde 28 vrijwilligers om chatgesprekken te voeren. Zij voerden in het eerste half jaar van 2006 775 gesprekken. Omdat de vraag vanuit de doelgroep toeneemt, heeft de Kindertelefoon Amsterdam en Flevoland besloten om de chattraining onderdeel te maken van de basistraining die iedere medewerker krijgt. Meer informatie: www.kindertelefoon.nl
c
Vroegtijdige interventie Spirit en Radar starten in Amsterdam-Noord het programma “Vroegtijdige interventies in gezinnen”. Zij zullen de jongeren in het stadsdeel bezoeken die noch werk noch een startkwalificatie hebben. Ze bekijken of en zo ja hoe deze jongeren weer naar school kunnen gaan, dan wel via het jongerenloket naar een baan bemiddeld kunnen worden. Het gaat hier om een nieuwe hulpvorm voor multiproblemgezinnen, op basis van een methodiek die Radar voor Rotterdam ontwikkelde. Hierbij neemt een coach tijdelijk de regie in een gezin over, onder dwang van de dreiging van korting op de bijstandsuitkering. Het is een op het oog harde maatregel, die in Rotterdam echter zeer effectief bleek en waarbij in de praktijk zo goed als niet werd gekort. De coach zette het gezin weer op de rails, zodat de reguliere hulpverlening het later kon overnemen. Meer informatie: www.spirit.nl
c
c DOOR: EVELIEN HOEKSTRA
De zorgaanbieders in de stadregio Amsterdam, Altra, de Bascule TGV, Spirit en MOC ’t Kabouterhuis, zijn bezig een intern kwaliteitsmanagement-systeem (KMS). Dit systeem zorgt er voor dat informatie over het hulpverleningsproces en over de andere bedrijfsprocessen regelmatig op tafel komt. Voor hulpverleners en leidinggevenden wordt het daarmee sneller inzichtelijk waar het goed gaat en waar er nog verbetering mogelijk is.
c
Eerste HKZ certificaat in de Jeugdzorg
Vrijwilligster Home-Start zit op haar handen ’Wil je er een koekje bij’, vraagt Mandy. Marjolein knikt, terwijl ze in haar koffie roert. Vandaag is ze, zoals elke week, één ochtend op huisbezoek bij Mandy. Als vrijwilligster van het opvoeding-en ondersteuningsprogramma HomeStart geeft ze haar adviezen over de opvoeding van haar dochtertje en biedt ze praktische hulp.
T
wee jaar geleden verhuisde Mandy naar Amsterdam. Ze woonde op Malta. Toen haar man door een verkeersongeluk om het leven kwam, besloot zij terug te keren naar haar geboortestad. ‘Ik ben alleenstaand, heb een klein kind en had geen huis en werk. Het was een moeilijke tijd, ik moest alles opnieuw opbouwen.’ Omdat de familie van Mandy moeilijk kon inspringen bij de opvoeding van haar dochter en zij weinig contact met vrienden en collega’s had, raakte ze in een sociaal isolement. Marjolein bracht uikomst.
Het eerste HKZ-certificaat voor aanbieders in de Jeugdzorg uitgereikt aan de William Schrikker Pleegzorg in Amsterdam/Diemen. De invoering van HKZ stelt de jeugdzorg in staat continue te werken aan verbetering van de hulpverlening. Het leidt tot versterking van de positie van de cliënt en maakt transparant waar de organisatie staat. De inschatting van de MO-groep is dat voor eind 2008 ruim 80 procent van de zorgaanbieders het certificaat heeft behaald. Meer informatie: www.mogroep.nl en www.wsg.nu
Luisterend oor
c
Justitie hevelt inrichtingen over naar jeugdzorg Minister Hirsch Ballin (Justitie) en staatssecretaris Ross (VWS) stelden 7 november 2006 vast welke justitiële jeugdinrichtingen worden overgeheveld naar de gesloten jeugdzorg. Het gaat om OGH (Zetten), het Keerpunt (Cadier en Keer), Harreveld (Almelo), het Poortje (Groningen), Rentray (Eefde), De Heuvelrug (Lindenhorst), Den Engh (Ossendrecht) en Den Engh (Den Dolder). In de justitiële jeugdinrichtingen worden nu nog twee verschillende categorieën jongeren met een ernstige gedragsstoornis geplaatst, namelijk jongeren met een strafrechtelijke veroordeling en jongeren met opgroeiof opvoedingsproblemen die om die reden uit huis zijn geplaatst. In het verleden is er door de Tweede Kamer, jongeren en ouders op aangedrongen om de beide groepen jongeren gescheiden te plaatsen. Met de overheveling van capaciteit van de justitiële inrichtingen naar de gesloten jeugdzorg maken de bewindslieden een begin met de scheiding in de opvang van deze twee groepen. De gesloten jeugdzorg is bestemd voor jeugdigen met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, die hun ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Jeugdigen met een strafrechtelijke veroordeling blijven geplaatst in een justitiële jeugdinrichting. De jeugdzorg krijgt hierdoor op 1 januari 2008 de beschikking over ruim 400 gesloten plaatsen. Per 1 januari 2009 komen daar nog 365 plaatsen bij. Meer informatie: www.justitie.nl
c
3000 kinderen van wachtlijst af Jeugdzorgorganisaties verwachten de afspraken die met de provincies zijn gemaakt waar te kunnen maken: dit jaar worden nog eens extra ruim 2000 kinderen hulp geboden. Daarmee voldoet de jeugdzorg aan de prestatieafspraken. Om de wachtlijsten weg te werken stelde staatssecretaris Ross 100 miljoen beschikbaar, waarvan 40 miljoen structureel. ‘Een prestatie van Olympisch niveau’, zo vindt Hans Nieukerke, voorzitter branche Jeugdzorg van de MOgroep. ‘De afspraken zijn begin mei gemaakt en daarna moest de jeugdzorg aan de slag. Ondanks de zomerperiode hebben we nu al ruim 58 procent van de wachtlijst weggewerkt.’ Meer informatie: www.mogroep.nl
Home-Start is een laagdrempelig programma, waarbij een vrijwilliger in de vorm van een vriendschappelijk contact en praktische tips hulp biedt aan gezinnen met jonge kinderen. Inmiddels werkt Home-Start in ruim zestig gemeentes. En met succes. Mandy: ‘Als alleenstaande moeder heb je geen spiegel. Omdat Marjolein ook zelf moeder is, herkent ze situaties die ik tegenkom. Zij is een luisterend oor.’ Kenmerkend voor het programma is dat de vragen en behoeften van het gezin centraal staan. ‘Ik zit op mijn handen’, zegt Marjolein. ‘Mandy geeft aan wat ze wil. Zo ga ik straks mee haar dochtertje uit school halen. Soms doet Mandy even boodschappen en blijf ik even bij haar kind.’ Maar benadrukt ze, ik ben geen oppas of huishoudelijke hulp.
Voorkomen De bezoeken van de vrijwilliger kunnen voorkomen dat problemen ernstiger en langdurig worden. Marjolein: ‘We
Mandy en Marjolein. ‘Mandy geeft aan wat ze wil. Zo ga ik straks mee haar dochtertje uit school halen.’
vergroten het zelfvertrouwen van ouders, versterken hun sociale relaties en stimuleren het om gebruik te maken van beschikbare voorzieningen. Ons uitgangspunt is dat ouders over voldoende mogelijkheden beschikken om hun kinderen adequaat op te voeden.’ Uitdrukkelijk benadrukt zij hier, dat die zaken juist goed gaan bij Mandy thuis. Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat Home-Start helpt. De onderzochte moeders geven aan dat ze het opvoeden als minder zwaar ervaren, ook blijken ze op bepaalde punten beter op te voeden. Tegelijkertijd laten de moeders een afname zien van negatieve controle: ze maken minder vaak gebruik van bijvoorbeeld stem verheffen, fysiek straffen, straffen door hun kind te negeren of weg te sturen. Ook wijzen ze hun kind minder vaak af. Home-Start is in Amsterdam actief in GeuzeveldSlotermeer, Osdorp, Slotervaart en Westerpark. Het programma is alleen beschikbaar voor gezinnen met tenminste één kind onder de zes jaar. Verwijzers kunnen gezinnen attenderen op het programma, maar ouders moeten zelf contact opnemen met Home-Start. Voor meer informatie: www.home-start.nl.
D O O R : M I C H È L E M AT H E Z I N G
Goal! kan meer jongeren helpen Mentorproject Goal kreeg onlangs Europese subsidie, zodat ze honderden extra jongeren aan een coach/mentor helpen. Goal! is een project voor jongeren tussen de 13 en 23 jaar die de verbinding met werk en onderwijs dreigen te verliezen. Jongeren die weinig positieve rolmodellen in hun naaste omgeving hebben, kunnen baat hebben bij een coach die voor hen een voorbeeldfunctie vervult.
R
c
SAKE RIJPKEMA
Aantoonbare kwaliteit in de maak
adar, bureau voor sociale vraagstukken, voert het project Goal! uit voor de gemeente Amsterdam. Ze werkt samen met ongeveer veertig Amsterdamse instellingen, zoals scholen, jongerencentra, jeugdzorginstellingen en de Dienst Werk en Inkomen. Radar werft en traint de mentoren. Dit zijn studenten of mensen met een goede baan of veel levenservaring. Zij zijn geen hulpverleners maar helpen de jongere als vrijwilliger. Een mentorbegeleider van de deelnemende instellingen meldt de jongeren bij Radar aan. Radar zorgt vervolgens voor een geschikte match tussen jongere en coach. Omar Ramadan, projectleider Goal! bij Radar: ‘Jongere en coach ontmoeten elkaar wekelijks gedurende maximaal een jaar. Zij bepalen samen de inhoud van het mentoraat. Er kan ondersteuning geboden worden op het
4
gebied van school, werk, vrije tijd, sociale contacten en persoonlijke ontwikkeling; een coach kan helpen met solliciteren, kan met de jongere meegaan naar een museum of een passende vrijetijdsbesteding helpen vinden.’
Extra geld Sinds 2004 heeft Goal! 1150 jongeren gecoacht en uit onderzoek blijkt dat ruim driekwart van hen hiermee ook is geholpen. Ramadan: ‘Individuele ondersteuning op deze manier blijkt te werken. Het perspectief en het netwerk van jongeren worden verbreed, waardoor ze de kans krijgen meer van hun leven te maken. Door de Europese subsidie kunnen we de komende twee jaar 1400 extra jongeren aan een coach helpen. Dat betekent niet alleen een mooie kans voor instellingen om jongeren een mentoraat aan te bieden, maar ook om mee te delen in de geldstroom. Instellingen die samen met ons mentoraten realiseren, dus zelf een mentorbegeleider aanstellen, krijgen 500 euro per jongere. Dat bedrag kan aardig oplopen, want een mentorbegeleider heeft gemiddeld vijftien jongeren onder zijn hoede. Het is zonde om die geldpot niet ten volle te benutten. En er zijn 550 nieuwe mentoren direct beschikbaar om de begeleiding op te pakken.’ Wanneer een instelling niet in staat is om een mentorbegeleider aan te wijzen kunnen ze toch jongeren aanmelden. Radar zoekt dan een passende mentorbegeleider bij een vergelijkbare instelling. Reeds begeleide jongeren kunnen als ambassadeur optreden om nieuwe jongeren te motiveren zich zelf aan te melden. Meer informatie: www.goal.amsterdam.nl
Jeugdzorg in de regio Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is onder andere verantwoordelijk voor de intake van cliënten. Zij vormt als het ware ‘de voordeur’ voor de jeugdzorg en stelt vast welke hulp kinderen en jongeren en hun ouders nodig hebben. Als kan worden volstaan met kortdurende, relatief eenvoudige hulp, dan verleent Bureau Jeugdzorg deze zelf. Indien meer en/of intensievere hulp nodig is, dan zorgt Bureau Jeugdzorg dat de cliënt wordt geholpen met een zorgprogramma. Deze programma’s worden in de agglomeratie Amsterdam uitgevoerd door vijf instellingen voor Hulp op indicatie (HOI), ook wel zorgaanbieders genoemd: Altra, de Bascule, HVOQuerido, MOC ’t Kabouterhuis en Spirit. Deze bieden zowel ambulante hulp, daghulp als residentiële hulp. Ook is Bureau Jeugdzorg verantwoordelijk voor de indicatiestelling voor kinderen met psychiatrische problematiek. Dit kan onder andere met indicaties die leiden tot de inzet van Persoons Gebonden Budget (PGB).
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugzorg vormt de toegang tot een groot deel van de jeugdhulpverlening in de agglomeratie Amsterdam. Zij verleent hulp, indiceert, verwijst én begeleidt kinderen en jongeren (en hun ouders) zodanig, dat deze de juiste hulp krijgen. Zij werkt hiertoe samen met lokale voorzieningen en de gespecialiseerde jeugdhulpverlening. Ook begeleidt Bureau Jeugdzorg kinderen, jongeren en hun gezin bij de uitvoering van door de rechter opgelegde maatregelen binnen de (gezins-)voogdij en de jeugdreclassering. Bureau Jeugdzorg fungeert als meldpunt voor (vermoedens van) kindermishandeling. Bij al het handelen van Bureau Jeugdzorg staan de rechten van het kind centraal.
Jeugdhulpverlening Deze richt zich op cliënten die op vrijwillige basis met de jeugdzorg te maken krijgen. Daarnaast ondersteunt Bureau Jeugdzorg andere professionals, zodat cliënten geen gebruik hoeven te maken van de meer intensieve jeugdzorg. Naast het houden van dagelijks spreekuur, neemt BJAA deel aan de zorgstructuren van het basis-, voorgezet en speciaal onderwijs. Voor jonge kinderen wordt samengewerkt met de jeugdgezondheidszorg. BJAA is ook de toegangspoort voor de jeugd-ggz, hoewel de huisarts mag blijven verwijzen. In geval kinderen worden bedreigd, kan een zorgmelding bij BJAA worden gedaan waarna volgens een procedure wordt gehandeld. Voor crisissituaties heeft BJAA een crisisteam dat binnen zeer korte tijd ter plaatse is. Als een client
bij BJAA is aangemeld, wordt er een uitgebreide analyse gedaan om vast te stellen wat de kern is van de problematiek en wat voor hulp nodig is. Meestal is geïndiceerde hulp nodig. Wanneer relatief lichtere hulp volstaat, kan Bureau Jeugdzorg hulp- en adviesgesprekken voeren (max. 5). Wanneer de geïndiceerde hulp in gang is gezet, volgt en stuurt Bureau Jeugdzorg de hulp aan indien nodig. Het de taak van Bureau Jeugdzorg om de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek te vragen als de ontwikkeling van een kind wordt bedreigd en/of ouders niet meewerken aan de hulpverlening. Vaak wordt dat voorafgegaan door de eerdergenoemde zorgmelding. Bureau Jeugzorg is daarmee ook de intake-poort van de Raad voor de Kinderbescherming
AANMELDING
TOEGANG EN INDICATIE
Scholen
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam
Politie
• Jeugdbescherming
Maatschappelijk werk
Voogdij In de Nederlandse wet staat dat iedereen die jonger is dan achttien jaar onder gezag moet staan. Als er geen ouder is die het gezag kan uitoefenen, dan kan in de agglomeratie Amsterdam de voogdij worden opgedragen aan Bureau Jeugdzorg. De voogdijwerker behartigt dan namens Bureau Jeugdzorg de belangen van de minderjarige en neemt de belangrijke beslissingen.
Jeugdreclassering Als een jongere in aanraking komt met de politie en er een proces-verbaal wordt opgemaakt, dan kan – na een beslissing van een bevoegde justitiële instelling – de jeugdreclassering worden ingeschakeld om herhaling te voorkomen. De jeugdreclasseringwerker betrekt de situatie op het werk of school, de vrijetijdsbesteding, vriendenkring en de thuissituatie bij de begeleiding, en zal de jongere intensief motiveren en controleren.
Opvoedondersteuning Bureau Jeugdzorg biedt ouders en professionals ondersteuning bij vragen over opgroeien en opvoeden. Hiertoe verzorgt Bureau Jeugdzorg trainingen en kan men terecht bij diverse Opvoedwinkels.
Onderwijshulpverlening Op alle scholen voor voortgezet onderwijs is een onderwijshulpverlener werkzaam. Deze biedt schoolfunctionarissen advies en consult. In overleg met de school worden indicaties opgesteld en worden hulpen adviesgesprekken geboden. Voor een overzicht van het totale aanbod van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam: www.bjaa.nl.
Altra MOC ‘t Kabouterhuis
• Jeugdreclassering
Spirit • Advies- en Meldpunt
Kinderopvang
Kindermishandeling
overigen
HVO-Querido De Bascule
Artsen
Raad voor de Kinderbescherming
Gezinsvoogdij De gezinsvoogd ondersteunt een gezin als een kind door de situatie thuis niet meer goed en/of veilig kan opgroeien. Deze begeleiding start na een uitspraak van de kinderrechter. De gezinsvoogd geeft de ouder(s) bindende adviezen en ondersteunt bij de verzorging en opvoeding van het kind.
ZORGAANBOD
Overigen
Hulp op maat Altra biedt hulp op maat. Dat betekent dat er een groot aantal programma’s wordt geboden, afgestemd op de de specifieke behoeften en vragen. Zo biedt Altra crisisopvang voor heel jonge kinderen die niet meer thuis kunnen wonen, crisishulp voor gezinnen die in acute problemen zijn gekomen en een reeks hulpprogramma’s voor kinderen en jongeren in alle leeftijdscategorieën. Aanstaande tienermoeders krijgen hulp bij de opvoeding van hun kind en worden geholpen op weg naar zelfstandigheid. De programma’s verschillen in duur en intensiteit. De meeste hulp is ambulant, dat wil zeggen dat de kinderen een of meerder keren in de week naar een van de locaties van Altra komen. Soms ook wordt de hulp thuis geboden. De hulp aan jonge moeders en de crisishulp voor jonge kinderen is residentieel: de moeders en kinderen wonen dag en nacht in een van de opvang- of leefgroepen van Altra.
Hulp op school Steeds meer hulpverlening vindt tegenwoordig op of vanuit de scholen plaats. Een bekend voorbeeld is het schoolmaatschappelijk werk dat voorziet in kortdurende hulp aan ouders van leerlingen met wie het op de basisschool niet goed gaat. Leerkrachten kunnen advies krijgen hoe ze het beste kunnen omgaan met het gedrag van de kinderen. Een ander voorbeeld is de Ouder-Kindtraining, bedoeld voor kinderen met gedragsproblemen en voor ouders die onvoldoende in staat zijn tot opvoeden. Het programma heeft een preventief karakter en vindt deels op school, deels bij de ouders thuis plaats. Voor het voortgezet onderwijs is er onder andere het Switchproject ontwikkeld. Het project is bedoeld voor leerlingen die zonder extra hulp en begeleiding een grote kans lopen vroegtijdig de school te verlaten.
werken toe zijn, proberen we door middel van stages voor te bereiden op een baan. Het Altra College telt veertien afdelingen verspreid over Amsterdam, Zaanstreek en Waterland. Voor meer informatie: 020 – 555 8 333
De Bascule De Bascule is een academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie waar kinderen, jongeren én hun ouders terecht kunnen als er sprake (of een vermoeden) is van kinder- en jeugdpsychiatrische problematiek. De Bascule onderzoekt, behandelt en begeleidt zowel kinderen, jongeren als gezinnen. Daarnaast biedt de Bascule ook consultaties aan andere hulpverleners. De Bascule biedt hulp vanuit verschillende locaties in de regio Amsterdam en de Gooi en Vechtstreek. De hulp wordt geboden in de vorm van poliklinische behandeling, dagbehandeling of dag-en-nachtbehandeling. Bij de invulling van de behandelingen wordt onder andere gebruik gemaakt van methodieken waarvan de werking wetenschappelijk is bewezen. De Bascule werkt nauw samen met de Vrije Universiteit en het AMC/Universiteit van Amsterdam. Het hulpaanbod van de Bascule is verdeeld in clusters.
Cluster kinderen Met de zorglijnen: • emotionele stoornissen • gedragsstoornissen • autistisch spectrum stoornissen • kinderpsychiatrische leerlingondersteuning
Cluster jeugd Met de zorglijnen: • emotionele stoornissen • gedragsstoornissen • autistisch spectrum stoornissen en psychosen • mandometercentrum (behandeling van eetstoornisssen)
Speciaal onderwijs
Altra Altra biedt hulp aan kinderen en jongeren die zijn vastgelopen of dreigen vast te lopen in hun ontwikkeling en aan ouders die steun nodig hebben bij de opvoeding. Ook scholen kunnen een beroep doen op Altra bij de begeleiding van hun leerlingen.
Altra helpt scholen en leerkrachten, maar geeft zelf ook onderwijs. Op het Altra College wordt les gegeven aan jongeren die zich door gedragsproblemen niet kunnen handhaven binnen het reguliere voortgezet onderwijs. Ze krijgen hier een nieuwe kans, zodat ze terug kunnen naar de school die het beste past bij hun mogelijkheden. De leerlingen die aan
5
Cluster forensische jeugdpsychiatrie Biedt hulp aan jongeren die met justitie in aanraking zijn gekomen (of dreigen te komen) en bij wie er sprake is van psychiatrische problematiek.
REC BovenAmstel
Jeugdzorg in de regio Amsterdam Cluster psychiatrie voor kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking Biedt hulp aan verstandelijk gehandicapte kinderen en jongeren met een (vermoeden) van psychiatrische problematiek.
Cluster psychiatrische gezinsbehandeling Biedt hulp aan multi-problem gezinnen waar sprake is van (een vermoeden van) psychiatrische problematiek bij ouders en/of kind.
Cluster therapeutische gezinsverpleging Onderzoekt en begeleidt kinderen met psychiatrische problematiek die niet meer thuis kunnen wonen naar een plaatsing in een specialistisch pleeggezin.
Cluster scholen voor speciaal onderwijs De Pionier en de Professor Waterinkschool integreren onderwijs en begeleiding van kinderen die bij de Bascule in behandeling zijn.
Cluster speciaal onderwijs en zorg Onderzoekt en begeleidt kinderen met leer- en opvoedingsproblemen. Verricht tevens onderzoek en ontwikkelt nieuwe werkwijzen voor het speciaal en regulier onderwijs.
Regionaal Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie (RCKJP) Gooi en Vechtstreek Voor kinder- en jeugdpsychiatrische diagnostiek en behandeling in de Gooi en Vechtstreek (in samenwerking met de Symfora groep).
Orthopsychiatrische residentiele voorziening Amsterdam Langdurige hulp en opvang voor kinderen en jongeren met gedragsproblemen of psychiatrische problematiek (in samenwerking met Spirit). Voor meer informatie: www.debascule.com of het Centraal Aanmeld- en informatiepunt: 020 – 890 19 01.
Medisch Orthopedagogisch Centrum ’t Kabouterhuis MOC ’t Kabouterhuis biedt hulp aan jonge kinderen tot acht jaar met ernstige gedragsproblemen of complexe ontwikkelingsproblematiek en hun ouders. Ze biedt multidisciplinair onderzoek en behandeling van het kind en begeleiding van het gezin. Uitgangspunt daarbij is: Samen met ouders zorgen voor een optimale ontwikkeling van het kind.
Dagbehandeling voor kinderen Van anderhalf tot zeven jaar. Voltijd of deeltijd in combinatie met intern onderwijs en begeleiding van het gezin. Er zijn speciale groepen voor jonge kwetsbare kinderen tot vier jaar, die zowel lichamelijk als sociaalemotioneel extra kwetsbaar zijn. Ook is er een speciale groep voor kinderen die een stoornis in het autistisch spectrum hebben. Binnen de dagbehandelinggroepen bestaat de mogelijkheid voor een observatieplaatsing van drie tot zes maanden
Ambulante gezinsbehandeling Voor gezinnen met kinderen tot acht jaar waarbij de kinderen gewoon naar school of de kinderopvang gaan. De behandeling vindt plaats in de thuissituatie eventueel in combinatie met advies aan andere opvoeders in de school-of opvangsituatie van het kind. Praktisch pedagogische gezinsbegeleiding (PPG), richt zich op gezinnen met kind(eren) met een ontwikkelingsachterstand of een lichtverstandelijke handicap in de thuissituatie. (PPG is tevens beschikbaar voor gezinnen waar een of beide ouders moeilijk lerend zijn.)
Okido Begeleiding op het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal of voorschool van het kind. Een medewerker van MOC ’t Kabouterhuis komt naar de opvang toe om begeleiding te bieden aan de leidsters van het kind.
Diagnostiek • via een consultatieplaatsing, een observatieplaatsing van zes weken op een van de dagbehandelinggroepen inclusief onderzoek. • via de uitzoekmodule, observatie (thuis/ op school of in de opvang) en onderzoek binnen zes weken. • via VTO- coördinatie (vroegtijdige onderkenning ontwikkelingsproblemen bij kinderen t/m vier jaar) VTO-coördinatie kan onderzoeken aanvragen bij ’t Kabouterhuis. Voor meer informatie: 020 – 644 53 51 of www.kabouterhuis.nl
Spirit
Indicatie
Spirit helpt opvoeders en jeugdigen met oplossen van problemen bij opvoeden en opgroeien. De meeste hulp biedt Spirit in elke regio van Amsterdam en omstreken. Naast dit hierna beschreven basisaanbod, biedt zij diverse andere hulpvormen. Het basisaanbod bestaat uit:
Ambulante spoedhulp met kleinschalige acute opvang Als er acuut hulp nodig is, geeft een hulpverlener intensieve hulp bij het gezin thuis. Zonodig vindt daarnaast direct opvang plaats van een jeugdige voor een paar nachten in een huis voor Kleinschalige Acute Opvang of in een pleeggezin.
Hulp van de regionaal ambulante teams Bij deze intensieve, ambulante hulpverlening zoekt Spirit met de jeugdige en de gezinsleden uit, wat er voor hem of haar nodig is om de problemen die er zijn op te lossen door middel van verschillende methodieken, praktische ondersteuning en advies.
Crisissituatie Pleegzorg Voor een jeugdige die tijdelijk niet in zijn of haar eigen gezin kan wonen, maar voor wie opvang in een gezinssituatie wel het beste zou zijn, zoekt Spirit een passend pleeggezin in het sociale netwerk van het gezin en anders in haar pleeggezinnenbestand.
Beter met Thuis
HVO-Querido HVO-Querido biedt opvang, woonbegeleiding en dagactiviteiten aan Amsterdammers die dat nodig hebben: dak- en thuislozen, vrouwen en gezinnen in nood en mensen met psychiatrische problemen. Jong en oud, mannen en vrouwen. Voor jeugdigen biedt HVOQuerido twee programma’s.
Beter met Thuis biedt ambulante hulp en hulp met verblijf, bij de opvoeding van kinderen van zes tot en met vijftien jaar die tijdelijk niet, continue, thuis kunnen wonen. Aan deze hulp is vaak al andere hulp vooraf gegaan en is het noodzakelijk gebleken dat het kind tijdelijk ergens anders verblijft. Samen met de ouders of andere opvoeders, werkt Spirit aan de terugkeer naar huis of anders naar een andere gezinssituatie.
Wonen kun je leren De HVO-Querido afdeling BWA leert jeugdigen van 16 tot 23 jaar zelfstandig wonen in een reguliere woning. Op eigen benen staan vereist praktische vaardigheden als verantwoord omgaan met geld en goed, jezelf en de omgeving. Leren wonen kan zowel individueel als in een groep.
Alexandria HVO-Querido biedt in Alexandria opvang en begeleiding aan 25 jonge vrouwen tussen de 18 en 23 jaar: dak- en thuislozen, zwangere vrouwen en jonge moeders. De hulp bestaat uit een combinatie van wonen en begeleiding. In Alexandria leren de vrouwen zelfstandig wonen. Voor meer informatie 020 - 462 00 50 of www.hvoquerido.nl.
Voor toelating tot het onderwijs van het de scholen van het REC BovenAmstel of voor toelating tot de ambulante begeleiding van het REC BovenAmstel (de rugzak) is een indicatie nodig: een cluster 4 indicatie. Cluster 4 staat voor speciaal onderwijs voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische stoornissen. Voor een cluster 4 indicatie moet worden aangetoond dat een leerling een ernstige onderwijshindernis ondervindt, dat het zorgsysteem van de school en externe hulpverlening niet voldoende is en dat er sprake is van een gediagnosticeerd gedragsprobleem en/of psychiatrische stoornis. Voor een rugzak moet worden aangemeld (formeel door de ouders) bij het centraal loket van het REC BovenAmstel bij de Bascule met gebruikmaking van het aanmeldingsformulier, dat van de website is af te halen: www.recbovenamstel.nl Voor aanmelding gericht op een schoolplaatsing vindt aanmelding rechtstreeks bij de school dan wel schoolafdeling plaats.
16+ 16+ helpt opvoeders en jongeren van zestien en zeventien jaar samen problemen op het gebied van opgroeien en opvoeden aan te pakken. De hulp wordt thuis in het gezin gegeven. De jongere kan tijdelijk in een woonruimte van Spirit verblijven. De hulp richt zich op terugkeer naar huis. Als terugkeer niet meer kan, dan wordt naar een andere oplossing gezocht, bij voorkeur bij familie of vrienden.
Echt-recht Conferentie Wanneer jeugdigen verantwoordelijkheid willen nemen voor een ‘wandaad’ die zij hebben gepleegd, kan een ‘Echt-recht Conferentie’ worden georganiseerd. Hier kunnen de dader, het slachtoffer zijn of haar familie en vrienden de gebeurtenis bespreken en een plan maken hoe de aangerichte schade enigszins hersteld kan worden. Voor meer informatie: www.spirit.nl of 020 – 5 400 500
6
Naast plaatsing met een indicatie is in crisissituaties onder bepaalde voorwaarden directe tijdelijke plaatsing in een cluster 4 school mogelijk. Dit kan in een Transferium of op een Op De Rails plaats. Plaatsing gaat uitsluitend via de samenwerkingsverbanden voor primair of voortgezet onderwijs, waarmee het REC BovenAmstel daarover afspraken heeft of via een leerplichtambtenaar (bij thuiszitters).
Aangesloten scholen E.J. van Detschool IJsbaanpad 7 - 1076 CV Amsterdam t: 020 - 676 98 49 em:
[email protected] De Pionier Rijkstraatweg 145 - 1115 AP Duivendrecht t: 020 - 698 21 31 em:
[email protected] Professor Waterinkschool Moreelsestraat 19 - 1071 BJ Amsterdam t: 020 - 679 86 27 em:
[email protected] Bets Frijlingschool Tafelbergweg 25 - 1105 BC Amsterdam t: 020 - 566 21 48 em:
[email protected] A.H. Gerhardschool Valentijnkade 62 - 1095 JL Amsterdam t: 020 - 665 18 11 em:
[email protected] Mr. G.T.J. de Jonghschool Terpstraat 36 - 1069 TV Amsterdam t: 020 - 410 07 40 em:
[email protected] De Kleine Prins Orteliusstraat 28 - 1057 BB Amsterdam t: 020 - 683 80 09 em:
[email protected] Altra College Plantage Middenlaan 33 - 1018 DB Amsterdam t: 020 - 555 83 33 em:
[email protected] De Wetering Gaasterlandstraat 7 - 1079 RH Amsterdam t: 020 - 644 22 32/644 02 69 em:
[email protected]
VOORTGEZET SPECIAL ONDERWIJS c
Problematiek maakt samenwerking noodzakelijk Indicatie REC Amsterdam telt een kleine duizend jongeren die voortgezet speciaal onderwijs (vso) volgen omdat ze kampen met (ernstige) gedrags- en/of psychiatrische problemen. Al deze jongeren zijn ook cliënt van de jeugdzorg, omdat dit een van de indicatiecriteria voor dit type onderwijs is. Het is dan ook logisch dat er talloze dwarsverbindingen zijn tussen de jeugdzorg en het speciaal onderwijs. De hulpvraag van de jongeren (en hun ouders) overstijgt namelijk veelal het werkveld, zodat onderwijs, jeugdzorg en jeugdpsychiatrie intensief moeten samenwerken. Dat gaat niet altijd even makkelijk omdat elke sector zijn eigen cultuur heeft, maar vooral ook een eigen financieringsstructuur. Toch komt de samenwerking steeds meer van de grond, vooral ook omdat de problematiek van de kinderen deze samenwerking noodzakelijk maakt.
Vanaf 1 augustus 2003 is in het onderwijs de Wet op de Leerling Gebonden Financiering van kracht. Deze wet geeft ouders van een kind met ernstige gedrags- of psychiatrische problemen het recht om die school voor hun kind te kiezen die zij het meest geschikt vinden. Dat kan een school voor speciaal onderwijs zijn of een gewone school. De gewone school krijgt (uit de zogenaamde rugzak) extra middelen voor bijvoorbeeld meer leerkrachten of voor ambulante begeleiding. Om in aanmerking te komen voor Leerling Gebonden Financiering moeten ouders hun kind een indicatie aanvragen bij de Commissie voor Indicatiestelling. Een uitgebreide beschrijving van de indicatieprocedure is te vinden op www.recbovenamstel.nl.
c
REC staat voor Regionaal Expertise Centra, de regionale overkoepelende organisatie voor het speciaal onderwijs. Er zijn vier soorten REC’s, allen bedoeld voor een specifiek type leerling: cluster 1: kinderen met een visuele beperking cluster 2: kinderen met een auditieve beperking cluster 3: kinderen met een lichamelijke en/of een geestelijke beperking cluster 4: kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen.
• • • •
D O O R : TA M A R A F R A N K E
Zo goed mogelijk helpen een nieuwe start te maken
Parktijkschool
In Amsterdam zijn twee scholen voor voortgezet speciaal onderwijs in het cluster voor kinderen met gedrags- en psychiatrische stoornissen (het vroegere ZMOK), het Altra College en De Wetering. Samen goed voor een kleine 900 leerlingen. Wat is voortgezet speciaal onderwijs en hoe werkt het? Een gesprek met twee directeuren.
‘H
et grote verschil met regulier onderwijs is dat bij ons het uitgangspunt altijd is: deze kinderen hebben een probleem en hoe kunnen we ze zo goed mogelijk helpen om weer een nieuwe start te maken. Op onze scholen heerst een ander pedagogisch klimaat’, zegt Sjerry van Vlerken, directeur van het Altra College. ‘Wij werken in kleine groepen van zeven tot maximaal veertien leerlingen met een bijzonder gedifferentieerd onderwijsaanbod. Elke leerling heeft zijn of haar eigen lesprogramma. Waarbij wij de leerlingen niet alleen helpen met de leerstof, maar ze ook begeleiden in het leren omgaan met hun gedragsproblemen. Iedere kind is immers anders met eigen sterke kanten en beperkingen. En het doel van ons onderwijs is de leerlingen in staat te stellen terug te keren in het reguliere onderwijs, of ze zodanig voor te bereiden dat ze in staat zijn om met succes deel te nemen aan het arbeidsproces, of een combinatie van beide. Daarbij krijgen ze zolang dat nodig is ambulante begeleiding. Afhankelijk natuurlijk van de aard van de gedragsproblemen en de thuissituatie.’ Daarnaast heeft het Altra College nog een specifieke afdeling. Van Vlerken: ‘Bij kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum, zal deze stoornis nooit verdwijnen, wij hebben een HAVO/VWO afdeling waar ze wel hun diploma kunnen halen en werken nauw samen met de Bascule.’
verzorgt het Altra College onderwijs aan jongeren die in instellingen zijn geplaatst zoals het JOC en De Bascule. De Wetering heeft één vestiging en richt zich vooral op praktijkonderwijs. Bij beide scholen werken de leerlingen op hun eigen niveau en hebben de mogelijkheid tot het halen van deelcertificaten op vmbo-niveau.
‘Wij zijn met De Wetering in ontwikkeling om een echte praktijkschool te worden, met de nadruk op de praktijkvakken zoals techniek, computer, verzorging en sport. We werken met kleine klasjes van maximaal tien leerlingen met een vaste groepsmentor die de hele dag voor hen beschikbaar is’, vertelt Frank Schaap, directeur van De Wetering. ‘Het gaat om leerlingen met sociale, emotionele, relationele en autoriteitsproblemen. Kinderen die zich niet aan afspraken en regels kunnen houden en geen respect voor hun omgeving hebben. Daarom besteden wij veel aandacht aan de sociale vorming. Voor hun toekomst is het belangrijk dat ze sociale vaardigheden leren en leren omgaan met hun beperkingen. Dat leren ze bij ons in een veilige schoolomgeving waarbij de leerlingen zich prettig voelen en gepast individueel onderwijs volgen. Zo kun je het maximale bereiken met deze kinderen.’ Meer informatie www.altracollege.nl en www.vsodewetering.nl
Het Altra College en De Wetering zijn bedoeld voor kinderen met gedragsproblemen en/of psychiatrische stoornissen. In de praktijk zijn dat grotendeels kinderen met dusdanige gedragsproblemen dat ze zich hierdoor niet kunnen handhaven binnen het reguliere (voortgezet) onderwijs. Daarom bezoeken ze een van deze REC scholen. Het Altra College heeft diverse vestigingen in Amsterdam, Zaanstreek en Waterland. Ook
SAKE RIJPKEMA
Gedragsproblemen
Leerlingen krijgen les op De Wetering. ‘We werken met kleine klasjes van maximaal tien leerlingen met een vaste groepsmentor die de hele dag voor hen beschikbaar is.’
7
VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Veilige benadering van de rugzak Leerlingen op De Apollo krijgen tekenles. ‘Deze leerlingen zijn vooral gebaat zijn bij een duidelijke en consequente benadering.’
SAKE RIJPKEMA
ning in het omgaan met de rugzakkinderen. Daarnaast kunnen ze rekenen op advies van onder meer psycholoog en orthopedagoog. De mentor speelt een centrale rol in de begeleiding van de rugzakkinderen. ‘In de middagpauze eten de kinderen bijvoorbeeld een boterham samen met hun eigen mentor. Daarnaast heeft elk kind een ambulant begeleider, een vertrouwenspersoon die er speciaal is voor het kind. Ze kunnen hun verhaal kwijt en krijgen van de begeleider ook persoonlijke tips.’
Mentorgroep Het aantal rugzakkinderen (kinderen met een leerlinggebonden financiering) groeit snel. Vooral op scholen die van oudsher een sterke zorgstructuur hebben, zoals De Apollo en De Wissel. Hoe begeleiden zij deze leerlingen?
R
ugzakleerlingen zijn meer dan andere leerlingen gebaat bij orde, rust en regelmaat, vertelt Elly Hählen, locatiedirecteur van de Apolloschool. Zij heeft daarom eenduidige huisregels ingevoerd op school. Geen petten op en mobieltjes mogen niet zichtbaar zijn. ‘Heeft een leerling toch zijn mobieltje aan, dan moet hij deze bij mij inleveren. Eind van de dag mag hij het komen ophalen. Gebeurt het nog een keer, dan gaat het mobieltje voor drie dagen mijn bureaula in.’ Het klinkt streng, maar Hählen heeft geleerd dat de scholieren van de Apolloschool, een vmbo-t in
Buitenveldert, vooral gebaat zijn bij een duidelijke en consequente benadering. De Apolloschool telt tachtig rugzakkinderen. Een groot deel daarvan heeft een autistische stoornis. ‘Dat zijn kwetsbare kinderen die snel van slag raken als de dingen anders gaan dan ze gewend zijn. Maar we hebben ook rugzakkinderen met ADHD of grensoverschrijdend gedrag. Ook zij hebben een duidelijke structuur nodig.’
Boterham De rugzakkinderen op de Apollo zitten in gemengde groepen, al proberen de docenten de autistische en ook de drukke kinderen zoveel mogelijk bij elkaar in aparte klassen te plaatsen. ‘Voor de kinderen is dat prettiger en bovendien kun je dan makkelijker klas en docent met elkaar matchen. De ene docent kan namelijk beter overweg met autisten, de andere met ADHD’ers.’ Docenten op de Apolloschool krijgen regelmatig trai-
Vmbo De Wissel, dat dertig rugzakkinderen heeft, kiest eveneens voor een veilige benadering, vertelt directeur Stefan ten Brink. ‘De kinderen zitten bij elkaar in kleine klassen. Elke klas heeft een eigen mentor, die ook 70 procent van de lessen geeft. En bij de 30 procent die door andere docenten gegeven wordt, is altijd de mentor of een vertrouwde klassenassistent aanwezig.’ Het is een stokpaardje van hem, stelt Ten Brink. ‘Deze kinderen zijn gebaat bij structuur en duidelijkheid. In het basisonderwijs hebben ze één meester of juf, maar in het voortgezet onderwijs krijgen ze plotseling allemaal verschillende docenten. Daar kunnen ze helemaal niet mee omgaan. Aanvankelijk was het ook onze bedoeling om ze de eerste twee jaar in aparte klassen les te geven, waarna ze zouden doorstromen naar groep 3 van een reguliere vmbo. Maar voor veel van deze kinderen is dat te hoog gegrepen. Zij zijn het beste af in de eigen mentorgroep.’
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Spreekbeurt deed wonderen Zijn scholen voorbereid op de komst van rugzakleerlingen? En wat betekent een rugzakleerling voor leerlingen en docenten? Een voorbeeld uit de praktijk.
H
et Gerrit van der Veen College is een school voor havo en vwo, met ongeveer zeshonderd leerlingen. Sinds drie jaar telt de school ook vijf rugzakleerlingen. ‘Dat zijn allemaal autistische kinderen,’ vertelt Helga van Raam, muziekdocente en mentor van één van de vijf rugzakleerlingen. ‘Het zijn bijzondere kinderen, omdat hun gevoelens dicht onder de oppervlakte liggen en ze een sterk rechtvaardigheidsgevoel hebben. Je betrapt ze niet snel op een leugentje of eens spieken bij de buurman. Het zijn kinderen die zich aan de zichtbare
feiten houden. Soms is dat ook lastig. Als je zegt: “je krijgt mij niet op de kast”, dan vatten ze dat letterlijk op. “Hoezo? Waar staat dan een kast?”’
Mentorles De mentorleerling van Van Raam heeft zijn plek gevonden in de klas. Zeker sinds hij tijdens de mentorles een spreekbeurt hield over zijn autistische stoornis. Van Raam: ‘Daarin vertelde hij hoe dat zich vertaalt in zijn gedrag en lichaamshouding. Als hij boos is, kan hij bijvoorbeeld heftig grommen of met zijn handen wringen. Die spreekbeurt ging heel goed en hij kreeg ook applaus van de klas. Leerlingen reageerden er goed op. Sommigen zeiden: “Goed dat je dat vertelt. Nu kan ik je gedrag beter begrijpen.”’ Van Raam spreekt haar mentorleerling twee keer per
8
week. Dat heeft hij nodig om zijn verhaal te kunnen vertellen, zegt ze. ‘Het is een tip van ambulant begeleidster Hanneke Valken. Zij helpt me om deze jongen te kunnen begeleiden. Ze vertelt bijvoorbeeld hoe ik moet luisteren, dat het belangrijk is om altijd rustig te blijven, en vooral: dat je er moet zijn als het nodig is. Niet 24 uur per dag, maar door duidelijke afspraken. Voor deze kinderen is elke dag een chaos. Als de tram eens niet rijdt, zijn ze in paniek. Structuur bieden is dan belangrijk.’ Hanneke Valken is ambulant begeleider van 34 rugzakkinderen, verspreid over meerdere scholen. In principe ziet ze elk kind een half uur per week. Soms meer, soms minder, afhankelijk van wat nodig is. Eén keer per jaar geeft ze samen met een collega algemene voorlichting aan docenten over autistische kinderen. Daarnaast heeft ze regelmatig individueel contact met docenten en mentoren. ‘Ik geef dan vooral concrete tips over hoe ze met deze kinderen kunnen omgaan. Mijn centrale boodschap is altijd: duidelijkheid en structuur bieden. De meeste docenten pakken die boodschap goed op.’
VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS DOOR: SUZAN HILHORST
De Bascule op school: zorg op locatie Tot een jaar geleden werden jongeren met psychiatrische problemen van REC4-scholen, doorverwezen door medewerkers van Bureau Jeugdzorg Amsterdam (BJAA). Steeds vaker merkte BJAA dat ze de jongeren niet goed konden helpen: de hulp kwam langzaam op gang en niet altijd werden de leerlingen goed doorverwezen. Er werd een samenwerking opgezet met De Bascule.
J
an van Driel is clustermanager jeugd en werkt voor De Bascule op een school voor speciaal onderwijs: ‘Twee tot vier uur per week ben ik op de school aanwezig. Ik heb intensief contact met de begeleidingscommissie: de zorgcoördinator, de maatschappelijk werker en de schoolarts. Als deze commissie raad nodig heeft, komen ze naar mij.’ Jongeren op een REC-school kampen soms met psychiatrische problemen en/of gedragsstoornissen. De scholen zijn op deze problematiek afge-
stemd, wanneer jongeren het op deze school óók niet volhouden, is er meer aan de hand. De begeleidingscommissie selecteert jongeren die meer hulp nodig hebben en overlegt met de Bascule over de aanpak. Van Driel: ‘In dat geval praten we met het kind, we bezoeken de ouders, we kijken hoe het kind zich in sociaal opzicht gedraagt, hoe het functioneert op school. In de psychiatrie hebben we één basisregel: als een mens op meerdere levensterreinen vastloopt, dan is gespecialiseerde hulp nodig. Overleg met de begeleidingscommissie is van groot belang omdat zij vaak een goed zicht hebben op die levensterreinen: de klassen zijn klein en er is dus veel contact met de leerlingen.’
Snelle verwijzing Van Driel is tevreden met de samenwerking: ‘Sinds wij op de scholen aanwezig zijn, worden jongeren beter en sneller doorverwezen. Daarnaast kunnen we de begeleidingscommissie adviseren over hoe ze met bepaalde situaties kunnen omgaan. We zitten nu meer op een lijn met alle instanties, waardoor de zorg beter op elkaar
afgestemd kan worden. Ons streven is dat de jongeren gewoon op school kunnen blijven, maar we verwijzen soms ook door naar een kliniek of naar een dagbehandeling.’ Door het werk van de Bascule op de REC-scholen, verdwijnt een drempel. Van Driel: ‘Veel jongeren hebben vooroordelen ten opzichte van psychiaters. Door de aanwezigheid van De Bascule op de scholen, is het makkelijker onze zorg te accepteren.’ De Bascule-medewerkers verwijzen nu alleen nog door naar een andere instelling. Maar, Van Driel zou in de toekomst ook graag de behandeling op de school zelf mogelijk maken. ‘Voor sommige jongeren is het makkelijker therapie te krijgen op school. Voor die groep is het een té hoge drempel om naar een andere locatie in de stad te moeten. En ik denk dan niet alleen aan therapie: ook groepstrainingen, zoals ‘omgaan met agressie’ zouden veel vruchten kunnen afwerpen, als ze op de scholen zelf worden gegeven.’ Voor meer informatie: www.debascule.com
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Zorgplicht: ‘Leerlingen niet apart behandelen’
‘O
f het REC veel langer bestaat dan 2010, betwijfel ik’, zegt Gruppen. ‘Volgens het voorstel van de minister verdwijnt de aparte subsidiestructuur voor de REC’s en de REC-scholen. Ik vind dat een gunstige ontwikkeling, mits de veranderingen geleidelijk worden doorgevoerd en het speciaal onderwijs wordt omgevormd tot een serviceorganisatie voor het reguliere onderwijs. Gezien de recente discussie tussen de minister en de Tweede Kamer ziet het daar wel naar uit.’ De voorzitter van het REC is dus voorstander van het opheffen van zijn eigen organisatie? Gruppen: ‘Ik vind het belangrijk dat het reguliere voortgezet onderwijs deze leerlingen ook als hun kinderen beschouwt. Het is helemaal niet goed leerlingen apart te behandelen. Je ziet ook dat discussies over het speciaal onderwijs vooral gaan over subsidies en indicatiestellingen.’
Goed onderwijs ‘Het gaat er om dat een leerling goed onderwijs kan volgen’, betoogt Gruppen. ‘Ook als hij gedragsproblemen of fysieke handicaps heeft. Nu denken veel schoolbesturen bij een probleemleerling nog “hupsakee, weg ermee”. Gewoon omdat die mogelijkheid bestaat. Als dat niet meer kan, moeten de schoolbesturen zelf een oplossing zoeken. Je zult dan zien dat ze een deel van de leerlingen gewoon in de klas kunnen opvangen, met extra ondersteuning.’ Gruppen waarschuwt er wel voor niet dezelfde fout te maken als bij “Weer Samen Naar School” en de VMBOvorming: ‘Er zijn toen bepaalde vormen van onderwijs, zoals de ivo-mavo afgeschaft, met het idee “we doen net
of er niets aan de hand is”. Het gevolg is dat leerlingen die eerst naar deze vorm van onderwijs gingen, nu in het reguliere onderwijs terecht komen zonder extra ondersteuning. Ik heb scholen in Amsterdam hierdoor in snel tempo zien veranderen. Wat eerst een school voor vwo, havo en mavo was, is nu een vmbo-school met alleen probleemleerlingen.’
Speciale groep Hoe moet het dan wel? Gruppen: ‘Zoals gezegd, kun je een deel van de leerlingen gewoon in de klas opvangen. Voor een ander deel zul je speciale groepen moeten creëren. Die ontwikkeling zien we nu al bij “De Wissel” en “De Apollo”, waar ze apart groepjes hebben voor leerlingen met PDD-NOS en een stoornis in het autistisch spectrum. Uiteindelijk blijft een groep over die gebaat is bij een aparte school, zoals leerlingen met psychiatrische problematiek en ernstige gedragsproblemen . Het grote verschil met nu is echter dat het regulier onderwijs voor deze aparte school verantwoordelijk is en niet een aparte organisatie als het REC.’ Dreigt daarmee niet de expertise van het REC verloren te gaan? Gruppen: ’ Ik denk dat we het aanbod zo interessant moeten maken, dat reguliere schoolbesturen het willen inkopen. Er zullen veel lesplaatsen nodig blijven voor specifieke groepen, zoals leerlingen met psychiatrische en gedragsproblemen. Daarnaast zal het speciaal onderwijs allianties moeten aangaan met bij-
9
SAKE RIJPKEMA
Gerard Gruppen, voorzitter van REC BovenAmstel, staat achter de zorgplicht die de minister van Onderwijs nastreeft. De notitie “Zorgstructuren in het funderend onderwijs” wil een einde maken aan de huidige organisatie voor het speciaal onderwijs en de schoolbesturen ervoor verantwoordelijk maken dat alle leerlingen een passend onderwijsaanbod krijgen. Gruppen: ‘Nu is het nog te vaak “hupsakee, weg ermee”.’
Leerlingen krijgen praktijkles op De Wetering: ‘Ik vind het belangrijk dat het reguliere voortgezet onderwijs deze leerlingen ook als hun kinderen beschouwt.’
voorbeeld zorginstellingen, zoals dat nu al gebeurd bij de Transferia.. Het is belangrijk dat we de problematiek niet geïsoleerd bekijken, maar samen tot een oplossing komen.’
DOOR: MARTIN GERRITSEN
Oefenen doe je in de praktijk ’We proberen aan de hand van de informatie van leerkrachten en ouders werk te vinden dat binnen het bereik van deze leerlingen ligt’, zegt Ron Lang, stagedocent aan De Wetering.
‘O
nze leerlingen zijn sociaal niet erg sterk’, zegt Lang in werkkamer. ‘Dat is de reden dat ik de eerste keer altijd met ze meega naar een sollicitatiegesprek. Een goede houding leer je namelijk met onze leerlingen niet in een simulatiespel. Dat oefen ik dus in praktijk. Dan kan ik zeggen voor we het bedrijf in gaan dat ze hun pet af moeten zetten, hun kauwgom uit moeten doen en even recht moeten zitten.’
Supermarkt De supermarkt is altijd de eerste stage die de leerlingen moeten doorlopen. ‘Daarvoor heb ik goede contacten met de C1000 en Albert Heijn’, zegt Lang. ‘Doel van de stage is dat ze het gevoel krijgen wat werken is. Hoe stel je je op in een groep? Wat is teamwerk? Hoe ga je om met je chef? Wat doe je als de zoveelste klant waar vraagt waar het zout staat? Het werk wat ze doen is op zich minder belangrijk. Sommigen doen eenvoudige klusjes, anderen mogen op een gegeven moment fifovullen (first in first out – red.). Uiteindelijk gaat het erom hoe hun werkhouding is en hoe ze bijvoorbeeld omgaan met opdrachten.’ Lang zoekt zijn stagiaires eens per twee weken op. Dat observeert hij ze altijd eerst even. Stiekem zonder dat zij het in de gaten hebben. ‘Dat kijken geeft goede informatie hoe hij het doet. Je kunt er wel naar vragen, maar dan zegt hij toch dat het goed gaat. Daarna help ik even, bijvoorbeeld door het aangeven van pakken. En ondertussen praten we over hoe het gaat.’
Arbeidsinteresse
T E K S T: M A R T I N G E R R I T S E N FOTO: SAKE RIJPKEMA
Soufian Boujida (16 jaar), leerling van De Wetering
c
‘Bij MacDonalds leer je om te werken’ ’Nu werk ik bij MacDonalds op de Leidsestraat. Al een week of vier. Daar mag ik hamburgers en cheeseburgers bakken. Voor de rest doe ik van alles en nog wat. Het is leuk werk, want ik werk met allemaal gezellige mensen en dat bakken is niet echt moeilijk. Alleen toen ik er net werkte, ging het wel eens mis. Dan vergat ik de onderkant van het broodje mee te bakken en deed ik alleen de bovenkant. Maar dat leer je vanzelf wel goed te doen. Het mooie van het werk is ook dat je in de pauze een gratis menu krijgt. Je hoeft alleen de dingen te betalen die je er zelf bij neemt, maar dan wel voor de halve prijs. Kijk, en als je druk bezig bent is de tijd zo om. Ik zit nu in het vierde jaar en hierna wil ik naar het ROC aan de Elandsgracht. Ik wil daar de richting Horeca doen. Later wil ik namelijk kok worden. Niet bij MacDonalds, maar in een echt restaurant. Thuis maak ik
De stage duurt dertien weken. Vervolgens gaat Lang op zoek naar een gespecialiseerde stage. Vaak gaat daar een arbeidsinteressetest aan vooraf. Uiteindelijk komen ze op een van de specialisatiegebieden; koken, autotechniek, schilderen, verzorging of detailhandel. ‘Bij de richting horeca beginnen ze altijd bij MacDonalds. Dat is een ideale stageplek. Er heerst een straffe discipline en regels zijn duidelijk. De hamburgers worden over de hele wereld op de zelfde manier gemaakt. En deze leerlingen hebben behoefte aan duidelijke regels en een duidelijke structuur. Na MacDonalds kunnen ze nog bij een van de Accor-hotels aan de slag.’
Begeleiding Uiteindelijk stromen de meeste leerlingen uit naar het ROC voor een algemeen vormende opleiding. De meesten zijn immers nog leerplichtig als ze De Wetering verlaten. Lang vindt dat jammer. Hij is een voorstander van de BBL-leerweg op het ROC, waar je vier dagen werkt en een dag op school zit. ‘Dan zijn ze al aan het werk, terwijl je ze toch een beetje in de gaten kunt houden. Het is een ideale tussenweg. Ze zijn nog niet uitgerust om volledig aan het werk te gaan en op het reguliere ROC gaan ze vaak “zwemmen”.’ Maar het kan ook anders. Lang: ‘Soms komen ze ook weer op hun oude stageplaats terug. Zo was ik onlangs bij de C1000 in Diemen en daar zag ik ineens een van onze ex-leerlingen lopen die ik daar twee jaar terug aan een stageplaats had geholpen.’
ook wel eens het eten klaar. Dan maak ik friet en een visstick. Dat heb ik hier op school geleerd. Bij MacDonalds leer je om te werken, maar hier op school leer je wat je echt nodig hebt om te koken. We maken hier ook van alles. En het liefst maak ik bami, want dat is makkelijk om te maken en ik vind het ook nog eens heel lekker.
c 10