Leerbanen: kansen voor jongeren, investering voor werkgevers Onderzoek naar motieven en ervaringen van werkgevers Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van de Taskforce Jeugdwerkloosheid
Patricia van Echtelt Mechelien van der Aalst B3125 Leiden, 10 augustus 2006
Voorwoord
Erkende leerbedrijven: een wereld te winnen.
In de aanpak van de jeugdwerkloosheid en de jacht op leerbanen – het fundament onder het 2e Kans Beroepsonderwijs – spelen werkgevers een belangrijke rol. Werkgevers kunnen besluiten om een zogenoemd “leerbedrijf” te zijn. Dat houdt in dat ze gekwalificeerd zijn om jongeren via stages of leerbanen aan de combinatie van een MBO-opleiding en werkervaring te helpen. Hoe kijken werkgevers die erkend leerbedrijf zijn tegen leerbanen aan en hoe zit dat met bedrijven die geen erkend leerbedrijf zijn? Hebben leerbanen toegevoegde waarde voor werkgevers? Zijn ze bereid jongeren op een leerbaan aan te nemen, en helpen financiële en fiscale maatregelen hen daarbij? Deze en andere vragen hebben wij gesteld in het werkgeversonderzoek waarvan de uitkomsten voor u liggen. Uit het onderzoek blijkt dat er een groot potentieel is aan leerbedrijven. Er zijn eigenlijk veel meer leerbanen beschikbaar dan we vaak hebben gedacht. Dat is mooi, vooral omdat we dit nodig hebben bij de aanpak van de structurele werkloosheid, waarvoor we nu het project 2e Kans Beroepsonderwijs hebben opgestart. Maar tegelijkertijd wijst het onderzoek uit dat een deel van de erkende leerbedrijven nooit wordt gevraagd jongeren te plaatsen. Bovendien ziet een groot aantal niet-erkende bedrijven wel de voordelen van erkenning als leerbedrijf, maar weten ze niet wat een leerbaan inhoudt en ook niet tot wie ze zich moeten richten om leerbedrijf te worden. Daar is nog een wereld te winnen! Want de erkende leerbedrijven zijn er trots op leerbedrijf te zijn. Ze willen jongeren een kans bieden en zien leerbanen als een als een uitstekende manier om personeel te werven. Wat is er mooier dan via een leerbaan in je eigen ‘kweek’ te voorzien en te zien of de jongens en meiden die je opleidt ook geschikt zijn om na hun opleiding door te stromen binnen je bedrijf. De vrees dat erkenning een hoop rompslomp met zich meebrengt is niet gegrond. De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven kunnen in twee weken tijd een erkenning regelen. Met die erkenning krijgen de praktijkleermeesters binnen het bedrijf ook ondersteuning van opleidingsadviseurs die hen met tips en adviezen ter zijde staan over de aanpak en opleiding van jongeren binnen het bedrijf. Bedrijven hoeven ook niet meer uit te zoeken bij welk kenniscentrum ze een erkenning moeten aanvragen. Er is nu één Servicepunt Kenniscentra (telefoonnummer 088 5378288) en één website (www.stagemarkt.nl) waar werkgevers terecht kunnen met al hun vragen over erkenning als leerbedrijf. Ik roep alle werkgevers die nog geen erkend leerbedrijf zijn op telefoonnummer en website te gebruiken en zich aan te melden voor erkenning. Jongeren èn bedrijven winnen er mee!
Hans de Boer Voorzitter Taskforce Jeugdwerkloosheid
3
4
Inhoudsopgave
Samenvatting
7
1
Inleiding 1.1 Achtergrond en vraagstelling 1.2 Onderzoeksopzet 1.3 Leeswijzer
11 11 12 13
2
Achtergronden van leerbedrijven en niet-leerbedrijven 2.1 Aantal leerbedrijven en hun kenmerken 2.2 Hoe worden bedrijven benaderd voor een leerbaan
15 15 17
3
Motieven en ervaringen van leerbedrijven 3.1 Motieven om leerbedrijf te worden 3.2 Accreditatie 3.3 Begeleiding van jongeren 3.4 Opbrengsten voor het bedrijf 3.5 Toekomstverwachtingen
21 21 22 23 25 29
4
Motieven en ervaringen van bedrijven zonder leerbanen 4.1 Kennis van leerbanen 4.2 Verwachtingen ten aanzien van leerbanen 4.3 Motieven om geen jongeren in dienst te nemen
31 31 32 34
5
Voorwaarden voor meer leerbanen in de toekomst 5.1 Voorwaarden om wel jongeren in dienst te nemen 5.2 Maatregelen voor meer leerbanen
37 37 38
Bijlage 1 Achtergrondkenmerken van bedrijven
41
Bijlage 2 Steekproef en respons
43
5
6
Samenvatting Een belangrijke taak van de Taskforce Jeugdwerkloosheid is zoveel mogelijk leerbanen te realiseren. In een leerbaan kunnen jongeren werkervaring opdoen. Ze worden daarmee in de gelegenheid gesteld om een startkwalificatie te behalen. Bij een leerbaan in het kader van de Beroepsbegeleidende leerweg (BBL-plek) werken jongeren doorgaans vier dagen in de week bij een werkgever en gaan ze één dag in de week naar school. Voorheen heette dit het leerlingwezen. Om extra leerbanen te creëren is het van belang werkgevers hiertoe op de juiste manier te stimuleren. Hiervoor is meer inzicht nodig in de motieven van werkgevers om wel of geen leerbanen voor jongeren te realiseren. Welke motieven hebben bedrijven om leerbedrijf te worden en wat zijn hun ervaringen met jongeren op een BBL-plek? En zijn er aanknopingspunten om bedrijven die geen jongeren op een BBL-plek in dienst hebben over te halen dit wel te doen? Om antwoord te krijgen op deze vragen is een telefonische enquête gehouden onder Nederlandse bedrijven. Daarbij zijn zowel erkende leerbedrijven als bedrijven die geen erkend leerbedrijf zijn ondervraagd. In totaal hebben 605 werkgevers aan het onderzoek meegewerkt. Hieronder leest u de belangrijkste bevindingen.
Aantal leerbedrijven met en zonder jongeren Nog groot aantal bedrijven te winnen voor leerbanen
· · · · ·
Een kwart van de bedrijven is naar eigen zeggen een “actief” leerbedrijf (geaccrediteerd en in de afgelopen twee jaar ook een jongere in dienst gehad). 13 Procent van de bedrijven is een “passief” leerbedrijf (wel geaccrediteerd, geen jongeren). 62 Procent van de bedrijven is geen leerbedrijf. Een meerderheid van de bedrijven (71 procent) heeft op dit moment geen jongeren in een leeromgeving (stage of BBL-plek). Leerbedrijven komen voor in alle sectoren en grootteklassen van bedrijven, maar relatief vaak in de grotere bedrijven en in bedrijven met functies in het middensegment.
Een kwart van de bedrijven in dit onderzoek zegt “actief leerbedrijf” te zijn. Deze bedrijven zijn geaccrediteerd als erkend leerbedrijf en hebben nu of in de afgelopen twee jaar ook jongeren op een BBL-plek in dienst (gehad). Opvallend is de vrij grote groep bedrijven (13 procent) die wel erkend zijn als leerbedrijf, maar die de afgelopen twee jaar geen jongeren in dienst hadden. Ook voor leerbedrijven is het dus niet vanzelfsprekend om jongeren in dienst te hebben, meestal omdat er geen mogelijkheden zijn, maar ook omdat ze nooit benaderd worden voor een leerbaan. Wat betreft de mogelijkheden voor jongeren om werkervaring op te doen lijkt er in het algemeen nog wel wat terrein te winnen: 71 procent van de bedrijven heeft geen jongeren in een leeromgeving (op een BBL-plek of bijvoorbeeld een stage-plaats). Leerbedrijven komen voor in alle (geselecteerde) sectoren en onder zowel grote als kleine bedrijven. Geen enkele groep bedrijven lijkt dus te zijn uitgesloten voor de mogelijkheid om leerbedrijf te zijn. Toch zijn leerbedrijven in bepaalde groepen bedrijven nog ondervertegenwoordigd. Naarmate bedrijven kleiner zijn, zijn ze minder vaak een leerbedrijf. In de sectoren gezondheidszorg en horeca zijn ook relatief weinig leerbedrijven, terwijl de overheidssector en de bouwnijverheid relatief veel leerbedrijven kent. Ook bedrijven met functies in het middensegment (mbo/havo/vwoniveau) zijn relatief vaak een leerbedrijf.
7
Motieven en ervaringen van leerbedrijven Bedrijven willen jongeren kans bieden en hebben positieve ervaringen met leerbanen
· · · · ·
Het meest genoemde motief om leerbedrijf te worden (door 53 procent genoemd) is jongeren een kans te willen bieden, daarnaast is personeelswerving een belangrijk motief (43 procent). Accreditatie levert zelden knelpunten op en wordt door leerbedrijven meestal nuttig gevonden. Meerderheid (62 procent) bedrijven vindt leerbaan zinvolle manier van personeelswerving. Voor meerderheid actieve leerbedrijven voldoet BBL-plek aan de verwachtingen. Er is weinig begeleiding vanuit externe instanties, maar de behoefte daaraan is ook beperkt.
Het meest genoemde motief (door 53 procent) voor het in dienst nemen van jongeren op een BBL-plek is dat bedrijven jongeren een kans willen bieden. Geaccrediteerd zijn voor het opleiden van jongeren is blijkbaar ook iets wat bedrijven een goed gevoel geeft: bijna 90 procent van de leerbedrijven is “trots een leerbedrijf te zijn”. Het tweede meest genoemde motief is het werven van personeel (door 43 procent genoemd). Uit de resultaten blijkt ook dat een meerderheid (62 procent) van de actieve leerbedrijven vindt dat BBL-plekken een zinvolle manier van personeelswerving zijn. Over het algemeen zijn bedrijven met leerbanen redelijk tevreden. De accreditatie levert weinig knelpunten op en wordt nuttig bevonden; de begeleiding van jongeren loopt doorgaans zonder problemen; de kosten en opbrengsten van een leerbaan zijn voor de grootste groep actieve leerbedrijven in evenwicht en de bijdrage van jongeren is voldoende. De ervaringen van de grootste groep leerbedrijven is dus positief. Ongeveer een vijfde van actieve leerbedrijven is ontevreden over de bijdrage van jongeren en vindt de kosten van een BBL-plek hoger dan de opbrengsten. Een punt van aandacht zou het grote aantallen bedrijven kunnen zijn dat geen of onvoldoende begeleiding ervaart van externe instanties. Ook de communicatie met school laat soms te wensen over: ruim een derde van de leerbedrijven geeft aan dat de communicatie met de school (bijvoorbeeld met de praktijkbegeleider) matig of slecht verloopt. Bedrijven geven echter zelf niet aan meer behoefte te hebben aan begeleiding.
Achtergronden van bedrijven zonder jongeren De kennis over leerbanen is beperkt. Bedrijven zien voordelen, maar vinden zich ongeschikt.
· · · · · ·
Meerderheid niet-leerbedrijven (61 procent) weet niet (precies) wat een leerbaan is. Ruim de helft wist niet van accreditatie. Meerderheid niet-leerbedrijven weet niet welke instantie te benaderen voor leerbaan. Bijna de helft van alle bedrijven is niet op de hoogte van subsidies. 42 procent bedrijven zonder jongeren ziet voordelen van BBL-plek. Bedrijven denken vooral dat ze niet geschikt zijn als leerbedrijf.
Waarom kiezen bedrijven niet voor leerbanen? Een eerste opvallend resultaat is dat de bekendheid onder bedrijven erg beperkt is. Meer dan de helft van de niet-leerbedrijven (61 procent) heeft nog nooit van leerbanen gehoord of weet het fijne er niet van. Ruim de helft van de nietleerbedrijven wist niet dat bedrijven geaccrediteerd moesten worden om leerbedrijf te worden. Bijna de helft van alle bedrijven (leerbedrijven en niet-leerbedrijven) weet niet dat er subsidies zijn om jongeren in dienst te nemen. Bijna 60 procent van de niet-leerbedrijven heeft geen idee met welke instantie ze contact zouden moeten opnemen als ze een BBL-er in dienst zouden willen
8
nemen. De meeste bedrijven noemen in dit verband de school, terwijl het meer voor de hand zou liggen contact op te nemen met een kenniscentrum. De kennis van leerbanen is dus beperkt en meer bekendheid zou het aantal leerbanen wellicht kunnen verhogen. Een tweede belangrijke bevinding is dat veel bedrijven in principe positief staan tegenover leerbanen: 42 procent van de bedrijven zonder jongeren verwacht voordelen van een BBL-plek voor het bedrijf. Dit duidt dus op een groot potentieel aan leerbedrijven. Ook de verwachting ten aanzien van de accreditatie, de kennis en vaardigheden van de jongeren en de houding van de jongeren is voor een redelijk grote groep bedrijven positief. De motieven die werkgevers zelf vaak aangeven om geen jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen liggen op het terrein van de interne bedrijfsvoering. Veel bedrijven geven aan niet geschikt te zijn voor leerbanen. Vaak houdt dit in dat er geen werk voor handen is dat de jongeren zou kunnen doen of dat er geen tijd is om de jongere te begeleiden. Het is onduidelijk of dit een gevoel is of op een daadwerkelijke analyse van de mogelijkheden gestoeld is. Kortom: een grote groep bedrijven staat positief tegenover leerbanen, maar voor veel werkgevers is het moeilijk een concrete invulling te geven aan leerbanen binnen het bedrijf.
Maatregelen Confrontatie en “Policy Mix” kan deel bedrijven over de streep trekken
· · · · ·
Kwart leerbedrijven wordt nooit benaderd voor leerbaan. 71 Procent niet-leerbedrijven wordt nooit benaderd voor leerbaan. De rol van kenniscentra is beperkt. 28 Procent van de bedrijven is over te halen door een instrument uit een “Policy Mix”. Met name middelgrote bedrijven zijn gevoelig voor maatregelen.
Welke maatregelen kunnen bedrijven over de streep trekken om jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen? Aansluitend op het gebrek aan kennis over leerbanen, is het opvallend dat een grote groep bedrijven nooit wordt benaderd voor een leerbaan. Van de erkende leerbedrijven geeft ruim een kwart aan nooit te worden benaderd voor een leerbaan, van de niet-leerbedrijven is dit 71 procent. Als een bedrijf wordt benaderd is dit meestal door een school of een jongere. Opvallend is dat kenniscentra in dit kader weinig worden genoemd. Meer confrontatie met leerbanen zou de bereidheid om een jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen kunnen vergroten. Een kleine groep bedrijven laat zich door bepaalde maatregelen overhalen leerbanen aan te bieden. De volgende percentages bedrijven laten zich overhalen door de genoemde maatregelen: · No Risk Polis: 16% · Subsidies: 11% · Meer begeleiding: 11% · Start BBL-plek het hele jaar door: 13% Op basis van de resultaten is niet te verwachten dat de afzonderlijke maatregelen zullen leiden tot een grote toename van leerbedrijven. Toch laat 28 procent van de bedrijven zich in het geval van een “Policy Mix” door tenminste één van de genoemde maatregelen over de streep trekken. Middelgrote bedrijven (10 tot 100 werknemers) zijn het meest gevoelig voor de maatregelen.
9
Conclusie Op basis van dit onderzoek kunnen we voorzichtig concluderen dat er waarschijnlijk nog een redelijk groot aantal potentiële leerbedrijven te winnen is. Dit potentieel is op de eerste plaats te vinden onder bedrijven die nog onbekend zijn met leerbanen. Veel bedrijven worden op het moment nooit geconfronteerd met de vraag of ze een leerbaan willen of kunnen openstellen voor een jongere en op dit punt is nog veel winst te behalen. Kenniscentra zouden hierin een belangrijk(er) rol kunnen spelen. Bedrijven zijn aan te spreken op zowel ideële motieven als het bedrijfsbelang. Een leerbaan biedt de mogelijkheid een jongere een kans te bieden, maar wordt ook ervaren als een goede manier van personeelswerving. Subsidies en andere maatregelen kunnen positief ingestelde bedrijven misschien net over de streep trekken. Bij middelgrote bedrijven is hiermee waarschijnlijk het meeste succes te boeken.
10
1
Inleiding
1.1
Achtergrond en vraagstelling
De Taskforce Jeugdwerkloosheid is op 31 oktober 2003 ingesteld door de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het doel van de Taskforce is voortijdig schoolverlaten te voorkomen en in vier jaar tijd 40.000 extra jeugdbanen te realiseren. Een belangrijke onderdeel van haar taak is zoveel mogelijk leerbanen te realiseren. In een leerbaan kunnen jongeren werkervaring opdoen en ze worden daarmee in de gelegenheid gesteld om een startkwalificatie te behalen.
Leerbanen voor de Beroeps Begeleidende Leerweg Er zijn verschillende manieren om jongeren werkervaring op te laten doen binnen bedrijven. Een daarvan is het aanbieden van leerbanen voor de zogenoemde Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL). Vroeger heette dit het leerlingwezen. Hierbij werken jongeren doorgaans vier dagen in de week bij een werkgever en gaan ze één dag in de week naar school. Ze zijn in principe voor twee jaar bij het bedrijf in dienst en staan op de loonlijst. Voor het theoretisch gedeelte volgen ze een opleiding aan een Regionaal Opleidingencentrum (ROC), vakschool of Agrarisch Opleidingencentrum (AOC). Naast de BBL-plekken zijn er ook andere manieren om jongeren werkervaring te laten opdoen, zoals VMBO leerwerktrajecten, stages van enkele maanden in het kader van de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL-stages), stages voor HBO of WO studenten en werkervaringsplaatsen. Dit onderzoek richt zich vooral op leerbanen in het kader van de Beroeps Begeleidende Leerweg. Bedrijven die een BBL-plek aanbieden aan jongeren moeten aan een aantal eisen voldoen. Het bedrijf moet de leerling een werkplek kunnen bieden die past binnen de dagelijkse bedrijfsvoering en er moeten voldoende faciliteiten zijn om een goede praktijkopleiding te kunnen bieden. Om een jongere in dienst te kunnen nemen op een BBL-plek moet een bedrijf geaccrediteerd worden als erkend leerbedrijf. De erkenning van leerbedrijven gebeurt door kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven. Er zijn achttien kenniscentra die elk bedrijfstakgewijs georganiseerd zijn. Alleen bedrijven die erkend zijn als leerbedrijf mogen een jongere in dienst nemen op een BBL-plek.
Doel- en vraagstelling van het onderzoek Voor het creëren van extra leerbanen is het van belang werkgevers hiertoe op de juiste manier te stimuleren. Hiervoor is meer inzicht nodig in de motieven van werkgevers om wel of geen leerbanen voor jongeren te realiseren. Het onderzoek moet concrete aanknopingspunten bieden voor campagnes onder werkgevers die zich richten op de creatie van leerbanen. Het uitgangspunt hierbij is dat het voor werkgevers normaal moet zijn jongeren in het bedrijf te hebben. De centrale onderzoeksvragen van het onderzoek luiden: 1. Wat zijn de motieven van werkgevers om jongeren in dienst te nemen op een BBL-plek? Wat zijn de ervaringen van deze werkgevers met leerbanen en hebben zij bepaalde knelpunten ervaren? 2. Welke motieven hebben werkgevers om geen leerbanen aan te bieden? Zijn er aanknopingspunten om deze werkgevers te kunnen overtuigen toch jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen?
11
1.2
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van een telefonische enquête onder een steekproef van werkgevers in Nederland. De telefonische enquête is afgenomen door het Callcenter van Stratus1 in de periode van 25 januari t/m 8 februari 2006.
Doelgroep In totaal zijn 1500 (bruto) bedrijven in Nederland benaderd om deel te nemen aan de enquête. Om uiteindelijk uitspraken over sectoren en grootteklassen te kunnen doen is de steekproef gestratificeerd getrokken. Dat wil zeggen dat er per sector en grootteklasse sprake was van een vooraf opgegeven aantal bedrijven. De steekproef is aangekocht bij Cendris. Voor een gedetailleerdere beschrijving van de steekproef verwijzen we naar de bijlage. Bij grote bedrijven is in de meeste gevallen gesproken met een medewerker van de afdeling personeelszaken. Bij kleinere bedrijven, zonder afdeling personeelszaken of personeelsfunctionaris, zijn de vragen over het algemeen voorgelegd aan de bedrijfsleider of directeur.
Vragenlijst We hebben zowel erkende leerbedrijven als bedrijven die geen erkend leerbedrijf zijn geënquêteerd. In het steekproefbestand was niet duidelijk of het bedrijf een leerbedrijf was. De enquête startte daarom met een screening op dit punt. Aan beide groepen zijn deels andere vragen voorgelegd: de leerbedrijven zijn onder andere gevraagd naar ervaringen rond accreditatie en de begeleiding van jongeren, aan niet-leerbedrijven is gevraagd naar verwachtingen die ze hebben ten aanzien van leerbanen. Niet alle leerbedrijven hebben (recentelijk) jongeren in dienst (gehad) en daarom zijn voor sommige leerbedrijven vragen over ervaringen met jongeren niet zo relevant. Bij de opbouw van de vragenlijsten hebben we om die reden onderscheid gemaakt naar: 1. Erkende leerbedrijven met jongeren op een BBL-plek. 2. Erkende leerbedrijven zonder jongeren, maar die de afgelopen twee jaar wel jongeren op een BBL-plek in dienst hebben gehad. 3. Erkende leerbedrijven die tenminste al twee jaar geen jongeren meer op een BBL-plek in dienst hebben gehad. 4. Niet-leerbedrijven. In dit rapport worden de nummers 1 en 2 tot de “actieve” leerbedrijven gerekend. Bedrijven onder nummer 3 worden aangeduid met “passieve” leerbedrijven.
Respons en weging2 Van de 1500 benaderde bedrijven waren 605 werkgevers (40 procent) bereid deel te nemen aan het onderzoek. Een respons van 40 procent is conform de verwachtingen in dit type onderzoek. In het onderzoek waren bedrijven met meer dan 100 werknemers enigszins oververtegenwoordigd. De respons is redelijk evenredig verdeeld over de verschillende sectoren. De resultaten van het onderzoek zijn gewogen naar de feitelijke verdeling van bedrijven naar grootteklasse en sector binnen Nederland (op basis van gegevens van het CBS). Bij de weging zijn alleen de sectoren meegenomen die voor dit onderzoek zijn geselecteerd. Omdat sprake is van een gestratificeerd getrokken steekproef, zijn bepaalde branches en de grotere bedrijven in ______________ 1 2
Stratus is onderdeel van Panteia, de holding waartoe ook Research voor Beleid behoort. Voor een overzicht van de respons naar sector en grootteklasse verwijzen we naar de bijlage.
12
deze steekproef oververtegenwoordigd ten opzichte van de verdeling in de totale populatie bedrijven en instellingen. Dit heeft een vertekening van de onderzoeksresultaten tot gevolg. Voor deze vertekening wordt gecorrigeerd door de resultaten van bepaalde branches of grootteklassen zwaarder te laten wegen in de uitkomsten. Het gewicht van de branche of grootteklasse wordt bepaald door de verhouding van het aantal bedrijven in de steekproef ten opzichte van de totale populatie in die branche of grootteklasse. De in dit rapport vermelde onderzoeksresultaten zijn gewogen weergegeven om een representatief beeld te geven van de totale populatie bedrijven en instellingen.
1.3
Leeswijzer
Het volgende hoofdstuk gaat in op enkele achtergronden van leerbedrijven en niet-leerbedrijven. Het hoofdstuk begint met een kort overzicht van het aantal leerbedrijven en hun kenmerken. Vervolgens wordt besproken in welke mate en op welke wijze bedrijven worden benaderd voor leerbanen. In hoofdstuk drie inventariseren we de motieven van bedrijven om leerbedrijf te worden. Ook bespreken we de ervaringen van leerbedrijven met achtereenvolgens de accreditatieprocedure, de begeleiding van jongeren en de opbrengsten van leerbanen voor het bedrijf. In het vierde hoofdstuk komen de motieven en ervaringen van bedrijven zonder leerbanen aan de orde. Wat weten niet-leerbedrijven over leerbanen en wat zijn hun verwachtingen hierover? Ook wordt de vraag beantwoord wat de belangrijkste motieven zijn voor bedrijven om geen jongeren in dienst te nemen. Hoofdstuk vijf ten slotte gaat in op de voorwaarden en mogelijke oplossingen om in de toekomst meer leerbanen te realiseren.
13
2
Achtergronden van leerbedrijven en nietleerbedrijven
2.1
Aantal leerbedrijven en hun kenmerken
Schatting: een kwart van de bedrijven is ‘actief’ leerbedrijf Op basis van onze (gewogen) resultaten zegt 37 procent van de bedrijven een erkend leerbedrijf te zijn1. Niet alle leerbedrijven hebben ook daadwerkelijk jongeren op een BBL-plek in dienst. We maken daarom onderscheid naar ‘actieve’ en ‘passieve’ leerbedrijven. Actieve leerbedrijven hebben nu of in de afgelopen twee jaar jongeren in dienst (gehad). Passieve leerbedrijven zijn wel erkend als leerbedrijf, maar hebben al zeker twee jaar geen jongeren meer op een BBL-plek in het bedrijf gehad. Figuur 2.1 Percentage actieve en passieve leerbedrijven (577 bedrijven)2
25%
Actief leerbedrijf Passief leerbedrijf Geen leerbedrijf 62%
13%
Op basis van onze resultaten is een kwart van de bedrijven actief leerbedrijf. De meerderheid van de bedrijven (62 procent) is geen leerbedrijf en 13 procent is passief leerbedrijf. Welke motieven bedrijven hebben om leerbedrijf te worden komt in het volgende hoofdstuk aan de orde. De motieven om geen jongeren in dienst te nemen worden beschreven in hoofdstuk 4. Bijna een derde van de leerbedrijven weet overigens niet de naam van het kenniscentrum te noemen waar het geaccrediteerd is. Bij passieve leerbedrijven komt dit vaker voor (bij 44 procent) dan bij passieve leerbedrijven (bij 24 procent).
Elk bedrijf kan leerbedrijf zijn Leerbedrijven komen voor in alle (geselecteerde) sectoren en onder zowel grote als kleine bedrijven. Toch zijn leerbedrijven in bepaalde groepen bedrijven nog ondervertegenwoordigd (zie bijlage). Het percentage geaccrediteerde leerbedrijven loopt af met de grootteklasse van bedrijven: ______________ 1
Daarbij gaan we af op hetgeen de respondent in de enquête heeft aangegeven. Bij de start van de enquête werden eerst kort de belangrijkste kenmerken van een BBL-plek en de accreditatie genoemd en werd vervolgens gevraagd of het bedrijf een leerbedrijf was. 2 Bij het berekenen van de percentages zijn de bedrijven die “weet niet” hebben geantwoord op de betreffende vragen buiten beschouwing gelaten.
15
kleinere bedrijven zijn dus minder vaak erkend als leerbedrijf dan de grotere bedrijven. In de sectoren gezondheidzorg en horeca zijn ook relatief weinig leerbedrijven, terwijl de overheidssector en de bouwnijverheid relatief veel (actieve) leerbedrijven kent. Leerbedrijven komen relatief vaak voor onder bedrijven met veel medewerkers op MBO/Havo/Vwo- niveau. Niet-leerbedrijven hebben juist vaker een hoogopgeleid personeelsbestand (WO).
Vaak één jongere per leerbedrijf, het niveau is nogal eens onduidelijk De meerderheid van de leerbedrijven met jongeren heeft één jongere op een BBL-plek in dienst (61 procent). Toch is er ook nog een redelijk grote groep bedrijven die twee of drie jongeren in dienst hebben (respectievelijk 17 en 16 procent). Meer dan drie jongeren op een BBL-plek komt in leerbedrijven niet zo vaak voor. Leerbedrijven die op het moment van interviewen jongeren in het bedrijf hebben, is gevraagd op welk niveau de jongeren een MBO-opleiding volgen. Behalve informatie over het niveau van de opleiding, geven de antwoorden ook een beeld van de kennis die bedrijven hebben over de opleiding. De meeste bedrijven hebben jongeren in dienst op niveau 1 (35 procent) of niveau 2 (38 procent). Het blijkt dat een kwart van de bedrijven die jongeren in dienst heeft niet weet op welk niveau de jongere in dienst is. Tabel 2.1 Op welk niveau volgen jongeren een MBO-opleiding Percentage niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 Weet niet/geen antwoord Totaal (ongewogen)
35% 38% 18% 7% 25% 191
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases
Meerderheid van bedrijven heeft op dit moment geen stageplaats of BBL-plek Naast de BBL-plekken zijn er ook andere manieren om jongeren werkervaring te laten opdoen, zoals VMBO-leerwerktrajecten, BOL-stages van enkele maanden, stages voor HBO of WO studenten en werkervaringsplaatsen. We hebben bedrijven gevraagd of ze op dit moment jongeren op een BBL-plek of een andere plek in het bedrijf hebben. Een meerderheid van de bedrijven (71 procent) heeft op het moment van interviewen geen jongeren in het bedrijf die door een stage of BBL-plek werkervaring op kunnen doen1.
______________ 1
Ook actieve leerbedrijven die op het moment van interviewen geen jongeren in dienst hebben (maar in de afgelopen twee jaar wel jongeren op een BBL-plek gehad hebben) vallen hier dus onder. Hierdoor valt het totaal aantal bedrijven met een BBL-plek wat lager uit dan het aantal actieve leerbedrijven uit de vorige figuur.
16
Figuur 2.2 Percentage bedrijven met jongeren in leeromgeving (578 bedrijven)
14%
10%
Geen jongeren in bedrijf BBL en andere vorm
6%
Alleen BBL Alleen andere vorm 70%
Bedrijven in de sector financiële instellingen en in de bouwnijverheid hebben relatief weinig jongeren in een leeromgeving. Bedrijven in de horeca, de industrie en de handel geven juist vaak aan jongeren in het bedrijf te hebben die werkervaring opdoen. Hoe groter het bedrijf, hoe vaker het jongeren in een leeromgeving heeft. De meest voorkomende werkplek voor jongeren in leerbedrijven is de BOL-stage, terwijl niet-leerbedrijven wat vaker zijn gericht op stages voor hoger opgeleiden.
2.2
Hoe worden bedrijven benaderd voor een leerbaan
Bedrijven zijn meestal bekend met leerbanen door de scholen Aan actieve en passieve leerbedrijven is gevraagd via welke weg het bedrijf wist van het bestaan van leerbanen1. Onderstaande figuur geeft hiervan een overzicht. Figuur 2.3 Via welke weg weten leerbedrijven van het bestaan van leerbanen2 (127 bedrijven)
Via school
Via jongeren
Via kennissen/collega-bedrijven
Via kenniscentrum
Onbekend
Anders 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
______________ 1 2
Deze vraag is alleen gesteld aan bedrijven die minder dan zes jaar geleden zijn geaccrediteerd. Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases
17
De grootste groep leerbedrijven (45 procent) geeft aan dat hun kennismaking met leerbanen via de school is gegaan. Ook noemt een grote groep leerbedrijven dat ze via jongeren (20 procent) en via kennissen of collega-bedrijven (17 procent) op de hoogte zijn gebracht van het bestaan van leerbanen. Opvallend is dat de kenniscentra in dit kader minder vaak genoemd worden (12 procent). Als we de antwoorden bekijken per bedrijfssector1, dan blijkt dat kenniscentra een relatief grote rol spelen in de industrie (bij 51 procent van de leerbedrijven), de gezondheidszorg (48 procent), de vervoerssector (38 procent) en de sector overheidsdiensten (27 procent). In andere sectoren worden kenniscentra nauwelijks genoemd. De school speelt juist een kleine rol in de industrie en de gezondheidszorg. Overigens verschillen grote en kleine bedrijven nauwelijks in de manier waarop ze wisten van het fenomeen leerbaan. Het kan natuurlijk zo zijn dat bedrijven van het bestaan van leerbanen op de hoogte zijn omdat de werkgever zelf via die weg het bedrijf is binnengekomen. We hebben bedrijven met minder dan 20 werknemers gevraagd of dit het geval is. In 16 procent van de kleine leerbedrijven is het inderdaad zo dat degene die in het bedrijf verantwoordelijk is voor het in dienst nemen van jongeren op een BBL-plek, zelf ook via een BBL-plek (of het leerlingwezen) in dienst is gekomen. In de meeste bedrijven is hier dus geen sprake van.
Grote groep bedrijven wordt nooit benaderd voor leerbaan We hebben aan alle bedrijven (zowel leerbedrijven als niet-leerbedrijven) gevraagd of ze wel eens benaderd worden voor een leerbaan. Van de erkende leerbedrijven geeft ruim een kwart aan nooit te worden benaderd voor een leerbaan. Van de niet-leerbedrijven is dit 71 procent. Als een bedrijf wordt benaderd is dit meestal door een school of een jongere. Bedrijven worden zelden benaderd door het CWI of door MKB actieteams. Ook kenniscentra worden in dit kader weinig genoemd. Tabel 2.2
Wordt het bedrijf wel eens benaderd voor een leerbaan en zo ja, door wie2 Leerbedrijf
Nietleerbedrijf
Ja Nee (niet dat ik weet)
73% 27%
29% 71%
Totaal (ongewogen)
328
252
Jongere School CWI Kenniscentrum 3 MKB actieteams Anders Weet niet Totaal (ongewogen)
Leerbedrijf
Nietleerbedrijf
61% 80% 5% 4% 0% 1% 0%
50% 38% 7% 0% 0% 3% 18%
272
88
______________ 1 2 3
Het aantal bedrijven per sector is klein en de resultaten dienen daarom voorzichtig te worden geïnterpreteerd. Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases. MKB actieteams is door een enkel bedrijf genoemd.
18
Sectoren die relatief weinig worden benaderd voor een leerbaan zijn de zakelijke dienstverlening (70 procent wordt niet benaderd), de handel (53 procent) en de horeca (53 procent). In de bouwnijverheid, de overheid en de gezondheidszorg worden bedrijven wat vaker benaderd voor een leerbaan. Verder worden grote bedrijven vaker benaderd voor een leerbaan dan kleinere bedrijven. Bedrijven worden naar eigen zeggen dus niet vaak benaderd door kenniscentra. We kunnen de uitkomsten van de leerbedrijven opsplitsen naar het kenniscentrum waar ze zijn geaccrediteerd. Hieruit blijkt dat bedrijven die geaccrediteerd zijn bij het kenniscentrum VTL relatief vaak door het kenniscentrum worden benaderd (47 procent van de bedrijven). Ook bedrijven die geaccrediteerd zijn bij Bouwradius en het kenniscentrum Handel worden relatief vaak door het kenniscentrum benaderd (13 en 11 procent). Overigens is in dit onderzoek het aantal bedrijven per kenniscentrum beperkt, waardoor de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden.
Weinig klachten over de manier waarop bedrijven worden benaderd Aansluitend hebben we bedrijven die wel eens benaderd zijn de vraag voorgelegd wat ze vinden van de manier waarop dat is gebeurd. De meerderheid (81 procent) is tevreden over de wijze waarop ze benaderd zijn. Slechts 10 procent van de bedrijven geeft aan dat ze niet op een goede manier zijn benaderd. De bedrijven die zich hadden gestoord aan de wijze van benadering, noemden daarvoor de volgende redenen (totaal 29 bedrijven): · Te weinig (persoonlijke) informatie van bijvoorbeeld de school (10) “Als de school haar doel heeft bereikt (een stageplaats) dan moet je het als werkgever maar verder zelf uitzoeken en overal achteraan gaan.” “Leraren zijn niet geschikt om contacten te leggen. Ik kreeg de indruk dat ze dat er even bij deden.” · Worden pas op het laatste moment benaderd, moet te snel geregeld worden (4) “Het moet altijd binnen nu en twee weken geregeld zijn. Dat is niet prettig.” “Jongeren die contact opnemen en meteen willen weten of er een stageplek is, zo werkt het niet.” · Lakse houding jongeren (3) “De mentaliteit en de houding van de jongeren: ze komen binnen met de handen in de zak, petje op en een bonk kauwgom in de mond.” “Jongeren zien het als een makkelijke manier om een baan te vinden, maar beseffen niet hoe belangrijk het is.” · Slechte sollicitatievaardigheden jongeren (2) “Sollicitatiebrieven zijn erg lang en sollicitatiegesprekken worden slecht voorbereid.” “Jongeren zijn onvoldoende voorbereid om het bedrijf te benaderen (onvolledige sollicitaties).”
19
20
3
Motieven en ervaringen van leerbedrijven
Een aantal bedrijven heeft de weg al gevonden om leerbedrijf te worden. De ervaringen van leerbedrijven kunnen dienen als aanknopingspunt om ook andere bedrijven over de streep te trekken. De resultaten in dit hoofdstuk hebben, tenzij anders vermeld, betrekking op de ervaringen van passieve en actieve leerbedrijven.
3.1
Motieven om leerbedrijf te worden
Bedrijven willen jongeren een kans bieden en via leerbaan personeel werven Wat zijn de motieven van werkgevers om leerbedrijf te worden? Deze vraag is voorgelegd aan zowel passieve als actieve leerbedrijven. We hebben hen gevraagd aan te geven wat voor hun bedrijf de belangrijkste reden1 was om een leerbedrijf te worden. Onderstaande figuur geeft hiervan een overzicht. Figuur 3.1 Belangrijkste motief om leerbedrijf te worden2 (328 bedrijven) Omdat we jongeren een kans willen bieden
Omdat het een goede manier is om personeel te werven en te selecteren op de langere termijn Omdat het extra menskracht levert Omdat het normaal is in onze branche om jongeren in het bedrijf op te leiden Omdat het goedkope arbeidskrachten levert
0
10
20
30
40
50
60
Het meest genoemde motief (door 53 procent) om leerbedrijf te worden is dat het bedrijf jongeren een kans wil bieden. Op de tweede plaats (door 43 procent genoemd) noemen bedrijven dat BBL-plaatsen een goede manier zijn om personeel te werven en te selecteren voor de langere termijn. De antwoorden op deze vraag zijn nog eens gecheckt door werkgevers mogelijke motieven voor te leggen met de vraag in hoeverre dit een belangrijk aspect was bij de beslissing leerbedrijf te worden. De antwoorden op de vraag bevestigen het beeld uit bovenstaande figuur.
______________ 1 2
Werkgevers konden maximaal twee redenen noemen. Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases.
21
Tabel 3.1
Hoe belangrijk zijn deze aspecten bij de keuze leerbedrijf te worden (328 bedrijven)
Omdat we jongeren een kans willen bieden. Omdat het een goede manier is om personeel te werven en te selecteren voor de langere termijn. Omdat het normaal is in onze branche om jongeren in het bedrijf op te leiden. Omdat het goed is voor de innovatie in het bedrijf. Omdat het extra menskracht levert. Omdat het goedkope arbeidskrachten levert.
Erg belangrijk 81%
Enigszins belangrijk 17%
Niet belangrijk 1%
Geen antwoord 1%
70%
14%
15%
1%
37%
30%
31%
2%
31% 28% 13%
34% 37% 33%
34% 33% 52%
1% 1% 1%
Kleine bedrijven (met minder dan 10 werknemers) worden relatief vaker leerbedrijf omdat ze jongeren een kans willen bieden, terwijl de overige bedrijven vaker aangeven dat het hen om het werven van personeel gaat. Ook lijken er kleine verschillen te zijn tussen sectoren: in de horeca en industrie is het werven van personeel een belangrijker motief, terwijl bijvoorbeeld in de gezondheidszorg jongeren een kans bieden het meest genoemde motief is om leerbanen open te stellen. Een substantieel aantal werkgevers (37 procent) geeft overigens aan dat ze het belangrijk vinden leerbanen open stellen omdat het normaal is in de branche. In de gezondheidszorg wordt deze reden relatief vaak belangrijk gevonden (door 84 procent), terwijl het in de handel en zakelijke dienstverlening veel minder vaak als belangrijk motief wordt genoemd.
Trots Jongeren een kans bieden is dus blijkbaar een belangrijk motief om jongeren in het bedrijf op te leiden. Geaccrediteerd zijn om jongeren te mogen opleiden is blijkbaar ook iets wat bedrijven een goed gevoel geeft: bijna 90 procent van de leerbedrijven geeft aan “trots te zijn een leerbedrijf te zijn”.
3.2
Accreditatie
Accreditatie levert weinig knelpunten op en wordt nuttig gevonden Aan leerbedrijven die de accreditatie nog redelijk vers in het geheugen hebben liggen (die minder dan zes jaar geleden zijn geaccrediteerd) is gevraagd naar hun ervaringen. Uit ons onderzoek blijkt dat 90 procent van de leerbedrijven geen duidelijke knelpunten heeft ervaren in het accreditatieproces. Slechts 8 procent van de leerbedrijven geeft aan wel duidelijke knelpunten te hebben ervaren. Voorbeelden van knelpunten die in dit kader werden genoemd zijn dat er te weinig begeleiding heeft plaatsgevonden, dat bepaalde facetten van het onderwijstraject onuitvoerbaar bleken en dat het evaluatiegesprek te lang op zich liet wachten. Het merendeel van de leerbedrijven (75 procent) vindt het absoluut zinvol dat bedrijven door een kenniscentrum geaccrediteerd moeten worden om een erkend leerbedrijf te worden. Slechts 4 procent van de leerbedrijven vindt dit niet zo zinvol. Als bedrijven erkend zijn als leerbedrijf staan zij dus zeer positief tegenover accreditatie.
22
Tabel 3.2
Hoe zinvol vinden leerbedrijven de accreditatie Percentage 75% 18% 4% 3% 127
Absoluut zinvol Enigszins zinvol Niet zo zinvol Weet niet Totaal (ongewogen)
3.3
Begeleiding van jongeren1
Begeleiden van jongeren verloopt meestal zonder problemen Actieve leerbedrijven geven aan dat het vrijwel altijd lukt (bij 95 procent van de bedrijven) de jongere de benodigde begeleiding te bieden. Ook is er in de meeste actieve leerbedrijven (78 procent) altijd werk voor handen dat door de jongere gedaan kan worden. Tabel 3.3
Lukt het actieve leerbedrijven jongeren te begeleiding en is er werk voor handen
Lukt het voldoende begeleiding te bieden Ja Soms wel, soms niet Nee Totaal (ongewogen)
Percentage
Is er voldoende werk
Percentage
95% 4% 2% 242
Meestal wel Soms wel, soms niet Meestal niet Totaal (ongewogen)
78% 21% 1% 242
Op de vraag of de werkgever duidelijke knelpunten heeft ervaren bij het begeleiden van de jongere antwoordt de meerderheid (72 procent) dat dit niet het geval is. Ruim een kwart van de actieve leerbedrijven heeft echter wel knelpunten ervaren. Bedrijven die duidelijke knelpunten hebben ervaren bij de begeleiding noemden hierbij de volgende redenen (door totaal 65 bedrijven):
·
Motivatie en houding van de jongere is onvoldoende (20) “De instelling van de jongere zelf is laatste jaren veranderd, in negatieve zin.” “De jongere heeft nog geen voldoende werkmotivatie.”
·
Aansluiting school en werkplek (9) “De jongeren worden op school te nonchalant aangepakt.” “Verwachtingen die op school gecreëerd worden en de werkelijkheid.” “Lesprogramma (theorie) strookt niet altijd met de praktijk.”
·
Te weinig begeleiding vanuit de school (5) “Geen medewerking vanuit school bij problemen.” “Te weinig begeleiding vanuit school.”
______________ 1
De resultaten in deze paragraaf hebben betrekking op de actieve leerbedrijven.
23
·
Begeleiding kost te veel tijd en inspanning (7) “Er moet een hoop tijd in zo’n jongere worden geïnvesteerd.” “De tijd om er vrij voor te maken is een moeilijke factor.” “Wij moeten een BBL-er continue controleren.”
·
Kennisniveau van de jongere is onvoldoende (5) “Taal en rekenvaardigheid gaan naar beneden de laatste jaren.” “Het kennisniveau is op bepaalde vlakken onvoldoende.”
Meerderheid leerbedrijven ervaart geen of onvoldoende begeleiding Ongeveer de helft van de actieve leerbedrijven geeft aan dat er vanuit andere instanties geen begeleiding wordt gegeven aan de jongere. De andere helft van de leerbedrijven geeft wel aan begeleiding van buiten te ontvangen. Het grootste deel daarvan is hierover tevreden. Toch is nog een kwart van deze bedrijven ontevreden. Onderstaande figuur geeft hiervan een totaalbeeld. Figuur 3.2 Tevredenheid actieve leerbedrijven over begeleiding andere instanties (231 bedrijven)
12%
Geen begeleiding
51% 37%
Tevreden over begeleiding Niet tevreden over begeleiding
De school wordt het meest genoemd als instantie die betrokken is bij de begeleiding (bij 40 procent van de leerbedrijven). Ook wordt het kenniscentrum door een aantal bedrijven genoemd (door 16 procent). Ontevredenheid over de begeleiding betreft bijna altijd (95 procent van de ontevreden bedrijven) de begeleiding vanuit de school. Overigens is de ontevredenheid relatief groot onder bedrijven in de gezondheidsector en naarmate een bedrijf kleiner is.
De behoefte aan meer begeleiding is beperkt Ondanks het feit dat een groot aantal bedrijven aangeeft geen of onvoldoende begeleiding te ontvangen is er maar een beperkt aantal bedrijven (16 procent) dat aangeeft behoefte te hebben aan meer begeleiding. Werkgevers die meer begeleiding willen, doelen dan meestal op begeleiding vanuit de school en, in mindere mate, op begeleiding vanuit de kenniscentra.
Communicatie met school is bij ruim een derde van de bedrijven matig of slecht Bijna de helft van de actieve leerbedrijven geeft aan dat de communicatie met de school, bijvoorbeeld met de praktijkbegeleider, over het algemeen goed verloopt. Toch is er een aanzienlijk deel van de bedrijven die hier minder tevreden over is: bijna een kwart vindt dat de communicatie met de school matig verloopt en nog eens 12 procent noemt de communicatie slecht. Ontevredenheid
24
komt vooral voor in de sectoren zakelijke dienstverlening, de handel en de horeca. Naarmate bedrijven groter zijn, zijn ze in de regel positiever over de communicatie met de school. Tabel 3.4
Hoe verloopt communicatie tussen actief leerbedrijf en de school
Goed Redelijk goed Matig Slecht Weet niet Totaal (ongewogen)
3.4
Percentage 48% 17% 23% 12% 1% 242
Opbrengsten voor het bedrijf
Kosten en opbrengsten van een leerbaan zijn meestal in evenwicht Voor ruim de helft van de actieve leerbedrijven zijn de kosten en opbrengsten van een BBL-plek ongeveer in evenwicht. Slechts een kleine groep bedrijven (14 procent) geeft aan dat een BBLplek een bedrijf meer opbrengt dan het kost. Bijna een vijfde van de werkgevers geeft aan dat een BBL-plek het bedrijf meer kost dan het opbrengt. Tabel 3.5
Hoe verhouden de kosten en opbrengsten van een BBL-plek zich tot elkaar
Kosten zijn groter In evenwicht Opbrengsten zijn groter Weet niet Totaal (ongewogen)
Percentage 19% 53% 14% 14% 242
Bedrijven die aangeven dat de kosten van een BBL-plek groter zijn dan de opbrengsten geven hiervoor de volgende redenen (totaal 36 bedrijven):
·
Kosten zijn groter want: de begeleiding kost veel tijd en geld (21) “De investering in begeleiding is hoog en de kosten komen er bij een BBL-plek niet altijd uit.” “Begeleiding kost veel tijd en geld. Die mensen zijn verder niet meer inzetbaar.” “Jongeren hebben een stuk begeleiding nodig. Het rendement is indirect.”
·
Kosten zijn groter want: geringe productiviteit, kennis en inzetbaarheid (7) “Ze zijn niet zelfstandig genoeg en hebben nog niet genoeg kennis. Leermeesters moeten ze aan het werk houden.” “De jongere kan nog niet de volle productiviteit hebben als een volleerde kracht.” “Jongeren zijn beperkt inzetbaar.”
25
·
Kosten zijn groter want: jongeren moeten nog naar school (3) “De schooldag wordt doorbetaald. We moeten de hoge kosten aan de klant doorberekenen.” “Leerlingen gaan veel naar school en die uren worden doorbetaald.”
Veel genoemde redenen van bedrijven die aangeven dat de opbrengsten van een BBL-plek groter zijn dan de kosten zijn (totaal 29 bedrijven):
·
Opbrengsten zijn groter want: het zijn goedkope krachten (13) “Het verbetert onze concurrentiepositie met andere bedrijven omdat BBL-ers niet zo drukken op de loonkosten.” “BBL-ers zijn relatief goedkoop en werken goed mee.” “Als wij een soortgelijke kracht in dienst zouden nemen zijn we meer geld kwijt.”
·
Opbrengsten zijn groter want: productiviteit weegt op tegen kosten en begeleiding (7) “Eerst veel investeren, maar na een paar maanden kun je profiteren van de productiviteit.” “De kosten van een BBL-er zijn in een goede verhouding tot de productiviteit.” “Ze kosten weinig en leveren een goede prestatie (onder begeleiding).”
Bijdrage van de jongere is meestal voldoende We hebben actieve leerbedrijven gevraagd hoe tevreden ze zijn over a) de vakbekwaamheid en kennis van de jongere, b) de werkhouding van jongere en c) de productiviteit van de jongere. Het blijkt dat de grootste groep werkgevers tevreden is over alle drie de aspecten. Een grote groep werkgevers geeft aan dat de kennis, houding en productiviteit heel wisselend is per jongere en voor hen is het dus niet goed mogelijk een algemeen oordeel te geven. (Bijna) een vijfde van de werkgevers is uitgesproken ontevreden over de vakbekwaamheid en kennis en over de werkhouding van de jongere. Ontevreden werkgevers zijn vooral te vinden in de zakelijke dienstverlening en de gezondheidszorg. Grotere bedrijven zijn over het algemeen meer tevreden over de bijdrage van de jongeren dan kleinere bedrijven. Tabel 3.6
Tevredenheid van actieve leerbedrijven over jongeren
Tevreden Niet tevreden, niet ontevreden (neutraal) Ontevreden Heel wisselend per jongere Weet niet Totaal (ongewogen)
Vakbekwaamheid en kennis 45% 6%
Werkhouding
Productiviteit
43% 12%
42% 35%
18% 30% 2% 242
20% 25% 0% 242
6% 17% 0% 242
Meerderheid vindt BBL-plek een zinvolle manier van personeelswerving Van de actieve leerbedrijven geeft een meerderheid (62 procent) aan dat BBL-plekken in de praktijk een zinvolle manier zijn van personeelswerving. Toch is er ook nog een grote groep bedrijven (30 procent) die BBL-plekken geen goede manier van personeelswerving vindt. Deze mening komt vooral onder bedrijven in de zakelijke dienstverlening en de overheidssector en onder de kleine bedrijven (minder dan 10 werknemers). Hetzelfde geldt voor bedrijven die ontevreden zijn
26
over de kennis, werkhouding en productiviteit van de jongeren. Ook bedrijven die leerbedrijf zijn geworden om jongeren eens kans te bieden, zien BBL-plekken minder vaak als zinvolle manier van personeelswerving. Tabel 3.7
Zijn leerbanen voor actieve leerbedrijven een zinvolle manier van personeelswerving Percentage 62% 5% 30% 2% 242
Ja Een beetje Nee Weet niet Totaal (ongewogen)
BBL-plek voldoet doorgaans aan de verwachtingen Leerbedrijven (passief en actief) hebben van tevoren een aantal redenen gehad om een leerbedrijf te worden. Doorgaans was dat jongeren een kans bieden en de werving van personeel. We hebben gevraagd of het worden van een leerbedrijf ook voldaan heeft aan de verwachtingen. Een meerderheid van 56 procent geeft aan dat dit inderdaad zo is, 13 procent van de leerbedrijven geeft een ontkennend antwoord. Figuur 3.3 Heeft het voldaan aan de verwachtingen (328 bedrijven)
3% 13% Ja, absoluut Ja, deels/enigszins 55% 29%
Nee, eigenlijk niet Weet niet
In de volgende tabel is het percentage tevreden werkgevers afgezet tegen de motieven die ze hadden om leerbedrijf te worden. Voor bedrijven die aangeven een BBL-plek open te stellen omdat ze jongeren een kans willen bieden (de meest genoemde reden), heeft het resultaat het minst voldaan aan de verwachtingen. Waarschijnlijk speelde er toen ook andere – maar wellicht minder concrete – motieven een rol. Voor bedrijven die een minder ideëel doel hadden, heeft de BBLplek daarentegen vaker aan de verwachtingen voldaan. Overigens zijn bedrijven die een BBLplek openstellen als middel om personeel te werven (de tweede meest genoemde reden) relatief tevreden over het resultaat.
27
Tabel 3.8
Percentage bedrijven dat tevreden is over resultaat per motief om leerbedrijf te worden
Omdat het goed is voor de innovatie in het bedrijf. Omdat het extra menskracht levert. Omdat het normaal is in onze branche om jongeren in het bedrijf te hebben Omdat het een goede manier is om personeel te werven en te selecteren voor de langere termijn Omdat het goedkope arbeidskrachten levert. Omdat we jongeren een kans willen bieden. Totaal
Ja, heeft absoluut aan verwachtingen voldaan 94% 84% 71% 61% 50% 49% 56% 198
Op de vraag waarom het heeft voldaan aan de verwachtingen werden de volgende antwoorden gegeven (totaal 158 bedrijven):
·
Het bedrijf heeft er goede werknemers aan overgehouden (54) “Het is een makkelijke manier om mensen in dienst te krijgen.” “We hebben daar een aantal goede krachten aan overgehouden.”
·
De kwaliteit en motivatie van BBL-ers is hoog (17) “We hebben tot nog toe altijd waardevolle krachten gehad.” “De jongeren hebben een positieve instelling ten aanzien van het bedrijf.”
·
Het is plezierig om met jongeren te werken en hen te helpen (11) “Het is een mogelijkheid om mensen de kans geven theorie in de praktijk te laten brengen en dat bevalt goed.” “Het geeft veel voldoening om met dit soort jongeren te werken.”
·
Het heeft een positief rendement gehad (10) “Het rendement komt tegemoet aan onze verwachtingen.” “Het was wel een investering, maar je krijgt er een goedkope kracht voor terug.”
·
Het levert het bedrijf nieuwe kennis en frisse ideeën (9) “Wij krijgen een nieuwe wind binnen het bedrijf.” “Het niveau van werknemers wordt hierdoor verbeterd en men is meer alert op veranderingen.” “Het personeel is er actief mee bezig en het motiveert ook anderen.”
Bedrijven voor wie de leerbaan niet (helemaal) heeft voldaan aan de verwachtingen gaven hiervoor de volgende redenen (totaal is 91):
·
Het kennisniveau is te laag of sluit niet aan bij de praktijk (18) “De kwaliteit van het kennisniveau ligt onder druk bij de opleidingen.” “Er zit een kloof tussen het theoretisch gedeelte en de invulling in de praktijk in het bedrijf.”
28
·
De motivatie van jongeren is onvoldoende (11) “De motivatie van de jongere was toch niet al te groot.” “Soms heb je mensen waar je totaal niets aan hebt (motivatie).”
·
De communicatie met de school is niet goed (4) “De communicatie tussen leerbedrijf en leerlingwezen (de school) schort er nog wel eens aan..” “De begeleiding door de school schiet vaak tekort.”
3.5
Toekomstverwachtingen
Meerderheid leerbedrijven wil in de toekomst weer jongere op BBL-plek Aan (actieve en passieve) leerbedrijven is gevraagd of zij verwachten in de toekomst (ook weer) jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen. Lang niet alle leerbedrijven antwoorden hierop volmondig “ja”. Ruim de helft van de leerbedrijven (57 procent) verwacht in de toekomst weer leerbanen open te stellen en nog eens 19 procent doet dit misschien. Ruim een vijfde van de leerbedrijven geeft aan te verwachten in de toekomst geen jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen. Figuur 3.4 Verwacht leerbedrijf in de toekomst (weer) leerbanen open te stellen (328 bedrijven)
2% 22% Ja Misschien 57%
Nee Weet niet
19%
Gebrek aan werk belangrijkste reden voor geen leerbaan in de toekomst De meest genoemde redenen voor leerbedrijven om in de toekomst geen jongeren in dienst te nemen, is dat er geen werk voor handen is (door 24 procent) en dat het werk niet aansluit bij het (opleidings)niveau van de jongeren (door 21 procent). 15 Procent van de bedrijven geeft aan dat er geen tijd is om de jongere te begeleiden. Blijkbaar is de interne situatie in het bedrijf de belangrijkste reden om geen jongeren in dienst te nemen en niet zozeer een negatief oordeel over leerbanen of jongeren in het algemeen. Een enkel bedrijf geeft aan dat slechte ervaringen met jongeren op een BBL-plek een belangrijke reden zijn om niet weer voor leerbanen te kiezen.
29
Tabel 3.9
Redenen leerbedrijf om niet weer jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen
Geen werk voor handen Werk sluit niet aan bij (opleidingsniveau) jongere Geen tijd om jongere te begeleiden Bedrijfssituatie laat het niet toe (te klein, te jong, reorganisatie) Onderwijs te ondoorzichtig Er melden zich geen jongeren Slechte ervaring/motivatie jongere onvoldoende Te duur Heb je niets aan als bedrijf Wordt te vaak benaderd (op hetzelfde moment) Anders Weet niet/geen antwoord Totaal (ongewogen) Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases
30
Percentage 24% 21% 15% 14% 11% 5% 4% 3% 1% 1% 3% 4% 80
4
Motieven en ervaringen van bedrijven zonder leerbanen
Voor de meeste bedrijven is het blijkbaar nog niet zo vanzelfsprekend om jongeren op een BBLplek in dienst te hebben, zo bleek uit hoofdstuk 2. Om extra leerbanen te creëren is het van belang te weten wat de achtergronden en motieven zijn van bedrijven die er (nog) niet voor gekozen hebben om leerbanen open te stellen. Kan het zo zijn dat bedrijven niet op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er zijn op dit gebied? Hebben ze een negatief beeld van wat jongeren hen te bieden hebben? Of hebben ze geen mogelijkheden om jongeren in het bedrijf in dienst te nemen? Tenzij anders vermeld hebben de resultaten in dit hoofdstuk betrekking op niet-leerbedrijven en passieve leerbedrijven.
4.1
Kennis van leerbanen1
Meerderheid niet-leerbedrijven weet niet (precies) wat een leerbaan is Ruim een vijfde van de niet-leerbedrijven heeft nog nooit gehoord van het fenomeen BBL-plek en nog eens 40 procent heeft er wel eens van gehoord maar weet het fijne er niet van. De meerderheid van de bedrijven (61 procent) weet dus niet (precies) wat een leerbaan is. Hoe groter het bedrijf is, hoe groter de bekendheid met het fenomeen leerbaan (en hoe vaker het bedrijf wordt benaderd). Tabel 4.1
Weten niet-leerbedrijven van de mogelijkheid van een BBL-plek
Ja Wel eens van gehoord, maar niet precies Nee, nooit van gehoord Totaal (ongewogen)
Percentage 39% 40% 21% 277
Meerderheid bedrijven weet niet welke instantie te benaderen voor leerbaan Als een bedrijf interesse heeft om een jongere op een BBL-plek in dienst te nemen, zou het moeten weten met welke instantie contact opgenomen moet worden om dit te bewerkstelligen. Bijna 60 procent van de niet-leerbedrijven geeft aan geen idee te hebben met welke instantie ze contact op zouden moeten nemen als ze zouden overwegen een BBL-plek open te stellen. De school (ROC, Vakschool of AOC) wordt het meest (door 26 procent) genoemd als de meest voor de handliggende instantie om in dit geval te benaderen.
______________ 1
De resultaten in deze paragraaf hebben alleen betrekking op niet-leerbedrijven.
31
Tabel 4.2
Met welke instantie zou niet-leerbedrijf contact opnemen voor BBL-plek
Geen idee School (ROC, Vakschool, AOC) CWI Kenniscentrum Gemeente Jongeren zelf Anders Totaal (ongewogen)
Percentage 59% 26% 9% 8% 0% 0% 3% 361
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases
Accreditatieprocedure is bij helft bedrijven niet bekend Bijna de helft van de niet-leerbedrijven (45 procent) is ervan op de hoogte dat bedrijven geaccrediteerd moeten worden door een kenniscentrum om leerbedrijf te worden. Een kleine meerderheid (55 procent) wist dit dus niet. Of de accreditatieprocedure ook van invloed is op de keuze leerbedrijf te worden komt in de volgende paragraaf aan de orde. Tabel 4.3
Weten niet leer-bedrijven dat accreditatie nodig is om leerbedrijf te worden
Ja Nee Weet niet Totaal (ongewogen)
4.2
Percentage 45% 55% 0% 227
Verwachtingen ten aanzien van leerbanen
Kwart niet-leerbedrijven is huiverig voor accreditatie Vaak wordt gedacht dat de accreditatieprocedure een hoge drempel is voor bedrijven om leerbedrijf te worden. Het blijkt dat ongeveer een kwart van de niet-leerbedrijven verwacht dat de accreditatie moeizaam te doorlopen is. Ruim een derde (36 procent) ziet de accreditatie niet als een moeilijk te doorlopen proces. Een aanzienlijke groep (33 procent) heeft helemaal geen beeld van wat de accreditatieprocedure zou inhouden of heeft geen antwoord gegeven op deze vraag. Tabel 4.4
Verwachten niet-leerbedrijven dat accreditatie makkelijk of moeilijk te doorlopen is
Gemakkelijk Niet gemakkelijk, niet moeizaam Moeizaam Weet niet Totaal (ongewogen)
Percentage 36% 7% 24% 33% 277
De meeste bedrijven die verwachten dat het accreditatieproces moeizaam te doorlopen is verwachten vooral dat het accreditatieproces hen veel tijd zal kosten en het een grote administratie-
32
ve belasting met zich meebrengt. Ook zegt een aantal bedrijven te verwachten dat er te hoge eisen worden gesteld aan het werk en de begeleiding van de jongeren.
42 procent van de bedrijven zonder jongeren ziet voordelen van BBL-plek Een mogelijke reden voor bedrijven om geen leerbanen aan te bieden is dat ze negatief aankijken tegen de bekwaamheid van jongeren die de Beroeps Begeleidende Leerweg volgen. In het onderzoek is aan niet-leerbedrijven en passieve leerbedrijven gevraagd naar de verwachtingen die ze hebben ten aanzien van de werkhouding en de kennis en vaardigheden van jongeren. Het blijkt dat bijna een derde (30 procent) de kennis en vaardigheden van jongeren als voldoende inschat en dat 41 procent een goede werkhouding verwacht. Passieve leerbedrijven hebben een positiever beeld dan niet-leerbedrijven. Van de genoemde bedrijven verwacht 42 procent dat het in dienst nemen van jongeren op een BBL-plek voordelen kan opleveren voor het bedrijf. Bijna 40 procent van de bedrijven verwacht geen voordelen van een BBL-plek. Passieve leerbedrijven zijn positiever ten aanzien van dit punt dan niet-leerbedrijven. Figuur 4.1 Verwachtingen ten aanzien van jongeren en opbrengst voor het bedrijf
Verwacht goede werkhouding jongeren
totaal (361 bedrijven)
Verwacht voldoende kennis en vaardigheden jongeren
niet-leerbedrijf (252 bedrijven) passief leerbedrijf (84 bedrijven)
Verwacht voordelen voor het bedrijf
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Sectoren die over het geheel genomen positieve verwachtingen hebben ten aanzien van leerjongeren zijn financiële instellingen, de industrie en de overheid. Feitelijk zijn er in de industrie echter weinig leerbedrijven (zie bijlage). De verwachtingen van BBL-plekken zijn over het geheel genomen negatief in de sectoren handel en vervoer. In de vervoerssector zijn ook feitelijk weinig leerbedrijven. Grotere bedrijven zijn positiever over de kennis en vaardigheden en over de werkhouding van jongeren dan kleinere bedrijven. Ook de verwachtingen ten aanzien van de opbrengst voor het bedrijf lijken wat positiever te zijn onder grotere bedrijven.
33
4.3
Motieven om geen jongeren in dienst te nemen
Driekwart bedrijven heeft leerbaan nooit overwogen Aan niet-leerbedrijven is de vraag voorgelegd of ze wel eens hebben overwogen een jongere een BBL-plek aan te bieden in het bedrijf. De meerderheid (78 procent) heeft dit nog nooit overwogen. Een vijfde van de niet-leerbedrijven geeft aan inderdaad wel eens met de gedachte te hebben gespeeld. Voor de meerderheid van de niet-leerbedrijven speelt het idee van leerbanen blijkbaar niet zo. Onderstaande tabel laat verder zien dat bedrijven die wel eens worden benaderd voor een leerbaan (door bijvoorbeeld school of een jongere) vaker een leerbaan lijken te overwegen dan bedrijven die nooit zijn benaderd. Tabel 4.5
Hebben niet-leerbedrijven een leerbaan wel eens overwogen
Ja Nee Weet niet Totaal (ongewogen)
Totaal
Wel eens benaderd voor leerbaan
Nooit benaderd voor leerbaan
21% 78% 1%
37% 63% 0%
14% 86% 0%
277
96
179
Bedrijven die wel eens overwogen hebben om een leerbaan aan te bieden geven, in vergelijking met bedrijven die dit nooit hebben overwogen, vaker aan dit niet te doen omdat er geen werk voor handen is (door 46 procent genoemd) of dat het werk niet goed aansluit bij het (opleidings)niveau van de jongeren (22 procent). Ook het motief dat er geen jongeren zijn die zich melden wordt door deze bedrijven relatief vaak genoemd (15 procent). Bedrijven die een leerbaan nooit hebben overwogen geven in verhouding vaker aan dat ze niet wisten dat leerbanen bestonden (15 procent) of dat ze er nog nooit over nagedacht hebben een jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen (9 procent).
Bedrijven denken vooral dat ze niet geschikt zijn als leerbedrijf Aan alle bedrijven die op het moment van interviewen geen jongeren op een BBL-plek in het bedrijf hadden (inclusief actieve leerbedrijven zonder jongeren), is gevraagd wat daarvoor de belangrijkste reden is. De meest genoemde motieven liggen op het terrein van de interne bedrijfsvoering van de organisatie. Veel bedrijven geven aan niet geschikt te zijn voor leerbanen. Vaak houdt dit in dat er geen werk voor handen is dat de jongere zou kunnen doen (door 37 procent genoemd). Ongeveer 10 procent van de bedrijven noemt ook expliciet dat het werk niet aansluit bij het (opleiding-) niveau van de jongere. Een ander veelgenoemd motief van bedrijfsinterne aard is dat er geen tijd is om de jongere te begeleiden (door 16 procent genoemd). Bedrijfsinterne redenen spelen bij niet-leerbedrijven een grotere rol dan bij passieve leerbedrijven.
34
Tabel 4.6
Belangrijkste redenen om geen jongeren op een BBL-plek in dienst te hebben
Kan niet Geen werk voor handen Geen tijd om jongere te begeleiden Werk sluit niet aan bij (opleidings)niveau jongere Bedrijfssituatie laat het niet toe (te klein, te jong, reorganisatie) Proces Er melden zich geen jongeren Wist niet dat het bestond Nog nooit echt goed over nagedacht Onderwijs te ondoorzichtig Wordt op verkeerde moment benaderd Wil niet Heb je niets aan als bedrijf Te duur Te hoge eisen voor accreditatie Slechte ervaring/motivatie jongere onvoldoende Niet te plaatsen Anders weet niet/geen antwoord Totaal (ongewogen)
Leerbedrijf zonder jongeren
Nietleerbedrijf
Totaal
39% 9% 1% 2%
38% 20% 14% 7%
37% 16% 10% 7%
21% 0% 0% 7% 2%
4% 12% 8% 0% 1%
9% 9% 5% 2% 1%
1% 1% 0% 1%
9% 3% 2% 1%
7% 2% 1% 1%
17% 3%
9% 3%
11% 4%
137
252
414
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases
Op een tweede plaats worden er meer procesmatige motieven genoemd om geen jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen. Passieve leerbedrijven noemen in dit kader vaak dat er zich geen jongeren melden (door 21 procent genoemd). Deze bedrijven hebben blijkbaar wel interesse om een jongere op een BBL-plek in dienst te nemen maar doen dit niet omdat er geen jongeren zijn die interesse in het bedrijf tonen. Van de niet-leerbedrijven geeft 12 procent aan geen jongeren in dienst te hebben omdat ze niet wisten dat BBL-plekken bestonden.
35
36
5
Voorwaarden voor meer leerbanen in de toekomst
Het is nog onduidelijk wat het effect is van bepaalde maatregelen op de geneigdheid van bedrijven jongeren op een BBLplek in dienst te nemen. In dit hoofdstuk wordt geïnventariseerd onder welke voorwaarden bedrijven wel jongeren in dienst nemen en of er bepaalde oplossingen zijn die bedrijven kunnen overhalen om een BBL-plek open te stellen. Tenzij anders vermeldt hebben de resultaten in dit hoofdstuk betrekking op niet-leerbedrijven en leerbedrijven die aangeven in de toekomst geen jongeren op een BBL-plek in dienst te willen nemen.
5.1
Voorwaarden om wel jongeren in dienst te nemen
“Als er werk was” is meest genoemde voorwaarde voor leerbaan Aan niet-leerbedrijven en leerbedrijven die in de toekomst geen leerbanen willen openstellen is gevraagd onder welke voorwaarden het bedrijf wel jongeren in het bedrijf zou willen. Ruim een derde (36 procent) antwoordt dat ze onder geen enkele voorwaarde jongeren op een BBL-plek in dienst zouden nemen. De overige bedrijven geven wel (een of meerdere) voorwaarden aan waaronder ze jongeren in het bedrijf zouden willen nemen. Tabel 5.1
Onder welke voorwaarden neemt bedrijf wel jongere op BBL-plek in dienst Leerbedrijf zonder jongeren in de toekomst
Nietleerbedrijf
34%
36%
28% 3%
23% 1%
13% 2% 0%
7% 4% 0%
3% 0%
5% 10%
2% 1%
5% 4%
0% 3%
5% 1%
4% 1%
2% 8% 84
12% 13% 252
10% 11% 361
Onder geen voorwaarde Onder geen enkele voorwaarden biedt ons bedrijf een BBL-plek Bedrijfsinterne voorwaarden Als er werk voor handen was dat gedaan kon worden door jongere Als we interne begeleiding kunnen bieden Externe voorwaarden Meer begeleiding vanuit school, gemeente of kenniscentra Als het goedkoper kan Accreditatie eenvoudiger Kwaliteiten jongeren Als motivatie jongeren beter is Als kennis van jongeren beter is Proces Als we beter geïnformeerd waren Wel interesse, maar niet benaderd/te weinig aanbod Niet te plaatsen Anders weet niet/geen antwoord Totaal (ongewogen)
Totaal
36%
23% 1% 8%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op totaal aantal cases
37
De voorwaarde die het meest genoemd wordt (door 23 procent) is dat er werk voor handen moet zijn dat gedaan kan worden door een jongere. Daarnaast is er een variatie aan voorwaarden die deels te maken hebben met verwachtingen over jongeren (motivatie, kennisniveau) en de begeleiding vanuit school, gemeente of kenniscentra.
5.2
Maatregelen voor meer leerbanen
Helft bedrijven is niet op de hoogte van subsidies Een bestaande beleidsmaatregel om meer leerbanen te creëren zijn de subsidies die bedrijven kunnen ontvangen als ze jongeren op een BBL-plek in dienst nemen. Bijna de helft van de bedrijven (leerbedrijven en niet-leerbedrijven) is echter niet op de hoogte van het bestaan van deze subsidies. Onder niet-leerbedrijven is de helft volledig onbekend met subsidies. Onder erkende leerbedrijven is dit percentage wat lager, maar toch nog 41 procent (daarbij gaat het zowel om actieve als passieve leerbedrijven). Grotere bedrijven zijn beter op de hoogte van het bestaan van subsidies dan kleinere bedrijven. Tabel 5.2
Weten bedrijven dat er subsidies bestaan voor leerbanen
Nee Ja, deels Ja, allemaal Weet niet Totaal (ongewogen)
Leerbedrijf (Actief of passief) 41% 23% 35% 1% 328
Nietleerbedrijf 51% 26% 23% 0% 252
Totaal 48% 25% 26% 0% 605
Subsidies kunnen 11 procent van de bedrijven overhalen Bedrijven die nu geen jongeren hebben of in de toekomst niet van plan zijn weer jongeren aan te nemen, laten zich in de meeste gevallen niet overhalen door subsidies. Van deze bedrijven geeft 11 procent aan dat deze subsidies hen (toch weer) kunnen overhalen om een jongere op een BBL-plek in dienst te nemen. Het maakt daarbij niet zoveel uit of het bedrijf al op de hoogte was van het bestaan van subsidies of niet. De middelgrote bedrijven (50 tot 100 werknemers) laten zich door subsidies wat vaker overhalen om wel leerbanen aan te bieden dan andere bedrijven. Tabel 5.3
Kunnen subsidies overhalen leerbanen open te stellen
Ja Misschien Nee Weet niet Totaal (ongewogen)
38
Leerbedrijf zonder jongeren in de toekomst 12% 30% 54% 5% 84
Nietleerbedrijf
Totaal
10% 19% 66% 5% 252
11% 21% 63% 5% 361
No Risk Polis kan 16 procent van de bedrijven over de streep trekken Een No Risk Polis houdt in dat werkgevers de jongere niet meer hoeven door te betalen als deze ziek wordt. We hebben bedrijven gevraagd of dit hen kan overhalen wel een jongere op een BBLplek in dienst te nemen. Een kleine groep (16 procent) geeft aan dat een No Risk Polis hen over de streep kan trekken wel leerbanen open te stellen. Onder leerbedrijven die niet van plan waren in de toekomst jongeren in dienst te nemen heeft de No Risk Polis meer effect dan onder nietleerbedrijven. Onder middelgrote bedrijven (50 tot 100 werknemers) is het percentage dat zich door een No Risk Polis laat overhalen het hoogst, namelijk 26 procent. Tabel 5.4
Kan No Risk Polis overhalen jongeren op BBL-plek in dienst te nemen
Ja Misschien Nee Weet niet Totaal (ongewogen)
Leerbedrijf zonder jongeren in de toekomst 19% 23% 57% 2% 84
Nietleerbedrijf
Totaal
15% 12% 70% 3% 252
16% 14% 67% 4% 361
Daarnaast hebben we bedrijven die toch al van plan waren weer jongeren in dienst te nemen gevraagd of hun bedrijf door een No Risk Polis wellicht nog meer jongeren op een BBL-plek zou kunnen hebben dan nu het geval is. Een klein aantal (9 procent) geeft aan dat ze inderdaad meer plekken zouden kunnen aanbieden als er sprake was van een No Risk Polis.
Meer begeleiding haalt 11 procent van de bedrijven over Het kan zijn dat bedrijven alleen een BBL-jongere in dienst willen nemen als hen meer begeleiding zou worden geboden, bijvoorbeeld vanuit de scholen, gemeente of kenniscentra. We hebben bedrijven gevraagd of meer begeleiding hen zou kunnen overhalen wel een jongere op een BBLplek in dienst te nemen. Voor een kleine groep bedrijven (11 procent) zou meer begeleiding een reden zijn om wel leerbanen open te stellen. Meestal wil het bedrijf dan meer begeleiding vanuit de scholen en een kleine groep geeft aan meer begeleiding te willen vanuit de kenniscentra. Ook hier heeft deze maatregelen het meest effect bij de middelgrote bedrijven. Tabel 5.5
Kan meer begeleiding bedrijf overhalen jongeren in dienst te nemen
Ja Misschien Nee Weet niet Totaal (ongewogen)
Leerbedrijf zonder jongeren in de toekomst 10% 7% 81% 2% 84
Nietleerbedrijf
Totaal
11% 9% 74% 5% 252
11% 9% 76% 4% 361
BBL-ers het hele jaar door laten starten haalt 13 procent van de bedrijven over Voor werkgevers en jongeren zou het beter kunnen zijn als jongeren niet alleen in het begin van het schooljaar starten op een BBL-plek, maar het hele jaar door. Deze voorwaarde zet 13 procent van de bedrijven aan om wel leerbanen open te stellen. De meerderheid (73 procent) loopt echter ook onder deze voorwaarde niet warm voor het in dienst nemen van een jongere op een BBL-plek. Leerbedrijven
39
zijn door deze regel vaker over te halen om jongeren op een BBL-plek in dienst te nemen dan nietleerbedrijven.
Tabel 5.6
Kan start leerbaan gedurende het hele jaar overhalen jongeren in dienst te nemen Leerbedrijf zonder jongeren in de toekomst 19% 15% 64% 2% 84
Ja Misschien Nee Weet niet Totaal (ongewogen)
Nietleerbedrijf
Percentage
12% 7% 76% 5% 252
13% 8% 73% 6% 361
“Policy mix” kan 28 procent van de bedrijven overhalen voor leerbaan Op basis van de resultaten is niet te verwachten dat de afzonderlijke maatregelen zullen leiden tot een grote toename van leerbedrijven. Toch geeft een aantal bedrijven (niet-leerbedrijven en leerbedrijven die in de toekomst geen jongeren meer willen aannemen) wel aan zich hierdoor over de streep te laten trekken. Van deze bedrijven laat 28 procent zich door tenminste één van de genoemde maatregelen overhalen. De overige 72 procent van de bedrijven heeft bij geen enkele maatregel aangegeven zich er door te laten overhalen leerbedrijf te worden. Figuur 5.2 Door tenminste één maatregel uit “Policy Mix” over te halen (340 bedrijven)
28%
Door een maatregel over te halen Niet over te halen
72%
Leerbedrijven zijn iets vaker over te halen door een maatregel (32 procent van de leerbedrijven) dan niet-leerbedrijven (15 procent). Vooral in de bouwnijverheid en de horeca zijn bedrijven door maatregelen over te halen (respectievelijk 45 en 43 procent). In de gezondheidszorg hebben maatregelen minder effect (13 procent laat zich overhalen). Met name de middelgrote bedrijven (10 tot 100 werknemers) zijn door maatregelen over te halen BBL-plekken open te stellen.
40
Bijlage 1 Achtergrondkenmerken van bedrijven In het onderzoek zijn zowel leerbedrijven als niet-leerbedrijven ondervraagd. In onderstaande tabel staan enkele achtergrondgegevens van bedrijven, met per categorie het (gewogen) percentage leerbedrijven en niet-leerbedrijven. Tabel B1.1 Achtergrondkenmerken van bedrijven
Grootte Minder dan 10 werknemers 10 tot 50 werknemers 50 tot 100 werknemers 100 of meer werknemers Totaal (ongewogen) Sector Industrie Bouwnijverheid Reparatie van consumentenartikelen en handel Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Verhuur van en handel in (on)roerende goederen en zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen Gezondheids- en welzijnszorg Totaal (ongewogen) Opleidingsniveau grootste groep werknemers Basisniveau Lbo/mavo/vmbo-niveau Mbo/havo/vwo-niveau Hbo-niveau Wetenschappelijk onderwijs Weet niet Totaal (ongewogen) Percentage werknemers jonger dan 25 Geen Tot 25 procent 25 tot 50 procent 50 tot 75 procent 75 procent of hoger Totaal (ongewogen) Percentage allochtone werknemers Geen Tot 25 procent 25 tot 50 procent 50 tot 75 procent 75 procent of hoger Totaal (ongewogen) Herkomst eigenaar bedrijf Nederlands Niet-Nederlandse afkomst Beiden Totaal (ongewogen)
1
Leerbedrijf
Nietleerbedrijven
Totaal (ongewogen aantal)
33% 47% 57% 67% 326
62% 51% 42% 29% 252
100% (117) 100% (147) 100% (108) 100% (230) 602
32% 57% 40% 25% 31% 47%
62% 43% 55% 75% 69% 53%
100% (76) 100% (73) 100% (80) 100% (67) 100% (55) 100% (52)
33%
61%
100% (82)
50% 26% 328
35% 65% 252
100% (54) 100% (66) 605
2% 39% 53% 17% 2% 1% 328
98% 60% 46% 69% 97% 99% 252
100% (6) 100% (142) 100% (353) 100% (175) 100% (35) 100% (11) 605
22% 44% 59% 64% 20% 310
70% 53% 41% 36% 80% 250
100% (107) 100% (291) 100% (112) 100% (44) 100% (27) 581
35% 58% 18% 3% 16% 312
61% 38% 82% 97% 84% 244
100% (243) 100% (273) 100% (43) 100% (9) 100% (9) 577
35% 0% 44% 61
60% 100% 56% 111
100% (171) 100% (6) 100% (2) 180
______________ 1
De twee kolommen tellen niet altijd op tot 100 procent omdat het percentage bedrijven dat geen antwoord heeft gegeven op de vraag of ze wel of geen leerbedrijf zijn niet is weergegeven.
41
42
Bijlage 2 Steekproef en respons Bij de steekproeftrekking zijn we uitgegaan van vier grootteklassen van bedrijven, namelijk: · Minder dan 10 werknemers; · 10 tot 50 werknemers; · 50 tot 100 werknemers · 100 of meer werknemers. Eenmanszaken hebben we buiten beschouwing gelaten. Bij de onderverdeling van bedrijfstakken hebben we gebruik gemaakt van de standaard Bedrijven Indeling van het CBS1. In overleg met de opdrachtgever zijn de volgende sectoren in het onderzoek betrokken: · Industrie · Bouwnijverheid · Reparatie van consumentenartikelen en handel · Horeca · Vervoer, opslag en communicatie · Financiële instellingen · Verhuur van en handel in (on)roerende goederen en zakelijke dienstverlening · Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen · Gezondheids- en welzijnszorg Onderstaande tabel geeft een overzicht van de respons en reden voor non-respons. Een respons van 40 procent is conform de verwachtingen in dit type onderzoek. Tabel B2.1 Overzicht respons
Geslaagd gesprek Weigering Onbruikbaar Taalprobleem Onbereikbaar Totaal
Aantal
Percentage
605 519 77 2 297
40,3% 34,6% 4,9% 0,1% 19,8%
1500
100%
Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de motieven van werkgevers om (g)een leerbedrijf te worden, is het wenselijk dat het aantal bedrijven redelijk verdeeld is over elke grootteklasse en de diverse sectoren. In onderstaande twee tabellen is de respons naar grootteklasse en naar sector weergegeven. De grootteklasse is gebaseerd op het aantal werknemers dat volgens de geïnterviewde werkzaam is in de vestiging (en dus niet op de gegevens die door Cendris zijn aangeleverd).
______________ 1
De Standaard Bedrijfsindeling (SBI) is een classificatie van economische activiteiten en wordt door het CBS onder andere gebruikt voor het rubriceren van bedrijfseenheden naar hun hoofdactiviteit.
43
Tabel B2.2 Respons naar grootteklasse
1 tot en met 9 werknemers 10 tot en met 49 werknemers 50 tot en met 99 werknemers 100 of meer werknemers Totaal
Bruto aantal
Netto aantal
Respons %
500 400 300 300 1500
117 147 108 230 6021
23% 37% 36% 77% 40%
Bruto aantal
Netto aantal
Respons %
165 165 194 162 165 165 193
76 73 80 67 55 52
46% 44% 41% 41% 33% 32% 42%
Tabel B2.3 Respons naar sector
Industrie Bouwnijverheid Handel en reparatie consumentenartikelen Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Verhuur van en handel in (on)roerende goederen en zakelijke dienstverlening Openbaar bestuur, overheid en verplichte sociale verzekeringen Gezondheidszorg en welzijn Totaal
82 43%
126 165 1500
54 66 605
______________ 1
Drie bedrijven hebben geen antwoord gegeven op de vraag hoeveel werknemers bij het bedrijf in dienst zijn.
44
40% 40%
Research voor Beleid Schipholweg 13 - 15 Postbus 985 2300 AZ Leiden telefoon: (071) 5253737 telefax: (071) 5253702 e-mail:
[email protected] www.researchvoorbeleid.nl
45