Leefbaarheidsplannen en kleine kernen een onderzoek naar mogelijkheden voor stedenbouwkundige adviesbureaus
Michiel Noordzij
Auteur:
): *: ID:
Michiel Noordzij Smithstraat 21, 8071 KW, Nunspeet 06 - 49 963 415
[email protected] 1212702
Opleiding:
Ruimtelijke Ordening & Planologie Hogeschool Utrecht Instituut voor Gebouwde Omgeving, Nijenoord 1, 3552 AS, Utrecht
Afstudeerrichting:
Generalist
Begeleiding:
Ellen van Keeken, Hogeschool Utrecht Otto Dijkstra, Hogeschool Utrecht Henk van Paassen, AmerAdviseurs Rik Snoep, AmerAdviseurs Lennard Elsman, (voorheen) AmerAdviseurs
Juni 2008
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Voorwoord Leefbaarheid en vitaliteit van dorp en platteland staat weer hoog op de politieke agenda. Dat is niet alleen gemeentelijk of provinciaal, maar ook landelijk en in Europees verband. Aan de leefbaarheid van onze dorpen kunnen wij de vitaliteit van onze samenleving zien. Ondanks of juist door de gemeentelijke schaalvergroting zien wij steeds vaker dat dorpelingen zich de identiteit en de toekomstvisie van hun dorp aantrekken. Een middel om dat te doen is het zelfstandig of in nauwe samenspraak met de eigen gemeente opstellen van een Dorpsvisie, Dorpsplan of Leefbaarheidsplan. Al dan niet gesteund door een adviesbureau wordt zo’n plan bottom-up vormgegeven. Maar wat er daarna met de plannen gebeurd is niet altijd helder, noch voor dorpsbewoners, noch voor buitenstaanders, noch voor adviesbureaus die aan de plan- en visievorming hebben bijgedragen. AmerAdviseurs heeft inmiddels een naam gevestigd in het opstellen van Leefbaarheidsplannen. Omdat niet helder is wat met de plannen is gebeurd, heeft AmerAdviseurs een afstudeeropdracht geformuleerd, die door Michiel Noordzij van de Hogeschool Utrecht voortvarend is opgepakt. Michiel Noordzij doet dit onderzoek, omdat hij zich tijdens zijn eerdere stage bij AmerAdviseurs nadrukkelijk heeft weten te onderscheiden. Het voorliggende eindrapport ‘Leefbaarheidsplannen en kleine kernen’ bevat een boeiend verslag van dit evaluatieonderzoek naar de uitvoeringskant van de Dorpsvisies en Leefbaarheidsplannen c.a. in Nederland. In dit rapport heeft Michiel Noordzij op doortastende en heldere wijze de regionale verschillen in Dorpsvisies en – plannen in beeld gebracht. Ook heeft hij aan de hand van hoofd- en deelvragen op een goede manier inzichtelijk gemaakt of en zo ja welke kansen er voor stedenbouwkundige en andere adviesbureaus liggen om in aanmerking te komen voor vervolgopdrachten uit Dorpsvisies en – plannen. Het resultaat is een heldere analyse met heel bruikbare conclusies en aanbevelingen, die deze afstudeeropdracht maken tot een unieke vergelijking van Dorpsvisies en –plannen in Nederland. Vooral door de interviews met alle betrokken partijen (gemeenten, dorpen en adviesbureaus) heeft het onderzoek naar vijf verschillende plannen een schat aan informatie en adviezen opgeleverd, die voor menig betrokkene een dankbare aanvulling is op zijn/haar kennis. Ik hoop dat het rapport (met bijlagen) mag bijdragen aan een nog beter besef van de nut en noodzaak van het door dorp en gemeente gezamenlijk uitvoeren van Leefbaarheidsplannen en –visies. Zeker in een tijd dat er vaak meer middelen ter beschikking staan dan menig dorp en gemeentebestuur voor ogen had bij het opstellen van het plan. Henk van Paassen, Stagecoördinator en coördinator Leefbaarheidsplannen bij AmerAdviseurs Amersfoort, 1 juni 2008
-I-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- II -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Samenvatting ‘Leefbaarheid’ van kleine kernen gaat over de leefomgeving in kleine dorpjes, met een beperkt aantal inwoners. De inwoners uit deze dorpjes zien vaak met lede ogen toe hoe hun dorp langzaam verandert. Voorzieningen verdwijnen, jongeren trekken weg en de vergrijzing neemt toe. Om de leefbaarheid te behouden dan wel te verbeteren, worden daarom Leefbaarheidsplannen opgesteld. AmerAdviseurs is één van de vele stedenbouwkundig adviesbureaus die bewoners en gemeenten al jaren helpt bij het opstellen van Leefbaarheidsplannen. Men heeft op basis van bestudering van opgestelde plannen geconstateerd dat na het opstellen vervolgopdrachten vaak uitblijven. Het onderzoek dient de redenen daarvoor te achterhalen en te adviseren op welke wijze daar verandering in aangebracht kan worden. Het onderzoek wijst uit dat er geen vaste standaard is voor de benaming en de inhoud van Leefbaarheidsplannen. Zowel initiatiefnemer, bestaand beleid, financiering en mate van begeleiding kunnen tot verschillende plannen leiden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen onderzoeksplannen, uitvoeringsplannen en een combinatie van beiden. Het onderzoek betrekt een vijftal Leefbaarheidsplannen, namelijk het Leefbaarheidsplan Marken, Dorpsplan Lievelde, Dorpsontwikkelingsplan Leveroy, Dorpsplan Heijningen en Integraal Dorpsontwikkelingsprogramma Helenaveen. Het Dorpsplan Lievelde is het enige plan dat niet is vastgesteld door een Gemeenteraad en heeft daardoor een andere bestuurlijke status dan de overige vier plannen. Ieder Leefbaarheidsplan kent een aantal actoren dat meegewerkt heeft aan het plan. Er is daarbij onderscheid te maken in algemene actoren en specifieke actoren. De bewoners en het gemeentebestuur vallen beiden in de eerste categorie en zijn altijd betrokken bij het opstellen van een Leefbaarheidsplan. De tweede categorie bevat actoren als een dorpsbelangenorganisatie, een adviesorganisaties, marktpartijen en andere overheden dan de gemeente. Afhankelijk van hun belangen zullen zij anders in het proces meedoen. Dit kan voor bewoners betekenen dat zij onverwachte tegenstanders of juist bondgenoten zullen vinden bij het opstellen van een Leefbaarheidsplan. Naast verschillende actoren onderscheiden de vijf geselecteerde plannen zich met name in het proces en in de mate van detail. Hoewel er geen specifieke landelijke richtlijn of handreiking bestaat voor de inhoud van Leefbaarheidsplannen, komt de globale lijn in de vijf plannen met elkaar overeen. Ook de fasering van de uitvoering komt met elkaar overeen, voor zover deze fasen nog niet in de plannen zelf al zijn behandeld. Deze uitvoering kan verdeeld worden in de fasen rolverdeling, prioritering, financiering, realisatie en gebruik/evaluatie. De vervolgopdrachten voor stedenbouwkundige adviesbureaus kunnen vervolgens verdeeld worden in opdrachten met en opdrachten zonder een directe relatie met de Wro. Belangrijk is dat vervolgopdrachten stedenbouwkundig of landschappelijk van aard zijn en geschikt om uitbesteed te kunnen worden aan een stedenbouwkundig adviesbureau. De relatie met de Wro is met de verandering van de Wet op de Ruimtelijke Ordening naar de Wro niet veranderd, maar het soort vervolgopdrachten dat kan worden opgesteld, is wel veranderd. Het onderzoek leidt tot de conclusie dat budget, het integrale karakter van Leefbaarheidsplannen, weinig eigen bijdrage, profilering van bureaus en te kleinschalige zaken in de plannen allen een rol spelen in het uitblijven van vervolgopdrachten. Door ruimtelijke plannen te bundelen met een Leefbaarheidsplan, scherp te krijgen welke subsidiemogelijkheden er zijn, door mee te denken bij bewonersavonden, actief opdrachten te werven en door Leefbaarheidsplannen meer uitvoeringsgericht te maken, is daarin verandering aan te brengen.
- III -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- IV -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Inhoudsopgave Voorwoord
Blz I
Samenvatting
III
1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1.2. Doelstelling 1.3. Probleemstelling 1.4. Definities 1.5. Afbakening 1.6. Randvoorwaarden 1.7. Onderzoeksmethoden en –technieken 1.8. Leeswijzer
1 2 2 2 3 4 4 4
2. ‘Leefbaarheid’ van kleine kernen 2.1. Inleiding 2.2. Factoren- en lagenbenadering 2.3. Conclusie
5 5 5
3. Verschillende plannen 3.1. Inleiding 3.2. De verschillende plannen 3.3. Waarom verschil? 3.4. Conclusie
7 7 8 8
4. Gehanteerde selectiecriteria voor de Leefbaarheidsplannen 4.1. Inleiding 4.2. De selectiecriteria 4.3. De beperkingen 4.4. Conclusie
11 11 12 12
5. De geselecteerde Leefbaarheidsplannen 5.1. Inleiding 5.2. De geselecteerde plannen 5.3. Conclusie
13 13 18
6. De bestuurlijke status van de Leefbaarheidsplannen 6.1. Inleiding 6.2. Definities 6.3. De bestuurlijke status 6.4. Conclusie
19 19 19 20
7. Betrokken actoren en hun rol 7.1. Inleiding 7.2. Algemene actoren 7.3. Specifieke actoren 7.4. Krachtenveldanalyse 7.5. Conclusie
21 21 21 21 23 24
-V-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
8. Onderlinge verschillen tussen de geselecteerde Leefbaarheidsplannen 8.1. Inleiding 8.2. De onderlinge verschillen 8.3. Conclusie
25 25 26
9. De uitvoering van de geselecteerde Leefbaarheidsplannen 9.1. Inleiding 9.2. Fasering 9.3. Conclusie
27 27 28
10. Vervolgopdrachten voor stedenbouwkundige adviesbureaus 10.1. Inleiding 10.2. Welke vervolgopdrachten kunnen stedenbouwkundige adviesbureaus krijgen? 10.3. Welke vervolgopdrachten krijgen stedenbouwkundige adviesbureaus daadwerkelijk? 10.4. Interviews 10.5. Conclusie
31 31 32
11. De rol van Leefbaarheidsplannen in de nieuwe Wro 11.1. Inleiding 11.2. Instrumenten van de Wet ruimtelijke ordening 11.3. Conclusie
33 33 34
12. Conclusie en aanbevelingen 12.1. Conclusie 12.2. Aanbevelingen voor het proces 12.3. Aanbevelingen voor het product
37 38 39
Nawoord
41
Bronvermelding
43
Bijlagen Bijlage 1: Wat is een Leefbaarheidsplan? Bijlage 2: Totaallijst met plannen Bijlage 3: Telefoongesprekken Bijlage 4: Provinciale organisaties voor Maatschappelijke Ondersteuning Bijlage 5: Lijst met onderdelen uit de Leefbaarheidsplannen Bijlage 6: Financieringsvormen Bijlage 7: Interviews met sleutelpersonen Bijlage 8: Format Leefbaarheidsplan en stappenplan voor totstandkoming
47 51 55 61 65 67 71 113
- VI -
29 29
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Het stedenbouwkundig adviesbureau AmerAdviseurs uit Amersfoort heeft gevraagd een onderzoek uit te voeren naar opgestelde Leefbaarheidsplannen voor kleine kernen met een beperkt aantal inwoners, en het vervolg daarop. AmerAdviseurs heeft het opstellen van Leefbaarheidsplannen als één van haar pijlers, naast het opstellen van stedenbouwkundige plannen en het uitbrengen van advies op het gebied van ruimtelijke ordening. Naast AmerAdviseurs zijn er vele andere (al dan niet stedenbouwkundige) adviesbureaus die Leefbaarheidsplannen opstellen voor kleine kernen. Veel dorpen stellen ook zelf hun toekomstplannen op, soms met hulp van een provinciale dorpsbelangenvereniging. AmerAdviseurs heeft in het recente verleden voor de volgende kleine kernen een Leefbaarheidsplan opgesteld: In de provincie Noord-Holland: 1. De Kwakel, gelegen in de gemeente Uithoorn; 2. Grootschermer, gelegen in de gemeente Schermer; 3. Zuidermeer, gelegen in de voormalige gemeente WesterKoggenland (nu Koggenland); 4. Zwaagdijk-West, gelegen in de voormalige gemeente Wognum (nu Medemblik); 5. Marken, gelegen in de gemeente Waterland. In de provincie Gelderland: 6. Breedenbroek, gelegen in de voormalige gemeente Gendringen (nu Oude IJsselstreek); 7. Netterden, gelegen in de voormalige gemeente Gendringen (nu Oude IJsselstreek); 8. Varsselder, gelegen in de voormalige gemeente Figuur 1: Leefbaarheidsplannen van AmerAdviseurs. Gendringen (nu Oude IJsselstreek); 9. Megchelen, gelegen in de voormalige gemeente Gendringen (nu Oude IJsselstreek); 10. Etten, gelegen in de voormalige gemeente Gendringen (nu Oude IJsselstreek) In de provincie Utrecht: 11. Schalkwijk, gelegen in de gemeente Houten. Op basis van bestudering van de Leefbaarheidsplannen, is duidelijk geworden dat sommige van deze plannen meer effect hebben gehad dan anderen. Dit heeft onder andere te maken met verschil in de ruimtelijke opbouw van een dorp, het proces van totstandkoming en de organisatiegraad per dorp. Het resultaat wat betreft de uitvoering van deze opgestelde plannen is daarom per dorp verschillend, waardoor ook de vervolgopdrachten, voor zover deze er zijn geweest, verschillend zijn.
-1-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
1.2 Doelstelling Het doel van het onderzoek is het adviseren van stedenbouwkundige adviesbureaus of, en zo ja op welke wijze zij vervolgopdrachten kunnen verkrijgen uit het opstellen van Leefbaarheidsplannen. Hierbij kan worden gedacht aan stedenbouwkundige, planologische en/of juridische opdrachten, maar ook aan andere opdrachten in het kader van leefbaarheid en welzijn. 1.3 Probleemstelling Hoofdvraag De probleemstelling is gedefinieerd in een hoofdvraag en een aantal deelvragen. Het onderzoek beoogt antwoord te geven op de volgende hoofdvraag: •
Wat zijn de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus geen of nauwelijks vervolgopdrachten krijgen na afronding van Leefbaarheidsplannen en op welke wijze is hierin verandering mogelijk, met het oog op de Wet ruimtelijke ordening?
Deelvragen Om tot een antwoord te komen op de hoofdvraag, moet eerst een aantal deelvragen worden beantwoord. Het beantwoorden van de deelvragen vormt de leidraad van het onderzoek, om met de conclusie van iedere deelvraag dichter bij het einddoel van het onderzoek te kunnen komen. De te beantwoorden vragen luiden als volgt: •
Welke vormen van (Leefbaarheids)plannen bestaan er?
•
Wat is de bestuurlijke status van de Leefbaarheidsplannen?
•
Welke actoren zijn betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van een Leefbaarheidsplan en wat is hun rol?
•
Wat zijn wezenlijke verschillen in proces en product van de Leefbaarheidsplannen tussen (stedenbouwkundige) adviesbureaus onderling?
•
Wat gebeurt er met de Leefbaarheidsplannen na vaststelling van de status en hoe worden ze tot uitvoering gebracht?
•
Welke opdrachten kunnen stedenbouwkundige adviesbureaus krijgen uit het opstellen van Leefbaarheidsplannen en welke daarvan krijgen zij ook daadwerkelijk?
•
Welke rol kan het Leefbaarheidsplan vervullen in de Wet ruimtelijke ordening?
Van deze deelvragen vormen de eerste vier het theoretische kader van het onderzoek. De laatste drie deelvragen maken de koppeling van de theorie naar de praktijk. 1.4 Definities • Leefbaarheid: De mate waarin de sociale en fysieke leefomgeving aan de normen en waarden van de bewoners en/of gebruikers van het landelijk gebied/dorp voldoen [Bron: Leefbaarheidseffectrapportage Opsterland, E.A.M. Boomars en M.C. Hidding, 1999]. •
Leefbaarheidsplan: Een Leefbaarheidsplan is een lokale of (inter)gemeentelijke beleidsvisie op de toekomst van het dorp en het omringende buitengebied voor een periode van vijf á tien jaar. Een Leefbaarheidsplan komt tot stand via een bottom-up proces, waarbij bewoners de gelegenheid krijgen om vanuit hun eigen belevingswereld inhoud en vorm te geven aan behoud, herstel en ontwikkeling van de leefbaarheid van hun eigen dorp en omringend platteland [Bron: Handreiking model Leefbaarheidsplan provin-2-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
cie Noord-Holland, AmerAdviseurs, 2001]. In dit onderzoek wordt onder Leefbaarheidsplan tevens alle vormen van plannen verstaan die bedoeld zijn om de leefbaarheid van een dorp te versterken en via een bottom-up proces tot stand zijn gekomen [Zie Bijlage 1: Wat is een Leefbaarheidsplan?] •
Kleine kern: Elke provincie hanteert een eigen definitie voor de benaming “kleine kern”, met een zelf bepaald maximum aantal inwoners, variërend van 1.000 tot 6.000 inwoners. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft een maximum aan van 2.000 inwoners. De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen geeft zelf geen maximum aantal inwoners (meer) aan, maar zegt: “Een kleine kern is een kleine kern als de bewoners dat zo voelen” [Bron: Apendix A, leefbaarheid voor kleine kernen, mr. drs. I.A.I.J. Annegarn, 2005]. Er is dus geen vastgestelde definitie voor een kleine kern. In dit onderzoek wordt onder “kleine kern” daarom een leefgemeenschap met maximaal 6.000 inwoners verstaan. In plaats van “kleine kern” wordt soms het woord “dorp” gebruikt, als de context niet direct duidelijk biedt.
•
Sociale cohesie: Onder sociale cohesie wordt een bepaalde mate van binding met het dorp verstaan. Daarmee wordt bedoeld dat de bewoners een sociale band met elkaar hebben, door middel van bijvoorbeeld sportverenigingen of kerkgenootschappen.
•
Dorpsbelangenorganisatie: Dorpsbelangenorganisaties zijn organisaties van vrijwilligers, waarin het bestuur de belangen van hun dorp vertegenwoordigt richting de gemeente in een voortdurend interactieproces. Tijdens kwesties die in het dorp spelen, wordt – met gebruik van informele en formele communicatievormen – gecommuniceerd met de gemeente vanuit een bestaande relatie met de betreffende gemeente [Bron: Interactie in ontwikkeling, B. Methorst-Zijlstra, 2004]
•
Adviesbureau: In dit onderzoek wordt onder adviesbureau een niet-specifiek stedenbouwkundig georiënteerd bureau verstaan, dat tegen betaling adviezen omtrent Leefbaarheidsplannen verstrekt.
•
Stedenbouwkundig adviesbureau: In dit onderzoek wordt onder stedenbouwkundig adviesbureau een bureau verstaan dat in de dagelijkse werkzaamheden tegen betaling met name op stedenbouwkundig gebied adviseert en plannen ontwikkelt.
•
Convenant: Onder convenant wordt een intentieovereenkomst tussen dorp en gemeente verstaan. In een convenant is bijvoorbeeld vastgelegd dat de belangenorganisaties en gemeenten regelmatig contact hebben (meestal met het College van burgemeester en wethouders), dat de gemeente de belangenorganisatie in een vroeg stadium zal inlichten over plannen, en dat de belangenorganisatie de gemeente gevraagd en ongevraagd mag adviseren [Bron: Belangenbehartiging op maat, Petra Vergunst en Bettina Bock, 2005].
1.5 Afbakening Bij het onderzoek is een afbakening gemaakt van die onderdelen van het onderzoeksgebied die niet zullen worden behandeld, zodat het onderzoek uitvoerbaar blijft. •
Uit de opgestelde Leefbaarheidsplannen van AmerAdviseurs, alsmede die van andere (stedenbouwkundige) adviesbureaus is een selectie gemaakt van nader te onderzoeken plannen. Welke dit zijn, is tijdens de inventarisatiefase aan de hand van selectiecriteria bepaald en wordt beschreven in het desbetreffende hoofdstuk.
•
De conclusie van het onderzoek zal zich richten op stedenbouwkundige adviesbureaus in het algemeen. Vanwege concurrentieoverweging is voor AmerAdviseurs een apart product gemaakt, dat los is aangeleverd.
-3-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
1.6 Randvoorwaarden De volgende randvoorwaarden, waarop geen invloed uitgeoefend kan worden, zijn bij het onderzoek van toepassing: •
Tijd: Het onderzoek is uitgevoerd gedurende een periode van ongeveer 18 weken. Dit is inclusief het schrijven van het eindrapport.
•
Medewerking: Het onderzoek is afhankelijk van de medewerking die wordt verleend door betrokken partijen; met name gemeenten, dorpen en adviesbureaus.
1.7 Onderzoeksmethoden en –technieken Om de juiste antwoorden te vinden op de gestelde deelvragen, is het belangrijk dat de onderzoeksgegevens op een goede manier worden verzameld en verwerkt. Zo niet, dan kan dit leiden tot een verkeerde interpretatie van gegevens en verkeerde of onbetrouwbare conclusies. Het grootste deel van het onderzoek bestaat uit een literatuurstudie en een bronnenonderzoek (zie Bronvermelding). De belangrijkste gegevens komen daarbij aan bod, aangezien er inmiddels veel Leefbaarheidsplannen zijn opgesteld en er veel over de methodieken en technieken van Leefbaarheidsplannen is geschreven. Daarbij is regelmatig gebruik gemaakt van de input van experts op het gebied van Leefbaarheidsplannen. Dit zijn veelal experts binnen AmerAdviseurs en de Hogeschool Utrecht, maar beperkt zich hier niet toe. Zo zijn er ook gesprekken met experts van de provinciale Verenigingen voor Kleine Kernen gehouden en zijn er telefonische interviews met enkele sleutelfiguren van de vijf geselecteerde plannen gevoerd. 1.8 Leeswijzer Na een inleidend hoofdstuk 1 over de aanleiding, het doel, de randvoorwaarden en de methoden en technieken van het onderzoek, wordt in hoofdstuk 2 een korte beschrijving gegeven van ‘Leefbaarheid van kleine kernen’. In hoofdstuk 3 wordt het verschil uitgelegd tussen de vele verschillende benamingen van plannen en wat hun functie is. Hoofdstuk 4 beschrijft de gehanteerde selectiecriteria, op basis waarvan de vijf plannen onderzochte plannen zijn geselecteerd. Deze plannen worden in hoofdstuk 5 verder toegelicht, waarbij de ligging en grootte van het dorp, samen met de opdrachtgever en opdrachtnemer worden beschreven. Vervolgens beschrijft hoofdstuk 6 wat de bestuurlijke status van de geselecteerde Leefbaarheidsplannen is. In hoofdstuk 7 komen de belangrijkste actoren aan bod en is een krachtenveldanalyse opgenomen, waarin de rol van deze actoren te definiëren. Hoofdstuk 8 behandelt de onderlinge verschillen tussen de vijf geselecteerde plannen, waarna hoofdstuk 9 de uitvoeringsfasering behandelt. In hoofdstuk 10 komen vervolgens de mogelijke vervolgopdrachten voor stedenbouwkundige adviesbureaus vervolgens aan bod, gevolgd door de relatie van het Leefbaarheidsplan met de Wet ruimtelijke ordening in hoofdstuk 11. Tenslotte wordt in hoofdstuk 12 de conclusie van het onderzoek gegeven en worden enkele aanbevelingen gedaan. De Bijlagen bestaan uit een globale uitleg over het Leefbaarheidsplan, gevolgd door de totaallijst met plannen waaruit de geselecteerde plannen komen. Dit wordt gevolgd door een samenvatting van enkele telefoongesprekken met verscheidene Verenigingen van Klein Kernen. De verschillende provinciale CMO’s worden daarna in een lijst uiteengezet, gevolgd door een checklist met onderdelen uit de geselecteerde plannen. De verschillende financieringsvormen worden vervolgens opgesomd. Daarna volgen de gehouden interviews en tot slot een format Leefbaarheidsplan, met bijbehorend stappenplan voor het proces.
-4-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
2. ‘Leefbaarheid’ van kleine kernen 2.1 Inleiding ‘Leefbaarheid’ is een ruim begrip en hoewel iedereen zich wel iets kan voorstellen bij de term, wordt het geven van een duidelijke definitie als lastig ervaren. Volgens Van Dale betekent ‘leefbaar’: “geschikt om erin te leven” [Bron: Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, G. Geerts, 1984]. Dit slaat op de leefomgeving. Omdat iedereen een eigen voorstelling heeft bij het begrip ‘leefbaarheid’, is het belangrijk dat de definitie, zoals wordt bedoeld bij het hebben over leefbaarheid van kleine kernen, nader wordt toegelicht, door het benoemen van de belangrijkste factoren. 2.2 Factoren- en lagenbenadering Globaal zijn de factoren te herleiden tot het volgende vijftal: • Wonen en woonklimaat: De mogelijkheden om ter plekke een passende woning te vinden en de waardering van de eigen woonomgeving; • Werkgelegenheid: Voldoende werkgelegenheid in eigen dorp of regio; • Voorzieningenniveau: Aanwezigheid en kwaliteit dan wel bereikbaarheid van (basis)voorzieningen, zoals onderwijs, winkels, openbaar vervoer, postagentschap, bibliotheek, medische-/zorgvoorzieningen, sportaccommodaties en kinderopvang; • Sociaal klimaat: de omvang van het verenigingsleven, de mate van sociale contacten, de dorpsbinding of sociale cohesie en de zelfredzaamheid van bewoners; • Bestuurlijk klimaat: Betrokkenheid van bewoners bij gemeentelijke besluitvorming. [Bron: Leefbaarheidsplan Schalkwijk, AmerAdviseurs, 2008] In 1998 heeft een spreekster in Lievelde tijdens een symposium over leefbaarheid op het platteland, het begrip uitgesplitst in een drietal lagen. Deze lagen zijn niet zozeer een aanvulling van de vijf factoren, als wel een verdieping. De drie lagen zijn als volgt geformuleerd: • Gebruikswaarde: Het gaat daarbij om de functionele aspecten, zoals de bereikbaarheid van voorzieningen en de werkgelegenheid. • Belevingswaarde: Het betreft daarbij hoe men de kwaliteit van de leefomgeving ervaart, waarbij zowel de ruimtelijke omgeving als de bestuurlijke omgeving wordt bedoeld. • Toe-eigeningswaarde: Tenslotte gaat het om verbondenheid met de leefomgeving. Het gevoel dat de leefomgeving eigen is, zonder dat het persé hoeft in te houden dat men de wettelijke eigenaar is. Deze lagen spelen elk een rol in de beoordeling van de mate waarin de leefomgeving ‘leefbaar’ is [Bron: Leefbaarheid, de actuele visie, E.A.M. Boomars, 1998]. 2.3 Conclusie Zoals uit deze factoren blijkt, heeft leefbaarheid van kleine kernen betrekking op de meest uiteenlopende onderwerpen en gaat het daarbij om de mate waarin de bewoners zelf zich plezierig voelen in hun leefomgeving. Om dat te bereiken, moet gestreefd worden naar het optimaliseren van de invulling van al deze factoren. Om die optimalisatie zoveel mogelijk te benaderen, dient het Leefbaarheidsplan als handreiking.
-5-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Of een dorp leefbaar is hangt onder andere af van de aanwezige voorzieningen. -6-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
3. Verschillende plannen 3.1 Inleiding In de inventarisatiefase bleek al snel dat er verschillende benamingen worden gebruikt voor een plan dat wordt opgesteld om de leefbaarheid van kleine kernen te waarborgen dan wel te bevorderen. Om een duidelijk beeld te scheppen van het soort plannen wat wordt gehanteerd, is een overzicht gemaakt van een aantal voorkomende benamingen van de plannen. 3.2 De verschillende plannen • Dorpsontwikkelingsplan (DOP) Een Dorpsontwikkelingsplan is een veel voorkomende benaming in de provincie NoordBrabant. Het betreft een integrale aanpak, wat betekent dat zowel ruimtelijke, sociale en economische onderwerpen aan bod komen. Een Dorpsontwikkelingsplan is sterk uitvoeringsgericht [Bron: Handreiking dorpsontwikkelingsplannen Noord-Brabant, Provincie Noord-Brabant, 2005]. •
Dorpsvisie Een Dorpsvisie is een andere benaming voor een Dorpsontwikkelingsplan, maar de inhoud komt verder overeen. De Vereniging Kleine Kernen Limburg (VKKL) geeft aan dat een Dorpsvisie de basis is voor een Dorpsplan [Bron: Dorpsplannen in Limburg, VKKL, 2005].
•
Dorpsplan Een Dorpsplan is een veelgebruikte benaming door de Provinciale Verenigingen voor Kleine Kernen. De Zuid-Hollandse Vereniging Kleine Kernen (ZHVKK) geeft als definitie: “Een Dorpsplan is een Dorpsvisie met daaraan gekoppeld een uitvoeringsplan”[Bron: http://www.zhvkk.nl/].
•
Dorpsontwikkelingsvisie (DOV) Een Dorpsontwikkelingsvisie geeft de visie van de bewoners op hun eigen leefomgeving weer. Deze visie moet nog worden omgezet in een daadwerkelijk Dorpsontwikkelingsplan, waarin de projecten aan een tijdsplanning en budget worden gehangen [Bron: Dorpsontwikkelingsplan Leveroy, Arcadis, 2006].
•
Dorpsomgevingsplan (DOP) Een Dorpsomgevingsplan is gericht op de ruimtelijke invulling van het dorp. De sociale en economische onderwerpen komen hierin niet of nauwelijks aan bod. Het plan is de visie van de dorpsbewoners op het dorp, waarbij hun kennis wordt gecombineerd met de inbreng van deskundigen. De projecten die uit het plan voortkomen, worden in sommige gevallen verder uitgewerkt in een Dorpsagenda. In de provincie Limburg wordt een Dorpsomgevingsplan in de reconstructieplannen benoemd, en dienen ze juist om de sociale onderwerpen aan de orde te laten komen, naast de economische, en ruimtelijke onderwerpen [Bron: Dorpsplannen in Limburg, VKKL, 2005].
•
Dorpsagenda Een Dorpsagenda is een document dat in sommige gevallen aan een Dorpsomgevingsplan wordt verbonden. De sociale en economische onderwerpen worden in deze agenda uitgewerkt, op basis van de ideeën van de bewoners. Onderdeel van een Dorpsagenda kan het softwareprogramma “Dorpswaardering” zijn. “Een Dorpsagenda
-7-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
is een instrument om met de dorpsbewoners Leefbaarheidsplannen te realiseren”. [Bron: Dorpskracht, Marianne Rigter, 2007]. •
(Integraal) Dorpenontwikkelingsplan (iDOP) Een (Integraal) Dorpenontwikkelingsplan is een opvolger van het volkshuisvestingplan, waarbij niet meer alleen het ruimtelijke onderwerp aan de orde komt, maar ook de sociale en economische onderwerpen. Zoals de naam suggereert, is het plan niet voor één dorp, maar voor een verzameling van dorpen. Deze naam wordt weinig gebruikt. In sommige gevallen is het plan wél voor een enkel dorp. In dat geval kan het beschouwd worden als een Dorpsontwikkelingsplan [Bron: Bergeijk, kernen in ontwikkeling, Companen, 2006].
•
Integraal Dorpsontwikkelingsprogramma (iDOP) Een Integraal Dorpsontwikkelingsprogramma (iDOP) is een benaming die veel in Noord-Brabant wordt gebruikt. Integrale Dorpsontwikkelingsprogramma’s behandelen zowel de ruimtelijke als sociale en economische onderwerpen en zijn voorzien van een uitgebreide projectenplanning. Doel van deze iDOP’s is dat de nadruk ligt op de concrete uitvoering en realisatie van projecten ter versterking van de leefbaarheid [Bron: Flyer Informatiepunt Dorpsontwikkeling, SRE, 2005].
•
Leefbaarheidsplan Een Leefbaarheidsplan is een weinig voorkomende benaming. De provincie NoordHolland gebruikt deze benaming voor plannen die qua aard vergelijkbaar zijn met de iDOP’s van Noord-Brabant. Dit houdt in dat de plannen integraal van opzet zijn en zijn voorzien van een uitgebreide projectenplanning [Bron: Handreiking model Leefbaarheidsplan provincie Noord-Holland, AmerAdviseurs, 2001].
3.3 Waarom verschil? Het verschil tussen de plannen is soms slechts minimaal. Een belangrijke constatering is dat het soort plan van een aantal aspecten afhankelijk is. Zo is er per provincie verschillend beleid, waarbij de ene provincie een handleiding geeft voor het opstellen van plannen en de andere provincie het helemaal vrij laat voor eigen invulling. Vervolgens is het belangrijk wie de initiatiefnemer is voor het opstellen van het plan. Geeft een dorpsbelangenorganisatie inhoud aan het plan, of is de gemeente de trekker? Het doel van het plan is ook erg belangrijk. Dit kan variëren van het in beeld krijgen van de wensen van de bewoners en het bevorderen van de sociale cohesie tot het onderbouwen van verschillende gemeentelijke en provinciale beleidsstukken, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. De financiering is ook van belang; wil de initiatiefnemer dat het plan daadwerkelijk uitgevoerd kan worden, dan zal het plan moeten voldoen aan bepaalde eisen om subsidie te kunnen krijgen. Niet geheel onbelangrijk is de ondersteuning die de initiatiefnemer krijgt of inschakelt. Vaak zien de plannen er weer anders uit qua opzet en schrijfstijl, als er een professioneel adviesbureau heeft meegewerkt, doordat er dan weer meer expertise en ervaring met soortgelijke plannen in wordt gebracht. 3.4 Conclusie De benamingen van de plannen verschillen van provincie tot provincie. Doordat ze veel op elkaar lijken en sommige afkortingen voor meer dan één type plan worden gebruikt, is niet altijd direct duidelijk om wat voor soort plan het gaat.
-8-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bij nader onderzoek blijkt dat de verschillen vooral in naam en accenten zitten. Globaal zijn de plannen in drie verschillende groepen samen te scharen, namelijk: • Onderzoeksplannen • Uitvoeringsplannen • Combinatieplannen Naast deze belangrijke indeling kunnen de plannen nog ingedeeld worden in drie categorieën, namelijk: • Ruimtelijk • Sociaal en economisch • Integraal In welke categorie het plan valt en wat wordt behandeld, is afhankelijk van initiatiefnemer, bestaand beleid, doel van het plan, financiering en mate van begeleiding. Figuur 2 geeft de globale indeling in groepen en categorieën weer. In sommige provincies zijn hier uitzonderingen op gemaakt, maar de meest gangbare indeling is weergegeven.
Figuur 2: Globale matrix van typen plannen.
-9-
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Gezamenlijk werken aan een Leefbaarheidsplan tijdens een dorpsavond.
- 10 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
4. Gehanteerde selectiecriteria voor de Leefbaarheidsplannen 4.1 Inleiding Om te komen tot een gedegen onderzoek, moet onderscheid gemaakt worden in plannen, die geschikt zijn voor het onderzoek, en plannen die ongeschikt zijn. Er is daarom aan de hand van de lijst met alle plannen [Zie Bijlage 2: Totaallijst met plannen] een aantal selectiecriteria opgesteld, waar de plannen aan moeten voldoen, om in het onderzoek meegenomen te kunnen worden. De criteria waarop de plannen zijn geselecteerd, worden in mate van significantie weergegeven: • Opdrachtgever • Datum van totstandkoming • Verschillende opdrachtnemers • Aantal inwoners • Geografische spreiding Ook zijn enkele beperkingen opgenomen, om te verklaren waarom bepaalde plannen niet zijn meegenomen. Hierin is geen mate van significantie meegenomen: • Aantal plannen • Proces • Type plan • Digitale beschikbaarheid 4.2 De selectiecriteria Opdrachtgever Bij het maken van de selectie is rekening gehouden dat in elk geval één van de plannen van AmerAdviseurs (opdrachtgever) is, om te kunnen vergelijken met de andere geselecteerde plannen. Datum van totstandkoming Bij het maken van de selectie is specifiek naar de datum van totstandkoming gekeken. Het gaat daarbij om plannen van minimaal 2 jaar oud (februari 2006 en ouder). Er is daarvoor gekozen, zodat het uitvoeringsproces al enige tijd aan de gang is en er mogelijk al zichtbare resultaten zijn, aangezien de looptijd doorgaans 5 tot 10 jaar is. Verschillende opdrachtnemers Bij het selecteren van de plannen is gekeken naar het verschil van opdrachtnemers. Er is gezocht naar diversiteit, wat inhoudt dat er zowel plannen zijn geselecteerd van stedenbouwkundige adviesbureaus, als van andere professionele adviesbureaus en van dorpsbelangenorganisaties. Er zijn daarbij meerdere plannen van stedenbouwkundige adviesbureaus geselecteerd, vanwege het doel van het onderzoek. Daarnaast is gekozen voor een plan van een nietstedenbouwkundig adviesbureau en één van een Vereniging Kleine Kernen, vanwege de mogelijk interessante verschillen in proces van totstandkoming en het eindproduct. Aantal inwoners De plannen zijn geselecteerd op het aantal inwoners dat het dorp telde, ten tijde van het opstellen. Er is gekozen voor een aantal tussen de 1.000 en de 2.000 inwoners. Op die manier kan er nog steeds worden gesproken van een “kleine kern”. Voor deze waarde is gekozen, zodat de plannen van vergelijkbare aard zijn, bijvoorbeeld als het gaat om aantallen voorzieningen. Daarnaast omdat iedere provincie een andere definitie opgeeft voor de benaming “kleine kern”, met een zelf bepaald maximum aantal inwoners, variërend van 1.000 tot 6.000 inwoners. Het
- 11 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft een maximum aan van 2.000 inwoners. De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen geeft zelf geen maximum aantal inwoners (meer) aan [Bron: leefbaarheid voor kleine kernen, mr. drs. I.A.I.J. Annegarn, 2005]. Geografische spreiding Er is bij het selecteren van de plannen geprobeerd een geografische spreiding aan te houden. Waar dit niet zozeer mogelijk was, in verband met de andere selectiecriteria, is geprobeerd een provinciale spreiding aan te houden. Streven is dat er zoveel mogelijk verschil in beleid en proces van totstandkoming is. 4.3 De beperkingen Aantal plannen Er is bij de inventarisatie van de plannen bepaald dat het aantal wat geselecteerd wordt ongeveer vier á vijf moet zijn. Het begrip leefbaarheid is namelijk erg breed en veelomvattend en er zijn veel kleine kernen, waardoor er ook veel plannen zijn opgesteld. Om toch een gedegen onderzoek uit te kunnen voeren binnen de gegeven tijd, is dit aantal daarom beperkt gehouden. Proces Er is in de inventarisatiefase gekeken naar plannen uit meerdere provincies. Sommige provincies werken tijdens het proces van totstandkoming echter niet (direct) samen met (stedenbouwkundige) adviesbureaus. Dit betekent niet dat deze plannen niet bruikbaar zijn voor het onderzoek, maar dat ze dusdanig kunnen verschillen, dat ze moeilijker vergelijkbaar zijn met de geselecteerde plannen [Bron: Zie Bijlage 3: Telefoongesprekken]. Type plan De Brede Overleggroep voor Kleine Dorpen in Drenthe heeft aangegeven dat zij, samen met Groningen (Vereniging Groninger Dorpen) en Friesland (Doarpswurk) over het algemeen dorpsomgevingsplannen maken, waarbij hoofdzakelijk de ruimtelijke onderwerpen worden uitgewerkt. De sociale en economische onderwerpen binnen de kernen, die wel onderdeel uit maken van de Leefbaarheidsplannen, worden over het algemeen apart uitgewerkt, door andere organisaties. Dit betekent dat deze plannen in dit onderzoek minder relevant zijn om te vergelijken met plannen van (stedenbouwkundige) adviesbureaus [Bron: Zie Bijlage 3: Telefoongesprekken]. Digitale beschikbaarheid Er is bij de inventarisatie van de plannen gekeken naar de digitale beschikbaarheid, met uitzondering van plannen opgesteld door de opdrachtgever. Er is voor deze digitale beschikbaarheid gekozen, zodat veel plannen in een relatief korte tijd onderling vergeleken kunnen worden, om op basis daarvan tot een goede selectie te kunnen komen. 4.4 Conclusie Door gebruik te maken van selectiecriteria, is het mogelijk een goede basis te leggen voor het onderzoek. De kwaliteit is daarbij belangrijker dan de kwantiteit. Door de beperkingen aan te geven, wordt verklaard waarom bepaalde plannen, die mogelijk wel voldoen aan de selectiecriteria, niet mee zijn genomen in het onderzoek. Op basis van de selectiecriteria en de beperkingen is een aantal plannen uit Bijlage 2: Totaallijst met plannen naar voren gekomen.
- 12 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
5. De geselecteerde Leefbaarheidsplannen 5.1 Inleiding Op basis van de selectiecriteria uit het vorige hoofdstuk is een vijftal plannen geselecteerd, waar onderzoek naar is gedaan. Van deze vijf plannen zijn de belangrijkste kenmerken hierna weergegeven. 5.2 De geselecteerde plannen Naam van het plan Leefbaarheidsplan Marken Plaatsnaam, gemeentenaam en provincienaam Marken, gelegen in de gemeente Waterland, provincie Noord-Holland Aantal inwoners ten tijde van totstandkoming 1.930 inwoners Datum van totstandkoming November 2001 Locatie van het plan Niet online beschikbaar. Gemeente Waterland en AmerAdviseurs hebben een versie op papier beschikbaar. Opdrachtnemer AmerAdviseurs Opdrachtgever De Gemeenteraad van Waterland Figuur 3: Ligging van Marken. Dorpsbelangenorganisatie De Eilandraad, opgericht in januari 2001 om de belangen van de dorpsbewoners te kunnen vertegenwoordigen bij het opstellen van het Leefbaarheidsplan en de uitvoering daarvan. Juridische vorm van de organisatie Stichting (Rechtspersoon) Omschrijving van het plan De gemeente Waterland heeft AmerAdviseurs samen met het Noord-Hollands Participatie Instituut (NPI) gevraagd een Leefbaarheidsplan op te stellen voor Marken. De gemeente wil op die manier een nieuwe impuls geven aan de leefbaarheid op het eiland, aan de hand van de initiatieven van de bewoners. Het plan dient richting te geven aan en toetsing te bieden voor de door de gemeente op te stellen uitvoeringsplannen. Het plan bestaat uit een profielschets, bestaande uit objectieve, kwantitatieve gegevens van het dorp. Vervolgens wordt de beleving en de knelpunten volgens de bewoners weergegeven, gevolgd door een beleidskader. Daarna volgt een Dorpsvisie, en ten slotte een projectenoverzicht, met daarin de door de bewoners aangegeven doelstellingen, gekoppeld aan een prioritering en kostenraming.
- 13 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Naam van het plan Dorpsplan Lievelde Van (n)u naar de toekomst Plaatsnaam, gemeentenaam en provincienaam Lievelde, gelegen in de gemeente gemeente Oost Gelre (voorheen gemeente Lichtenvoorde), provincie Gelderland. Aantal inwoners ten tijde van totstandkoming 1.500 inwoners Datum van totstandkoming Mei 2005 Locatie van het plan www.lieveldsbelang.nl Opdrachtnemer Vereniging Kleine Kernen Gelderland Opdrachtgever Lievelds Belang Figuur 4: Ligging van Lievelde. Dorpsbelangenorganisatie Lievelds Belang, opgericht in 1990 als organisatie en in 2003 veranderd in een vereniging. Juridische vorm van de organisatie Vereniging (Rechtspersoon) Omschrijving van het plan Lievelds Belang heeft de Vereniging Kleine Kernen Gelderland benaderd om een Dorpsplan op te stellen voor Lievelde. Het doel van het plan is het behouden dan wel verbeteren van de leefbaarheid van het dorp. Om daar voor te zorgen, is onderzocht wat de bewoners willen behouden en wat zij willen verbeteren. Op die manier is een plan ontstaan, waarmee Lievelds Belang makkelijker het dorp kan vertegenwoordigen naar de gemeente toe en is het makkelijker om ten aanzien van eventuele nieuwe ontwikkelingen een standpunt te bepalen. In het plan wordt de geschiedenis van het dorp beschreven en de belangrijkste kenmerken worden weergegeven. Vervolgens wordt de visie van de bewoners aan bod, met de daaruit voortvloeiende doelstellingen. Tenslotte wordt de uitvoering van het plan door uitwerkgroepen (UWG) behandeld.
- 14 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Naam van het plan Dorpsontwikkelingsplan Leveroy Plaatsnaam, gemeentenaam en provincienaam Leveroy, gelegen in de gemeente Nederweert, provincie Limburg Aantal inwoners ten tijde van totstandkoming 1.000 inwoners Datum van totstandkoming Januari 2006 Locatie van het plan www.nederweert.nl Opdrachtnemer Arcadis Opdrachtgever De Gemeenteraad van Nederweert Dorpsbelangenorganisatie Gemeenschapsraad Leveroy, opgericht als ‘dorpsraad’ in 1975
Figuur 5: Ligging van Leveroy.
Juridische vorm van de organisatie Stichting (Rechtspersoon) Omschrijving van het plan Eind 2001 is Leveroy gestart met de Pilot Lokaal Sociaal Beleid, ter versterking van de leefbaarheid. In de periode juni 2003 tot en met januari 2004 zijn door diverse groepen inwoners van Leveroy discussies gevoerd over knelpunten en mogelijke oplossingen voor de toekomst van Leveroy. Dit heeft geleid tot de ‘Dorpsontwikkelingsvisie Leveroy’. In het Dorpsontwikkelingsplan van Arcadis is vervolgens met enkele scenario’s een invulling gegeven aan deze wensen. Dat is gedaan op verzoek van de gemeente Nederweert, in verband met gebrek aan geld voor de uitvoering. Allereerst wordt in het plan een opsomming gegeven van de belangrijkste wensen uit de Dorpsontwikkelingsvisie en instrumenten om deze wensen te realiseren, gevolgd door het proces wat is doorlopen om tot het Dorpsontwikkelingsplan te komen. Daarna wordt het plan in enkele deelgebieden uitgewerkt, om vervolgens varianten te geven voor de deelgebieden. Tenslotte wordt advies gegeven hoe de gemeente nu verder moet, met in de bijlage een prioritering van de wensen.
- 15 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Naam van het plan Dorpsplan Heijningen Leefbaarheid maken doe je samen Plaatsnaam, gemeentenaam en provincienaam Heijningen, gelegen in de gemeente Moerdijk, provincie Noord-Brabant Aantal inwoners ten tijde van totstandkoming 1.098 inwoners Datum van totstandkoming Juli 2005 Locatie van het plan www.moerdijk.nl Opdrachtnemer SGBO Onderzoek > Advies > Implementatie Opdrachtgever De Gemeenteraad van Moerdijk Dorpsbelangenorganisatie Figuur 6: Ligging van Heijningen. Ten tijde van totstandkoming bestond er geen dorpsbelangenorganisatie in Heijningen. Inmiddels is de ‘Dorpsraad Heijningen’ opgericht. Juridische vorm van de organisatie Stichting (Rechtspersoon) Omschrijving van het plan De gemeente Moerdijk bestaat uit een fusie van vijf gemeenten en bevat vijf grote kernen en 6 kleine kernen met elk een eigen identiteit, waarin leefbaarheid een belangrijke plaats inneemt. De Gemeenteraad wil de leefbaarheid graag behouden in de kernen en heeft daarom het College van burgemeester en wethouders opdracht gegeven voor elke dorp een Dorpsplan op te laten stellen en de bevolking daarbij te betrekken. Het College heeft gekozen voor een aanpak die de inzet en inbreng van bewoners zelf zo veel mogelijk waarborgt. Om die reden is besloten de totstandkoming van het plan niet zelf in handen te nemen, maar extern te laten begeleiden door adviesbureau SGBO. In de inleiding van het plan worden enkele gemeentelijke kaders aangegeven. Vervolgens wordt een profielschets van de situatie van Heijningen gegeven. Daarna volgt de gewenste situatie volgens de bewoners en tenslotte maatregelen, taakverdeling en een planning om de doelstellingen van de bewoners tot uitvoering te kunnen brengen.
- 16 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Naam van het plan Integraal Dorpsontwikkelingsprogramma Helenaveen Plaatsnaam, gemeentenaam en provincienaam Helenaveen, gelegen in de gemeente Deurne, provincie Noord-Brabant Aantal inwoners ten tijde van totstandkoming 1.000 inwoners Datum van totstandkoming Januari 2006 Locatie van het plan www.deurne.nl Opdrachtnemer BRO adviseurs in ruimtelijke ordening, economie en milieu Opdrachtgever De Gemeenteraad van Deurne Figuur 7: Ligging van Helenaveen. Dorpsbelangenorganisatie Dorpsraad Helenaveen Juridische vorm van de organisatie Vereniging (Rechtspersoon) Omschrijving van het plan Het integraal Dorpsontwikkelingsprogramma Helenaveen is in opdracht van de Gemeenteraad van Deurne opgesteld door stedenbouwkundig adviesbureau BRO. In het plan wordt eerst een schets van de situatie in het dorp gegeven, waarna de beleidskaders zijn opgenomen. Vervolgens komt het wensbeeld van de bewoners aan bod, gevolgd door een visie en een thematische uitwerking daarvan. Het plan wordt afgesloten met een leefbaarheidsagenda, met daarin een prioritering van de uit te voeren plannen. In de bijlage bevindt zich de Notitie sociaalmaatschappelijke aspecten Herstructurering glastuinbouw Helenaveen, zoals deze door BRO in juli 2005 is opgesteld.
- 17 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
5.3 Conclusie Het vijftal weergegeven plannen biedt voldoende informatie en onderlinge variatie om een kwalitatief goed onderzoek uit te kunnen voeren en de hoofdvraag van het onderzoek te kunnen beantwoorden.
Figuur 8: Totaaloverzicht van de geselecteerde plannen.
- 18 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
6. De bestuurlijke status van de Leefbaarheidsplannen 6.1 Inleiding De invloed van een Leefbaarheidsplan op de uitwerking van de ideeën en wensen van de bewoners, hangt samen met de bestuurlijke status die het plan krijgt. Als het plan alleen maar aan de gemeente wordt aangeboden, ter kennisname, is de gemeente minder snel gebonden aan het uitvoeren van het plan, dan wanneer de Gemeenteraad het plan daadwerkelijk vaststelt. In het laatste geval, kan het plan dienen als toetsingskader voor door de gemeente op te stellen plannen en projecten. De rol die de gemeente speelt in het proces is belangrijk bij de uiteindelijke status van het plan. 6.2 Definities Er zijn verschillende acties die de Gemeenteraad kan ondernemen bij overhandiging van het plan door de auteur en de inwoners van het dorp. Hoewel ze niet allen voorkomen bij de geselecteerde plannen, worden ze soms wel gebruikt voor andere plannen. De meest gehanteerde definities zijn als volgt: Accorderen:
1. Overeenkomen, overeenstemmen 2. Met elkaar goed overweg kunnen 3. Bewilligen, toestaan
Behandelen:
1. Het bespreken, beschrijven, afhandelen
Kennisnemen:
1. Het zich verschaffen van bekendheid met –
Vaststellen:
1. Bepaling, besluit nemen 2. Als voorschrift enz. aangeven: vaste vorm geven aan, fixeren
[Bron: Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, G. Geerts, 1984] 6.3 De bestuurlijke status Leefbaarheidsplan Marken Er is ruim een jaar gewerkt aan het Leefbaarheidsplan Marken, door stedenbouwkundig adviesbureau AmerAdviseurs, het Noord-Hollands Participatie Instituut (NPI) en de dorpsbelangenorganisatie van Marken “De Eilandraad”. Dit werd gedaan in samenwerking met de gemeente Waterland en de bewoners van Marken. Uiteindelijk is het plan eind november 2001 vastgesteld door de Raad van de gemeente Waterland. Dorpsplan Lievelde Gedurende een proces van ongeveer driekwart jaar is er aan dit plan gewerkt door de dorpsbelangenorganisatie Lievelds Belang, in samenwerking met de Vereniging Kleine Kernen Gelderland en de voormalige gemeente Lichtenvoorde. Het plan is aan het College van burgemeester en wethouders voorgelegd ter kennisname, maar is niet door de Raad van de voormalige gemeente vastgesteld. Dorpsplan Heijningen De Raad van de gemeente Moerdijk heeft in de eerste helft van 2005 het dorpsplan voor Heijningen laten opstellen door de bewoners van Heijningen zelf, onder begeleiding van adviesbureau SGBO Onderzoek > Advies > Implementatie. Het dorpsplan is in september 2005 vastgesteld door de Raad van de gemeente Moerdijk.
- 19 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Dorpsontwikkelingsplan Leveroy Na een proces van ruim een jaar, waarin zowel de Gemeenschapsraad Leveroy, de bewoners, de gemeente Nederweert en stedenbouwkundig adviesbureau Arcadis hebben gewerkt aan dit Dorpsontwikkelingsplan, is het vastgesteld door de Raad van de gemeente Nederweert in februari 2006. Integraal dorpsontwikkelingsprogramma Helenaveen Het iDOP Helenaveen is na een bottom-up proces onder begeleiding van BRO, in opdracht van de gemeente Deurne opgeleverd op 9 januari 2006. Vervolgens is het plan vastgesteld op 27 juni 2006 door de Gemeenteraad van Deurne.
Het overhandigen van een Leefbaarheidsplan aan de wethouder. 6.4 Conclusie De bestuurlijke status van de verschillende plannen hangt samen met de opdrachtgever en de uitvoerder. Van de vijf plannen zijn er vier in opdracht van de desbetreffende gemeente opgesteld en alle vier zijn door de Gemeenteraad vastgesteld. Het Dorpsplan Lievelde, van Lieveldsbelang in samenwerking met de Vereniging Kleine Kernen Gelderland is niet door de Gemeenteraad vastgesteld, maar wel in ontvangst genomen door het College van burgemeester en wethouders. De opdracht voor het opstellen van dit plan is van de dorpsbelangenvereniging zelf uitgegaan. Het doel van het Dorpsplan Lievelde is dan ook niet zozeer een vastgesteld document, als wel het verkrijgen van een betere positie in de vertegenwoordiging van de bewonersbelangen tegenover het gemeentebestuur en om een standpunt te kunnen bepalen bij nieuwe ontwikkelingen. Het doel van de overige Leefbaarheidsplannen voor de gemeente, is met name het verbeteren van de leefbaarheid van het dorp, het in beeld krijgen van de wensen van de bewoners, het versterken van de onderlinge sociale cohesie en het verkleinen van de denkbeeldige afstand tussen gemeente en bewoners.
- 20 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
7. Betrokken actoren en hun rol 7.1 Inleiding Bij het opstellen van een Leefbaarheidsplan zijn verschillende actoren betrokken. Meestal zijn zij verenigd in verschillende partijen, waarvan een aantal in ieder geval betrokken zijn bij het opstellen; de zogenaamde algemene actoren. Daarnaast zijn er per plan zogenaamde specifieke actoren. De rol van de actoren is mede bepalend voor de opzet en de bestuurlijke functie die het plan heeft gekregen. In het vorige hoofdstuk is deze status aan bod gekomen. In dit hoofdstuk worden de actoren en hun rol nader uitgewerkt. 7.2 Algemene actoren De bewoners De belangrijkste partij bij het opstellen van een Leefbaarheidsplan zijn de bewoners. Een van de primaire kenmerken van een Leefbaarheidsplan, is dat het via een bottom-up benadering tot stand is gekomen. Dit betekent dat de bewoners het voor het zeggen hebben. Zij geven hun visie op het dorp. Hun rol is dan ook vrijwel altijd hetzelfde, namelijk als expert op het gebied van hun directe leefomgeving. Het gemeentebestuur De op één na belangrijkste partij is het gemeentebestuur, die tevens altijd is betrokken bij de totstandkoming van een Leefbaarheidsplan. Dit betekent echter niet dat haar rol telkens dezelfde is. De Gemeenteraad zelf kan de opdracht geven om een Leefbaarheidsplan op te stellen. In sommige gevallen komt het initiatief juist van de dorpsbelangenorganisatie en wordt het plan alleen maar aan de Gemeenteraad of het College van burgemeester en wethouders aangeboden. Feit is, dat de bewoners een dergelijk plan niet alleen voor zichzelf opstellen. Zij willen de gemeente laten weten hoe ze zich voelen in hun leefomgeving en geven tips voor verbetering. Of de gemeente daar wat mee doet of niet, de dorpsbewoners zullen het plan altijd aan de gemeente voorleggen. 7.3 Specifieke actoren Per Leefbaarheidsplan spelen tevens specifieke actoren een rol. Dit kunnen actoren zijn die in de meeste gevallen actief zijn, maar kunnen ook actoren zijn die alleen voor een desbetreffend plan actief zijn. Dorpsbelangenorganisatie Meestal is er een dorpsbelangenorganisatie betrokken bij de totstandkoming van een Leefbaarheidsplan. De dorpsbelangenorganisatie kan een formele vereniging of stichting zijn, of een informele organisatie of actieclub. De rol die zij heeft, is het vertegenwoordigen van de bewoners tegenover de gemeente en het afstemmen van communicatie tussen beide partijen. Het Dorpsplan Heijningen is het enige van de geselecteerde plannen waar geen dorpsbelangenorganisatie bij de totstandkoming betrokken is geweest, omdat er destijds geen animo voor was om een dergelijke organisatie op te richten. Inmiddels is de Dorpsraad Heijningen in het leven geroepen. De rol van de dorpsbelangenorganisatie is vaak ook die van initiatiefnemer. Vereniging voor Kleine Kernen De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) is de landelijke belangenorganisatie die op alle overheidsniveaus de belangen van kleine kernen bepleit. Iedere provincie heeft een eigen VKK of een equivalent daarvan, en samen vallen zij onder de LVKK. Dorpsbelangenorganisaties kunnen bij hen aankloppen voor procesbegeleiding en tips om een Leefbaarheidsplan op te stellen en ervaringen en kennis onderling uit te wisselen.
- 21 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Provinciale adviesorganisaties Doordat Leefbaarheidsplannen integraal van opzet zijn, zijn er in sommige gevallen provinciale adviesorganisaties betrokken bij de totstandkoming. Er valt te denken aan het PRIMO (NoordHolland), Variya (Overijssel) en Spectrum (Gelderland). Hun rol in het proces kan verschillend zijn. In sommige gevallen zijn ze vervanger van de VKK, in andere gevallen werken ze samen en soms stellen ze zelf met de bewoners een Leefbaarheidsplan op. Zij vertegenwoordigen de sociale en maatschappelijke belangen en zijn daarom partners voor overheden en overige maatschappelijke organisaties. De provinciale partners zijn: • Groningen: CMO Groningen • Friesland: Partoer • Drenthe: Stamm CMO Drenthe • Overijssel: Variya • Gelderland: Stichting Spectrum • Flevoland: AXION • Utrecht: Alleato • Noord-Holland: PRIMO nh • Zuid-Holland: Stichting Meander • Zeeland: Scoop • Noord-Brabant: Stichting Zet Brabant • Limburg: EMOL [Zie Bijlage 4: Provinciale organisaties voor Maatschappelijke Ondersteuning] Stedenbouwkundige adviesbureaus In sommige gevallen zijn stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij het opstellen van een Leefbaarheidsplan. Hun rol is over het algemeen adviserend, omdat bewoners niet de expertise hebben als het gaat om de mogelijkheden met betrekking tot het invullen van de ruimte. In sommige gevallen stellen ze zelf met de bewoners het plan op en soms werken ze alleen de ruimtelijke onderwerpen uit het plan verder uit in een apart plan zoals een Ruimtelijke Visie. Europese Unie De Europese Unie is een van de grootste geldschieters voor plattelandsontwikkeling en leefbaarheidsinitiatieven. Vijftig procent van de uitgaven uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland 2007-2013 (POPII), kan worden gesubsidieerd door het Europese Plattelandsontwikkelingsfonds. De initiatieven moeten dan wel voldoen aan een serie voorwaarden, waar toezicht op gehouden wordt door bijvoorbeeld de Dienst Landelijk Gebied (DLG). Onderdeel van het Europese Plattelandsontwikkelingsfonds zijn de Leader-initiatieven [Zie Bijlage 6: Financieringsvormen]. Het Rijk Het Rijk heeft het Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland 2007-2013 (POPII) opgesteld en daarmee de ambities voor de ontwikkeling van het platteland weergegeven. Daarmee subsidieert het Rijk voor een deel de plattelandsontwikkeling. Provincies In veel gevallen is de provincie direct dan wel indirect betrokken bij het opstellen van het Leefbaarheidsplan. Enkele provincies hebben apart beleid opgesteld, als handreiking voor het opstellen van de plannen. Ook kunnen de kleine kernen in veel gevallen subsidie aanvragen bij de provincie. Het betreft het Investeringsbudget voor Landelijk Gebied (ILG), vergelijkbaar met het wat oudere en meer bekende Investeringsbudget voor Stedelijke Vernieuwing (ISV) [Zie Bijlage 6: Financieringsvormen].
- 22 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Marktpartijen In veel gevallen zijn er ook enkele marktpartijen betrokken bij het opstellen van een Leefbaarheidsplan. Vaak zijn ook de plaatselijke ondernemers betrokken, omdat het plan ook over hun voortbestaan gaat, en brengen zij hun ideeën in. Daarnaast zijn ze soms financier/sponsor. Een veel voorkomende marktpartij is de Rabobank, wat een projectenfonds heeft opgericht voor innovatieve, duurzame projecten in Nederland die het economisch en maatschappelijk belang dienen. Daarnaast zijn woningbouwcorporaties vaak betrokken, omdat woningbouw een van de meest voorkomende onderwerpen is in het Leefbaarheidsplan. Ook exploitanten van openbaar vervoer kunnen betrokken zijn, omdat de bereikbaarheid van het dorp en de verbinding met omliggende dorpen en steden vaak ondermaats is. Overige publieke instanties Hier vallen instanties als de politie en de brandweer onder. Hun rol is vaak het meedenken over mogelijke oplossingen voor knelpunten zoals overlast door hangjongeren en bijvoorbeeld te lange aanrijdtijden van dergelijke instanties in geval van nood. 7.4 Krachtenveldanalyse Alle partijen kunnen in een schematisch overzicht worden gezet, waardoor de onderlinge relaties duidelijker zichtbaar worden, de zogenaamde krachtenveldanalyse. Deze krachtenveldanalyse is enigszins subjectief, omdat veel partijen in meerdere categorieën passen. Daarnaast ziet het totaalplaatje er anders uit, wanneer er vanuit een andere partij wordt gekeken naar de relaties. Zo is de dorpsbelangenorganisatie een bondgenoot voor de dorpsbewoners, maar een coalitiepartner voor het Gemeentebestuur bijvoorbeeld. Onderstaande krachtenveldanalyse is vanuit perspectief van de dorpsbewoners, omdat zij de belangrijkste partij zijn voor het opstellen van een Leefbaarheidsplan. Het plan wordt immers voor bewoners en door bewoners gemaakt.
Figuur 9: Krachtenveldanalyse [Bron template en omschrijving: Twynstra Gudde, 1996].
- 23 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bondgenoten Bondgenoten zijn de partners die dezelfde visie en belangen delen en waar men veel vertrouwen in heeft. Voor de bewoners zijn dit de dorpsbelangenorganisatie die voor hen opkomt en de Vereniging voor Kleine Kernen, die het proces aan kan sturen. Coalitiepartners De coalitiepartners zijn partijen die wel dezelfde belangen hebben, maar waar men weinig vertrouwen in heeft. Hier worden de overheden geschaard en de overige publieke instanties. Dit betekent niet dat er helemaal geen vertrouwen is voor deze partijen, maar dat deze partijen een taak hebben, die soms in strijd is met de belangen van de bewoners. Daardoor is het niet altijd mogelijk dat de overheden de uitvoering van het plan of delen daarvan ondersteunen. Opportunisten De opportunisten zijn partijen waarin men minder vertrouwen heeft, en die afhankelijk van de situatie wel of niet meewerken. De marktpartijen vallen hieronder. Soms hebben zij dezelfde belangen en zijn ze bijvoorbeeld sponsor van een lokale sportvereniging. Soms hebben zij hele andere belangen, en is er minder vertrouwen. Dit komt vaak doordat veel marktpartijen primair denken aan hun voortbestaan, en in een dorp is dat doel lang niet altijd haalbaar. Deze partij kan met de juiste aantrekkingskracht wel overgehaald worden mee te werken. Twijfelaars De twijfelaars zijn partijen waarvoor men sympathie heeft, maar waarvan de belangen niet altijd stroken met het dorpsbelang. Hieronder vallen de stedenbouwkundige adviesbureaus en de provinciale adviesorganisaties. Zo is het mogelijk dat de eerste in alleen de ruimtelijke aspecten geïnteresseerd zijn, terwijl de tweede juist alleen in de sociale aspecten geïnteresseerd zijn. Het kan nuttig zijn deze partijen van wederzijdse belangen te overtuigen. Tegenstanders Tegenstanders zijn partijen die niet dezelfde belangen hebben en waarin men weinig vertrouwen heeft. In dit geval zijn die er niet, maar het kan zijn dat enkele marktpartijen in bepaalde gevallen hierin thuis horen. Opponenten De opponenten zijn partijen die niet dezelfde visie delen, maar waarin men wel vertrouwen heeft door eerdere samenwerking bijvoorbeeld. Door hier mee in gesprek te gaan, kan men er alsnog wel beter van worden. De provinciale adviesorganisaties en de stedenbouwkundige adviesbureaus kunnen hierin thuis horen, als ze niet direct samenwerken met de bewoners. 7.5 Conclusie Bij het opstellen van Leefbaarheidsplannen zijn veel verschillende actoren betrokken. Sommige actoren zijn onafhankelijk van de samenstelling van het dorp. In ieder dorp zullen zij een betrokken partij zijn. Andere actoren zijn wel afhankelijk van de samenstelling van het dorp. De problematiek waar een dorp mee te maken heeft is tenslotte telkens anders en ook de aanwezigheid van voorzieningen en de ligging van het dorp ten opzichte van grotere dorpen of steden is telkens anders.
- 24 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
8. Onderlinge verschillen tussen de geselecteerde Leefbaarheidsplannen 8.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk zijn de verschillende actoren aan bod gekomen. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de overige verschillen tussen de plannen onderling. In Bijlage 5: Checklist voor Leefbaarheidsplanonderdelen bevindt zich een lijst met de vijf Leefbaarheidsplannen, waarin schematisch is weergegeven welke onderdelen wel of geen deel uit maken van het plan. In dit hoofdstuk worden met name de afwijkende verschillen tussen de nader onderzochte plannen besproken. 8.2 De onderlinge verschillen Leefbaarheidsplan Marken Het Leefbaarheidsplan Marken onderscheidt zich door de leeftijd. Het plan is uit 2001 en daarmee het oudste plan van alle onderzochte Leefbaarheidsplannen. Dit heeft verschillende consequenties. Allereerst betekent het, dat een groot deel van het plan inmiddels al is uitgevoerd in de loop der jaren, door de gemeente dan wel de Eilandraad. Ook betekent het, dat een deel van het opgenomen planologisch beleid inmiddels achterhaald is en er nieuwe inzichten zijn ontstaan en wetten zijn opgesteld, om de leefbaarheid van kleine kernen te vergroten. Het plan is door middel van cofinanciering tot stand gekomen, waarbij de provincie NoordHolland de helft van de kosten heeft betaald, en de gemeente Waterland de andere helft. Tenslotte bevat het Leefbaarheidsplan een bijlage met een ‘Nota Bouwstenen’. Dit document, door PRIMO nh opgesteld, bevat een uitermate gedetailleerde lijst met voorstellen van de bewoners om problemen aan te pakken. Ook zit er een gemeentelijke reactie van Waterland bij deze Nota Bouwstenen. Dorpsplan Lievelde Het Dorpsplan Lievelde is het enige plan waarbij geen professioneel adviesbureau betrokken is geweest, maar waar een Vereniging Kleine Kernen aan heeft meegewerkt. Het plan is tevens het enige wat niet op initiatief van de Gemeenteraad, maar van de dorpsbelangenorganisatie is opgesteld. Doordat het initiatief vanuit de dorpsbelangenorganisatie is gestart, is dit plan niet door de Gemeenteraad vastgesteld. Zij hebben wel hun medewerking verleend door middel van subsidie en in beperkte mate ambtelijke ondersteuning, vooral bij de uitwerking. Het plan lijkt ietwat minimalistisch, vergeleken bij de andere plannen, maar de belangrijkste zaken zijn allemaal opgenomen. Het is ook het enige plan wat een zogenaamde ‘Uitwerkgroep’ kent. Dit is een groep mensen, die de wensenlijst van de bewoners analyseert en met concrete voorstellen komt voor bepaalde onderwerpen. Deze worden vervolgens bekeken op haalbaarheid, en daarna wordt de uitvoering of een aanzet daartoe door de groep zelf geregeld. Dorpontwikkelingsplan Leveroy Het Dorpsontwikkelingsplan Leveroy (DOP) is vooral een uitvoeringsgericht plan. Het is vooraf gegaan door de opstelling van een Dorpsontwikkelingsvisie (DOV), wat over het algemeen als een informele wensenlijst van de bewoners wordt gezien. Het DOP heeft daar vervolgens handen en voeten aan gegeven. Doordat de wensen uit de DOV zijn opgenomen in het DOP en zelfs verder aangevuld, beperkt het plan zich niet uitsluitend tot de uitvoering.
- 25 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
De financiering van dit plan is eveneens anders dan bij de andere plannen. Vanwege de uitvoeringsgerichtheid, heeft de gemeente Nederweert het plan gefinancierd, om dat geld later via projectontwikkelaars terug te krijgen, met de bedoeling dat het voor de gemeente uiteindelijk budgetneutraal is. Tenslotte is dit het enige plan waarin, op verzoek van de gemeente, verschillende alternatieven zijn gegeven voor de uitvoering, met betrekking tot de relatie tussen ambitie en budget. Dorpsplan Heijningen Het Dorpsplan Heijningen is het enige plan wat door een niet-stedenbouwkundig adviesbureau is geschreven. De inhoud is opgesteld door de inwoners van Heijningen. Er was ten tijde van de opstelling geen dorpsbelangenorganisatie actief in het dorp, om de belangen te behartigen. Dit staat haaks op de werkwijze die de VKK hanteert. De VKK begint niet aan het proces, voordat er een dorpsbelangenorganisatie meewerkt aan het plan. Als deze nog niet is opgericht, moet dat eerst gebeuren. Het plan is onderdeel van een reeks van elf Leefbaarheidsplannen, voor alle kernen binnen de gemeente Moerdijk, waarbij één van de kernen als pilot heeft gediend. Integraal dorpsontwikkelingsprogramma Helenaveen Het IDOP Helenaveen van BRO onderscheidt zich door mogelijke invullingen van aan te passen gebieden te geven, met behulp van bewerkte luchtfoto’s. Het plan geeft daarmee meteen op een praktische, visuele manier aan, op welke wijze de leefbaarheid van het dorp vergroot kan worden. In de bijlage van het plan is een ‘Notitie sociaal-maatschappelijke aspecten herstructurering glastuinbouw’ opgenomen. Dit, omdat de glastuinbouw altijd erg belangrijk voor Helenaveen is geweest en momenteel door verandering van beleidsambities en marktontwikkelingen in gevaar is gekomen. 8.3 Conclusie Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de verschillen met name optreden bij het proces en in de gedetailleerdheid van het plan. Het ene plan gaat bijvoorbeeld dieper in op de ruimtelijke aspecten, het andere op werkgelegenheid. Dit heeft deels te maken met het opstellen van een handreiking door enkele provincies. Zo hebben de provincies Noord-Holland en Noord-Brabant een handreiking opgesteld voor Leefbaarheidsplannen, waarin beschreven staat hoe zulke plannen opgezet kunnen worden. In Gelderland en Limburg ontbreekt een dergelijke provinciale handreiking, maar wordt gebruik gemaakt van de handreiking van de Vereniging Kleine Kernen. Daar is de VKK, met financiële ondersteuning van de provincie, al sinds jaar en dag actief in het leefbaar houden van kleine kernen en worden dorpsplannen meestal opgesteld door de VKK samen met dorpsbelangenorganisaties. In grote lijnen zijn de Leefbaarheidsplannen identiek van opzet. Hoewel er geen landelijke richtlijn of handreiking bestaat voor de inhoud, en de vorm en benaming van de onderdelen, evenals de gehanteerde naam verschilt, is men het desondanks toch eens over de belangrijkste onderdelen die in een Leefbaarheidsplan opgenomen moeten zijn.
- 26 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
9. De uitvoering van de geselecteerde Leefbaarheidsplannen 9.1 Inleiding Wat er gebeurt, na de vaststelling van het Leefbaarheidsplan, is afhankelijk van de inhoud van het plan. Zoals uit het vorige hoofdstuk is gebleken, zijn er enkele onderlinge verschillen. Daarbij is de globale inhoud over het algemeen hetzelfde, maar zitten er wel wat kleine verschillen in de details. Dit kan onder andere het ontbreken van een prioriteitenlijst of een kostenlijst zijn. 9.2 Fasering De door te lopen stappen zijn globaal samengevat in Figuur 10:
Figuur 10: Fasering van projecten. Rolverdeling In een Leefbaarheidsplan wordt altijd een lijst opgenomen, waarbij de wensen van de bewoners zijn omgezet in uit te voeren projecten. Is er in het plan nog geen rolverdeling gemaakt, dan wordt deze na de voltooiing van het plan eerst gemaakt. Er wordt gekeken naar wie de uitvoering van het project op zich kan nemen en welke partijen daarbij kunnen helpen of van wie er toestemming nodig is. De onderzochte plannen hebben allemaal al een rolverdeling opgenomen. Het is vooral belangrijk dat de juiste actoren de juiste rol vervullen, aangezien sommige actoren bepaalde projecten niet kunnen uitvoeren. Prioritering Ook de prioritering van de uit te voeren projecten wordt meestal in het Leefbaarheidsplan zelf opgenomen. Als dat niet het geval is, moet de prioriteitenlijst als eerste opgesteld worden. Vaak gaat het om projecten die snel uit te voeren zijn, de zogenaamde ‘quick-wins’ en projecten die geld op leveren, zoals het realiseren van woningbouw. Het is nuttig om een goede planning op te stellen, omdat projecten onderling afhankelijk van elkaar zijn en er gefaseerd gewerkt moet worden. Financiering Als de rolverdeling en de prioritering bekend zijn, wordt de financiering geregeld. In de meeste Leefbaarheidsplannen wordt geen budgetoverzicht opgenomen. De financiering is vaak een lastig onderdeel, omdat het gaat om kleine kernen, binnen een grotere gemeente. Veel gemeenten hebben geen geld voor het uitvoeren van de projecten. Subsidies van de provincie,
- 27 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
het Rijk of de Europese Unie kunnen hier in sommige gevallen uitkomst bieden, evenals het werven van fondsen [Zie ook Bijlage 6: Financieringsvormen]. Het regelen van de financiering kan soms een vrij langdurig traject zijn. Realisatie De realisatie van de projecten uit het Leefbaarheidsplan gebeurt meestal door meerdere actoren. De gemeente neemt in veel gevallen de grotere projecten op zich, waar Bestemmingsplanprocedures voor nodig zijn. Te denken valt aan het realiseren van de woningbouw, de herinrichting van een dorp door middel van groenbeplanting, of het realiseren van een nieuw dorpshuis of ‘kulturhus’. In een kulturhus zijn verschillende instellingen op het gebied van zorg, welzijn, cultuur, educatie en zakelijke dienstverlening verenigd in één gebouw, ook wel bekend als multifunctionele accommodatie (MFA) [Bron: http://www.cultuurnetwerk.nl]. De dorpsbewoners kunnen, vaak onder leiding van de dorpsraad, kleinere projecten op zich nemen. Te denken valt aan het regelen van een pinautomaat, verbeteren van de communicatie tussen bewoners en gemeente of het samenstellen en distribueren van welkomstpakketten voor nieuwe bewoners. Gebruik Tenslotte zal het uitgevoerde project, voor zover dat van toepassing is, in gebruik genomen worden. Hierbij moet ook gedacht worden aan wie gebruiks- en onderhoudskosten moet betalen en wie verantwoordelijk is voor het beheer. Tijdens deze fase vindt ook de evaluatie van het Leefbaarheidsplan plaats, door middel van monitoring. 9.3 Conclusie Om van een bruikbaar Leefbaarheidsplan tot daadwerkelijk uitgevoerde projecten te komen die de leefbaarheid van het dorp vergroten, is het noodzakelijk dat een aantal stappen wordt doorlopen. Deze stappen dienen voor een goede uitvoering van het Leefbaarheidsplan. Eventuele projecten die niet uitgevoerd kunnen worden, zullen op tijd in beeld moeten komen. Vanwege het doorlopen van deze stappen, kan het soms wat langer duren voordat projecten gerealiseerd worden. Hierover moet dan ook goede communicatie tussen gemeente en dorpsbewoners plaats vinden, zodat alle actoren weten waar ze aan toe zijn.
Financiering is bijvoorbeeld mogelijk vanuit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).
- 28 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
10. Vervolgopdrachten voor stedenbouwkundige adviesbureaus 10.1 Inleiding In het voorgaande hoofdstuk is op de fasering van de uitvoering van het Leefbaarheidsplan ingegaan. Welke opdrachten stedenbouwkundige adviesbureaus kunnen krijgen, wordt bepaald in de fase van de rolverdeling. Of zij ook daadwerkelijk opdrachten krijgen, hangt onder andere van de mogelijkheden tot financiering van (deel)projecten af. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de vervolgopdrachten die stedenbouwkundige adviesbureaus kunnen krijgen uit het opstellen van een Leefbaarheidsplan. Vervolgopdrachten die onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vallen, zullen in het volgende hoofdstuk worden behandeld. 10.2 Welke vervolgopdrachten kunnen stedenbouwkundige bureaus krijgen? Het Leefbaarheidsplan is een integraal document, zoals in hoofdstuk 3 is gebleken, waarin naast de ruimtelijke onderwerpen ook economische en sociale onderwerpen de revue passeren. Met name de ruimtelijke onderwerpen zijn interessant voor stedenbouwkundige adviesbureaus, hoewel deze onderwerpen in veel gevallen verweven zijn met de economische en sociale onderwerpen. Zo kan worden gedacht aan de bouw van een nieuw dorpshuis, waarbij een ruimtelijk en een sociaal onderwerp samenkomen, of aan de ontwikkeling van het buitengebied, waar ruimtelijke en economische onderwerpen samenkomen. Ruimtelijke Visie In de Ruimtelijke Visie wordt inhoud gegeven aan de woningbouwlocaties en bijvoorbeeld de inrichting van het dorp. Dit gebeurt over het algemeen op gedetailleerde schaal en is goed uit te voeren, als in het Leefbaarheidsplan de wensen van de bewoners met betrekking tot deze ruimtelijke ontwikkelingen zijn uitgewerkt. Beeldkwaliteitplan Het Beeldkwaliteitplan (BKP) zorgt naast de Welstandsnota voor samenhang en kwaliteit binnen de gemeente, met betrekking tot zowel bestaande als nieuwe locaties. Het BKP let op de relatie van nieuwe functies met het landschap en geeft bijvoorbeeld aan hoe de erfbeplanting en erfindeling er uit moet zien. Dit betekent dat het plan op vrij gedetailleerd niveau een rol kan spelen. Landschapsontwikkelingsplan Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) geeft het gewenste beeld van de gemeente weer op het buitengebied met betrekking tot behoud, beheer en ontwikkeling van natuur en landschap. Belangrijk voor een goed LOP is de visie van alle betrokken partijen en de bijbehorende communicatie om tot een goed plan met uitvoeringsprogramma te komen. Ook hier zijn financiële middelen noodzakelijk om tot uitvoering te komen. Gedacht kan worden aan 50% subsidie door het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Ook hier geldt, dat hoe groter het draagvlak is, hoe beter het plan kan worden uitgevoerd. Ontwerp of inrichtingsplan openbare ruimte Voor het vormgeven van inbreidingsplannen, nieuwe woningbouwlocaties of bedrijventerreinen wordt vaak een stedenbouwkundig adviesbureau ingeschakeld. Zeker als tijdens het proces van het Leefbaarheidsplan al met de bewoners is nagedacht over de invulling van deze locaties. Het ontwerp of inrichtingsvoorstel voor de openbare ruimte is op lokale schaal en gedetailleerd en daardoor goed geschikt als vervolgopdracht, voortkomend uit een Leefbaarheidsplan.
- 29 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
(Juridisch) Advies Bij het geven van advies wordt in dit geval met name juridische advisering bedoeld. Veel ruimtelijke plannen vereisen een juridische onderbouwing en regels om te zorgen dat het plan juridisch correct en passend is. Advisering kan dus onderdeel zijn van bijvoorbeeld het Bestemmingsplan of een buitenplanse vrijstelling. Een stedenbouwkundig adviesbureau kan ook gevraagd worden uitsluitend juridische ondersteuning te bieden, om een ingewikkeld ruimtelijkjuridisch probleem op te helpen lossen. Bestemmingsplan Het Bestemmingsplan is het centrale instrument van ruimtelijke ordening en valt onder de Wro. Het zal daarom in het volgende hoofdstuk worden behandeld. Projectbesluit en Buitenplanse ontheffing Het Projectbesluit en de Buitenplanse ontheffing vervangen in beperkte mate de artikel 19vrijstellingsprocedure uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Beiden vallen onder de Wro en zullen in het volgende hoofdstuk behandeld worden. Structuurvisie De Structuurvisie is de vervanger van het gemeentelijke Structuurplan, het provinciale Streekplan en de planologische kernbeslissing op Rijksniveau. De Structuurvisie valt onder de Wro en zal zodoende in het volgende hoofdstuk aan bod komen.
Vormgeven van nieuwe locaties behoort tot mogelijke vervolgopdrachten.
- 30 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
10.3 Welke vervolgopdrachten krijgen stedenbouwkundige bureaus daadwerkelijk? In principe kan elk van de besproken opdrachten een potentiële vervolgopdracht zijn, na het opstellen van het Leefbaarheidsplan. De meest geschikte vervolgopdrachten zijn met name het opstellen van een Ruimtelijke Visie, het maken van een ontwerp en het (juridisch) adviseren. Dit zijn opdrachten die gemeenten in de meeste gevallen uitbesteden en waar het Leefbaarheidsplan een goede basis voor kan zijn. Ook Structuurvisies worden soms als vervolgopdrachten opgesteld. Beeldkwaliteitplannen en Landschapsontwikkelingsplannen zijn minder vaak vervolgopdrachten van het Leefbaarheidsplan. Dit komt doordat de onderwerpen vaak teveel van elkaar verschillen. Het Landschapsontwikkelingsplan gaat bijvoorbeeld in op de cultuurhistorie van het landschap en het Beeldkwaliteitplan gaat in op het behouden van landschappelijke verschillen. Beiden werden in het verleden niet snel door bewoners naar voren gebracht in het Leefbaarheidsplan, omdat het niet direct aan leefbaarheid wordt gekoppeld in hun beleving. Dit komt doordat het geen grote rol speelde in het dagelijks leven van de bewoners. Recent lijkt hier wel enige verandering in te zijn gekomen, zoals op bewonersavonden in Schalkwijk is gebleken [Bron: Leefbaarheidsplan Schalkwijk, AmerAdviseurs, 2008]. 10.4 Interviews
Figuur 11: Overzicht geïnterviewde personen. Vervolgopdrachten voor de vijf Leefbaarheidsplannen Om het onderzoek naar de vijf Leefbaarheidsplannen verder uit te diepen, is een aantal interviews gehouden met sleutelpersonen. Deze personen zijn vragen gesteld over het proces, de financiering, de uitvoering en de evaluatie van de Leefbaarheidsplannen. Hieruit is gebleken dat er voor Marken geen specifieke vervolgopdrachten zijn opgesteld. Men was al bezig met het Bestemmingsplan, wat is aangehouden tijdens het proces van het Leefbaarheidsplan, maar uiteindelijk heeft dit geen invloed gehad op het Bestemmingsplan. De gemeente Waterland en de Eilandraad voeren zelf de projecten uit het plan uit. Voor Lievelde is een Ruimtelijke Visie opgesteld naar aanleiding van het Dorpsplan door één van de Uitwerkgroepen, samen met een adviesbureau van landschapsarchitecten. Voor Leveroy is het Dorpsontwikkelingsplan een basis geweest voor het Bestemmingsplan (wat van te voren al aan hetzelfde bureau was uitbesteed) en voor een uitwerking van de groeninrichting van het dorp door enkele landschapsarchitecten. Ook zal het plan straks, als de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking treedt, vrijwel letterlijk opgenomen worden als Structuurvisie door de gemeente Nederweert. Voor Heijningen zijn ook geen specifieke vervolgopdrachten geformuleerd. De gemeente Moerdijk en de inwoners voeren zelf de projecten uit. Het Dorpsplan Heijningen wordt verder gebruikt om de al eerder opgestelde Structuurvisie te actualiseren. - 31 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Voor Helenaveen zijn (nog) geen vervolgopdrachten opgesteld. De gemeente Deurne heeft wel de woningbouwlocaties in het Bestemmingsplan moeten opnemen, voor de planologische regeling. De invulling zelf moet nog plaats vinden. Verder wordt momenteel gesproken over het opnemen van het IDOP Helenaveen als Masterplan voor Helenaveen, binnen het Masterplan voor de gemeente Deurne. Redenen waarom men weinig vervolgopdrachten krijgt Uit de interviews is naar voren gekomen dat veel van de projecten uit het Leefbaarheidsplan niet stedenbouwkundig gerelateerd zijn, of te klein van aard om daarvoor een bureau in de arm te nemen. Dit ligt aan het integrale karakter van het Leefbaarheidsplan. Doordat zowel de sociale als economische aspecten naast de stedenbouwkundige aspecten aan bod komen, worden projecten als het plaatsen van een lift of het versterken van het verenigingsleven opgenomen in het Leefbaarheidsplan. Dit zijn projecten die weinig tot niets te maken hebben met de ruimtelijke indeling van een dorp, en daarom door de gemeente of de dorpsbewoners zelf kunnen worden uitgevoerd. Het budget speelt eveneens vaak een grote rol; als er geen geld is, kan er ook geen bureau worden ingehuurd. Doordat veel gemeenten een herindeling kennen en vaak meerdere kleine kernen binnen de gemeentegrenzen hebben liggen, is het lastig om voor al deze kernen budget vrij te maken om de leefbaarheid te versterken. Hoewel subsidie van de provincie hier uitkomst kan bieden, door middel van subsidies voor het proces, het project of de uitvoering, worden deze subsidies niet altijd aan gemeenten verstrekt. Meerdere keren is aangegeven, dat de profilering van stedenbouwkundige bureaus ondermaats is. Gemeenten zijn zich niet altijd bewust zijn van wat een bepaald bureau wel of niet kan. Zelfs als een stedenbouwkundig bureau in de arm wordt genomen om een Leefbaarheidsplan op te stellen, hoeft dit niet te betekenen dat alle vervolgopdrachten ook voor hun rekening komen. Dit ligt aan de manier waarop inhoud wordt gegeven aan het Leefbaarheidsplan en op welke manier het stedenbouwkundig bureau zich opstelt ten opzichte van de gemeente en de bewoners. Vaak duurt het lang voordat de uitvoering van de projecten eenmaal van start kan gaan. Als een Leefbaarheidsplan klaar is, duurt het soms maanden voor het vastgesteld wordt door de Gemeenteraad. Daarna moeten bijvoorbeeld woningbouwlocaties planologisch vastgelegd worden, wat al snel weer maanden tot jaren kan duren. Dit zorgt ervoor dat een directe vervolgopdracht soms uitblijft. Tenslotte is er in sommige plannen maar weinig eigen bijdrage van het stedenbouwkundig adviesbureau. Men mist enige creativiteit in de uitwerking qua invulling van plangebieden. Het stedenbouwkundig adviesbureau heeft dan teveel als penvoerder opgetreden en is voorbij gegaan aan eventuele eigen ambities. [Bron: Zie Bijlage 7: Interviews] 10.5 Conclusie Het is voor stedenbouwkundige adviesbureaus mogelijk om allerlei verschillende opdrachten te krijgen uit het opstellen van het Leefbaarheidsplan. Belangrijk is daarbij dat de uit te voeren projecten van stedenbouwkundige of landschappelijke aard moeten zijn. Ook is het van belang dat er budget beschikbaar is bij de opdrachtgever, wat vaak de gemeente is, en soms de dorpsbelangenorganisatie.
- 32 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
11. De rol van Leefbaarheidsplannen in de Wet ruimtelijke ordening 11.1 Inleiding Op 1 juli 2008 treedt de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking. In de Wro verandert een aantal zaken ten opzichte van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO, uit 1965). Dit heeft hoofdzakelijk gevolgen voor de vervolgopdrachten die kunnen worden opgesteld voor het Leefbaarheidsplan. In het voorgaande hoofdstuk zijn de vervolgopdrachten van het Leefbaarheidsplan voor stedenbouwkundige adviesbureaus uiteen gezet. In dit hoofdstuk worden de instrumenten van de Wro in relatie tot het Leefbaarheidsplan behandeld, om daarmee de rol van het plan in de Wro te definiëren. 11.2 Instrumenten van de Wet ruimtelijke ordening Bestemmingsplan Een van de meest voor de hand liggende vervolgopdrachten van het Leefbaarheidsplan is het Bestemmingsplan. Doordat de wensen van de bewoners in het Leefbaarheidsplan geformuleerd zijn, is het erg handig om het plan als bouwsteen van het Bestemmingsplan te laten dienen. Dit vergroot het draagvlak onder de bewoners en zorgt voor minder inspraakreacties als het plan ter inzage ligt. Het opstellen van Bestemmingsplannen wordt meestal door de gemeente aan een stedenbouwkundige adviesbureau uitbesteed. Het Bestemmingsplan moet wel aan vernieuwing toe zijn, wil dit daadwerkelijk een opdracht kunnen zijn. In de Wro worden gemeenten verplicht om eens in de tien jaar een nieuw Bestemmingsplan op te stellen. Het Projectbesluit en de Buitenplanse ontheffing In de Wro is de Buitenplanse vrijstelling, zoals die tot voor kort bestond als artikel 19vrijstellingsprocedure in de WRO, deels komen te vervallen en deels vervangen door het projectbesluit en de Buitenplanse ontheffing. In het Projectbesluit wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen zware vrijstelling (art.19 lid, 1 WRO) en lichte vrijstelling (art.19, lid 2 WRO) zoals voorheen het geval was. Ook mag het Projectbesluit alleen worden uitgevoerd als het binnen vastgestelde termijn (doorgaans één jaar) in het Bestemmingsplan wordt opgenomen en er sprake is van gemeentelijk belang. De procedure van het Projectbesluit is net zo lang als de procedure van het Bestemmingsplan. De Buitenplanse ontheffing is alleen te gebruiken in zogenaamde kruimelgevallen (art.19, lid 3 WRO). Het gaat dan om gevallen van geringe planologische betekenis die bouwtechnisch veelal niet ingrijpend van aard zijn [Bron: Wegwijzer Wro, dr. J.W. van Zundert, 2007]. Voor deze ontheffingen geldt een verkorte procedure. Voor stedenbouwkundige adviesbureaus zijn zowel het Projectbesluit als de Buitenplanse ontheffing mogelijke vervolgopdrachten van het Leefbaarheidsplan. Dit geldt met name als het Bestemmingsplan zelf nog niet aan vernieuwing toe is, of als men een snelle procedure wil doorlopen voor kleinere plannen. Structuurvisie De Structuurvisie geeft op hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van de gemeente weer, wat de gemeente de komende jaren wil gaan realiseren en hoe de gemeente dat wil bereiken. De Wro verplicht gemeenten om met Structuurvisies te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening van het grondgebied. Het is ook mogelijk voor een gemeente om voor een dorp een Structuurvisie op te stellen.
- 33 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Doordat het Leefbaarheidsplan door bewoners wordt opgesteld, is het mogelijk dat er een groot draagvlak wordt gecreëerd voor een Structuurvisie, waardoor er minder zienswijzen zullen worden ingediend bij de ter inzage legging. Hoewel de mate van detail tussen de twee plannen verschilt, stelt de Wro geen eisen aan de mate van detail in de Structuurvisie. Grote lijnen, die in het Leefbaarheidsplan aan bod komen, zullen daarom zonder mee ook in een Structuurvisie opgenomen kunnen worden. Voorbeelden uit de geselecteerde vijf Leefbaarheidsplannen die in een Structuurvisie zouden passen zijn bijvoorbeeld: • Het in beeld brengen van parkeergelegenheid en het handhaven van watersportvoorzieningen in Marken; • De opname van de N18 en de inbreidingslocatie ter plaatse van het voormalige slachterijterrein in Lievelde; • De realisatie van bouwlocaties en het verenigingsgebouw in Leveroy; • Het realiseren van een concentratiegebied voor glastuinbouw in Helenaveen; • Het tegengaan van grootschalige uitbreiding van het industrieterrein in Heijningen en het versterken van de toegangswegen van het industrieterrein. Dat dit een aparte aanpak is, mag duidelijk wezen uit het feit dat normaal eerst in globale lijnen het beleid wordt geschetst en vervolgens in detail deze lijnen worden uitgewerkt. Desondanks is uit de interviews gebleken dat deze aparte aanpak soms toch wordt gehanteerd [Bron: Zie Bijlage 7: Interviews]. Dit is afhankelijk van de mate van detail in het Leefbaarheidsplan en de mate van detail die de gemeente in de Structuurvisie wenst weer te geven. Tenslotte is het ook mogelijk om een Structuurvisie te actualiseren, aan de hand van het Leefbaarheidsplan.
Een Leefbaarheidsplan vormt een goede basis voor een Structuurvisie.
- 34 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
11.3 Conclusie Het Leefbaarheidsplan is geen wettelijk verplicht document, zoals een Bestemmingsplan of Structuurvisie dat zijn. Het document komt dan ook niet in de Wro voor. Dit betekent niet dat het Leefbaarheidsplan geen rol speelt in de Wro. Het plan geeft de wensen van de bewoners weer, wat vervolgens tot een projectenlijst leidt. Bij de uitvoering van deze projecten komt de Wro vaak kijken. Het gaat tenslotte om ruimtelijke onderwerpen of om sociale en economische onderwerpen met ruimtelijke raakvlakken. Hoewel in de Wet ruimtelijke ordening enkele instrumenten uit de WRO zijn komen te vervallen of zijn vervangen, is de rol van het Leefbaarheidsplan dezelfde gebleven. Het soort vervolgopdrachten dat onder de Wro valt, is wel veranderd. Dit betekent dat er hoofdzakelijk door de gemeente verder moet worden gekeken dan alleen de wensen van bewoners en er in dat geval met name op het gebied van de Structuurvisie mogelijkheden liggen. Bestemmingsplannen, Projectbesluiten en Buitenplanse ontheffingen kunnen sowieso van het Leefbaarheidsplan gebruik maken.
Van een visie van bewoners naar een concept ontwerp.
- 35 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Openluchtmuseum ‘Erve Kots’ in Lievelde.
De vuurtoren ‘Paard van Marken’.
- 36 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
12. Conclusie en aanbevelingen 12.1 Conclusie Met het uitgevoerde onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag “Wat zijn de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus geen of nauwelijks vervolgopdrachten krijgen na afronding van Leefbaarheidsplannen en op welke wijze is hierin verandering mogelijk, met het oog op de Wet ruimtelijke ordening?” Alles overziend, kan geconcludeerd worden dat het gebrek aan vervolgopdrachten de volgende oorzaken heeft: Een beperkt budget Een voor de hand liggende conclusie is dat er beperkt budget aanwezig is bij de gemeente. Het gaat om Leefbaarheid van kleine kernen en de meeste gemeenten hebben er daar meerdere van. Bewoners uit bijna al deze kernen zien de leefbaarheid achteruit gaan en willen graag een Leefbaarheidsplan. Met name de kleinere gemeenten hebben gewoonweg niet het geld om hen daarin tegemoet te komen. Ook kan verschil in initiatiefnemer bepalend zijn voor het budget. Als een dorpsbelangenorganisatie met het initiatief komt, kan het bijvoorbeeld zo zijn dat een Gemeenteraad minder budget voor de uitwerking beschikbaar stelt, dan wanneer de Raad zèlf met het initiatief zou komen. Het integrale karakter van Leefbaarheidsplannen Het Leefbaarheidsplan dient een groter belang dan alleen de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat veel van de projecten die voortkomen uit het plan niet noodzakelijk stedenbouwkundig gerelateerd hoeven te zijn. Het betekent eveneens dat stedenbouwkundige adviesbureaus concurrentie hebben van andere adviesorganisaties, zoals de Vereniging Kleine Kernen, of niet-stedenbouwkundige adviesbureaus. Weinig (eigen) stedenbouwkundige bijdrage Een reëel gevaar wat tijdens het proces van het Leefbaarheidsplan komt kijken, is dat het stedenbouwkundig adviesbureau alleen maar de wensen van de bewoners noteert. Er vindt daardoor soms maar weinig creatieve, stedenbouwkundige inbreng plaats. Kortom: het bureau treedt meer op als penvoerder dan dat het een eigen, door de bewoners gedragen visie ontwikkelt. ‘Slechte’ profilering van stedenbouwkundige adviesbureaus Veel gemeenten weten niet goed wat specifieke stedenbouwkundig bureaus wel of niet kunnen. Vaak werken zij daarom samen met een vast aantal stedenbouwkundige adviesbureaus, waarvan ze weten wat ze er aan hebben. Dit betekent dat wanneer er een Leefbaarheidsplan door een ander bureau wordt opgesteld, de vervolgopdrachten niet noodzakelijk naar hetzelfde bureau gaan, maar naar een van de stedenbouwkundige adviesbureaus waar normaal mee samengewerkt wordt. Te kleinschalige zaken in het Leefbaarheidsplan Veel projecten die in het Leefbaarheidsplan worden geformuleerd, zijn simpelweg te klein om door de gemeente uit te besteden aan een stedenbouwkundig adviesbureau. De gemeente neemt deze projecten liever zelf voor rekening, óf laat ze over aan de bewoners om te zorgen dat de projecten door zelfwerkzaamheid gerealiseerd worden.
- 37 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
12.2 Aanbevelingen voor het proces Op welke wijze verandering van het proces mogelijk is met het oog op de Wet ruimtelijke ordening, komt in de volgende aanbevelingen naar voren:
Door het aanbieden van een bundeling van het Leefbaarheidsplan met andere ruimtelijke plannen, kunnen stedenbouwkundige adviesbureaus kosten drukken en draagvlak onder zowel bewoners als gemeente creëren. Dit zou betekenen dat gemeente en stedenbouwkundig adviesbureau een langdurige relatie aangaan, waarbij na het Leefbaarheidsplan verschillende ruimtelijke plannen opgesteld kunnen worden. In eerste instantie kan worden gedacht aan het Bestemmingsplan, doordat het Leefbaarheidsplan een goede basis biedt om de wensen van de bewoners zoveel mogelijk te verwerken in het Bestemmingsplan. Dit drukt voor de gemeente de kosten en zal voor een beter draagvlak onder de bevolking zorgen. Met de verplichting van het eens in de tien jaar opstellen van een nieuw Bestemmingsplan, zal dit een prominente rol kunnen spelen. Een tweede optie is bundeling met een Structuurvisie. Bestaande Structuurvisies kunnen aan de hand van een Leefbaarheidsplan worden geactualiseerd en nieuwe Structuurvisies kunnen hun basis hebben in het Leefbaarheidsplan. De verplichting om nieuwe Structuurvisies op te stellen is ook hier van toepassing. Als van te voren en tijdens het proces goed wordt besproken wat de verwachtingen van alle partijen zijn, kan ook deze bundeling een grote rol spelen.
Door goed scherp te krijgen welke subsidiemogelijkheden er zijn, kan een gemeente extra gemotiveerd worden om een Leefbaarheidsplan op te laten stellen en vervolgopdrachten uit te besteden. Doordat budget vaak een grote rol speelt bij het al dan niet krijgen van vervolgopdrachten, moet meer kennis worden verworven over mogelijke subsidies. Naast subsidie van de gemeente, is ook subsidie van de provincie, van het Rijk en zelfs van de Europese Unie mogelijk. Deze subsidies lijken momenteel maar weinig te worden gebruikt, doordat Leefbaarheidsplannen vaak niet voldoen aan bepaalde voorwaarden. Als daar beter op ingespeeld wordt, is het mogelijk dat een gemeente eerder overgehaald kan worden mee te werken aan het opstellen van een Leefbaarheidsplan en kunnen ook vervolgopdrachten makkelijker worden opgesteld.
Door actief opdrachten te werven kan de profilering van het stedenbouwkundig adviesbureau verbeterd worden. Leefbaarheid van kleine kernen is een belangrijk issue vandaag de dag, voor zowel bewoners als voor de politiek. Door actief te zijn op bijeenkomsten van dorpsbelangenorganisaties, een goede relatie met de Vereniging Kleine Kernen te onderhouden en eventueel zelf initiatief te nemen, zal de profilering van het stedenbouwkundig adviesbureau verbeteren. Vooral met de verandering van de WRO naar de Wet ruimtelijke ordening moet voor opdrachtgevers duidelijk worden wat ze van het stedenbouwkundige bureau mogen verwachten.
Door een stedenbouwkundige/landschapsarchitect mee te laten denken tijdens bewonersavonden, kan het stedenbouwkundig adviesbureau een eigen, door bewoners gedragen Ruimtelijke Visie in het Leefbaarheidsplan verwerken. Met het verzorgen van een interactief proces waarbij de bewoners samen met de stedenbouwkundige ideeën uitwerken in een Ruimtelijke Visie kan het stedenbouwkundig
- 38 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
adviesbureau zichzelf presenteren en een prominentere rol innemen, zonder deze van de bewoners over te nemen. 12.3 Aanbevelingen voor het product Op welke wijze verandering van het product mogelijk is met het oog op de Wet ruimtelijke ordening, komt in de volgende aanbevelingen naar voren:
Door het Leefbaarheidsplan meer uitvoeringsgericht te maken dan het nu is, kunnen vervolgopdrachten en projecten eerder gerealiseerd worden. Als naast de wensen van de bewoners meer gefocust zou worden op de uitvoering van het Leefbaarheidsplan, zal de relatie tussen plan en vervolgopdrachten een belangrijkere rol spelen. Wanneer er vage formuleringen opgenomen worden in de projectenlijst van het Leefbaarheidsplan, moeten deze eerst verder uitgewerkt worden, waardoor het lang kan duren voordat er een vervolgopdracht is geformuleerd. Door dit traject meer onder controle te houden, blijft het stedenbouwkundig adviesbureau beter in zicht bij de opdrachtgever om de projecten ook tot uitvoering te brengen. Belangrijk is dat de nadruk niet teveel op uitvoering moet komen te liggen, maar dat het Leefbaarheidsplan een combinatieplan blijft, waarin onderzoek en uitvoering beiden zijn opgenomen. Door het Leefbaarheidsplan een combinatieplan te laten zijn, worden de wensen van de bewoners verzameld en waar mogelijk in een projectenlijst opgenomen en wordt tevens handen en voeten gegeven aan de uitvoering van die projecten. In Bijlage 8: Format Leefbaarheidsplan en stappenplan voor totstandkoming is een voorbeeld opgenomen, hoe een goed Leefbaarheidsplan er uit behoort te zien.
- 39 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- 40 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Nawoord Voorafgaand aan dit onderzoek heb ik een aantal leerdoelen gesteld in mijn Plan van Aanpak. Om een indruk te geven van hoe ik dit onderzoek heb ervaren, loop ik mijn leerdoelen hierna stuk voor stuk langs: •
Het leren wat een Leefbaarheidsplan inhoudelijk is en wat verschillen met soortgelijke plannen zijn. Vooraf had ik niet echt een idee wat ik precies onder een Leefbaarheidsplan moest verstaan. Ik heb mij in enkele plannen van AmerAdviseurs ingelezen, maar had geen vergelijkingsmateriaal. Vanaf het begin van mijn afstudeertraject tot aan het einde heb ik dan ook steeds weer nieuwe dingen geleerd over Leefbaarheidsplannen en nog is er een wereld aan nieuwe informatie te vinden is op dit gebied.
•
Het leren hoe een Leefbaarheidsplan procesmatig wordt opgesteld en tot uitvoering wordt gebracht. Door veel verschillende plannen te onderzoeken, door een aantal mensen te interviewen en door enkele bewonersavonden bij te hebben gewoond, heb ik een kijk mogen nemen in het proces en de uitvoering van een Leefbaarheidsplan. Vooral interessant vond ik het leren op welke wijze het proces ook van invloed is op de uitvoering.
•
Het bekwamen in het uitvoeren van een planologisch onderzoek, en leren wat voor verschillende methoden er kunnen worden gebruikt. Met het bestuderen van de vele verschillende plannen, het lezen van veel literatuur en het houden van de interviews ben ik nog geen expert op het gebied van planologisch onderzoek, maar heb ik mijzelf wel goed kunnen trainen in het uitvoeren daarvan.
•
Het adviseren van een adviesbureau, naar aanleiding van de resultaten uit het onderzoek. Dit leerdoel vond ik één van de lastigste leerdoelen. Advies geven aan een adviesbureau over iets wat zij al jaren doen is iets waar ik tegenop keek. Doordat ik zelf niet thuis was op het gebied van de leefbaarheid van kleine kernen, bleek het mogelijk om met een frisse blik naar de problematiek te kijken. Uiteindelijk heb ik dan ook geleerd hoe ik dit het beste heb kunnen aanpakken en hoe ik het advies het beste heb kunnen verwoorden.
•
Ervaren hoe communicatie en samenwerking tussen een adviesbureau, een gemeente en een dorp(sgemeenschap) verloopt bij het opstellen van een Leefbaarheidsplan. Met het bijwonen van de dorpsavonden en het houden van de interviews is de relatie tussen deze drie genoemde actoren een heel stuk duidelijker voor mij geworden. Over het algemeen heb ik kunnen constateren dat het opstellen van een Leefbaarheidsplan erg goed is voor de relatie tussen de dorpsgemeenschap en de gemeente. Hier en daar heeft men wat tegenslag ervaren of ervaarde men het als een moeizaam traject, maar bijna nooit is de onderlinge relatie verslechterd.
Dankbetuiging Graag wil ik hier iedereen bedanken die mij heeft geholpen deze afstudeeropdracht mogelijk te maken. Ik wil daarbij in het bijzonder mijn begeleiders Henk van Paassen, Rik Snoep en Lennard Elsman van AmerAdviseurs en Ellen van Keeken en Otto Dijkstra van Hogeschool Utrecht bedanken voor hun sturing, hulp en ideeën. Verder wil ik iedereen binnen AmerAdviseurs bedanken voor hun bijdrage, ondersteuning en enthousiasme, en het mogelijk maken van deze afstudeeropdracht. Tenslotte wil ik graag alle mensen van de Verenigingen Kleine Kernen, de verschillende gemeenten en van de dorpsbelangenorganisaties bedanken die mij van harte te woord hebben willen staan.
- 41 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- 42 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bronvermelding Publicaties Afstudeerprotocol Instituut voor de Gebouwde Omgeving 2007-2008 o Hogeschool Utrecht, Utrecht 2007
Apendix A, Leefbaarheid van kleine kernen: o Literatuurrapport, I.A.I.J. Annegarn, Hoofddorp 2005
Belangenbehartiging op maat: De Vereniging van Kleine Kernen – van Achterhoek/Liemers naar Gelderland o Petra Vergunst en Bettina Bock, Leerstoelgroep Rurale Sociologie en Wetenschapswinkel Wageningen Universiteit en Research Centrum, rapport 217, 2005
Bergeijk, Kernen in ontwikkeling, Concept dorpsontwikkelingsplan o Companen, Arnhem 2006
Dorpskracht, een procesevaluatie van dorpsplannen in Drenthe: o Marianne Rigter, Rigter Research, 2007
Dorpsontwikkelingsplan Leveroy: o Arcadis, Gemeenschapsraad Leveroy en gemeente Nederweert, 2006
Dorpsplan Heijningen: o SGBO > Onderzoek > Advies > Implementatie, Sector Document Processing, VNG, Den Haag 2005
Dorpsplan Lievelde: o Lievelds Belang en Vereniging Kleine Kernen Gelderland, Wittebrink 2005
Dorpsplannen in Limburg, handboek voor dorpsraden voor het maken van dorpsplannen: o Vereniging Kleine Kernen Limburg, Drukmotief BV, Horst 2005
Een goed advies: o Godelieve Kodde en Walleke ten Noever Bakker, eerste druk, ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen 2006
Een goed onderzoek: o Drs. Marjon Elshof en Drs. Ineke Pieters, eerste druk, ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen 2006
Figuur 1 (Bijlage): Voorbeeld financiering provincie Gelderland: o Dorpsplannen in de Achterhoek. Gemeenten en dorpsbelangenorganisaties werken samen aan de leefbaarheid op het platteland, Sietske Wolf, Wageningen Universiteit en Research Centrum, November 2007
- 43 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Flyer Informatiepunt Dorpsontwikkeling o Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) en Provincie Noord-Brabant, 2005
Handleiding voor interviewers: Het Face-to-Face interview o Afdeling dataverzameling en analyse, Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek, Centrum voor Survey-Methodologie, Leuven 2002
Handreiking dorpsontwikkelingsplannen, op interactieve wijze mèt de bewoners aan slag: o Provincie Noord-Brabant i.s.m. PON Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant en Prisma Brabant, eerste druk 2005
Handreiking model Leefbaarheidsplan provincie Noord-Holland o AmerAdviseurs, Amersfoort 2001
Helder Rapporteren o Peter Nederhoed, achtste druk, Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2004
Integraal Dorpsontwikkelingsprogramma Helenaveen o BRO, adviseurs in ruimtelijke ordening, economie en milieu, Vught 2006
Interactie in ontwikkeling. De rol van formele en informele communicatie in het interactieproces tussen dorpsbelangenorganisaties en gemeenten in de Achterhoek en Liemers. o B. Methorst-Zijlstra, Leerstoelgroep Rurale Sociologie en Wetenschapswinkel Wageningen Universiteit en Research Centrum, rapport 205, 2004.
Leefbaarheid, de actuele visie o E.A.M. Boomars, Lievelde, (samenvatting symposium), Drukkerij Wevers, Vorden, 1998
Leefbaarheidseffectrapportage Opsterland o E.A.M. Boomars en M.C. Hidding, Landbouwuniversiteit Wageningen, Wageningen 1999
Leefbaarheidsplan Marken o AmerAdviseurs en Noord-Hollands Participatie Instituut, Amersfoort 2001
Leefbaarheidsplan Schalkwijk, een plan voor en door Schalkwijk o AmerAdviseurs, Amersfoort 2008
Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal o Prof. Dr. G. Geerts en dr. H. Heestermans, elfde druk, Drukkerij Tulp bv, Utrecht 1984
Wegwijzer Wro, en Besluit ruimtelijke ordening 2008. Een praktische handleiding voor iedereen die met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening te maken krijgt. o Dr. J.W. van Zundert, Kluwer, Alphen aan den Rijn 2007
- 44 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Template Figuur 9: Krachtenveldanalyse o Twynstra Gudde, 1996, http://du.onderwijsontwikkeling.net/download.php?id=966, 26 maart 2008
Personen: Anne-Mathilde van Melick, beleidsmederwerker R.O., gemeente Waterland; Diana Büttner, beleidsmedewerker afdeling Welzijn en Burgers, gemeente Oost Gelre; Diny Renders, projectleidster reconstructie landelijk gebied, gemeente Deurne. Dirk-Jasper Keegstra, directeur Brede Overleggroep Kleine Dorpen in Drenthe; Frans Kurstjens, ondervoorzitter Gemeenschapsraad Leveroy; Gerard van der Looij, projectmanager majeure projecten, gemeente Nederweert; Lennard Elsman, planoloog, AmerAdviseurs (inmiddels beleidsmedewerker R.O. gemeente De Bilt); Luc Willems, coördinator uitvoering, afdeling project- en gebiedsontwikkeling, gemeente Moerdijk; Peter Arink, voorzitter bestuur Lievelds Belang; Peter van Heek, coördinator Vereniging Kleine Kernen Gelderland; Rianne Boenink, junior consulent Vereniging Kleine Kernen Gelderland;
Websites Bestuursconvenant dorpsraden gem. Waterland o http://www.dorpsraadbroekinwaterland.nl, 14 april 2008
Evaluatie Leefbaarheidsplan 2001 en beleid Eilandraad 2006-2010 o http://www.eilandraad.nl, 13 februari 2008
Provincie.flevoland.nl, http://flevoland.nl/omgevingsplan/landelijk_gebied/investeringsbudget_landel/, 18 maart 2008
http://www.bokd.nl/ http://www.cultuurnetwerk.nl/ http://www.deurne.nl/ http://www.doarpswurk.nl/ http://www.eilandraad.nl/ http://www.groningerdorpen.nl/ http://www.heijningen1.eu/ http://www.helenaveen.com/ http://www.ikcro.nl/ http://www.leveroy.net/ http://www.lieveldsbelang.nl/ http://www.lvkk.nl/ http://www.minlnv.nl/ http://www.minvenw.nl/ http://www.moerdijk.nl/ http://www.nederweert.nl/ http://www.nirov.nl/ http://www.oostgelre.nl/ http://www.ovkk.nl/
- 45 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
http://www.primo-nh.nl/ http://www.sre.nl/ http://www.vkkgelderland.nl/ http://www.vkkl.nl/ http://www.vkknoordbrabant.nl/ http://www.vrom.nl/ http://www.vvkknh.nl/ http://www.waterland.nl/ http://www.zhvkk.nl/ http://www.zvkk.nl/
www.federatie-dorpshuizen-gelderland.nl o http://www.federatie-dorpshuizen-gelderland.nl/index.php?tid=13&sid=8, 18 maart 2008
www.netwerkplatteland.nl o http://www.netwerkplatteland.nl/, 30 mei 2008
- 46 -
Bijlagen
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bijlage 1: Wat is een Leefbaarheidsplan?
- 47 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Aanleiding Het opstellen van Leefbaarheidsplannen voor kleine kernen vindt globaal zijn aanleiding in het feit dat de leefbaarheid van kleine kernen steeds meer onder druk komt te staan. De trend binnen de kleine kernen in Nederland is een toenemende vergrijzing, een afname van het inwoneraantal en het verdwijnen van voorzieningen. Dit gaat vaak gepaard met per kern verschillende, specifieke problematiek, zoals bijvoorbeeld parkeerproblemen, slechte openbaar vervoersverbindingen of hangjongeren. De opzet van een Leefbaarheidsplan vindt zijn basis in een zogenaamde ‘bottom-up’ benadering, waarbij de bewoners zelf knelpunten en hun voorstellen over mogelijke verbeteringen en oplossingen aan kunnen dragen. Deze knelpunten hebben niet alleen te maken met ruimtelijke (fysieke) aspecten, maar ook met maatschappelijke (sociale) en economische aspecten van de kern. Dit betekent dat de gewenste aanpak integraal is. Vervolgens worden de voorstellen door de gemeente getoetst aan het bestaande beleid, de zogenaamde ‘topdown’ benadering. De dorpsbewoners worden hierbij begeleid door een onafhankelijke organisatie, zoals een (stedenbouwkundig) adviesbureau, die deze knelpunten en voorstellen om kan zetten in een Leefbaarheidsplan, met de daarbij horende projectenlijst. Doel Het opstellen van Leefbaarheidsplannen voor kleine kernen dient meerdere doelen. Allereerst is het doel een toekomstvisie voor de komende vijf a tien jaar op het dorp te geven, waarbij de inwoners zelf worden betrokken. Daarnaast kan het Leefbaarheidsplan voor de gemeente een onderbouwing vormen voor diverse beleids- en uitvoeringsplannen en bijvoorbeeld voor het aanvragen van subsidies bij de provincie. De verstandhouding tussen bewoners en de gemeente wordt over het algemeen versterkt vanwege de integrale benadering, waardoor ook het maatschappelijk draagvlak voor vervolgplannen wordt vergroot. Initiatieffase In deze eerste fase wordt gekeken naar de fysieke, sociale en economische structuur van het dorp in de huidige situatie. Dit is vaak een objectieve, (meestal kwantitatieve) dorpsbeschrijving. Vervolgens wordt het dorp bekeken op een subjectieve, kwalitatieve manier, namelijk door de bewoners zelf, op een interactieve bewonersavond. Zij geven dan weer wat hun beleving is van het dorp en wat zij als knelpunten ervaren en doen zelf voorstellen voor verbetering. Bij de objectieve dorpsbeschrijving in deze fase wordt soms ook het vigerend beleid van de diverse overheden weergegeven, waar de voorstellen aan moeten worden getoetst door de gemeente. Planfase In deze fase wordt de dorpsbeschrijving uitgebouwd tot een dorpsvisie, met de daarbij horende projectenlijst, die wordt opgesteld aan de hand van de voorstellen van de bewoners en het commentaar van de gemeente hier op. Aansluitend vindt een tweede bewonersavond plaats, waarbij de gemeente en de dorpsbewoners (in verschillende werkgroepen) de dialoog aan kunnen gaan over de projecten. Aan de hand van deze tweede avond wordt vervolgens een projectenoverzicht opgesteld, met daarop alle projecten gekoppeld aan een planning, welke meestal de betrokken partijen weergeeft en wanneer de desbetreffende projecten uitgevoerd moeten worden. Tenslotte wordt de status van het Leefbaarheidsplan door de Gemeenteraad bepaald.
- 48 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Uitvoeringsfase In deze laatste fase wordt de uitvoering en eventuele monitoring van het plan gestart. Dit is meestal een traject van enkele jaren en afhankelijk van het budget van de gemeente en de daarmee samenhangende subsidies van bijvoorbeeld de provincie. Eventueel is het mogelijk dat door terugkoppeling het Leefbaarheidsplan wordt aangepast, bijvoorbeeld na veranderen van wetgeving.
- 49 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- 50 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bijlage 2: Totaallijst met plannen
- 51 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- 52 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- 53 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- 54 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bijlage 3: Telefoongesprekken
- 55 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
20 februari 2008 Telefoongesprek met de Vereniging Kleine Kernen Gelderland Gesproken met: Rianne Boenink, junior consulent VKKGelderland Doel: Achterhalen of de VKKGelderland met stedenbouwkundige bureaus samenwerkt. • • • • • •
VKKGelderland maakt samen met een dorpsbelangenvereniging een Dorpsplan Adviesbureaus werken soms de ruimtelijke visie aanvullend daarop uit, zoals bijvoorbeeld in Lievelde en Harreveld. VKKGelderland werkt vrijwel nooit direct samen met stedenbouwkundige adviesbureaus bij opzetten plan. VKKGelderland helpt, zodat het proces bottom-up blijft en niet uitsluitend top-down wordt. Bureau Zijaanzicht maakt wel ruimtelijke visies, naar aanleiding van de opgestelde dorpsplannen. Spectrum is de Gelderse provinciale organisatie die soms helpt bij de dorpsplannen of de uitwerking, zoals PON in Noord-Brabant en Primo in Noord-Holland.
- 56 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
20 februari 2008 Telefoongesprek met de Overijsselse Vereniging Kleine Kernen Doel: Achterhalen of de OVKK met stedenbouwkundige bureaus samenwerkt. • •
•
•
•
•
•
•
• •
De OVKK zet dorpsplannen op, samen met de dorpen zelf. Dorpen kunnen tevens op hen toe stappen voor 25 uur gratis consulent. OVKK regelt daarbij subsidies voor de uitvoering, in het kader van “Budget Leefbaarheidsinitiatieven” Dit budget komt van de provinciale organisatie Variya. OVKK maakt uit waar die budgetten aan worden besteed. Inmiddels is op initiatief van de provincie Overijssel “Dorpsplanplus” opgezet. Het doel: Minder geld en tijd voor proces gebruiken en meer geld en tijd in de uitwerking van de plannen steken. Dit project wordt uitgevoerd in een samenwerkingsverband met: OVKK, Variya, Stimulant, Het Oversticht en Landschap Overijssel. Opmerking: Op papier is Dorpsplanplus mooi geregeld, maar of het werkt is nu de vraag. Het project is heel nieuw en er zijn nog geen plannen uitgevoerd, dus een evaluatie is nog niet mogelijk. “Bureaus” die worden benaderd door dorpen: o Dhr. Fokkema van Bureau Common in Akkrum. o Karin Klomp (werkt op persoonlijke titel). Opmerking: Adviesbureaus (met name stedenbouwkundige) zijn veel te duur. Tevens besteden ze minder aandacht aan de sociale aspecten is het beeld. Vooral de neuzen één kant op krijgen en sociale cohesie is ook een belangrijk doel van een Dorpsplan. Uitvoering is soms moeilijk voor gemeente, zelfs als ze willen. Dit komt doordat er veel verschillende subsidies zijn, maar die worden vaak niet ontvangen ten tijde dat ze nodig zijn (ze komen te laat, of later). Opmerking: De sociale aspecten van plannen komen ook tot uitvoering, maar duren enorm lang. Het probleem is dat na vijf á zes jaar de proceskosten verdubbeld zijn en een nieuw plan alweer gewenst is. Opmerking: OVKK is een zelfstandige organisatie, de VKKG bestaat uit gedetacheerden. Graag wordt de OVKK op de hoogte gehouden van het onderzoek via de mail.
- 57 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
25 februari 2008 Telefoongesprek met de Brede Overleggroep Kleine Dorpen in Drenthe Gesproken met: Dirk-Jasper Keegstra, directeur BOKD Doel: Achterhalen of de BOKD met stedenbouwkundige bureaus samenwerkt. •
• • •
• • • • • • • • • • •
•
De BOKD werkt wel samen met landschapsarchitecten: o DLG o Bosch & Slabbers o Stek&Streek o Bleeker & Nauta Soms vindt er ook samenwerking plaats met verkeerskundige bureaus of cultuurhistorische bureaus, afhankelijk van de discipline die vereist is. Bureaus krijgen (soms) een plek in het proces van totstandkoming, maar zijn nooit leidinggevend. Het idee heerst dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus maar snel een boekje in elkaar flansen en het dan presenteren aan het dorp met de woorden “hier, zeg maar wat je er van vindt”. Boekje “doen en gedaan krijgen” bevat goede voorbeeldprojecten van Drenthe. Dorp2000anno was proef voor het opstellen van Leefbaarheidsplannen. Nieuw-Balinge is huidig voorbeeld waar sociale aspecten bij betrokken worden. De BOKD is al dertig jaar actief bezig met Dorpsvisies en loopt samen met de provincies Groningen en Friesland wat dat betreft wat voor op andere provincies. Er is een welzijnsorganisatie (naam niet genoemd) die normaal apart de sociale onderwerpen oppakt. (Stamm CMO vermoedelijk). Drenthe kijkt naar mogelijkheid om iets als Dorpsplanplus op te zetten, zoals Overijssel dat heeft gedaan. BOKD heeft onlangs een cursus van het Nirov gehad, om begeleiding van dorpen aan te scherpen. Er wordt meestal geen convenant opgesteld specifiek voor een dorpsplan, omdat deze vaak al is opgesteld tussen gemeente en de dorpsbelangenorganisatie in het algemeen. Convenant werkt niet altijd, omdat partijen zich niet altijd houden aan de gemaakte afspraken. Aangezien er geen concessies op staan, is dat moeilijk te voorkomen. Oranjewoud heeft ooit voor de BOKD eens een plan geleverd, maar de vraag was “hoe nu verder?” De BOKD vindt het belangrijk de knelpunten en visie van de bewoners boven tafel te krijgen met een dorpsplan, maar wil geen planning met kosten opstellen, omdat dat enigszins afschrikwekkend is. Graag wil de BOKD per mail op de hoogte gehouden worden van het onderzoek.
- 58 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
19 maart 2008 Telefoongesprek met de Vereniging Kleine Kernen Gelderland Gesproken met: Rianne Boenink, junior consulent VKKGelderland Doel: Achterhalen of er al meer bekend is over de evaluatie van de Dorpsplannen waar op een bewonersavond van Otterlo over werd gesproken. . • • • •
Peter van Heek is deze week afwezig De evaluatie is een dag in februari geweest, waarop een bijeenkomst werd gehouden voor alle procesbegeleiders van de VKKGelderland, om ervaringen uit te wisselen. Er is geen rapport verschenen, de dag was gewoon voor intern gebruik, om elkaar op de hoogte te houden en te leren van elkaar. In 2007 is “Dorpsplannen in de Achterhoek” geschreven door een studente van de WUR (universiteit Wageningen), in opdracht van de regio Achterhoek. Dit verslag zal toegestuurd worden.
- 59 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- 60 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bijlage 4: Provinciale organisaties voor Maatschappelijke Ondersteuning
- 61 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Groningen Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Groningen Bezoek: Wegalaan 3-5 Post: Postbus 2266 9704CG Groningen Internet: http://www.cmogroningen.nl E:
[email protected] T 050 5770101 F:050 5776493 Friesland Partoer CMO Fryslân Bezoek: Natalstraat 7, 8917 BN Leeuwarden Post: Postbus 298 8901 BB Leeuwarden Internet: http://www.partoer.nl E:
[email protected] T: 058 2348500 F: 058 2348501 Drenthe Stamm CMO Drenthe Bezoek: Eemland 5B Assen Post: Postbus 954 9400 AZ Assen Internet: http://www.stamm.nl E:
[email protected] T: 0592 394400 F: 0592 351 201 Overijssel Variya, Maatschappelijke Ontwikkeling en Integratie Bezoek: Wierdensestraat 39c, Post: 7607 GE Almelo Internet: http://www.variya.nl E:
[email protected] T: 0546 542020 F: 0546 542030 Gelderland Stichting Spectrum CMO Bezoek: Arnhemsestraatweg 19, 6881 NB Velp Post: Spectrum, postbus 8007 6880 CA Velp Internet: http://www.spectrum-gelderland.nl E:
[email protected] T: 026 3846200 (algemeen) / 026 3846262 (informatiecentrum) F: 026 3846300
- 62 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Flevoland AXION CMO Flevoland Bezoek: Neringpassage 107, 8224 JB Lelystad Post: Postbus 194, 8200 AD Lelystad Internet: http://www.axion-flevoland.nl E:
[email protected] T: 0320 244259 F: 0320 280639 Utrecht Alleato, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Bezoek: Bemuurde Weerd Westzijde 4 Post: 3513 BH Utrecht Internet : http://www.alleato.nl E:
[email protected] T: 030 231 38 33 F: 030 232 87 77 Noord-Holland PRIMO nh Bezoek: Emmakade 4, 1441 ET Purmerend Post: Postbus 106 1440 AC Purmerend Internet: http://www.primo-nh.nl E:
[email protected] T: 0299 418700 F: Zuid-Holland Stichting Meander, Regionaal Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Bezoek: Emmalaan 2, 2405 GD Alphen aan den Rijn Post: Postbus 570 2400 AN Alphen aan den Rijn Internet: http://stmeander.kpnis.nl E:
[email protected] T: 0172 495141 F: 0172 424017 Zeeland Scoop, Zeeuws instituut voor sociale culturele ontwikkeling Bezoek: Achter de Houttuinen 8 Post: Postbus 407, 4330 AK Middelburg Internet: http://www.scoopzld.nl E:
[email protected] T: 0118 682500 F: 0118 635311
- 63 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Noord-Brabant Stichting Zet Brabant Bezoek: Spoortlaan 460 en Statenlaan 4 Post: Postbus 271 5000 AG Tilburg Internet: http://www.zet-brabant.nl E:
[email protected] T: 013 5441440 F: 013 5440605 Limburg EMOL, Expertisecentrum Maatschappelijke Ondersteuning Limburg Internet: http://www.expertisecentrum-emol.nl Samenwerkingsverband tussen 5 partijen: Arthur Jansen Advies, Hogeschool Zuyd, Odyssee, Trajekt en Welkom.
- 64 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bijlage 5: Checklist voor Leefbaarheidsplanonderdelen
- 65 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
- 66 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bijlage 6: Financieringsvormen
- 67 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Inleiding Of een Leefbaarheidsplan wordt opgesteld en ook echt wordt uitgevoerd, is voor een groot deel afhankelijk van de financiering. Deze financiering kan op een aantal verschillende manieren worden geregeld, maar zal meestal bestaan uit een combinatie van enkele van de volgende financieringsvormen. Vormen van financiering Begroting gemeente Bij het opstellen van het Leefbaarheidsplan kan het uitvoeringsprogramma of delen daarvan in de (meerjaren)begroting van de gemeente worden opgenomen. De Gemeenteraad neemt de projecten op in de begroting en reserveert het geld voor de uitvoering. Dit kan om relatief kleine bedragen gaan voor kleinere projecten zoals het uitdelen van welkomstpakketten aan nieuwkomers tot grootschalige projecten als nieuwe woningbouw, of de herinrichting van een weg. Deze vorm van financiering is afhankelijk van de beschikbaarheid over voldoende budget en van de bereidheid van de gemeente om mee te werken aan de bewonersinitiatieven voor het verbeteren van de leefbaarheid in de kern. Subsidie Een andere mogelijkheid voor de financiering is het aanvragen van subsidie. Subsidies kunnen op meerdere schaalniveaus worden aangevraagd. Allereerst kan bij de gemeente een aanvraag worden ingediend. Sommige gemeenten hebben daar speciaal beleid voor, in het kader van gemeentelijk welzijnsbeleid. Belangrijk bij het aanvragen van de subsidie is het voldoen aan alle voorwaarden en het creëren van draagvlak, bijvoorbeeld door een informatiebijeenkomst te organiseren. De provincie is ook erg actief en verstrekt vaak subsidies voor initiatieven om de leefbaarheid te vergroten tegemoet te komen. Over het algemeen wordt een bepaald bedrag per jaar gereserveerd voor initiatieven, en kan ieder project rekenen op een bijdrage tot een maximumhoogte die per provincie verschilt.
Figuur 1: Voorbeeld financiering provincie Gelderland. [Bron: Dorpsplannen in de Achterhoek, Sietske Wolf, 2007]
- 68 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Het Rijk heeft op 1 januari 2007 alle budgetten voor het landelijk gebied in het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) samengevoegd. Hiermee wordt beoogd de samenhang tussen landbouw, leefklimaat, natuur, water, landschap en milieu te verbeteren. Het Rijk heeft een aantal doelen opgesteld die het wil realiseren met het ILG en legt de verantwoordelijkheid voor de realisatie daarvan bij de provincies, die dit in provinciale Meerjarenplannen uitwerken. Leefbaarheidsplannen kunnen op die manier door het Rijk worden gesubsidieerd [Bron: http://provincie.flevoland.nl]. Tenslotte draagt de Europese Unie 50% van de kosten bij bovenop nationale en regionale overheidsuitgaven voor plattelandbeleid in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POPII). Een onderdeel hiervan is LEADER (Liaison Entre Actions de Développement de l'Economie Rurale), een programma dat sociaal-economische impulsen op gebiedsniveau geeft, door middel van financiering van lokale en regionale initiatieven. Deze subsidie is overigens alleen te krijgen binnen de zogenaamde “Local Action Groups” (LAG’s), in door de EU aangewezen gebieden. Leadergebieden: 1. Alblasserwaard Vijfherenlanden (Zuid-Holland) 2. Baronie (Noord-Brabant) 3. Beerze-Reuzel (Noord-Brabant) 4. De Weidse Veenweiden (Utrecht) 5. Flevoland (Flevoland) 6. Hoogeland (Groningen) 7. Kop van Noord-Holland en Texel (Noord-Holland) 8. Krimpenerwaard (Zuid-Holland) 9. Kromme Rijn (Utrecht) 10. Leidse Ommelanden (Zuid-Holland, staat op de lijst voor nominatie) 11. Maashorst en Meierij (Noord-Brabant) 12. Midden en Noord Zeeland (Zeeland) 13. Midden Friesland (Friesland) 14. Noordoost Friesland (Friesland) 15. Noordwest Friesland (Friesland) 16. Noordoost Overijssel (Overijssel) 17. Noordwest Overijssel (Overijssel) 18. Noordoost Twente (Overijssel) 19. Oost Groningen (Groningen) 20. Rivierengebied Oost (Gelderland) 21. Rivierengebied West (Gelderland) 22. Salland (Overijssel) 23. Waddeneilanden (Friesland) 24. West Twente (Overijssel) 25. Westerkwartier (Groningen) 26. Zeeuws-Vlaanderen (Zeeland) 27. Zuid Twente (Overijssel) 28. Zuidhollandse eilanden (Zuid-Holland) 29. Zuidoost Drenthe (Drenthe) 30. Zuidoost Friesland (Friesland) 31. Zuidwest Friesland (Friesland) [Bron: www.netwerkplatteland.nl]
- 69 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Fondsen Naast de verschillende overheidsorganen zijn er in Nederland ook duizenden verschillende fondsen. Ook zij kunnen subsidie verstrekken, maar verbinden daar wel een aantal voorwaarden aan. Zo wordt er meestal een eigen inbreng van de aanvrager verwacht in de vorm van geld, zelfwerkzaamheid of materieel, mag het project nog niet uitgevoerd zijn en moet de aanvrager een rechtspersoon zijn zonder winstoogmerk, zoals een vereniging of stichting [Bron: www.federatie-dorpshuizen-gelderland.nl] Sponsoring Kleinere initiatieven uit Leefbaarheidsplannen worden soms gerealiseerd door middel van sponsoring. Zo is het mogelijk dat bedrijven uit de kern of de directe omgeving de lokale verenigingen steunen of bepaalde themadagen binnen de kern helpen organiseren. Zelfwerkzaamheid De laatste manier om de financiering rond te krijgen is zelfwerkzaamheid. Dit betekent dat de bewoners en/of de dorpsbelangenorganisaties zelf de realisatie van enkele projecten regelen, of continu aandacht vragen en anderen aansturen. Conclusie Er zijn verschillende mogelijkheden om de financiering van een Leefbaarheidsplan rond te krijgen. Afhankelijk van het voldoen aan verschillende eisen die worden gesteld door subsidieverstrekkers en de bereidheid tot inzet van de bewoners zelf wordt dit makkelijker dan wel moeilijker.
- 70 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bijlage 7: Interviews met sleutelpersonen
- 71 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Anne-Mathilde van Melick Plan: Leefbaarheidsplan Marken Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening gemeente Waterland Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Van de Gemeenteraad Waterland, naar aanleiding van een artikel over mogelijke subsidie in NH-weekbericht 1999. • Tevens was de aanleiding het pilotproject van Noord-Holland Als er een Leefbaarheidsplan voor een kern was opgesteld, zou meer woningbouw mogelijk zijn. Gemeente Waterland heeft in augustus 1999 zich aangemeld voor het project. In december 1999 volgde een motie van de Gemeenteraad. Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • Vier jaar, waarvan ruim één jaar met betrokkenheid van NPI en AmerAdviseurs Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • Projectleider Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • De Eilandraad werd gelijktijdig opgericht. • Afzonderlijke bewonersgroepen (vanwege voorheen ontbreken dorpsbelangenorganisatie. • De wethouder (vanuit het gemeentebestuur) • Mevrouw van Melick (vanuit de ambtelijke ondersteuning) • NPI (Nu Primo nh) • AmerAdviseurs Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • 50% vanuit provinciale subsidie (cofinanciering) • Overige is onbekend (waarschijnlijk gemeente zelf) Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • (zie bijlage bij interview voor de lijst met punten van de Eilandraad, tevens te vinden op www.eilandraad.nl). • Punten die zouden opgepakt worden zijn uitgevoerd door de gemeente, waarna het plan voor hen werd afgesloten. De Eilandraad voert zelf de overige punten nu zoveel mogelijk uit. Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het? • Nee, geen enkele.
- 72 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • Er stonden veel wensen op de lijst, welke niet allemaal uitgevoerd konden worden. Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • Coördinator van de verschillende afdelingen die vragen hadden over de uitvoering. • Contactambtenaar van het Leefbaarheidsplan Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • Zeer positief • Heel erg goed • De bewoners werden dicht betrokken • Bewoners werden zich bewust van de tegengestelde belangen waar de gemeente mee te maken krijgt. • Meer begrip voor gemeente vanuit bewoners, doordat er vanuit meerdere punten wordt gekeken naar problemen, in plaats van alleen het eigen gezichtspunt van de bewoners. Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • Zeker erg verbeterd, door voorgenoemde punten. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • De samenwerking met bewoners was het voornaamste wat beter ging dan verwacht Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • Ambtelijk kostte het enorm veel tijd om alle voorstellen te beoordelen, veel meer tijd dan van te voren was verwacht. Dat is de reden dat er is gekozen om voor andere kernen geen Leefbaarheidsplan op te laten stellen. • Liever meer gestructureerd. Bijvoorbeeld wilde ideeën uitsluiten (geen trambaan richting Marken), maar het gevaar daarvan is dat de creativiteit wordt uitgesloten, waardoor het bijna onmogelijk is gestructureerder te werken. (Er zou dus nog meer filtering plaats moeten vinden dan door het NPI al is toegepast.) Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen? • Vaak gaat het om te kleinschalige zaken (lift aanbrengen, parkeerplaats aanleggen). • Het Bestemmingsplan is destijds wel aangehouden, tot het Leefbaarheidsplan af was, maar het heeft uiteindelijk nauwelijks consequenties gehad voor het Bestemmingsplan. • De gemeente Waterland heeft geen plannen om een nieuw Leefbaarheidsplan voor Marken op te stellen. • In iedere kern is een actieve dorpsbelangenorganisatie, die gezamenlijk een convenant hebben ondertekend met de gemeente (op één kern na) en dit werkt voortreffelijk. Deze kernen kijken niet naar het Leefbaarheidsplan Marken als voorbeeld, maar bemiddelen gewoon zelf tussen bewoners en gemeente (zie bijlage voor convenant).
- 73 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • In het kader van oudere Bestemmingsplannen kan er bijvoorbeeld vooruit gelopen worden door een Leefbaarheidsplan op te stellen. Nadeel is wel dat dit ten koste gaat van het budget voor het Bestemmingsplan en het daardoor al snel weer te duur is. Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? • Volgt nog via mail Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 74 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Anne-Mathilde van Melick E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Telefonisch Locatie: AmerAdviseurs, Zonnehof 43, Amersfoort Datum: Maandag 14 april 2008 Tijd: 10:00-10:25 Overige personen aanwezig: Geen
- 75 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Evaluatie Leefbaarheidsplan 2001 en beleid Eilandraad 2006-2010 Op 21 november 2001 is het Leefbaarheidsplan Marken vastgesteld. De gemeente Waterland had echter geen geld om het Leefbaarheidsplan uit te voeren. De Eilandraad heeft daarom, bij haar doelstelling om de belangen van de kern Marken en haar inwoners te behartigen, het Leefbaarheidsplan als uitgangspunt genomen. Door zelf het initiatief te nemen, continue aandacht te vragen en anderen aan te sturen, is er in de afgelopen 5 jaar mede dankzij de Eilandraad toch een groot deel van het Leefbaarheidsplan gerealiseerd (zie punt 1). Daarnaast is de Eilandraad betrokken geweest bij punten die niet in het Leefbaarheidsplan stonden maar wel van belang waren voor de kern Marken en haar inwoners (zie punt 2). Verder zijn er punten uit het Leefbaarheidsplan, welke op initiatief van andere partijen tot stand zouden kunnen komen, waarbij de Eilandraad om verschillende redenen geen actieve rol zal spelen (zie punt 3). Tot slot hebben wij de nog niet (volledig) gerealiseerde punten uit het Leefbaarheidsplan geactualiseerd. Daarbij zijn eind 2005 de inwoners van Marken in de gelegenheid gesteld om mogelijk nieuwe speerpunten aan te dragen. Wij hebben deze punten toegevoegd aan de door ons geactualiseerde punten uit het Leefbaarheidsplan en vormen daarmee een aanzet tot het beleid voor de komende vijf jaar (zie punt 4). Tijdens de Openbare Vergadering van de Eilandraad (10 april 2006 aanvang 20.30 uur in Het Trefpunt) zal op basis van het overzicht bij punt 4 het beleid van de Eilandraad voor de komende 5 jaar worden vastgesteld. 1) Wat is er in de periode 2001 – 2005 gerealiseerd van het Leefbaarheidsplan. -Peuterspeelzaal is zeker gesteld voor de toekomst door verhuizing naar Het Trefpunt -Begeleiden jongeren bij “Opzitten” en meewerken aan matigingsbeleid alcohol en bestrijding drugsgebruik; -Speeltuin blijft behouden en is verbeterd door zelfstandig verder te gaan (Stichting Speeltuin Marken); -Groencontainer herplaatst en beheerd door vrijwilligers o.l.v. de Eilandraad; -Het Trefpunt blijft open door zelfstandig verder te gaan (Stichting Dorpshuis Het Trefpunt); -Niveau cursus- en cultureel aanbod in Het Trefpunt blijft gewaarborgd (niet uit te wijken naar De Bolder); -Eco toilet wordt bij vuurtoren gedurende de zomermaanden geplaatst; -Inpandige lift Medisch Centrum is aangebracht; -Onderhoud (maaiwerk en verharding) dijken door Rijkswaterstaat (RWS) is sterk verbeterd; -Diverse voorzieningen zijn aangebracht om bermen tegen stuk rijden te beschermen; -Parkeergelegenheid SV Marken is heringericht; -Welkomstbord bij entree Marken is geplaatst; -Inrij-ontheffingen gekoppeld aan de auto en dus niet meer per jaar nieuwe aan te vragen en te betalen; -Handhaving regels in de haven geborgd door delegatie bevoegdheden RWS aan de Watersportvereniging; -Woningbouwlokaties zijn in beeld gebracht d.m.v. “Bestemmingsplan Marken 2005”; -Plannen woningbouw Voor Anker zijn gereed voor uitvoering incl. een zorgfunctie voor ouderen; -Periodiek rondschrijven en telefoonkaart uitgegeven en daarmee de communicatie burger/overheid verbeterd; -Eilandraad heeft convenant getekend met gemeente Waterland t.b.v. borgen onderlinge communicatie; 2) Waar is de Eilandraad verder bij betrokken geweest -Realiseren geluidsinstallatie voor het kerkhof; -Opstellen van het bestemmingsplan Marken 2005 (incl. nog uit te voeren herziening van de Welstandnota);
- 76 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
-Herziening bomenverordening (o.a. lijst waardevolle bomen) en Groenvisie (herziening loop 2006); -Behoud bibliotheek; -Stimuleren correcte afhandeling handhavingsactie illegale bouwwerken; -Beoordelen verschillende opties mogelijke uitwerking Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO); -Meedenken plan Project Voor Anker samen met Stichting Welzijn Ouderen Marken (SWOM); -Aanbrengen ondergrondse vuilcontainers Kerkbuurt (nabij Het Trefpunt). 3) Punten waar de Eilandraad om verschillende redenen geen actieve rol in zal spelen -Anti speculatiebeding (bij nieuwbouw) invoeren; -Overkoepelend orgaan Sportraad Waterland; -Toeristische promotie en realiseren VVV en/of “visitors centre” op Marken (voor en door ondernemers); -Realiseren éénrichtingsverkeer tussen Buurt II en III; -Overnachtingsplaats campers op de IJsbaan; -Hangplek voor jongeren; -Multifunctionele trainingshal (voor en door sportverenigingen); -Verkeersremmende maatregelen in de oude kom; -Tankstation op Marken (wel meegenomen in bestemmingsplan 2005). 4) Beleid Eilandraad voor de komende vijf jaar (2006 – 2010) Eilandraad neemt zelf het initiatief m.b.t. de volgende punten: -Realiseren tijdelijke aula nabij Het Trefpunt i.v.m. sloop bestaande aula Voor Anker; -Realiseren definitieve aula nabij Het Trefpunt; -Bomen tussen Minneweg en Het Trefpunt vervangen door kleinere met minder overlast; -Realiseren AED’s (defibrillators) i.s.m. de EHBO, Brandweer, KNRM en huisartsen; -Realiseren project “Goudriaankanaal” (Het Kanaal). Eilandraad blijft continue aandacht vragen t.b.v. de volgende punten n.a.v. de ingediende speerpunten: -Stimuleren van verantwoorde woningbouw met name voor jongeren; -Tegengaan leegstand en verpaupering woningen; -Uitbreiden parkeergelegenheid (Trefpunt, Grotewerf/Rozewerf, Minnehof en Kets/Buurt II); -Handhaving parkeerbeleid en aslastbeperkingen door politie en bijzonder opsporingsambtenaren (BOA); -Illegaal parkeren in berm N518 tegengaan i.v.m. onveilige situatie; -Doorgetrokken streep verbindingsdijk verwijderen; zo niet: de parkeermogelijkheid bij Het Kruis verwijderen; -Tegengaan inrichting N518 als erftoegangsweg (60 km en drempels) i.v.m. ambulance en Arriva; -Fysieke bescherming bermen; -Herstel (stukgereden) bermen en straatwerk; -Onderhoud straatverlichting (met name oude kom); -Beter onderhoud en kwaliteit groenvoorzieningen; -Maaiwerk en herstel van straatwerk omringdijk; -Verbeteren stabiliteit dijken o.b.v. eerder uitgevoerd onderzoek; -Meer ondergrondse inzamelpunten realiseren; -Tegengaan inrichting N518 als erftoegangsweg (60 km en drempels) i.v.m. ambulance en Arriva; -Aanrijtijden ambulance verbeteren door daadwerkelijk gebruik nieuwe standplaats ambulance in Monnickendam; -Veiligheid halte parkeerterrein verbeteren door herinrichting;
- 77 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
-Herinrichten ingang parkeerterrein en gebied voormalig tankstation; -Behouden sanitaire voorziening bij Parkeerterrein (nu klompenmakerij); -Streven naar betere doorstroming sloten (o.a. duiker Kruisbaakweg); -Volgen ontwikkelingen mogelijke opening in verbindingsdijk (aquaduct/tunnel); -Meer voorzieningen op de ringdijk (met name bankjes). Eilandraad ondersteunt andere partijen m.b.t. de volgende punten: -Realiseren wijksteunpunt in Het Trefpunt; -Onderzoek uitbreiden begraafplaats; -Handhaven (realiseren) voorzieningen Watersportvereniging, KNRM en Bruine Vloot.
Het Bestuur van de Eilandraad 31 maart 2006 [Bron: www.eilandraad.nl, 13 februari 2008]
- 78 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bestuursconvenant dorpsraden gem. Waterland Artikel 1 Wederzijdse kontakten Kontakten worden op de navolgende wijze vorm gegeven: a. De kernraden vergaderen in ieder geval een keer per jaar en sturen een exemplaar van de notulen zo spoedig mogelijk aan de gemeente. De gemeente ontvangt drie weken tevoren bericht van de vergaderdatum en de agenda. b. De kerngeoriënteerde wethouder en de contactambtenaar voor de kernraden bezoeken, indien mogelijk, de (jaar)vergadering van de respectievelijke kernraden. c. Tenminste twee maal per jaar vindt per kern, in onderling over!eg en in afstemming met de kernraad, overleg plaats met de kerngeoriënteerde bestuurder. Bij voorkeur na de (jaar)vergadering van de kernraad. De gemeente neemt daartoe het initiatief voor een bespreking van de actuele beleidspunten. Vier weken voorafgaande aan deze vergadering worden de agendapunten uitgewisseld en de agenda vastgesteld. d. Binnen twee maanden na het overleg, onder c, worden de gemaakte afspraken door de gemeente door middel van verslaglegging bevestigd. Het resultaat van de gemaakte afspraken wordt binnen drie maanden na het overleg schriftelijk medegedeeld. e. In ieder geval vindt een keer per jaar (maart) overleg plaats tussen de gezamenlijke kernraden en burgemeester en wethouders over algemene onderwerpen binnen de gemeente. De gemeente neemt daartoe het initiatief De gemeente bevestigt ook hier de gemaakte afspraken door middel van verslaglegging. f. Tussentijdse c.q. dagelijkse kontakten, met uitzondering van meldingen van storingen die op de gebruikelijke wijze doorgegeven kunnen worden, lopen in beginsel via de door de gemeente aangewezen ambtelijk contactpersoon. g. De kernraden dienen verzoeken, opmerkingen, e.d. zoveel mogelijk schriftelijk c.q. elektronisch bij de gemeente c.q. de ambtelijk contactambtenaar in te brengen. h. Schriftelijke vragen c.q. voorstellen worden zoveel mogelijk binnen vier weken afgedaan. Indien zulks niet mogelijk is dan wordt voor de afloop van deze termijn een voortgangsbericht gezonden met daarin opgenomen de stand van zaken en termijn van afdoening. i. De kernraden ontvangen ter informatie de agenda's, notulen en daarbij behorende voorstellen van de openbare raads- en commissievergaderingen. De kernraden bezoeken zoveel mogelijk deze vergaderingen, voor zover dat voor hun doelstel1ing van betekenis is. j. De kernraden ontvangen voor hun kern uitnodigingen voor informatieavonden, inspraakavonden, e.d. met burgers over brede beleidspunten.
Artikel 2 Zienswijzen leefbaarheid a. Over zaken aangaande de leefbaarheid van een kern met bijbehorend buitengebied, die niet door middel van kernraden, maar via organisaties of particulieren bij de gemeente worden ingebracht of op initiatief van de gemeente worden ontwikkeld, zullen de dorpsraden tijdig en schriftelijk worden geïnformeerd. b. De kernraden zijn in de gelegenheid om hun zienswijzen over de kwaliteit van de leefbaarheid kenbaar te maken. Suggesties voor verbeteringen, veranderingen en oplossingen kunnen aan de gemeente worden voorgelegd.
Artikel 3 Beleidsterreinen Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu a. Bij voorgenomen beleid c.q. wijziging ervan van enige omvang op genoemde beleidsterreinen zal de gemeente de kernraden tijdig informeren en in de gelegenheid stellen te reageren danwel voorstellen te doen b. Met betrekking tot het tot stand komen van een nieuw bestemmingsplan wordt in het bijzonder het navolgende afgesproken: Het door de gemeente ontwikkelde voorontwerp bestemmingsplan wordt besproken met de betrokken kernraad en vooraf tijdig toegezonden. - 79 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
De visie van de kernraad wordt binnen een maand na het betreffende verzoek bij de gemeente schriftelijk ingebracht. De kernraad wordt geïnformeerd of en in welke mate een eventuele afwijkende visie in het voorontwerp bestemmingsplan wordt verwerkt voordat het plan in procedure wordt gebracht. De kernraden ontvangen een definitief ontwerp zoals dat in procedure wordt gebracht. Welzijn, Sport en Onderwijs Bij voorgenomen aanleg, wijziging, renovatie of beëindiging van enige omvang van voorzieningen op genoemde beleidsterreinen zal de gemeente de kernraad tijdig informeren en in de gelegenheid stellen te reageren dan wel voorstellen te doen. Openbare Werken a. Bij voorgenomen aanleg, wijziging of renovatie van enige omvang van wegen, straatmeubilair, openbare plantsoenen, riolering, kunstwerken, gebouwen, vervoer en verkeerszaken en waterwegen zal de gemeente de kernraad tijdig informeren en in de gelegenheid stellen te reageren dan wel voorstellen te doen. b. De gemeente zal de jaarlijkse onderhoudsplannen op de bovengenoemde beleidsterreinen ter informatie toezenden aan de kernraden. Algemene Zaken Bij voorgenomen wijziging of opstelling van nieuw vergunningenbeleid van enige omvang op het terrein van openbare orde en veiligheid zal de gemeente de kernraden tijdig informeren en in de gelegenheid stellen te reageren dan wel voorstellen te doen.
Artikel 4 Financien. De kernraden ontvangen jaarlijks een subsidie als bijdrage in de door hen gemaakte kosten zoals portikosten, vergaderkosten, kosten secretariaat en nieuwsbrief. De hoogte van het subsidie is jaarlijks Euro 450,-- per kernraad Dit bedrag zal jaarlijks aangepast worden aan het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
Artikel 5 Naleving van het convenant a. In het jaarlijks te voeren overleg tussen de gemeente en de kernraden zullen wederzijdse ervaringen met betrekking tot de naleving van dit convenant aan de orde gesteld worden. b. Conclusies met betrekking tot de werking van het convenant kunnen leiden tot aanpassingen.
[Bron: www.dorpsraadbroekinwaterland.nl, 14 april 2008]
- 80 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Lennard Elsman Plan: Leefbaarheidsplan Marken Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Beleidsmedewerker afdeling Ruimte, Milieu en Economie, gemeente de Bilt. • Voorheen werkzaam bij AmerAdviseurs. Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Van de gemeente Waterland, het was een follow-up van een pilotproject in NoordHolland. Vooraf is de gemeente vermoedelijk benaderd door de bewoners van Marken. Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • Er was enige vertraging, door een bestuurlijke situatie. Al met al duurde het proces zelf ongeveer een jaar. Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • Projectmedewerker/-begeleider AmerAdviseurs. • Ondersteuning van de projectleider • Opstellen van de profielschets en de beleidsanalyse • Eindredactie, samen met de projectleider Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • AmerAdviseurs • Gemeente Waterland • NPI (nu PRIMO nh) • Dorpsbewoners • Eilandraad (gedurende het proces opgericht) • De provincie had misschien ook een rol moeten spelen, maar bij dit plan was dat niet het geval. Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • Uit de gemeentelijke meerjarenbegroting • Cofinanciering provincie/gemeente • Een van de bindende voorwaarden voor subsidie was dat het plan minimaal 40.000 gulden moest kosten. In eerste instantie is daar geen rekening mee gehouden en is zo goedkoop mogelijk geoffreerd, waardoor het onder de 40.000 gulden bleef en de gemeente in plaats van de helft ineens alles zelf moest betalen. Later is er kennelijk toch subsidie van de provincie verkregen. Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • De trainingshal • Aantal woningbouwlocaties • Beleid overlast recreanten en toeristen is opgesteld • Nieuwe speelplaats • Verder, zie de lijst van de Eilandraad (Zie bijlage bij interview A.M. van Melick).
- 81 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het? • Geen idee. AmerAdviseurs is er niet bij betrokken in elk geval. • Waarschijnlijk zijn er wel architecten en verkeerskundigen betrokken bij de uitwerkingen. Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • Geen idee. Waarschijnlijk wordt alles uitgevoerd, omdat er tijdens het proces een selectie is gemaakt van plannen die wel uit te voeren zijn en plannen die niet uit te voeren zijn. Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • Geen rol. Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • Samenwerking met het NPI verliep erg goed • Samenwerking met de bewoners was constructief en de bewoners waren erg realistisch • Samenwerking met de gemeente verliep moeizaam, vermoedelijk doordat ze zelf niet goed doorhadden wat van hen werd verwacht. De gemeente heeft ook een moeilijke rol, in plaats van de regie, die ze normaal heeft, moet ze nu toekijken vanaf de zijlijn en dan later wel een reactie geven en dat is lastig. Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • Ja, de band is verbeterd, mede door het oprichten van de Eilandraad Marken. Deze zou uiteindelijk wel zijn ontstaan, maar het proces van het Leefbaarheidsplan heeft dit wel versneld. • Ook de erkenning van de Eilandraad, met enkele vergaderingen per jaar tussen gemeente en Eilandraad en een evaluatie van het Leefbaarheidsplan. Dit is ook in een convenant opgenomen. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • De bijdrage van de bewoners was uitmuntend; er werden erg veel voorstellen gedaan (ongeveer 200) en deze waren goed en realistisch. • De bewoners hebben vanuit eigen beweging erg veel gerealiseerd. Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • Ambtelijk moet tijdig scherp zijn van wat er wordt verwacht van ze, bij het opstellen van een Leefbaarheidsplan • Er zou een ambtelijke contactpersoon moeten komen, die al tijdens het proces kan overleggen met de bewoners. • Het plan is nu erg veel beschrijvend, het lijkt een professioneel gedirigeerde wensenlijst en er is maar weinig eigen visie in gelegd, en er zijn weinig uitwerkingen/schetsen gemaakt. Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen?
- 82 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
• • •
• •
Misschien dat andere adviesbureaus wel opdrachten krijgen? AmerAdviseurs niet in elk geval. Relatiebeheer is een belangrijke voorwaarde; je moet van elkaar weten wat je kunt verwachten en zorgen dat de verwachtingswaarde niet te hoog ligt. In sommige gevallen is er weinig eigen bijdragen op inhoudelijk vlak, van stedenbouwkundige bureaus, dat betekent dat je ook niet als eerste wordt gezien om benaderd te worden door de bewoners of gemeente. Follow-up miste hier, er kwam geen Bestemmingsplan voort uit het Leefbaarheidsplan, deze werd al opgesteld. Imago opbouw; als je als redacteur optreedt, dan trek je weinig opdrachten aan als stedenbouwkundig ontwerper.
Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • Er zou meer gewerkt moeten worden met package-deals; in Gendringen werd zo gewerkt door AmerAdviseurs, er werd eerst een Leefbaarheidsplan opgesteld en vervolgens een Bestemmingsplan en beiden werden in één opdracht verstrekt. • Er zou een stedenbouwkundige mee moeten naar de dorpsavonden, als sparringpartner voor de bewoners, om ideeën uit te wisselen. Dit bepaalt ook mede het imago van het bureau. • Vooraf scherp krijgen van subsidies, op die manier kun je als het ware een worst voorhouden “als …, dan is daar subsidie voor.” Die kennis is nu te weinig aanwezig, misschien is ze bij de Vereniging Kleine Kernen wel aanwezig? Past het Leefbaarheidsplan als Structuurvisie in de nieuwe Wro? • Ik denk niet zozeer als product, maar wel als proces • Eventueel kunnen ruimtelijke onderwerpen en economische onderwerpen met ruimtelijk raakvlak wel meegenomen worden in een Structuurvisie. Kijk dus naar wat ruimtelijke relevant is uit het Leefbaarheidsplan, de rest is minder interessant voor Structuurvisies. • Verder is de Structuurvisie topdown en mist ze draagvlak. • Het detailniveau verschilt. Een Leefbaarheidsplan is integraal en op lokale schaal, waar een Structuurvisie alleen ruimtelijke is en op grotere schaal. • Misschien moeten er meer Leefbaarheidsplannen op gemeentelijk niveau worden gemaakt? De kracht van de plannen is dat het zo gedetailleerd is, maar tegelijk is dat ook de zwakte. Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? • Ja graag,
[email protected] Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 83 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Lennard Elsman E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Face-to-face Locatie: Utrecht Centraal Station, Utrecht. Datum: Maandag 28 april 2008 Tijd: 13:45 – 15:00 Overige personen aanwezig: Geen
- 84 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Diana Büttner Plan: Dorpsplan Lievelde Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Beleidsmedewerker afdeling Welzijn en Burgers van de gemeente Oost Gelre. • Ten tijde van de opstelling van het Dorpsplan Lievelde werkte ik nog niet bij de gemeente, ik kwam aan het eind van het proces bij de gemeente te werken, waar ik nog wel een presentatie van het plan heb meegemaakt. Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Lievelds Belang is met het initiatief naar de Vereniging Kleine Kernen Gelderland gestapt. Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • Vermoedelijk ongeveer driekwart jaar. Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • In feite geen rol. Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • Lievelds Belang. • VKK Gelderland. • Voormalige gemeente Groenlo-Lichtenvoorde. • Wijkagent. • Verschillende instellingen en organisaties (basisschool, Rabobank, kinderopvang, jongerenopbouw, Lievelds Middenstand etc). Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • In eerste instantie heeft de gemeente 2000,- euro betaald aan Lievelds Belang. • Later heeft de gemeente nog eens 1800,- euro betaald. • Er is geen provinciale subsidie toegekend. Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • Er is in elk geval in samenwerking met gemeente en de Rabobank een pinautomaat geregeld. • Lievelds Belang heeft zelf een woonenquête, met behulp van de gemeente, uitgevoerd om de wensen van de bewoners in kaart te brengen. De gemeente moet wel kijken wat mogelijk is volgens eigen beleid (Woonvisie en Bestemmingsplan) en provinciaal beleid. • Er is aansluitend een informatieavond gehouden met bewoners, de afdeling Ruimtelijke Ordening en de wethouder, omtrent de woonenquête en het beleid. Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het? • Bureau Zijaanzicht heeft een Ruimtelijke Visie opgesteld.
- 85 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • De wensenlijst was groot. Veel van deze punten zouden al uitgevoerd worden of zijn ingepast, maar vanwege de grote hoeveelheid punten is wel een prioritering aangebracht. Mogelijk worden daarom sommige punten niet meer uitgevoerd. Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • Ik ben contactpersoon voor kleine kernen, maar ik heb meer beleidstaken. Het kleine kernenbeleid is één van mijn beleidstaken. • Intermediair, die de werkbezoeken van het bestuur regelt. • Betrokkenheid nu is zeer gering. In het begin zijn alle partijen nieuw voor elkaar, maar nu kent men elkaar en weet men bij wie men moet zijn voor vragen, waardoor een intermediair niet echt meer nodig is. Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • Dat kan ik niet detailgericht vertellen. Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • Vermoedelijk wel. • In 2004 was de band tussen bewoners en B&W, zover mij bekend, niet heel erg goed, • Na de gemeentelijke herindeling in 2005 zijn de bewoners meer via de dorpsbelangen organisaties vertegenwoordigd, waarna de relatie met de gemeente ook meer gestroomlijnd verliep. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • Onbekend Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • In het algemeen is gesignaleerd (ook in andere dorpen en ook door de VKK Gelderland) dat de rol op de toetsingsbijeenkomst tijdens dorpsplanbijeenkomsten steviger neergezet moet worden. • De VKK zou een prominentere rol daarin moeten neerzetten en er niet te makkelijk tegen aan kijken. • Vaak zien bewoners de toetsingsbijeenkomsten als een soort van toezegging dat hun wensen worden vervuld, terwijl de gemeente dat vaak anders ziet. Om teleurstelling tegen te gaan zou daarom de VKK deze toetsingsmomenten beter aan de orde moeten stellen. • Dit is destijds al in het Dorpsplan genoteerd. Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen? • Waarschijnlijk speelt geld een rol. • Ook de opdrachtgever speelt een rol. Als de dorpsbelangenorganisatie zelf met het initiatief komt, maar de gemeente heeft geen geld, dan zal er weinig uitgevoerd kunnen worden. Komt de gemeente met het initiatief, dan zal er waarschijnlijk ook steviger op de uitvoering ingezet worden. • Platteland en leefbaarheid is de laatste jaren veel meer als politiek item gaan leven. Gelderland heeft veel platteland en door een aantal herindelingen maken dorpsbelangenorganisaties zich zorgen over wat er met de leefbaarheid gaat gebeuren. De VKK
- 86 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
speelt daar op in en is goedkoop voor dorpsbelangenorganisaties, omdat ze door de provincie gesubsidieerd worden. In andere provincies zijn minder dorpen en is de kijk op leefbaarheid misschien wel anders? Er wordt door de VKK Gelderland gekeken naar “hoe behouden wij de leefbaarheid?” Dat hoeft niet altijd door stedenbouwkundige plannen te gebeuren. Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • De eerste communicatie is erg belangrijk. Deze moet goed/positief zijn en met de juiste personen. Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? • Ja, graag. •
[email protected] Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 87 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Diana Büttner E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Telefonisch Locatie: AmerAdviseurs, Zonnehof 43, Amersfoort Datum: Donderdag 17 april 2008 Tijd: 10:00 – 10:30 Overige personen aanwezig: Geen
- 88 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Peter van Heek Plan: Dorpsplan Lievelde Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Coördinator bij de Vereniging Kleine Kernen Gelderland Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Vanuit Lievelds Belang Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • Het opstellen zelf ongeveer driekwart jaar, waarna de Uitwerkgroepen (UWG) zijn geformeerd. • Daarna heeft het plan eerst een half jaar stil gelegen, omdat de financiering nog niet helemaal rond was. • Vervolgens heeft Bureau Zijaanzicht (landschapsarchitecten) met de UWG Wonen een Ruimtelijke Visie opgesteld en meegedacht. Dit duurde ongeveer een jaar, en was dus anderhalf jaar na het Dorpsplan klaar. • De mogelijkheid voor zo’n uitwerking wordt altijd in het Dorpsplan ingebouwd als het ware, maar soms is er geen geld voor de uitwerking. Voor Lievelde was van te voren niet bekend of er geld zou zijn voor de Ruimtelijke Visie. Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • Dorpsbelangenorganisaties komen bij de VKK met de vraag een plan op te stellen, waarna de VKK een tweetal begeleiders levert. Ik ben betrokken bij de intakegesprekken, waarbij ook met de gemeente wordt gesproken, om te kijken hoe zij er tegenover staan. • Ik doe dus het voorwerk (gesprekken met gemeente en Lievelds Belang) en ben bij de startavond aanwezig geweest. Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • Gemeente • Lievelds Belang • VKK Gelderland • Alle verenigingen uit het dorp • Het bedrijfsleven • De directeur van de plaatselijke varkensslachterij. Zijn bedrijf zorgde voor veel bewegingen in het dorp en er werd over een oplossing/aanpassing gesproken. Vlak nadat het plan af was, bleek toch dat het bedrijf wegging, waardoor nu een groot terrein beschikbaar is gekomen, waarvan men nog moet besluiten, wat er mee gaat gebeuren. Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • Een heel groot deel kwam bij de provincie vandaan, door middel van cofinanciering. 50% in geld en 50% in uren voor de VKK Gelderland en ook voor de ambtenaren. • Lievelds Belang betaalde uit eigen middelen ook mee. • De gemeente droeg ongeveer 2000 euro bij.
- 89 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • Op de dorpsavonden werden enorm veel briefjes geplakt waarop werd gevraagd om een pinautomaat, doordat de bank al was verdwenen. De volgende dag stond er groot in de krant “Lievelde wil pinautomaat”. Daarop heeft de Rabobank contact gezocht met de gemeente en is er uiteindelijk vrij snel een pinautomaat geplaatst. • Er is met subsidie van de provincie een prachtig nieuw dorpshuis geplaatst. • Er wordt momenteel gesproken over hoe het nu verder moet met de woningbouw, waarbij de Ruimtelijke Visie ook is betrokken. Tussendoor is nu dan het terrein van de varkensslachterij vrijgekomen, waar ook wat mee gedaan moet gaan worden. • Het bedrijfsleven is veel samengekomen bij de dorpsavonden en daardoor is de samenwerking onderling erg versterkt. Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het? • Bureau Zijaanzicht (landschapsarchitecten) heeft een Ruimtelijke Visie opgesteld. Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • Geen. De VKK zorgt ervoor dat de punten realistisch zijn. • Lievelde heeft een lange adem en maakt zich wel hard voor de realisering van de punten. • Er wordt echter geen tijd verbonden aan de punten, dus kan het zo zijn dat pas over enige tijd punten uit worden gevoerd (vandaar prioritering). • Het aanpassen van de N18 heeft veel consequenties. Dit wordt een Rijksweg (A18), en door de aanleg kan het zo zijn dat er consequenties voor de uitvoering van het plan zullen ontstaan. Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • Monitoring. • Contact met gemeente. • De gemeente wil dat de VKK adviseert over de invulling van de te herinrichten delen. Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • Heel positief • Met alle partijen, ook Bureau Zijaanzicht en de Dorpswerkgroepen en de gemeente. Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • Het is er beslist niet slechter op geworden, maar de band van Lievelds Belang met de gemeente was al heel goed en de betrokkenheid heel groot. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • De betrokkenheid van de bewoners was opvallend groot. Bij het vooraf stemmen voor het opstellen van een Dorpsplan was vrijwel iedereen het eens dat dit moest gebeuren en iedereen was bereid zich daarvoor in te zetten.
- 90 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • Niets. Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen? • Dat heeft vermoedelijk met draagvlak te maken en de manier van te werk gaan. • De VKK werkt bottom-up, kijkt naar het draagvlak en vervolgens of het in het beleid past of hoe het eventueel zou kunnen passen. De dorpsbelangenorganisatie maakt zelf eigenlijk het plan, onder begeleiding. De link met het draagvlak ontbreekt soms bij stedenbouwkundige adviesbureaus. Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • Er moet een dorpsbelangenorganisatie aanwezig zijn, als die er niet is, moet die eerst gevormd worden. • De VKK werkt met vrijwilligers, waardoor het toch wat goedkoper is om een plan op te stellen, zeker voor een dorpsbelangenorganisatie, die toch al weinig geld heeft. • Gemeentes die opdracht geven voor het opstellen van een plan en een bureau inschakelen, willen vaak toch enige sturing door middel van dat bureau hebben. • Soms komt een gemeente bij de VKK. Dan wordt altijd eerst gekeken of de dorpsbelangenorganisatie mee wil werken, want zij moet in principe het meeste werk leveren. • Er moet vooral “voeling” met het dorp zelf zijn. Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? • Ja, graag. •
[email protected] • Eventueel mag een schriftelijke versie naar de LVKK gestuurd worden, die komt namelijk op hetzelfde adres binnen dan. Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 91 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Peter van Heek E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Telefonisch Locatie: AmerAdviseurs, Zonnehof 43, Amersfoort Datum: Donderdag 17 april Tijd: 13:45 – 14:30 Overige personen aanwezig: Geen
- 92 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Peter Arink Plan: Dorpsplan Lievelde Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Naast mijn beroep ben ik Voorzitter bestuur van Lievelds Belang. Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Van het bestuur, geïnspireerd door andere dorpen. • Vervolgens is contact opgenomen met de VKK Gelderland, vanwege het ontbreken van expertise onder bewoners. Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • Ongeveer een half jaar van initiatief tot de start van het opstellen. • Het opstellen zelf heeft ongeveer een jaar geduurd. • Daarna is er een jaar pauze geweest, waarna de Ruimtelijke Visie in een jaar is opgesteld. Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • Coördinerend; de wensen van de bewoners boven tafel krijgen en vertalen in het Dorpsplan. • Met betrekking tot de Ruimtelijke Visie de inbreng van kennis die in het dorp zelf aanwezig is. Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • VKK Gelderland • Gemeente • Bewoners • Specifieker: ondernemers, woningbouwverenigingen, eigenaar van de tennisbaan, externen etc; mensen die voor een bepaald belang aanwezig waren. Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • Het Dorpsplan werd hoofdzakelijk door de gemeente gesubsidieerd (50%) • De rest werd uit eigen zak betaald en de inbreng van de VKK Gelderland werd natuurlijk door de provincie gesubsidieerd. Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • De pinautomaat is gerealiseerd • De tennisbaan is geopend • Er is een convenant met de gemeente opgesteld voor activiteitenterrein De Schans, met betrekking tot geluidshinder. • Er is een weekmarkt gestart • Lievelds Belang heeft een uitspraak gedaan over de op handen zijnde vernieuwing van de N18. • De woningbouw kwam in eerste instantie niet van de grond, daarom is er een Ruimtelijke visie opgesteld.
- 93 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
•
Er is een jaar proef gedraaid met een zorgspreekuur, hoewel uiteindelijk bleek dat daar geen animo voor was.
Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het? • Bureau Zijaanzicht heeft de Ruimtelijke Visie opgesteld, met subsidie van de provincie. • Peter van Heek (VKK Gelderland) heeft zelf ook vanuit zijn plattelandsontwikkelingsbureau Rura Nova in coördinerende rol enige ondersteuning geboden. Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • Eigenlijk niets • De grote slachterij die voor veel stank- en verkeersoverlast zorgde is uit zichzelf al vertrokken naar een regionaal industrieterrein in Groenlo (waarbij een grote inbreidingslocatie voor woningen is ontstaan). Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • Proberen de wensen van de bewoners uitgevoerd te krijgen, met name de woningbouw. • In de praktijk is dat lastiger dan op papier (Ruimtelijke Visie), omdat het nu een marktaangelegenheid is en de prijs daardoor te hoog wordt. • Inmiddels is er wel zicht op de bouw van nieuwe woningen op een stuk grondgebied van de gemeente, waardoor de bouw goedkoop is, alleen is dit niet de meest wenselijke locatie. Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • Over het algemeen had ik een goed gevoel over de inbreng van de bewoners. Het is niet makkelijk hen op één lijn te krijgen, maar dat is wel aardig gelukt. • De ondersteuning van de VKK Gelderland was onontbeerlijk voor het proces. • Er vond goede financiële ondersteuning plaats door zowel gemeente als provincie (laatste voor de Ruimtelijke Visie). Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • De gemeente was eerst enigszins sceptisch, maar draaide later bij. • Onder de bewoners ontstond meer begrip voor de gemeente door de samenwerking. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • Vooral het effect wat een Dorpsplan heeft. Het zet veel dingen in beweging, zoals wensen die men al heel lang had. Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • De betrokkenheid van de gemeente zou misschien iets groter kunnen. • De volgende keer is het sowieso weer een ander proces.
- 94 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen? • De gemeente is autonoom in het kiezen van een stedenbouwkundig bureau. Vaak heeft de gemeente al een aantal bureaus waar ze mee samenwerkt en is het in zo’n geval moeilijk daar tussen te komen. • In dit geval is Bureau Zijaanzicht gekozen, vermoedelijk omdat de gemeente een goed gevoel bij dit bureau had. • Vaak is er geen concrete uitwerking in het proces opgenomen, als er geen budget is, dan worden alleen de wensen van de bewoners verwoord, meer niet. Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • Eerst komt de opdracht vanuit het dorp, dan kan het bureau daarna zelf richting de gemeente communiceren. • Het is wel lastig, want het commercieel belang van bureaus is ondergeschikt aan andere belangen binnen het dorp zelf. Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? • Ja graag, • Mijn mailadres is
[email protected] Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 95 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Peter Arink E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Telefonisch Locatie: AmerAdviseurs, Zonnehof 43, Amersfoort Datum: Vrijdag 16 mei 2008 Tijd: 9:00 – 9:40 Overige personen aanwezig: Geen
- 96 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Frans Kurstjens Plan: Dorpsontwikkelingsprogramma Leveroy Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Landbouwer, voorheen melkveehouder, met een agrarische opleiding. • Tevens naar eigen keuze vicevoorzitter in de Gemeenschapsraad Leveroy. Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Eerst is een Dorpsontwikkelingsvisie opgesteld (in het kader van de pilot Lokaal Sociaal Beleid met subsidie). Daarna is het Dorpsontwikkelingsplan opgesteld, met als doel de wensen uit het DOV tot uitvoering te laten komen om de leefbaarheid te vergroten. Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • In 2004 is het DOP gestart, 22 april 2008 zal het plan weer in de Gemeenteraad van Nederweert voorkomen, waarna het pas begint te lopen. Vermoedelijk duurt het langer dan gedacht van te voren, omdat alles juridisch goed moet afgedekt worden. Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • Ondervoorzitter Gemeenschapsraad Leveroy, welke fungeert als klankbord en vaak rond de tafel heeft gezeten met de gemeente. Ik ben als enige van de vereniging bij alle sectoren van het plan betrokken (woningbouw, woonzorgcomplex en clustering verenigingen). • Bij het opstellen van het plan is het meer dan een jaar echt knokken geweest om alles voor elkaar te krijgen en in het plan op te laten nemen. Met name omdat de gemeente veel geld in Nederweert zelf steekt en minder in de omliggende kernen als Leveroy. Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • Arcadis (had al eerder voor Nederweert gewerkt en is in eerste instantie op eigen initiatief en kosten begonnen met een plan op te stellen, wat later in het DOP is ingeschoven). Overigens lof voor Arcadis, om op deze uitgebreide manier naar Leveroy te kijken en zo’n ingewikkeld plan toch op te stellen, dat is heel goed gedaan. • De gemeente Nederweert (financiert Arcadis, de insteek was wel dat het plan zo min mogelijk moest kosten, liefst helemaal niets) • Gemeenschapsraad Leveroy (als klankbord, voor belangenbehartiging van de bewoners). Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • Arcadis nam in eerste instantie zelf de kosten voor hun rekening, waarna door middel van gezamenlijke ondertekening bij de afronding van het DOP de gemeente het plan betaalt. Vervolgens is de bedoeling dat straks de projectontwikkelaars deze kosten weer terugbetalen met hun projecten, zodat het voor de gemeente budgetneutraal blijft. Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • Op 7 november 2007 is het toekomstige tweede sportveld ingezaaid, hetgeen eigenlijk twee maanden te laat was.
- 97 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
• Op 30 januari 2008 is vrijstelling verleend voor een bestemmingsplanwijziging (landbouwgrond naar sport) door middel van een artikel 19 procedure om zodoende ook het toekomstige eerste veld te kunnen inzaaien, dit moest 6 weken van af datum ter inzage liggen (is een bezwaar tegen in gebracht) • Daarna kan archeologisch en bodemonderzoek worden gedaan voor het huidige veld, in verband met de geprojecteerde woningbouw. Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het? • Arcadis is niet meer betrokken. Daar hebben zij bewust voor gekozen, om strubbelingen te voorkomen. • Er zijn wel 6 projectontwikkelaars gevraagd om het plan verder uit te werken, waarvan er 3 zijn uitgenodigd. Deze projectontwikkelaars hebben allen een stedenbouwkundig adviesbureau in de arm genomen. Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • Alle punten zullen worden uitgevoerd, daar heeft de Gemeenschapsraad zich vanaf het begin al hard voor gemaakt en het ziet er naar uit dat dit ook gebeurt. Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • De rol van aanspreekpunt, totdat het DOP volledig is afgewerkt, wat vermoedelijk over een jaar of 6 à 7 zal zijn. Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • Enigszins moeizaam. Vooral omdat sommige partijen vrij kortzichtig bezig waren en alleen aan het eigen belang dachten, in plaats van het belang van heel Leveroy. Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • De bewoners zijn behoorlijk negatief over de gemeente en blijven sceptisch. • De gemeente wil wel luisteren en is losser geworden en de Gemeenschapsraad Leveroy probeert dan ook de bewoners een ommezwaai te laten maken, om meer begrip voor elkaar te kunnen krijgen. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • Van te voren had ik niet verwacht dat er zoveel rond te krijgen is. • Als dit plan helemaal wordt uitgevoerd, ben ik echt heel erg tevreden! Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • Met name de snelheid van het proces. Nu duurt het te lang, omdat er aan allerlei regels moet worden voldaan. • De Gemeenschapsraad zou graag inzicht krijgen in de financiële aspecten, die vooralsnog vertrouwelijk zijn. • Graag ook de medewerking van personen in Leveroy die nu niet meewerken. Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen?
- 98 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
•
Daar ben ik het niet echt mee eens. Alle projectontwikkelaars hebben immers een stedenbouwkundig adviesbureau in de arm genomen en de uitwerking van een DOP werkt ook niet echt zonder hen.
Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • Mijn advies is dat stedenbouwkundige adviesbureaus, eventueel in een overkoepelend orgaan, de stoute schoenen aantrekken en zelf naar dorpsbelangenorganisaties stappen, net zoals Arcadis dat deed. • Niet wachten tot een ander je voor is, maar doe je huiswerk en wees actief, vooral waar veel dorpsbelangenorganisaties samenkomen, zoals een vergadering van de Vereniging voor Kleine Kernen. Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? •
[email protected] • Graag ontvang ik ook het interview nog, om het te controleren en eventueel nog aan te vullen Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 99 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Frans Kurstjens, ondervoorzitter Gemeenschapsraad Leveroy E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Telefonisch Locatie: AmerAdviseurs, Zonnehof 43, Amersfoort Datum: Dinsdag 15 april Tijd: 10:05-10:55 Overige personen aanwezig: Geen
- 100 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Gerard van der Looij Plan: Dorpsontwikkelingsplan Leveroy Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Stedebouwkundige opleiding • Projectmanager majeure projecten bij de gemeente Nederweert Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Eerst is er een Dorpsontwikkelingsvisie opgesteld. • Daaruit is besloten dat er een Dorpsontwikkelingsplan moest worden opgesteld. • De Gemeenschapsraad Leveroy kwam met het initiatief Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • Twee jaar vanaf de Dorpsontwikkelingsvisie tot aan de afronding van het Dorpsontwikkelingsplan. Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • Projectmanager • In de loop van het proces is de gang van zaken bijgesteld. Eerst lag de zwaarste rol bij de Gemeenschapsraad Leveroy, maar gaandeweg heeft de gemeente toch weer meer de regie op zich genomen. Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • Gemeenschapsraad Leveroy • Jong Nederland • De voetbalvereniging • De tennisvereniging • Arcadis • Gemeente Nederweert Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • De gemeente Nederweert heeft het plan betaald, met de bedoeling het geld via de projectontwikkelaars terug te krijgen bij de ontwikkeling van de woningbouw in Leveroy. Vermoedelijk gaat dit niet helemaal rondkomen. • Er is subsidie aangevraagd voor de Dorpsontwikkelingsvisie destijds, maar daar kwam het plan niet voor in aanmerking. Er is ook subsidie bij de provincie aangevraagd voor de uitvoering van dit plan, maar deze is niet verkregen. Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • Het eerste voetbalveld is hersteld, het plan voor het tweede voetbalveld ligt momenteel ter inzage middels een artikel 19 WRO procedure. Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het? • Ja, het DOP is met Arcadis opgesteld (Proces).
- 101 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
• •
De uitwerking (bestek) wordt tevens door Arcadis gedaan. De uitvoering moet deels nog uitbesteed worden en zal deels door BTL worden gedaan (groenvoorziening).
Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • Alle punten worden uitgevoerd, doordat er voor de vaststelling een onderzoek is gedaan naar de haalbaarheid. Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • Samen met Arcadis de plannen gereed maken voor uitvoering. • Daarna wordt het uit handen gegeven en overgelaten reaus/projectontwikkelaars.
aan
andere
bu-
Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • De samenwerking liep niet altijd even vlot, onder andere doordat het een pilotproject was. Er was daardoor onervarenheid aanwezig bij sommige partijen, wat logisch is, en daardoor verliep het proces traag. • Het is goed te merken dat de Gemeenschapsraad Leveroy heeft bemiddeld tussen bewoners en gemeente, maar hoewel de intenties positief zijn, valt dit soms negatief uit, vanwege interpretatieverschillen. Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • Bij de opstart had ik een ander gevoel dan later in het proces. • Bij de start was veel wantrouwen van de bewoners naar de gemeente toe, maar gaandeweg het proces is die houding redelijk verbeterd. Nuligt het wantrouwen weer op een dieptepunt. Dit komt doordat er procedures lopen en de bewoners niets zien gebeuren. Hopelijk is het beeld over drie maanden anders. • De Gemeenschapsraad Leveroy pakt de communicatie op, maar soms is informatie vertrouwelijk (zoals de economische analyses) en wordt de samenwerking daardoor moeilijker. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • Is niet direct iets te noemen. Misschien na 22 april 2008, als het plan weer in de Raad is geweest. • Wel wil ik opmerken dat we erg veel lof van de provincie en de politiek, ook buiten het DOP, hebben gekregen voor het verloop van het proces. • Inmiddels zijn ook de andere kernen binnen de gemeente gestart met dorpsontwikkelingsplannen, naar aanleiding het succes van de pilot. Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • De regie zou meer bij de gemeente gelegd moeten worden. • Alle onderdelen zijn nu aan elkaar geknoopt. Er zouden juist meer deelprojecten moeten komen, zodat de uitwerking van de onderdelen niet allemaal afhankelijk is van elkaar en er sneller onderdelen uitgevoerd kunnen worden. • Er was te weinig aandacht voor het opsplitsen in deelprojecten, waardoor het nu meer tijd kost en er meer risico’s aan verbonden zijn.
- 102 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen? • In dit geval is dat niet helemaal juist, omdat er verschillende projectontwikkelaars zijn aangesteld die stedenbouwkundige bureaus in de arm hebben genomen. • Overigens zou in het kader van DURP het Bestemmingsplan al door Arcadis worden geactualiseerd, voordat het DOP werd opgesteld, maar het Bestemmingsplan is aangehouden, om eerst het DOP uit te werken (net als in Marken –red.). • Er wordt voorlopig geen echt Structuurplan opgesteld. Straks zal in het kader van de nieuwe Wro waarschijnlijk het DOP bijna één op één in vlekken overgegoten kunnen worden in een Structuurvisie. Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • De gemeente Nederweert werkte vroeger meestal met een huisbureau (‘Compositie 5 Stedenbouw BV’ uit Breda) en gaf daarnaast ook altijd 3 andere bureaus de mogelijkheid offertes uit te brengen. Daarbij wordt toch met name gekeken naar het kostenplaatje en de specialiteit van het bureau. Wellicht dat de profilering anders zou moeten zijn? Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? • Graag. •
[email protected] Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 103 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Gerard van der Looij E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Telefonisch Locatie: AmerAdviseurs, Zonnehof 43, Amersfoort Datum: Woensdag 16 april 2008 Tijd: 9:30-10:00 Overige personen aanwezig: Geen
- 104 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Luc Willems Plan: Dorpsplan Heijningen Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Coördinator uitvoering op de afdeling project- en gebiedsontwikkeling van de gemeente Moerdijk. Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Vanuit de Gemeenteraad in eerste instantie. Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • Voor Heijningen zelf ongeveer driekwart jaar, maar het project is onderdeel van een groot project, waarbij dorpsplannen voor alle elf de kernen van de gemeente Moerdijk zijn opgesteld. Dit project is inmiddels af en zit nu geheel in de uitvoeringsfase. • Het opstellen van de plannen is begonnen met een pilot voor een ander dorp, waarna een model is ontwikkeld, wat vervolgens aan SGBO is uitbesteed om voor alle elf de kernen verder uit te werken. Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • Ik heb het Raadsvoorstel gemaakt. • Daarbij coördineer ik de uitvoering en zat ik bij de bijeenkomsten met de dorpsbewoners, maar meer langs de zijlijn, omdat het plan van de bewoners moet zijn en niet van de gemeente. Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • De burgerij in zijn totaliteit. • Verschillende partners in het dorp, zoals de wijkagent, vertegenwoordigers van de woningbouwvereniging, het onderwijs en de vereniging voor gehandicapten. • SGBO. • De gemeente Moerdijk zelf. Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • De gemeente Moerdijk heeft het zelf betaald, circa 200.000 euro, door de Raad beschikbaar gesteld. • Er is subsidie aangevraagd bij de provincie destijds, maar deze is niet verkregen. Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • Heel beperkt enkele nieuwbouw. • Er wordt gewerkt aan verkeersveiligheid. • Openbare voorzieningen (bijvoorbeeld tegen hondenpoep). • Actueel houden buitengebied (bijvoorbeeld straatverlichting). • Subsidie-accommodatiebeleid. Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het?
- 105 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
• • • • •
Nee, niet specifiek. De gemeente zelf is trekker van een aantal punten en voor de overige punten moeten de burgers zelf zich inspannen. Er is vanaf de start wel zwaar ingezet op de uitvoering van de wensen en om daar budget voor te regelen. Dit heeft geleid tot betrokkenheid van de gemeente en een integraal overzicht van problemen wat gekoppeld kan worden aan de gemeentelijke begroting. Er hoefden geen grote stedenbouwkundige projecten uitgevoerd te worden Er was al een Structuurvisie. Deze Structuurvisie is al een jaar of 10 oud en wordt door de dorpsplannen eigenlijk geactualiseerd.
Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • Er was vooraf veel angst voor rare, onwerkelijke ideeën van de bewoners, maar dat viel erg mee achteraf gezien. De bewoners waren heel realistisch en daarom kunnen alle punten eigenlijk wel uitgevoerd worden. • Gelet op de kosten is er wel een prioritering aangebracht. • SGBO heeft eigenlijk niet gefilterd in de ideeën. SGBO was slechts penvoerder van de bewoners, zodat het plan echt van de bewoners zelf zou zijn. Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • Coördineren van de uitvoering. Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • Zeer positief. • Nadat in 1997 een fusie van vijf gemeenten plaatsvond in één gemeente Moerdijk, was er veel angst voor identiteitsverlies en argwaan, maar uiteindelijk is met alle elf de kernen een vertrouwensbasis opgebouwd. Uiteraard heeft dit erg veel energie gekost, met veel inzet ook vanuit de bewoners. Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • Heel erg. • Het Calimero-effect is tegengegaan en omgekeerd, waarbij het thema van de gemeente “eenheid in verscheidenheid” eigenlijk heel toepasselijk is. • Er is veel goodwill gekweekt, doordat het plan integraal is en er naast ruimtelijke aspecten ook sociale en maatschappelijke aspecten aan bod zijn gekomen. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • De opstelling van de bewoners ten opzichte van de gemeente. • Eigen identiteit van de bewoners en het dorp is behouden en bevestigd. • De bewoners gingen heel soepel om met de kaders die de gemeente van te voren had opgesteld, terwijl werd verwacht dat de bewoners het gevoel zouden hebben dat er weer teveel regels op zouden worden gelegd en ze niets zouden mogen doen. Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • Eigenlijk niets. • Doordat er eerst een model is opgesteld, heeft de gemeente zelf al gevoel gekregen hiervoor en zijn de plannen op de praktijk gestoeld.
- 106 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen? • De plannen zijn integraal en heel breed, daardoor loop je tegen beperkingen aan van bureaus. • Bepaalde onderdelen kunnen wel uitbesteed worden, maar dan vanuit de gemeente zelf, bij de uitvoering, in plaats van gebaseerd op het dorpsplan. Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • Het imago van bureaus speelt parten. Bureaus hebben een reputatie, waardoor vooroordelen ontstaan. Een gemeente schakelt bureau X in, omdat ze die altijd voor een bepaald soort klus inschakelen, en aan zulke klussen wordt het bureau dan ook gelinkt, niet aan andere klussen, ongeacht of ze daar nou ook goed in zijn of niet, vaak, omdat het gewoon niet bekend is. • Bureaus zouden zich beter moeten profileren, duidelijk moeten laten merken wat ze in hun mars hebben. • De dorpsplannen zijn dynamisch en moeten elke 5 jaar zwaarder bijgewerkt worden, waardoor er constant gesprek plaats moet vinden. Bij zo’n grote update is het wel mogelijk dat weer een adviesbureau wordt betrokken. • Feit blijft dat het inschakelen van bureaus veel geld kost en een bureau geen binding heeft met de financiële afdeling van de gemeente. Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? • Graag. •
[email protected] Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 107 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Luc Willems E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Telefonisch Locatie: AmerAdviseurs, Zonnehof 43, Amersfoort Datum: Dinsdag 15 april Tijd: 13:30-14:00 Overige personen aanwezig: Geen
- 108 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Interview Naam: Diny Renders Plan: Integraal Dorpsontwikkelingsprogramma (IDOP) Helenaveen Achtergrond respondent Wat is uw huidige beroepssituatie? • Projectleidster reconstructie landelijk gebied bij de gemeente Deurne. De IDOP’s vallen onder het Reconstructieplan. Het proces Van wie ging het initiatief uit om een Leefbaarheidsplan op te stellen? • Het Reconstructieplan spreekt over de verbetering en versterking van de leefbaarheid in kleine kernen. De gemeente Deurne heeft vervolgens samen met de dorpsbewoners besloten om een IDOP voor de kernen, waaronder Helenaveen, op te stellen. Hoe lang heeft het proces van totstandkoming geduurd, van initiatief tot product? • Het proces zelf heeft ongeveer een jaar geduurd. Het vaststellen van het plan heeft daarna nog een paar maanden geduurd. Wat was uw rol bij het opstellen van het desbetreffende Leefbaarheidsplan? • Ik ben coördinator bij het opstellen en uitvoeren van de IDOP’s. • Zelf ben ik niet betrokken geweest bij het opstellen van het IDOP Helenaveen, wel bij de IDOP’s van de andere twee kernen en ik ben wel betrokken bij de coördinatie van de verschillende partijen. Welke overige partijen/actoren waren betrokken bij het opstellen? • De Dorpsraad • Stichting Welzijn Deurne • ZET Brabant (voorheen Prisma, CMO) • Bergopwaarts (woningbouwvereniging) • Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) • Streekplatform de Peel (Sociale en economische zaken) Het Leefbaarheidsplan als product Waar kwam de financiering van het plan vandaan? • Van de gemeente, mogelijk de helft van de provincie. Bij een van de IDOP’s is de helft door de provincie Noord-Brabant betaald, bij de andere heeft de gemeente Deurne het plan zelf betaald. Het vervolgtraject Welke punten uit het plan zijn inmiddels al uitgevoerd, of worden binnenkort uitgevoerd? • De nieuwe woningbouwlocaties zijn in het Bestemmingsplan opgenomen • Bergopwaarts is bezig met een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering van de seniorenwoningen • Er is een projectorganisatie opgesteld voor de herstructurering van de glastuinbouw • Er zijn nieuwe sociale activiteiten voor senioren opgesteld • De herinrichting van de Oude Peelstraat wordt na de zomer uitgevoerd • Er is een ontwerp opgesteld door gemeente Deurne voor de historische laanstructuur • Het onderzoek naar verplaatsing van de transportbedrijven is al uitgevoerd.
- 109 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Zijn er stedenbouwkundige adviesbureaus betrokken bij de uitvoering, zo ja, om wat voor opdrachten gaat het? • Nee. De woningbouw moest eerst planologisch geregeld worden (inmiddels klaar). De overige projecten uit het IDOP worden intern geregeld. Welke punten zullen niet (meer) worden uitgevoerd? • Alle projecten zullen waarschijnlijk worden uitgevoerd. • Van de 23 projecten zijn er een stuk of 9 die prioriteit hebben gekregen. De overige projecten liggen nog te wachten. • De gemeente steunt initiatiefnemers die een of meerdere van deze projecten willen oppakken en uitvoeren. Wat is uw rol bij de uitvoering van het Leefbaarheidsplan? • Ik ben coördinator en bewaak de voortgang • Periodiek evalueer ik de voortgang en koppel deze ook terug in een nieuwsbrief aan de bewoners. Evaluatie Hoe ervaarde u de samenwerking tussen de verschillende partijen onderling? • Hartstikke goed, onder andere doordat de bewoners en overige partijen zelf medeverantwoordelijk zijn voor de inhoud van het IDOP. Is de band tussen de bewoners en de overheid door het opstellen van het Leefbaarheidsplan veranderd en zo ja, hoe? • De samenwerking wordt intensiever. • De samenwerking verbetert daardoor wel, maar communiceren blijft lastig, omdat de gemeente lange procedures moet doorlopen en daar blijft onbegrip voor onder bewoners. Wat ging er volgens wens of zelfs beter dan verwacht bij het opstellen? • Het opstellen van het IDOP heeft een aanjaagfunctie. Zo wordt er momenteel een zorgoperatie opgezet, samen met de provincie, hoewel dit niet in het IDOP is opgenomen. Toch vindt het zijn basis in het opstellen van het IDOP. • Mensen weten je sneller te vinden en blijven daardoor minder lang met problemen of gevoelens van onvrede zitten. Wat zou u in het vervolg liever anders zien gaan bij het opstellen? • Eigenlijk niets. Wat zijn volgens u de redenen dat (stedenbouwkundige) adviesbureaus nauwelijks vervolgopdrachten krijgen? • Leefbaarheid is heel breed en IDOP’s zijn integraal van opzet. Niet alles is dus stedenbouwkundig gerelateerd. • In Helenaveen zijn helemaal weinig zaken stedenbouwkundig gerelateerd. • Vaak duurt het ook enige tijd voor er plannen gemaakt kunnen worden. Zo moesten bijvoorbeeld de woningbouwlocaties eerst planologisch geregeld worden.
- 110 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Heeft u suggesties hoe daar verandering in aan te brengen is? • Misschien meer specifiek zijn in het IDOP, meer uitvoeringsgericht zijn en projecten verder uitwerken. Dit is wel lastig en het vertraagt het proces van het IDOP eigenlijk te veel. Een echte oplossing wil ik het dus niet noemen. Opmerking: • Er is na het IDOP een Masterplan voor de gemeente Deurne opgesteld en momenteel wordt gesproken om de IDOP’s voor de kleine kernen als Masterplannen voor deze kernen te laten gelden. Maar dit wordt door de gemeente Deurne zelf geregeld. Bedankt Wilt u graag een (digitale) kopie van mijn afstudeerrapport in ontvangst nemen? Wat is uw mailadres? • Ja graag. •
[email protected] Bedankt voor uw tijd en medewerking.
- 111 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Afsluiting Interviewer: Michiel Noordzij Respondent: Diny Renders E-mailadres respondent:
[email protected] Soort interview: Telefonisch Locatie: AmerAdviseurs, Zonnehof 43, Amersfoort Datum: Dinsdag 6 mei 2008 Tijd: 11:30 – 11:55 Overige personen aanwezig: Geen
- 112 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Bijlage 8: Format Leefbaarheidsplan en stappenplan voor totstandkoming
- 113 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Woord vooraf Vanwege grote verscheidenheid in soorten Leefbaarheidsplannen en het ontbreken van een vaste standaard voor de inhoud, is het nuttig om een houvast te creëren. Dit format dient ertoe om de onderdelen uit het Leefbaarheidsplan nader te definiëren, zodat duidelijk wordt wat men mag verwachten van een Leefbaarheidsplan. In het kader van de afstudeeropdracht is onderzoek gedaan naar 38 verschillende plannen, zoals deze zijn weergegeven in Bijlage 2: Totaallijst met plannen. Aan de hand van enkele selectiecriteria is een vijftal plannen geselecteerd voor nader onderzoek, op basis waarvan de checklist in Bijlage 5: Lijst met onderdelen uit de Leefbaarheidsplannen is opgesteld. Dit alles heeft geleid tot een format met gebruiksaanwijzing.
- 114 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Stappenplan
- 115 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
1. Proces 1.1 Initiatief Het initiatief voor het opstellen van een Leefbaarheidsplan komt vaak van een dorpsbelangenorganisatie (DBO), maar kan ook van een College van Burgemeester en Wethouders of een Gemeenteraad zijn. Wanneer de DBO de initiatiefnemer is moet contact worden opgenomen met de gemeente, om te kijken of de gemeente bereid is mee te werken aan het opstellen van een Leefbaarheidsplan. De gemeente zal vervolgens in de meeste gevallen als opdrachtgever optreden. De opdrachtnemer is vaak het (stedenbouwkundig) adviesbureau of de Vereniging Kleine Kernen. 1.2 Financiering (proces en product) Het opstellen van een Leefbaarheidsplan kost veel geld, omdat er veel proceskosten gemaakt worden. Voordat wordt begonnen met het traject, moet de financiering van het proces en het product geregeld worden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van subsidie [Zie Bijlage 6: Financieringsvormen] 1.2 Betrokken actoren Zowel de gemeente als de dorpsbewoners zullen betrokken zijn bij het opstellen van het Leefbaarheidsplan als algemene actoren. De specifieke actoren zullen verschillen per dorp, maar zijn over het algemeen de dorpsbelangenorganisatie, adviesorganisaties en eventueel enkele marktpartijen. Hun inbreng in het Leefbaarheidsplan is afhankelijk van hun rol [Voor een volledig overzicht, zie Hoofdstuk 7: Betrokken actoren en hun rol]. 1.3 Dorpswerkgroep ingesteld Als alle partijen akkoord gaan met het opstellen van een Leefbaarheidsplan, wordt een Dorpswerkgroep of begeleidingscommissie ingesteld. Dit is een groep van ongeveer vijf tot tien mensen, die de vertegenwoordiging van het dorp vormt. Meestal wordt gekozen voor een grote verscheidenheid aan mensen, zodat alle belangen kunnen worden meegenomen bij het opstellen van het plan. De Dorpswerkgroep bevat bij voorkeur geen mensen uit de dorpsbelangenorganisatie, omdat laatstgenoemde al een andere rol vertegenwoordigt. Naast de Dorpswerkgroep worden vaak themagroepen ingesteld, die ook uit ongeveer vijf tot tien mensen per groep bestaan. Deze groepen houden zich bezig met bewonersvoorstellen voor specifieke thema’s zoals bijvoorbeeld wonen, verkeer of recreatie. 1.4 Dorpbijeenkomsten georganiseerd Het Leefbaarheidsplan is een plan van de dorpsbewoners zelf. Noodzakelijk is dat de bewoners en de jongeren daarom op twee of meerdere bewonersavonden de sterke punten en de knelpunten van het dorp samen met eventuele oplossingen aandragen. Het Leefbaarheidsplan komt dan volgens een bottom-up benadering tot stand. 1.5 Formulering projecten Aangedragen oplossingen moeten worden geformuleerd in realiseerbare projecten. De wens meer woningbouw te realiseren kan als project worden geformuleerd door een specifieke locatie aan te wijzen. De inbreng van betrokken actoren is bij de formulering van de projecten van belang. 1.6 Gemeentelijke inbreng Door de geformuleerde projecten te toetsen aan bestaand beleid via een reactie van de gemeente, worden de laatste niet-realiseerbare projecten eruit gefilterd. Dit betekent dat de bot-
- 116 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
tom-up benadering ook top-down wordt bekeken. Gedurende het proces wordt de relatie tussen de gemeente en de bewoners in de meeste gevallen versterkt. Belangrijk is dat alle partijen open staan voor elkaar, zodat er begrip voor elkaar ontstaat. 1.7 Bestuurlijke status Wanneer het Leefbaarheidsplan af is, zal het plan aan het gemeentebestuur aangeboden worden. Wat het gemeentebestuur met het plan besluit te doen, is afhankelijk van de intenties van het plan. Als de gemeente de opdrachtgever is zal het plan worden vastgesteld. .
- 117 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
2. Uitvoering 2.1 Financiering Om zeker te zijn dat projecten ook uitgevoerd kunnen worden, moet de financiering voor de uitvoering geregeld worden. Dit kan bijvoorbeeld doordat bewoners zelf geld inzamelen. Als de projecten met behulp van subsidie uitgevoerd moeten gaan worden, dan betreft het een uitvoeringssubsidie, zoals met behulp van LEADER of het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) te verkrijgen zijn. 2.2 Realisatie Als de financiering geregeld is, kan de realisatie van de projecten plaatsvinden. Bij de rolverdeling is al duidelijk geworden wie welk project kan uitvoeren. Als bewoners zelf aan de slag kunnen en de gemeente enkele kleine projecten of projectonderdelen vrij snel weet te realiseren (zogenaamde quick-wins), zal de tevredenheid over het plan en het nut van het proces onder alle partijen toenemen. 2.3 Gebruik Tenslotte kunnen projecten zoals bijvoorbeeld woningbouw, een kulturhus, of een pinautomaat in gebruik genomen worden. Onder deze fase valt ook de monitoring van de projecten en de evaluatie van het proces, door middel van gesprekken tussen de gemeente (contactambtenaar) en de dorpsbelangenorganisatie.
- 118 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Format
- 119 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Beschrijf wat de aanleiding is om het Leefbaarheidsplan op te stellen. Dit kan bijvoorbeeld vergrijzing zijn, of een slechte relatie tussen de inwoners en het gemeentebestuur van het dorp. 1.2 Opdrachtgever Geef aan wie de opdrachtgever is. Wie de opdrachtgever is, kan uiteindelijk invloed hebben op de financiering, de bestuurlijke status en de acceptatie van het plan. 1.3 Opdrachtnemer Beschrijf de opdrachtnemer. Wie het plan schrijft is maatgevend voor de algehele kwaliteit van het stuk en de mate van detail van de inhoud. Provinciale Verenigingen van Kleine Kernen, stedenbouwkundige adviesbureaus en niet-stedenbouwkundige adviesbureaus zijn vaak opdrachtnemer. 1.4 Doelstelling Wat is het doel van het plan? Wat wil men er mee bereiken? Dit kan bijvoorbeeld door het in kaart brengen wat de wensen van bewoners zijn, het versterken van de onderlinge sociale cohesie in het dorp, of het zoeken naar oplossingen tegen de aanhoudende vergrijzing binnen het dorp. 1.5 Kern leefbaarheidsproblematiek Beschrijf wat de kern is van de hedendaagse leefbaarheidsproblematiek. Door de relevante factoren te beschrijven zoals woonklimaat, werkgelegenheid en voorzieningenniveau wordt duidelijk gemaakt op welke vlakken in de samenleving problemen spelen. Door te beschrijven waar de aard van de problematiek mee samenhangt, wordt duidelijk gemaakt waarom dorpen problemen kennen. 1.6 Werkwijze en organisatie Om voor de opdrachtgever helder te krijgen hoe het Leefbaarheidsplan tot stand komt, moet de werkwijze en organisatie van het proces worden beschreven.
- 120 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
2. Inhoud 2.1 Beschrijving van de kern Beschrijf zowel de ontstaansgeschiedenis van het dorp, als het huidige dorp op objectieve en kwantitatieve manier. Wat is bijvoorbeeld de bevolkingssamenstelling, hoeveel woningen telt het dorp en welke voorzieningen zijn aan te treffen, welke trends zijn er te vinden, waaraan ontleent het dorp haar identiteit? 2.2 Beleid In het Leefbaarheidsplan moet het beleid van de verschillende overheden worden opgenomen. Zowel gemeentelijk, provinciaal, regionaal, landelijk als Europees beleid, indien dit van toepassing is. Voorstellen van bewoners moeten binnen het beleid passen, willen ze projecten kunnen vormen. 2.3 Wensen van bewoners Beschrijf de belevingswaarde van de bewoners. Maak daarbij onderscheid tussen bewoners en jongeren, omdat beiden het dorp anders beleven. Deze wensen moeten (zoveel mogelijk) integraal van opzet te zijn. Dit betekent dat er hoofdzakelijk drie verschillende onderwerpen aan bod komen: 1. Ruimtelijk 2. Sociaal cultureel 3. Economisch Ruimtelijke onderwerpen zijn bijvoorbeeld de woningbouwlocaties of het plaatsen van een dorpshuis of kulturhus. Sociaal culturele onderwerpen zijn bijvoorbeeld het versterken van de sociale cohesie en het verbeteren van het woninghuurbeleid. Economische onderwerpen zijn bijvoorbeeld het verbeteren van de werkgelegenheid en het bevorderen dan wel tegengaan van industriële groei. 2.4 Visie Beschrijf de knelpunten en benoem de sterke en verbeterpunten binnen het dorp, zoals de bewoners deze aandragen. Beschrijf oplossingen en de haalbaarheid voor de knelpunten, zoals de bewoners deze samen met deskundigen van de opdrachtnemer en betrokken organisaties binnen het dorp aandragen. 2.5 Uitvoeringskader Geef de projectenlijst weer, met concrete, realiseerbare projecten. Dit zijn projecten die binnen het beleid passen, of waar (deels of helemaal) nieuw beleid voor gemaakt kan worden. Deze projecten moeten met de betreffende organisaties zijn kortgesloten en financieel (nu of in de toekomst) haalbaar zijn. Om deze projectenlijst te optimaliseren moet daarom ook de rolverdeling opgenomen worden. De rolverdeling beschrijft wie waarvoor verantwoordelijk is en zorgt dat de juiste projecten bij de juiste organisatie komen te liggen, zoals de gemeente, de dorpsbelangenorganisatie of het (stedenbouwkundig adviesbureau). Ook de prioriteit van de projecten moet worden opgenomen. De prioriteit van de projecten geeft aan wanneer welk project gerealiseerd zal worden. Dit zorgt voor heldere afspraken en voorkomt teleurstelling of valse hoop bij bewoners.
- 121 -
Leefbaarheidsplannen en kleine kernen
Tenslotte moeten de (globale) kosten van de projecten vermeld worden, zodat de financiering daarvan geregeld kan worden, bijvoorbeeld door middel van subsidie, fondsen of sponsering [Voor een volledig overzicht, zie Bijlage 6: Financieringsvormen]. Doordat de projectenlijst van deze invulling is voorzien, is het Leefbaarheidsplan een combinatieplan; een combinatie van een onderzoeksplan en uitvoeringsplan [Zie Hoofdstuk 3: Verschillende plannen].
- 122 -
‘Leefbaarheid’ van kleine kernen gaat over de leefomgeving in kleine dorpjes, met een beperkt aantal inwoners. De inwoners uit deze dorpjes zien vaak met lede ogen toe hoe hun dorp langzaam verandert. Voorzieningen verdwijnen, jongeren trekken weg en de vergrijzing neemt toe. Om de leefbaarheid te behouden dan wel te verbeteren, worden daarom Leefbaarheidsplannen opgesteld. AmerAdviseurs is één van de stedenbouwkundige adviesbureaus die bewoners en gemeenten al jaren helpt bij het opstellen van Leefbaarheidsplannen. Men heeft op basis van bestudering van opgestelde plannen geconstateerd dat na het opstellen vervolgopdrachten vaak uitblijven. Het onderzoek dient de redenen daarvoor te achterhalen en te adviseren op welke wijze daar verandering in aangebracht kan worden.