Le Moniteur belge peut être consulté à l adresse : Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :

MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet 2005.

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005.

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :

www.staatsblad.be

www.moniteur.be Direction du Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles - Directeur : Wilfried Verrezen

Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel - Directeur : Wilfried Verrezen

Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Gratis tel. nummer : 0800-98 809

N. 216

185e ANNEE

185e JAARGANG

JEUDI 20 AOUT 2015

DONDERDAG 20 AUGUSTUS 2015

DEUXIEME EDITION

TWEEDE EDITIE

SOMMAIRE

INHOUD

Lois, décrets, ordonnances et règlements

Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen

Service public fédéral Intérieur

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken

7 JANVIER 2014. — Loi modifiant le statut des huissiers de justice Traduction allemande, p. 54059.

7 JANUARI 2014. — Wet tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders. — Duitse vertaling, bl. 54059.

¨ ffentlicher Dienst Inneres Föderaler O 7. JANUAR 2014 — Gesetz zur Abänderung des Statuts der Gerichtsvollzieher — Deutsche Übersetzung, S. 54059.

Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre 5 JUIN 2015. — Accord de coopération entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses, p. 54074.

Service public fédéral Budget et Contrôle de la Gestion 10 AOUT 2015. — Arrêté royal déterminant le plan de répartition définitif des subsides de l’exercice 2014 de la Loterie Nationale, p. 54119.

Service public fédéral Budget et Contrôle de la Gestion 10 AOUT 2015. — Arrêté royal déterminant le plan de répartition provisoire des subsides de l’exercice 2015 de la Loterie Nationale, p. 54121.

Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister 5 JUNI 2015. — Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, bl. 54074.

Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole 10 AUGUSTUS 2015. — Koninklijk besluit tot bepaling van het definitieve verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij voor het dienstjaar 2014, bl. 54119.

Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole 10 AUGUSTUS 2015. — Koninklijk besluit tot bepaling van het voorlopig verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij voor het dienstjaar 2015, bl. 54121.

192 pages/bladzijden

54056

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD

Service public fédéral de Programmation Intégration sociale, Lutte contre la Pauvreté, Economie sociale et Politique des Grandes Villes

Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid

23 JUILLET 2015. — Arrêté ministériel portant octroi d’une subvention pour couvrir une partie des frais relatifs à la réalisation de projets de pré-trajet d’activation et de projets de trajet d’insertion socioprofessionnelle dans le cadre du Programme Opérationnel d’intervention communautaire du Fonds Social Européen au titre de l’objectif « compétitivité régionale et emploi » de la Belgique Fédérale – FSE 2007-2013, exercice 2015, p. 54123.

23 JULI 2015. — Ministerieel besluit houdende toekenning van een toelage tot dekking van een deel van de kosten betreffende de uitvoering van activerende voortrajecten en socioprofessionele inschakelingstrajecten in het kader van het Operationeel Programma Doelstelling “Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid” van de Federale Overheid - ESF 2007-2013, boekjaar 2015, bl. 54123.

Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire 6 OCTOBRE 2006. — Arrêté royal relatif aux conditions sanitaires de la production, du commerce national, des échanges intracommunautaires et de l’importation de sperme porcin. — Traduction allemande, p. 54127.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen 6 OKTOBER 2006. — Koninklijk besluit betreffende de sanitaire voorwaarden inzake de productie, de nationale handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma. — Duitse vertaling, bl. 54127.

Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette 6. OKTOBER 2006 — Königlicher Erlass über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit — Deutsche Übersetzung, S. 54127.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Gouvernements de Communauté et de Région

Gemeinschafts- und Regionalregierungen

Communauté flamande

Vlaamse Gemeenschap

Autorité flamande

Vlaamse overheid

10 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté relatif à l’énergie du 19 novembre 2010, en ce qui concerne diverses dispositions en matière d’énergie, p. 54145.

Autorité flamande 10 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant un code de bonne pratique naturelle pour la gestion de cours d’eau, tel que visé à l’article 14, § 2, du décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel, p. 54163.

Autorité flamande 17 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement flamand relatif au pré-régime de garanties dans l’enseignement fondamental, p. 54166.

10 JULI 2015. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen inzake energie, bl. 54139.

Vlaamse overheid 10 JULI 2015. — Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, bl. 54151.

Vlaamse overheid 17 JULI 2015. — Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de pre-waarborgregeling in het basisonderwijs, bl. 54163.

Communauté française

Franse Gemeenschap

Ministère de la Communauté française

Ministerie van de Franse Gemeenschap

17 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française autorisant la création d’une implantation d’enseignement fondamental spécialisé à Soignies, p. 54167.

Ministère de la Communauté française 17 JULI 2015. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française arrêtant la liste des fonctions touchées par la pénurie pour l’année scolaire 2014-2015, p. 54168.

Ministère de la Communauté française 17 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française relatif au contrat d’alternance, p. 54183.

17 JULI 2015. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende machtiging voor de oprichting van een vestigingsplaats voor gespecialiseerd basisonderwijs te Zinnik, bl. 54167.

Ministerie van de Franse Gemeenschap 17 JULI 2015. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de lijst van de ambten die een schaarste kennen voor het schooljaar 2014-2015, bl. 54175.

Ministerie van de Franse Gemeenschap 17 JULI 2015. — Besluit van de Regering betreffende de overeenkomst voor alternerende opleiding, bl. 54197.


54057

Andere besluiten

Autres arrêtés Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre et Autorité flamande

Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister en Vlaamse overheid 11 JUNI 2015. — Nationale Orden, bl. 54199.

11 JUIN 2015. — Ordres nationaux, p. 54199. Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement Carrière de l’Administration centrale. — Nomination, p. 54212. Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie 12 AOUT 2015. — Arrêté ministériel portant agréation de deux sociétés coopératives, p. 54213. Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie Personnel et Organisation. — Nomination en qualité d’agent de l’Etat, p. 54213.

Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Carrière Hoofdbestuur. — Benoeming, bl. 54212. Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie 12 AUGUSTUS 2015. — Ministerieel besluit tot erkenning van twee coöperatieve vennootschappen, bl. 54213. Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Personeel en Organisatie. — Benoeming in de hoedanigheid van Rijksambtenaar, bl. 54213. Gemeenschaps- en Gewestregeringen




Vlaamse Gemeenschap

Vlaamse overheid

Vlaamse overheid

Kanselarij en Bestuur

Kanselarij en Bestuur

3 AUGUSTUS 2015. — Stad Gent. — Onteigening. — Machtiging, bl. 54214.

3 AUGUSTUS 2015. — Stad Gent. — Onteigening. — Machtiging, bl. 54214.

Vlaamse overheid

Vlaamse overheid

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

21 JULI 2015. — Wijziging van erkenning van een lokaal dienstencentrum, bl. 54214.

21 JULI 2015. — Wijziging van erkenning van een lokaal dienstencentrum, bl. 54214.

Communauté française

Franse Gemeenschap

Ministère de la Communauté française

Ministerie van de Franse Gemeenschap

Wallonie-Bruxelles International. — Nomination d’un Attaché, p. 54214.

Ministère de la Communauté française Désignation de fonctionnaires généraux en qualité de mandataires, p. 54215.

Wallonie-Bruxelles International. — Benoeming van een attaché, bl. 54215.

Ministerie van de Franse Gemeenschap Benoeming van ambtenaren-generaal tot mandaathouder, bl. 54216.

Région de Bruxelles-Capitale

Brussels Hoofdstedelijk Gewest



Promotion, p. 54216.

Région de Bruxelles-Capitale Nominations, p. 54216.

Bevordering, bl. 54216.

Brussels Hoofdstedelijk Gewest Benoemingen, bl. 54216.



Admission au stage, p. 54217.

Toelating tot de stage, bl. 54217.

54058

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Officiële berichten

Avis officiels

Gemeenschaps- en Gewestregeringen




Vlaamse Gemeenschap

Vlaamse overheid

Vlaamse overheid

Leefmilieu, Natuur en Energie

Leefmilieu, Natuur en Energie

Toegankelijkheidsregelingen voor bossen, bl. 54218. Vlaamse overheid Bekendmaking beslissing definitieve vaststelling RUP ″Paardenoefenveld LRV - Herziening″ gemeente Zoersel, bl. 54218.

Les Publications légales et Avis divers Ils ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages 54219 à 54246.

Toegankelijkheidsregelingen voor bossen, bl. 54218. Vlaamse overheid Bekendmaking beslissing definitieve vaststelling RUP ″Paardenoefenveld LRV - Herziening″ gemeente Zoersel, bl. 54218.

De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten Deze worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl. 54219 tot 54246.


54059

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

[C − 2015/00426] 7 JANVIER 2014. — Loi modifiant le statut des huissiers de justice Traduction allemande

[C − 2015/00426] 7 JANUARI 2014. — Wet tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders. — Duitse vertaling

Le texte qui suit constitue la traduction en langue allemande de la loi du 7 janvier 2014 modifiant le statut des huissiers de justice (Moniteur belge du 22 janvier 2014). Cette traduction a été établie par le Service central de traduction allemande à Malmedy.

De hierna volgende tekst is de Duitse vertaling van de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders (Belgisch Staatsblad van 22 januari 2014). Deze vertaling is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST INNERES [C − 2015/00426] 7. JANUAR 2014 — Gesetz zur Abänderung des Statuts der Gerichtsvollzieher — Deutsche Übersetzung Der folgende Text ist die deutsche Übersetzung des Gesetzes vom 7. Januar 2014 zur Abänderung des Statuts der Gerichtsvollzieher. Diese Übersetzung ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche Übersetzungen in Malmedy erstellt worden.

FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST JUSTIZ 7. JANUAR 2014 — Gesetz zur Abänderung des Statuts der Gerichtsvollzieher PHILIPPE, König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruß! Die Kammern haben das Folgende angenommen und Wir sanktionieren es: KAPITEL 1 — Allgemeine Bestimmung Artikel 1 - Vorliegendes Gesetz regelt eine in Artikel 77 der Verfassung erwähnte Angelegenheit. KAPITEL 2 — Abänderungen des Gerichtsgesetzbuches Art. 2 - Teil II Buch IV des Gerichtsgesetzbuches mit den Artikeln 509 bis 555quater wird wie folgt ersetzt: «BUCH IV — Gerichtsvollzieher KAPITEL I — Titel, Statut, Ernennung, Eidesleistung und Niederlassung Art. 509 - § 1 - Gerichtsvollzieher sind Beamte und ministerielle Amtsträger bei der Ausführung der amtlichen Aufgaben, die ihnen durch ein Gesetz, ein Dekret, eine Ordonnanz oder einen Königlichen Erlass zugewiesen oder vorbehalten sind. Sie verleihen ihren Urkunden Authentizität gemäß Artikel 1317 des Zivilgesetzbuches. In jedem Gerichtsbezirk gibt es Gerichtsvollzieher. Sie werden vom König unter den Bewerbern, die nach den in Artikel 515 vorgesehenen Regeln vorgeschlagen werden, auf Lebenszeit ernannt. § 2 - Ein Gerichtsvollzieher, der ehrenvoll zurückgetreten ist, kann den Titel eines Honorargerichtsvollziehers führen, wenn ihm dieser Titel vom König verliehen wurde. Art. 510 - § 1 - Jedes Jahr ernennt der König eine bestimmte Anzahl Gerichtsvollzieheranwärter. § 2 - Nachdem der König die Stellungnahme der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer eingeholt hat, legt er jedes Jahr die Anzahl der zu ernennenden Gerichtsvollzieheranwärter pro Sprachrolle fest. Der König legt diese Anzahl fest auf der Grundlage der Anzahl der zu ernennenden Gerichtsvollzieher-Amtsstubeninhaber, der Anzahl erfolgreicher Teilnehmer an vorigen Prüfungssitzungen, die noch nicht ernannt worden sind, und des Bedarfs an zusätzlichen Gerichtsvollzieheranwärtern. Die Sprachrolle wird durch die Sprache des Diploms bestimmt. Der aufgrund von Absatz 1 ergangene Königliche Erlass sowie ein Bewerberaufruf werden jedes Jahr im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht. § 3 - Um zum Gerichtsvollzieheranwärter ernannt werden zu können, muss der Betreffende: 1. Inhaber eines Diploms eines Doktors, eines Lizentiaten oder Masters der Rechte sein, 2. einen Auszug aus dem Strafregister vorlegen können, der an einem Datum nach Veröffentlichung des in § 2 Absatz 2 erwähnten Bewerberaufrufs erstellt wurde, 3. Belgier sein und im Besitz der bürgerlichen und politischen Rechte sein, 4. Inhaber des in Artikel 511 vorgesehenen Praktikumszertifikats sein, 5. in der in Artikel 513 § 5 erwähnten definitiven Liste aufgenommen sein.

54060

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 511 - § 1 - Um ein Praktikumszertifikat zu erhalten, muss der Betreffende effektiv ein Praktikum von zwei vollen Jahren ohne Unterbrechung in einer oder mehreren Amtsstuben eines Gerichtsvollzieher-Praktikumsleiters absolviert haben. Der Praktikumsleiter ist ein Gerichtsvollzieher, der das Amt seit mindestens fünf vollen Jahren ausübt und gegen den keine höhere Disziplinarstrafe verhängt worden ist. § 2 - Das Praktikum kann erst beginnen, nachdem der Betreffende das Diplom eines Doktors, eines Lizentiaten oder eines Masters der Rechte erhalten hat. § 3 - Nicht als Unterbrechung, sondern nur als Aussetzung des Praktikums gelten: 1. der Jahresurlaub von höchstens dreißig Kalendertagen, 2. Abwesenheiten wegen Krankheit, die durch ärztliche Atteste gerechtfertigt werden und deren Gesamtdauer während des Praktikumzeitraums sechs Monate nicht überschreiten darf, 3. Elternurlaub, 4. Abwesenheiten, die auf von der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer zugelassene Fälle höherer Gewalt zurückzuführen sind. § 4 - Der König legt den Inhalt und die Modalitäten für die Organisation des Praktikums sowie die zu absolvierende Anzahl Stunden der für die Ausübung des Berufs des Gerichtsvollziehers relevanten Weiterbildung fest. Die Anforderungen, denen diese Weiterbildung genügen muss, werden von der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer festgelegt. Die Dauer und der Inhalt des absolvierten Praktikums müssen aus dem vom/von den Praktikumsleiter(n) erstellten Praktikumsheft hervorgehen. Das Praktikumsheft wird in zwei Exemplaren erstellt. Ein Exemplar wird dem Praktikanten gegen Empfangsbestätigung übergeben. Das zweite Exemplar wird der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer übermittelt. Nachdem die Nationale Gerichtsvollzieherkammer das Praktikumsheft erhalten hat und überprüft hat, ob es den in vorliegendem Artikel festgelegten Bedingungen entspricht, stellt sie dem Praktikanten das Praktikumszertifikat aus. Art. 512 - § 1 - Es wird eine französischsprachige Ernennungskommission für Gerichtsvollzieher und eine niederländischsprachige Ernennungskommission für Gerichtsvollzieher eingesetzt. Diese beiden Kommissionen bilden zusammen die vereinigten Ernennungskommissionen für Gerichtsvollzieher. Die niederländischsprachige Ernennungskommission ist zuständig für: - die Einstufung der sich am besten für eine Ernennung zum Gerichtsvollzieheranwärter eignenden Bewerber, deren Sprache des in Artikel 510 § 3 Nr. 1 erwähnten Diploms Niederländisch ist, - die Einstufung der Bewerber für eine Ernennung zum Gerichtsvollzieher-Amtsstubeninhaber in den Gerichtsbezirken, in denen weder die französischsprachige Ernennungskommission noch die vereinigten Ernennungskommissionen zuständig sind. Die französischsprachige Ernennungskommission ist zuständig für: - die Einstufung der sich am besten für eine Ernennung zum Gerichtsvollzieheranwärter eignenden Bewerber, deren Sprache des in Artikel 510 § 3 Nr. 1 erwähnten Diploms Französisch ist, - die Einstufung der Bewerber für eine Ernennung zum Gerichtsvollzieher-Amtsstubeninhaber in den in der Wallonischen Region gelegenen Gerichtsbezirken. Die vereinigten Ernennungskommissionen sind zuständig für: - die Einstufung der Bewerber für eine Ernennung zum Gerichtsvollzieher-Amtsstubeninhaber im Gerichtsbezirk Brüssel, - die Erstellung des Programms für die in Artikel 513 erwähnte Zulassungsprüfung im Wettbewerbsverfahren. § 2 - Jede Ernennungskommission setzt sich wie folgt zusammen: 1. aus einem amtierenden Magistrat, der unter den Magistraten der Richterschaft der Gerichtshöfe und Gerichte und unter den Magistraten der Staatsanwaltschaft ausgewählt wird, 2. aus drei Gerichtsvollziehern aus drei verschiedenen Gerichtsbezirken, von denen einer zum Zeitpunkt seiner Bestimmung ein Dienstalter von weniger als drei Jahren hat, 3. aus einem Professor oder Lehrbeauftragten an einer Rechtsfakultät einer belgischen Universität, der nicht Gerichtsvollzieher oder Gerichtsvollzieheranwärter ist, 4. aus einem auswärtigen Mitglied, das eine für den Auftrag zweckdienliche Berufserfahrung hat. § 3 - Der Minister der Justiz ernennt die Mitglieder der Ernennungskommissionen. Die Mitglieder, die Gerichtsvollzieher sind, werden auf Vorschlag der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer ernannt. Jedes Mitglied wird bestimmt, um entsprechend seiner Sprachrolle der einen oder der anderen Ernennungskommission anzugehören. Die Sprachrolle wird für die Gerichtsvollzieher, die Lehrbeauftragten und die Professoren durch die Sprache ihres Diploms bestimmt. Mindestens ein Mitglied oder Ersatzmitglied der französischsprachigen Ernennungskommission muss gemäß den Artikeln 45 § 2 und 43quinquies des Gesetzes vom 15. Juni 1935 über den Sprachengebrauch in Gerichtsangelegenheiten die Kenntnis der deutschen Sprache nachweisen. Für jedes Mitglied wird ein Ersatzmitglied bestimmt, das dieselben Bedingungen erfüllt. Ein Mandat in einer Ernennungskommission ist unvereinbar mit einem politischen Mandat. Die Mitglieder einer Ernennungskommission tagen für einen Zeitraum von vier Jahren; ein ausscheidendes Mitglied kann ein Mal wiederernannt werden. Ein ordentliches Mitglied, dem es nicht möglich ist, sein Mandat weiter auszuüben, wird von Rechts wegen durch sein Ersatzmitglied ersetzt, das das Mandat zu Ende führt. Der Präsident ersucht um die Bestimmung eines neuen Ersatzmitglieds, der das Mandat des ersten Ersatzmitglieds zu Ende führt. § 4 - Jede Ernennungskommission wählt unter ihren ordentlichen Mitgliedern mit einfacher Mehrheit einen Präsidenten, einen Vizepräsidenten und einen Sekretär. Der Vorsitz der vereinigten Ernennungskommissionen wird abwechselnd für eine Dauer von zwei Jahren von den jeweiligen Präsidenten der französischsprachigen und niederländischsprachigen Ernennungskommission wahrgenommen. Während der ersten beiden Jahre wird die Präsidentschaft dem älteren der beiden anvertraut. § 5 - Damit die Ernennungskommission rechtsgültig beraten und beschließen kann, müssen alle Mitglieder anwesend sein. Ist ein ordentliches Mitglied abwesend oder verhindert, wird es von seinem Ersatzmitglied ersetzt. Die Entscheidungen werden mit einfacher Stimmenmehrheit getroffen. Bei Stimmengleichheit ist die Stimme des Präsidenten der Ernennungskommission oder des ihn ersetzenden Vizepräsidenten ausschlaggebend.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD § 6 - Mitgliedern einer Ernennungskommission ist es untersagt, sich an einer Beratung oder an einer Entscheidung zu beteiligen, wenn sie daran ein persönliches, direktes oder indirektes Interesse haben. § 7 - Die Modalitäten für die Arbeitsweise der Ernennungskommissionen und die Anwesenheitsgelder der Mitglieder werden vom König festgelegt. Die Ernennungskommissionen können eine Geschäftsordnung festlegen, die vom König gebilligt werden muss. Die Ernennungskommissionen benutzen eine Liste mit einheitlichen Bewertungskriterien. Die Ordnung und die Liste werden vom König gebilligt. Art. 513 - § 1 - Der Inhaber eines in Artikel 511 erwähnten Praktikumszertifikats, der Gerichtsvollzieheranwärter werden möchte, muss - zur Vermeidung des Verfalls - seine Bewerbung binnen einem Monat nach Veröffentlichung des in Artikel 510 § 2 Absatz 2 erwähnten Königlichen Erlasses im Belgischen Staatsblatt nach den vom König festgelegten Modalitäten beim Minister der Justiz einreichen. Um zulässig zu sein, muss jede Bewerbung um eine Ernennung zum Gerichtsvollzieheranwärter die vom König bestimmten Anlagen enthalten. § 2 - Jeder Bewerber, der die in Artikel 510 § 3 Nr. 1 bis 4 erwähnten Bedingungen erfüllt, wird entsprechend seiner Sprachrolle an die eine oder an die andere in Artikel 512 erwähnte Ernennungskommission verwiesen. Jede Ernennungskommission muss die für die Ausübung des Amts eines Gerichtsvollziehers erforderliche Kenntnis, Reife und praktische Eignung der Bewerber bewerten und die aufgrund ihrer Fähigkeiten und ihrer Eignung am besten geeigneten Bewerber einstufen. Die Einstufung erfolgt auf der Grundlage einer Prüfung im Wettbewerbsverfahren, die einen schriftlichen und einen mündlichen Teil umfasst, und auf der Grundlage einer Prüfung der in § 3 vorgesehenen Stellungnahmen. Nur die Bewerber, die bei der schriftlichen Prüfung mindestens 60% der Punkte erhalten haben, werden zur mündlichen Prüfung zugelassen. Die mündliche Prüfung findet statt, bevor die Mitglieder der Ernennungskommission von den in § 3 vorgesehenen Stellungnahmen haben Kenntnis nehmen können. Der Bewerber muss bei der mündlichen Prüfung mindestens 50% der Punkte erhalten haben. Der schriftliche Teil und der mündliche Teil werden für das Endresultat der Prüfung im Wettbewerbsverfahren zu gleichen Teilen berücksichtigt. Das Programm der schriftlichen und der mündlichen Prüfung wird von den vereinigten Ernennungskommissionen erstellt. Es wird vom Minister der Justiz durch einen Ministeriellen Erlass gebilligt und im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht. § 3 - Binnen neunzig Tagen nach Veröffentlichung des in Artikel 510 § 2 erwähnten Königlichen Erlasses im Belgischen Staatsblatt lädt die Ernennungskommission die zugelassenen Bewerber zur mündlichen Prüfung ein. Gleichzeitig ersucht die Ernennungskommission den Minister der Justiz, Stellungnahmen zu diesen Bewerbern beim Prokurator des Königs des Bezirks, in dem der Bewerber seinen Wohnsitz hat, einzuholen. Diese Stellungnahmen sind das Ergebnis einer Untersuchung über das Umfeld des Bewerbers und sein Vorleben. Die Instanz, die aufgerufen worden ist, eine Stellungnahme abzugeben, muss diese Stellungnahme binnen fünfundvierzig Tagen nach dem Ersuchen anhand eines vom König erstellten Musterformulars und nach den von Ihm festgelegten Modalitäten an den Minister der Justiz übermitteln. In Ermangelung einer Stellungnahme innerhalb der vorgeschriebenen Frist gilt besagte Stellungnahme weder als günstig noch als ungünstig und der betreffende Bewerber wird darüber informiert. § 4 - Binnen sechzig Tagen nach Einladung der Bewerber zur mündlichen Prüfung nimmt die Ernennungskommission eine provisorische Einstufung der auf der Grundlage der bei der schriftlichen und mündlichen Prüfung erzielten Resultate am besten geeigneten Bewerber vor. Der Minister der Justiz schickt die geforderten Stellungnahmen unverzüglich an den Präsidenten der Ernennungskommission, nachdem diese ihm die provisorische Einstufung mitgeteilt hat. Nach Prüfung der Stellungnahmen nimmt die Ernennungskommission binnen vierzehn Tagen nach Erhalt der Stellungnahmen eine definitive Einstufung der Bewerber vor. Die provisorische Einstufung kann nur geändert werden, wenn die Stellungnahme negative Angaben über den betreffenden Bewerber enthält. Die Ernennungskommission schickt die definitive Liste der im Hinblick auf ihre Ernennung eingestuften Bewerber nach den vom König festgelegten Modalitäten an den Minister der Justiz, zusammen mit einem mit Gründen versehenen vom Präsidenten und vom Sekretär der betreffenden Ernennungskommission unterzeichneten Protokoll. Die Ernennungskommission fügt auch die Akten der eingestuften Bewerber hinzu. Die Anzahl der eingestuften Bewerber darf nicht höher liegen als die Anzahl der zu besetzenden Gerichtsvollzieheranwärterstellen, wie angegeben im Königlichen Erlass, der gemäß Artikel 510 § 2 Absatz 2 mit dem Bewerberaufruf für die besagte Prüfung im Wettbewerbsverfahren im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht worden ist. § 5 - Binnen Monatsfrist nach Übermittlung der definitiven Liste der eingestuften Bewerber ernennt der König die Betreffenden zu Gerichtsvollzieheranwärtern. Diese Ernennungen werden im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht. § 6 - Jeder Bewerber kann auf schriftliche Anfrage hin, die er an die Ernennungskommission richtet, binnen acht Tagen eine Kopie von dem Teil des Protokolls erhalten, der nur ihn und die ernannten Bewerber betrifft. § 7 - Binnen vierzehn Tagen nach der Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt sendet jede Ernennungskommission der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer die Liste der ernannten Gerichtsvollzieheranwärter zu, damit sie ins Verzeichnis der Gerichtsvollzieheranwärter, das diese Kammer fortschreibt, eingetragen werden. § 8 - Ein in diesem Verzeichnis eingetragener Gerichtsvollzieheranwärter untersteht der Amtsgewalt der Berufsorganisationen der Gerichtsvollzieher. Art. 514 - § 1 - Übt ein Gerichtsvollzieheranwärter seine hauptberufliche Tätigkeit in einer Gerichtsvollzieheramtsstube seit mindestens sechs Monaten nicht mehr aus, wird seine Eintragung in dem in Artikel 513 § 8 erwähnten Verzeichnis auf Ersuchen des Prokurators des Königs oder des Rates der Bezirkskammer, der der Gerichtsvollzieheranwärter angeschlossen ist und bei der er im Verzeichnis eingetragen ist, gestrichen. Der Gerichtsvollzieheranwärter kann aus ernsthaften Gründen jedoch beantragen, dass seine Eintragung im Verzeichnis erhalten bleibt. Der Gerichtsvollzieheranwärter wird angehört. Die Entscheidung des Rates der Bezirkskammer wird mit Gründen versehen und dem Gerichtsvollzieheranwärter binnen Monatsfrist notifiziert. Letzterer kann binnen einer Frist von einem Monat ab der Notifizierung bei der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer nach den vom König festgelegten Modalitäten eine Beschwerde gegen diese Entscheidung einreichen. Der in Artikel 555 § 2 erwähnte Direktionsausschuss hört den Gerichtsvollzieheranwärter an und trifft seine Entscheidung binnen zwei Monaten nach Einreichung der Beschwerde. Die mit Gründen versehene Entscheidung wird dem Gerichtsvollzieheranwärter und dem betreffenden Rat der Bezirkskammer so schnell wie möglich notifiziert.

54061

54062

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD § 2 - Ein Gerichtsvollzieheranwärter, der seine berufliche Tätigkeit in einer Gerichtsvollzieheramtsstube beendet hat, kann den Rat der Bezirkskammer um die Streichung seiner Eintragung im Verzeichnis ersuchen. § 3 - Ein Gerichtsvollzieheranwärter, der in Anwendung von § 1 oder § 2 aus dem Verzeichnis gestrichen worden ist, kann den Rat der Bezirkskammer des Bereichs, in dem er seine hauptberufliche Tätigkeit in einer Gerichtsvollzieheramtsstube erneut ausübt, um seine Wiedereintragung ersuchen. Der Gerichtsvollzieheranwärter wird angehört. Die Entscheidung des Rates der Bezirkskammer wird mit Gründen versehen und dem Gerichtsvollzieheranwärter binnen Monatsfrist notifiziert. Gegen eine Verweigerung der Wiedereintragung kann bei der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer gemäß den in § 1 vorgesehenen Regeln Beschwerde eingereicht werden. Art. 515 - § 1 - Um zum Gerichtsvollzieher ernannt zu werden, muss der Betreffende seit mindestens fünf Jahren Gerichtsvollzieheranwärter sein. Ein Gerichtsvollzieheranwärter, der sich um eine vakante Gerichtsvollzieherstelle bewirbt, muss - zur Vermeidung des Verfalls - seine Bewerbung binnen einer Frist von einem Monat ab Bekanntmachung der Vakanz im Belgischen Staatsblatt nach den vom König festgelegten Modalitäten beim Minister der Justiz einreichen. Dieser Bewerbung müssen die vom König bestimmten Anlagen beigefügt werden. Die Vakanz wird frühestens zwölf Monate, bevor sie entsteht, bekanntgemacht. § 2 - Bevor die Ernennung erfolgt, beantragt der Minister der Justiz binnen fünfundvierzig Tagen ab Bekanntmachung der Vakanz im Belgischen Staatsblatt die mit Gründen versehene schriftliche Stellungnahme zu den Bewerbern, und zwar: 1. beim Prokurator des Königs des Bezirks, in dem der Bewerber seinen Wohnsitz hat, wobei die abgegebene Stellungnahme das Ergebnis einer Untersuchung über das Umfeld des Bewerbers und sein Vorleben ist, 2. beim Rat der Bezirkskammer der Gerichtsvollzieher des Gerichtsbezirks, in dem der Bewerber seine berufliche Tätigkeit als Gerichtsvollzieher ausübt oder zuletzt ausgeübt hat. Der König legt die Bedingungen für die Form und den Inhalt, denen die Stellungnahme des Rates der Bezirkskammer genügen muss, fest. Die Instanzen, die aufgerufen worden sind, eine Stellungnahme abzugeben, müssen diese Stellungnahmen binnen neunzig Tagen nach vorerwähnter Bekanntmachung im Belgischen Staatsblatt nach den vom König festgelegten Modalitäten an den Minister der Justiz sowie eine Kopie davon per Einschreibesendung an die betreffenden Bewerber übermitteln. Eine Kopie des Belegs über dieses Einschreiben wird dem Minister der Justiz nach den vom König festgelegten Modalitäten übermittelt. In Ermangelung einer Stellungnahme innerhalb der vorgeschriebenen Frist oder in Ermangelung des Gebrauchs des Musterformulars gilt besagte Stellungnahme weder als günstig noch als ungünstig und der betreffende Bewerber wird darüber informiert. Binnen einer Frist von hundert Tagen nach besagter Bekanntmachung im Belgischen Staatsblatt oder spätestens binnen fünfzehn Tagen nach Notifizierung der Stellungnahme können die Bewerber per Einschreibesendung ihre Bemerkungen an die Instanz, die die Stellungnahme abgegeben hat, und an den Minister der Justiz übermitteln. § 3 - Der Minister der Justiz übermittelt der zuständigen Ernennungskommission spätestens binnen dreißig Tagen nach Ablauf der in § 2 Absatz 4 erwähnten Frist eine Ernennungsakte für jeden Bewerber. Diese Ernennungsakte umfasst: 1. die Bewerbung und ihre in § 1 erwähnten Anlagen, 2. die schriftlichen Stellungnahmen und die in § 2 Absatz 4 erwähnten eventuellen Bemerkungen. § 4 - Die Ernennungskommission hört die Bewerber an und nimmt anschließend eine Einstufung der drei am besten geeigneten Bewerber vor. Wenn die Ernennungskommission eine Stellungnahme für weniger als drei Bewerber abgeben muss, bleibt die Liste auf den einzigen oder die zwei einzigen Bewerber begrenzt. Die Einstufung der Bewerber erfolgt auf der Grundlage von Kriterien mit Bezug auf ihre Fähigkeit und Eignung für die Ausübung des Gerichtsvollzieheramtes. § 5 - Die Einstufung wird in einem mit Gründen versehenen Protokoll festgehalten, das vom Präsidenten und vom Sekretär der Ernennungskommission unterzeichnet wird. Wenn ein Bewerber einstimmig als Erster eingestuft wird, wird dies vermerkt. Binnen dreißig Tagen nach Ablauf der in § 3 erwähnten Frist schickt der Präsident der Ernennungskommission die Liste der eingestuften Bewerber und das Protokoll an den Minister der Justiz sowie eine Kopie der Liste an die eingestuften Bewerber. Der König ernennt den Gerichtsvollzieher auf Vorschlag des Ministers der Justiz unter den von der Ernennungskommission eingestuften Bewerbern. Jeder Bewerber, der nicht ernannt worden ist, kann auf schriftliche Anfrage hin, die er an die Ernennungskommission richtet, Einsicht in den Teil des Protokolls bekommen, der nur ihn und den ernannten Bewerber betrifft, und eine Kopie davon erhalten. § 6 - Die Mitglieder einer Ernennungskommission sind an die Schweigepflicht gebunden. Artikel 458 des Strafgesetzbuches ist auf sie anwendbar. Art. 516 - Durch den Königlichen Ernennungserlass wird bestimmt, in welchem Gerichtsbezirk der Gerichtsvollzieher sein Amt ausüben wird und seine Amtsstube einrichten muss. Der Gerichtsvollzieher richtet seine Amtsstube in der vom Minister der Justiz bestimmten Gemeinde ein. Die Bestimmung der Gemeinde kann auf Antrag des Betreffenden geändert werden. Der Gerichtsvollzieher darf sein Amt nur in dem durch den Königlichen Ernennungserlass bestimmten Gerichtsbezirk ausüben. Die in Artikel 633 § 2 vorgesehenen Bestimmungen mit Bezug auf die örtliche Zuständigkeit sind auf Gerichtsvollzieher entsprechend anwendbar. Gerichtsvollzieher, die ihren Amtssitz in den Kantonen Limburg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve und Verviers oder im Gerichtsbezirk Eupen haben, dürfen in diesen Zuständigkeitsgebieten alle Gerichtsvollzieherurkunden ausfertigen. Gerichtsvollzieher, die ihren Amtssitz in den Kantonen Limburg-Aubel, MalmedySpa-Stavelot, Verviers-Herve und Verviers haben und ihr Amt im Gerichtsbezirk Eupen ausüben möchten, müssen jedoch gemäß den Bestimmungen von Artikel 2 des Königlichen Erlasses vom 29. November 1993 zur Festlegung der Spracheignungsbedingungen und Organisation der Sprachprüfungen für Anwärter auf ein Amt als Gerichtsvollzieher den Nachweis über ihre Kenntnis der deutschen Sprache erbringen.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 517 - § 1 - Der Gerichtsvollzieher muss binnen einem Monat, nachdem ihm der Ernennungserlass notifiziert wurde, in der öffentlichen Sitzung des Gerichts Erster Instanz des Gerichtsbezirks, in dem er sein Amt ausüben wird, vorstellig werden; er leistet dort den Eid der Treue dem König, des Gehorsams der Verfassung und den Gesetzen des belgischen Volkes sowie den Eid, die Gesetze und Verordnungen bezüglich seines Amtes einzuhalten und seine Aufgaben genau und ehrlich zu erfüllen. § 2 - Unmittelbar nach der Eidesleistung hinterlegt der Gerichtsvollzieher seine Unterschrift und Paraphe in der Kanzlei und bei der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer. § 3 - Der Gerichtsvollzieher darf keine Amtshandlung vornehmen, solange die Bestimmungen der Paragraphen 1 und 2 nicht erfüllt sind. Art. 518 - Der König legt die Anzahl Gerichtsvollzieher pro Gerichtsbezirk fest, nachdem er die Stellungnahmen des Generalprokurators beim Appellationshof, des Prokurators des Königs und der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer eingeholt hat. Die vom König festgelegte Anzahl Gerichtsvollzieher umfasst nicht die Gerichtsvollzieher, die das Alter von 70 Jahren überschritten haben. Wenn die Anzahl der amtierenden Gerichtsvollzieher die vom König bestimmte Anzahl übersteigt, erfolgt die Reduzierung auf letztere durch Tod, Rücktritt oder Absetzung. KAPITEL II — Aufträge und Zuständigkeiten des Gerichtsvollziehers Art. 519 - § 1 - Gerichtsvollzieher haben Aufträge, für die sie allein zuständig sind und mit Bezug auf die sie ihre Amtspflicht erfüllen müssen. Sie haben folgende Aufträge: 1. Gerichtsvollzieherurkunden auszufertigen und zuzustellen und gerichtliche Entscheidungen sowie jegliche Urkunden und Rechtstitel in vollstreckbarer Form zu vollstrecken, 2. auf Antrag von Magistraten und auf Antrag von Privatpersonen rein materielle Feststellungen zu treffen, ohne dabei irgendeine Stellungnahme abzugeben über die Ursachen und die Folgen in faktischer oder rechtlicher Hinsicht, die daraus entstehen können, sowie Feststellungen zu treffen, die zu ihren gesetzlichen Aufträgen gehören; diese Feststellungen sind authentisch, was die materiellen Tatsachen und Daten betrifft, die der Gerichtsvollzieher durch Sinneswahrnehmung feststellen kann, 3. Protesturkunden gegen einen Wechsel, einen Eigenwechsel und einen Bankscheck auszufertigen, 4. den gerichtlichen öffentlichen Verkauf von beweglichen Gütern und Schiffen im Rahmen der Zwangsvollstreckung vorzunehmen, 5. den gerichtlichen gütlichen Verkauf von beweglichen Gütern gemäß Artikel 1526bis vorzunehmen, 6. freiwillige öffentliche Verkäufe von beweglichen Gütern vorzunehmen, ein Monopol, das sie sich mit den Notaren teilen, 7. von Einspruchs-, Zahlungsbefehls-, Pfändungs-, Einzugsermächtigungs-, Abtretungs- und Protestmeldungen und Meldungen einer kollektiven Schuldenregelung Kenntnis zu nehmen, ein Monopol, das sie sich mit den in Artikel 1391 § 1 erwähnten Personen teilen, 8. Einspruchs-, Zahlungsbefehls-, Pfändungs-, Einzugsermächtigungs-, Abtretungs- und Protestmeldungen und Meldungen einer kollektiven Schuldenregelung im Rahmen der Aufträge, mit denen sie betraut worden sind oder für die sie ernannt worden sind, zu hinterlegen, zu streichen und abzuändern. § 2 - Gerichtsvollzieher haben Restzuständigkeiten, für die sie weder das Monopol haben noch ihre Amtspflicht erfüllen müssen, darunter die Zuständigkeit: 1. Ausfertigungen, Abschriften von und Auszüge aus jeglichen Verfahrensunterlagen bei der Kanzlei zu beantragen und Antragschriften einzureichen, die sie aufgrund des Gesetzes unterzeichnen dürfen, sowie alle anderen Antragschriften bei der Kanzlei zu hinterlegen, 2. Abschriften und Übersetzungen von Dokumenten, die in ihrem Besitz sind, zu beglaubigen, 3. Auszüge aus jeglichen Urkunden, die sie im Rahmen ihres Amtes ausgefertigt haben, zu erstellen, 4. als Sequester zu fungieren, 5. für die gütliche Schuldenbeitreibung zu sorgen, 6. als Liquidator zu fungieren, 7. als Unternehmensvermittler oder gerichtlicher Mandatsträger zu fungieren im Rahmen des Gesetzes vom 31. Januar 2009 über die Kontinuität der Unternehmen, 8. das gerichtliche Mandat eines Betreuers auszuüben, 9. Abschätzungen von Mobiliar und beweglichen Gütern vorzunehmen und die Konkursverwalter bei der Inventarisierung und Realisierung der Konkursmasse zu unterstützen, 10. als Schuldenvermittler im Rahmen einer gütlichen Schuldenregelung und als Schuldenvermittler im Rahmen einer kollektiven Schuldenregelung aufzutreten, 11. als Vermittler in Familiensachen und als Vermittler im Rahmen der alternativen Rechtsstreitbeilegung aufzutreten, 12. als Verwalter herrenloser Erbschaften aufzutreten, 13. juristische Gutachten abzugeben über die Rechte, Pflichten und Lasten, die sich aus den Rechtshandlungen, an denen Gerichtsvollzieher beteiligt sind, ergeben, 14. Untersuchungen über die Zahlungsfähigkeit durchzuführen und Vermögensberichte zu erstellen und auszustellen, 15. Steuerbescheinigungen über nicht beitreibbare Forderungen auszustellen, 16. zugelassene Lotterien und Wettbewerbe zu überwachen. § 3 - Ein Gerichtsvollzieher hat demjenigen gegenüber, der ihn darum ersucht hat, sein Amt auszüben, und dem Schuldner gegenüber eine allgemeine Informationspflicht. So muss er bei drohender Zahlungsunfähigkeit des Schuldners den Gläubiger darüber informieren, damit Letzterer richtig einschätzen kann, ob es zweckmäßig ist, Vollstreckungsmaßnahmen durchführen zu lassen, und den Schuldner über die Möglichkeiten informieren, die die kollektive Schuldenregelung bietet.

54063

54064

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Der Gerichtsvollzieher informiert gegebenenfalls jeden, der ihn darum ersucht hat, sein Amt auszuüben, über die Pflichten und Lasten sowie über die Kosten, die mit den Gerichtsvollzieherurkunden, den Vollstreckungen der gerichtlichen Entscheidungen, den Urkunden oder Rechtstiteln verbunden sind. Art. 520 - § 1 - Gerichtsvollzieher sind verpflichtet, ihr Amt im Rahmen der in Artikel 519 § 1 erwähnten Monopolaufträge auszuüben, und zwar jedes Mal, wenn sie darum ersucht werden, und für jeden, der sie darum ersucht, außer: 1. wenn es rechtliche Hindernisse gibt, 2. wenn dies aufgrund ihrer persönlichen Lage nach vernünftigem Ermessen nicht von ihnen verlangt werden kann, 3. wenn die ersuchende Person nicht bereit ist, den für die Verrichtung der Amtshandlung erforderlichen Vorschuss zu zahlen, wenn die Fristen abgelaufen sind, wenn die Rechtshandlung nach vernünftigem Ermessen nicht mehr innerhalb der vorgegebenen Frist verrichtet werden kann oder wenn die Akte unvollständig ist, 4. wenn der Gerichtsvollzieher urteilt, dass der Auftrag gegen die öffentliche Ordnung oder die guten Sitten verstößt oder den Interessen einer der betreffenden Parteien auf unverhältnismäßige Weise schaden würde. § 2 - Gerichtsvollzieher dürfen, was all ihre Aufträge betrifft, weder für noch gegen sich selber, ihren Ehepartner oder Partner, mit dem sie zusammenwohnen, tätig werden noch für oder gegen ihre Verwandten oder Verschwägerten in gerader Linie oder diejenigen ihres Ehepartners oder Partners, mit dem sie zusammenwohnen, noch für oder gegen ihre Verwandten und Verschwägerten in der Seitenlinie bis zum vierten Grad oder diejenigen ihres Ehepartners oder Partners, mit dem sie zusammenwohnen. § 3 - Gerichtsvollzieher dürfen, was all ihre Aufträge betrifft, nicht für oder gegen eine juristische Person tätig werden, von der sie wissen oder hätten wissen müssen, dass die in § 2 erwähnten Personen darin die Mehrheit der Aktien besitzen oder das Amt eines Geschäftsführers, eines Beauftragten für die tägliche Geschäftsführung oder eines Verwaltungsratspräsidenten ausüben. § 4 - Amtshandlungen, die unter Verstoß gegen § 2 verrichtet werden, sind nichtig; Amtshandlungen, die unter Verstoß gegen § 3 verrichtet werden, können für nichtig erklärt werden. KAPITEL III — Unvereinbarkeiten Art. 521 - Es ist Gerichtsvollziehern und Gerichtsvollzieheranwärtern untersagt, selber oder durch eine Zwischenperson irgendeinen anderen Beruf auszuüben, mit Ausnahme von Unterrichts- oder Forschungsaufträgen als Assistent, Lehrbeauftragter, Professor oder Autor. Der Generalprokurator beim Appellationshof kann, nachdem er die Stellungnahmen des Prokurators des Königs und des Rates der Bezirkskammer eingeholt hat, einem Gerichtsvollzieher beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärter erlauben, Verwalter einer Handelsgesellschaft zu sein, ohne dass er jedoch Geschäftsführer, geschäftsführender Verwalter oder Liquidator sein darf. KAPITEL IV — Tarif, Buchhaltung, Gelder Dritter und Anderkonto Art. 522 - § 1 - Der König legt den Tarif für alle Urkunden und alle offiziellen Aufträge der Gerichtsvollzieher fest. Wenn der Tarif vom König nicht festgelegt wird, kann die Nationale Gerichtsvollzieherkammer einen Mindesttarif auferlegen. Gerichtsvollzieher müssen auf dem Original und auf jeder Abschrift ihrer Urkunden die berechneten Entschädigungen sowie alle Posten der Gesamtentschädigung im Einzelnen vermerken. § 2 - Gerichtsvollzieher müssen eine Buchhaltung führen, deren Muster vom König festgelegt wird. In den Fällen, wo Gerichtsvollzieher ihren Beruf in einer Assoziierung − in Form einer Gesellschaft oder nicht − ausüben, wird nur eine einzige Buchhaltung geführt. Art. 522/1 - § 1 - Jeder Gerichtsvollzieher macht einen Unterschied zwischen seinen eigenen Geldern und den Geldern Dritter. Die Gelder, die Gerichtsvollzieher bei der Ausübung ihres Berufs zu Gunsten von Klienten oder Dritten erhalten, werden auf ein oder mehrere Konten eingezahlt, die auf ihren Namen oder auf den Namen ihrer Gerichtsvollziehergesellschaft mit Vermerk ihrer jeweiligen Eigenschaft eröffnet werden. Dieses Konto beziehungweise diese Konten werden gemäß den von der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer festzulegenden Regeln eröffnet. Der Gerichtsvollzieher verwaltet die Gelder von Klienten und von Dritten über dieses Konto. Er ersucht seine Klienten und Dritte immer, Gelder ausschließlich auf dieses Konto einzuzahlen. Dieses Konto wird ausschließlich vom Gerichtsvollzieher verwaltet, unbeschadet der von der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer festgelegten ergänzenden Regeln hinsichtlich der Verwaltung von Geldern von Klienten oder Dritten. § 2 - Die in § 1 erwähnten Konten umfassen Sammelanderkonten und Einzelanderkonten. Ein Sammelanderkonto ist ein globales Konto, auf dem Gelder erhalten oder verwaltet werden, die an Klienten oder Dritte übertragen werden müssen. Ein Einzelanderkonto ist ein individualisiertes Konto, das im Rahmen einer bestimmten Akte oder für einen bestimmten Klienten eröffnet wird. § 3 - Das Sammelanderkonto und das Einzelanderkonto sind Konten, die bei einer von der Belgischen Nationalbank auf der Grundlage des Gesetzes vom 22. März 1993 über den Status und die Kontrolle der Kreditinstitute zugelassenen Einrichtung oder bei der Hinterlegungs- und Konsignationskasse eröffnet werden und mindestens folgende Bedingungen erfüllen: 1. Sammelanderkonten und Einzelanderkonten dürfen niemals einen Debetsaldo aufweisen. 2. Auf Sammelanderkonten oder Einzelanderkonten darf keinerlei Form von Kredit gewährt werden; diese Konten dürfen niemals als Sicherheit dienen. 3. Es darf keinerlei Aufrechnung, Zusammenlegung oder Vereinheitlichung zwischen dem Sammelanderkonto, dem Einzelanderkonto und anderen Bankkonten geben; auf diese Konten dürfen keine Nettingvereinbarungen angewandt werden. Die Nationale Gerichtsvollzieherkammer kann ergänzende Regeln für die Verwaltung von Geldern von Klienten oder Dritten festlegen. § 4 - Vorbehaltlich außergewöhnlicher Umstände überträgt der Gerichtsvollzieher die auf seinem Sammelanderkonto erhaltenen Gelder schnellstmöglich an die Empfänger.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Wenn der Gerichtsvollzieher die Gelder aus rechtmäßigen Gründen nicht binnen der in der Regelung der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer vorgesehenen Frist und spätestens binnen zwei Monaten, nachdem er sie erhalten hat, an den Empfänger übertragen kann, zahlt er sie auf ein Einzelanderkonto ein. Unbeschadet der Anwendung zwingender Rechtsvorschriften ist Absatz 2 nicht anwendbar, wenn der Gesamtbetrag der Gelder, die für Rechnung ein und derselben Person oder anlässlich ein und derselben Verrichtung oder pro Akte eingehen, 2.500 EUR nicht übersteigt. Der König kann diesen Betrag unter Berücksichtigung der Wirtschaftslage alle zwei Jahre anpassen. Diese Anpassung tritt am 1. Januar des Jahres nach Veröffentlichung des Anpassungserlasses in Kraft. § 5 - Von der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer wird eine Kontrollregelung eingeführt und organisiert, in der mindestens festgelegt wird, von wem, worüber, wann und wie eine Kontrolle ausgeübt wird, was die Einhaltung der Bestimmungen der §§ 1 bis 4 betrifft. In dieser Kontrollregelung wird insbesondere bestimmt, welche Sanktionen und Maßnahmen im Falle von Verstößen getroffen werden können. Diese Regelung lässt andere Gesetzesbestimmungen, die eine Kontrolle der auf den in § 2 erwähnten Konten deponierten Gelder vorsehen, unberührt. § 6 - Alle Summen - ungeachtet ihrer Höhe -, die vom Berechtigten binnen zwei Jahren nach Schließung der Akte, in deren Rahmen der Gerichtsvollzieher diese Summen erhalten hat, nicht eingefordert worden sind oder ihm binnen dieser Frist nicht entrichtet wurden, werden vom Gerichtsvollzieher bei der Hinterlegungs- und Konsignationskasse eingezahlt. Die Frist wird ausgesetzt, solange diese Summen Gegenstand eines Gerichtsverfahrens sind. Diese Depositen werden auf den Namen des Berechtigten eingetragen, der vom Gerichtsvollzieher bestimmt wird. Die Hinterlegungs- und Konsignationskasse hält die Depositen zur Verfügung des Berechtigten bis zum Ablauf der Frist, die erwähnt ist in Artikel 25 des Königlichen Erlasses Nr. 150 vom 18. März 1935 zur Koordinierung der Gesetze über die Organisation und Arbeit der Hinterlegungs- und Konsignationskasse und zur Abänderung dieser Gesetze aufgrund des Gesetzes vom 31. Juli 1934. Art. 522/2 - § 1 - Dem Gerichtsvollzieher im Rahmen einer bestimmten Akte anvertraute Inhaberpapiere und Inhaberwertpapiere werden innerhalb der durch die Regelung der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer vorgesehenen Frist und spätestens binnen drei Monaten unter einer bei einer von der Belgischen Nationalbank auf der Grundlage des Gesetzes vom 22. März 1993 über den Status und die Kontrolle der Kreditinstitute zugelassenen Einrichtung eröffneten getrennten Rubrik für Rechnung des Eigentümers und auf den Namen des Gerichtsvollziehers oder der Gerichtsvollziehergesellschaft zur offenen Aufbewahrung hinterlegt. § 2 - Alle Inhaberpapiere und Inhaberwertpapiere, die vom Berechtigten binnen zwei Jahren nach Schließung der Akte, in deren Rahmen der Gerichtsvollzieher diese Papiere erhalten hat, nicht eingefordert worden sind oder ihm binnen dieser Frist nicht übermittelt wurden, werden vom Gerichtsvollzieher an die Hinterlegungs- und Konsignationskasse übermittelt, und zwar gemäß Artikel 5 des Ministeriellen Erlasses vom 27. März 1935 zur Ausführung des Königlichen Erlasses Nr. 150 vom 18. März 1935 zur Koordinierung der Gesetze über die Organisation und Arbeit der Hinterlegungs- und Konsignationskasse und zur Abänderung dieser Gesetze aufgrund des Gesetzes vom 31. Juli 1934. Diese Depositen werden auf den Namen des Berechtigten eingetragen, der vom Gerichtsvollzieher bestimmt wird. Unbeschadet des Artikels 4 Absatz 1 des Gesetzes vom 14. Dezember 2005 zur Abschaffung der Inhaberpapiere hält die Hinterlegungs- und Konsignationskasse diese Depositen zur Verfügung des Berechtigten bis zum Ablauf der in Artikel 26 des Königlichen Erlasses Nr. 150 vom 18. März 1935 erwähnten Frist. KAPITEL V — Kontinuität des öffentlichen Dienstes, Fortsetzung der Tätigkeit, Übermittlung der Akten und sonstige Bestandteile der Amtsstube eines Gerichtsvollziehers Art. 523 - § 1 - Wenn ein Gerichtsvollzieher verstirbt oder mit sofortiger Wirkung zurücktritt, bestimmt der örtlich zuständige Prokurator des Königs in Absprache mit dem Rat der Bezirkskammer spätestens binnen zehn Tagen nach dem Tod beziehungsweise dem Rücktritt einen Gerichtsvollzieheranwärter zum diensttuenden Gerichtsvollzieher. Wenn der verstorbene oder zurückgetretene Gerichtsvollzieher einer Assoziierung mehrerer Gerichtsvollzieher angehört, wird in Abweichung vom vorhergehenden Absatz kein diensttuender Gerichtsvollzieher bestimmt. Die Kontinuität wird vom anderen Assoziierten beziehungsweise von den anderen Assoziierten gewährleistet. Bei einer Assoziierung zwischen einem Gerichtsvollzieher-Amtsstubeninhaber und einem Gerichtsvollzieheranwärter wird gegebenenfalls der assoziierte Gerichtsvollzieheranwärter als diensttuender Gerichtsvollzieher bestimmt. Wenn es einen nicht-assoziierten Gerichtsvollzieher betrifft, wird der Gerichtsvollzieheranwärter, der zum Zeitpunkt des Todes oder des Rücktritts in der betreffenden Amtsstube am längsten als Gerichtsvollzieheranwärter tätig ist, zum diensttuenden Gerichtsvollzieher bestimmt. § 2 - Wenn ein Gerichtsvollzieher abgesetzt oder einstweilen seines Amtes enthoben wird, bestimmt der örtlich zuständige Prokurator des Königs in Absprache mit dem Rat der Bezirkskammer spätestens binnen zehn Tagen nach der Absetzung beziehungsweise einstweiligen Amtsenthebung einen Gerichtsvollzieheranwärter oder einen Gerichtsvollzieher-Amtsstubeninhaber zum diensttuenden Gerichtsvollzieher. § 3 - Der diensttuende Gerichtsvollzieher ist für die allgemeine Verwaltung und die Aufrechterhaltung der Amtsstube verantwortlich, verrichtet die erforderlichen Amtshandlungen, um den Fortbestand der Amtsstube zu gewährleisten, schreibt die Verzeichnisse fort und übt das Amt des ersetzten Gerichtsvollziehers für die Dauer der einstweiligen Amtsenthebung oder gegebenenfalls bis zur Eidesleistung des neu ernannten Gerichtsvollziehers aus, und zwar unter der Aufsicht des Kammerverwalters. Der König bestimmt die Modalitäten für die Besoldung des diensttuenden Gerichtsvollziehers und für die Abrechnung zwischen dem ersetzten Gerichtsvollzieher oder seinen Rechtsnachfolgern, dem diensttuenden Gerichtsvollzieher und gegebenenfalls dem neu ernannten Gerichtsvollzieher nach seiner Eidesleistung. § 4 - Ein diensttuender Gerichtsvollzieher hat dieselben Rechte und Pflichten wie ein GerichtsvollzieherAmtsstubeninhaber. Bei jeder beruflichen Handlung vermerkt der diensttuende Gerichtsvollzieher seine Eigenschaft sowie die Identität und den Niederlassungsort des Gerichtsvollziehers, den er ersetzt. Art. 524 - § 1 - Der Gerichtsvollzieher, der zum Nachfolger eines verstorbenen, abgesetzten oder zurückgetretenen Gerichtsvollziehers ernannt wird, übernimmt von Rechts wegen die Verpflichtungen des Gerichtsvollziehers, dessen Nachfolge er antritt, sofern diese Verpflichtungen, die mit Arbeitsverträgen und laufenden Miet-, Liefer-, Renting- und Leasingverträgen in Zusammenhang stehen, bestehen beziehungsweise bestehen bleiben. Alle Schulden, die nicht mit Arbeitsverträgen und laufenden Miet-, Liefer-, Renting- und Leasingverträgen in Zusammenhang stehen, können nicht übertragen werden.

54065

54066

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Der Nachfolger ist verpflichtet, die Amtsstubeninfrastruktur - wie die körperlichen beweglichen Güter, Software, Hardware und die IKT -, die dem Gerichtsvollzieher, dessen Nachfolge er antritt, gehört, zu ihrem Buchwert zu übernehmen. Unbewegliche Güter sind ausgeschlossen. Gegebenenfalls übernimmt der Nachfolger die Anderkonten des Gerichtsvollziehers, dessen Nachfolge er antritt. § 2 - Der König bestimmt die Modalitäten für die Übernahme der laufenden Miet-, Liefer-, Renting- und Leasingverträge sowie der in § 1 erwähnten Amtsstubeninfrastruktur und legt die Regeln dafür fest, wie den Gerichtsvollzieheranwärtern die in § 1 erwähnten Verpflichtungen, die Amtsstubeninfrastruktur und der Betrag der Entschädigung mitgeteilt werden. Die Verpflichtungen oder die Amtsstubeninfrastruktur, die in der in Absatz 1 erwähnten Mitteilung nicht aufgenommen sind, können nicht übertragen werden. Art. 525 - Gegebenenfalls werden - in Ausführung von Artikel 524 - die Urschriften, Verzeichnisse, vollstreckbaren Ausfertigungen, Hinterlegungen, Vollstreckungsakten und alle laufenden Aufträge vom ersetzten Gerichtsvollzieher oder von seinen Erben unmittelbar an den zum Nachfolger ernannten Gerichtsvollzieher übertragen. Der zum Nachfolger ernannte Gerichtsvollzieher ist von Rechts wegen mit den gerichtlichen Aufträgen, für die sein Vorgänger durch gerichtliche Entscheidung bestellt worden ist, beauftragt, unbeschadet der Befugnis des Gerichts, auf Antrag einer betroffenen Partei oder des Prokurators des Königs einen anderen Gerichtsvollzieher zu bestimmen. KAPITEL VI — Stellvertretung Art. 526 - Ein Gerichtsvollzieher kann sich in folgenden Fällen von einem stellvertretenden Gerichtsvollzieher vertreten lassen: 1. bei höherer Gewalt, 2. bei Urlaub, mit höchstens 60 Kalendertagen pro Jahr, 3. Organisation der Amtsstube oder ergänzende Schulung. Außer in Fällen höherer Gewalt sind Vertretungen durch einen stellvertretenden Gerichtsvollzieher auf maximal 180 Kalendertage pro Jahr beschränkt. Art. 527 - Der stellvertretende Gerichtsvollzieher muss im Verzeichnis der Gerichtsvollzieheranwärter aufgenommen sein und wird vom Prokurator des Königs ernannt. Er darf sein Amt erst ausüben, nachdem er die in Artikel 517 vorgesehenen Bedingungen erfüllt hat. Während des Zeitraums, in dem er Stellvertreter ist, hat er dieselben Rechte und Vorrechte, dieselben Befugnisse und Pflichten und unterliegt er derselben Disziplin wie der Gerichtsvollzieher, den er vertritt. Art. 528 - Der Antrag auf Vertretung durch einen Gerichtsvollzieheranwärter wird auf Betreiben des Kammerverwalters der Bezirkskammer an den Prokurator des Königs gerichtet. Der Gerichtsvollzieher fügt seinem Antrag die Erklärung des stellvertretenden Gerichtsvollziehers bei, durch die dieser akzeptiert, ihn zu vertreten, und gibt in seinem Antrag den Grund an, warum er darum ersucht, vertreten zu werden. Wenn der Gerichtsvollzieher es versäumt, den Antrag auf Vertretung durch einen stellvertretenden Gerichtsvollzieher vorzulegen, oder nicht imstande ist, es zu tun, oder wenn der Prokurator des Königs sich weigert, der Vertretung zuzustimmen, wird der Antrag vom Kammerverwalter beim Präsidenten des Gerichts Erster Instanz eingereicht, der auf die Schlussanträge der Staatsanwaltschaft hin eine Entscheidung trifft, nachdem der Gerichtsvollzieher und sein Kammerverwalter angehört oder vorgeladen wurden. Art. 529 - § 1 - In der Entscheidung wird die Dauer der Stellvertretung festgelegt. Die Entscheidung kann entweder auf Ersuchen des vertretenen Gerichtsvollziehers oder des stellvertretenden Gerichtsvollziehers oder von Amts wegen jederzeit widerrufen werden. Die Dauer der Stellvertretung kann vom Prokurator des Königs oder - je nach Fall - vom Präsidenten des Gerichts Erster Instanz verlängert werden. § 2 - Der Gerichtsvollzieher und der stellvertretende Gerichtsvollzieher notieren von Tag zu Tag in einem auf den Namen des Gerichtsvollziehers bei der Nationalen Kammer eröffneten Ad-hoc-Verzeichnis die Tage, an denen der Gerichtsvollzieher vertreten wird und den Grund für die Vertretung sowie die Identität des stellvertretenden Gerichtsvollziehers, der ihn vertritt. Dieses Verzeichnis kann elektronisch geführt werden. Der König bestimmt die Modalitäten für die Konsultierung des Verzeichnisses. Art. 530 - Es ist dem vertretenen Gerichtsvollzieher untersagt, während der Dauer der Vertretung seine amtlichen Aufgaben auszuführen; tut er dies doch, drohen ihm Disziplinarstrafen. Ein Stellvertreter, der eine Handlung, die zum Amt des Gerichtsvollziehers gehört, nach Ablauf der festgelegten Frist verrichtet, wird mit den in Artikel 262 des Strafgesetzbuches vorgesehenen Strafen bestraft. Die Nichteinhaltung dieser Verbotsbestimmungen führt nicht dazu, dass die betreffende Handlung nichtig wird. Art. 531 - Der vom stellvertretenden Gerichtsvollzieher geleistete Eid bleibt für alle späteren Stellvertretungen gültig. Art. 532 - Der aufgrund von Artikel 526 ernannte stellvertretende Gerichtsvollzieher schreibt während der gesamten Dauer der Stellvertretung die Verzeichnisse des Gerichtsvollziehers, den er vertritt, fort. Der stellvertretende Gerichtsvollzieher vermerkt auf allen Urkunden, die er unterzeichnet, seine Eigenschaft als Stellvertreter und den Namen des Gerichtsvollziehers, den er vertritt. KAPITEL VII — Disziplin Abschnitt I — Disziplinarstrafen Art. 533 - § 1 - Jedem Gerichtsvollzieher oder Gerichtsvollzieheranwärter, der durch sein Verhalten die Würde des Gerichtsvollzieherkorps beeinträchtigt oder gegen seine Pflichten verstößt, können die in den Paragraphen 2 und 3 vorgesehenen Strafen auferlegt werden. § 2 - Kleinere Disziplinarstrafen sind: 1. Gerichtsvollziehern und Gerichtsvollzieheranwärtern gegenüber: a) die Zurechtweisung, b) der Verweis, c) eine disziplinarrechtliche Geldbuße von 250 bis zu 5.000 Euro, die der Staatskasse zugeführt wird, d) der Ausschluss von der Generalversammlung und vom Rat der Bezirkskammer, von der Generalversammlung

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD und vom Direktionsrat der Nationalkammer, von der Disziplinarkommission und von der Ernennungskommission während höchstens fünf Jahren das erste Mal und während zehn Jahren im Wiederholungsfall. Auf einseitige Antragschrift der Disziplinarkommission, vertreten durch ihren Präsidenten, erklärt der Präsident des Gerichts Erster Instanz des Gerichtsbezirks, in dem der Betreffende seine beruflichen Tätigkeiten ausübt beziehungsweise zuletzt ausgeübt hat, die Disziplinarentscheidung zur Verurteilung zu einer Geldbuße für vollstreckbar. Die disziplinarrechtliche Geldbuße kann gleichzeitig mit einer anderen Strafe auferlegt werden. 2. Gerichtsvollzieheranwärtern gegenüber: das Verbot, Stellvertretungen zu übernehmen, und zwar während höchstens sechs Monaten das erste Mal und während zwölf Monaten im Wiederholungsfall. § 3 - Höhere Disziplinarstrafen sind: 1. Gerichtsvollziehern und Gerichtsvollzieheranwärtern gegenüber: a) eine disziplinarrechtliche Geldbuße von mehr als 5.000 bis zu 25.000 Euro, die der Staatskasse zugeführt wird, b) die einstweilige Amtsenthebung, c) die Absetzung. 2. Gerichtsvollzieheranwärtern gegenüber: das Verbot, Stellvertretungen zu übernehmen, und zwar während mehr als zwölf Monaten bis lebenslang. Die disziplinarrechtliche Geldbuße kann gleichzeitig mit einer anderen Strafe auferlegt werden. Abschnitt II — Das Disziplinarverfahren vor der Disziplinarkommission Art. 534 - § 1 - Es gibt eine Disziplinarkommission im Bereich jedes Appellationshofes. Der Sitz der Disziplinarkommission befindet sich dort, wo der Appellationshof seinen Sitz hat. Die Kommission kann im Hauptort jedes Gerichtsbezirks im zuständigen Bereich tagen. Die Disziplinarkommission ist dafür zuständig, Klagen gegen Gerichtsvollzieher und Gerichtsvolzieheranwärter der Bezirke ihres Bereichs zu untersuchen. Die Disziplinarkommission von Brüssel setzt sich aus einer französischsprachigen und einer niederländischsprachigen Kammer zusammen. Wenn gegen einen Gerichtsvollzieher oder einen Gerichtsvollzieheranwärter des Gerichtsbezirks Brüssel Klage eingereicht wird, wird die Sprache, in der die Disziplinarinstanz tagt, durch die Sprachrolle des betreffenden Gerichtsvollziehers beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärters bestimmt. Jede Disziplinarkommission setzt sich aus vier Mitgliedern zusammen, darunter ein Magistrat, der der Kommission vorsitzt, zwei Gerichtsvollzieher und ein externes Mitglied, das einschlägige Berufserfahrung auf dem Gebiet hat. § 2 - Der Erste Präsident des Appellationshofes bestimmt jährlich unter den Magistraten der Richterschaft der Gerichtshöfe und Gerichte einen amtierenden Magistrat und setzt den Minister der Justiz sofort davon in Kenntnis. Die Nationale Gerichtsvollzieherkammer wählt für jede Disziplinarkommission einen Pool von mindestens zehn Gerichtsvollziehern für eine Frist von vier Jahren. Diese Gerichtsvollzieher sind wiederwählbar und stammen aus mindestens drei verschiedenen Bezirken. Die Nationale Kammer übermittelt die Liste dieser Pools binnen fünfzehn Tagen an den Minister der Justiz. Der König bestimmt einen Pool von mindestens drei externen Mitgliedern für jede Disziplinarkommission und legt die Modalitäten für diese Bestimmung sowie die Bedingungen, die diese Mitglieder erfüllen müssen, fest. Der Minister der Justiz macht den Pool der gewählten Gerichtsvollzieher und der externen Mitglieder im Belgischen Staatsblatt bekannt. § 3 - Für jede Disziplinarsache stellt der Präsident der Disziplinarkommission die Kommission aus dem Pool der gewählten Gerichtsvollzieher und dem Pool der externen Mitglieder zusammen. Außerdem bestimmt er aus dem Pool der Gerichtsvollzieher einen nicht ablehnbaren Sekretär-Greffier, der nicht an der Verhandlung und an der Beratung teilnimmt. Bei der Zusammenstellung der Kommission achtet der Präsident darauf, dass die bestimmten Gerichtsvollzieher ihre Amtsstube nicht in dem Gerichtsbezirk haben, in dem das Mitglied, dem eine Tat angelastet wird, seine Amtsstube hat oder die betreffende Stellvertretung übernommen hat. § 4 - Der König bestimmt die Anwesenheitsgelder der Mitglieder der Kommissionen. Art. 535 - Der Rat der Bezirkskammer der Gerichtsvollzieher erkennt über die Disziplinarsachen auf Betreiben des Kammerverwalters, entweder von Amts wegen oder auf eine Klage hin oder auf schriftliche Anzeige des Prokurators des Königs oder des Berichterstatters der Nationalen Kammer hin. Art. 536 - Das Mitglied, dem eine Tat angelastet wird, wird binnen einem Monat, nachdem der Kammerverwalter von der Tat Kenntnis genommen hat, vom Kammerverwalter per Einschreibebrief über die Sache unterrichtet. Dieser Brief wird vom Kammerverwalter unterzeichnet und vom Sekretär, der darüber Buch führt, verschickt. In diesem Brief wird die Tat beschrieben, die dem Betreffenden angelastet wird, und wird der Betreffende über Ort und Zeitpunkt informiert, wo er von der Akte Kenntnis nehmen kann. Der Betreffende kann seine Anmerkungen mündlich oder schriftlich formulieren und darum ersuchen, angehört zu werden. Der Kammerverwalter kann vermitteln und versuchen, die Parteien miteinander zu versöhnen. Der zuständige Berichterstatter untersucht die Akte und erstellt einen Bericht. Art. 537 - § 1 - Wenn der Rat der Meinung ist, dass die Tat Anlass zu einem Disziplinarverfahren gibt, übermittelt er der Disziplinarkommission die Akte. § 2 - Wenn der Rat der Meinung ist, dass die Tat keinen Anlass zu einem Disziplinarverfahren gibt, wird eine mit Gründen versehene Entscheidung in diesem Sinne erstellt. Der Rat übermittelt seine Entscheidung per Einschreibesendung an den Kläger, wenn die Befassung des Rates die Folge einer Klage war, an den Betreffenden sowie an den zuständigen Prokurator des Königs und an den Berichterstatter der Nationalen Kammer. Der zuständige Prokurator des Königs ist der des Hauptorts des Gerichtsbezirks, in dem der betreffende Gerichtsvollzieher seinen Amtssitz hat. Wenn der Kläger der in Absatz 1 erwähnten mit Gründen versehenen Entscheidung nicht zustimmen kann, kann er binnen fünfzehn Tagen nach Versendung der Entscheidung per Einschreiben den Kammerverwalter darum ersuchen, die Akte im Hinblick auf die Untersuchung der Klage der Disziplinarkommission vorzulegen. Der Prokurator des Königs oder der Berichterstatter der Nationalen Kammer können binnen fünfzehn Tagen nach Versendung der Entscheidung die Verweisung an die Disziplinarkommission beantragen. Art. 538 - Der Sekretär der Disziplinarkommission lädt das belastete Mitglied vor die Kommission. In der Vorladung wird die Tat angegeben, die dem Mitglied angelastet wird, sowie Ort und Zeitpunkt, wo das Mitglied von

54067

54068

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD der Akte Kenntnis nehmen kann. In der Vorladung wird ebenfalls die Zusammensetzung der Disziplinarkommission angegeben. Gleichzeitig wird dem zuständigen Prokurator des Königs eine Kopie dieser Vorladung zugesandt. Das belastete Mitglied kann den Beistand eines Gerichtsvollziehers oder eines Rechtsanwalts in Anspruch nehmen. Das belastete Mitglied und der Prokurator des Königs können spätestens fünfzehn Tage nach der Vorladung beantragen, dass Zeugen von der Disziplinarkommission zu der für die Verhandlung anberaumten Sitzung vorgeladen werden. Binnen der gleichen Frist können sie auch der Untermauerung dienende Schriftstücke hinterlegen. Die Disziplinarkommission kann die Mitglieder der Kammer, die Partei in der Sache sind, sowie die Drittpersonen, die Interesse daran bekundet haben, zwecks Anhörung vorladen. Jeder von ihnen kann den Beistand eines Gerichtsvollziehers oder eines Rechtsanwalts in Anspruch nehmen. Die Disziplinarkommission kann den Berichterstatter oder ein Mitglied des Rates des betreffenden Bezirks anhören. Sie kann von Amts wegen auch die Interesse habenden Gerichtsvollzieher vorladen. Art. 539 - Das belastete Mitglied kann sein Ablehnungsrecht aus den in Artikel 828 aufgeführten Gründen gegen jedes der Mitglieder der Disziplinarkommission ausüben, das aufgerufen ist, in seiner Sache zu befinden. Dazu richtet es binnen acht Tagen nach der Vorladung an den Präsidenten der betreffenden Disziplinarkommission, zur Vermeidung des Verfalls, ein mit Datum und Unterschrift versehenes Schreiben, in dem der Name des Mitglieds beziehungsweise die Namen der Mitglieder, die es ablehnen möchte, sowie die Gründe für die Ablehnung angegeben sind. Die Disziplinarkommission befindet binnen fünfzehn Tagen nach Empfang des Schreibens über die Begründetheit der Ablehnung und über die eventuell zu leistende Folge. Die abgelehnten Mitglieder nehmen weder an dieser Verhandlung noch an der Abstimmung teil. Sie werden durch wählbare Mitglieder ersetzt, die per Auslosung bestimmt werden. Der Sekretär notifiziert dem belasteten Mitglied binnen fünfzehn Tagen nach der Verkündung per Einschreibesendung die mit Gründen versehene Entscheidung. Gegen diese Entscheidung kann kein Rechtsmittel eingelegt werden. Art. 540 - Die für die Verhandlung anberaumte Sitzung wird von der Disziplinarkommission innerhalb einer Frist festgelegt, die nicht weniger als fünfzehn Tage nach dem Datum, das für das Erscheinen des belasteten Mitglieds vor der besagten Kommission anberaumt ist, umfasst. Im Falle einer Ablehnung wird diese Frist auf dreißig Tage erhöht. Die Disziplinarkommission behandelt die Sache in öffentlicher Sitzung. Der Betreffende kann die Disziplinarkommission jedoch darum ersuchen, die Sache unter Ausschluss der Öffentlichkeit zu behandeln. Die Diszplinarkommission gibt dem Ersuchen statt, es sei denn, sie ist der Ansicht, dass es gegen das Allgemeinwohl verstößt. Die Disziplinarkommission kann auch während des ganzen oder während eines Teils des Verfahrens unter Ausschluss der Öffentlichkeit tagen, und zwar im Interesse der Moralität und der öffentlichen Ordnung, wenn die Belange von Minderjährigen oder der Schutz des Privatlebens des belasteten Mitglieds oder von Dritten es verlangen, oder in dem Maße, wie die Disziplinarkommission es unter bestimmten Umständen für strikt notwendig hält, falls die Öffentlichkeit den Interessen der geordneten Rechtspflege schaden sollte. Der Kläger oder sein Rechtsanwalt und der Prokurator des Königs werden auf ihr Ersuchen hin in der Sitzung angehört. Das belastete Mitglied hat in dieser Sitzung das Recht, selbst oder durch Vermittlung der in Artikel 538 Absatz 1 erwähnten Person, die ihm beisteht, seine Verteidigungsmittel vorzubringen. Die vorgeladenen Zeugen können sowohl vom belasteten Mitglied als auch von der Disziplinarkommission befragt werden. Art. 541 - Wenn die Disziplinarkommission der Ansicht ist, dass es Indizien dafür geben könnte, dass der Gerichtsvollzieher oder der stellvertretende Gerichtsvollzieher Verfahrenshandlungen oder sonstige Handlungen vorgenommen hat, die unnötige Kosten verursacht haben, hinterlegt der Sekretär der Disziplinarkommission die Disziplinarakte bei der Kanzlei des zuständigen Pfändungsrichters. Letzterer legt Tag und Uhrzeit der Untersuchung fest, nachdem er das belastete Mitglied, den Kläger und die eventuellen anderen Interessehabenden, die vom Greffier vorgeladen wurden, angehört hat. Art. 542 - Die Disziplinarkommission trifft ihre Entscheidung in geheimer Abstimmung mit absoluter Mehrheit. Sie kann die in Artikel 533 § 2 vorgesehenen Disziplinarstrafen auferlegen. Die Entscheidung wird binnen einem Monat nach Verhandlungsschluss in öffentlicher Sitzung verkündet. Die Entscheidung wird mit Gründen versehen, in einem dazu bestimmten Register festgehalten und auf der Sitzung selbst, in der sie verkündet wird, auf der Urschrift von den Mitgliedern unterzeichnet. In jeder Entscheidung werden die Namen der anwesenden Mitglieder vermerkt. Art. 543 - Die Entscheidung wird binnen fünfzehn Tagen nach ihrer Verkündung dem belasteten Mitglied und dem zuständigen Prokurator des Königs per Einschreibesendung notifiziert. In der Notifizierung der Entscheidung an das belastete Mitglied wird angegeben, dass es die in Artikel 544 vorgesehene Berufungsmöglichkeit gibt, und wird die Frist vermerkt, binnen deren Berufung eingelegt werden kann. Dem Kammerverwalter der Bezirkskammer, die die Sache an die Disziplinarkommission verwiesen hat, wird eine Abschrift der Entscheidung und der Akte übermittelt. Der Kammerverwalter der Bezirkskammer, die die Sache an die Disziplinarkommission verwiesen hat, oder der Präsident der Disziplinarkommission kann dem Kläger, wenn dieser darum ersucht, mündlich oder schriftlich die Auskünfte erteilen, die er bezüglich der getroffenen Entscheidung und der Rechtsmittel gegen diese Entscheidung für angemessen hält. Das Archiv der Disziplinarkommission wird bei der Nationalen Kammer aufbewahrt. Art. 544 - Gegen die Entscheidung der Disziplinarkommission kann binnen einem Monat nach ihrer Notifizierung beim Gericht Erster Instanz des Hauptorts des Bereichs, in dem der Betreffende seinen Amtssitz hat, Beschwerde eingelegt werden. Die Beschwerde kann vom betreffenden Mitglied, vom Berichterstatter der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer und vom Prokurator des Königs eingelegt werden. Sie hat aufschiebende Wirkung. Das Gericht, bei dem Beschwerde eingelegt wird, entscheidet in letzter Instanz in öffentlicher Sitzung. Es kann nur die in Artikel 533 § 2 vorgesehenen Strafen auferlegen oder das belastete Mitglied freisprechen. Abschnitt III — Das Disziplinarverfahren vor dem Zivilgericht Art. 545 - Der Prokurator des Königs oder die Disziplinarkommission können das Gericht Erster Instanz mit einer Sache befassen, wenn sie der Ansicht sind, dass eine Klage eine höhere Disziplinarstrafe rechtfertigt, es sei denn, die Disziplinarkommission hat für die gleichen Taten bereits eine Disziplinarstrafe verhängt.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Das zuständige Gericht Erster Instanz wird durch die Ladung des belasteten Mitglieds, die auf Antrag des Prokurators des Königs oder der Disziplinarkommission, vertreten durch ihren Präsidenten, zugestellt wird, mit der Sache befasst. Die Ladung, die auf Antrag der Disziplinarkommission zugestellt wird, wird dem zuständigen Prokurator des Königs mitgeteilt. Die Ladung vor das Gericht hat zur Folge, dass die Disziplinarkommission von der Sache entbunden wird. Zuständig ist das Gericht des Gerichtsbezirks, in dem das geladene belastete Mitglied seinen Amtssitz hat oder seine beruflichen Tätigkeiten ausübt beziehungsweise zuletzt ausgeübt hat. Art. 546 - § 1 - Das Gericht kann die in Artikel 533 vorgesehenen Disziplinarstrafen auferlegen. § 2 - Gegen die Entscheidung des Gerichts Erster Instanz kann beim Appellationshof Berufung eingelegt werden. Die Berufung hat aufschiebende Wirkung, unbeschadet der Anwendung von Artikel 548 § 4. § 3 - Wenn das Gericht eine einstweilige Amtsenthebung ausgesprochen hat, darf der Betreffende während der Dauer der einstweiligen Amtsenthebung keine Amtshandlungen mehr vornehmen. Bei Verstoß gegen vorliegende Bestimmung ist Artikel 262 des Strafgesetzbuches anwendbar. In der Zeit der einstweiligen Amtsenthebung darf der Betreffende nicht an den Versammlungen der Gerichtsvollzieherkammern teilnehmen und kann er nicht zum Mitglied des Rates der Gerichtsvollzieher gewählt werden. Wenn er bereits in eines der vorerwähnten Ämter gewählt worden ist, darf er dieses Amt in der Zeit der einstweiligen Amtsenthebung nicht ausüben und es muss für diese Zeit für seine Ersetzung gesorgt werden. Jeder abgesetzte Gerichtsvollzieher beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärter muss die Ausübung seines Berufs aufgeben, andernfalls drohen ihm Schadenersatzleistungen und gegebenenfalls andere Verurteilungen, die das Gesetz für abgesetzte Beamte, die ihr Amt dennoch weiter ausüben, vorsieht. Die Bestimmungen der Absätze 1 bis 3 sind anwendbar, sobald die Entscheidung, durch die die Disziplinarstrafe ausgesprochen wird, endgültig geworden ist. Art. 547 - Die Gerichtsvollzieher und die stellvertretenden Gerichtsvollzieher dürfen sich selber oder ihrer Gesellschaft weder direkt noch indirekt die beweglichen Güter, mit deren Verkauf sie betraut sind, zuerkennen. Jeder Verstoß gegen diese Bestimmung wird mit einer einstweiligen Amtsenthebung von drei Monaten und einer Geldbuße von zweihundertfünfzig Euro für jeden der gekauften Gegenstände bestraft, unbeschadet der Anwendung der Strafgesetze. Ein Wiederholungsfall hat stets die Absetzung zur Folge. Der König kann den in Absatz 2 erwähnten Betrag anpassen. Abschnitt IV — Die vorbeugende einstweilige Amtsenthebung Art. 548 - § 1 - Ein Gerichtsvollzieher beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärter, der strafrechtlich verfolgt wird oder gegen den ein Disziplinarverfahren läuft wegen Taten, die zu höheren Disziplinarstrafen führen können, kann nach den in den Absätzen 2 und 3 bestimmten Modalitäten vorbeugend einstweilen seines Amtes enthoben werden. Der Betreffende wird vor den wie im Eilverfahren tagenden Präsidenten des zuständigen Gerichts Erster Instanz geladen, und zwar von der Disziplinarkommission, vertreten durch ihren Präsidenten, oder vom Prokurator des Königs. In letzterem Fall holt der Präsident des Gerichts Erster Instanz die Stellungnahme der Disziplinarkommission ein. Erfolgt die Ladung auf Antrag der Disziplinarkommission, wird dies dem zuständigen Prokurator des Königs mitgeteilt. Gibt es ernsthafte Vermutungen, dass die angelasteten Taten begründet sind, und besteht offensichtlich die Gefahr, dass der betreffende Gerichtsvollzieher beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärter durch die Fortsetzung seiner beruflichen Tätigkeit Dritten ernsthaften Schaden zufügen oder die Würde des Gerichtsvollzieherkorps verletzen könnte, kann er vom Präsidenten des zuständigen Gerichtes Erster Instanz für höchstens die Dauer des Verfahrens vorbeugend einstweilen seines Amtes enthoben werden. Der Beschluss ist ab seiner Verkündung, ungeachtet jeglichen Einspruchs oder jeglicher Berufung, bei Vorlage der Urschrift vollstreckbar. § 2 - Der Präsident des Gerichts Erster Instanz kann jedem Gerichtsvollzieher beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärter, schon bevor ein Disziplinar- oder Strafverfahren gegen den Betreffenden eingeleitet worden ist, eine ähnliche wie in § 1 vorgesehene einstweilige Amtsenthebung auferlegen, wenn aus Klageerhebungen hervorgeht, dass offensichtlich eine Gefahr besteht, dass dieser Gerichtsvollzieher beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärter durch die Fortsetzung seiner beruflichen Tätigkeit Dritten Schaden zufügen oder die Würde des Gerichtsvollzieherkorps verletzen könnte. Die Klage wird nach den in § 1 festgelegten Modalitäten eingeleitet. Die Maßnahme kann nur für eine Höchstdauer von einem Monat auferlegt werden. Der Beschluss ist ab seiner Verkündung, ungeachtet jeglichen Einspruchs oder jeglicher Berufung, bei Vorlage der Urschrift vollstreckbar. § 3 - Auf Antrag des Prokurators des Königs, des Rates der Bezirkskammer der Gerichtsvollzieher oder des Betreffenden kann die Maßnahme vom Präsidenten des zuständigen Gerichts Erster Instanz jederzeit aufgehoben werden. § 4 - Während der Dauer dieser Maßnahme darf der vorbeugend einstweilen seines Amtes enthobene Gerichtsvollzieher beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärter sein Amt nicht ausüben. § 5 - Artikel 262 des Strafgesetzbuches ist anwendbar auf den Gerichtsvollzieher beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärter, der vorbeugend einstweilen seines Amtes enthoben worden ist. KAPITEL VIII — Bezirkskammern der Gerichtsvollzieher Art. 549 - § 1 - Jede Bezirkskammer organisiert sich bei einer Abteilung des Gerichts oder beim Gericht des Gerichtsbezirks. Sie setzt sich aus den Gerichtsvollziehern zusammen, die ihren Tätigkeitsbereich bei der Abteilung oder bei dem Gericht haben. Sie besitzt Rechtspersönlichkeit. Die Gerichtsvollzieheranwärter schließen sich der Bezirkskammer des Gerichtsbezirks an, in dem sie ihre Tätigkeiten hauptsächlich ausüben. Es gibt jedoch nur eine einzige gemeinsame Bezirkskammer für Verviers und Eupen. Sie trägt den Titel ″Kammer von Verviers und Eupen″ und hat ihren Sitz in Verviers. Sie setzt sich zusammen aus den Gerichtsvollziehern und Gerichtsvollzieheranwärtern des Bezirks Eupen und der Kantone Limburg-Aubel, Malmedy-Spa-Stavelot, VerviersHerve und Verviers. Sie besitzt Rechtspersönlichkeit. Für die Anwendung von § 2 wird ihre Anzahl Gerichtsvollzieher zusammen festgesetzt. § 2 - Die Bezirkskammer wird von einem Rat verwaltet, dessen Mitgliederzahl nach der durch Königlichen Erlass bestimmten Anzahl Gerichtsvollzieher in jedem Bezirk wie folgt festgelegt wird: 1. neun in ihrem Tätigkeitsbereich mit mehr als fünfzig Gerichtsvollziehern,

54069

54070

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 2. sieben in ihrem Tätigkeitsbereich mit dreißig bis zu fünfzig Gerichtsvollziehern, 3. fünf in ihrem Tätigkeitsbereich mit mehr als zehn und weniger als dreißig Gerichtsvollziehern, 4. vier in ihrem Tätigkeitsbereich mit fünf bis zu zehn Gerichtsvollziehern, 5. eine Einheit weniger als die Gesamtzahl der im Bezirk vorgesehenen Anzahl Gerichtsvollzieher, wenn diese Anzahl vier oder weniger beträgt. Art. 550 - Die Generalversammlung der Bezirkskammer der Gerichtsvollzieher hat als Auftrag: 1. aus ihrer Mitte einen Rat zu wählen, 2. jährlich den Haushaltsplan aufzustellen und die ihr vom Rat vorgelegten Rechnungen zu billigen, 3. jährlich den Beitrag zu Lasten der Mitglieder der Kammer festzulegen, 4. eine Geschäftsordnung festzulegen und die praktischen Regeln für die Berufsausübung, an die sich ihre Mitglieder halten müssen, zu erlassen. Die Generalversammlung darf dabei die Zuständigkeit der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer nicht beeinträchtigen. Die Entscheidungen werden mit absoluter Mehrheit der anwesenden Mitglieder getroffen. Art. 551 - § 1 - Die Miglieder des Rates der Bezirkskammer werden jährlich von der Generalversammlung, die vom Kammerverwalter einberufen wird und deren Vorsitz der Kammerverwalter führt, gewählt. § 2 - Der Rat der Bezirkskammer setzt sich − binnen der in Artikel 549 § 2 festgelegten Grenzen − aus dem Kammerverwalter, dem Berichterstatter, dem Schatzmeister, dem Sekretär und den ordentlichen Ratsmitgliedern zusammen. Der Kammerverwalter, der Berichterstatter, der Schatzmeister und der Sekretär werden unter den Mitgliedern, die Gerichtsvollzieher sind, gewählt. Die anderen Mitglieder des Rates werden unter allen Mitgliedern der Generalversammlung gewählt, wobei mindestens ein Ratsmitglied Gerichtsvollzieheranwärter sein muss und die Gerichtsvollzieheranwärter nicht die Mehrheit der Ratsmitglieder bilden dürfen. Wenn die Anzahl Mitglieder der Bezirkskammer unter vier liegt, dürfen die Ämter des Sekretärs und des Schatzmeisters kumuliert werden. § 3 - Die Wahl der Mitglieder des Rates der Bezirkskammer erfolgt in geheimer Abstimmung. Sie findet jedes Jahr im Monat Juni statt. Zuerst wird der Rat zusammengestellt, ohne Zuweisung der Ämter. Anschließend werden der Kammerverwalter, der Berichterstatter, der Sekretär und der Schatzmeister durch einzelne Wahlgänge gewählt. Wenn beim ersten Wahlgang kein Bewerber die Mehrheit der Stimmen der anwesenden Mitglieder auf sich vereint, wird erneut abgestimmt zwischen den beiden Bewerbern, die die meisten Stimmen erhalten haben; bei Stimmengleichheit erhält der am längsten ernannte Kandidat den Vorzug. Jede Wahl erfolgt mit der absoluten Mehrheit der Stimmen der anwesenden Mitglieder. § 4 - Die Mitglieder des Rates treten am 1. September ihr Amt an. Ausscheidende Mitglieder können wiedergewählt werden, ohne dass ein Mitglied jedoch mehr als drei Jahre ununterbrochen im Rat tagen darf. § 5 - Der Rat tritt auf Einberufung durch den Kammerverwalter mindestens einmal pro Monat zusammen. Der Kammerverwalter beruft eine außerordentliche Versammlung ein, wenn er es für angebracht hält, oder auf mit Gründen versehenen Antrag von zwei anderen Mitgliedern oder auf Antrag des Präsidenten des Gerichts Erster Instanz oder des Prokurators des Königs. Art. 552 - § 1 - Der Rat der Bezirkskammer ist damit beauftragt: 1. für die Aufrechterhaltung der Ordnung und der Disziplin unter den Gerichtsvollziehern und den stellvertretenden Gerichtsvollziehern beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärtern des Bezirks sowie für die Ausführung der sie betreffenden Gesetze, Dekrete und Verordnungen zu sorgen, 2. allen Streitigkeiten, die unter den Gerichtsvollziehern und den stellvertretenden Gerichtsvollziehern beziehungsweise Gerichtsvollzieheranwärtern bezüglich ihrer Rechte, Amtsgeschäfte und Pflichten auftreten können, vorzubeugen oder sie zu schlichten, 3. allen Klagen und Beschwerden gegen Mitglieder der Kammer vonseiten Dritter mit Bezug auf die Ausübung ihres Berufs vorzubeugen oder sie, wenn möglich, zu schlichten, 4. die Klagen, die ihm unterbreitet werden, zu untersuchen und, wenn er Grund dazu sieht, sie an die Disziplinarkommission weiterzuleiten, 5. zu kontrollieren, ob der Tarif, die Buchhaltung, die Einzelanderkonten der Amtsstuben und die Überweisung der Gelder Dritter korrekt angewandt werden, 6. parallel zur Nationalen Kammer zu kontrollieren, ob das System der Stellvertretungen durch seine Mitglieder korrekt angewandt wird, 7. seine Stellungnahme abzugeben zu den Beanstandungen mit Bezug auf die Begleichung der Honorare und die Kosten der Kammermitglieder, 8. die Liste der Gerichtsvollzieher aufzustellen, die mit der Zustellung der Urkunden in Strafsachen beauftragt sind, 9. jedes Mal, wenn die Gerichtshöfe und Gerichte, der Generalprokurator oder der Prokurator des Königs ihn darum ersuchen, seine Stellungnahme abzugeben, insbesondere über Streitigkeiten, die entweder zwischen Gerichtsvollziehern oder zwischen Gerichtsvollziehern und ihren Auftraggebern auftreten können, oder über Klagen und Beschwerden mit Bezug auf Fehler oder Nachlässigkeiten, die Gerichtsvollzieher oder stellvertretende Gerichtsvollzieher bei der Ausübung ihres Amtes begangen haben, 10. die von der Generalversammlung durch Abstimmung festgelegten Beiträge bei seinen Mitgliedern einzunehmen, wenn nötig durch einen in Artikel 555 erwähnten Zwangsbefehl, 11. die Gelder der Kammer zu verwalten und mit ihrer Zustimmung darüber zu verfügen, und zwar als Solidaritätsfonds zu Gunsten von Gerichtsvollziehern oder Honorargerichtsvollziehern, von Gerichtsvollzieheranwärtern und zu Gunsten ihrer Witwen beziehungsweise Witwer und Waisen, 12. das Auktionslokal der Gerichtsvollzieher zu verwalten oder zu beaufsichtigen und den Umkreis festzulegen, in dem die Benutzung dieses Lokals Pflicht ist, 13. die Entscheidungen der Generalversammlung der Bezirkskammer auszuführen,

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 14. die Kammer sowohl vor Gericht als auch in der Öffentlichkeit und im privaten Bereich in allen Angelegenheiten, die die Rechte und gemeinsamen Interessen ihrer Mitglieder gegenüber jeglichen Behörden und Einrichtungen betreffen, zu vertreten. § 2 - Der Rat schreibt für jede Kategorie von Mitgliedern der Bezirkskammer ein Verzeichnis fort. Dieses Verzeichnis wird bei der Nationalen Kammer gemäß Artikel 555/1 Nr. 15 auch elektronisch fortgeschrieben. Jede Änderung des Verzeichnisses wird der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer sofort mitgeteilt. Diese setzt den Minister der Justiz binnen fünfzehn Tagen davon in Kenntnis. Art. 553 - § 1 - Der Kammerverwalter sitzt dem Rat vor und sorgt für die Aufrechterhaltung der Ordnung im Rat. Er schlägt die zu besprechenden Themen vor, nimmt die Stimmenauszählung vor und gibt das Ergebnis bekannt. Er leitet alle Klagen und Verfolgungen, die vom Rat einzuleiten sind und handelt in allen Fällen in dessen Namen gemäß dem, was der Rat beschlossen hat. Er ist allein dazu ermächtigt, im Namen der Bezirkskammer und des Rates mit dem Präsidenten der Gerichte, dem Generalprokurator und dem Prokurator des Königs zu korrespondieren, es sei denn, dem Berichterstatter ist wegen Verhinderung der Auftrag dazu erteilt worden. § 2 - Der Berichterstatter untersucht die Klagen. Er holt Auskünfte ein über den Tatbestand, kann die Parteien anhören und erstattet dem Rat Bericht. Er kann dem Rat von Amts wegen eine Aufstellung der Taten unterbreiten, die mit einer Disziplinarstrafe bestraft werden können. Er ersetzt den Kammerverwalter, wenn dieser abwesend oder verhindert ist. In den Fällen, in denen es sich als unmöglich erweist, die in den Absätzen 1 und 2 erwähnten Bestimmungen einzuhalten, wird der Berichterstatter durch den beigeordneten Berichterstatter ersetzt. Letzterer hat in diesem Fall dieselben Befugnisse wie der Berichterstatter. Er wird jährlich von der Generalversammlung gewählt. Er darf nicht Mitglied des Rates der Bezirkskammer sein. § 3 - Der Sekretär verfasst die Beschlüsse des Rates. Diese Beschlüsse werden in einem vom Kammerverwalter mit Seitenzahlen versehenen und paraphierten Register festgehalten und von allen Mitgliedern, die daran teilgenommen haben, unterzeichnet. Der Sekretär bewahrt die Archive auf. Er stellt davon Ausfertigungen aus, die von ihm unterzeichnet sind. § 4 - Die Personen, die mit Bezug auf an den Rat der Bezirkskammer gerichtete Beschwerden oder Klagen angehört werden müssen oder diesbezüglich darum ersuchen, angehört zu werden, werden vom Berichterstatter durch eine Einschreibesendung vorgeladen, in der der Grund für die Vorladung angegeben ist. Die Vorladung erfolgt mit einer Frist von acht Tagen. Die Parteien können freiwillig und ohne vorgeladen worden zu sein zu den Sitzungen des Rates erscheinen, nachdem sie den Kammerverwalter mindestens drei Werktage vor der Sitzung davon in Kenntnis gesetzt haben. § 5 - Der Rat kann über eine Sache erst dann eine Entscheidung treffen oder eine Stellungnahme abgeben, nachdem er den Berichterstatter angehört hat. Er ist nur dann beschlussfähig, wenn mindestens zwei Drittel seiner Mitglieder an der Abstimmung teilnehmen. Die Beschlüsse werden mit absoluter Stimmenmehrheit gefasst. Bei Stimmengleichheit ist die Stimme des Kammerverwalters ausschlaggebend. § 6 - Der Rat legt dem Generalprokurator oder dem Prokurator des Königs jedes Mal, wenn sie ihn darum ersuchen, die Register mit seinen Beschlüssen und jegliche anderen Schriftstücke aus seinen Archiven vor. Art. 554 - Wenn ein Mitglied der Bezirkskammer in Verzug bleibt, seinen Jahresbeitrag zu zahlen, kann der Rat einen vom Schatzmeister unterzeichneten Zwangsbefehl ausstellen. Im Falle einer Zwangsbeitreibung wird der Zwangsbefehl auf einseitige Antragschrift des Rates hin vom Präsidenten des zuständigen Gerichts Erster Instanz für vollstreckbar erklärt. Gegen die Vollstreckbarerklärung kann binnen einem Monat nach Zustellung des für vollstreckbar erklärten Zwangsbefehls Berufung eingelegt werden. KAPITEL IX — Die Nationale Gerichtsvollzieherkammer Art. 555 - § 1 - Die Nationale Gerichtsvollzieherkammer ist eine öffentlich-rechtliche Einrichtung mit Rechtspersönlichkeit. Sie hat ihren Sitz im Gerichtsbezirk Brüssel. § 2 - Die Organe der Nationalen Kammer sind: 1. die Generalversammlung, 2. der Direktionsausschuss. § 3 - Die Generalversammlung setzt sich zusammen aus den Vertretern der Bezirkskammern oder, bei deren Abwesenheit, aus ihren Ersatzvertretern. Die Generalversammlung jeder Bezirkskammer wählt als Vertreter: - unter ihren Mitgliedern, die Gerichtsvollzieher sind: einen Gerichtsvollzieher pro angezählte Gruppe von zehn Gerichtsvollziehern, mit mindestens einem Vertreter und höchstens fünf Vertretern, - unter ihren Mitgliedern, die Gerichtsvollzieheranwärter sind: einen Gerichtsvollzieheranwärter, der mindestens fünf Jahre Erfahrung als Gerichtsvollzieheranwärter hat. Das Mandat eines Vertreters und eines Ersatzvertreters hat eine Dauer von drei Jahren und ist ein Mal erneuerbar. Ein Vertreter oder Ersatzvertreter, der als Ersatz für einen amtierenden Vertreter oder Ersatzvertreter gewählt wird, führt das Mandat seines Vorgängers zu Ende, aber ist nicht sofort wieder wählbar. Die Generalversammlung fasst ihre Beschlüsse mit der absoluten Mehrheit der anwesenden Mitglieder. § 4 - Die Generalversammlung wählt aus ihrer Mitte einen Direktionsausschuss. Dieser Direktionsausschuss setzt sich aus einem Präsidenten, zwei Vizepräsidenten, einem Sekretär und einem beigeordneten Sekretär, einem Berichterstatter und einem beigeordneten Berichterstatter sowie einem Schatzmeister und einem beigeordneten Schatzmeister zusammen. Die Mitglieder des Direktionsausschusses werden für einen Zeitraum von zwei Jahren gewählt. Wenn ein gewähltes Mitglied des Direktionsausschusses zurücktritt, verstirbt, einstweilen seines Amtes enthoben oder abberufen wird, wird für die restliche Dauer seines Mandats von den anderen Mitgliedern des Direktionsausschusses ein Interimsmitglied gewählt. Die Mitglieder des Direktionsausschusses werden direkt von den Mitgliedern der Generalversammlung für das Amt, für das sie kandidieren, gewählt.

54071

54072

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Die ausscheidenden Mitglieder können wiedergewählt werden, ohne dass ein Mitglied jedoch mehr als sechs Jahre ununterbrochen im Direktionsausschuss tagen darf. § 5 - Der Direktionsausschuss teilt allen Mitgliedern mindestens zehn Werktage im Voraus per gewöhnliche oder elektronische Post die Tagesordnung seiner Versammlungen mit. Das Protokoll wird ebenfalls allen Mitgliedern zehn Tage nach der Versammlung per gewöhnliche oder elektronische Post zugesandt. § 6 - Der Direktionsausschuss beruft alle sechs Monate eine Generalversammlung der Mitglieder ein. Außerordentliche Generalversammlungen werden sooft einberufen wie der Direktionsausschuss es für notwendig erachtet und jedes Mal, wenn fünfundzwanzig Mitglieder dazu einen von ihnen unterzeichneten Antrag, in dem die zu behandelnden Themen angegeben sind, einreichen. Das Protokoll der Generalversammlungen der Mitglieder wird allen Mitgliedern binnen zehn Werktagen per gewöhnliche oder elektronische Post zugesandt. Die gebilligten Verordnungen treten zehn Tage nach Versendung des Protokolls in Kraft. § 7 - Der Direktionsausschuss der Nationalen Kammer berät in französischer und in niederländischer Sprache. Die Berichte und Beschlüsse werden in diesen beiden Sprachen verfasst, ohne dass ein Text Vorrang vor dem anderen hat. § 8 - Wenn ein Mitglied der Nationalen Kammer in Verzug bleibt, seinen Jahresbeitrag zu zahlen, kann der Direktionsausschuss einen vom Schatzmeister oder vom beigeordneten Schatzmeister unterzeichneten Zwangsbefehl ausstellen. Im Falle einer Zwangsbeitreibung wird der Zwangsbefehl auf einen durch Vermittlung des zuständigen Kammerverwalters eingereichten Antrag des Direktionsausschusses hin vom Präsidenten des Gerichts Erster Instanz des Gerichtsbezirks, in dem der Gerichtsvollzieher seine Amtsstube hat, für vollstreckbar erklärt. Gegen die Vollstreckbarerklärung kann binnen einem Monat nach Zustellung des für vollstreckbar erklärten Zwangsbefehls Berufung eingelegt werden. Art. 555/1 - Zusätzlich zu den Aufgaben, die der Nationalen Kammer durch andere Bestimmungen aufgetragen sind, hat sie als Auftrag: 1. die allgemeinen Regeln der Berufspflichten aufzustellen, 2. auf die Einheitlichkeit der Disziplin und auf die Berufspflichten bei ihren Mitgliedern sowie auf die Ausführung der sie betreffenden Gesetze und Verordnungen zu achten, 3. alle geeigneten Maßnahmen zu ergreifen, um innerhalb der Grenzen und unter den Bedingungen, die sie bestimmt, den Verpflichtungen nachzukommen, die sich aus der beruflichen Haftpflicht der Gerichtsvollzieher ergeben, 4. die Ausstellung des Praktikumshefts zu organisieren, 5. die Weiterbildung der Gerichtsvollzieher, der Gerichtsvollzieheranwärter, der Praktikanten sowie ihrer Mitarbeiter zu organisieren. Der König legt die zu absolvierende Anzahl Stunden der für die Ausübung des Berufs des Gerichtsvollziehers relevanten Weiterbildung fest. 6. parallel zum Rat der Bezirkskammern zu kontrollieren, ob der Tarif, die Buchhaltung, die Anderkonten der Amtsstuben und die Überweisung der Gelder Dritter korrekt angewandt werden, 7. parallel zum Rat der Bezirkskammer zu kontrollieren, ob das System der Stellvertretungen durch seine Mitglieder korrekt angewandt wird, 8. aus eigener Initiative oder auf Antrag allen öffentlichen Behörden Stellungnahmen abzugeben über Fragen von allgemeinem Interesse, die mit der Ausübung des Berufs des Gerichtsvollziehers in Zusammenhang stehen, 9. im Rahmen ihrer Befugnisse alle Mitglieder der Bezirkskammern des Königreichs jeder Behörde und Einrichtung gegenüber zu vertreten, 10. in jeglicher Sache, die den Beruf des Gerichtsvollziehers in seiner Gesamtheit anbelangt, als Kläger und als Beklagter vor Gericht aufzutreten, 11. jährlich die Rechnungen, die ihr vom Direktionsausschuss vorgelegt werden, und den Haushaltsplan zu billigen, 12. die von ihrem Direktionsausschuss vorgeschlagene Regelung über die Arbeitsweise und Befugnis dieses Ausschusses und über die Organisation ihrer Generalversammlungen zu billigen, 13. die Infrastruktur zu verwalten und ihr Sekretariat sowie das der Ernennungskommissionen und der Disziplinarkommissionen zu organisieren, 14. Richtlinien zu erstellen sowie ein Kontrollsystem mit Bezug auf das Anderkonto der Amtsstuben und die Verwaltung der Gelder Dritter einzurichten und zu organisieren, 15. eine elektronische Liste der Gerichtsvollzieher und der Gerichtsvollzieheranwärter zu erstellen und für die ständige Aktualisierung dieser Liste zu sorgen. Der König bestimmt die Modalitäten für die Erstellung, Aufbewahrung und Konsultierung dieser Liste. Die Nationale Kammer ist dazu ermächtigt, allein bei den Gerichtsvollziehern und Gerichtsvollzieheranwärtern deren Nationalregisternummer anzufragen, um ihre Identität überprüfen zu können, 16. die Wahl der Mitglieder ihres Direktionsausschusses zu organisieren, 17. die Mitglieder der Ernennungskommissionen und der Disziplinarkommissionen zu wählen, 18. die praktischen Regeln in Sachen Berufsausübung, die für alle Mitglieder verbindlich sind, zu billigen. Die in Absatz 1 Nr. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 13 und 15 festgelegten Aufträge werden von ihrem Direktionsausschuss ausgeführt. Die in Absatz 1 Nr. 1, 11, 12, 14, 16, 17 und 18 festgelegten Aufträge werden von ihrer Generalversammlung ausgeführt.»

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 3 - Artikel 571 Absatz 1 desselben Gesetzbuches, ersetzt durch das Gesetz vom 4. Mai 1999, wird wie folgt ersetzt: «Gemäß Artikel 544 erkennt das Gericht Erster Instanz in der Berufungsinstanz über Beschwerden, die gegen die eine Disziplinarstrafe verkündenden Entscheidungen der Disziplinarkommission der Gerichtsvollzieher eingereicht werden, und verkündet in erster Instanz die höheren Disziplinarstrafen gegen Gerichtsvollzieher und Gerichtsvollzieheranwärter.» Art. 4 - In Artikel 1389bis/2 desselben Gesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 29. Mai 2000 und abgeändert durch das Gesetz vom 14. Januar 2013, wird die Ziffer ″549″ durch die Ziffer ″555″ ersetzt. KAPITEL 3 — Aufhebungsbestimmung Art. 5 - Der Königliche Erlass vom 30. Juni 1993 über das Praktikum des Gerichtsvollzieheranwärters und die Anerkennung dieses Praktikums wird aufgehoben. KAPITEL 4 — Übergangs- und Inkrafttretungsbestimmungen Art. 6 - Praktikanten, die am Tag des Inkrafttretens des vorliegenden Gesetzes ihre Praktikumszeit vollständig beendet haben, können ein Praktikumszertifikat der Nationalen Kammer erhalten. Der Antrag dazu muss spätestens binnen sechs Monaten nach Zusammensetzung der Nationalen Kammer bei ihr eingereicht werden. Diesem Antrag muss ein Nachweis über die absolvierte Praktikumszeit beigefügt werden. Praktikanten, die am Tag des Inkrafttretens des vorliegenden Gesetzes ihr laufendes Praktikum noch nicht beendet haben, setzen ihr Praktikum fort. Die bereits absolvierte Praktikumszeit wird von der in Artikel 511 erwähnten Zeit abgezogen. Art. 7 - Wer am Tag des Inkrafttretens des vorliegenden Gesetzes gemäß Artikel 17 des Königlichen Erlasses vom 30. Juni 1993 über das Praktikum des Gerichtsvollzieheranwärters und die Anerkennung dieses Praktikums den Titel eines Gerichtsvollzieheranwärters führt, wird von Rechts wegen vom König zum Gerichtsvollzieheranwärter ernannt. Diese Ernennungen werden am Tag des Inkrafttretens des vorliegenden Gesetzes wirksam. Art. 8 - Bei Inkrafttreten des vorliegenden Gesetzes organisieren die Räte der Bezirkskammern unverzüglich eine Generalversammlung im Hinblick auf die Wahl der Vertreter der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer gemäß Artikel 555 § 3. Der tagende ständige Rat der Nationalen Kammer organisiert binnen zwei Monaten eine Generalversammlung, zu der die neu gewählten Vertreter der Bezirkskammern eingeladen werden. Der tagende ständige Rat erlässt auch einen Bewerberaufruf für die Ämter der Mitglieder des Direktionsausschusses und für die Mitglieder der Disziplinar- und Ernennungskommissionen. Die Bewerbungen müssen binnen einem Monat nach dem Bewerberaufruf an den amtierenden Präsidenten des ständigen Rates der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer gerichtet werden. Binnen zwei Wochen nach Bewerbungsschluss beruft der amtierende Präsident erneut die neu zusammengesetzten Generalversammlungen der Nationalen Gerichtsvollzieherkammer ein und teilt ihnen gleichzeitig die Liste der Bewerber mit. Die Generalversammlungen nehmen unverzüglich die Wahl der Mitglieder vor. Sie schlagen gleichzeitig dem Minister der Justiz die Mitglieder für die Ernennungskommissionen im Hinblick auf ihre Ernennung vor. Die Mitglieder, die in den Räten der Bezirkskammern tagen, bleiben Mitglied für die Dauer ihres ursprünglichen Mandats. Art. 9 - Die Artikel 509, 510 und 512 des Gerichtsgesetzbuches, wie sie zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des vorliegenden Gesetzes in Kraft waren, bleiben auf die zu diesem Zeitpunkt laufenden Ernennungsverfahren anwendbar. Art. 10 - In Abweichung von Artikel 526 Absatz 2 desselben Gesetzbuches können die Gerichtsvollzieher sich während eines Zeitraums von zwei Jahren ab Inkrafttreten des vorliegenden Gesetzes ohne Einschränkung, was die Anzahl Kalendertage betrifft, vertreten lassen. Art. 11 - Die Disziplinarbehörden, die in den Artikeln 531, 531bis und 532 desselben Gesetzbuches, wie sie zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des vorliegenden Gesetzes in Kraft waren, erwähnt sind, bleiben für die Disziplinarverfahren zuständig, die bis zu diesem Zeitpunkt bei ihnen eingeleitet worden sind. Diese Disziplinarverfahren werden gemäß den Artikeln 531 bis 534 desselben Gesetzbuches, wie sie zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des vorliegenden Gesetzes in Kraft waren, behandelt. Die Disziplinarbehörde, die in Artikel 534 desselben Gesetzbuches, wie er zum Zeitpunkt des Inkrafttretens des vorliegenden Gesetzes in Kraft war, erwähnt ist, befasst die in Artikel 534 desselben Gesetzbuches erwähnte Disziplinarkommission unmittelbar mit den anderen laufenden Disziplinarverfahren. Art. 12 - Vorliegendes Gesetz tritt am zehnten Tag nach demjenigen seiner Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt in Kraft, mit Ausnahme von Artikel 516 Absatz 5 zweiter Satz des Gerichtsgesetzbuches, wie er durch Artikel 2 des vorliegenden Gesetzes ersetzt worden ist, der an dem vom König festgelegten Datum und spätestens am 1. April 2014 in Kraft tritt. Wir fertigen das vorliegende Gesetz aus und ordnen an, dass es mit dem Staatssiegel versehen und durch das Belgische Staatsblatt veröffentlicht wird. Gegeben zu Brüssel, den 7. Januar 2014

PHILIPPE Von Königs wegen: Mit dem Staatssiegel versehen: Die Ministerin der Justiz Frau A. TURTELBOOM

54073

54074

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER

[C − 2015/21040] 5 JUIN 2015. — Accord de coopération entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses

[C − 2015/21040] 5 JUNI 2015. — Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken

Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, l’article 6, § 1er, I et II, modifié par les lois spéciales du 8 août 1988 et du 16 juillet 1993 et la loi spéciale du 6 janvier 2014 relative à la Sixième Réforme de l’Etat, et l’article 92bis, § 3, b), inséré par la loi spéciale du 8 août 1988 et modifié par la loi spéciale du 16 juillet 1993;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 6, § 1, I en II, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en 16 juli 1993 en de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, en artikel 92bis, § 3, b), ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikelen 4 en 42, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993 en van 27 maart 2006, de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, ter uitvoering van de artikelen 118 en 123 van de Grondwet, de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming en de bijzondere wet van 6 januari 2014. tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof en de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen; Gelet op het advies nr. 1.912 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 30 september 2014; Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed, gegeven op 26 november 2014; Gelet op het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken vervangt, gewijzigd door het samenwerkingsakkoord van 1 juni 2006; Overwegende dat krachtens artikel 92bis, § 3, b) van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, de Federale Staat en de Gewesten gehouden zijn een samenwerkingsakkoord te sluiten voor de toepassing op federaal en gewestelijk vlak van de regelen die de Europese Unie heeft vastgesteld inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten; Overwegende dat die materie het voorwerp uitmaakt van de richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van richtlijn 96/82/EG; Overwegende dat het Verdrag betreffende de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, ondertekend te Helsinki op 17 maart 1992, en het Verdrag nr. 174 betreffende de voorkoming van zware industriële ongevallen, aangenomen te Genève op 22 juni 1993 door de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar tachtigste zitting, betrekking hebben op dezelfde materie en dat het derhalve aangewezen is de tenuitvoerlegging ervan te verzekeren door middel van hetzelfde samenwerkingsakkoord; Overwegende dat de tenuitvoerlegging van die bepalingen deels tot de bevoegdheid van de Federale Staat en deels tot deze van de Gewesten behoort en dat sommige bepalingen tot beider bevoegdheid behoren; Overwegende dat een gecoördineerde en doeltreffende tenuitvoerlegging van die bepalingen enerzijds, en de noodzaak de exploitanten van de door die bepalingen beoogde inrichtingen niet te confronteren met onvoldoende op elkaar afgestemde of overlappende regelgeving anderzijds, vereist dat dat gebeurt door middel van een samenwerkingsakkoord dat rechtstreeks van toepassing is; Overwegende dat alleen een samenwerkingsakkoord met kracht van wet een voldoende garantie biedt om voor het hele Belgische grondgebied een optimaal gecoördineerde regeling te treffen; Overwegende dat, met name om te beantwoorden aan de eisen van de voormelde richtlijn 2012/18/EU van 4 juli 2012 en om de nieuwe en aangepaste bepalingen op een duidelijke en samenhangende wijze te integreren, er reden is om het voormelde samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999, op te heffen en te vervangen door dit samenwerkingsakkoord; Overwegende dat sinds de aanname van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 de regelgeving inzake inspectie van verschillende diensten geëvolueerd en gemoderniseerd is; Overwegende dat door de relevante bepalingen van de federale en gewestelijke regelgeving inzake inspectie te importeren in dit samenwerkingsakkoord rekening wordt gehouden met die evolutie en modernisering, zonder afbreuk te doen aan de samenwerkingsgedachte;

Vu la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises, les articles 4 et 42, modifiés par les lois spéciales du 16 juillet 1993 et du 27 mars 2006, la loi spéciale du 6 janvier 2014 portant modification de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises, en exécution des articles 118 et 123 de la Constitution, la loi spéciale du 6 janvier 2014 relative à la Sixième Réforme de l’Etat et la loi spéciale du 6 janvier 2014 modifiant la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle et la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises; Vu l’avis n° 1.912 du Conseil national du travail, donné le 30 septembre 2014; Vu l’avis du “Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed”, donné le 26 novembre 2014; Vu l’accord de coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses, modifié par l’accord de coopération du 1er juin 2006; Considérant qu’en vertu de l’article 92bis, § 3, b), de la loi spéciale du 8 août 1980, l’Etat fédéral et les Régions sont tenus de conclure un accord de coopération pour l’application aux niveaux fédéral et régional des règles fixées par l’Union européenne concernant les risques d’accidents majeurs de certaines activités industrielles; Considérant que cette matière fait l’objet de la directive 2012/18/UE du Parlement européen et du Conseil du 4 juillet 2012 concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses, modifiant puis abrogeant la directive 96/82/CE; Considérant que la Convention sur les effets transfrontières des accidents industriels, signée à Helsinki le 17 mars 1992, et la Convention n° 174 concernant la prévention des accidents industriels majeurs, adoptée à Genève le 22 juin 1993 par la Conférence internationale du travail lors de sa quatre-vingtième session, traitent de la même matière et qu’il est donc indiqué d’en assurer la mise en application au moyen du même accord de coopération; Considérant que la mise en application de ces dispositions relève en partie de la compétence de l’Etat fédéral et en partie de celle des Régions et que certaines dispositions relèvent de compétences communes; Considérant qu’en vue d’assurer une mise en application coordonnée et efficace de ces dispositions d’une part, et de ne pas confronter les exploitants des établissements visés par ces dispositions à des réglementations insuffisamment harmonisées ou qui se chevauchent d’autre part, il est indispensable d’agir au moyen d’un accord de coopération d’application directe; Considérant que seul un accord de coopération ayant force de loi offre une garantie suffisante pour adopter une réglementation coordonnée optimale pour l’ensemble du territoire belge; Considérant que, notamment pour répondre aux exigences de la directive 2012/18/UE du 4 juillet 2012 précitée et intégrer de façon claire et cohérente les dispositions nouvelles et modifiées, il y a lieu d’abroger l’accord de coopération du 21 juin 1999 précité, et de le remplacer par le présent accord de coopération; Considérant que, depuis l’adoption de l’accord de coopération du 21 juin 1999, la réglementation en matière d’inspection des différents services a évolué et a été modernisée; Considérant qu’en important les dispositions pertinentes de la réglementation fédérale et régionale en matière d’inspection dans l’accord de coopération, il est tenu compte de cette évolution et de cette modernisation, sans nuire à la notion de coopération;


54075

Considérant que les Régions veillent à ce que, dans ce cas, le rapport ou l’étude soient conçus de telle manière qu’ils puissent être complétés ultérieurement pour constituer le rapport de sécurité visé par le présent accord de coopération; Considérant que selon l’article 31 de la directive 2012/18/UE du 4 juillet 2012 précitée, les Etats membres mettent en vigueur les dispositions législatives et administratives nécessaires pour s’y conformer au plus tard le 31 mai 2015; Considérant que les parties à cet accord de coopération s’engagent à mener immédiatement après l’entrée en vigueur du présent accord de coopération, une étude conjointe sur le financement des missions des autorités fédérales et régionales visées dans le présent accord de coopération ; L’Etat fédéral, représenté par le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, le Ministre de la Sécurité et l’Intérieur et la Ministre de l’Environnement; La Région flamande, représentée par le Gouvernement flamand, en la personne de son Ministre-Président et de la Ministre de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture;

Overwegende dat met het oog op een uniforme toepassing van het samenwerkingsakkoord en een optimale informatie-uitwisseling tussen de bevoegde overheden de permanente overlegstructuur, die werd opgezet onder het voormeld samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999, bestendigd wordt; Overwegende dat dit samenwerkingsakkoord niet belet dat de Gewesten in hun wetgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven de verplichting kunnen opleggen om een veiligheidsrapport of een veiligheidsstudie op te stellen met het oog op het beoordelen van een aanvraag voor het verkrijgen van een in die wetgeving bedoelde vergunning en dit op grond van de op dat ogenblik beschikbare en benodigde gegevens; Overwegende dat de Gewesten erover waken dat in een dergelijk geval het rapport of de studie op zodanige manier wordt opgevat dat het rapport of de studie later kan worden aangevuld tot het veiligheidsrapport zoals het in dit samenwerkingsakkoord wordt bedoeld; Overwegende dat krachtens artikel 31 van de voormelde richtlijn 2012/18/EU van 4 juli 2012, de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om er uiterlijk op 31 mei 2015 aan te voldoen; Overwegende dat de partijen bij dit samenwerkingsakkoord zich ertoe verbinden om onmiddellijk na de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord een gezamenlijke studie uit te voeren naar de financiering van de opdrachten van de federale en gewestelijke overheden zoals bedoeld in dit samenwerkingsakkoord; De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Werk en Economie, de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en de Minister van Leefmilieu; Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar Minister-President en de Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;

La Région wallonne, représentée par le Gouvernement wallon en la personne de son Ministre-Président et du Ministre de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire;

Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-President en de Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening;

La Région de Bruxelles-Capitale, représentée par le Gouvernement de Bruxelles-Capitale en la personne de son Ministre-Président, chargé du Développement territorial, et de la Ministre chargée de l’Environnement;

Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in de persoon van haar MinisterPresident, belast met Territoriale Ontwikkeling, en de Minister belast met Leefmilieu;

Considérant qu’en vue d’une application uniforme de l’accord de coopération et d’un échange optimal d’information entre les autorités compétentes, la structure permanente de concertation qui avait été mise en place sous l’accord de coopération du 21 juin 1999 précité, demeure; Considérant que le présent accord de coopération n’exclut pas que les Régions inscrivent dans leur législation sur les établissements classés comme dangereux, insalubres et incommodes, l’obligation de rédiger un rapport de sécurité ou une étude de sûreté en vue de l’évaluation de la demande de permis prévue par la législation concernée, et ce sur la base des données disponibles et nécessaires à ce moment;

Ont convenu ce qui suit :

Zijn overeengekomen wat volgt :

CHAPITRE 1er. — Dispositions générales

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Article 1er. § 1er. Le présent accord de coopération transpose partiellement la directive 2012/18/UE du Parlement européen et du Conseil du 4 juillet 2012 concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses, modifiant puis abrogeant la directive 96/82/CE.

Artikel 1. § 1. Dit samenwerkingsakkoord voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van richtlijn 96/82/EG.

§ 2. Le présent accord de coopération est d’application directe.

§ 2. Dit samenwerkingsakkoord is rechtstreeks toepasselijk.

§ 3. Le présent accord de coopération a pour objet la prévention des accidents majeurs impliquant des substances dangereuses et la limitation de leurs conséquences pour la santé humaine et l’environnement, afin d’assurer de façon cohérente et efficace dans tout le pays un niveau de protection élevé.

§ 3. Dit samenwerkingsakkoord heeft betrekking op de preventie van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, en de beperking van de gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en het milieu, teneinde op coherente en doeltreffende wijze een hoog niveau van bescherming in het hele land te waarborgen.

Art. 2. Pour l’application du présent accord de coopération, l’on entend par :

Art. 2. Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder :

1° établissement : l’ensemble du site placé sous le contrôle d’un exploitant où des substances dangereuses sont présentes dans une ou plusieurs installations, y compris les infrastructures ou les activités communes ou connexes;

1° inrichting : het gehele door een exploitant beheerde gebied waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in een of meer installaties, met inbegrip van gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuur of activiteiten;

les établissements sont soit des établissements seuil bas, soit des établissements seuil haut;

inrichtingen zijn ofwel lagedrempelinrichtingen ofwel hogedrempelinrichtingen;

2° établissement seuil bas : un établissement dans lequel des substances dangereuses sont présentes dans des quantités égales ou supérieures aux quantités indiquées dans la colonne 2 de l’annexe 1, partie 1 ou partie 2, mais inférieures aux quantités indiquées dans la colonne 3 de l’annexe 1, partie 1 ou partie 2, le cas échéant en appliquant la règle de cumul exposée à la note 4 relative à l’annexe 1;

2° lagedrempelinrichting : een inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter dan de in kolom 2 van deel 1 of kolom 2 van deel 2 van bijlage 1 vermelde hoeveelheden, die evenwel niet gelijk zijn aan of groter dan de in kolom 3 van deel 1 of in kolom 3 van deel 2 van bijlage 1 vermelde hoeveelheden, in voorkomend geval gebruikmakend van de in noot 4 bij bijlage 1 bedoelde sommatieregel;

3° établissement seuil haut : un établissement dans lequel des substances dangereuses sont présentes dans des quantités égales ou supérieures aux quantités figurant dans la colonne 3 de l’annexe 1, partie 1 ou partie 2, le cas échéant en appliquant la règle de cumul exposée à la note 4 relative à l’annexe 1;

3° hogedrempelinrichting : een inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden die gelijk zijn aan of groter dan de in kolom 3 van deel 1 of kolom 3 van deel 2 van bijlage 1 vermelde hoeveelheden, in voorkomend geval gebruikmakend van de in noot 4 bij bijlage 1 bedoelde sommatieregel;

4° établissement voisin : un établissement situé à une telle proximité d’un autre établissement qu’il accroît le risque ou les conséquences d’un accident majeur;

4° naburige inrichting : een inrichting die zich zodanig dicht bij een andere inrichting bevindt dat het risico op of de gevolgen van een zwaar ongeval worden vergroot;

54076


5° nouvel établissement :

5° nieuwe inrichting :

a) un établissement qui entre en service à la date d’entrée en vigueur du présent accord de coopération ou après celle-ci;

a) een inrichting die in bedrijf wordt gesteld op of na de datum van inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord;

b) un site d’exploitation qui entre dans le champ d’application du présent accord de coopération, en raison de modifications de ses installations ou activités qui entraînent un changement de son inventaire des substances dangereuses;

b) een bedrijf dat onder het toepassingsgebied van dit samenwerkingsakkoord komt door wijzigingen van haar installaties of activiteiten die leiden tot een wijziging van haar inventaris van gevaarlijke stoffen;

c)

c)

un établissement seuil bas qui devient un établissement seuil haut, ou vice versa, en raison de modifications de ses installations ou activités qui entraînent un changement de son inventaire des substances dangereuses;

6° établissement existant : un établissement

een lagedrempelinrichting die een hogedrempelinrichting wordt, of omgekeerd, door wijzigingen van haar installaties of activiteiten die leiden tot een wijziging van haar inventaris van gevaarlijke stoffen;

6° bestaande inrichting : een inrichting die

a) qui relève de l’accord de coopération du 21 juin 1999 le jour précédent celui de l’entrée en vigueur du présent accord de coopération, et

a) de dag vóór de datum van inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord onder het toepassingsgebied viel van het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999, en

b) qui à dater de l’entrée en vigueur du présent accord de coopération entre dans le champ d’application de cet accord, sans que soit changé son classement en tant qu’établissement seuil bas ou établissement seuil haut;

b) vanaf de datum van inwerkingtreding van het huidig samenwerkingsakkoord onder het toepassingsgebied van dit akkoord valt zonder wijziging van haar indeling als lagedrempelinrichting of hogedrempelinrichting;

7° autre établissement : pour des raisons autres que celles mentionnées au 5°, un site d’exploitation qui entre dans le champ d’application du présent accord de coopération ou un établissement seuil bas qui devient un établissement seuil haut, ou vice versa;

7° andere inrichting : een bedrijf dat onder het toepassingsgebied van dit samenwerkingsakkoord komt of een lagedrempelinrichting die een hogedrempelinrichting wordt, of omgekeerd, om andere redenen dan die welke zijn bedoeld in 5°;

8° installation : une unité technique au sein d’un établissement et en surface ou sous le sol, dans laquelle des substances dangereuses sont produites, utilisées, manipulées ou stockées; elle comprend tous les équipements, structures, tuyauteries, machines, outils, embranchements ferroviaires, quais de chargement et de déchargement, appontements desservant l’installation, jetées, dépôts ou structures analogues, flottantes ou non, nécessaires pour le fonctionnement de cette installation;

8° installatie : een technische eenheid binnen een inrichting, bovenof ondergronds, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, behandeld of opgeslagen, en die alle uitrusting, constructies, leidingen, machines, gereedschappen, spoorwegaftakkingen, laad- en loskades, aanlegsteigers voor de installatie, pieren, depots of soortgelijke, al dan niet drijvende constructies, omvat die nodig zijn voor de werking van die installatie;

9° exploitant : toute personne physique ou morale qui exploite l’établissement;

9° exploitant : iedere natuurlijke of rechtspersoon die de inrichting exploiteert;

10° substance dangereuse : une substance ou un mélange relevant de la partie 1 ou figurant dans la partie 2 de l’annexe 1, entre autres en tant que matière première, produit, produit dérivé, résidu ou intermédiaire;

10° gevaarlijke stof : een onder deel 1 van bijlage 1 vallende of in deel 2 van bijlage 1 opgenomen stof of mengsel, onder meer onder de vorm van grondstof, product, bijproduct, residu of tussenproduct;

11° mélange : un mélange ou une solution composé de deux substances ou plus;

11° mengsel : een mengsel of oplossing bestaande uit twee of meer stoffen;

12° présence de substances dangereuses : la présence réelle ou anticipée de substances dangereuses dans l’établissement, ou de substances dangereuses dont il est raisonnable de prévoir qu’elles pourraient être produites en cas de perte de contrôle des procédés, y compris des activités de stockage, dans une installation au sein de l’établissement, dans des quantités égales ou supérieures aux quantités seuils fixées dans la partie 1 ou dans la partie 2 de l’annexe 1;

12° aanwezigheid van gevaarlijke stoffen : de werkelijke of verwachte aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de inrichting, of van gevaarlijke stoffen waarvan redelijkerwijs kan worden voorzien dat ze zouden kunnen ontstaan bij verlies van controle over de processen, met inbegrip van opslagactiviteiten, in installaties binnen de inrichting, in hoeveelheden, die gelijk zijn aan of groter dan de in deel 1 of deel 2 van bijlage 1 vermelde drempelwaarden;

13° accident majeur : un événement tel qu’une émission, un incendie ou une explosion d’importance majeure résultant de développements incontrôlés survenus au cours de l’exploitation d’un établissement couvert par le présent accord de coopération, entraînant pour la santé humaine ou pour l’environnement, un danger grave, immédiat ou différé, à l’intérieur ou à l’extérieur de l’établissement, et faisant intervenir une ou plusieurs substances dangereuses;

13° zwaar ongeval : een gebeurtenis, zoals een zware emissie, brand of explosie die het gevolg is van ongecontroleerde ontwikkelingen tijdens de exploitatie van een inrichting waarop dit samenwerkingsakkoord van toepassing is, waardoor hetzij onmiddellijk, hetzij na verloop van tijd ernstig gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu, binnen of buiten de inrichting ontstaat en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn;

14° danger : la propriété intrinsèque d’une substance dangereuse ou d’une situation physique de pouvoir provoquer des dommages pour la santé humaine ou l’environnement;

14° gevaar : de intrinsieke eigenschap van een gevaarlijke stof of van een fysische situatie die potentieel tot schade voor de menselijke gezondheid of het milieu kan leiden;

15° risque : la probabilité qu’un effet spécifique se produise dans une période donnée ou dans des circonstances déterminées;

15° risico : de waarschijnlijkheid dat een bepaald effect zich binnen een bepaalde periode of onder bepaalde omstandigheden voordoet;

16° stockage : la présence d’une certaine quantité de substances dangereuses à des fins d’entreposage, de mise en dépôt sous bonne garde ou d’emmagasinage;

16° opslag : de aanwezigheid van een hoeveelheid gevaarlijke stoffen voor opslag, veilige bewaring of voorraadbewaring;

17° public: une ou plusieurs personnes physiques ou morales, ainsi que les associations, organisations ou groupes constitués par ces personnes;

17° het publiek : een of meer natuurlijke of rechtspersonen, alsook hun verenigingen, organisaties of groepen;

18° inspection : toutes les actions, y compris les visites de site, les contrôles des mesures, systèmes et rapports internes et documents de suivi, ainsi que toute activité de suivi nécessaire, effectuées par les inspecteurs, pour vérifier, encourager et, le cas échéant, imposer le respect des dispositions du présent accord de coopération par les exploitants;

18° inspectie : alle door de inspecteurs ondernomen acties, met inbegrip van bezoeken ter plaatse, controles van de interne maatregelen, systemen en rapporten en vervolgdocumenten, en alle noodzakelijke follow-up, om de naleving van de voorschriften van dit samenwerkingsakkoord door de exploitanten te controleren, te bevorderen en indien nodig af te dwingen;

19° inspecteur : un membre du personnel des services d’inspection visés à l’article 4, § 3, désigné conformément à l’article 4, § 4;

19° inspecteur : een overeenkomstig artikel 4, § 4, aangewezen personeelslid van een inspectiedienst bedoeld in artikel 4, § 3;


54077

20° équipe d’inspection : l’ensemble des inspecteurs compétents pour l’inspection des établissements situés sur le territoire d’une région;

20° inspectieteam : alle inspecteurs bevoegd voor de inspectie van de inrichtingen gelegen op het grondgebied van een gewest;

21° plan d’urgence externe : le plan particulier d’urgence et d’intervention visé par l’article 2ter de la loi du 31 décembre 1963 sur la protection civile et par l’article 9 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile;

21° extern noodplan : het bijzonder nood- en interventieplan bedoeld in artikel 2ter van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming en in artikel 9 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

22° zone de planification d’urgence : la zone définie en vertu des articles 2 et 2ter de la loi du 31 décembre 1963 sur la protection civile et des articles 8 et 9 de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile;

22° noodplanningszone : de zone die gedefinieerd wordt krachtens artikelen 2 en 2ter van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming en artikelen 8 en 9 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

23° gouverneur : les gouverneurs de province ;

23° gouverneur : de provinciegouverneurs;

24° accord de coopération du 21 juin 1999 : l’accord de coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de Bruxelles-Capitale concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses, modifié par l’accord de coopération du 1er juin 2006 et abrogé par le présent accord de coopération.

24° samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 : het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, gewijzigd door het samenwerkingsakkoord van 1 juni 2006 en opgeheven door het huidig samenwerkingsakkoord.

Art. 3. § 1er. Le présent accord de coopération s’applique aux établissements définis à l’article 2, 1°.

Art. 3. § 1. Dit samenwerkingsakkoord is van toepassing op de inrichtingen bedoeld in artikel 2, 1°.

Les articles 8, 12, 13, 14, alinéa 2, 15, 21, 28 et 29 s’appliquent uniquement aux établissements seuil haut.

De artikelen 8, 12, 13, 14, tweede lid, 15, 21, 28 en 29 zijn uitsluitend van toepassing op hogedrempelinrichtingen.

§ 2. Le présent accord de coopération ne s’applique pas :

§ 2. Dit samenwerkingsakkoord is niet van toepassing op :

1° aux établissements, installations ou aires de stockage militaires;

1° militaire inrichtingen, installaties of opslagplaatsen;

2° aux dangers liés aux rayonnements ionisants provenant de substances;

2° gevaren die samenhangen met ioniserende straling afkomstig van stoffen;

3° au transport de substances dangereuses - et le stockage temporaire intermédiaire qui y est directement lié - par route, rail, voies navigables intérieures et maritimes ou par air, y compris les activités de chargement et de déchargement et le transfert vers et à partir d’un autre mode de transport aux quais de chargement, aux quais ou aux gares ferroviaires de triage, à l’extérieur des établissements visés par le présent accord de coopération;

3° het vervoer van gevaarlijke stoffen - en de daaraan rechtstreeks gerelateerde tijdelijke opslag - over de weg, per spoor, over binnenwateren of over zee of door de lucht, met inbegrip van laden en lossen en de overbrenging naar en van een andere vervoerswijze in havens, op kaden of op spoorwegemplacementen, buiten de door dit samenwerkingsakkoord bestreken inrichtingen;

4° au transport de substances dangereuses par pipelines, y compris les stations de pompage, à l’extérieur des établissements visés par le présent accord de coopération;

4° het vervoer van gevaarlijke stoffen door pijpleidingen, met inbegrip van de pompstations, buiten de onder dit samenwerkingsakkoord begrepen inrichtingen;

5° à l’exploitation, à savoir la prospection, l’extraction et le traitement, des matières minérales dans les mines et les carrières, y compris au moyen de forages;

5° de exploitatie, namelijk de exploratie, winning en verwerking, van mineralen in mijnen en groeven, ook door middel van boringen;

6° aux activités de prospection et d’exploitation offshore de matières minérales, y compris d’hydrocarbures;

6° de offshore exploratie en exploitatie van mineralen, met inbegrip van koolwaterstoffen;

7° au stockage de gaz sur des sites offshore souterrains, qu’il s’agisse de sites réservés au stockage ou de sites dans lesquels la prospection et l’exploitation de matières minérales, y compris d’hydrocarbures, ont également lieu;

7° de offshore ondergrondse gasopslag, met inbegrip van zowel specifieke opslaglocaties als locaties waar eveneens aan exploratie en exploitatie van mineralen, met inbegrip van koolwaterstoffen, wordt gedaan;

8° aux décharges de déchets, y compris le stockage souterrain de déchets.

8° stortplaatsen voor afval, met inbegrip van ondergrondse opslag van afval.

§ 3. Par dérogation au paragraphe 2, 5° et 8°, relèvent du champ d’application du présent accord de coopération :

§ 3. In afwijking van paragraaf 2, 5° en 8°, vallen onder het toepassingsgebied van dit samenwerkingsakkoord :

1° le stockage de gaz souterrain à terre dans les strates naturelles, en aquifères, en cavités salines et dans des mines désaffectées;

1° onshore ondergrondse gasopslag in natuurlijke aardlagen, waterhoudende grondlagen, zoutholtes en niet meer gebruikte mijnen;

2° les opérations de traitement chimique et thermique ainsi que le stockage lié à ces opérations qui entraînent la présence de substances dangereuses;

2° chemische en thermische verwerkingsactiviteiten en opslag die samenhangt met die activiteiten, waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;

3° les installations en activité d’élimination des stériles, y compris les bassins de décantation des stériles, qui contiennent des substances dangereuses.

3° operationele voorzieningen voor het zich ontdoen van residuen, waaronder residuvijvers of -bekkens, die gevaarlijke stoffen bevatten.

Art. 4. § 1er. Sont désignés comme « service de coordination » pour l’application du présent accord de coopération :

Art. 4. § 1. Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord worden aangewezen als “coördinerende dienst” :

1° le service désigné par le Gouvernement flamand, pour les établissements situés en Région flamande;

1° de door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, voor de inrichtingen die in het Vlaamse Gewest gelegen zijn;

2° le service désigné par le Gouvernement wallon, pour les établissements situés en Région wallonne;

2° de door de Waalse Regering aangewezen dienst, voor de inrichtingen die in het Waalse Gewest gelegen zijn;

3° le service désigné par le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, pour les établissements situés en Région de Bruxelles-Capitale.

3° de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen dienst, voor de inrichtingen die in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn.

§ 2. Sont désignés comme « service d’évaluation » pour l’application du présent accord de coopération:

§ 2. Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord worden aangewezen als “beoordelingsdienst” :



54078




3° le service désigné par le Gouvernement de la Région BruxellesCapitale, pour les établissements situés en Région de BruxellesCapitale;

3° de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen dienst, voor de inrichtingen die in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn;

4° le service chargé du contrôle de la sécurité du travail du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale;

4° de met het toezicht op de arbeidsveiligheid belaste dienst van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;

5° pour les établissements relevant du champ d’application du règlement général sur les explosifs, de la législation en matière de stockage souterrain de gaz ou de la législation relative au transport de produits gazeux et autres au moyen de canalisations, le service compétent du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes Moyennes et Energie;

5° voor inrichtingen die vallen onder het toepassingsgebied van het algemeen reglement op de springstoffen, van de wetgeving inzake ondergrondse opslag van gas of van de wetgeving betreffende het vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen, de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;

6° le service désigné par le Service public fédéral Intérieur;

6° de door de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken aangewezen dienst;

7° la zone de secours compétente ou le service d’incendie compétent s’il n’est pas encore intégré dans une zone de secours.

7° de bevoegde hulpverleningszone of de bevoegde brandweerdienst als die nog niet geïntegreerd is in een hulpverleningszone.

§ 3. Sont désignés comme « service d’inspection » pour l’application du présent accord de coopération :

§ 3. Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord worden aangewezen als “inspectiedienst” :





3° le service désigné par le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, pour les établissements situés en Région Bruxelles-Capitale;

3° de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangewezen dienst, voor de inrichtingen die in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn;

4° le service chargé du contrôle de la sécurité du travail du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale;

4° de met het toezicht op de arbeidsveiligheid belaste dienst van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;

5° pour les établissements relevant du champ d’application du règlement général sur les explosifs, la législation en matière de stockage souterrain de gaz et la législation relative au transport de produits gazeux et autres au moyen de canalisations, le service compétent du Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes Moyennes et Energie.

5° voor inrichtingen die vallen onder het toepassingsgebied van het algemeen reglement op de springstoffen, de wetgeving inzake ondergrondse opslag van gas en de wetgeving betreffende het vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen, de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

§ 4. Les Ministres fédéraux et régionaux compétents pour les services visés aux paragraphes 1er à 3, désignent chacun en ce qui le concerne, les membres du personnel de ces services chargés en particulier des missions dévolues à ces services.

§ 4. De federale en gewestelijke Ministers die bevoegd zijn voor de diensten, bedoeld in paragrafen 1 tot 3, wijzen ieder voor zich, de personeelsleden van die diensten aan die in het bijzonder belast zijn met de aan deze diensten toegewezen opdrachten.

La désignation visée au 1er alinéa est publiée au Moniteur belge. Toute modification est communiquée de la même manière.

De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Iedere wijziging wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt.

§ 5. Les difficultés entre services compétents sont réglées à la demande de l’une ou de plusieurs parties concernées par le présent accord de coopération, par le Comité de concertation visé à l’article 31 de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles.

§ 5. Moeilijkheden die zouden rijzen tussen de bevoegde diensten worden, op vraag van één of meer bij dit samenwerkingsakkoord betrokken partijen, opgelost door het Overlegcomité, bedoeld in artikel 31 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

CHAPITRE 2. — Prévention des accidents majeurs

HOOFDSTUK 2. — Preventie van zware ongevallen

Art. 5. L’exploitant prend toutes les mesures qui s’imposent pour prévenir les accidents majeurs et pour en limiter les conséquences pour la santé humaine et l’environnement.

Art. 5. De exploitant neemt alle nodige maatregelen om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken.

L’exploitant est à tout moment en mesure de prouver aux services compétents, en particulier aux services d’inspection, qu’il a pris toutes les mesures nécessaires prévues par le présent accord de coopération.

De exploitant is te allen tijde in staat om aan de bevoegde diensten, in het bijzonder aan de inspectiediensten, aan te tonen dat hij alle in dit samenwerkingsakkoord aangegeven noodzakelijke maatregelen heeft genomen.

Art. 6. § 1er. L’exploitant établit une politique de prévention des accidents majeurs.

Art. 6. § 1. De exploitant stelt een preventiebeleid voor zware ongevallen vast.

La politique de prévention des accidents majeurs assure un niveau élevé de protection de la santé humaine et de l’environnement et est proportionnée aux dangers d’accidents majeurs.

Dit beleid staat borg voor een hoog beschermingsniveau van de menselijke gezondheid en het milieu en is evenredig met de gevaren van zware ongevallen.

§ 2. L’exploitant rédige un document décrivant cette politique.

§ 2. De exploitant stelt een document op waarin hij dit beleid beschrijft.

Il inclut les objectifs globaux et les principes d’action de l’exploitant, le rôle et la responsabilité de la direction, ainsi que l’engagement d’améliorer en permanence la maîtrise des dangers d’accidents majeurs et d’assurer un niveau de protection élevé.

Het bevat de algemene doelen van en beginselen voor het handelen van de exploitant, alsook de rol en de verantwoordelijkheid van het management, en de verbintenis de beheersing van gevaren van zware ongevallen continu te verbeteren en een hoog beschermingsniveau te waarborgen.

L’exploitant tient le document à la disposition des services d’inspection compétents.

De exploitant houdt het document ter beschikking van de bevoegde inspectiediensten.


54079

§ 3. Le paragraphe 2, alinéa 1er et 2, ne s’applique pas si avant l’entrée en vigueur du présent accord de coopération l’exploitant a rédigé un document définissant la politique de prévention des accidents majeurs en vertu de l’accord de coopération du 21 juin 1999 et si les informations contenues dans ce document sont conformes au paragraphe 2, alinéa 2, et demeurent inchangées.

§ 3. Paragraaf 2, eerste en tweede lid, is niet van toepassing indien de exploitant een document heeft opgesteld dat het preventiebeleid voor zware ongevallen beschrijft vóór de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord krachtens het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 en de informatie vervat in het document beantwoordt aan paragraaf 2, tweede lid, en ongewijzigd is gebleven.

§ 4. L’exploitant met en œuvre la politique de prévention des accidents majeurs par des moyens et des structures appropriés et par un système de gestion de la sécurité, conformément à l’annexe 2.

§ 4. De exploitant voert het preventiebeleid voor zware ongevallen uit, met passende middelen, structuren en een veiligheidsbeheersysteem, in overeenstemming met bijlage 2.

Le système de gestion de la sécurité repose sur une évaluation des risques et est proportionné aux dangers d’accidents majeurs, aux activités et à la complexité de l’organisation de l’établissement.

Het veiligheidsbeheersysteem is gebaseerd op de evaluatie van de risico’s en is evenredig met de gevaren van zware ongevallen, de activiteiten en de complexiteit van de organisatie van de inrichting.

§ 5. Sans préjudice de l’article 10, l’exploitant révise périodiquement et au moins tous les cinq ans, la politique de prévention des accidents majeurs.

§ 5. Onverminderd artikel 10, herziet de exploitant het preventiebeleid voor zware ongevallen periodiek en ten minste om de vijf jaar.

Si nécessaire, l’exploitant adapte la politique de prévention et met à jour le document visé au paragraphe 2, conformément à cette adaptation.

Indien nodig stuurt de exploitant het preventiebeleid bij en past het document, bedoeld in paragraaf 2, aan overeenkomstig deze bijsturing.

Art. 7. § 1er. L’exploitant introduit auprès du service de coordination compétent une notification contenant les informations suivantes :

Art. 7. § 1. De exploitant dient een kennisgeving in bij de bevoegde coördinerende dienst, die de volgende informatie bevat :

1° le nom de l’exploitant, l’adresse complète de l’établissement concerné et son numéro d’unité d’établissement dans la BanqueCarrefour des Entreprises;

1° de naam van de exploitant, het volledige adres van de inrichting in kwestie en haar vestigingseenheidsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen;

2° le siège social de l’exploitant, son adresse complète et le numéro d’entreprise dans la Banque-Carrefour des Entreprises;

2° de maatschappelijke zetel van de exploitant, het volledige adres ervan en het ondernemingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen;

3° le nom et la fonction du responsable de l’établissement, s’il s’agit d’une personne autre que celle visée au 1°;

3° de naam en de functie van de persoon die met de leiding van de inrichting belast is, als dat een andere is dan de persoon bedoeld in 1°;

4° des informations suffisantes pour permettre d’identifier les substances dangereuses et la catégorie de substances présentes ou susceptibles d’être présentes;

4° voldoende gegevens om de gevaarlijke stoffen en de categorie van de gevaarlijke stoffen te identificeren die aanwezig zijn of kunnen zijn;

5° la quantité et la forme physique de la ou des substance(s) dangereuse(s) concernée(s);

5° de hoeveelheid en de fysische vorm van de betrokken gevaarlijke stof of stoffen;

6° l’activité exercée ou prévue dans l’installation ou sur l’aire de stockage;

6° de activiteit die in de installatie of op de opslagplaats wordt uitgeoefend of is gepland;

7° le voisinage immédiat de l’établissement et les facteurs susceptibles de causer un accident majeur ou d’aggraver ses conséquences, y compris, lorsqu’elles sont disponibles, les données concernant des établissements voisins et des sites non couverts par le présent accord de coopération, des zones et aménagements susceptibles d’être à l’origine, ou d’accroître le risque ou les conséquences d’un accident majeur et d’effets domino.

7° de onmiddellijke omgeving van de inrichting en de factoren die een zwaar ongeval kunnen veroorzaken of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken, met inbegrip van, in voorkomend geval, gegevens over naburige inrichtingen, alsook van bedrijven die buiten het toepassingsgebied van dit samenwerkingsakkoord vallen, gebieden en ontwikkelingen die de bron kunnen zijn van het risico op of de gevolgen van een zwaar ongeval en van domino-effecten zouden kunnen vergroten.

§ 2. L’exploitant introduit la notification ou sa mise à jour dans les délais suivants :

§ 2. De exploitant dient de kennisgeving of de actualisering ervan in binnen de volgende termijnen :

1° pour les nouveaux établissements : au plus tard quatre mois avant la mise en exploitation de l’établissement ou avant la modification visée à l’article 2, 5°, b) ou c);

1° voor nieuwe inrichtingen : uiterlijk vier maanden vóór de inbedrijfstelling van de inrichting of vóór de wijziging bedoeld in artikel 2, 5°, b) of c);

2° pour les d’établissements existants : au plus tard trois mois après la date de l’entrée en vigueur du présent accord de coopération;

2° voor bestaande inrichtingen : uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord;

3° pour les autres établissements : au plus tard trois mois après la date à laquelle l’établissement répond à l’article 2, 7°.

3° voor andere inrichtingen : uiterlijk drie maanden na de datum waarop de inrichting beantwoordt aan artikel 2, 7°.

§ 3. Les paragraphes 1er et 2 ne s’appliquent pas si avant l’entrée en vigueur du présent accord de coopération l’exploitant a introduit une notification auprès du service de coordination en vertu de l’accord de coopération du 21 juin 1999 et si les informations contenues dans cette notification sont conformes au paragraphe 1er et demeurent inchangées.

§ 3. Paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de exploitant een kennisgeving heeft ingediend bij de coördinerende dienst vóór de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord krachtens het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 en de informatie vervat in deze kennisgeving beantwoordt aan paragraaf 1 en ongewijzigd is gebleven.

§ 4. L’exploitant introduit la notification et ses mises à jour sous format papier en huit exemplaires ou sous format électronique.

§ 4. De exploitant dient de kennisgeving en de actualiseringen ervan in op papier in acht exemplaren of in elektronisch formaat.

Le gouvernement régional compétent peut fixer le modèle ainsi que le format et les modalités d’introduction de la notification.

De bevoegde gewestregering kan het model, het formaat en de indieningsmodaliteiten van de kennisgeving bepalen.

§ 5. Dès qu’il en a connaissance, l’exploitant informe immédiatement le service de coordination :

§ 5. Zodra hij er kennis van heeft, brengt de exploitant de coördinerende dienst onmiddellijk op de hoogte van :

1° des changements dans les informations visées au paragraphe 1er, 1° à 3°;

1° veranderingen aan de informatie bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 3°;

2° de la fermeture définitive ou de la mise hors service de l’établissement.

2° de definitieve sluiting of de buitengebruikstelling van de inrichting.

54080


Art. 8. § 1er. L’exploitant d’un établissement seuil haut introduit auprès du service de coordination un rapport de sécurité aux fins suivantes :

Art. 8. § 1. De exploitant van een hogedrempelinrichting dient bij de coördinerende dienst een veiligheidsrapport in om :

1° démontrer qu’une politique de prévention des accidents majeurs et un système de gestion de la sécurité, pour son application, sont mis en œuvre conformément aux éléments figurant à l’annexe 2;

1° aan te tonen dat er een preventiebeleid voor zware ongevallen en een veiligheidsbeheerssysteem voor het uitvoeren daarvan zijn ingevoerd overeenkomstig de in bijlage 2 genoemde punten;

2° démontrer que les dangers d’accidents majeurs et les scénarios d’accidents majeurs possibles ont été identifiés et que les mesures nécessaires pour prévenir de tels accidents et pour en limiter les conséquences pour la santé humaine et l’environnement ont été prises;

2° aan te tonen dat de gevaren van zware ongevallen en scenario’s voor mogelijke zware ongevallen geïdentificeerd zijn en dat de nodige maatregelen zijn getroffen om dergelijke ongevallen te voorkomen en de gevolgen ervan voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken;

3° démontrer que la conception, la construction, l’exploitation et l’entretien de toute installation, aire de stockage, équipement et infrastructure liés au fonctionnement de l’établissement, ayant un rapport avec les dangers d’accidents majeurs au sein de l’établissement, présentent une sécurité et une fiabilité suffisantes;

3° aan te tonen dat het ontwerp, de constructie, de exploitatie en het onderhoud van alle met de werking van de inrichting samenhangende installaties, opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die verband houden met de gevaren van een zwaar ongeval binnen de inrichting, voldoende veilig en betrouwbaar zijn;

4° démontrer que le plan d’urgence interne visé à l’article 11 a été établi et fournir les éléments permettant l’élaboration du plan d’urgence externe visé à l’article 13;

4° aan te tonen dat er een intern noodplan bedoeld in artikel 11 werd opgesteld en de nodige gegevens te verstrekken voor de opstelling van het extern noodplan bedoeld in artikel 13;

5° assurer une information suffisante au service de coordination, pour lui permettre de donner des avis sur l’implantation de nouvelles activités ou de nouveaux aménagements autour des établissements.

5° te waarborgen dat voldoende gegevens aan de coördinerende dienst worden verschaft, zodat hij adviezen kan geven over de vestiging van nieuwe activiteiten of over nieuwe ontwikkelingen rond inrichtingen.

§ 2. Le rapport de sécurité contient au moins les données et informations énumérées à l’annexe 3.

§ 2. In het veiligheidsrapport worden ten minste de in bijlage 3 vermelde gegevens en inlichtingen opgenomen.

Le rapport indique également le nom des organisations pertinentes ayant participé à l’établissement du rapport.

Het rapport vermeldt tevens de relevante organisaties die betrokken zijn bij de opstelling van het rapport.

§ 3. L’exploitant introduit le rapport de sécurité ou sa mise à jour dans les délais suivants:

§ 3. De exploitant dient het veiligheidsrapport of de actualisering ervan in binnen de volgende termijnen :

1° pour les établissements nouveaux : au plus tard trois mois avant la mise en exploitation de l’établissement ou avant la modification visée à l’article 2, 5°, b) ou c);

1° voor nieuwe inrichtingen : uiterlijk drie maanden vóór de inbedrijfstelling van de inrichting of vóór de wijziging bedoeld in artikel 2, 5°, b) of c);

2° pour les établissements existants: au plus tard le 1er juin 2016;

2° voor bestaande inrichtingen : uiterlijk op 1 juni 2016;

3° pour les autres établissements : dans un délai de deux ans à compter de la date à laquelle l’établissement devient un établissement seuil haut;

3° voor andere inrichtingen : binnen een termijn van twee jaar gerekend vanaf de datum waarop de inrichting een hogedrempelinrichting is geworden;

4° sans délai après les révisions visées au paragraphe 6.

4° onverwijld na de herzieningen bedoeld in paragraaf 6.

er

§ 4. Les paragraphes 1 à 3 ne s’appliquent pas si avant l’entrée en vigueur du présent accord de coopération l’exploitant a introduit un rapport de sécurité auprès du service de coordination en vertu de l’accord de coopération du 21 juin 1999 et si les informations contenues dans ce rapport de sécurité sont conformes aux paragraphes 1er et 2 et demeurent inchangées.

§ 4. Paragrafen 1 tot 3 zijn niet van toepassing indien de exploitant al een veiligheidsrapport bij de coördinerende dienst heeft ingediend vóór de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord krachtens het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 en de informatie vervat in dit veiligheidsrapport beantwoordt aan de paragrafen 1 en 2 en ongewijzigd is gebleven.

§ 5. L’exploitant introduit le rapport de sécurité et ses mises à jour sous format papier en huit exemplaires ou sous format électronique.

§ 5. De exploitant dient het veiligheidsrapport en de actualiseringen ervan in op papier in acht exemplaren of in elektronisch formaat.

Le gouvernement régional compétent peut fixer le modèle ainsi que le format et les modalités d’introduction du rapport de sécurité.

De bevoegde gewestregering kan het model, het formaat en de indieningsmodaliteiten van het veiligheidsrapport bepalen.

§ 6. Sans préjudice de l’article 10, l’exploitant révise le rapport de sécurité et, si nécessaire, le met à jour:

§ 6. Onverminderd artikel 10, herziet de exploitant het veiligheidsrapport en werkt het indien nodig bij :

1° périodiquement et au moins tous les cinq ans;

1° periodiek en ten minste om de vijf jaar;

2° à la suite d’un accident majeur dans l’établissement;

2° na een zwaar ongeval in de inrichting;

3° à n’importe quel autre moment, à son initiative ou à la demande du service de coordination, lorsque des faits nouveaux le justifient ou pour tenir compte de nouvelles connaissances techniques relatives à la sécurité, découlant, par exemple, de l’analyse des accidents ou, dans la mesure du possible, des quasi-accidents, ainsi que de l’évolution des connaissances en matière d’évaluation des dangers.

3° op enig ander tijdstip, op eigen initiatief of op verzoek van de coördinerende dienst, als nieuwe feiten het rechtvaardigen of om rekening te houden met nieuwe technische kennis aangaande veiligheid die bijvoorbeeld verkregen is na analyse van ongevallen of, voor zover mogelijk, van bijna-ongevallen, of met ontwikkelingen in de kennis inzake de evaluatie van gevaren.

Art. 9. § 1er. En s’appuyant sur les informations reçues des exploitants, conformément aux articles 7 et 8 et, le cas échéant, d’informations fournies par le service de coordination d’autres régions, ou encore par un service d’inspection, le service de coordination identifie tous les établissements, seuil bas ou haut, ou groupes d’établissements dans lesquels le risque ou les conséquences d’un accident majeur peuvent être accrus du fait de la situation géographique, de la proximité de ces établissements et de la présence de substances dangereuses

Art. 9. § 1. De coördinerende dienst bepaalt aan de hand van de door de exploitant overeenkomstig de artikelen 7 en 8 verstrekte informatie en, in voorkomend geval, de informatie verstrekt door de coördinerende diensten van de andere gewesten of door een inspectiedienst, voor welke lagedrempel- en hogedrempelinrichtingen of groepen inrichtingen het risico op of de gevolgen van een zwaar ongeval groter kunnen zijn ten gevolge van de geografische situatie, de nabijheid van die inrichtingen en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen.

§ 2. Lorsque le service de coordination dispose d’informations complémentaires à celles fournies par l’exploitant conformément à l’article 7, § 1er, 7°, il met ces informations à la disposition de cet exploitant, en cas de nécessité pour l’application du présent article.

§ 2. Als de coördinerende dienst over bijkomende informatie beschikt naast de overeenkomstig artikel 7, § 1, 7°, door de exploitant verstrekte informatie, stelt hij deze informatie ter beschikking van die exploitant, als dit nodig is voor de toepassing van dit artikel.


54081

§ 3. Les exploitants des établissements identifiés conformément au paragraphe 1er échangent des informations adéquates pour permettre à chacun de prendre en compte la nature et l’étendue du danger global d’accident majeur dans leur politique de prévention des accidents majeurs, leur système de gestion de la sécurité, leur notification, leur rapport de sécurité et leur plan d’urgence interne.

§ 3. De exploitanten van de overeenkomstig paragraaf 1 aangewezen inrichtingen wisselen toereikende informatie uit om elkeen in staat te stellen rekening te houden met de aard en de omvang van het totale gevaar van een zwaar ongeval in hun preventiebeleid voor zware ongevallen, hun veiligheidsbeheersysteem, hun kennisgeving, hun veiligheidsrapport en hun intern noodplan.

Art. 10. Avant de procéder à une modification d’une installation, d’un procédé ou de la nature, de la forme physique ou de la quantité de substances dangereuses, pouvant avoir des conséquences importantes sur le plan des dangers d’accidents majeurs, l’exploitant révise et, si nécessaire, met à jour la politique de prévention des accidents majeurs, le système de gestion de la sécurité, la notification et le rapport de sécurité.

Art. 10. Alvorens over te gaan tot een wijziging van de installaties, van de processen of van de aard, de fysische vorm of de hoeveelheid gevaarlijke stoffen, die voor de gevaren van zware ongevallen belangrijke gevolgen kan hebben, herziet de exploitant het preventiebeleid voor zware ongevallen, het veiligheidsbeheersysteem, de kennisgeving en het veiligheidsrapport opnieuw en werkt ze indien nodig bij.

L’exploitant introduit la mise à jour de la notification et du rapport de sécurité auprès du service de coordination avant la modification.

De exploitant dient de bijwerking van de kennisgeving en het veiligheidsrapport in bij de coördinerende dienst voorafgaand aan de wijziging.

Par dérogation à l’alinéa 2, si l’établissement seuil bas devient un établissement seuil haut, ou vice versa, à cause de la modification, les délais visés aux articles 7 et 8 pour les nouveaux établissements sont d’application.

Als door de wijziging de lagedrempelinrichting een hogedrempelinrichting wordt, of omgekeerd, gelden in afwijking van het tweede lid de indieningstermijnen voor nieuwe inrichtingen, bedoeld in de artikelen 7 en 8.

CHAPITRE 3. — Plans d’urgence

HOOFDSTUK 3. — Noodplannen

er

Art. 11. § 1 . L’exploitant élabore un plan d’urgence interne dans le but de :

Art. 11. § 1. De exploitant stelt een intern noodplan op om :

1° contenir et maîtriser les incidents de façon à en minimiser les effets et à limiter les dommages causés à la santé humaine, à l’environnement et aux biens;

1° incidenten te bedwingen en te beheersen om de effecten ervan tot een minimum te herleiden en de schade voor de menselijke gezondheid, milieu en goederen te beperken;

2° mettre en œuvre les mesures à prendre à l’intérieur de l’établissement pour protéger la santé humaine et l’environnement contre les effets d’accidents majeurs;

2° de binnen de inrichting te nemen maatregelen voor de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu tegen de gevolgen van zware ongevallen uit te voeren;

3° communiquer les informations nécessaires aux services d’intervention et aux autorités concernés;

3° aan de betrokken interventiediensten en overheden de vereiste informatie te verstrekken;

4° prévoir la remise en état et le nettoyage de l’environnement après un accident majeur.

4° na een zwaar ongeval in herstel en schoonmaak van het milieu te voorzien.

Les plans d’urgence internes des établissements seuil haut contiennent les informations visées à l’annexe 4, 1°.

De interne noodplannen van de hogedrempelinrichtingen bevatten de in bijlage 4, 1°, bedoelde gegevens.

§ 2. L’exploitant élabore le plan d’urgence interne dans les délais suivants :

§ 2. De exploitant stelt het intern noodplan binnen de volgende termijnen op :

1° pour les nouveaux établissements : au plus tard trois mois avant la mise en exploitation de l’établissement ou avant la modification visée à l’article 2, 5°, b) ou c);

1° voor nieuwe inrichtingen : uiterlijk drie maanden vóór de inbedrijfstelling van de inrichting of vóór de wijziging bedoeld in artikel 2, 5°, b) of c);

2° pour les établissements existants : au plus tard le 1er juin 2016;

2° voor bestaande inrichtingen : uiterlijk op 1 juni 2016;

3° pour les autres établissements : dans un délai d’un an à compter de la date à laquelle l’établissement répond à l’article 2, 7°.

3° voor andere inrichtingen : binnen een termijn van één jaar, gerekend vanaf de datum waarop de inrichting beantwoordt aan artikel 2, 7°.

§ 3. Sans préjudice des compétences légales du Comité pour la Prévention et la Protection au travail en vertu de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail, l’exploitant consulte ce Comité lors de l’élaboration du plan d’urgence interne.

§ 3. Onverminderd de wettelijke bevoegdheden van het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, raadpleegt de exploitant dit Comité bij het opstellen van het intern noodplan.

A défaut d’un comité, l’exploitant consulte la délégation syndicale et à défaut de délégation syndicale, les travailleurs eux-mêmes, conformément aux dispositions de l’article 53 de la loi visée à l’alinéa 1er.

Bij ontstentenis van een comité, raadpleegt de exploitant de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging de werknemers zelf, overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet, bedoeld in het eerste lid.

L’exploitant consulte également le personnel sous-traitant concerné travaillant à long terme sur le site lors de l’élaboration du plan d’urgence interne.

De exploitant raadpleegt tevens het betrokken personeel van onderaannemers met langlopende contracten bij het opstellen van het intern noodplan.

§ 4. Les paragraphes 1er à 3 ne s’appliquent pas si l’exploitant a déjà élaboré un plan d’urgence interne en vertu de l’accord de coopération du 21 juin 1999 et que les informations contenues dans ce plan sont conformes au paragraphe 1er et demeurent inchangées.

§ 4. Paragrafen 1 tot 3 zijn niet van toepassing indien de exploitant een intern noodplan heeft opgesteld krachtens het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 en de informatie vervat in dat plan beantwoordt aan paragraaf 1 en ongewijzigd is gebleven.

Art. 12. En vue de déterminer la zone de planification d’urgence, le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions détermine, après avoir demandé l’avis des gouvernements régionaux, les valeurs limites, types d’accidents, conditions atmosphériques et scénarios à prendre en considération par l’exploitant pour délimiter, dans le rapport de sécurité, les zones susceptibles d’être affectées par un accident majeur, conformément à l’annexe 3, 2, d).

Art. 12. Met het oog op het vaststellen van de noodplanningszone, bepaalt de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, na het advies van de gewestregeringen te hebben gevraagd, met welke grenswaarden, ongevallentypes, weersomstandigheden en scenario’s de exploitant moet rekening houden bij het afbakenen, in het veiligheidsrapport, van de zones die door een zwaar ongeval zouden kunnen worden getroffen, overeenkomstig bijlage 3, 2, d).

Art. 13. § 1er. Dans un délai de deux ans à compter de la transmission du rapport de sécurité prévue à l’article 27, le gouverneur rédige pour chaque établissement seuil haut présent sur son territoire un plan d’urgence externe pour ce qui est des mesures à prendre à l’extérieur de l’établissement.

Art. 13. § 1. Binnen een termijn van twee jaar, te tellen vanaf het doorsturen van het veiligheidsrapport, zoals bepaald in artikel 27, stelt de gouverneur voor elke hogedrempelinrichting op zijn grondgebied een extern noodplan op voor de buiten de inrichting te nemen maatregelen.

54082


Lorsque la zone de planification d’urgence s’étend sur le territoire d’autres gouverneurs, les gouverneurs concernés collaborent à l’élaboration du plan d’urgence externe, le cas échéant, conformément aux instructions du Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions.

Wanneer de noodplanningszone zich uitstrekt tot op het grondgebied van andere gouverneurs, werken de betrokken gouverneurs samen bij het opstellen van het extern noodplan, in voorkomend geval, overeenkomstig de instructies van de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.

§ 2. Par dérogation au paragraphe 1er, alinéa 1er, le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions peut, par décision motivée et à la lumière des données reprises dans le rapport de sécurité, dispenser le gouverneur de l’obligation de rédaction d’un plan d’urgence externe pour un établissement déterminé.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken met een gemotiveerde beslissing, in het licht van de gegevens die zijn vervat in het veiligheidsrapport, de gouverneur vrijstelling verlenen van de verplichting tot het opstellen van een extern noodplan.

Lorsque l’établissement concerné est proche du territoire d’un autre Etat membre, le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions informe l’autorité compétente de l’Etat concerné de sa décision motivée.

Als de betrokken inrichting zich dicht bij het grondgebied van een andere lidstaat bevindt, brengt de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken de bevoegde overheid van de betrokken Staat op de hoogte van zijn gemotiveerde beslissing.

§ 3. Les plans d’urgence externes sont établis en vue des objectifs suivants :

§ 3. De externe noodplannen worden opgesteld om :

1° contenir et maîtriser les incidents de façon à en minimiser les effets et à limiter les dommages causés à la santé humaine, à l’environnement et aux biens;

1° incidenten te bedwingen en te beheersen, de effecten ervan tot een minimum te herleiden en de schade voor de menselijke gezondheid, het milieu en goederen te beperken;

2° mettre en œuvre les mesures nécessaires pour protéger la santé humaine et l’environnement contre les effets d’accidents majeurs;

2° maatregelen ten uitvoer te leggen voor de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu tegen de gevolgen van zware ongevallen;

3° communiquer les informations nécessaires au public et aux services et autorités concernés;

3° aan het publiek en aan de betrokken diensten en overheden relevante informatie te verstrekken;

4° prévoir la remise en état et le nettoyage de l’environnement après un accident majeur.

4° na een zwaar ongeval in herstel en schoonmaak van het milieu te voorzien.

Les plans d’urgence externes contiennent les informations visées à l’annexe 4, 2°, et sont élaborés conformément aux instructions du Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions et, pour ce qui est de l’alinéa 1er, 4°, conformément aux instructions du gouvernement régional compétent.

De externe noodplannen bevatten de informatie bedoeld in bijlage 4, 2°, en worden opgesteld overeenkomstig de onderrichtingen van de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en, wat het in het eerste lid, 4°, vermelde betreft, overeenkomstig de onderrichtingen verstrekt door de bevoegde gewestregering.

§ 4. Le gouverneur veille à ce que le public susceptible d’être touché par un accident majeur puisse donner son avis en temps utile lors de l’élaboration ou de la modification substantielle des plans d’urgence externes, conformément aux instructions du Ministre qui a l’Intérieur dans ses attributions.

§ 4. De gouverneur zorgt ervoor dat het publiek dat kan worden getroffen door een zwaar ongeval in een vroeg stadium zijn advies kan geven bij de opstelling of de substantiële wijziging van de extern noodplannen, overeenkomstig de onderrichtingen van de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.

§ 5. Si la zone de planification d’urgence s’étend hors des frontières du Royaume, le gouverneur transmet les données nécessaires à l’autorité compétente de l’Etat concerné et veille à ce que le plan d’urgence externe soit mis en concordance avec le plan d’urgence de cet Etat.

§ 5. Als de noodplanningszone zich uitstrekt tot buiten de grenzen van het Rijk, deelt de gouverneur de noodzakelijke gegevens mee aan de bevoegde overheid van de betrokken Staat en zorgt hij ervoor dat het extern noodplan in overeenstemming gebracht wordt met het noodplan van deze Staat.

Dans la mesure du possible, un plan d’urgence commun est établi, conformément à l’article 8, alinéa 3, de la Convention sur les effets transfrontières des accidents industriels, faite à Helsinki le 17 mars 1992.

Zo mogelijk wordt een gemeenschappelijk noodplan opgesteld als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, opgemaakt te Helsinki op 17 maart 1992.

§ 6. Le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions veille à ce qu’il soit tenu compte dans les plans d’urgence externes de la nécessité de faciliter une coopération accrue entre les Etats membres en matière de secours relevant de la sécurité civile en cas de situation d’urgence majeure.

§ 6. De federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken waakt erover dat er in de externe noodplannen rekening wordt gehouden met de noodzaak om versterkte samenwerking te vergemakkelijken tussen de lidstaten in het kader van civiele veiligheid bij ernstige noodsituaties.

Art. 14. L’exploitant révise, teste et, si nécessaire, met à jour le plan d’urgence interne à des intervalles appropriés qui n’excèdent pas trois ans, et dans le cas d’un établissement seuil haut, en veillant toujours à la mise en concordance avec le plan d’urgence externe.

Art. 14. De exploitant herziet, test en werkt, indien nodig, het intern noodplan bij met passende tussenpozen van niet meer dan drie jaar, en waakt in het geval van een hogedrempelinrichting daarbij steeds over de samenhang met het extern noodplan.

Le gouverneur révise, teste et, si nécessaire, met à jour les plans d’urgence externes à des intervalles appropriés qui n’excèdent pas trois ans.

De gouverneur herziet, test en werkt, indien nodig, de externe noodplannen bij met passende tussenpozen van niet meer dan drie jaar.

Ces révisions tiennent compte des modifications intervenues dans les établissements concernés ou à l’intérieur des services ou autorités concernés, ainsi que des nouvelles connaissances techniques et des connaissances relatives aux mesures à prendre en cas d’accidents majeurs.

Deze herzieningen houden rekening met veranderingen die zich in de betrokken inrichtingen of bij de betrokken diensten of overheden hebben voorgedaan, met nieuwe technische kennis en met inzichten omtrent de maatregelen die moeten worden genomen bij zware ongevallen.

Art. 15. § 1er. L’exploitant d’un établissement seuil haut collabore avec le gouverneur :

Art. 15. § 1. De exploitant van een hogedrempelinrichting werkt samen met de gouverneur :

1° lors de l’élaboration du plan d’urgence externe;

1° bij de opstelling van het extern noodplan;

2° lors des exercices et des mises à jour du plan d’urgence externe;

2° bij oefeningen en actualiseringen van het extern noodplan;

3° lorsque le plan d’urgence externe est déclenché.

3° als het extern noodplan wordt afgekondigd.

Le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions fixe les modalités de cette collaboration après avoir demandé l’avis des gouvernements régionaux.

De federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken bepaalt de modaliteiten van deze samenwerking na het advies van de gewestregeringen te hebben gevraagd.

§ 2. L’exploitant d’un établissement seuil haut fournit au gouverneur, à la demande de ce dernier et en complément du rapport de sécurité, toute information nécessaire à l’élaboration du plan d’urgence externe.

§ 2. De exploitant van een hogedrempelinrichting bezorgt aan de gouverneur, op diens vraag en in aanvulling op het veiligheidsrapport, alle voor de opstelling van het extern noodplan noodzakelijke gegevens.


54083

Le gouverneur fixe le délai laissé à l’exploitant pour transmettre les informations demandées.

De gouverneur stelt de termijn vast waarbinnen de exploitant de gevraagde gegevens bezorgt.

CHAPITRE 4. — Intervention lors et après un accident majeur

HOOFDSTUK 4. — Optreden bij en na een zwaar ongeval

Art. 16. § 1er. L’exploitant met en œuvre sans délai le plan d’urgence interne :

Art. 16. § 1. De exploitant voert onverwijld het intern noodplan uit, wanneer er :

1° lors d’un accident majeur;

1° zich een zwaar ongeval voordoet;

2° lors d’un événement non maîtrisé dont on peut raisonnablement attendre, en raison de sa nature, qu’il conduise à un accident majeur.

2° zich een onbeheerste gebeurtenis van zodanige aard voordoet dat redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij tot een zwaar ongeval leidt.

§ 2. Si l’accident majeur ou l’événement non maîtrisé exige une action coordonnée des services de secours et d’intervention, le gouverneur déclenche et exécute le plan d’urgence externe conformément à la législation sur la sécurité civile et aux instructions en la matière du Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions.

§ 2. Als het zware ongeval of de onbeheerste gebeurtenis een gecoördineerde actie van de hulpen interventiediensten vergt, kondigt de gouverneur het extern noodplan af en stelt het in werking overeenkomstig de wetgeving betreffende de civiele veiligheid en de ter zake geldende onderrichtingen van de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.

Art. 17. § 1er. Dans les conditions visées à l’article 16, § 1er, 1° ou 2°, l’exploitant prévient immédiatement le centre 112 et le Centre gouvernemental de Coordination et de Crise.

Art. 17. § 1. In de in artikel 16, § 1, 1° of 2° bedoelde omstandigheden, verwittigt de exploitant onmiddellijk het 112-centrum en het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering.

L’opérateur du centre 112 avertit les autorités et les services de secours et d’intervention qui participent au plan d’urgence externe concerné, selon la procédure prévue dans ce plan.

De operator van het 112-centrum verwittigt de overheden en de hulpen interventiediensten die meewerken aan het betrokken extern noodplan, volgens de procedure zoals bepaald in dat plan.

§ 2. Le Centre gouvernemental de Coordination et de Crise avertit au minimum :

§ 2. Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering verwittigt minstens :

1° le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions;

1° de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken;

2° le Ministre fédéral qui a la Sécurité du Travail dans ses attributions;

2° de federale Minister bevoegd voor Arbeidsveiligheid;

3° le Ministre fédéral qui a l’Economie dans ses attributions, dans le cas d’un établissement relevant du champ d’application du règlement général sur les explosifs, de la législation en matière de stockage souterrain de gaz ou de la législation relative au transport de produits gazeux et autres au moyen de canalisations;

3° de federale Minister bevoegd voor Economie, in het geval van een inrichting die onder het toepassingsgebied valt van het algemeen reglement op de springstoffen, van de wetgeving inzake ondergrondse opslag van gas of van de wetgeving betreffende het vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen;

4° de la région concernée, le Ministre régional qui a l’Environnement dans ses attributions;

4° van het betrokken gewest, de gewestelijke Minister bevoegd voor Leefmilieu;

5° le service de coordination compétent ;

5° de bevoegde coördinerende dienst;

6° les services d’inspection compétents.

6° de bevoegde inspectiediensten.

§ 3. Si l’accident majeur ou la menace d’un accident majeur a, ou pourrait avoir, des conséquences hors des frontières du Royaume, le Centre gouvernemental de Coordination et de Crise avertit sans délai l’autorité compétente de l’Etat concerné.

§ 3. Als het zwaar ongeval of de onmiddellijke dreiging daarvan gevolgen buiten de grenzen van het Rijk heeft of zou kunnen hebben, brengt het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering onverwijld de bevoegde overheid van de betrokken Staat op de hoogte.

Si l’accident majeur ou la menace d’un accident majeur a, ou pourrait avoir, des conséquences sur le territoire de plusieurs régions, le Centre gouvernemental de Coordination et de Crise avertit sans délai l’autorité compétente de chacune des régions concernées.

Als het zwaar ongeval of de onmiddellijke dreiging daarvan gevolgen heeft of zou kunnen hebben op het grondgebied van meer dan één gewest, brengt het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering onverwijld de bevoegde overheid van elk betrokken gewest op de hoogte.

Art. 18. § 1er. Dès que possible après un accident majeur, l’exploitant communique les informations suivantes au Centre gouvernemental de Coordination et de Crise et aux services d’inspection compétents :

Art. 18. § 1. De exploitant verstrekt zo spoedig mogelijk na een zwaar ongeval het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering en de bevoegde inspectiediensten de volgende inlichtingen :

1° les circonstances de l’accident;

1° de omstandigheden van het ongeval;

2° les substances dangereuses en cause;

2° de daarbij betrokken gevaarlijke stoffen;

3° les données disponibles pour évaluer les effets de l’accident sur la santé humaine, l’environnement et les biens;

3° de beschikbare gegevens aan de hand waarvan de gevolgen van het ongeval voor de menselijke gezondheid, het milieu en goederen kunnen worden geëvalueerd;

4° les mesures d’urgence prises.

4° de getroffen noodmaatregelen.

Après avoir enquêté sur l’accident, l’exploitant informe le Centre gouvernemental de Coordination et de Crise et les services d’inspection compétents également des mesures envisagées pour :

Na het ongeval te hebben onderzocht, stelt de exploitant het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering en de bevoegde inspectiediensten ook in kennis van de voorgenomen maatregelen om :

1° limiter les effets à moyen et à long terme de l’accident;

1° de gevolgen op middellange en lange termijn van het ongeval te beperken;

2° éviter que l’accident se reproduise.

2° herhaling van het ongeval te voorkomen.

L’exploitant met à jour les informations fournies si une enquête plus approfondie révèle des éléments nouveaux modifiant ces informations ou les conclusions qui en ont été tirées et transmet la mise à jour au Centre gouvernemental de Coordination et de Crise et aux services d’inspection compétents.

De exploitant werkt de verstrekte informatie bij, als uit nader onderzoek nieuwe gegevens naar voren komen die die informatie of de daaruit getrokken conclusies wijzigen en bezorgt de bijwerkte informatie aan het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering en de bevoegde inspectiediensten.

§ 2. L’équipe d’inspection compétente veille à ce que les inspecteurs, conformément aux articles 31 et 33:

§ 2. Het bevoegde inspectieteam zorgt ervoor dat de inspecteurs overeenkomstig artikelen 31 en 33 :

1° recueillent les informations nécessaires pour une analyse complète des aspects techniques, organisationnels et de gestion de l’accident;

1° de benodigde gegevens verzamelen voor een volledige analyse van de technische, organisatorische en beheersaspecten van het ongeval;

54084


2° entreprennent les démarches appropriées pour que l’exploitant prenne les actions correctives nécessaires;

2° passende stappen ondernemen om ervoor te zorgen dat de exploitant de noodzakelijke corrigerende acties neemt;

3° font des recommandations au sujet de futures mesures de prévention;

3° aanbevelingen doen voor toekomstige preventieve maatregelen;

4° veillent à ce que l’exploitant prenne toutes les mesures urgentes nécessaires ainsi que les mesures nécessaires à moyen et à long terme.

4° erop toe zien dat de exploitant alle nodige dringende maatregelen alsook de nodige maatregelen op middellange en lange termijn treft.

§ 3. Après un accident majeur, le gouverneur fournit aux personnes impliquées des informations sur l’accident qui est survenu et, le cas échéant, sur les mesures prises pour atténuer ses conséquences.

§ 3. Na een zwaar ongeval verschaft de gouverneur de betrokken personen informatie over het ongeval dat zich heeft voorgedaan en, in voorkomend geval, over de getroffen maatregelen om de gevolgen ervan te beperken.

Art. 19. § ler. L’équipe d’inspection compétente informe la Commission européenne des accidents majeurs survenus dans le Royaume et qui répondent aux critères de l’annexe 5.

Art. 19. § l. Het bevoegde inspectieteam brengt de Europese Commissie in kennis van zware ongevallen die zich in het Rijk hebben voorgedaan en die beantwoorden aan de criteria van bijlage 5.

L’équipe d’inspection fournit les précisions suivantes:

Het inspectieteam verstrekt daarbij de volgende gegevens :

1° l’Etat membre, le nom et l’adresse du service d’inspection chargé d’établir le rapport;

1° de lidstaat en naam en adres van de voor de opstelling van het rapport verantwoordelijke inspectiedienst;

2° la date, l’heure et le lieu de l’accident majeur, avec le nom complet de l’exploitant et l’adresse de l’établissement en cause;

2° datum, tijd en plaats van het zware ongeval, met de volledige naam van de exploitant en het adres van de inrichting in kwestie;

3° une brève description des circonstances de l’accident, avec indication des substances dangereuses en cause et des effets immédiats sur la santé humaine et l’environnement;

3° een beknopte beschrijving van de omstandigheden van het ongeval, met vermelding van de daarbij betrokken gevaarlijke stoffen en de onmiddellijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu;

4° une brève description des mesures d’urgence prises et des mesures immédiatement nécessaires pour éviter que l’accident se reproduise.

4° een beknopte beschrijving van de getroffen noodmaatregelen en van de onmiddellijk te treffen maatregelen om herhaling van het ongeval te voorkomen;

5° les résultats de leur analyse et leurs recommandations.

5° de resultaten van hun analyse en aanbevelingen.

§ 2. L’équipe d’inspection compétente fournit les informations visées au paragraphe 1er dès que possible et au plus tard dans un délai d’un an après l’accident, en utilisant la base de données de la Commission européenne.

§ 2. Het bevoegde inspectieteam verstrekt, zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een jaar na het ongeval, de in paragraaf 1 bedoelde informatie gebruikmakend van de databank van de Europese Commissie.

La communication de ces informations ne peut être différée que pour permettre la poursuite de procédures judiciaires jusqu’à leur aboutissement, dans le cas où cette communication risquerait d’en affecter le cours.

De mededeling van die gegevens kan slechts uitgesteld worden om de uitkomst van een gerechtelijke procedure af te wachten, als verstrekking van de gegevens die procedure kan beïnvloeden.

Pour les informations visées au paragraphe 1er, alinéa 2, 5°, lorsque seules des informations préliminaires peuvent être fournies dans le délai visé à l’alinéa 1er, l’équipe d’inspection met ces informations à jour une fois que les résultats d’une analyse plus approfondie ou que de nouvelles recommandations sont disponibles.

Voor de in paragraaf 1, tweede lid, 5° bedoelde informatie, wanneer enkel voorlopige informatie verstrekt kan worden binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, werkt het bevoegde inspectieteam deze informatie bij wanneer de resultaten van verdere analyses of aanbevelingen beschikbaar zijn.

§ 3. Le Centre gouvernemental de Coordination et de Crise communique à la Commission européenne le nom et l’adresse de tout service visé à l’article 4 qui pourrait disposer d’informations sur des accidents majeurs et qui serait en mesure de conseiller les autorités compétentes d’autres Etats membres tenues d’agir en cas de survenance d’un tel accident.

§ 3. Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering stelt de Europese Commissie in kennis van de naam en het adres van elke in artikel 4 bedoelde dienst die over informatie betreffende zware ongevallen zou kunnen beschikken en die aan de bevoegde overheden van andere lidstaten die bij een dergelijk ongeval moeten ingrijpen advies kan verlenen.

CHAPITRE 5. — Information du public

HOOFDSTUK 5. — Informatie voor het publiek

Art. 20. Les services suivants tiennent les informations visées à l’annexe 6 en permanence à la disposition du public, notamment électroniquement :

Art. 20. De volgende diensten houden de informatie bedoeld in bijlage 6 permanent beschikbaar voor het publiek, onder meer elektronisch :

1° le service de coordination : les points 1 à 4 et 7 de la partie 1 ainsi que le point 1 de la partie 2 de l’annexe 6;

1° de coördinerende dienst : de punten 1 tot 4 en 7 van deel 1 alsook het punt 1 van deel 2 van bijlage 6;

2° le service désigné par le Service public fédéral Intérieur : le point 5 de la partie 1 et les points 2 à 4 de la partie 2 de l’annexe 6;

2° de aangewezen dienst van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken : het punt 5 van deel 1 en de punten 2 tot 4 van deel 2 van bijlage 6;

3° le service d’inspection désigné du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale : le point 6 de la partie 1 de l’annexe 6;

3° de aangewezen inspectiedienst van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg : het punt 6 van deel 1 van bijlage 6.

Ces services mettent à jour, si nécessaire, ces informations, notamment lorsqu’ils sont informés d’une modification visée à l’article 10.

Deze diensten werken waar nodig de informatie bij, onder meer als deze diensten in kennis worden gesteld van een wijziging bedoeld in artikel 10.

Art. 21. § 1er. Pour les établissements seuil haut, le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions veille à ce que des informations claires et compréhensibles concernant les mesures de sécurité à prendre et la conduite à tenir en cas d’accident majeur soient fournies d’office régulièrement et selon la forme la plus appropriée, à toutes les personnes susceptibles d’être touchées par un accident majeur, ainsi qu’à tous les bâtiments et zones fréquentés par le public, y compris les écoles et les hôpitaux, et à tous les établissements voisins dans le cas des établissements couverts par l’article 9.

Art. 21. § 1. Voor de hogedrempelinrichtingen draagt de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken er zorg voor dat duidelijke en begrijpelijke informatie over de bij een zwaar ongeval te treffen veiligheidsmaatregelen en de in dat geval te volgen gedragslijn regelmatig en in de meest aangewezen vorm ambtshalve wordt verstrekt aan alle personen die kunnen worden getroffen door een zwaar ongeval, alsook aan alle door het publiek gebruikte gebouwen en gebieden, met inbegrip van scholen en ziekenhuizen, en aan alle naburige inrichtingen in geval van inrichtingen bedoeld in artikel 9.


54085

Lorsque les conséquences peuvent s’étendre hors des frontières du Royaume, le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions met ces informations à la disposition de l’autorité compétente de l’Etat pouvant être touché.

Wanneer de gevolgen zich kunnen uitstrekken buiten de grenzen van het Rijk, stelt de federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken deze informatie ter beschikking van de bevoegde overheid van de Staat die erdoor zou kunnen worden getroffen.

Les informations visées à l’alinéa 1er comprennent au moins les informations visées à l’annexe 6.

De informatie bedoeld in het eerste lid omvat ten minste de informatie bedoeld in bijlage 6.

§ 2. Le Ministre fédéral qui a l’Intérieur dans ses attributions veille à ce que l’information:

§ 2. De federale Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken draagt er zorg voor dat de informatie :

1° soit fournie au minimum tous les 5 ans;

1° ten minste om de 5 jaar wordt verstrekt;

2° soit régulièrement révisée et, si nécessaire, mise à jour au moins en cas de modifications au sens de l’article 10.

2° periodiek wordt herzien en, indien nodig, wordt bijgewerkt, in elk geval na wijzigingen in de zin van artikel 10.

Art. 22. Dans un but de transparence, les services compétents mettent les informations dont ils disposent en application du présent accord de coopération à la disposition de toute personne physique ou morale qui en fait la demande, conformément à la législation concernant l’accès du public à l’information en matière d’environnement.

Art. 22. Ter wille van de transparantie stellen de bevoegde diensten de informatie, die zij op grond van dit samenwerkingsakkoord in hun bezit hebben, ter beschikking van alle natuurlijke of rechtspersonen die daarom verzoeken, overeenkomstig de wetgeving inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie.

La mise à disposition de l’information peut être refusée ou limitée par les services compétents selon les conditions prévues par la législation applicable visée à l’alinéa 1er.

De openbaarmaking van de informatie kan door de bevoegde diensten worden geweigerd of beperkt onder de voorwaarden zoals voorzien in de in het eerste lid bedoelde toepasselijke wetgeving.

Art. 23. § 1er. Les rapports de sécurité, y compris l’inventaire des substances dangereuses, sont mis à la disposition du public, sur demande auprès du service de coordination.

Art. 23. § 1. De veiligheidsrapporten, met inbegrip van de inventaris van gevaarlijke stoffen, zijn bij de coördinerende dienst op verzoek ter beschikking van het publiek.

§ 2. Le service de coordination peut refuser la mise à disposition d’une partie de ces informations pour des motifs visés par la législation concernant l’accès du public à l’information en matière d’environnement.

§ 2. De coördinerende dienst kan de openbaarheid van een deel van de informatie weigeren om redenen zoals voorzien in de wetgeving inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie.

L’exploitant peut demander au service de coordination de ne pas divulguer certaines parties du rapport de sécurité, ou de l’inventaire des substances dangereuses pour les motifs prévus par la législation visée à l’alinéa 1er.

De exploitant kan de coördinerende dienst verzoeken om bepaalde delen van het veiligheidsrapport of de inventaris van gevaarlijke stoffen niet openbaar te maken om redenen zoals voorzien in de wetgeving zoals bedoeld in het eerste lid.

§ 3. En cas de refus de mise à disposition de certaines parties en application du paragraphe 2, l’exploitant fournit au service de coordination un rapport de sécurité ou un inventaire modifiés dont ces parties sont exclues.

§ 3. In het geval bepaalde delen niet openbaar worden gemaakt in toepassing van paragraaf 2, verstrekt de exploitant de coördinerende dienst een aangepast veiligheidsrapport of een aangepaste inventaris waaruit die delen zijn weggelaten.

Le rapport de sécurité modifié contient au minimum l’information générale concernant les dangers d’accident majeur et leurs effets potentiels sur la santé humaine et l’environnement.

Het aangepaste veiligheidsrapport bevatten ten minste algemene informatie over gevaren van zware ongevallen en hun mogelijke effecten op de menselijke gezondheid en het milieu.

Art. 24. Toute personne qui demande des informations en application des articles 22, alinéa 1er, ou 23, § 1er, dispose d’un recours contre la décision de refus ou l’absence de décision conformément à la législation concernant l’accès du public à l’information en matière d’environnement.

Art. 24. Iedereen die verzoekt om informatie in toepassing van de artikelen 22, eerste lid, of 23, § 1, kan beroep instellen tegen een weigering of bij een ontstentenis van een beslissing overeenkomstig de wetgeving inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie.

CHAPITRE 6. — Maîtrise de l’urbanisation et participation du public à la prise de décisions

HOOFDSTUK 6. — Ruimtelijke ordening en betrokkenheid van het publiek bij de besluitvorming

Art. 25. § 1er. Les Régions veillent à ce que les objectifs de prévention d’accidents majeurs et de limitation des conséquences de tels accidents pour la santé humaine et l’environnement soient pris en compte dans leur politique de maîtrise de l’urbanisation ou dans d’autres politiques pertinentes. Elles poursuivent ces objectifs par un contrôle:

Art. 25. §1. De Gewesten zorgen ervoor dat de ten doel gestelde preventie van zware ongevallen en beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen voor de menselijke gezondheid en het milieu in hun beleid inzake ruimtelijke ordening of in andere relevante beleidsdomeinen in aanmerking worden genomen. Zij streven die doelstellingen na door toezicht op :

1° de l’implantation des nouveaux établissements;

1° de vestiging van nieuwe inrichtingen;

2° des modifications des établissements visées à l’article 10;

2° de in artikel 10 bedoelde wijzigingen van inrichtingen;

3° des nouveaux aménagements réalisés autour d’établissements, notamment des voies de transport, des lieux fréquentés par le public et des zones d’habitation, lorsque le lieu d’implantation ou les aménagements sont susceptibles d’être à l’origine, ou d’accroître le risque ou les conséquences d’un accident majeur.

3° nieuwe ontwikkelingen rond inrichtingen zoals transportroutes, door het publiek bezochte plaatsen en woongebieden, wanneer de locatie van of de ontwikkelingen zelf de bron kunnen zijn van een zwaar ongeval of het risico ervan kunnen vergroten of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken.

§ 2. Les Régions veillent à ce que leur politique de maîtrise de l’urbanisation ou d’autres politiques pertinentes ainsi que les procédures de mise en œuvre de ces politiques tiennent compte de la nécessité, à long terme:

§ 2. De Gewesten zorgen ervoor dat er in hun beleid inzake ruimtelijke ordening of hun beleid op andere relevante domeinen alsmede in de procedures voor de uitvoering van die beleidsdomeinen rekening wordt gehouden met de noodzaak om op lange termijn :

1° de maintenir des distances de sécurité appropriées entre, d’une part, les établissements visés par le présent accord et, d’autre part, les zones d’habitation, les bâtiments et les zones fréquentés par le public, les zones de loisirs et, dans la mesure du possible, les principales voies de transport;

1° een voldoende veiligheidsafstand te laten bestaan tussen enerzijds de onder dit akkoord vallende inrichtingen en anderzijds woongebieden, door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, recreatiegebieden en, voor zover mogelijk, grote transportroutes;

2° de protéger les zones présentant un intérêt naturel particulier ou ayant un caractère particulièrement sensible, situées à proximité d’établissements, en prévoyant, le cas échéant, des distances de sécurité adéquates ou d’autres mesures appropriées;

2° waardevolle natuurgebieden en bijzonder kwetsbare gebieden in de nabijheid van inrichtingen te beschermen, indien nodig door een voldoende veiligheidsafstand te laten bestaan of door andere passende maatregelen;

3° dans le cas d’établissements existants et d’autres établissements, de prendre des mesures techniques supplémentaires conformément à l’article 5, de façon à ne pas accroître les risques pour la santé humaine et l’environnement.

3° voor bestaande en andere inrichtingen, aanvullende technische maatregelen te treffen overeenkomstig artikel 5, teneinde de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu niet te vergroten.

54086


§3. Les Régions introduisent des procédures de consultation appropriées pour faciliter la mise en œuvre des politiques arrêtées conformément au paragraphe 1. Les procédures sont conçues pour que, au moment de prendre les décisions, des informations suffisantes aient été fournies par les exploitants sur les risques liés à l’établissement, et que des conseils techniques sur ces risques soient disponibles, soit au cas par cas, soit sur la base de critères généraux.

§ 3. De Gewesten voeren passende adviesprocedures in om de tenuitvoerlegging van de overeenkomstig paragraaf 1 vastgestelde beleidsmaatregelen te vergemakkelijken. Deze procedures worden zodanig opgezet dat de exploitanten voldoende informatie verstrekken over de aan de inrichting verbonden risico’s en dat technisch advies inzake deze risico’s beschikbaar is, hetzij op basis van een studie van het specifieke geval, hetzij op basis van algemene criteria, op het tijdstip waarop de beslissingen worden genomen.

Les Régions veillent à ce que les exploitants des établissements seuil bas fournissent, à la demande de l’autorité compétente, des informations suffisantes sur les risques liés à l’établissement aux fins de maîtrise de l’urbanisation.

De Gewesten zorgen ervoor dat de exploitanten van lagedrempelinrichtingen, op verzoek van de bevoegde overheid, voor de doeleinden van de ruimtelijke ordening voldoende informatie verstrekken over de aan de inrichting verbonden risico’s.

Art. 26. § 1er. Les Régions prennent les dispositions pour donner au public concerné, en temps voulu, la possibilité de donner son avis sur des projets individuels spécifiques ayant trait aux questions suivantes:

Art. 26. § 1. De Gewesten treffen maatregelen zodat het betrokken publiek in een vroeg stadium de kans krijgt zijn mening te geven over specifieke individuele projecten met betrekking tot :

1° l’implantation de nouveaux établissements, conformément à l’article 25;

1° de vestiging van nieuwe inrichtingen overeenkomstig artikel 25;

2° des modifications significatives d’établissements au sens de l’article 10, lorsque les modifications envisagées sont soumises aux exigences prévues à l’article 25;

2° aanzienlijke wijzigingen van inrichtingen als bedoeld in artikel 10, indien op de voorgenomen wijzigingen de in artikel 25 vervatte verplichtingen van toepassing zijn;

3° de nouveaux aménagements réalisés autour d’établissements lorsque le lieu d’implantation ou les aménagements sont susceptibles d’accroître le risque ou les conséquences d’un accident majeur, conformément à l’article 25.

3° nieuwe ontwikkelingen rond inrichtingen wanneer de locatie ervan of de ontwikkelingen zelf het risico van een zwaar ongeval kunnen vergroten of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken, overeenkomstig artikel 25.

L’on entend par public concerné, les personnes touchées ou qui risquent d’être touchées par une décision sur toute question couverte par l’alinéa 1er, ou qui ont un intérêt à faire valoir à cet égard. Les organisations non gouvernementales qui œuvrent en faveur de la protection de l’environnement et qui remplissent les conditions pouvant être applicables selon la réglementation régionale sont réputées avoir un intérêt.

Met betrokken publiek wordt het publiek bedoeld dat wordt getroffen of waarschijnlijk zal worden getroffen door, of dat een belang heeft bij de besluitvorming inzake een van de aangelegenheden als bedoeld in het eerste lid. Niet-gouvernementele organisaties die zich inzetten voor de bescherming van het milieu en die aan de toepasselijke voorwaarden volgens de gewestelijke regelgeving voldoen, worden geacht belanghebbende te zijn.

Les Régions prennent également les dispositions nécessaires pour que des procédures de recours soient accessibles au public concerné dans les cas visés à l’alinéa 1er.

De Gewesten treffen eveneens maatregelen opdat het betrokken publiek in de gevallen bedoeld in het eerste lid toegang heeft tot beroepsprocedures.

§ 2. Lors de l’établissement de plans ou programmes généraux ayant trait aux questions visées au paragraphe 1er, alinéa 1er, 1° ou 3°, les Régions prennent les dispositions nécessaires pour donner au public, en temps voulu, des possibilités effectives de participer à leur préparation et à leur modification ou leur révision.

§ 2. Wanneer er algemene plannen of programma’s worden opgesteld met betrekking tot kwesties als bedoeld in paragraaf 1, 1° of 3°, treffen de Gewesten maatregelen zo dat het publiek in een vroeg stadium reële mogelijkheden krijgt deel te nemen aan de voorbereiding en wijziging of herziening hiervan.

Les Régions déterminent le public habilité à participer aux fins de l’alinéa 1er, y compris les organisations non gouvernementales compétentes qui remplissent toutes les conditions pertinentes prévues par la réglementation régionale, telles que celles œuvrant en faveur de la protection de l’environnement.

De Gewesten wijzen het publiek aan dat voor de toepassing van het eerste lid recht op inspraak heeft, waaronder betrokken nietgouvernementele organisaties die aan relevante voorschriften krachtens de gewestelijke regelgeving voldoen, zoals die welke zich inzetten voor milieubescherming.

CHAPITRE 7. — Transmission de données

HOOFDSTUK 7. — Gegevensdoorstroming

Art. 27. Immédiatement après réception d’une notification ou un rapport de sécurité, le service de coordination en transmet un exemplaire :

Art. 27. De coördinerende dienst bezorgt, onmiddellijk na ontvangst van een kennisgeving of een veiligheidsrapport, een exemplaar aan :

1° aux services d’évaluation compétents;

1° de bevoegde beoordelingsdiensten;

2° aux services d’inspection compétents;

2° de bevoegde inspectiediensten;

3° au gouverneur compétent;

3° de bevoegde gouverneur;

4° au bourgmestre compétent.

4° de bevoegde burgemeester.

Les données de ces documents peuvent être mises à disposition dans une banque de données accessible à tous les services concernés.

De gegevens in deze documenten kunnen ter beschikking gesteld worden in een databank die toegankelijk is voor alle betrokken diensten.

Art. 28. § 1er. Les services d’évaluation évaluent, chacun pour ce qui les concerne, les rapports de sécurité reçus et transmettent leurs remarques éventuelles au service de coordination :

Art. 28. § 1. De beoordelingsdiensten beoordelen, ieder wat hen betreft, de ontvangen veiligheidsrapporten en bezorgen de coördinerende dienst hun gebeurlijke opmerkingen :

1° dans le cas d’un nouvel établissement : dans les deux mois à dater du jour où ils ont reçu le rapport de sécurité ;

1° in het geval van een nieuwe inrichting : binnen een termijn van twee maanden nadat zij het veiligheidsrapport hebben ontvangen;

2° dans les autres cas : dans un délai d’au moins trois mois fixé par le service de coordination

2° in de andere gevallen : binnen de door de coördinerende dienst bepaalde termijn van ten minste drie maanden.

§ 2. Le service de coordination transmet à l’exploitant les conclusions relatives à l’évaluation du rapport de sécurité:

§ 2. De coördinerende dienst bezorgt de exploitant de conclusies van de beoordeling van het veiligheidsrapport :

1° dans le cas d’un nouvel établissement : au plus tard trois mois après la réception du rapport de sécurité par le service de coordination;

1° in het geval van een nieuwe inrichting : uiterlijk drie maanden nadat de coördinerende dienst het veiligheidsrapport heeft ontvangen;

2° dans les autres cas : dans un délai de neuf mois après la réception du rapport de sécurité par le service de coordination.

2° in de andere gevallen : binnen een termijn van negen maanden nadat de coördinerende dienst het veiligheidsrapport heeft ontvangen.


54087

Le cas échéant, le service de coordination indique les modifications ou compléments à apporter au rapport, dans un délai raisonnable qu’il détermine.

In voorkomend geval geeft de coördinerende dienst aan welke wijzigingen of aanvullingen moeten aangebracht worden binnen een redelijke termijn die hij bepaalt.

Le service de coordination transmet pour information les conclusions et les modifications et compléments demandés aux services visés à l’article 27.

De coördinerende dienst bezorgt de conclusies en de gevraagde wijzigingen en aanvullingen ter informatie aan de diensten bedoeld in artikel 27.

§ 3. L’exploitant communique le rapport de sécurité modifié en application du paragraphe 2, alinéa 3, au service de coordination qui se charge de sa distribution selon les modalités prévues à l’article 27.

§ 3. De exploitant bezorgt het in toepassing van paragraaf 2, derde lid, gewijzigde of aangevulde veiligheidsrapport aan de coördinerende dienst, die voor verspreiding zorgt op de wijze bepaald in artikel 27.

Le rapport de sécurité modifié ou complété est évalué conformément aux paragraphes 1er et 2.

Het gewijzigde of aangevulde veiligheidsrapport wordt beoordeeld overeenkomstig de paragrafen 1 en 2.

§ 4. Dans le cadre de l’évaluation d’un rapport de sécurité, le service de coordination réunit une commission d’évaluation :

§ 4. In het kader van de beoordeling van een veiligheidsrapport roept de coördinerende dienst een beoordelingscommissie samen :

1° s’il le juge opportun;

1° als hij dat nodig acht;

2° à la demande d’un service d’évaluation;

2° op vraag van een beoordelingsdienst;

3° si un service d’évaluation indique que, en ce qui le concerne, les mesures pour prévenir les accidents majeurs et pour en limiter les conséquences, sont nettement insuffisantes.

3° als een beoordelingsdienst aangeeft dat, wat hem betreft, de maatregelen om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken, duidelijk onvoldoende zijn.

La commission d’évaluation est constituée des services d’évaluation concernés. Le service de coordination peut également inviter, si nécessaire, les services d’inspection compétents.

De beoordelingscommissie is samengesteld uit de betrokken beoordelingsdiensten. De coördinerende dienst kan, indien nodig, ook de bevoegde inspectiediensten uitnodigen.

La présidence et le secrétariat de la commission d’évaluation sont assurés par le service de coordination.

Het voorzitterschap en het secretariaat van de beoordelingscommissie worden waargenomen door de coördinerende dienst.

La commission d’évaluation examine les remarques reçues et dépose des conclusions communes.

De beoordelingscommissie onderzoekt de ontvangen opmerkingen en stelt gemeenschappelijke conclusies vast.

L’exploitant est entendu à sa demande.

De exploitant wordt op zijn vraag gehoord.

§ 5. Le cas échéant et conformément à l’article 34, le service de coordination transmet à l’autorité compétente pour délivrer le permis la demande motivée de la commission d’évaluation ou d’un service d’évaluation, d’interdire la mise en exploitation ou la poursuite de l’exploitation de tout ou d’une partie de l’établissement concerné, et ce dans les délais visés au paragraphe 2, alinéa 1er.

§ 5. Binnen de termijnen vermeld in paragraaf 2, eerste lid, bezorgt de coördinerende dienst in voorkomend geval en overeenkomstig artikel 34, de bevoegde vergunningverlenende overheid het gemotiveerd verzoek van de beoordelingscommissie of van een beoordelingsdienst om de inbedrijfstelling of de voortzetting van de exploitatie van de betrokken inrichting of een deel ervan te verbieden.

§ 6. Les services d’évaluation se concertent régulièrement en vue d’une application aussi uniforme que possible du présent accord de coopération.

§ 6. De beoordelingsdiensten plegen op regelmatige basis overleg met het oog op een zo eenvormig mogelijke toepassing van dit samenwerkingsakkoord.

Art. 29. Si les conséquences d’un accident majeur survenu dans un établissement seuil haut peuvent s’étendre hors des frontières du Royaume, le service de coordination transmet un exemplaire du rapport de sécurité à l’autorité compétente de l’Etat concerné si celui-ci est partie à la Convention sur les effets transfrontières des accidents industriels, faite à Helsinki le 17 mars 1992 et ce, en vue de l’application de la procédure prévue à l’ Annexe III de cette Convention, à moins que cette procédure n’ait déjà été appliquée dans le cadre de l’attribution du permis d’exploitation.

Art. 29. Als de gevolgen van een zwaar ongeval in een hogedrempelinrichting zich kunnen uitstrekken tot buiten de grenzen van het Rijk, bezorgt de coördinerende dienst een exemplaar van het veiligheidsrapport aan de bevoegde overheid van de betrokken Staat indien deze laatste partij is bij het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, opgemaakt te Helsinki op 17 maart 1992 en zulks met het oog op de toepassing van de procedure als bedoeld in Bijlage III van dat Verdrag, tenzij die procedure al werd toegepast in het kader van de vergunningverlening.

Si les conséquences peuvent s’étendre en dehors de la Région où l’établissement est situé, le service de coordination transmet un exemplaire du rapport de sécurité au service de coordination de la Région ou des Régions qui peuvent être atteintes.

Als de gevolgen zich kunnen uitstrekken tot buiten het grondgebied van het Gewest waar de inrichting is gelegen, bezorgt de coördinerende dienst een exemplaar van het veiligheidsrapport aan de coördinerende dienst van het Gewest of van de Gewesten die kunnen worden getroffen.

Art. 30. Le Centre gouvernemental de Coordination et de Crise fait fonction d’organe de liaison pour la notification d’accidents industriels conformément à l’article 10 de la Convention sur les effets transfrontières des accidents industriels faite à Helsinki le 17 mars 1992 et comme organe de liaison pour l’assistance mutuelle conformément à l’article 12 de ladite convention.

Art. 30. Het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering treedt op als verbindingsorgaan voor meldingen van industriële ongevallen overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, opgemaakt te Helsinki op 17 maart 1992 en als verbindingsorgaan, voor de wederzijdse bijstand overeenkomstig artikel 12 van dat verdrag.

CHAPITRE 8. — Inspection

HOOFDSTUK 8. — Inspectie

Art. 31. § 1 . Les inspecteurs contrôlent le respect des dispositions du présent accord de coopération par les exploitants.

Art. 31. § 1. De inspecteurs zien toe op de naleving van de voorschriften van dit samenwerkingsakkoord door de exploitanten.

er

Ils encouragent ce respect et, le cas échéant, l’imposent.

Ze bevorderen de naleving en dwingen die, indien nodig, af.

§ 2. Pour éviter ou faire cesser des cas de non-respect, ils peuvent :

§ 2. Om niet-naleving te vermijden of te stoppen kunnen zij :

1° inciter les exploitants à prendre les actions correctives nécessaires;

1° de exploitanten aansporen tot het nemen van noodzakelijke corrigerende acties;

2° prendre des mesures de contrainte à l’égard des exploitants ou en faire la demande aux autorités compétentes;

2° ten aanzien van de exploitant dwingende maatregelen treffen of daartoe verzoeken aan de bevoegde overheid;

3° constater des infractions par procès-verbal qui fait foi jusqu’à preuve du contraire.

3° inbreuken vaststellen in een proces-verbaal dat bewijswaarde heeft tot het tegendeel is bewezen.

§ 3. Pour l’exercice de la mission et pour les pouvoirs des inspecteurs visés aux paragraphes 1er et 2, ainsi que pour le recours contre les mesures de contrainte :

§ 3. Voor de uitoefening van de opdracht en voor de bevoegdheden van de inspecteurs, bedoeld in paragrafen 1 en 2, en voor het beroep tegen de dwingende maatregelen zijn :

1° les dispositions des articles 16.3.10 jusqu’à 16.3.22, 16.3.24 jusqu’à 16.3.27, 16.4.1 jusqu’à 16.4.17 relatives aux mesures administratives, 16.5.1 jusqu’à 16.5.4 pour ce qui concerne les frais pour

1° voor de inspecteurs die deel uitmaken van de dienst, bedoeld in artikel 4, § 3, 1°, de bepalingen van de artikelen 16.3.10 tot en met 16.3.22, de artikelen 16.3.24 tot en met 16.3.27, de artikelen 16.4.1

54088


l’exécution des mesures administratives et des mesures de sécurité, et 16.7.1 jusqu’à 16.7.9 du décret du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l’environnement et ses arrêtés d’exécution s’appliquent par analogie pour les inspecteurs qui font partie du service visé à l’article 4 § 3, 1°;

tot en met 16.4.17 met betrekking tot de bestuurlijke maatregelen, de artikelen 16.5.1 tot en met 16.5.4 wat de kosten betreft voor de uitvoering van de bestuurlijke maatregelen en de veiligheidsmaatregelen, en de artikelen 16.7.1 tot en met 16.7.9 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en zijn uitvoeringsbesluiten van overeenkomstige toepassing;

2° les dispositions du livre Ier du Code de l’Environnement, partie décrétale, partie VIII et ses arrêtés d’exécution s’appliquent pour les inspecteurs qui font partie du service visé à l’article 4 § 3, 2°;

2° voor de inspecteurs die deel uitmaken van de dienst, bedoeld in artikel 4, § 3, 2°, de bepalingen van boek I van het Milieuwetboek, decretaal deel, deel VIII en zijn uitvoeringsbesluiten van toepassing;

3° les dispositions de l’ordonnance du 25 mars 1999 relative à la recherche, la constatation, la poursuite et la répression des infractions en matière d’environnement et ses arrêtés d’exécution s’appliquent par analogie pour les inspecteurs qui font partie du service visé à l’article 4 § 3, 3°;

3° voor de inspecteurs die deel uitmaken van de dienst, bedoeld in artikel 4, § 3, 3°, de bepalingen van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu en haar uitvoeringsbesluiten van overeenkomstige toepassing;

4° les dispositions du livre Ier du Code pénal social et de l’article 2 de la loi du 2 juin 2010 relative à des dispositions de droit pénal social et leurs arrêtés d’exécution s’appliquent par analogie pour les inspecteurs qui font partie des services visés à l’article 4 § 3, 4° et 5°.

4° voor de inspecteurs die deel uitmaken van de diensten, bedoeld in artikel 4, § 3, 4° en 5°, de bepalingen van boek I van het Sociaal Strafwetboek en van artikel 2 van de wet van 2 juni 2010 houdende bepalingen van het sociaal strafrecht en hun uitvoeringsbesluiten van overeenkomstige toepassing.

Art. 32. § 1er. Les services d’inspection mettent en place une équipe d’inspection par Région.

Art. 32. § 1. De inspectiediensten richten een inspectieteam per Gewest op.

§ 2. Le service d’inspection du Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale assure la coordination au sein de chaque équipe d’inspection et la coordination générale des différentes équipes d’inspection. Les modalités de cette coordination sont précisées à l’annexe 7.

§ 2. De inspectiedienst van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg verzekert de coördinatie binnen elk inspectieteam en de algemene coördinatie over de verschillende inspectieteams. De modaliteiten van deze coördinatie zijn nader omschreven in bijlage 7.

Art. 33. § 1er. Les équipes d’inspection organisent en concertation un système d’inspections, qui comprend les éléments visés aux paragraphes 2 à 8.

Art. 33. § 1. De inspectieteams zetten in overleg een inspectiesysteem op, dat de elementen bedoeld in de paragrafen 2 tot 8, omvat.

§ 2. Les équipes d’inspection établissent un plan d’inspection couvrant tous les établissements et comportant les éléments suivants :

§ 2. De inspectieteams stellen een inspectieplan op dat alle inrichtingen bestrijkt en de volgende elementen omvat :

1° une évaluation générale des questions de sécurité pertinentes;

1° een algemene beoordeling van de relevante veiligheidskwesties;

2° la zone géographique couverte par le plan d’inspection;

2° het geografische gebied dat het inspectieplan bestrijkt;

3° la liste des établissements couverts par le plan;

3° de lijst van de inrichtingen die onder het plan vallen;

4° la liste de groupes d’établissements présentant un risque d’effets domino;

4° de lijst van groepen inrichtingen met mogelijke domino-effecten;

5° la liste d’établissements dans lesquels des sources particulières de risques ou de danger externes pourraient accroître le risque ou les conséquences d’un accident majeur;

5° de lijst van inrichtingen waar specifieke externe risico’s of gevarenbronnen het risico op of de gevolgen van een zwaar ongeval zouden kunnen vergroten;

6° les programmes pour les contrôles de routine visés au paragraphe 3 et des procédures pour de tels contrôles;

6° de programma’s voor de routinematige controles, bedoeld in paragraaf 3, en procedures voor dergelijke controles;

7° des procédures pour les contrôles non programmés, visés au paragraphe 6;

7° procedures voor de niet-routinematige controles, bedoeld in paragraaf 6;

8° des dispositions concernant la coopération entre les services d’inspection.

8° bepalingen inzake de samenwerking tussen de inspectiediensten.

Les équipes d’inspection révisent régulièrement le plan d’inspection et, le cas échéant, le mettent à jour.

De inspectieteams herzien het inspectieplan geregeld en werken het indien nodig bij.

§ 3. Sur la base du plan d’inspection les équipes d’inspection établissent des programmes de contrôles de routine pour tous les établissements. Les programmes mentionnent au minimum :

§ 3. Op basis van het inspectieplan stellen de inspectieteams programma’s voor routinematige controles voor alle inrichtingen op. De programma’s maken ten minste melding van :

1° la nature des contrôles prévus et la méthode appliquée;

1° de aard van de geplande controles en de toe te passen methodiek;

2° la fréquence prévue pour les visites sur site;

2° de voorziene frequentie voor de bezoeken ter plaatse;

3° les services d’inspection chargés de l’exécution concrète des contrôles.

3° de inspectiediensten die worden belast met de concrete uitvoering van de controles.

Chaque service d’inspection est responsable de l’exécution des contrôles dont les chargent les programmes. Des contrôles conjoints peuvent être prévus.

De inspectiediensten staan in voor de uitvoering van de controles waarmee zij door de programma’s worden belast. Er kunnen ook gezamenlijke controles worden voorzien.


54089

§ 4. Les équipes d’inspection déterminent le contenu des programmes, en particulier la fréquence des visites sur site et les adaptent à partir d’une évaluation systématique des dangers des établissements fondée au moins sur les critères suivants :

§ 4. De inspectieteams bepalen de inhoud van de programma’s, in het bijzonder de frequentie voor de bezoeken ter plaatse, en sturen ze bij uitgaande van een systematische beoordeling van de gevaren van de inrichtingen die gebaseerd is op ten minste de volgende criteria :

1° les incidences potentielles des établissements concernés sur la santé humaine et l’environnement;

1° de mogelijke effecten van de betrokken inrichtingen op de menselijke gezondheid en het milieu;

2° les résultats en matière de respect des dispositions du présent accord de coopération par les exploitants.

2° gegevens betreffende de naleving van de voorschriften van dit samenwerkingsakkoord door de exploitanten.

§ 5. Les contrôles ne dépendent pas de la réception du rapport de sécurité ou d’autres rapports présentés.

§ 5. De controles zijn niet afhankelijk van de ontvangst van het veiligheidsrapport of van andere ingediende rapporten.

Ils sont adaptés au type d’établissement concerné et sont conçus de façon à permettre un examen planifié et systématique des systèmes techniques, des systèmes d’organisation et des systèmes de gestion appliqués dans l’établissement afin d’assurer en particulier que:

Ze zijn afgestemd op het type betrokken inrichting en zijn zodanig opgezet, dat ze een planmatig en systematisch onderzoek toelaten van de in de inrichting gebruikte systemen van technische, organisatorische en bedrijfskundige aard om in het bijzonder te verzekeren dat :

1° l’exploitant est en mesure de prouver qu’il a pris des mesures appropriées, compte tenu des activités de l’établissement, en vue de prévenir tout accident majeur;

1° de exploitant in staat is aan te tonen dat hij, gelet op de activiteiten van de inrichting, passende maatregelen heeft getroffen om zware ongevallen te voorkomen;

2° l’exploitant est en mesure de prouver qu’il a pris des mesures appropriées pour limiter les conséquences d’accidents majeurs sur le site et hors de l’établissement;

2° de exploitant in staat is aan te tonen dat hij passende maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van zware ongevallen op en buiten de inrichting te beperken;

3° les données et les informations contenues dans le rapport de sécurité ou dans un autre rapport présenté reflètent fidèlement la situation de l’établissement.

3° de gegevens en informatie vervat in het veiligheidsrapport of in een ander ingediend rapport, de situatie in de inrichting getrouw weergeven.

§ 6. Les inspecteurs effectuent en concertation des contrôles non programmés afin d’examiner dans les meilleurs délais les plaintes sérieuses, les incidents, les accidents et les quasi-accidents, ainsi que les cas de non-respect des dispositions du présent accord de coopération.

§ 6. De inspecteurs voeren, in overleg, niet-routinematige controles uit om ernstige klachten, ongevallen, incidenten en bijna-ongevallen en gevallen van niet-naleving van de voorschriften van dit samenwerkingsakkoord zo snel mogelijk te onderzoeken.

§ 7. Dans un délai de quatre mois suivant chaque contrôle, les inspecteurs concernés communiquent à l’exploitant les conclusions du contrôle, ainsi que les actions correctives nécessaires.

§ 7. Na iedere controle delen de betrokken inspecteurs binnen de vier maanden de exploitant de conclusies van de controle mee, alsook de noodzakelijke corrigerende acties.

Les inspecteurs concernés entreprennent les démarches appropriées pour que l’exploitant prenne toutes les actions correctives nécessaires dans un délai raisonnable.

De betrokken inspecteurs ondernemen passende stappen om ervoor te zorgen dat de exploitant binnen een redelijke termijn al die noodzakelijke corrigerende acties neemt.

§ 8. Lorsque les inspecteurs constatent un cas important de nonrespect des dispositions du présent accord de coopération lors d’un contrôle, ils effectuent un contrôle supplémentaire dans un délai de six mois.

§ 8. Als de inspecteurs bij een controle een belangrijk geval van niet-naleving van de voorschriften van dit samenwerkingsakkoord vaststellen, voeren ze binnen de zes maanden een aanvullende controle uit.

Sans préjudice de l’article 31, les services d’inspection concernés adressent à l’autorité compétente pour délivrer le permis, conformément à l’article 34, une demande motivée, afin d’interdire la mise en exploitation ou la poursuite de l’exploitation de tout ou d’une partie de l’établissement concerné lorsque les inspecteurs estiment que les mesures prises par l’exploitant pour prévenir les accidents majeurs et pour en limiter les conséquences sont nettement insuffisantes et en particulier s’il y a des manquements graves de la part de l’exploitant à prendre les actions correctives nécessaires.

Onverminderd artikel 31, richten de betrokken inspectiediensten overeenkomstig artikel 34 een met redenen omkleed verzoek aan de bevoegde vergunningverlenende overheid om de inbedrijfstelling of de voortzetting van de exploitatie van de betrokken inrichting of een deel ervan te verbieden als de inspecteurs van oordeel zijn dat de door de exploitant getroffen maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen en ter beperking van de gevolgen daarvan duidelijk onvoldoende zijn, en in het bijzonder als de exploitant ernstig tekortschiet in het nemen van de noodzakelijke corrigerende acties.

CHAPITRE 9. — Interdiction d’exploitation

HOOFDSTUK 9. — Exploitatieverbod

Art. 34. § 1er. Sans préjudice de l’article 31, l’autorité compétente pour délivrer le permis interdit la mise en exploitation ou la poursuite de l’exploitation de tout, ou d’une partie de l’établissement, conformément à la législation régissant le permis d’exploitation de l’établissement concerné, lorsque les mesures prises par l’exploitant pour prévenir les accidents majeurs et pour en limiter les conséquences sont nettement insuffisantes.

Art. 34. § 1. Onverminderd artikel 31, verbiedt de bevoegde vergunningverlenende overheid de inbedrijfstelling of de verdere exploitatie van de inrichting of van een gedeelte daarvan overeenkomstig de wetgeving inzake vergunningverlening die van toepassing is op de betrokken inrichting als de door de exploitant getroffen maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen en ter beperking van de gevolgen daarvan duidelijk onvoldoende zijn,

L’autorité compétente prend sa décision :

De bevoegde overheid neemt haar beslissing :

1° soit d’office;

1° hetzij ambtshalve;

2° soit sur demande motivée à cette fin d’un service d’évaluation ou de la commission d’évaluation;

2° hetzij na een met redenen omkleed verzoek daartoe van een beoordelingsdienst of van de beoordelingscommissie;

3° soit sur demande motivée à cette fin d’un service d’inspection.

3° hetzij na een met redenen omkleed verzoek daartoe van een inspectiedienst.

§ 2. Il peut être fait appel de la décision de l’autorité compétente conformément à la législation régissant le permis d’exploitation de l’établissement concerné.

§ 2. Tegen de beslissingen van de bevoegde overheid kan beroep worden aangetekend overeenkomstig de wetgeving inzake vergunningverlening die van toepassing is op de betrokken inrichting.

54090

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE 10. — Dispositions pénales

HOOFDSTUK 10. — Strafbepalingen

Art. 35. § 1 . Est puni d’une peine d’emprisonnement d’un mois à cinq ans et d’une amende de 100 à 500.000 euros ou de l’une de ces peines seulement, l’exploitant qui :

Art. 35. § 1. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen, de exploitant die :

1° ne prend pas toutes les mesures qui s’imposent pour prévenir les accidents majeurs et pour en limiter les conséquences pour la santé humaine et l’environnement ou n’est pas en mesure de démontrer qu’il a pris toutes les mesures nécessaires prévues par le présent accord de coopération;

1° niet alle nodige maatregelen neemt om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken of niet in staat is aan te tonen dat hij alle in dit samenwerkingsakkoord aangegeven noodzakelijke maatregelen heeft genomen;

2° n’établit pas la politique de prévention des accidents majeurs, ne la décrit pas dans un document, ne la met pas en œuvre par des moyens et des structures appropriés et par un système de gestion de la sécurité conformément à l’annexe 2, ou ne la révise et ne l’adapte pas suite à la révision;

2° geen preventiebeleid voor zware ongevallen vaststelt, het niet beschrijft in een document, het niet uitvoert met passende middelen, structuren en een veiligheidsbeheersysteem in overeenstemming met bijlage 2 van dit samenwerkingsakkoord, of het niet herziet en dienovereenkomstig niet bijstuurt;

3° n’introduit pas la notification ou sa mise à jour, ou ne la révise pas et ne la met pas à jour suite à la révision;

3° geen kennisgeving of actualisering ervan indient, of ze niet herziet en dienovereenkomstig niet bijwerkt;

4° n’introduit pas le rapport de sécurité ou sa mise à jour, ne le révise pas et ne le met pas à jour suite à la révision, ou ne communique pas le rapport de sécurité modifié ou complété suite à l’évaluation du rapport de sécurité;

4° geen veiligheidsrapport of actualisering ervan indient, het veiligheidsrapport niet herziet en dienovereenkomstig niet bijwerkt, of geen gewijzigd of aangevuld veiligheidsrapport bezorgt volgend op de beoordeling van het veiligheidsrapport;

5° n’échange pas les informations lorsque l’établissement est identifié comme faisant partie d’établissements ou d’un groupe d’établissements dans lesquels le risque ou les conséquences d’un accident majeur peuvent être accrus du fait de la situation géographique, de la proximité de ces établissements et la présence de substances dangereuses;

5° geen informatie uitwisselt indien de inrichting werd aangewezen als deel uitmakend van inrichtingen of een groep van inrichtingen waarvoor het risico op of de gevolgen van een zwaar ongeval groter kan zijn ten gevolge van de geografische situatie, de nabijheid van die inrichtingen en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen;

6° n’établit pas le plan d’urgence interne, ou ne le révise pas, ne le teste pas et ne le met pas à jour suite à la révision et aux tests;

6° geen intern noodplan opstelt, of het intern noodplan niet herziet, niet test en dienovereenkomstig niet bijwerkt;

7° ne fournit pas les informations complémentaires nécessaires à la l’élaboration du plan d’urgence externe;

7° de voor de opstelling van het extern noodplan noodzakelijke aanvullende gegevens niet verstrekt;

8° ne met pas en œuvre sans délai le plan d’urgence interne lors d’un accident majeur ou lors d’un événement non maîtrisé dont on peut raisonnablement attendre, en raison de sa nature, qu’il conduise à un accident majeur, ou ne prévient pas dans de telles conditions le centre 112 et le Centre gouvernemental de Coordination et de Crise;

8° het intern noodplan niet onverwijld uitvoert wanneer er zich een zwaar ongeval of een onbeheerste gebeurtenis van zodanige aard dat redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij tot een zwaar ongeval leidt, voordoet, of het 112-centrum en het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering in die omstandigheden niet verwittigt;

9° suite à un accident majeur, ne communique pas les informations requises au Centre gouvernemental de Coordination et de Crise et aux services d’inspection compétents, ne les informe pas des mesures envisagées, ne met pas à jour les informations fournies, ou ne transmet pas la mise à jour au Centre gouvernemental de Coordination et de Crise et aux services d’inspection compétents.

9° na een zwaar ongeval de vereiste inlichtingen niet verstrekt aan het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering en de bevoegde inspectiediensten, hen niet in kennis stelt van de voorgenomen maatregelen, de verstrekte informatie niet bijwerkt of de bijgewerkte informatie niet bezorgt aan het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering en de bevoegde inspectiediensten.

§ 2. Est puni d’une peine d’emprisonnement d’un mois à un an et d’une amende de 100 à 100.000 euros ou de l’une de ces peines seulement, l’exploitant qui :

§ 2. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van 100 tot 100.000 euro of met een van die straffen alleen, de exploitant die :

er

1° s’oppose ou fait entrave aux missions des inspecteurs;

1° de inspecteurs verhindert of belemmert bij de uitvoering van hun opdracht;

2° ne respecte pas les mesures de contrainte.

2° de dwingende maatregelen niet naleeft.

CHAPITRE 11. — La Commission de coopération Seveso-Helsinki er

HOOFDSTUK 11. — De Samenwerkingscommissie Seveso-Helsinki

Art. 36. § 1 . Une structure permanente de concertation dénommée « Commission de coopération Seveso-Helsinki », est instituée en vue du bon fonctionnement du présent accord de coopération.

Art. 36. § 1. Een permanente overlegstructuur, “Samenwerkingscommissie Seveso-Helsinki” genaamd, wordt opgezet met het oog op de goede werking van het samenwerkingsakkoord.

§ 2. La Commission de coopération Seveso-Helsinki est chargée des missions suivantes :

§ 2. De Samenwerkingscommissie Seveso-Helsinki is belast met de volgende taken :

1° veiller à une application uniforme, sur tout le territoire du Royaume, du présent accord de coopération;

1° waken over een uniforme toepassing van dit samenwerkingsakkoord over het gehele grondgebied van het Rijk;

2° harmoniser, entre les autorités compétentes, les échanges d’informations et les critères de décision pour l’application du présent accord;

2° harmoniseren onder de bevoegde overheidsdiensten van de uitwisseling van informatie en van de beslissingscriteria voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord;

3° coordonner, entre les autorités compétentes, les initiatives et diffuser les résultats en matière de recherche et de développement relatifs à la maîtrise des risques d’accident majeur;

3° coördineren onder de bevoegde overheidsdiensten van de initiatieven en verspreiden van de onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten met betrekking tot het beheersen van de risico’s van een zwaar ongeval;

4° rechercher des solutions cohérentes aux problèmes que posent des établissements particuliers et constituer une jurisprudence administrative;

4° zoeken naar coherente oplossingen voor problemen van specifieke inrichtingen en opbouwen van een bestuurspraktijk;

5° encourager les autorités compétentes à partager les expériences au niveau belge et européen et coordonner la représentation de la Belgique au sein des commissions, conférences, comités et groupes de travail, en ce qui concerne la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs ou à des matières apparentées;

5° aanmoedigen van de bevoegde overheidsdiensten tot uitwisseling van ervaring op Belgisch en Europees vlak en coördineren van de Belgische vertegenwoordiging in de commissies, conferenties, comités en werkgroepen met betrekking tot de beheersing van de gevaren van zware ongevallen of aanverwante onderwerpen;


54091

6° assurer la coopération entre les autorités compétentes pour la mise en œuvre de l’article 20, en vue d’une information du public cohérente;

6° verzekeren van de samenwerking tussen de bevoegde overheidsdiensten voor de tenuitvoerlegging van artikel 20, met het oog op een coherente informatieverstrekking aan het publiek;

7° coordonner les données à communiquer à la Commission européenne, notamment concernant les établissements et la mise en œuvre du présent accord de coopération.

7° coördineren van de aan de Europese Commissie te verstrekken gegevens, met name over de inrichtingen en over de tenuitvoerlegging van dit samenwerkingsakkoord;

8° coordonner les actions et les prises de position en matière de politique internationale, en ce qui concerne la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs.

8° coördineren van acties en bepalen van het standpunt in het internationale beleid met betrekking tot de beheersing van de gevaren van zware ongevallen.

§ 3. La Commission de coopération Seveso-Helsinki est composée d’une représentation des autorités compétentes.

§ 3. De Samenwerkingscommissie Seveso-Helsinki is samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde overheidsdiensten.

Elle décide par consensus entre représentants des parties concernées.

Ze beslist bij consensus onder de vertegenwoordigers van de betrokken partijen.

Si le consensus ne peut être atteint, la matière traitée sera soumise à la Conférence interministérielle de l’Environnement, élargie aux autres ministres fédéraux et régionaux concernés.

Als er geen consensus kan worden bereikt, wordt de behandelde materie voorgelegd aan de Interministeriële Conferentie voor Leefmilieu, die met de andere betrokken federale en gewestelijke ministers wordt uitgebreid.

§ 4. La Commission de coopération Seveso-Helsinki tient au moins quatre assemblées plénières par an.

§ 4. De Samenwerkingscommissie Seveso-Helsinki houdt minstens vier plenaire vergaderingen per jaar.

Chaque réunion fait l’objet d’un ordre du jour et d’un procès-verbal diffusés en temps utile à tous les membres.

Voor elke vergadering worden een agenda en een verslag opgesteld, die te zijner tijd aan alle leden worden gestuurd.

Les prises de position relatives à la politique internationale sont adressées au Président du Comité de Coordination de la Politique Internationale de l’Environnement.

De standpunten over het internationaal beleid worden gericht aan de Voorzitter van het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid.

La présidence et le secrétariat sont assurés par le Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale.

Het voorzitterschap en het secretariaat worden waargenomen door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

CHAPITRE 12. — Dispositions finales

HOOFDSTUK 12. — Slotbepalingen

Art. 37. Des informations équivalentes soumises par l’exploitant conformément à d’autres réglementations, sont acceptées aux fins du présent accord de coopération pour autant qu’elles répondent aux exigences du présent accord de coopération.

Art. 37. Gelijkwaardige gegevens, die door de exploitant werden ingediend overeenkomstig andere regelgeving, worden geaccepteerd voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord, voor zover de verstrekte gegevens beantwoorden aan de bepalingen van dit samenwerkingsakkoord.

Dans de tels cas, les services visés à l’article 4 s’assurent du respect des exigences du présent accord de coopération.

In dergelijke gevallen dragen de diensten bedoeld in artikel 4 er zorg voor dat wordt voldaan aan de voorschriften van dit samenwerkingsakkoord.

Art. 38. Les annexes 1 à 6 du présent accord de coopération peuvent être modifiées par accord de coopération non soumis à l’assentiment législatif lorsqu’il s’agit uniquement de modifications conformes à la réglementation européenne.

Art. 38. De bijlagen 1 tot 6 van dit samenwerkingsakkoord kunnen worden gewijzigd bij samenwerkingsakkoord dat niet onderworpen is aan de wetgevende instemming, als het uitsluitend wijzigingen overeenkomstig de Europese regelgeving betreft.

Art. 39. Les membres de la juridiction visée à l’article 92bis, § 5, alinéa 1er, de la loi spéciale du 8 août 1980 des réformes institutionnelles et chargée de trancher les litiges d’interprétation ou d’exécution du présent accord de coopération, sont désignés respectivement par le Conseil des ministres, le Gouvernement flamand, le Gouvernement wallon et le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale.

Art. 39. De leden van het rechtscollege, bedoeld in artikel 92bis, § 5, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en belast met de beslechting van geschillen met betrekking tot de uitlegging of de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord, worden respectievelijk aangewezen door de Ministerraad, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Les frais de fonctionnement de la juridiction seront répartis entre l’Etat fédéral, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale.

De werkingskosten van het rechtscollege worden verdeeld over de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 40. L’accord de coopération du 21 juin 1999 entre l’Etat fédéral, la Région flamande, la Région wallonne et la Région de BruxellesCapitale concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses, modifié par l’accord de coopération du 1 juin 2006, est abrogé.

Art. 40. Het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, gewijzigd door het samenwerkingsakkoord van 1 juni 2006, wordt opgeheven.

Art. 41. Jusqu’à leur modification éventuelle, les références faites à l’accord de coopération du 21 juin 1999 par les dispositions des législations et réglementations, fédérales et régionales, s’entendent comme faites au présent accord de coopération.

Art. 41. De verwijzingen naar het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 in de federale en gewestelijke wetgevende en reglementaire bepalingen gelden tot hun eventuele wijziging als verwijzingen naar dit samenwerkingsakkoord.

54092


Art. 42. Le présent accord de coopération entre en vigueur le jour de la publication au Moniteur belge du dernier acte d’assentiment et au plus tôt le 1er juin 2015.

Art. 42. Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de laatste instemmingsakte en ten vroegste op 1 juni 2015. Gedaan te Brussel, op 5 juni 2015, in één origineel exemplaar.

Fait à Bruxelles, le 5 juin 2015, en un exemplaire original. Pour l’Etat fédéral :

Voor de Federale Staat :

Le Premier Ministre, Ch. MICHEL

De Eerste Minister, Ch. MICHEL

Le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, K. PEETERS

De Minister van Werk en Economie, K. PEETERS

Le Ministre de la Sécurité et de l’Intérieur, J. JAMBON

De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON

La Ministre de l’Environnement, Mme. M.-C. MARGHEM

De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM

Pour la Région flamande :

Voor het Vlaamse Gewest :

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS

De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS

La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, Mme J. SCHAUVLIEGE

De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE

Pour la Région wallonne :

Voor het Waalse Gewest :

Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, P. MAGNETTE

De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE

Le Ministre wallon de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, C. DI ANTONIO

De Waalse Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening,

Pour la Région de Bruxelles-Capitale :

Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest :

Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé du Développement territorial, R. VERVOORT

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling,

La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l’Environnement, Mme C. FREMAULT

De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. C. FREMAULT

C. DI ANTONIO

R. VERVOORT

Annexe 1 Substances dangereuses Les substances dangereuses relevant des catégories de danger énumérées dans la colonne 1 de la partie 1 sont soumises aux quantités seuils précisées dans les colonnes 2 et 3 de la partie 1. Lorsqu’une substance dangereuse relève de la partie 1 et est également énumérée dans la partie 2, les quantités seuils précisées dans les colonnes 2 et 3 de la partie 2 s’appliquent. PARTIE 1 — Catégories de substances dangereuses Cette partie couvre toutes les substances dangereuses relevant des catégories de danger énumérées dans la colonne 1 : Colonne 1

Colonne 2

Colonne 3

Quantité seuil (tonnes) de substances dangereuses visées à l’article 2, 10° pour l’application des exigences relatives aux établissements seuil bas

des exigences relatives aux établissements seuil haut

H1 TOXICITÉ AIGUË Catégorie 1, toutes voies d’exposition

5

20

H2 TOXICITÉ AIGUË — Catégorie 2, toutes voies d’exposition — Catégorie 3, exposition par inhalation (voir note 7)

50

200

H3 TOXICITÉ SPÉCIFIQUE POUR CERTAINS ORGANES CIBLES (STOT) — EXPOSITION UNIQUE STOT SE Catégorie 1

50

200

Catégories de danger conformément au règlement (CE) no 1272/2008

Section « H » - DANGERS POUR LA SANTÉ

54093

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Colonne 1

Colonne 2

Colonne 3

Quantité seuil (tonnes) de substances dangereuses visées à l’article 2, 10° pour l’application des exigences relatives aux établissements seuil bas


10

50

P1b EXPLOSIBLES (voir note 8) Explosibles, division 1.4 (voir note 10)

50

200

P2 GAZ INFLAMMABLES Gaz inflammables, catégorie 1 ou 2

10

50

P3a AÉROSOLS INFLAMMABLES (voir note 11.1) Aérosols «inflammables» de catégorie 1 ou 2, contenant des gaz inflammables de catégorie 1 ou 2 ou des liquides inflammables de catégorie 1

150 (net)

500 (net)

P3b AÉROSOLS INFLAMMABLES (voir note 11.1) Aérosols «inflammables» de catégorie 1 ou 2, ne contenant pas de gaz inflammables de catégorie 1 ou 2 ni de liquides inflammables de catégorie 1 (voir note 11.2)

5 000 (net)

50 000 (net)

P4 GAZ COMBURANTS Gaz comburants, catégorie 1

50

200

P5a LIQUIDES INFLAMMABLES — Liquides inflammables, catégorie 1, ou — Liquides inflammables de catégorie 2 ou 3, maintenus à une température supérieure à leur point d’ébullition, ou — Autres liquides dont le point d’éclair est inférieur ou égal à 60°C, maintenus à une température supérieure à leur point d’ébullition (voir note 12)

10

50

P5b LIQUIDES INFLAMMABLES — Liquides inflammables de catégorie 2 ou 3 dont les conditions particulières de traitement, telles qu’une pression ou une température élevée, peuvent représenter des dangers d’accidents majeurs, ou — Autres liquides ayant un point d’éclair inférieur ou égal à 60 °C, dont les conditions particulières de traitement, telles qu’une pression ou une température élevée, peuvent représenter des dangers d’accidents majeurs (voir note 12)

50

200

P5c LIQUIDES INFLAMMABLES Liquides inflammables de catégorie 2 ou 3 non couverts par les catégories P5a et P5b

5 000

50 000

P6a SUBSTANCES ET MÉLANGES AUTORÉACTIFS et PEROXYDES ORGANIQUES Substances et mélanges autoréactifs, type A ou B, ou peroxydes organiques, type A ou B

10

50

P6b SUBSTANCES ET MÉLANGES AUTORÉACTIFS et PEROXYDES ORGANIQUES Substances et mélanges autoréactifs, type C, D, E ou F, ou peroxydes organiques, type C, D, E ou F

50

200

P7 LIQUIDES ET SOLIDES PYROPHORIQUES Liquides pyrophoriques, catégorie 1 Solides pyrophoriques, catégorie 1

50

200

P8 LIQUIDES ET SOLIDES COMBURANTS Liquides comburants, catégorie 1, 2 ou 3, ou Solides comburants, catégorie 1, 2 ou 3

50

200

E1 Danger pour le milieu aquatique dans la catégorie aiguë 1 ou chronique 1

100

200

E2 Danger pour le milieu aquatique dans la catégorie chronique 2

200

500

Catégories de danger conformément au règlement (CE) no 1272/2008

Section « P » - DANGERS PHYSIQUES P1a — — —

EXPLOSIBLES (voir note 8) Explosibles instables ou Explosibles, division 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 ou 1.6, ou Substances et mélanges présentant un danger d’explosion déterminé selon la méthode A.14 du règlement (CE) no 440/2008 (voir note 9) et qui ne relèvent pas des classes de danger Peroxydes organiques ou Substances et mélanges autoréactifs

Section « E » - DANGERS POUR L’ENVIRONNEMENT

Section « O » - AUTRES DANGERS

54094


Colonne 2

Colonne 3

Quantité seuil (tonnes) de substances dangereuses visées à l’article 2, 10° pour l’application Catégories de danger conformément au règlement (CE) no 1272/2008

des exigences relatives aux établissements seuil bas


O1 Substances et mélanges auxquels est attribuée la mention de danger EUH014

100

500

O2 Substances et mélanges qui, au contact de l’eau, dégagent des gaz inflammables, catégorie 1

100

500

O3 Substances et mélanges auxquels est attribuée la mention de danger EUH029

50

200

PARTIE 2 — Substances dangereuses désignées Colonne 2

Colonne 1

Colonne 3

Quantité seuil (tonnes) pour l’application Substances dangereuses

Numéro CAS (1)


des exigences relatives aux établissements seuil haut 10 000

1. Nitrate d’ammonium (voir note 13)

-

5 000


-

1 250

5 000


-

350

2 500


-

10

50

5. Nitrate de potassium (voir note 17)

-

5 000

10 000

6. Nitrate de potassium (voir note 18)

-

1 250

5 000

1

7. Pentoxyde d’arsenic, acide (V) arsénique et/ou ses sels

1303-28-2

8. Trioxyde d’arsenic, acide (III) arsénique et/ou ses sels

1327-53-3

9. Brome

7726-95-6

20

100

10. Chlore

7782-50-5

10

25

11. Composés de nickel sous forme pulvérulente inhalable : monoxyde de nickel, dioxyde de nickel, sulfure de nickel, disulfure de trinickel, trioxyde de dinickel

2 0,1

-

1

12. Éthylèneimine

151-56-4

10

20

13. Fluor

7782-41-4

10

20

14. Formaldéhyde (concentration ≥ 90 %)

50-00-0

5

50

15. Hydrogène

1333-74-0

5

50

16. Acide chlorhydrique (gaz liquéfié)

7647-01-0

25

250

17. Plomb alkyles

-

5

50

18. Gaz liquéfiés inflammables, catégorie 1 ou 2 (y compris GPL), et gaz naturel (voir note 19)

-

50

200

19. Acétylène

74-86-2

5

50

20. Oxyde d’éthylène

75-21-8

5

50

21. Oxyde de propylène

75-56-9

5

50

22. Méthanol

67-56-1

500

5 000

23. 4,4'-méthylène bis (2-chloraniline) et/ou ses sels, sous forme pulvérulente

101-14-4

0,01

24. Isocyanate de méthyle

624-83-9

0,15

25. Oxygène

7782-44-7

200

2 000

26. 2,4-diisocyanate de toluène 2,6-diisocyanate de toluène

584-84-9 91-08-7

10

100

54095


Colonne 1

Colonne 3

Quantité seuil (tonnes) pour l’application Numéro CAS (1)



75-44-5

0,3

0,75

28. Arsine (trihydrure d’arsenic)

7784-42-1

0,2

1

29. Phosphine (trihydrure de phosphore)

7803-51-2

0,2

1

30. Dichlorure de soufre

10545-99-0

31. Trioxyde de soufre

7446-11-9

15

75

Substances dangereuses

27. Dichlorure de carbonyle (phosgène)

1

32. Polychlorodibenzofuranes et polychlorodibenzodioxines (y compris TCDD), calculées en équivalent TCDD (voir note 20)

-

33. Les CANCÉROGÈNES suivants ou les mélanges contenant les cancérogènes suivants en concentration supérieure à 5 % en poids : 4-aminobiphényle et/ou ses sels, benzotrichlorure, benzidine et/ou ses sels, oxyde de bis-(chlorométhyle), oxyde de chlorométhyle et de méthyle, 1,2-dibromoéthane, sulfate de diéthyle, sulfate de diméthyle, chlorure de diméthylcarbamoyle, 1,2-dibromo-3-chloropropane, 1,2-diméthylhydrazine, diméthylnitrosamine, triamide hexaméthylphosphorique, hydrazine, 2-naphthylamine et/ou ses sels, 4-nitrodiphényle et 1,3-propanesulfone

-

0,5

2

34. Produits dérivés du pétrole et carburants de substitution : a) essences et naphtes; b) kérosènes (carburants d’aviation compris); c) gazoles (gazole diesel, gazole de chauffage domestique et mélanges de gazoles compris); d) fiouls lourds; e) carburants de substitution utilisés aux mêmes fins et présentant des propriétés similaires en termes d’inflammabilité et de dangers environnementaux que les produits visés aux points a) à d).

-

2 500

25 000

7664-41-7

50

200

35. Ammoniac anhydre

0,001

36. Trifluorure de bore

7637-07-2

5

20

37. Sulfure d’hydrogène

7783-06-4

5

20

38. Pipéridine

110-89-4

50

200

39. Bis(2-diméthylaminoéthyl) (méthyl)amine

3030-47-5

50

200

40. 3-(2-Ethylhexyloxy)propylamine

5397-31-9

50

200

-

200

500

42. Propylamine (voir note 21)

107-10-8

500

2 000

43. Acrylate de tert-butyl (voir note 21)

1663-39-4

200

500

44. 2-Méthyl-3-butènenitrile (voir note 21)

41. Les mélanges (*) d’hypochlorite de sodium classés dans la catégorie de toxicité aquatique aiguë 1 [H400] contenant moins de 5 % de chlore actif et non classés dans aucune des autres catégories de danger à l’annexe I, partie 1. (*) Pour autant que le mélange, en l’absence d’hypochlorite de sodium, ne serait pas classé dans la catégorie de toxicité aquatique aiguë 1 [H400].

16529-56-9

500

2 000

45. Tétrahydro-3,5-diméthyl-1,3,5,thiadiazine-2-thione (dazomet) (voir note 21)

533-74-4

100

200

46. Acrylate de méthyle (voir note 21)

96-33-3

500

2 000

47. 3-Méthylpyridine (voir note 21)

108-99-6

500

2 000

48. 1-Bromo-3-chloropropane (voir note 21)

109-70-6

500

2 000

(1) Le numéro CAS n’est donné qu’à titre indicatif.

54096

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD NOTES RELATIVES À L’ANNEXE 1 1. Les substances et mélanges sont classés conformément au règlement (CE) no 1272/2008. 2. Les mélanges sont assimilés à des substances pures pour autant que les limites de concentration fixées en fonction de leurs propriétés dans le règlement (CE) no 1272/2008, ou sa dernière adaptation au progrès technique soient respectées, à moins qu’une composition en pourcentage ou une autre description ne soit spécifiquement donnée. 3. Les quantités seuils qui sont indiquées ci-dessus s’entendent par établissement.

4.

Les quantités qui doivent être prises en considération pour l’application des articles concernés sont les quantités maximales qui sont présentes ou sont susceptibles d’être présentes à n’importe quel moment. Les substances dangereuses présentes dans un établissement en quantités inférieures ou égales à 2 % seulement de la quantité seuil pertinente ne sont pas prises en compte dans le calcul de la quantité totale présente si leur localisation à l’intérieur de l’établissement est telle que les substances ne peuvent déclencher un accident majeur ailleurs dans cet établissement ou qu’elles ne peuvent augmenter les conséquences d’un accident. Les règles ci-après, qui régissent le cumul des substances dangereuses, ou des catégories de substances dangereuses, s’appliquent, le cas échéant : Dans le cas d’un établissement dans lequel aucune substance individuelle dangereuse n’est présente en quantité supérieure ou égale à la quantité seuil indiquée, la règle ci-après est appliquée pour déterminer si l’établissement est soumis aux exigences du présent accord de coopération. Le présent accord de coopération s’applique aux établissements seuil haut si la somme obtenue par la formule : q1/QU1 + q2/QU2 + q3/QU3 + q4/QU4 + q5/QU5 + ... est supérieure ou égale à 1, où qx désigne la quantité de la substance dangereuse x (ou de la catégorie de substances dangereuses) relevant de la partie 1 ou de la partie 2 de la présente annexe, et QUX désigne la quantité seuil pertinente pour la substance dangereuse ou la catégorie x, qui est indiquée dans la colonne 3 de la partie 1 ou de la partie 2 de la présente annexe. Le présent accord de coopération s’applique aux établissements seuil bas si la somme obtenue par la formule : q1/QL1 + q2/QL2 + q3/QL3 + q4/QL4 + q5/QL5 + ... est supérieure ou égale à 1, où qx désigne la quantité de la substance dangereuse x (ou de la catégorie de substances dangereuses) relevant de la partie 1 ou 2 de la présente annexe, et QLX désigne la quantité seuil pertinente pour la substance dangereuse ou la catégorie x, qui est indiquée dans la colonne 2 de la partie 1 ou 2 de la présente annexe. Cette règle est utilisée pour évaluer les dangers pour la santé, les dangers physiques et les dangers pour l’environnement. Elle doit donc être appliquée trois fois, à savoir : a) pour faire la somme des substances dangereuses figurant à la partie 2 qui sont classées dans la catégorie 1, 2 ou 3 de toxicité aiguë (par inhalation) ou en STOT SE catégorie 1, et des substances dangereuses qui relèvent de la section H, rubriques H1 à H3 de la partie 1; b) pour faire la somme des substances dangereuses figurant à la partie 2 qui sont explosibles, des gaz inflammables, des aérosols inflammables, des gaz comburants, des liquides inflammables, des substances et mélanges autoréactifs, des peroxydes organiques, des liquides et solides pyrophoriques, des liquides et solides comburants, et des substances dangereuses qui relèvent de la section P, rubriques P1 à P8 de la partie 1; c)

pour faire la somme des substances dangereuses figurant à la partie 2 qui sont dangereuses pour l’environnement aquatique, aiguë catégorie 1, chronique catégorie 1 ou chronique catégorie 2, et des substances dangereuses qui relèvent de la section E, rubriques E1 et E2 de la partie 1.

Les dispositions pertinentes du présent accord de coopération s’appliquent dès lors que l’une des sommes obtenues en a), b) ou c) est supérieure ou égale à 1. 5.

Dans le cas des substances dangereuses qui ne sont pas couvertes par le règlement (CE) no 1272/2008, y compris les déchets, et qui sont néanmoins présentes, ou susceptibles d’être présentes, dans un établissement et qui présentent, ou sont susceptibles de présenter, dans les conditions régnant dans l’établissement, des propriétés équivalentes pour ce qui est de leur potentiel d’accidents majeurs, ces substances sont provisoirement affectées à la catégorie la plus proche ou la substance dangereuse désignée relevant du présent accord de coopération.

6.

Dans le cas des substances dangereuses présentant des propriétés qui donnent lieu à plusieurs classifications, les quantités seuils, aux fins du présent accord de coopération, sont les quantités les plus faibles. Cependant, aux fins de l’application de la règle exposée dans la note 4, la quantité seuil la plus faible pour chaque groupe de catégories figurant à la note 4, points a), b) et c) correspondant à la classification concernée est utilisée.

7.

Les substances dangereuses relevant de la catégorie TOXICITÉ AIGUË, catégorie 3, exposition par voie orale (H 301), sont inscrites sous la rubrique H2 TOXICITÉ AIGUË dans les cas où ni la classification de toxicité aiguë par inhalation, ni la classification de toxicité aiguë par voie cutanée ne peuvent être établies, par exemple en raison de l’absence de données de toxicité par inhalation et par voie cutanée concluantes.

8.

La classe de danger Explosibles comprend les articles explosibles [voir l’annexe I, section 2.1, du règlement (CE) no 1272/2008]. Si la quantité de substance ou mélange explosible contenue dans l’article est connue, c’est cette quantité qui est prise en considération aux fins du présent accord de coopération. Si la quantité de substance ou mélange explosible contenue dans l’article n’est pas connue, c’est l’article entier qui sera considéré comme étant explosible aux fins du présent accord de coopération.

9.

La réalisation d’essais visant à mettre en évidence les propriétés explosibles des substances et mélanges n’est nécessaire que si la procédure de sélection prévue à l’appendice 6, partie 3, des Recommandations des Nations unies relatives au transport de marchandises dangereuses, Manuel d’épreuves et de critères (1) (ci-après dénommé «Manuel d’épreuves et de critères des Nations unies») détermine que la substance ou le mélange est susceptible de présenter des propriétés explosibles.

10.

Les explosibles de la division 1.4 déballés ou réemballés sont classés dans la catégorie P1a, à moins qu’il ne soit démontré que le danger correspond toujours à la division 1.4, conformément au règlement (CE) no 1272/2008.

54097

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 11. 11. 12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

1. Les aérosols inflammables sont classés conformément à l’arrête royal du 31 juillet 2009 relatif aux générateurs aérosols. Les aérosols «extrêmement inflammables» et «inflammables» de cet arrêté correspondent respectivement aux aérosols inflammables des catégories 1 et 2 du règlement (CE) no 1272/2008. 2. Pour pouvoir recourir à cette classification, il doit être démontré que le générateur d’aérosol ne contient pas de gaz inflammable de catégorie 1 ou 2 ni de liquide inflammable de catégorie 1. Conformément au paragraphe 2.6.4.5 de l’annexe I du règlement (CE) no 1272/2008, il n’est pas nécessaire de classer les liquides ayant un point d’éclair supérieur à 35°C dans la catégorie 3 si l’épreuve de combustion entretenue du point L.2, partie III, section 32, du Manuel d’épreuves et de critères des Nations unies a donné des résultats négatifs. Toutefois, cette remarque n’est pas valable en cas de conditions élevées, telles qu’une température ou une pression élevée, et ces liquides doivent alors être classés dans cette catégorie. Nitrate d’ammonium (5 000/10 000) : engrais susceptibles de subir une décomposition autonome S’applique aux engrais composés/complexes à base de nitrate d’ammonium (les engrais composés/complexes à base de nitrate d’ammonium contiennent du nitrate d’ammonium et du phosphate et/ou de la potasse) qui sont susceptibles de subir une décomposition autonome selon l’épreuve de décomposition en gouttière des Nations unies (voir Manuel d’épreuves et de critères des Nations unies, partie III, sous-section 38.2), dont la teneur en azote due au nitrate d’ammonium est : — comprise entre 15,75 % (2) et 24,5 % (3) en poids et qui contiennent au maximum 0,4 % de combustibles/matières organiques au total, ou satisfont aux conditions de l’annexe III-2 du règlement (CE) no 2003/2003 du Parlement européen et du Conseil du 13 octobre 2003 relatif aux engrais, — inférieure ou égale à 15,75 % en poids, sans limitation de teneur en matières combustibles. Nitrate d’ammonium (1 250/5 000) : qualité engrais S’applique aux engrais simples à base de nitrate d’ammonium et aux engrais composés/complexes à base de nitrate d’ammonium qui satisfont aux conditions de l’annexe III-2 du règlement (CE) no 2003/2003 et dont la teneur en azote due au nitrate d’ammonium est : — supérieure à 24,5 % en poids, sauf pour les mélanges d’engrais simple à base de nitrate d’ammonium avec de la dolomie, du calcaire et/ou du carbonate de calcium, dont la pureté est d’au moins 90 %, — supérieure à 15,75 % en poids pour les mélanges de nitrate d’ammonium et de sulfate d’ammonium, — supérieure à 28 % (4) en poids pour les mélanges d’engrais simple à base de nitrate d’ammonium avec de la dolomie, du calcaire et/ou du carbonate de calcium, dont la pureté est d’au moins 90 %. Nitrate d’ammonium (350/2 500) : qualité technique S’applique au nitrate d’ammonium et aux mélanges de nitrate d’ammonium dans lesquels la teneur en azote due au nitrate d’ammonium est : — comprise entre 24,5 % et 28 % en poids et qui ne contiennent pas plus de 0,4 % de substances combustibles, — supérieure à 28 % en poids et qui ne contiennent pas plus de 0,2 % de substances combustibles. S’applique également aux solutions aqueuses de nitrate d’ammonium dans lesquelles la concentration de nitrate d’ammonium est supérieure à 80 % en poids. Nitrate d’ammonium (10/50) : matières «off-specs» (hors spécifications) et engrais ne satisfaisant pas à l’essai de détonation. S’applique aux : — matières rejetées durant le processus de fabrication ainsi qu’au nitrate d’ammonium et aux mélanges de nitrate d’ammonium, d’engrais simples à base de nitrate d’ammonium et d’engrais composés/complexes à base de nitrate d’ammonium visés dans les notes 14 et 15, qui sont ou ont été renvoyés par l’utilisateur final à un fabricant, à une installation de stockage temporaire ou une usine de retraitement en vue d’un recyclage ou d’un traitement destiné à garantir leur sécurité d’utilisation, parce qu’ils ne satisfont plus aux spécifications des notes 14 et 15, — engrais visés dans la note 13, premier tiret, et dans la note 14 de la présente annexe qui ne satisfont pas aux conditions de l’annexe III-2 du règlement (CE) no 2003/2003. Nitrate de potassium (5 000/10 000) S’applique aux engrais composés à base de nitrate de potassium (sous forme de comprimés ou de granulés) qui présentent les mêmes propriétés dangereuses que le nitrate de potassium pur. Nitrate de potassium (1 250/5 000) S’applique aux engrais composés à base de nitrate de potassium (sous forme de cristaux) qui présentent les mêmes propriétés dangereuses que le nitrate de potassium pur. Biogaz affiné Pour la mise en œuvre du présent accord de coopération, le biogaz affiné peut être classé sous la rubrique 18 de la partie 2 de l’annexe I lorsqu’il a été traité conformément aux normes applicables en matière de biogaz purifié et affiné, en assurant une qualité équivalente à celle du gaz naturel, y compris pour ce qui est de la teneur en méthane, et qu’il a une teneur maximale de 1 % en oxygène. Polychlorodibenzofuranes et polychlorodibenzodioxines Les quantités de polychlorodibenzofuranes et de polychlorodibenzodioxines se calculent à l’aide des facteurs d’équivalence toxique (TEF) suivants : TEF - OMS 2005

2,3,7,8-TCDD

1

1,2,3,7,8-PeDD

1

2,3,7,8-TCDF

0,1

2,3,4,7,8-PeCDF

0,3

1,2,3,7,8-PeCDF

0,03

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDF

0,1

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

0,01

54098

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD TEF - OMS 2005 OCDD

0,0003

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

OCDF

0,0003

(T = tetra, P = penta, Hx = hexa, Hp = hepta, O = octa) Référence - Van den Berg et al. : The 2005 World Health Organization Re-evaluation of Human and Mammalian Toxic Equivalency Factors for Dioxins and Dioxin-like Compounds 21.

Dans les cas où cette substance dangereuse relève également de la rubrique P5a liquides inflammables ou P5b liquides inflammables, les quantités seuils les plus faibles s’appliquent aux fins du présent accord de coopération. Notes

(1)

(2) (3) (4) Fait

Des orientations plus précises sur les dispenses d’essais sont fournies dans la description de la méthode A.14; voir le règlement (CE) no 440/2008 de la Commission du 30 mai 2008 établissant des méthodes d’essai conformément au règlement (CE) no 1907/2006 du Parlement européen et du Conseil concernant l’enregistrement, l’évaluation et l’autorisation des substances chimiques, ainsi que les restrictions applicables à ces substances (REACH) Une teneur en azote de 15,75 % en poids due au nitrate d’ammonium correspond à 45 % de nitrate d’ammonium. Une teneur en azote de 24,5 % en poids due au nitrate d’ammonium correspond à 70 % de nitrate d’ammonium. Une teneur en azote de 28 % en poids due au nitrate d’ammonium correspond à 80 % de nitrate d’ammonium à Bruxelles, le 5 juin 2015, en un exemplaire original. Pour l’Etat fédéral :

Le Premier Ministre, Ch. MICHEL Le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, K. PEETERS Le Ministre de la Sécurité et de l’Intérieur, J. JAMBON La Ministre de l’Environnement, Mme M.-C. MARGHEM Pour la Région flamande :

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, Mme J. SCHAUVLIEGE Pour la Région wallonne :

Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, P. MAGNETTE Le Ministre wallon de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, C. DI ANTONIO Pour la Région de Bruxelles-Capitale :

Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé du Développement territorial, R. VERVOORT La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l’Environnement, Mme C. FREMAULT

54099

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 1 Gevaarlijke stoffen Voor gevaarlijke stoffen die vallen onder de gevarencategorieën opgenomen in kolom 1 van deel 1 gelden de in de kolommen 2 en 3 van deel 1 opgenomen drempelwaarden. Wanneer een gevaarlijke stof onder deel 1 valt en ook is opgenomen in deel 2, zijn de in de kolommen 2 en 3 van deel 2 opgenomen drempelwaarden van toepassing. DEEL 1 — Categorieën gevaarlijke stoffen Dit deel beslaat alle gevaarlijke stoffen die in de in kolom 1 vermelde gevarencategorieën vallen : Kolom 1

Gevarencategorieën overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008

Kolom 2

Kolom 3

Drempelwaarden (in ton) van in artikel 2, 10° bedoelde gevaarlijke stoffen voor toepassing van voorschriften voor lagedrempelinrichtingen

voorschriften voor hogedrempelinrichtingen

H1 ACUTE TOXICITEIT Categorie 1, alle blootstellingsroutes

5

20

H2 ACUTE TOXICITEIT — Categorie 2, alle blootstellingsroutes — Categorie 3, inademingblootstellingsroute (zie noot 7)

50

200

H3 SPECIFIEKE DOELORGAANTOXICITEIT (SPECIFIC TARGET ORGAN TOXICITY, STOT) — EENMALIGE BLOOTSTELLING STOT SE Categorie 1

50

200

10

50

P1b ONTPLOFBARE STOFFEN (zie noot 8) Ontplofbare stoffen van subklasse 1.4 (zie noot 10)

50

200

P2 ONTVLAMBARE GASSEN Ontvlambare gassen van categorie 1 of 2

10

50

P3a ONTVLAMBARE AEROSOLEN (zie noot 11.1) „Ontvlambare” aerosolen van categorie 1 of 2, die ontvlambare gassen van categorie 1 of 2 of ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 bevatten

150 (netto)

500 (netto)

P3b ONTVLAMBARE AEROSOLEN (zie noot 11.1) „Ontvlambare” aerosolen van categorie 1 of 2, die geen ontvlambare gassen van categorie 1 of 2, noch ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 bevatten (zie noot 11.2)

5 000 (netto)

50 000 (netto)

P4 OXIDERENDE GASSEN Oxiderende gassen van categorie 1

50

200

P5a ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN — Ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 of — Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden, of — Overige vloeistoffen met een vlampunt ≤ 60 °C, die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden (zie noot 12)

10

50

P5b ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN — Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 waarbij bijzondere procescondities, zoals een hoge druk of hoge temperatuur, gevaren voor zware ongevallen kunnen doen ontstaan, of — Overige vloeistoffen met een vlampunt ≤ 60 °C waarbij bijzondere verwerkingsomstandigheden, zoals een hoge druk of hoge temperatuur, gevaren voor zware ongevallen kunnen geven (zie noot 12)

50

200

P5c ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die niet onder P5a en P5b vallen

5 000

50 000

P6a ZELFONTLEDENDE STOFFEN EN MENGSELS en ORGANISCHE PEROXIDEN Zelfontledende stoffen en mengsels van type A of B of organische peroxiden van type A of B

10

50

Rubriek „H” — GEZONDHEIDSGEVAREN

Rubriek „P” — FYSISCHE GEVAREN P1a — — —

ONTPLOFBARE STOFFEN (zie noot 8) Instabiele ontplofbare stoffen, of Ontplofbare stoffen van de subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 of 1.6, of Stoffen en mengsels met explosieve eigenschappen volgens methode A.14 van Verordening (EG) nr. 440/2008 (zie noot 9) die niet behoren tot de gevarenklassen organische peroxiden of zelfontledende stoffen en mengsels

54100

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Kolom 1

Kolom 2

Gevarencategorieën overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008

Kolom 3

Drempelwaarden (in ton) van in artikel 2, 10° bedoelde gevaarlijke stoffen voor toepassing van voorschriften voor lagedrempelinrichtingen


P6b ZELFONTLEDENDE STOFFEN EN MENGSELS en ORGANISCHE PEROXIDEN Zelfontledende stoffen en mengsels van type C, D, E of F of organische peroxiden van type C, D, E of F

50

200

P7 PYROFORE VLOEISTOFFEN EN VASTE STOFFEN Pyrofore vloeistoffen van categorie 1 Pyrofore vaste stoffen van categorie 1

50

200

P8 OXIDERENDE VLOEISTOFFEN EN VASTE STOFFEN Oxiderende vloeistoffen van categorie 1, 2 of 3, of Oxiderende vaste stoffen van categorie 1, 2 of 3

50

200

Rubriek „E” — MILIEUGEVAREN E1 Gevaar voor het aquatisch milieu in de categorie acuut 1 of chronisch 1

100

200

E2 Gevaar voor het aquatisch milieu in de categorie chronisch 2

200

500

O1 Stoffen en mengsels met gevarenaanduiding EUH014

100

500

O2 Stoffen en mengsels die in contact met water ontvlambare gassen ontwikkelen, categorie 1

100

500

O3 Stoffen en mengsels met gevarenaanduiding EUH029

50

200

Rubriek „O” — OVERIGE GEVAREN

DEEL 2 — Benoemde gevaarlijke stoffen Kolom 2

Kolom 1

Gevaarlijke stoffen

CAS nummer (1)

Kolom 3

Drempelwaarden (in ton) voor toepassing van voorschriften voor lagedrempelinrichtingen


1. Ammoniumnitraat (zie noot 13)

-

5 000

10 000


-

1 250

5 000


-

350

2 500


-

10

50

5. Kaliumnitraat (zie noot 17)

-

5 000

10 000

6. Kaliumnitraat (zie noot 18)

-

1 250

5 000

7. Diarseenpentoxide, arseen(V)zuur en/of zouten daarvan

1303-28-2

1

2

8. Diarseentrioxide, arseen(III)zuur en/of zouten daarvan

1327-53-3

9. Broom

7726-95-6

20

100

10. Chloor

7782-50-5

10

25

11. Inhaleerbare poedervormige nikkelverbindingen (nikkelmonoxide, nikkeldioxide, nikkelsulfide, trinikkeldisulfide, dinikkeltrioxide)

0,1

-

1

12. Ethyleenimine

151-56-4

10

20

13. Fluor

7782-41-4

10

20

50-00-0

5

50

14. Formaldehyde (concentratie ≥ 90 %)

54101


Kolom 1

Gevaarlijke stoffen

CAS nummer (1)

Kolom 3



15. Waterstof

1333-74-0

5

50

16. Chloorwaterstof (vloeibaar gas)

7647-01-0

25

250

-

5

50

50

200

17. Loodalkylen 18. Ontvlambare vloeibare gassen, categorie 1 of 2 (inclusief LPG) en aardgas (zie noot 19) 19. Acetyleen

74-86-2

5

50

20. Ethyleenoxide

75-21-8

5

50

21. Propyleenoxide

75-56-9

5

50

22. Methanol

67-56-1

500

5 000

23. 4,4'-Methyleen bis(2-chlooraniline) en/of zouten daarvan, poedervormig

101-14-4

0,01

24. Methylisocyanaat

624-83-9

0,15

25. Zuurstof

7782-44-7

200

2 000

26. 2,4-Tolueendiisocyanaat 2,6-Tolueendiisocyanaat

584-84-9 91-08-7

10

100

27. Carbonylchloride (fosgeen)

75-44-5

0,3

0,75

28. Arsine (arseentrihydride)

7784-42-1

0,2

1

29. Fosfine (fosfortrihydride)

7803-51-2

0,2

1

30. Zwaveldichloride

10545-99-0

31. Zwaveltrioxide

7446-11-9

1 15

75

32. Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen (inclusief TCDD) uitgedrukt in TCDD-equivalent (zie noot 20)

-

0,001

33. De volgende CARCINOGENEN of de mengsels die de volgende carcinogenen in concentraties van meer dan 5 gewichtsprocent bevatten : 4-aminobifenyl en/of zouten daarvan, benzotrichloride, benzidine en/of zouten daarvan, di(chloormethyl)ether, chloormethylether, 1,2-dibroomethaan, diethylsulfaat, dimethylsulfaat, dimethylcarbamoylchloride, 1,2-dibroom-3chloorpropaan, 1,2-dimethylhydrazine, dimethylnitrosamine, hexamethylfosforzuurtriamide, hydrazine, 2-naftylamine en/of zouten daarvan, 4-nitrodifenyl en 1,3-propaansulton

-

0,5

2

34. Aardolieproducten en alternatieve brandstoffen : a) benzine en nafta’s, b) kerosines (inclusief vliegtuigbrandstoffen), c) gasoliën (inclusief diesel, huisbrandolie en gasoliemengstromen), d) zware stookolie, e) alternatieve brandstoffen met dezelfde toepassing en met gelijkaardige eigenschappen op het vlak van ontvlambaarheid en milieugevaren als de onder a) tot en met d) bedoelde producten.

-

2 500

25 000

35. Watervrije ammoniak

7664-41-7

50

200

36. Boortrifluoride

7637-07-2

5

20

37. Waterstofsulfide

7783-06-4

5

20

54102


Kolom 1

CAS nummer (1)

Gevaarlijke stoffen

Kolom 3



38. Piperidine

110-89-4

50

200

39. Bis(2-dimethylaminoethyl) (methyl)amine

3030-47-5

50

200

40. 3-(2-Ethylhexyloxy)propylamine

5397-31-9

50

200

-

200

500

42. Propylamine (zie noot 21)

107-10-8

500

2 000

43. Tert-butylacrylaat (zie noot 21)

1663-39-4

200

500

44. 2-Methyl-3-buteennitrile (zie noot 21)

16529-56-9

500

2 000

45. Tetrahydro-3,5-dimethyl-1,3,5-thiadiazine-2-thion (Dazomet) (zie noot 21)

533-74-4

100

200

46. Methylacrylaat (zie noot 21)

96-33-3

500

2 000

47. 3-Methylpyridine (zie noot 21)

108-99-6

500

2 000

48. 1-Broom-3-chloorpropaan (zie noot 21)

109-70-6

500

2 000

41. Mengsels (*) van natriumhypochloriet die zijn ingedeeld als aquatisch acuut categorie 1 [H400] die minder dan 5 % actief chloor bevatten en niet vallen onder de in deel 1 van bijlage I opgenomen andere gevarencategorieën. (*) Mits het mengsel zonder natriumhypochloriet niet zou worden ingedeeld als aquatisch acuut categorie 1 [H400].

(1) Het CAS-nummer wordt slechts ter indicatie gegeven.

NOTEN BIJ BIJLAGE 1

1.

Stoffen en mengsels worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingedeeld.

2.

Mengsels worden behandeld als zuivere stoffen, mits zij binnen de concentratiegrenzen blijven die zijn vastgesteld aan de hand van hun eigenschappen krachtens de in noot 1 vermelde Verordening (EG) nr. 1272/2008 of de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang, tenzij specifiek een samenstellingspercentage of een andere beschrijving wordt gegeven.

3.

De bovenstaande drempelwaarden gelden per inrichting. De voor de toepassing van de betreffende artikelen in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximumhoeveelheden die op enig moment aanwezig zijn of kunnen zijn. Gevaarlijke stoffen die slechts in hoeveelheden van 2 % of minder van de vermelde drempelwaarde in een inrichting aanwezig zijn, worden bij de berekening van de totale aanwezige hoeveelheid buiten beschouwing gelaten, indien zij zich op een zodanige plaats in de inrichting bevinden dat zij niet de oorzaak van een zwaar ongeval elders binnen die inrichting kunnen zijn of de gevolgen van een ongeval kunnen vergroten.

4.

De onderstaande regels voor het optellen van gevaarlijke stoffen of categorieën gevaarlijke stoffen zijn eventueel van toepassing : In het geval van een inrichting waar geen afzonderlijke gevaarlijke stof aanwezig is in een hoeveelheid van meer dan of gelijk aan de vermelde drempelwaarden, wordt de onderstaande regel toegepast om te bepalen of de inrichting onder de bepalingen van dit samenwerkingsakkoord valt. Dit samenwerkingsakkoord is van toepassing op hogedrempelinrichtingen indien de som : q1/QU1 + q2/QU2 + q3/QU3 + q4/QU4 + q5/QU5 + ... groter is dan of gelijk is aan 1, waarbij qx = de hoeveelheid van gevaarlijke stof x of de hoeveelheid gevaarlijke stoffen van categorie x uit deel 1 of deel 2 van deze bijlage, en QUX = de voor gevaarlijke stof x of categorie x in kolom 3 van deel 1 of van deel 2 van deze bijlage relevante drempelwaarde.


5.

6.

7.

8.

9.

10.

11.

11. 12.

13.

14.

Dit samenwerkingsakkoord is van toepassing op lagedrempelinrichtingen indien de som : q1/QL1 + q2/QL2 + q3/QL3 + q4/QL4 + q5/QL5 + ... groter is dan of gelijk is aan 1, waarbij qx = de hoeveelheid van gevaarlijke stof x of de hoeveelheid gevaarlijke stoffen van categorie x uit deel 1 of deel 2 van deze bijlage, en QLX = de voor gevaarlijke stof x of categorie x in kolom 2 van deel 1 of van deel 2 van deze bijlage relevante drempelwaarde. Deze regel wordt gebruikt ter beoordeling van de gezondheidsgevaren, fysische gevaren en milieugevaren. De regel moet daarom driemaal worden toegepast : a) eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen welke in acute toxiciteitscategorie 1, 2 of 3 (inademingblootstellingsroutes) of STOT SE categorie 1 zijn ingedeeld, samen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek H, posten H1 tot en met H3 van deel 1, vallen; b) eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen welke ontplofbare stoffen, ontvlambare gassen, ontvlambare aerosolen, oxiderende gassen, ontvlambare vloeistoffen, zelfontledende stoffen en mengsels, organische peroxiden, pyrofore vloeistoffen en vaste stoffen, oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen zijn, samen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek P, posten P1 tot en met P8 van deel 1, vallen; c) eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen die onder gevaarlijk voor het aquatisch milieu, acute categorie 1, chronische categorie 1 of chronische categorie 2 vallen, samen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek E, posten E1 en E2 van deel 1, vallen. De desbetreffende bepalingen van dit samenwerkingsakkoord zijn van toepassing zodra het sommeringsresultaat van a), b) of c) groter is dan of gelijk is aan 1. Gevaarlijke stoffen die niet onder Verordening (EG) nr. 1272/2008 vallen, waaronder afvalstoffen, maar niettemin in een inrichting aanwezig zijn of kunnen zijn en onder de in de inrichting heersende omstandigheden gelijkwaardige eigenschappen hebben of kunnen hebben wat de mogelijkheden van een zwaar ongeval betreft, worden voorlopig toegewezen aan de meest gelijkende categorie of met naam genoemde gevaarlijke stof die onder het toepassingsgebied van deze verordening valt. Voor gevaarlijke stoffen die zodanige eigenschappen hebben dat ze op verscheidene wijzen kunnen worden ingedeeld, is voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord de laagste drempelwaarde van toepassing. Wat evenwel de toepassing van de in noot 4 bedoelde regel betreft, wordt de laagste drempelwaarde voor elke groep categorieën in noot 4, onder a), b) en c), welke met de indeling in kwestie overeenkomt, gebruikt. Gevaarlijke stoffen die vallen onder acuut toxisch categorie 3 (orale blootstellingsroutes, H 301), vallen onder de rubriek H2 ACUUT TOXISCH wanneer noch de indeling acute toxiciteit bij inademing noch de indeling acute dermale toxiciteit kunnen worden afgeleid, bijvoorbeeld door een gebrek aan concluderende gegevens betreffende toxiciteit bij inademing en dermale toxiciteit. Onder de gevarenklasse ontplofbare stoffen vallen ontplofbare voorwerpen (zie punt 2.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008). Indien de hoeveelheid van ontplofbare stoffen of mengsels in het voorwerp bekend is, wordt met die hoeveelheid rekening gehouden voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord. Indien de hoeveelheid van ontplofbare stoffen of mengsels in het voorwerp niet bekend is, wordt het gehele voorwerp voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord als ontplofbaar aangemerkt. Testen naar de ontplofbare eigenschappen van stoffen en mengsels is alleen nodig indien de screeningprocedure volgens aanhangsel 6, deel 3, van de United Nations Recommendations on the Transport of Dangerous Goods, Manual of Tests and Criteria („UN Manual of Tests and Criteria”) (1) uitwijst dat de stof of het mengsel mogelijk ontplofbare eigenschappen heeft. Indien ontplofbare stoffen van subklasse 1.4 uitgepakt of opnieuw ingepakt zijn, worden ze in rubriek P1a ingedeeld, tenzij aangetoond wordt dat het gevaar nog overeenstemt met subklasse 1.4 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008. 1. Ontvlambare aerosolen worden ingedeeld overeenkomstig het koninklijk besluit van 31 juli 2009 betreffende aerosols. „Zeer licht ontvlambare” en „ontvlambare” aerosolen volgens dit besluit komen overeen met ontvlambare aerosolen van respectievelijk categorie 1 of 2 volgens Verordening (EG) nr. 1272/2008. 2. Om deze vermelding te kunnen gebruiken, moet geregistreerd worden dat de aerosolhouder geen ontvlambaar gas van categorie 1 of 2, noch ontvlambare vloeistof van categorie 1 bevat. Overeenkomstig punt 2.6.4.5 in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 behoeven vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 35 °C niet in categorie 3 te worden ingedeeld indien negatieve resultaten werden behaald bij de test inzake onderhouden verbrandbaarheid L.2, Part III, section 32 van de UN Manual of Tests and Criteria. Dit geldt echter niet onder omstandigheden als verhoogde temperatuur of druk en daarom vallen dergelijke vloeistoffen onder deze vermelding. Ammoniumnitraat (5 000/10 000) : meststoffen die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding Dit is van toepassing op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen (een gemengde/samengestelde meststof bevat ammoniumnitraat met fosfaat en/of kaliumcarbonaat) die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding overeenkomstig de VN-goottest (zie Manual of Tests and Criteria, Part III, sub-section 38.2) en waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat : — gelegen is tussen 15,75 (2) en 24,5 (3) gewichtsprocent en die niet meer dan 0,4 % in totaal aan brandbare/organische stoffen bevatten of die voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen; — 15,75 gewichtsprocent of minder en een onbeperkte hoeveelheid brandbare stoffen. Ammoniumnitraat (1 250/5 000) : meststofkwaliteit Dit is van toepassing op enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen die voldoen aan de eisen van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003, waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat — hoger is dan 24,5 gewichtsprocent, met uitzondering van mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %;

54103

54104

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — hoger is dan 15,75 gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat; — hoger is dan 28 (4) gewichtsprocent voor mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %. 15.

Ammoniumnitraat (350/2 500) : technisch zuivere stof Dit is van toepassing op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatmengsels waarin het stikstofgehalte, afkomstig van het ammoniumnitraat : — gelegen is tussen 24,5 en 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,4 % aan brandbare stoffen bevatten; — hoger is dan 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,2 % aan brandbare stoffen bevatten. Dit is ook van toepassing op waterige ammoniumnitraatoplossingen met een ammoniumnitraatconcentratie van meer dan 80 gewichtsprocent.

16.

Ammoniumnitraat (10/50) : „off-specs”-materiaal en meststoffen die niet voldoen aan de eisen van de detonatietest Dit is van toepassing op : — afgekeurd materiaal afkomstig uit het fabricageproces en op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatmengsels, enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen als bedoeld in de noten 14 en 15, die van de eindgebruiker zijn of worden teruggestuurd aan een fabrikant, een installatie voor tijdelijke opslag of een herverwerkingsinstallatie voor herverwerking, recycling of behandeling met het oog op een veilig gebruik, omdat de stoffen niet langer voldoen aan de specificaties van de noten 14 en 15; — meststoffen als bedoeld in de noot 13, eerste streepje, en noot 14 bij deze bijlage die niet voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003.

17.

Kaliumnitraat (5 000/10 000) Dit is van toepassing op samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat (in de vorm van prills of granules) die dezelfde gevaarlijke eigenschappen als zuiver kaliumnitraat hebben.

18.

Kaliumnitraat (1 250/5 000) Dit is van toepassing op samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat (in kristalvorm) die dezelfde gevaarlijke eigenschappen als zuiver kaliumnitraat hebben.

19.

Opgewaardeerd biogas Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord kan opgewaardeerd biogas worden ingedeeld onder rubriek 18 van deel 2 van bijlage I wanneer het verwerkt is in overeenstemming met de toepasselijke normen voor gezuiverd en opgewaardeerd biogas waardoor een kwaliteit gewaarborgd is die overeenkomt met die van aardgas, met inbegrip van de hoeveelheid methaan, en het ten hoogste 1 % zuurstof bevat.

20.

Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen De hoeveelheden polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen worden berekend aan de hand van de volgende wegingsfactoren : WHO 2005 TEF

2,3,7,8-TCDD

1

1,2,3,7,8-PeDD

1

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD OCDD

0,01 0,0003

2,3,7,8-TCDF

0,1

2,3,4,7,8-PeCDF

0,3

1,2,3,7,8-PeCDF

0,03

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDF

0,1

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

OCDF

0,0003

(T = tetra, P = penta, Hx = hexa, Hp = hepta, O = octa) Referentie — Van den Berg et al : The 2005 World Health Organization Re-evaluation of Human and Mammalian Toxic Equivalency Factors for Dioxins and Dioxin-like Compounds

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 21.

Wanneer deze gevaarlijke stof eveneens onder categorie P5a ontvlambare vloeistoffen of P5b ontvlambare vloeistoffen valt, geldt voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord de laagste drempelwaarde. Nota’s

(1)

Verdere richtsnoeren voor het afzien van de test zijn beschikbaar in de beschrijving van methode A.14, zie Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (2) Een stikstofgehalte van 15,75 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 45 % ammoniumnitraat. (3) Een stikstofgehalte van 24,5 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 70 % ammoniumnitraat. (4) Een stikstofgehalte van 28 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 80 % ammoniumnitraat. Gedaan te Brussel, op 5 juni 2015, in één origineel exemplaar. Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk en Economie, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaamse Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waalse Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, Mevr. C. DI ANTONIO Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. C. FREMAULT

Annexe 2 Informations visées à l’article 6, § 4, et à l’article 8, § 1, relatives au système de gestion de la sécurité et à l’organisation de l’établissement en vue de la prévention des accidents majeurs Pour la mise en œuvre du système de gestion de la sécurité élaboré, l’exploitant tient compte des éléments suivants : 1. Le système de gestion de la sécurité englobe la partie du système général de gestion de l’établissement qui contient la structure organisationnelle, les responsabilités, les pratiques, les procédures, les procédés et les ressources qui permettent de déterminer et de mettre en œuvre la politique de prévention des accidents majeurs, en tenant compte des meilleures pratiques disponibles. 2. Les éléments et activités suivants sont à prendre en considération dans le système de gestion de la sécurité et dans les procédures définissant comment ces éléments et activités sont élaborés, adoptés et mis en œuvre au sein de l’entreprise : i) l’organisation et le personnel : a) les rôles et responsabilités du personnel impliqué dans la gestion des risques d’accidents majeurs à tous les niveaux de l’organisation; b) les mesures prises pour sensibiliser à la nécessité d’une amélioration permanente; c) l’identification des besoins en formation du personnel et l’organisation de cette formation; d) la collaboration avec les tiers pour des activités importantes du point de vue de la sécurité; e) l’implication du personnel de l’entreprise, ainsi que de celui de ces tiers. ii) l’identification et l’évaluation des dangers d’accidents majeurs : a) l’identification systématique des dangers d’accidents majeurs pouvant survenir dans des conditions de fonctionnement normales ou anormales, y compris, s’il y a lieu, lors d’activités effectuées par des tiers; b) l’évaluation des risques associés à ces dangers; c) la définition et l’implémentation de mesures permettant de maîtriser ces risques. iii) la maîtrise de la conception :

54105

54106

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD a) b) iv) le a)

la conception d’installations et de procédés; la planification et la réalisation de modifications aux installations et procédés existants; contrôle opérationnel : la sécurité d’exploitation des installations en toutes circonstances, par exemple, en fonctionnement normal, mais aussi au démarrage, lors d’arrêts temporaires ou lors des entretiens; b) la gestion des alarmes; c) l’assurance de l’état et du fonctionnement correct des mesures mises en place pour gérer le risque d’accidents majeurs, en ce compris : — la définition et la mise en œuvre de la stratégie et de la méthodologie pour le suivi et le contrôle du bon état et du fonctionnement correct de ces mesures; — la définition et la mise en œuvre des contre-mesures nécessaires en cas de non-conformité; d) le contrôle des risques d’accidents majeurs consécutifs aux dégradations des équipements, tels que le vieillissement ou la corrosion, en ce compris : — l’inventaire des équipements concernés; — l’inventaire des phénomènes de dégradation possibles; — la définition et la mise en œuvre de la stratégie et de la méthodologie de suivi et de contrôle de l’état de ces équipements; — la définition et la mise en œuvre des actions à entreprendre, sur base de ce suivi et de ce contrôle, pour préserver le bon état des équipements, telles que réparation ou remplacement d’équipements, ou encore adaptation des conditions de travail; v) la planification d’urgence : a) l’identification systématique des situations d’urgence prévisibles ; b) l’élaboration, test, révision et mise à jour d’un plan d’urgence interne pour ces situations d’urgence; c) l’organisation d’une formation spécifique à tout le personnel concerné travaillant dans l’établissement, en ce compris les tiers; vi) l’enquête sur les accidents et incidents : a) la déclaration et enregistrement des accidents majeurs et des incidents, en particulier des incidents au cours desquels les mesures en place ont fait défaut; b) l’analyse de ces accidents et incidents; c) l’élaboration et mise en œuvre de mesures correctrices pour éviter la répétition de ces accidents et incidents; vii) l’audit et la révision : a) l’évaluation permanente du respect des objectifs de la prévention des accidents majeurs et du système de gestion de la sécurité, ainsi que l’introduction de mécanismes d’enquête et de correction en cas de non-conformité; cela peut comprendre des indicateurs de performance, tels que des indicateurs de performance de sécurité ou d’autres indicateurs pertinents; b) l’évaluation systématique et périodique de l’adéquation et de l’efficacité de la politique de prévention des accidents majeurs et du système de gestion de la sécurité; cela inclut une évaluation documentée, effectuée par la direction, des résultats de la politique appliquée, du système de gestion de la sécurité et des ajustements qui en découlent, y compris prise en considération et intégration des modifications nécessaires qui résultent de l’audit et la révision Fait à Bruxelles, le 5 juin 2015, en un exemplaire original. Pour l’Etat fédéral : Le Premier Ministre, Ch. MICHEL Le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, K. PEETERS Le Ministre de la Sécurité et de l’Intérieur, J. JAMBON La Ministre de l’Environnement, Mme M.-C. MARGHEM Pour la Région flamande : Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, Mme J. SCHAUVLIEGE Pour la Région wallonne : Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, P. MAGNETTE Le Ministre wallon de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, C. DI ANTONIO Pour la Région de Bruxelles-Capitale : Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé du Développement territorial, R. VERVOORT La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l’Environnement, Mme C. FREMAULT

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 2

In artikel 6, § 4, en artikel 8, § 1, bedoelde informatie betreffende het veiligheidsbeheersysteem en de organisatie van de inrichting met het oog op de preventie van zware ongevallen De exploitant houdt bij de uitwerking van het veiligheidsbeheersysteem rekening met onderstaande factoren. 1.

Het veiligheidsbeheersysteem omvat het gedeelte van het volledige beheersysteem van de inrichting dat betrekking heeft op de organisatorische structuur, de verantwoordelijkheden, de processen, de procedures, de praktijken en de middelen die het mogelijk maken om het preventiebeleid voor zware ongevallen vast te leggen en uit te voeren, rekening houdende met de beste praktijken.

2.

De volgende elementen en activiteiten komen aan bod in het veiligheidsbeheersysteem en de nodige procedures, die vastleggen hoe deze elementen en activiteiten georganiseerd worden binnen de inrichting, worden opgesteld, goedgekeurd en toegepast : i)

de organisatie en het personeel : a) de taken en verantwoordelijkheden van het personeel dat betrokken is bij het beheersen van de gevaren van zware ongevallen op alle niveaus van de organisatie; b) de maatregelen die worden genomen om het bewustzijn dat voortdurende verbetering nodig is te doen toenemen; c)

de identificatie van de opleidingsbehoeften van het personeel en de organisatie van die opleiding;

d) het werken met derden voor werkzaamheden die vanuit veiligheidsopzicht belangrijk zijn; e)

de betrokkenheid van het eigen personeel en dat van deze derden;

ii) de identificatie en evaluatie van de gevaren van zware ongevallen : a) de systematische identificatie van de gevaren van zware ongevallen die zich kunnen voordoen bij normale of abnormale werking, en in voorkomend geval bij activiteiten die door derden worden verricht; b) de evaluatie van de daaraan verbonden risico’s; c)

het vastleggen en implementeren van de maatregelen om deze risico’s te beheersen;

iii) de ontwerpbeheersing : a) het ontwerpen van installaties en processen; b) het plannen en uitvoeren van wijzigingen van bestaande installaties en processen; iv) de operationele controle : a) de veilige exploitatie van de installaties en dit in alle omstandigheden zoals bij normale werking, bij opstart, bij tijdelijke stilstand en bij onderhoud; b) het alarmbeheer; c)

het verzekeren van de goede staat en werking van de maatregelen die werden geïmplementeerd om de risico’s van zware ongevallen te beheersen, omvattende : — de bepaling en uitvoering van de strategie en methodologie voor de monitoring en de controle van de goede staat en werking van deze maatregelen; — de bepaling en uitvoering van de nodige tegenmaatregelen bij niet-conformiteiten;

d) de beheersing van de risico’s van zware ongevallen als gevolg van degradatie van de installatieonderdelen, zoals veroudering en corrosie, omvattende : — de inventarisatie van de betrokken installatieonderdelen; — de inventarisatie van de mogelijke degradatiefenomenen; — bepaling en uitvoering van de strategie en methodologie voor de monitoring en de controle van de staat van de installatieonderdelen; — de bepaling en uitvoering van de acties op basis van deze monitoring en controle om de goede staat van het installatieonderdeel te verzekeren, zoals herstelling of vervanging van het installatieonderdeel of het aanpassen van de werkingscondities; v) de noodplanning : a) de systematische identificatie van voorzienbare noodsituaties; b) het opstellen, testen, herzien en bijwerken van een intern noodplan voor deze noodsituaties; c)

het verzorgen van specifieke opleiding voor alle betrokken personeel dat in de inrichting werkt, inclusief derden;

vi) het onderzoek van ongevallen en incidenten : a) de melding en registratie van zware ongevallen en van incidenten, in het bijzonder incidenten waarbij de aanwezige maatregelen hebben gefaald; b) de analyse van deze ongevallen en incidenten; c)

het vastleggen en implementeren van corrigerende maatregelen om herhaling te vermijden;

vii) de audit en herziening : a) de permanente beoordeling van de inachtneming van de doelstellingen van het preventiebeleid voor zware ongevallen en van het veiligheidsbeheersysteem, en invoering van regelingen voor onderzoek en correctie bij niet-inachtneming waartoe ook prestatie-indicatoren kunnen behoren zoals veiligheidsprestatie-indicatoren of andere relevante indicatoren;

54107

54108

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD b) de systematische en periodieke beoordeling van de geschiktheid en doeltreffendheid van het preventiebeleid voor zware ongevallen en het veiligheidsbeheersysteem, omvattende een gedocumenteerde directiebeoordeling van de resultaten van het gevoerde beleid en het veiligheidsbeheersysteem en van de bijsturing daarvan, inclusief de overweging en integratie van de noodzakelijke wijzigingen die volgen uit de audit en herziening. Gedaan te Brussel, op 5 juni 2015, in één origineel exemplaar. Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk en Economie, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaamse Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waalse Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, C. DI ANTONIO Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. C. FREMAULT

Annexe 3 Données et informations minimales à prendre en considération dans le rapport de sécurité prévu à l’article 8 1. Informations sur le système de gestion et l’organisation de l’établissement en vue de la prévention des accidents majeurs. Ces informations doivent couvrir les éléments contenus dans l’annexe 2. 2. Présentation du voisinage de l’établissement : a) description du site et de son voisinage comprenant la situation géographique, les données météorologiques, géologiques, hydrographiques et, le cas échéant, son historique; b) identification des installations et autres activités au sein de l’établissement qui peuvent présenter un danger d’accident majeur; c) sur la base des informations disponibles, recensement des établissements voisins, ainsi que des sites non couverts par le présent accord de coopération, zones et aménagements susceptibles d’être à l’origine, ou d’accroître le risque ou les conséquences d’un accident majeur et d’effets domino; d) description des zones susceptibles d’être affectées par un accident majeur. 3. Description de l’installation : a) description des principales activités et productions des parties de l’établissement qui sont importantes du point de vue de la sécurité, des sources de risque d’accidents majeurs et des conditions dans lesquelles cet accident majeur pourrait intervenir, accompagnée d’une description des mesures préventives prévues; b) description des procédés, notamment les modes opératoires, en tenant compte, le cas échéant, des informations disponibles sur les meilleures pratiques; c) description des substances dangereuses : i. inventaire des substances dangereuses : — l’identification des substances dangereuses : désignation chimique, numéro CAS, le nom selon la nomenclature IUPAC, — la quantité maximale de la (des) substance(s) présente(s) ou qui peut (peuvent) être présente(s), ii. caractéristiques physiques, chimiques et toxicologiques et indication des dangers, aussi bien immédiats que différés pour la santé humaine ou l’environnement, iii. comportement physique ou chimique dans des conditions normales d’utilisation ou dans des conditions accidentelles prévisibles. 4. Identification et analyse des risques d’accident et moyens de prévention : a) description détaillée des scénarios d’accidents majeurs possibles et des conditions d’occurrence comprenant le résumé des événements pouvant jouer un rôle dans le déclenchement de chacun de ces scénarios, que les causes soient d’origine interne ou externe à l’installation; en particulier, que les causes soient : i. opérationnelles;

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD ii. externes, par exemple par effets domino ou du fait de sites non couverts par le présent accord de coopération, zones et aménagements, susceptibles d’être à l’origine, ou d’accroître le risque ou les conséquences d’un accident majeur; iii. naturelles, par exemple séismes ou inondations. b) évaluation de l’étendue et de la gravité des conséquences des accidents majeurs identifiés, y compris cartes, images ou, le cas échéant, descriptions équivalentes faisant apparaître les zones susceptibles d’être affectées par des tels accidents impliquant l’établissement; c) inventaire des accidents et incidents passés impliquant les mêmes substances et les mêmes procédés, examen des enseignements tirés de ces événements et référence explicite à des mesures spécifiques prises pour éviter ces accidents; d) description des paramètres techniques et équipements installés pour la sécurité des installations. 5. Mesures de protection et d’intervention pour limiter les conséquences d’un accident majeur : a) description des équipements mis en place dans l’installation pour limiter les conséquences des accidents majeurs pour la santé humaine et l’environnement, y compris les dispositifs visant à limiter l’ampleur et la dispersion des rejets accidentels, tels que les systèmes de détection, les vannes d’arrêt, les systèmes de collecte d’urgence, les systèmes de rétention des eaux d’incendie, les dispositifs de pulvérisation d’eau, les écrans de vapeur; b) organisation de l’alerte et de l’intervention; c) description des moyens mobilisables internes ou externes; d) description de toute mesure technique et non technique utile pour la réduction des conséquences d’un accident majeur. Fait à Bruxelles, le 5 juin 2015, en un exemplaire original. Pour l’Etat fédéral : Le Premier Ministre, Ch. MICHEL Le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, K. PEETERS Le Ministre de la Sécurité et de l’Intérieur, J. JAMBON La Ministre de l’Environnement, Mme M.-C. MARGHEM Pour la Région flamande : Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, Mme J. SCHAUVLIEGE Pour la Région wallonne : Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, P. MAGNETTE Le Ministre wallon de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, C. DI ANTONIO Pour la Région de Bruxelles-Capitale : Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé du Développement territorial, R. VERVOORT La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l’Environnement, Mme C. FREMAULT

Bijlage 3 Gegevens en minimuminlichtingen die in het in artikel 8 bedoelde veiligheidsrapport aan de orde moeten komen 1. Inlichtingen over het beheerssysteem en de organisatie van de inrichting, met het oog op de preventie van zware ongevallen. Deze inlichtingen dienen de in bijlage 2 aangegeven punten te bestrijken. 2. Presentatie van de omgeving van de inrichting : a) beschrijving van de plaats en zijn omgeving, met inbegrip van de geografische ligging, de meteorologische, geologische en hydrografische gegevens en, in voorkomend geval, de voorgeschiedenis; b) identificatie van de installaties en andere activiteiten binnen de inrichting die een gevaar van een zwaar ongeval met zich kunnen brengen; c) op basis van de beschikbare informatie, identificatie van naburige inrichtingen, alsmede andere bedrijven die buiten het toepassingsgebied van dit samenwerkingsakkoord vallen, zones en ontwikkelingen die de bron kunnen zijn van, of het risico op of de gevolgen van een zwaar ongeval en domino-effecten kunnen verhogen; d) beschrijving van de zones die door een zwaar ongeval zouden kunnen worden getroffen. 3. Beschrijving van de installatie : a) beschrijving van de voornaamste werkzaamheden en producten uit de gedeelten van de inrichting die belangrijk zijn uit het oogpunt van de veiligheid, van de mogelijke oorzaken van risico’s van zware

54109

54110

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD ongevallen en van de omstandigheden waarin zo’n zwaar ongeval zich zou kunnen voordoen, vergezeld van een beschrijving van de genomen preventieve maatregelen; b) beschrijving van de processen, met name de werkwijzen; indien van toepassing, rekening houdend met de beschikbare informatie betreffende beste praktijken; c) beschrijving van de gevaarlijke stoffen : i. inventaris van de gevaarlijke stoffen met : — de beschrijving van de gevaarlijke stoffen : chemische naam, CAS-nummer, naam volgens de IUPAC-nomenclatuur, — de maximale hoeveelheid van de gevaarlijke stof(fen) die aanwezig is (zijn) of kan (kunnen) zijn, ii. fysische, chemische en toxicologische kenmerken en gegevens over zowel de onmiddellijk als de later optredende gevaren voor de menselijke gezondheid en het milieu, iii. het fysische of chemische gedrag onder normale gebruiksvoorwaarden of bij een voorzienbaar ongeval. 4. Identificatie en analyse van de ongevallenrisico’s en preventiemiddelen : a) gedetailleerde beschrijving van de scenario’s voor mogelijke zware ongevallen en de omstandigheden waarin deze zich kunnen voordoen, inclusief een samenvatting van de voorvallen die bij het op gang brengen van deze scenario’s een belangrijke rol kunnen spelen, ongeacht of de oorzaken binnen of buiten de installatie liggen, met name : i. operationele oorzaken; ii. externe oorzaken, bijvoorbeeld met betrekking tot domino-effecten, andere bedrijven die buiten het toepassingsgebied van dit samenwerkingsakkoord vallen, zones en ontwikkelingen die de bron kunnen zijn van, of het risico op of de gevolgen van een zwaar ongeval kunnen vergroten; iii. natuurlijke oorzaken, bijvoorbeeld aardbevingen of overstromingen; b) beoordeling van de omvang en de ernst van de gevolgen van de geïdentificeerde zware ongevallen met inbegrip van kaarten, beelden of, indien nuttig, gelijkwaardige beschrijvingen waarop de gebieden zijn aangegeven die bij door de inrichting veroorzaakte ongevallen kunnen getroffen worden; c) evaluatie van ongevallen en incidenten uit het verleden waarbij dezelfde stoffen en processen werden gebruikt, beschouwing van de daaruit getrokken lessen en expliciete vermelding van de getroffen specifieke maatregelen om dergelijke ongevallen te voorkomen; d) beschrijving van de technische parameters en van de uitrusting die van belang is voor de veiligheid van de installaties. 5. Beschermings-en interventiemaatregelen om de gevolgen van een zwaar ongeval te beperken : a) beschrijving van de apparatuur die op de installatie is aangebracht om de gevolgen van zware ongevallen voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken, inclusief de middelen om de omvang en verspreiding van een accidentele vrijzetting te beperken, zoals detectiesystemen, afsluitventielen, noodopvangsystemen, bluswateropvang watersproeiers, dampschermen; b) organisatie van het alarm en de interventie; c) beschrijving van de inzetbare interne of externe middelen; d) beschrijving van alle technische en niet-technische maatregelen die de gevolgen van een zwaar ongeval kunnen beperken. Gedaan te Brussel, op 5 juni 2015, in één origineel exemplaar. Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk en Economie, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaamse Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waalse Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, C. DI ANTONIO Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. C. FREMAULT

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 4 Données et informations devant figurer dans les plans d’urgence prévus aux articles 11 et 13 1° Plans d’urgence internes : a) Nom ou fonction des personnes habilitées à déclencher les procédures du plan d’urgence interne et de la personne responsable de l’intervention à l’intérieur de l’établissement et de la coordination des mesures d’intervention; b) Nom ou fonction du responsable des liaisons avec l’autorité responsable du plan d’urgence externe; c) Pour chaque situation ou événement prévisible qui pourrait jouer un rôle déterminant dans le déclenchement d’un accident majeur, description des mesures à prendre pour maîtriser cette situation ou cet événement et pour en limiter les conséquences, cette description devant s’étendre à l’équipement de sécurité et aux ressources disponibles; d) Mesures visant à limiter les risques pour les personnes se trouvant à l’intérieur de l’établissement, y compris système d’alerte et conduite à tenir lors du déclenchement de l’alerte; e) Dispositions prises pour que, en cas d’incident, l’autorité responsable du déclenchement du plan d’urgence externe soit informée rapidement, type d’informations à fournir immédiatement et mesures concernant la communication d’informations plus détaillées au fur et à mesure qu’elles deviennent disponibles; f) Dispositions prises pour former le personnel aux tâches dont il sera censé s’acquitter et, le cas échéant, coordination de cette action avec les services d’intervention externes; g) Dispositions visant à soutenir l’intervention en dehors de l’établissement. 2° Plans d’urgence externes : a) Nom ou fonction des personnes habilitées à déclencher les procédures du plan d’urgence externe et des personnes habilitées à diriger et à coordonner les mesures prises en dehors de l’établissement; b) Dispositions prises pour être informé rapidement d’incidents éventuels, notamment les procédures d’alerte; c) Dispositions visant à coordonner les moyens nécessaires à la mise en œuvre du plan d’urgence externe; d) Dispositions visant à soutenir l’intervention à l’intérieur de l’établissement; e) Dispositions concernant l’intervention en dehors de l’établissement, dans le cadre de la réponse aux scénarios d’accidents majeurs retenus dans le plan d’urgence externe sur la base du rapport de sécurité, et compte tenu d’éventuels effets domino; f) Dispositions visant à fournir au public, ainsi qu’à tous les bâtiments et zones fréquentés par le public y compris les écoles et les hôpitaux et à tout établissement voisin, des informations spécifiques relatives à l’accident et à la conduite à tenir; g) Dispositions visant à assurer l’information des autorités compétentes des autres États membres en cas d’accident majeur pouvant avoir des conséquences au-delà des frontières. Fait à Bruxelles, le 5 juin 2015, en un exemplaire original. Pour l’Etat fédéral : Le Premier Ministre, Ch. MICHEL Le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, K. PEETERS Le Ministre de la Sécurité et de l’Intérieur, J. JAMBON La Ministre de l’Environnement, Mme M.-C. MARGHEM Pour la Région flamande : Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, Mme J. SCHAUVLIEGE Pour la Région wallonne : Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, P. MAGNETTE Le Ministre wallon de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, C. DI ANTONIO Pour la Région de Bruxelles-Capitale : Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé du Développement territorial, R. VERVOORT La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l’Environnement, Mme C. FREMAULT

54111

54112

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 4 In de in artikel 11 en 13 bedoelde noodplannen op te nemen gegevens en inlichtingen 1° Interne noodplannen : a) De naam of functie van de personen die bevoegd zijn om de procedures van het intern noodplan in werking te laten treden en van de persoon die belast is met de leiding en coördinatie van de interventie op de inrichting; b) De naam of functie van de persoon die verantwoordelijk is voor de contacten met de voor het extern noodplan verantwoordelijke overheid; c) Voor te voorziene omstandigheden of gebeurtenissen die een doorslaggevende rol zouden kunnen spelen bij het ontstaan van een zwaar ongeval, een beschrijving van de te nemen maatregelen ter beheersing van de toestand of de gebeurtenis en ter beperking van de gevolgen daarvan, met inbegrip van een beschrijving van de beschikbare veiligheidsuitrusting en middelen; d) De maatregelen ter beperking van het risico voor de op de inrichting aanwezige personen, waaronder het alarmsysteem en de gedragsregels bij het afgaan van het alarm; e) De regelingen om de autoriteit die verantwoordelijk is voor de inwerkingstelling van het extern noodplan bij een ongeval snel in te lichten, het soort inlichtingen dat onmiddellijk moet worden verstrekt en de regelingen voor het verstrekken van meer uitvoerige inlichtingen, wanneer deze beschikbaar zijn; f) De regelingen om het personeel op te leiden voor het vervullen van de taken die ervan verwacht worden en indien nodig de coördinatie hiervan met de externe interventiediensten; g) De regelingen voor de verlening van steun aan interventie buiten de inrichting. 2° Externe noodplannen : a) De naam of functie van de personen die bevoegd zijn om de procedures van het extern noodplan in werking te laten treden en van de personen die belast zijn met de leiding en coördinatie van de maatregelen buiten de inrichting; b) De regelingen om snel op de hoogte te worden gesteld van eventuele incidenten, waaronder de alarmeringsprocedures; c) De regelingen voor de coördinatie van de middelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het extern noodplan; d) De regelingen voor de verlening van steun aan interventie op de inrichting; e) De regelingen voor interventie buiten de inrichting, in het kader van de respons op scenario’s voor zware ongevallen die in het extern noodplan op basis van het veiligheidsrapport weerhouden zijn en rekening houdend met mogelijke domino-effecten; f) De regelingen voor het verstrekken van specifieke informatie aan het publiek alsook aan alle door het publiek gebruikte gebouwen en gebieden met inbegrip van scholen en ziekenhuizen en aan alle naburige inrichtingen, over het ongeval en de te volgen gedragslijn; g) De regelingen voor het verstrekken van informatie aan de bevoegde overheden van andere lidstaten bij een zwaar ongeval met mogelijke grensoverschrijdende gevolgen. Gedaan te Brussel, op 5 juni 2015, in één origineel exemplaar. Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk en Economie, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaamse Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waalse Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, C. DI ANTONIO Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. C. FREMAULT

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 5 Critères pour la notification d’un accident à la Commission européenne prévue à l’article 19, § 1er I. Tout accident majeur relevant du point 1 ou ayant au moins l’une des conséquences décrites aux points 2, 3, 4 ou 5 est notifié à la Commission européenne. 1. Substances dangereuses en cause Tout feu ou explosion ou rejet accidentel de substances dangereuses impliquant une quantité au moins égale à 5% de la quantité seuil indiquée dans la colonne 3 de la partie 1 ou de la partie 2 de l’annexe 1. 2. Atteintes aux personnes ou aux biens a) un mort; b) six personnes blessées à l’intérieur de l’établissement et hospitalisées pendant au moins 24 heures; c) une personne située à l’extérieur de l’établissement hospitalisée pendant au moins 24 heures; d) logement(s) extérieur(s) à l’établissement endommagé(s) et indisponible(s) du fait de l’accident; e) l’évacuation ou le confinement de personnes pendant plus de 2 heures (personnes x heures) : la valeur est au moins égale à 500; f) l’interruption des services d’eau potable, d’électricité, de gaz ou du trafic téléphonique pendant plus de 2 heures (personnes x heures) : la valeur est au moins égale à 1.000. 3. Atteintes immédiates à l’environnement a) dommages permanents ou à long terme causés aux habitats terrestres : — 0,5 hectare ou plus d’un habitat important du point de vue de l’environnement ou de la conservation et protégé par la législation; — 10 hectares ou plus d’un habitat plus étendu, y compris terres agricoles; b) dommages significatifs ou à long terme causés à des habitats d’eau de surface ou à des habitats marins : — 10 kilomètres ou plus d’un fleuve, d’un canal ou d’une rivière; — 1 hectare ou plus d’un lac ou d’un étang; — 2 hectares ou plus d’un delta; — 2 hectares ou plus d’une zone côtière ou de la mer; c) dommages significatifs causés à une couche aquifère ou à l’eau souterraine : — 1 hectare ou plus. 4. Dommages matériels a) dommages matériels dans l’établissement : à partir de 2 000 000 euros; b) dommages matériels à l’extérieur de l’établissement : à partir de 500 000 euros. 5. Dommages transfrontières Tout accident majeur impliquant directement une substance dangereuse à l’origine d’effets à l’extérieur du territoire belge. II. Les accidents et quasi-accidents qui, de l’avis du service compétent, présentent un intérêt technique particulier pour la prévention des accidents majeurs et pour la limitation des conséquences de ceux-ci et qui ne répondent pas aux critères quantitatifs cités ci-dessus, sont notifiés à la Commission européenne. Fait à Bruxelles, le 5 juin 2015, en un exemplaire original. Pour l’Etat fédéral : Le Premier Ministre, Ch. MICHEL Le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, K. PEETERS Le Ministre de la Sécurité et de l’Intérieur, J. JAMBON La Ministre de l’Environnement, Mme M.-C. MARGHEM Pour la Région flamande : Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, Mme J. SCHAUVLIEGE Pour la Région wallonne : Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, P. MAGNETTE Le Ministre wallon de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, C. DI ANTONIO Pour la Région de Bruxelles-Capitale : Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé du Développement territorial, R. VERVOORT La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l’Environnement, Mme C. FREMAULT

54113

54114

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 5 Criteria voor de kennisgeving van een ongeval aan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 19, § 1 I. Elk zwaar ongeval dat onder punt 1 valt of dat ten minste één van de in onderstaande punten 2, 3, 4 of 5 omschreven gevolgen heeft, wordt ter kennis van de Europese Commissie gebracht. 1. Betrokken gevaarlijke stoffen Elke brand, explosie of emissie van gevaarlijke stoffen waarbij een hoeveelheid is betrokken van ten minste 5 % van de in kolom 3 van deel 1 of van deel 2 van bijlage 1 vermelde drempelwaarde. 2. Schade aan personen of goederen a) een sterfgeval; b) zes gewonden binnen de inrichting, die in het ziekenhuis worden opgenomen en daar ten minste 24 uur blijven; c) een persoon buiten de inrichting, die in het ziekenhuis wordt opgenomen en daar ten minste 24 uur blijft; d) een woning buiten de inrichting, beschadigd en onbruikbaar ten gevolge van het ongeval; e) evacuatie of isolering van personen gedurende meer dan twee uur, met een aantal mensuren van ten minste 500; f) onderbreking van de voorziening van drinkwater, elektriciteit, gas of telefoonverkeer gedurende meer dan twee uur, met een totaal aantal mensuren van ten minste 1 000. 3. Onmiddellijke schade voor het milieu a) permanente of langdurige schade aan landhabitats : — 0,5 ha of meer van een voor het milieu of de instandhouding belangrijke en wettelijk beschermde habitat; — 10 ha of meer van een meer uitgebreide habitat, inclusief landbouwgrond; b) significante of langdurige schade aan zoetwater- of mariene habitats : — 10 km of meer van een stroom, een kanaal of een rivier; — 1 ha of meer van een vijver of een meer; — 2 ha of meer van een delta; — 2 ha of meer van een kustzone of van de zee; c) significante schade aan een watervoerende laag of aan het grondwater : — 1 ha of meer. 4. Materiële schade a) materiële schade in de inrichting : vanaf 2 000 000 euro; b) materiële schade buiten de inrichting : vanaf 500 000 euro. 5. Grensoverschrijdende schade Elk zwaar ongeval waarbij rechtstreeks een gevaarlijke stof betrokken is die de oorzaak is van gevolgen buiten het Belgisch grondgebied. II. Ongevallen of bijna-ongevallen die naar het oordeel van de bevoegde dienst technische aspecten vertonen voor de preventie van zware ongevallen en voor de beperking van de gevolgen daarvan en die niet aan bovengenoemde kwantitatieve criteria voldoen, worden ter kennis van de Europese Commissie gebracht. Gedaan te Brussel, op 5 juni 2015, in één origineel exemplaar. Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk en Economie, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaamse Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waalse Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, C. DI ANTONIO Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. C. FREMAULT

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 6 Éléments d’information à communiquer au public en application de l’article 20 PARTIE 1 Pour tous les établissements : 1. Le nom ou la dénomination sociale de l’exploitant et l’adresse complète de l’établissement concerné; 2. La confirmation du fait que l’établissement est soumis aux dispositions réglementaires et/ou administratives d’application de la présente directive et que la notification prévue à l’article 7, paragraphe 1er, ou le rapport de sécurité prévu à l’article 8, paragraphe 1er, a été transmis(e) à l’autorité compétente; 3. Une explication, donnée en termes simples, de la ou des activités de l’établissement; 4. La dénomination commune ou, dans le cas de substances dangereuses relevant de l’annexe I, partie 1, le nom générique ou la catégorie de danger des substances dangereuses concernées se trouvant dans l’établissement qui pourraient donner lieu à un accident majeur, avec indication de leurs principales caractéristiques dangereuses dans des termes simples; 5. Des informations générales sur la façon dont le public concerné sera averti, si nécessaire; des informations adéquates sur le comportement approprié à adopter en cas d’accident majeur ou l’indication de l’endroit où ces informations peuvent être consultées électroniquement; 6. La date de la dernière visite sur site conformément à l’article 33, paragraphe 3, ou la référence à l’endroit où cette information peut être consultée électroniquement; des informations sur l’endroit où il est possible d’obtenir, sur demande, des informations plus détaillées sur le contrôle et le plan d’inspection qui y est lié, sous réserve des motifs d’exception visés par la législation concernant l’accès du public à l’information en matière d’environnement; 7. Les précisions relatives aux modalités d’obtention de toute autre information pertinente, sous réserve des motifs d’exception visés par la législation concernant l’accès du public à l’information en matière d’environnement. PARTIE 2 Pour les établissements seuil haut, outre les informations visées à la partie 1 : 1. Des informations générales relatives à la nature des dangers liés aux accident majeurs, y compris leurs effets potentiels sur la santé humaine et l’environnement et un résumé des principaux types de scénarios d’accidents majeurs et des mesures de maîtrise des dangers permettant d’y faire face; 2. La confirmation de l’obligation qui est faite à l’exploitant de prendre des mesures adéquates à l’intérieur de l’établissement et t de prendre contact avec les services d’intervention pour faire face à des accidents majeurs et en limiter le plus possible les effets; 3. Des informations adéquates sur le plan d’urgence externe établi pour lutter contre les éventuels effets en dehors de l’établissement d’un accident, y compris l’invitation à suivre les instructions ou consignes et de répondre aux demandes des services d’intervention en cas d’accident; 4. Le cas échéant, des informations indiquant si l’établissement se trouve à proximité du territoire d’un autre État membre susceptible de subir les effets transfrontaliers d’un accident majeur conformément à la Convention sur les effets transfrontières des accidents industriels, faite à Helsinki le 17 mars 1992. Fait à Bruxelles, le 5 juin 2015, en un exemplaire original. Pour l’Etat fédéral : Le Premier Ministre, Ch. MICHEL Le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, K. PEETERS Le Ministre de la Sécurité et de l’Intérieur, J. JAMBON La Ministre de l’Environnement, Mme M.-C. MARGHEM Pour la Région flamande : Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, Mme J. SCHAUVLIEGE Pour la Région wallonne : Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, P. MAGNETTE Le Ministre wallon de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, C. DI ANTONIO Pour la Région de Bruxelles-Capitale : Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé du Développement territorial, R. VERVOORT La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l’Environnement, Mme C. FREMAULT

54115

54116

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 6 Aan het publiek in kader van de toepassing van artikel 20 te verstrekken informatie DEEL 1 Voor alle inrichtingen : 1. De naam of de handelsnaam van de exploitant en het volledige adres van de betreffende inrichting; 2. Een bevestiging dat de inrichting zich aan de voorschriften en/of bestuursrechtelijke bepalingen ter uitvoering van de richtlijn moet houden en dat de in artikel 7, paragraaf 1, genoemde kennisgeving of het in artikel 8, paragraaf 1, genoemde veiligheidsrapport bij de bevoegde autoriteit is ingediend; 3. Een begrijpelijke toelichting op de activiteit of activiteiten van de inrichting; 4. De gewone benaming of, in geval van gevaarlijke stoffen die onder deel 1 van bijlage 1 vallen, de algemene naam of algemene gevarenklasse van de relevante gevaarlijke stoffen in de inrichting die een zwaar ongeval kunnen veroorzaken, onder vermelding van de belangrijkste gevaarlijke eigenschappen in eenvoudige bewoordingen; 5. Algemene gegevens over de wijze waarop het betrokken publiek zal worden gewaarschuwd, indien nodig; toereikende informatie over de te volgen gedragslijn bij een zwaar ongeval of een indicatie waar deze informatie elektronisch kan worden geraadpleegd; 6. De datum van het laatste bezoek ter plaatse in overeenstemming met artikel 33, paragraaf 3, of een verwijzing naar de plaats waar die informatie elektronisch kan worden geraadpleegd; inlichtingen over de wijze waarop er op verzoek meer gedetailleerde gegevens over de controle en het betreffende inspectieplan kunnen worden bekomen, onder voorbehoud van de uitzonderingsgronden bedoeld in de wetgeving inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie; 7. Bijzonderheden over de wijze waarop alle ter zake dienende inlichtingen kunnen worden ingewonnen, onder voorbehoud van de uitzonderingsgronden bedoeld in de wetgeving inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie. DEEL 2 Voor hogedrempelinrichtingen, naast de in deel 1 genoemde inlichtingen : 1. Algemene gegevens inzake de aard van de risico’s van zware ongevallen, waaronder de mogelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu en beknopte gegevens van de voornaamste soorten scenario’s voor zware ongevallen en de controlemaatregelen om deze aan te pakken; 2. Een bevestiging dat de exploitant verplicht is toereikende regelingen op de inrichting te treffen en contact te nemen met de interventiediensten, om zware ongevallen het hoofd te bieden en de gevolgen daarvan tot een minimum te beperken; 3. Passende inlichtingen uit het externe noodplan dat opgesteld is ter bestrijding tegen eventuele effecten die een ongeval buiten de inrichting kan hebben, waaronder de aansporing om bij een ongeval de instructies of adviezen te volgen en gehoor te geven aan verzoeken van de interventiediensten; 4. Een indicatie, waar van toepassing, of de inrichting zich nabij het grondgebied van een andere lidstaat bevindt, waardoor een zwaar ongeval grensoverschrijdende gevolgen kan hebben, krachtens het Verdrag inzake de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, opgemaakt te Helsinki op 17 maart 1992. Gedaan te Brussel, op 5 juni 2015, in één origineel exemplaar. Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk en Economie, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaamse Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waalse Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, C. DI ANTONIO Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. C. FREMAULT

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 7

Précisions quant aux modalités de la coordination visée à l’article 32, § 2 La coordination visée à l’article 32, § 2, comprend les tâches suivantes : 1° organiser la concertation entre les différentes équipes d’inspection, en vue d’organiser un système d’inspections visé à l’article 33 et d’établir un plan d’inspection visé à l’article 33, § 2, et ce, de manière cohérente sur l’ensemble du Royaume; 2° organiser la concertation au sein de chaque équipe d’inspection, en vue d’établir pour les établissements situés sur le territoire de la région concernée les programmes pour les contrôles de routine visés à l’article 33, § 3, et d’évaluer et d’actualiser les programmes de façon régulière; 3° assurer l’organisation des contrôles conjoints visés à l’article 33, § 3; 4° permettre l’échange d’informations sur des expériences pertinentes en matière d’inspection, sur de nouveaux développements sur le plan des techniques d’inspection et sur toute autre information utile pour l’exécution des missions d’inspection; 5° informer le service de coordination sur des faits constatés, sur les conclusions tirées des analyses des accidents ou d’autres nouvelles optiques, lorsque ceux-ci peuvent exiger, après avis commun des services d’inspection, une révision ou une mise à jour du rapport de sécurité, conformément à l’article 8, § 6; 6° établir des accords pratiques au sein des équipes d’inspection pour l’exécution des tâches visées à l’article 18, § 2, en cas d’accident majeur; 7° assurer le rapportage à la Commission européenne des accidents majeurs, conformément à l’article 19, § 1 et § 2; 8° organiser une concertation lorsqu’un service d’inspection estime que les mesures prises par l’exploitant pour prévenir les accidents majeurs ou pour limiter les conséquences sont nettement insuffisantes; 9° organiser toutes autres actions convenues de commun accord par les services d’inspection. Fait à Bruxelles, le 5 juin 2015, en un exemplaire original. Pour l’Etat fédéral :

Le Premier Ministre, Ch. MICHEL Le Ministre de l’Emploi et de l’Economie, K. PEETERS Le Ministre de la Sécurité et de l’Intérieur, J. JAMBON La Ministre de l’Environnement, Mme M.-C. MARGHEM Pour la Région flamande :

Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, Mme J. SCHAUVLIEGE Pour la Région wallonne :

Le Ministre-Président du Gouvernement wallon, P. MAGNETTE Le Ministre wallon de l’Environnement et de l’Aménagement du Territoire, C. DI ANTONIO Pour la Région de Bruxelles-Capitale :

Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé du Développement territorial, R. VERVOORT La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale chargée de l’Environnement, Mme C. FREMAULT

54117

54118

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 7

Nadere omschrijving van de modaliteiten van de coördinatie bedoeld in artikel 32, § 2 De in artikel 32, § 2, bedoelde coördinatie houdt de volgende taken in : 1° organiseren van overleg tussen de verschillende inspectieteams, met het oog op het opzetten van een inspectiesysteem bedoeld in artikel 33 en het opstellen van een inspectieplan bedoeld in artikel 33, § 2, en dit op een coherente wijze over het ganse Rijk; 2° organiseren van overleg binnen elk inspectieteam, met het oog op het opstellen van de programma’s voor routinematige controles, bedoeld in artikel 33, § 3, voor de inrichtingen gelegen in het betrokken gewest en het geregeld evalueren en actualiseren van die programma’s; 3° verzekeren dat de gezamenlijke controles bedoeld in artikel 33, § 3, worden georganiseerd; 4° bewerkstelligen van informatie-uitwisseling over relevante inspectie-ervaringen, nieuwe ontwikkelingen op het vlak van inspectietechnieken en alle andere informatie die nuttig is voor de uitvoering van de inspectieopdrachten; 5° informeren van de coördinerende dienst over vastgestelde feiten, conclusies uit ongevalsonderzoeken of andere nieuwe inzichten, wanneer deze naar het gezamenlijk oordeel van de inspectiediensten, een herziening of bijwerking van het veiligheidsrapport vereisen overeenkomstig artikel 8, § 6; 6° maken van praktische afspraken binnen de inspectieteams voor de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 18, § 2, in geval van een zwaar ongeval; 7° verzekeren van de rapportering aan de Europese Commissie van zware ongevallen, overeenkomstig artikel 19, § 1 en § 2; 8° organiseren van overleg indien één van de inspectiediensten van oordeel is dat de door de exploitant getroffen maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan duidelijk onvoldoende zijn; 9° organiseren van alle andere acties die door de inspectiediensten in gezamenlijk overleg worden afgesproken. Gedaan te Brussel, op 5 juni 2015, in één origineel exemplaar. Voor de Federale Staat :

De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Werk en Economie, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Leefmilieu, Mevr. M.-C. MARGHEM Voor het Vlaamse Gewest :

De Minister-President van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Mevr. J. SCHAUVLIEGE Voor het Waalse Gewest :

De Minister-President van de Waalse Regering, P. MAGNETTE De Waalse Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening, C. DI ANTONIO Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest :

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. C. FREMAULT


54119

SERVICE PUBLIC FEDERAL BUDGET ET CONTROLE DE LA GESTION

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUDGET EN BEHEERSCONTROLE

[C − 2015/03303] 10 AOUT 2015. — Arrêté royal déterminant le plan de répartition définitif des subsides de l’exercice 2014 de la Loterie Nationale

[C − 2015/03303] 10 AUGUSTUS 2015. — Koninklijk besluit tot bepaling van het definitieve verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij voor het dienstjaar 2014

PHILIPPE, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale, notamment les articles 22 et 23; Sur la proposition de Notre Ministre du Budget et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil,

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, inzonderheid op artikel 22 en 23; Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Nous avons arrêté et arrêtons : er

Article 1 . En application des articles 22 et 23 de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale, le plan de répartition des subsides de l’exercice 2014 de la Loterie Nationale, fixé à 205.300.000 euros, est déterminé comme suit :

Artikel 1. In toepassing van artikelen 22 en 23 van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, wordt het verdelingsplan van de subsidies van het dienstjaar 2014 van de Nationale Loterij, vastgesteld op 205.300.000 euro, als volgt bepaald : En S - In S

1

MATIERES VISEES DIRECTEMENT PAR LA LOI MATERIES RECHTSTREEKS DOOR DE WET BEDOELD 1.1

Caisse nationale des Calamités Nationale Kas voor Rampenschade

1.2

Fonds belge pour la Sécurité alimentaire Belgisch Fonds voor de voedselzekerheid

15.660.750

1.3

Coopération belge au développement (DGCD) Belgische Ontwikkelingssamenwerking (DGOS)

62.929.425

1.4

Entitées fédérées - Deelstaten (27,44 %) 1.4.1

Communauté germanophone - Duitstalige Gemeenschap

4.122.000

474.786

1.4.2

Communauté flamande - Vlaamse Gemeenschap

33.463.732

1.4.3

Communauté française - Franse Gemeenschap

22.395.802

2

DOTATIONS SPECIFIQUES SPECIFIEKE DOTATIES 2.1

Institutions et organisations d’intérêt social particulier Instellingen en organisaties van bijzonder maatschappelijk belang 2.1.1

Croix-Rouge de Belgique Belgische Rode Kruis 2.1.1.1 2.1.1.2

Fonctionnement - Werking Projet rapatriement de Belges - Project Belgische gerepatrieerden

1.514.000 120.000

2.1.2

Centre antipoisons (contribution spéciale) Antigifcentrum (bijzondere bijdrage)

2.1.3

Fondation Roi Baudouin - Koning Boudewijnstichting

2.1.4

Child Focus (contribution spéciale - bijzondere bijdrage)

2.1.5

Fondation Reine Paola - Stichting Koningin Paola

2.1.6

Centre pour l’égalité des chances et la lutte contre le racisme (contribution spéciale) Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (bijzondere bijdrage)

2.1.7

Institut pour l’égalité des femmes et des hommes Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen

2.1.8

Mémoire d’Auschwitz Auschwitz in gedachtenis

242.000

2.1.9

Institut belge pour la Sécurité routière (projet) Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (project)

290.500

2.1.10

Parents d’Enfants Victimes de la Route ASBL Ouders van Verongelukte Kinderen VZW

205.000

2.2

2.044.930 11.182.500 1.259.500 254.000 4.124.425

96.500

Institutions d’intérêt culturel ou scientifique particulier Instellingen van bijzonder cultureel of wetenschappelijk belang 2.2.1

Théâtre royal de la Monnaie Koninklijke Muntschouwburg

1.356.500

54120

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD En S - In S

3

Palais des Beaux-Arts (Bozar) à Bruxelles Paleis voor Schone Kunsten (Bozar) te Brussel

2.819.000

2.2.3

Orchestre national de Belgique Nationaal Orkest van België

1.351.500

2.2.4

Flagey ASBL/VZW

345.000

2.2.5

Europalia (contribution spéciale - bijzondere bijdrage)

475.000

2.2.6

Cinémathèque royale de Belgique - Koninklijk Belgisch Filmarchief

568.500

2.2.7

Centre international de recherche sur le cancer, à Genève (contribution spéciale) Internationaal Centrum voor Kankeronderzoek, te Genève (bijzondere bijdrage)

704.500

APPELS A PROJETS PROJECTOPROEPEN 3.1

Appel à projets ″Lutte contre la pauvreté et inclusion sociale″ Projectoproep ″Armoedebestrijding en sociale inclusie″

2.410.000

3.2

Appel à projets ″Développement durable″ Projectoproep ″Duurzame ontwikkeling″

1.900.000

3.3

Appel à projets ″Objectifs du Millénaire″ Projectoproep ″Millenniumdoelstellingen″

950.000

4

INTEGRATION SOCIALE MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE 4.1

Centres d’hébergement - Opvangtehuizen

4.2

Innovation sociale dans la lutte contre la vie sans abri et logements de transit Sociale innovatie in de strijd tegen dakloosheid en transitwoningen

2.085.725

4.3

Accueil et intégration d’immigrés et réfugiés politiques reconnus Opvang en integratie van migranten en van erkende politieke vluchtelingen

4.512.500

5

446.500

RENOVATION ET PROJETS DE RESTAURATION RENOVATIE EN RESTAURATIEPROJECTEN 5.1

6

Régie des Bâtiments (contribution spéciale : patrimoine national) Regie der Gebouwen (bijzondere bijdrage : nationaal patrimonium)

10.546.425

PARTICIPATION SOCIETALE MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE 6.1

Olympic Talents (ABCD Commission - Commissie)

1.187.500

6.2

COIB (Jeux Olympiques) BOIC (Olympische Spelen)

1.855.000

6.3

Belgian Paralympic Committee (Paralympics)

190.000

6.4

WWF Belgium (projet - project)

100.000

7

8

2.2.2

EVENEMENTS EVENEMENTEN 7.1

Mons 2015, Capitale européenne de la Culture (projets) Bergen 2015, Culturele Hoofdstad van Europa (projecten)

7.2

Commémoration de la 1ère Guerre Mondiale (projets) Herdenking Wereldoorlog I (projecten)

7.3

Chapelle Musicale (projet construction studio) Muziekkapel (project aanbouw studio)

7.4

Special Olympics European Games 2014 (projet - project) PRESTIGE NATIONAL NATIONAAL PRESTIGE TOTAL - TOTAAL

Art. 2. Les subsides relatifs aux contributions spéciales sont payables en quatre tranches égales, à liquider dans le courant de chaque trimestre de l’année 2014.

1.330.000 950.000 95.000 155.000 8.586.500

205.300.000 Art. 2. De subsidies betreffende de bijzondere bijdragen zijn betaalbaar in vier gelijke schijven, telkens te verrichten in de loop van elk kwartaal van het jaar 2014.

54121

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 3. Les subsides relatifs aux projets sont payables sur production de factures acquittées.

Art. 3. De subsidies voor de projecten zijn betaalbaar op voorlegging van de voor voldaan ondertekende facturen.

Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.

Art. 4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5. Le ministre ayant la Loterie Nationale dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 5. De minister bevoegd voor de Nationale Loterij is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Poitiers, 10 augustus 2015.

Donné à Poitiers, le 10 août 2015.

PHILIPPE

FILIP

Par le Roi :

Van Koningswege :

Le Ministre du Budget, H. JAMAR

De Minister van Begroting, H. JAMAR

* SERVICE PUBLIC FEDERAL BUDGET ET CONTROLE DE LA GESTION

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUDGET EN BEHEERSCONTROLE

[C − 2015/03304]

[C − 2015/03304]

10 AOUT 2015. — Arrêté royal déterminant le plan de répartition provisoire des subsides de l’exercice 2015 de la Loterie Nationale

10 AUGUSTUS 2015. — Koninklijk besluit tot bepaling van het voorlopig verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij voor het dienstjaar 2015

PHILIPPE, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Vu la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale, notamment les articles 22 et 23;

Gelet op de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, inzonderheid op artikel 22 en 23;

Sur la proposition de Notre Ministre du Budget et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil,

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Nous avons arrêté et arrêtons : er

Article 1 . En application des articles 22 et 23 de la loi du 19 avril 2002 relative à la rationalisation du fonctionnement et de la gestion de la Loterie Nationale, le plan de répartition des subsides de l’exercice 2015 de la Loterie Nationale, estimé à 205.900.000 euros, est déterminé comme suit : RUBR.

Artikel 1. In toepassing van artikelen 22 en 23 van de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, wordt het verdelingsplan van de subsidies van het dienstjaar 2015 van de Nationale Loterij, geraamd op 205.900.000 euro, als volgt bepaald :

CAT.

1

En euro - In euro MATIERES VISEES DIRECTEMENT PAR LA LOI MATERIES RECHTSTREEKS DOOR DE WET BEDOELD

1.1

A

Caisse nationale des Calamités - Nationale Kas voor Rampenschade

1.2

A

Fonds belge pour la sécurité alimentaire - Belgisch fonds voor de voedselzekerheid

17.014.000

1.3

A

Coopération belge au développement (DGCD) - Belgische Ontwikkelingssamenwerking (DGOS)

68.098.500

1.4

4.122.000

Entitées fédérées - Deelstaten (27,44%)

1.4.1

A

Communauté germanophone - Duitstalige Gemeenschap

1.4.2

A

Communauté flamande - Vlaamse Gemeenschap

33.350.365

1.4.3

A

Communauté française - Franse Gemeenschap

22.672.422

2

DOTATIONS SPECIFIQUES - SPECIFIEKE DOTATIES

2.1

Institutions et organisations d’intérêt social particulier - Instellingen en organisaties van bijzonder maatschappelijk belang

2.1.1 2.1.1.1

476.173

Croix Rouge de Belgique – Belgische Rode Kruis B

Fonctionnement - Werking

2.1.1.2

C

Projet rapatriement de Belges – Project Belgische gerepatrieerden

2.1.2

B’

Centre antipoisons (contribution spéciale) - Antigifcentrum (bijzondere bijdrage)

2.1.3

B’

Fondation Roi Baudouin - Koning Boudewijnstichting

2.1.4

B’

Child Focus (Contribution spéciale - Bijzondere bijdrage)

2.1.5

B

Fondation Reine Paola - Stichting Koningin Paola

2.1.6

B’

Centre interfédéral pour l’égalité des chances et la lutte contre le racisme et les discriminations (contribution spéciale) - Interfederaal Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (bijzondere bijdrage)

1.514.000 PM 2.044.930 11.182.500 1.259.500 254.000 3.300.000

54122


RUBR.

CAT.

En euro - In euro

2.1.7

A

Centre fédéral pour l’analyse des flux migratoires, la protection des droits fondamentaux des étrangers et la lutte contre la traite des êtres humains (contribution spéciale) – Federaal Centrum voor de analyse van de migratiestromen, de bescherming van de grondrechten van de vreemdelingen en de strijd tegen de mensenhandel (bijzondere bijdrage)

825.000

2.1.8

A

Institut pour l’égalité des femmes et des hommes - Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen

96.500

2.1.9

B

Mémoire d’Auschwitz - Auschwitz in gedachtenis

242.000

2.1.10

B

Parents d’Enfants Victimes de la Route - Ouders van Verongelukte Kinderen

205.000

2.2 2.2.1

Institutions d’intérêt culturel ou scientifique particulier - Instellingen van bijzonder cultureel of wetenschappelijk belang A

2.2.2

Théâtre royal de la Monnaie - Koninklijke Muntschouwburg

1.356.500

Palais des Beaux-Arts, Bozar - Paleis voor Schone Kunsten, Bozar

2.2.2.1

A


2.819.000

2.2.2.2

C

Projet BOZAR-Horizon

2.2.3

A

Orchestre national de Belgique - Nationaal Orkest van België

2.2.4

B

Flagey

156.961

500.000 1.351.500

2.2.5

B’

Europalia (contribution spéciale - bijzondere bijdrage)

475.000

2.2.6

B

Cinémathèque royale de Belgique - Koninklijk Belgisch Filmarchief

568.500

2.2.7

B’

Centre international de recherche sur le cancer à Genève (contribution spéciale) - Internationaal Centrum voor Kankeronderzoek te Genève (bijzondere bijdrage)

704.500

2.3 2.3.1

Institutions et organisations d’intérêt économique – Instellingen en organisaties van economisch belang B

Agence pour le Commerce Extérieur – Agentschap voor Buitenlandse Handel

3.1

C

Appel à projets ″Lutte contre la pauvreté et inclusion sociale″ - Projectoproep ″Armoedebestrijding en sociale inclusie″

3.2

C

Appel à projets ″Développement Durable″ - Projectoproep ″Duurzame Ontwikkeling″

3

APPELS A PROJETS - PROJECTOPROEPEN

4

1.660.000 500.000

INTEGRATION SOCIALE - MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE

4.1

B

Centres d’hébergement - Opvangtehuizen -

4.2

C

Innovation sociale dans la lutte contre la vie sans abri et logements de transit - Sociale innovatie in de strijd tegen dakloosheid en transitwoningen

4.3

C

AREA+ (projet - project)

5

446.499 2.085.725 200.000

RENOVATION ET PROJETS DE RESTAURATION - RENOVATIE EN RESTAURATIEPROJECTEN

5.1

A

Régie des Bâtiments ( patrimonium national) - Regie der Gebouwen (nationaal patrimonium)

5.2

C

Musée Royal d’Afrique Centrale - Koninklijk Museum voor Midden-Afrika

6 6.1

250.000

10.546.425 250.000

PARTICIPATION SOCIETALE - MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE C

6.2

Talents Olymiques (projets) (ABCD Commissie-Commission) - Olympic Talents (projecten)

1.187.500

COIB - BOIC

6.2.1

B’


6.2.2

B’

Jeux Olympiques Rio - Olympische Spelen Rio

300.000

6.3

B

Belgian Paralympic Committee (Paralympics)

250.000

6.4

C

WWF Belgium (projet - project)

100.000

7

1.855.000

EVENEMENTS - EVENEMENTEN

7.1

C

Mons 2015, Capitale européenne de la Culture (projets) - Bergen 2015, Culturele Hoofdstad van Europa (projecten)

7.2

C

Commémoration de la 1ère Guerre Mondiale (projets) - Herdenking Wereldoorlog I (projecten)

1.330.000 175.000

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD RUBR.

CAT.

7.3

C

Chapelle Musicale (projet studio) - Muziekkapel (project studio)

7.4

C

ASBL DEMETER VZW – Exposition “21 Rue La Boétie” Tentoonstelling

7.5

C

E-CA/CRE-AC Expertise for Central Africa

8

B/C

54123 En euro - In euro PM 100.000 75.000 10.000.000

PRESTIGE NATIONAL - NATIONAAL PRESTIGE TOTAL - TOTAAL :

205.900.000

Art. 2. Dans le tableau repris à l’article 1er du présent arrêté royal, chaque subside est indicé en catégorie A, B, B’ ou C :

Art. 2. In de tabel in artikel 1 van dit koninklijk besluit wordt elke subsidie ingedeeld in categorie A of B :

- catégorie A : dotation légale ou organisme dont le budget est soumis à l’accord du Ministre du Budget et ne nécessitant pas l’envoi de pièces justificatives ;

- categorie A : wettelijke dotatie of organisme waarvan de begroting onderworpen wordt aan het akkoord van de Minister van Begroting en die geen bewijsstukken vereist;

- catégories B et B’ : organisme autre pour lequel le versement de la subvention est conditionné à la transmission du budget 2015 et des comptes 2014;

- categorie B en B’ : ander organisme waarvoor de betaling van de subsidie afhankelijk is van de voorlegging van de begroting van 2015 en de rekeningen van 2014;

- catégorie C : projets payables sur production de factures acquittées.

- categorie C : projecten betaalbaar op voorlegging van voldane facturen.

Art. 3. Les avances sur les subsides indicés en catégorie A et B ne peuvent dépasser 50 % au 30 juin 2015 et 80 % au 31 décembre 2015. Les 20 % restants sont liquidés après publication au Moniteur belge de l’arrêté royal déterminant le plan de répartition définitif des subsides de l’exercice 2015 de la Loterie Nationale.

Art. 3. De voorschotten op de subsidies van de categorieën A en B, mogen op 30 juni 2015 geen 50 % en op 31 december 2015 geen 80 % overschrijden. De overblijvende 20 % wordt vereffend na publicatie in het Belgisch Staatsblad van het Koninklijk Besluit tot bepaling van het definitief verdelingsplan van de subsidies van de Nationale Loterij voor het dienstjaar 2015.

Les subsides indicés en catégorie B’sont payables en quatre tranches égales, à liquider dans le courant de chaque trimestre de l’année 2015.

De subsidies van de categorie B’, zijn in vier gelijke schijven betaalbaar, telkens te vereffenen in de loop van elk kwartaal van het jaar 2015.

Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.

Art. 4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5. Le Ministre ayant la Loterie Nationale dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 5. De minister bevoegd voor de Nationale Loterij is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Poitiers, 10 augustus 2015.

Donné à poitiers, le 10 août 2015.

PHILIPPE

FILIP

Par le Roi :

Van Koningswege :

Le Ministre du Budget H. JAMAR

De Minister van Begroting H. JAMAR

* SERVICE PUBLIC FEDERAL DE PROGRAMMATION INTEGRATION SOCIALE, LUTTE CONTRE LA PAUVRETE, ECONOMIE SOCIALE ET POLITIQUE DES GRANDES VILLES

PROGRAMMATORISCHE FEDERALE OVERHEIDSDIENST MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDEBESTRIJDING, SOCIALE ECONOMIE EN GROOTSTEDENBELEID

[C − 2015/11329] 23 JUILLET 2015. — Arrêté ministériel portant octroi d’une subvention pour couvrir une partie des frais relatifs à la réalisation de projets de pré-trajet d’activation et de projets de trajet d’insertion socioprofessionnelle dans le cadre du Programme Opérationnel d’intervention communautaire du Fonds Social Européen au titre de l’objectif « compétitivité régionale et emploi » de la Belgique Fédérale – FSE 2007-2013, exercice 2015

[C − 2015/11329] 23 JULI 2015. — Ministerieel besluit houdende toekenning van een toelage tot dekking van een deel van de kosten betreffende de uitvoering van activerende voortrajecten en socioprofessionele inschakelingstrajecten in het kader van het Operationeel Programma Doelstelling “Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid” van de Federale Overheid - ESF 2007-2013, boekjaar 2015

Le Ministre des Classes moyennes, des Indépendants, des PME, de l’Agriculture et de l’Intégration sociale,

De Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO’S, Landbouw en Maatschappelijke Integratie,

Vu le Règlement (CE) n° 1081/2006 du Parlement Européen et du Conseil, du 5 juillet 2006 relatif au Fonds Social Européen et abrogeant le règlement (CE) no 1784/1999;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999;

Vu le Règlement (CE) n° 1083/2006 du Conseil du 11 juillet 2006 portant dispositions générales sur le Fonds Européen de Développement Régional, le Fonds Social Européen et le Fonds de Cohésion, et abrogeant le Règlement (CE) no 1260/1999;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999;

Vu le Règlement (CE) N° 1828/2006 de la Commission du 8 décembre 2006 établissant les modalités d’exécution du Règlement (CE) n° 1083/2006 du Conseil portant dispositions générales sur le Fonds Européen de Développement Régional, le Fonds Social Européen et le Fonds de Cohésion, et du Règlement (CE) n° 1080/2006 du Parlement

Gelet op Verordening (EG) Nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening

54124


européen et du Conseil relatif au Fonds Européen de Développement Régional;

(EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

Vu la loi du 22 mai 2003 portant l’organisation du budget et de la loi comptabilité de l’Etat fédéral, les articles 121 à 124;

Gelet op de wet van 22 mei 2003 houdende de organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, artikelen 121 tot 124;

Vu la loi-programme du 2 août 2002, notamment les articles 182 et 183;

Gelet op de programmawet van 2 augustus 2002, inzonderheid op artikelen 182 en 183;

Vu la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses, les articles 215 et 216;

Gelet op de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, de artikelen 215 en 216;

Vu la loi du 19 décembre 2014 contenant le budget général des dépenses pour l’année budgétaire 2015;

Gelet op de wet van 19 december 2014 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2015;

Vu l’arrêté royal du 16 novembre 1994 relatif au contrôle administratif et budgétaire;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances rendu le 12 juin 2015;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juni 2015;

Considérant l’approbation du Programme Opérationnel Objectif Compétitivité Régionale et Emploi de l’Etat Fédéral – FSE (2007BE052PO003) 2007-2013 par la Commission en date du 18 décembre 2007;

Overwegende de goedkeuring van het Operationeel Programma Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van de Federale Overheid – ESF (2007BE052PO003) 2007-2013 door de Commissie op 18 december 2007;

Considérant la décision du Comité de Sélection du 6 décembre 2013 et du 17 janvier 2014;

Overwegende de beslissing van het Selectiecomité van 6 december 2013 en 17 januari 2014;

Considérant les résultats de la procédure d’agrément des projets réalisée par le Service public fédéral de Programmation Intégration sociale, Économie sociale et Lutte contre la Pauvreté (SPP IS) via le système informatique mis à disposition des promoteurs;

Overwegende de resultaten van de procedure tot goedkeuring van de projecten, uitgevoerd door de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie (POD MI) door middel van het informaticasysteem ter beschikking gesteld van de promotoren;

Considérant que le Ministre des Classes moyennes, des Indépendants, des PME, de l’Agriculture et de l’Intégration sociale est notamment chargé de la stimulation d’initiatives concernant l’inclusion sociale,

Overwegende dat de Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO’S, Landbouw en Maatschappelijke Integratie onder meer belast is met het stimuleren van initiatieven die gericht zijn op sociale inclusie,

Arrête : er

Besluit :

Article 1 . Une subvention globale de 1.264.205,56 EUROS, répartie selon les modalités fixées à l’annexe du présent arrêté, est allouée aux centres publics d’action sociale s’inscrivant dans la thématique de l’inclusion sociale – Insertion socioprofessionnelle –, pour couvrir une partie des frais des projets de pré-trajet d’activation et/ou de trajet d’insertion socioprofessionnelle en faveur de bénéficiaires de l’intégration sociale ou d’une aide sociale.

Artikel 1. Een globale toelage van 1.264.205,56 EURO, verdeeld volgens de modaliteiten bepaald in de bijlage bij dit besluit, wordt toegekend aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die zich inschrijven in de thematiek van de sociale inclusie – Socioprofessionele inschakeling –, als dekking van een deel van de kosten voor activerende voortrajecten en/of socio-professionele inschakelingstrajecten voor gerechtigden op maatschappelijke integratie of op maatschappelijke hulp.

Art. 2. La subvention prévue à l’article 1er du présent arrêté ministériel vient à charge des crédits ouverts au budget général des dépenses du SPP IS, pour l’année budgétaire 2015.

Art. 2. De in artikel 1 van dit ministerieel besluit voorziene toelage komt ten laste van de kredieten geopend bij de algemene uitgavenbegroting van de POD MI, voor het begrotingsjaar 2015.

La subvention est imputée sur l’allocation de base 56.21.43.52.02 Cette subvention est limitée au budget disponible sur cette allocation.

De toelage wordt aangerekend op basisallocatie 56.21.43.52.02. Deze toelage is beperkt tot het op deze allocatie beschikbare budget.

Art. 3. Modalités d’exécution des projets

Art. 3. Modaliteiten voor de projecten

Le promoteur agréé repris en annexe est notamment tenu:

De in de bijlage vermelde erkende promotor moet namelijk:

§ 1. à l’utilisation exclusive et au respect des règles du système informatique mis à disposition des promoteurs aux fins d’enregistrement, d’évaluation, de gestion et de contrôle par le SPP IS;

§ 1. het informaticasysteem ter beschikking gesteld van de promotoren uitsluitend gebruiken en de regels ervan naleven voor registratie, evaluatie, beheer en controle door de POD MI;

§ 2. de procéder au moins trimestriellement à l’enregistrement des données relatives au projet dans le système informatique développé par le SPP IS;

§ 2. ten minste om de drie maanden de gegevens betreffende het project registreren in het informaticasysteem ontwikkeld door de POD MI;

§ 3. de conserver dans un dossier spécifique au FSE l’ensemble des justificatifs des données encodées dans le système informatique. Ce dossier spécifique doit être disponible et pouvoir être fourni sur demande à la cellule FSE fédérale ou toute autre instance de contrôle mandatée dans un délai de 15 jours calendrier. Ces pièces seront conservées jusqu’en 2025 minimum;

§ 3. in een voor het ESF specifiek dossier alle bewijsstukken voor de gegevens geregistreerd in het informaticasysteem bewaren. Dit specifiek dossier moet beschikbaar zijn en op aanvraag kunnen worden bezorgd aan de federale ESF-cel of aan gelijk welke andere gemachtigde controle-instantie binnen een termijn van 15 kalenderdagen. Deze stukken zullen minimum tot 2025 bewaard worden;

§ 4. d’informer dans toute communication ou publicité le public du cofinancement européen pour rendre visible l’intervention du FSE et d’accepter la publication sur le site du SPP IS des données concernant son projet;

§ 4. in elke communicatie of bekendmaking het publiek inlichten over de Europese gezamenlijke financiering om de tegemoetkoming van het ESF zichtbaar te maken en de publicatie van gegevens betreffende zijn project op de site van de POD MI aanvaarden;

§ 5. de répondre à toute demande de renseignements émanant de la Cellule fédérale FSE concernant l’état d’avancement du projet et de participer systématiquement aux formations proposées par le SPP IS et aux différentes phases d’évaluation de la mesure;

§ 5. gevolg geven aan elke aanvraag om inlichtingen van de federale ESF-cel over de vordering van het project en systematisch deelnemen aan de opleidingen voorgesteld door de POD MI en aan de verschillende fasen van de evaluatie van de maatregel;

§ 6. de ne pas cumuler les subventions FSE octroyées par le SPP IS avec d’autres subsides du FSE et d’exclure le double financement;

§ 6. de ESF-toelagen toegekend door de POD MI niet cumuleren met andere ESF- subsidies en iedere dubbele financiering uitsluiten;

54125

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD § 7. de respecter les dates avancées par l’autorité de gestion pour la remise des données. Y manquer peut avoir des conséquences pour le montant de la subvention. Art. 4. Modalités de paiement

§ 7. zich houden aan de vooropgestelde data voor de inlevering van de gegevens. Bij niet naleving kan dit gevolgen hebben voor het bedrag van de toelage. Art. 4. Uitbetalingsmodaliteiten

La subvention est versée en tranches aux promoteurs cités en annexe.

De toelage wordt aan de in de bijlage vermelde promotoren in schijven uitbetaald.

La procédure de liquidation de l’avance de la subvention (20 % du montant agréé) est effective sur la base du démarrage du projet. Les promoteurs qui doivent rembourser au SPP IS un montant supérieur à 20.000 euro concernant des projets FSE exécutés dans le passée, recevront l’avance après le remboursement des montants dus.

De procedure voor de uitbetaling van het voorschot op de toelage (20 % van het toegekende bedrag) is effectief op basis van het opstarten van het project. Promotoren die nog meer dan 20.000 euro dienen terug te betalen aan de POD MI voor ESF-projecten uitgevoerd in voorgaande jaren, zullen het voorschot pas ontvangen nadat de verschuldigde bedragen werden terugbetaald.

Les dépenses réelles remontées trimestriellement par le promoteur sont remboursées à raison de maximum 20 % de l’agrément et dans la limite de ces dépenses réelles remontées trimestriellement. L’ensemble des avances liquidées sur une base annuelle ne dépassera pas 80 % du montant de l’agrément annuel du promoteur, et ce, toujours dans les limites budgétaires disponibles.

De door de promotor driemaandelijks aangegeven werkelijke uitgaven worden terugbetaald tegen maximum 20 % van de erkenning en binnen de grenzen van deze driemaandelijks aangegeven werkelijke uitgaven. Het totaal van de op jaarbasis uitgekeerde voorschotten mag geen 80 % van het bedrag van de jaarlijkse erkenning van de promotor overschrijden, en dit steeds binnen de beschikbare budgettaire grenzen.

Au plus tard 4 mois après la fin du projet, les données informatiques finales ainsi que le rapport d’exécution sont transmis à la Cellule FSE fédérale selon les modalités établies par le SPP IS. Le solde est payé au terme de l’exercice, après rapport de validation par la Cellule fédérale FSE du projet. Cependant, le solde n’est liquidé au promoteur qu’après réception par le SPP IS du versement effectué par le Fonds Social Européen correspondant à l’année de projet, ce dans les limites budgétaires disponibles.

Ten laatste 4 maanden na afloop van het project worden de eindinformaticagegevens en het uitvoeringsverslag bezorgd aan de federale ESF-cel volgens de modaliteiten bepaald door de POD MI. Het saldo wordt uitbetaald na afloop van het boekjaar, na een verslag van de federale ESF-cel voor de validatie van het project. Het saldo wordt pas aan de promotor uitbetaald na ontvangst door de POD MI van de storting uitgevoerd door het Europees Sociaal Fonds die overeenstemt met het projectjaar, dit binnen de beschikbare budgettaire grenzen

Art. 5. Le non-respect total ou partiel des dispositions d’octroi de la subvention entraîne une demande de remboursement total ou partiel du subside alloué.

Art. 5. De gehele of gedeeltelijke niet-naleving van de bepalingen betreffende de toekenning van de toelage geeft aanleiding tot een aanvraag om gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de toegekende toelage.

Art. 6. Le bénéficiaire est tenu d’accepter tout contrôle sur pièces et/ou sur place portant sur le bon emploi de la présente subvention.

Art. 6. De begunstigde moet iedere controle op de behoorlijke besteding van deze toelage, op stukken en/of ter plaatse, aanvaarden.

Bruxelles, 23 juillet 2015

Brussel, 23 juli 2015

Le Ministre des Classes moyennes, des Indépendants, des PME, de l’Agriculture et de l’Intégration sociale, W. BORSUS

De Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO’S, Landbouw en Maatschappelijke Integratie, W. BORSUS

Annexe à l’arrêté ministériel portant octroi d’une subvention pour couvrir les frais relatifs à la réalisation de projets de pré-trajet d’activation et de projets de trajet d’insertion socioprofessionnelle dans le cadre du Programme Opérationnel d’intervention communautaire du Fonds Social Européen au titre de l’objectif « compétitivité régionale et emploi » de la Belgique Fédérale – FSE 2007 - 2013, exercice 2015

Bijlage bij het Ministerieel besluit houdende toekenning van een toelage tot dekking van een deel van de kosten betreffende de uitvoering van activerende voortrajecten en socio-professionele inschakelingstrajecten in het kader van het Operationeel Programma Doelstelling Regionaal Concurrentie-vermogen en Werkgelegenheid van de Federale Overheid - ESF 2007-2013, boekjaar 2015

PRE-TRAJET D’ACTIVATION

ACTIVEREND VOORTRAJECT

CPAS-Chapitre XII de / N° de projet : OCMW-Hoofdstuk XII van / Projectnummer:

Subvention 2015 Toelage 2015

CPAS de Bruxelles (1086)

4.047,87


4.047,87


9.857,33


12.040,69


11.073,26

CPAS de Molenbeek Saint-Jean (1087)

2.527,08


2.527,08


2.527,08


2.527,08


2.527,08


2.527,08


2.527,08


2.527,08


2.527,08


2.527,08


2.527,08

54126

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD PRE-TRAJET D’ACTIVATION

ACTIVEREND VOORTRAJECT

CPAS-Chapitre XII de / N° de projet : OCMW-Hoofdstuk XII van / Projectnummer:



2.347,92

OCMW Brugge (1082)

7.687,91

OCMW Brugge (1102)

5.467,08

OCMW Leuven (1110)

12.086,25

OCMW Leuven (1108)

14.759,48

OCMW Mechelen (1247)

6.708,33

OCMW Turnhout (1267)

24.481,97

OCMW Westerlo (962)

8.795,98 151.199,82 U

Totaal TRAJET D’INSERTION SOCIOPROFESSIONNELLE

SOCIO-PROFESSIONEEL INSCHAKELINGSPROJECT

CPAS-Chapitre XII de / Numéro de projet : OCMW-Hoofdstuk XII van / Projectnummer :


Ass Ch XII ″Cellule INTEGRA+″ (1021)

32.143,24

Association Chapitre XII PWFV (1188)

2.785,94

CPAS d’Amay (1083)

56.787,82

CPAS de Berchem-Saint-Agathe (1181)

26.982,71

CPAS de Bertrix (901)

22.028,95

CPAS de Braine-l’Alleud (1221)

49.999,68

CPAS de Braine-l’Alleud (1241)

42.962,70


41.031,84

CPAS d’Esneux (1146)

59.102,81

CPAS de Flémalle (1191)

75.911,04

CPAS de Liège (981)

8.819,08


11.271,50


6.518,51


17.211,32


49.398,75


73.272,03

CPAS de Seraing (924)

42.572,86

OCMW Antwerpen (1046)

5.556,72

OCMW Brugge (1121)

42.254,69

OCMW Geel (1003)

88.014,00

OCMW Hasselt (941)

12.916,79

OCMW Hasselt (922)

26.094,58

OCMW Ieper (1111)

46.600,00

OCMW Mol (1192)

14.683,35

OCMW Mortsel (1185)

75.000,00

OCMW Sint-Niklaas (1202)

103.143,94

OCMW Willebroek (1190)

79.940,89

Totaal

1.113.005,74U

Vu pour être annexé à l’arrêté ministériel portant octroi d’une subvention pour couvrir une partie des frais relatifs à la réalisation de projets pré-trajets d’activation et de projets trajets d’insertion socioprofessionnelle.

Gezien om te worden gevoegd bij het Ministerieel besluit houdende toekenning van een toelage tot dekking van een deel van de kosten betreffende de uitvoering van activerende voortrajecten en socioprofessionele inschakelingstrajecten.

Le Ministre des Classes moyennes, des Indépendants, des PME, de l’Agriculture et de l’Intégration sociale,

De Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO’S, Landbouw en Maatschappelijke Integratie,

W. BORSUS

W. BORSUS


54127

AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

[C − 2015/00425] 6 OCTOBRE 2006. — Arrêté royal relatif aux conditions sanitaires de la production, du commerce national, des échanges intracommunautaires et de l’importation de sperme porcin. — Traduction allemande

[C − 2015/00425] 6 OKTOBER 2006. — Koninklijk besluit betreffende de sanitaire voorwaarden inzake de productie, de nationale handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma. — Duitse vertaling

Le texte qui suit constitue la traduction en langue allemande de l’arrêté royal du 6 octobre 2006 relatif aux conditions sanitaires de la production, du commerce national, des échanges intracommunautaires et de l’importation de sperme porcin (Moniteur belge du 27 octobre 2006). Cette traduction a été établie par le Service central de traduction allemande à Malmedy.

De hierna volgende tekst is de Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 6 oktober 2006 betreffende de sanitaire voorwaarden inzake de productie, de nationale handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma (Belgisch Staatsblad van 27 oktober 2006). Deze vertaling is opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

FÖDERALAGENTUR FÜR DIE SICHERHEIT DER NAHRUNGSMITTELKETTE [C − 2015/00425] 6. OKTOBER 2006 — Königlicher Erlass über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit — Deutsche Übersetzung Der folgende Text ist die deutsche Übersetzung des Königlichen Erlasses vom 6. Oktober 2006 über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit. Diese Übersetzung ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche Übersetzungen in Malmedy erstellt worden.

FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST VOLKSGESUNDHEIT, SICHERHEIT DER NAHRUNGSMITTELKETTE UND UMWELT UND FÖDERALAGENTUR FÜR DIE SICHERHEIT DER NAHRUNGSMITTELKETTE 6. OKTOBER 2006 — Königlicher Erlass über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruß! Aufgrund des Gesetzes vom 24. März 1987 über die Tiergesundheit, insbesondere des Artikels 15 und des Artikels 18bis, eingefügt durch den Königlichen Erlass vom 29. Dezember 1990; Aufgrund des Gesetzes vom 4. Februar 2000 über die Schaffung der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette, abgeändert durch die Gesetze vom 13. Juli 2001, 24. Dezember 2002, 22. Dezember 2003, 9. Juli 2004, 9. Dezember 2004, 20. Juli 2005 und 27. Dezember 2005; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 22. Februar 2001 zur Organisation der von der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette durchgeführten Kontrollen und zur Abänderung verschiedener Gesetzesbestimmungen, insbesondere des Artikels 4 § 1 und des Artikels 6 § 6, abgeändert durch das Gesetz vom 9. Dezember 2004; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 9. Dezember 1992 über die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit; Aufgrund des Ministeriellen Erlasses vom 10. Dezember 1992 über die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit; Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 16. Januar 2006 zur Festlegung der Modalitäten der von der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette ausgestellten Zulassungen, Genehmigungen und vorherigen Registrierungen; In Erwägung der Richtlinie 90/429/EWG des Rates vom 26. Juni 1990 zur Festlegung der tierseuchenrechtlichen Anforderungen an den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr mit Samen von Schweinen und an dessen Einfuhr, zuletzt geändert durch die Verordnung (EG) Nr. 806/2003 des Rates vom 14. April 2003; Aufgrund der Konzertierung zwischen den Regionalregierungen und der Föderalbehörde vom 15. März 2006; Aufgrund der Stellungnahme des bei der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette eingesetzten Wissenschaftlichen Ausschusses vom 3. April 2006; Aufgrund des Gutachtens Nr. 40.556/3 des Staatsrates vom 13. Juni 2006, abgegeben in Anwendung von Artikel 84 § 1 Absatz 1 Nr. 1 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat; Auf Vorschlag Unseres Ministers der Sozialen Angelegenheiten und der Volksgesundheit Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: Artikel 1 - Für die Anwendung des vorliegenden Erlasses versteht man unter: 1. Samen: von einem Hausschwein stammendes unverändertes, aufbereitetes, verdünntes, gekühltes oder gefrorenes Ejakulat, 2. Spender: männliches Schwein, dass dem Bestand einer zugelassenen Besamungsstation oder gegebenenfalls eines genehmigten verantwortlichen Halters von Ebern, die in einem Zuchtbuch eingetragen sind, angehört, 3. einziger Identifizierungsnummer: Nummer, die eine eindeutige Identifizierung des Spenders erlaubt, 4. Besamungsstation: Einrichtung, in der Samen für die künstliche Besamung gewonnen, aufbereitet und gelagert wird, 5. Samendepot: Einrichtung, in der Samen für die künstliche Besamung gelagert wird, 6. Tierarzt der Besamungsstation oder des Samendepots: zugelassener Tierarzt, der für die Gesundheitskontrolle in der Besamungsstation oder im Samendepot verantwortlich ist,

54128

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 7. Agentur: Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette, 8. amtlichem Tierarzt: Tierarzt der Agentur, 9. Mastleistungsprüfanstalt: von den für tierzüchterische Angelegenheiten zuständigen Regionalbehörden zugelassene Einrichtung, in der Nachkommen von Ebern, die in einem Zuchtbuch eingetragen sind, zusammengebracht und untersucht werden, um den Zuchtwert dieser Eber in Bezug auf eine oder mehrere tierzüchterische Eigenschaften zu schätzen, 10. Referenzbetrieb: von einer zugelassenen Vereinigung für die Führung von Schweinezuchtbüchern bestimmter Betrieb, in dem Sauen mit dem Samen von Ebern besamt werden, die in einem Zuchtbuch eingetragen sind und deren Nachkommen in einer Mastleistungsprüfanstalt gemästet werden, 11. verantwortlichem Halter von Ebern, die in einem Zuchtbuch eingetragen sind: von der Agentur gemäß dem Königlichen Erlass vom 16. Januar 2006 zur Festlegung der Modalitäten der von der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette ausgestellten Zulassungen, Genehmigungen und vorherigen Registrierungen genehmigter verantwortlicher Halter von Ebern, die in einem Zuchtbuch eingetragen sind, 12. Samensendung: Samenmenge, für die eine einzige Gesundheitsbescheinigung ausgestellt wird und die für einen einzigen Empfänger bestimmt ist, 13. Ursprungsland: Mitgliedstaat oder Drittland, in dem der Samen gewonnen wird, 14. Herkunftsland: Mitgliedstaat oder Drittland, aus dem der Samen versandt wird, 15. Minister: Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Volksgesundheit gehört. Art. 2 - Samen kann für die künstliche Besamung von Sauen, die einem anderen Bestand als dem des Spenders angehören, nur verwendet werden, wenn er: 1. in einer von der Agentur zugelassenen Besamungsstation gewonnen, aufbereitet und aufbewahrt worden ist oder 2. in einem von der Agentur zugelassenen Samendepot aufbewahrt worden ist oder 3. in einer von den zuständigen Behörden des Ursprungslands zugelassenen Besamungsstation gemäß den Bestimmungen der Richtlinie 90/429/EWG des Rates gewonnen, aufbereitet und aufbewahrt worden ist oder 4. in einer Besamungsstation gewonnen, aufbereitet und aufbewahrt worden ist, die in einem Drittland liegt, das von der Kommission der Europäischen Gemeinschaften für den Transport von Samen in die EG zugelassen wurde. Art. 3 - Um eine Zulassung für die Erzeugung von Samen für den nationalen Handel oder innergemeinschaftlichen Handelsverkehr mit Samen zu erhalten und zu behalten, muss eine Besamungsstation folgende Bedingungen erfüllen: a) die Tiergesundheits- und Hygieneanforderungen hinsichtlich der Betreibung gemäß den Bestimmungen von Anlage I Kapitel I Punkt 1 beziehungsweise Kapitel II Punkt 1 erfüllen, b) unter ständiger Überwachung eines zugelassenen Tierarztes stehen. Zu diesem Zweck wird zwischen dem Verantwortlichen der Besamungsstation und dem betreffenden zugelassenen Tierarzt eine schriftliche Vereinbarung geschlossen, c) über eine Infrastruktur und Ausrüstung verfügen, die die in Artikel 6 festgelegten Anforderungen erfüllen, d) ein Register führen, in dem täglich die Verrichtungen gemäß den in Artikel 8 festgelegten Anweisungen festgehalten werden, e) über Personal verfügen, das eine ausreichende Kenntnis und Erfahrung in Sachen künstliche Besamung nachweisen kann und das ausreichend mit Desinfektion und Gesundheitspflege zur Verhütung von Krankheitsverschleppungen vertraut ist, f) in der Besamungsstation nur Eber halten, die die in Artikel 12 § 1 festgelegten Bedingungen erfüllen. Art. 4 - § 1 - In Abweichung von den Bestimmungen von Artikel 2 Nr. 1 darf Samen, der in einem Referenzbetrieb für die Besamung von Sauen bestimmt ist, deren Nachkommen in einer Mastleistungsprüfanstalt gemästet werden sollen, von einem Spender stammen, der dem Bestand des genehmigten verantwortlichen Halters der Eber angehört, die in einem Zuchtbuch eingetragen sind und zu testen sind. § 2 - Um eine Genehmigung für die Erzeugung von Samen für die Besamung von Sauen in einem Referenzbetrieb zu erhalten und zu behalten, muss der in § 1 erwähnte verantwortliche Halter der Spender: a) die in Anlage I Kapitel IV Punkt 1 festgelegten Tiergesundheits- und Hygieneanforderungen hinsichtlich der Betreibung erfüllen, b) über ein Register verfügen, in dem täglich die Angaben über alle vorhandenen Samendosen gemäß den in Artikel 10 festgelegten Anweisungen festgehalten werden. Art. 5 - Um eine Zulassung für die Lagerung von Samen für den nationalen Handel zu erhalten und zu behalten, muss ein Samendepot folgende Bedingungen erfüllen: a) die Tiergesundheits- und Hygieneanforderungen hinsichtlich der Betreibung gemäß den Bestimmungen von Anlage I Kapitel III erfüllen, b) unter ständiger Überwachung eines zugelassenen Tierarztes stehen. Zu diesem Zweck wird zwischen dem Verantwortlichen des Samendepots und dem betreffenden zugelassenen Tierarzt eine schriftliche Vereinbarung geschlossen, c) über eine Infrastruktur und Ausrüstung verfügen, die die in Artikel 7 festgelegten Anforderungen erfüllen, d) ein Register führen, in dem täglich die Angaben über alle im Samendepot vorhandenen Samendosen gemäß den in Artikel 9 festgelegten Anweisungen festgehalten werden, e) über Personal verfügen, das insbesondere mit Desinfektion und Gesundheitspflege zur Verhütung von Krankheitsverschleppungen vertraut ist. Art. 6 - § 1 - Die Besamungsstation muss über Folgendes verfügen: a) entsprechende Stallungen für die Unterbringung von Spendern und einen angemessenen Sprungraum, die so gebaut sind, dass: 1. kein Kontakt zwischen Spendern und Tieren außerhalb der Besamungsstation möglich ist,

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 2. sie leicht gereinigt und desinfiziert werden können, 3. die Gesundheit der Spender garantiert werden kann, b) einen Raum zum Isolieren der in die Besamungsstation aufgenommenen Eber, bei denen die in Anlage I Kapitel I Punkt 3 oder Kapitel II Punkt 3 beschriebenen Tests positiv ausgefallen sind oder die klinische Krankheitsanzeichen aufweisen, und der so gebaut ist, dass weder ein direkter Zugang zu den Stallungen für die gewöhnliche Unterbringung noch ein direkter Zugang zum Sprungraum besteht, c) einen separaten Raum zur Untersuchung und Aufbereitung des Samens, der nicht unbedingt auf dem gleichen Gelände liegen muss, d) einen separaten Raum zur Samenlagerung, der nicht unbedingt auf dem gleichen Gelände liegen muss. § 2 - Die Besamungsstation muss zudem über einen Quarantänestall verfügen, in dem sich Eber, die nicht zur Besamungsstation gehören, aufhalten werden, bis sie von dem in Artikel 3 Buchstabe b) zugelassenen Tierarzt in die Besamungsstation aufgenommen werden. Der Quarantänestall muss so gebaut sein, dass kein direkter Zugang zu den in § 1 erwähnten Räumen besteht und dass jeglicher Kontakt zu Tieren außerhalb der Station ausgeschlossen ist. Dieser Stall muss nicht unbedingt auf dem gleichen Gelände liegen. Art. 7 - Das Samendepot muss: a) über Depots zur Samenlagerung verfügen, in denen der Samen unter optimalen Bedingungen bis zur Lieferung an Dritte aufbewahrt werden kann. Diese Depots müssen ausschließlich diesem Zweck vorbehalten sein, b) so gebaut oder isoliert sein, dass jeglicher Kontakt zu Tieren außerhalb des Depots ausgeschlossen ist. Art. 8 - Besamungsstationen müssen ein Register führen, in dem täglich alle Verrichtungen festgehalten werden. Das Register umfasst mindestens: a) die Gesundheitsdaten, die das Zurückgreifen auf den jeweiligen Spender rechtfertigen, b) alle Kontrollen, die in Bezug auf Krankheiten und Impfungen durchgeführt worden sind, und alle Daten aus der Gesundheitsakte des jeweiligen Spenders, c) das Schema der Samenentnahmen und für jede Samenentnahme: Datum, einzige Identifizierungsnummer des Spenders, verwendetes Verdünnungsmittel und angewandter Verdünnungsgrad, d) Bestimmungsort für jede erzeugte Dosis. Art. 9 - Samendepots müssen ein Register führen, in dem täglich alle Verrichtungen festgehalten werden. Das Register umfasst für jeden Versand von Samendosen in das und aus dem Depot mindestens folgende Angaben: a) Kennzeichnung der Samendosis, b) Identifizierung der Besamungsstation oder des Herkunfts-Samendepots und Bestimmung. Art. 10 - Der in Artikel 4 erwähnte verantwortliche Halter muss ein Register führen, in dem täglich alle Verrichtungen festgehalten werden, und zwar für einen Zeitraum von dreißig Tagen vor der geplanten Samenentnahme bis nach der letzten Entnahme von Samen, der für den Referenzbetrieb bestimmt ist. Dieses Register enthält mindestens folgende Angaben: a) alle Kontrollen, die in Bezug auf Krankheiten und Impfungen bei den Spendern gemäß den Bestimmungen von Anlage I Kapitel IV Punkt 2 durchgeführt worden sind, b) ein Schema der Samenentnahmen und für jede Samenentnahme: Datum, einzige Identifizierungsnummer des Spenders, verwendetes Verdünnungsmittel und angewandter Verdünnungsgrad, c) alle Samenversendungen aus dem Betrieb des verantwortlichen Halters an den Referenzbetrieb. Art. 11 - § 1 - Die Besamungsstation muss auf allen Unterlagen und Samenbehältnissen, die die Station verlassen, die Zulassungsnummer angeben, die ihr von der Agentur erteilt worden ist. § 2 - Das Samendepot muss auf allen Samenbehältnissen, die das Depot verlassen, neben den bereits von der Besamungsstation vermerkten Angaben die Zulassungsnummer angeben, die ihm von der Agentur erteilt worden ist. § 3 - Der in Artikel 4 erwähnte verantwortliche Halter muss auf allen Samenbehältnissen die einzige Identifizierungsnummer des Spenders und die Genehmigungsnummer angeben, die ihm von der Agentur erteilt worden ist. Art. 12 - § 1 - Um in eine Besamungsstation aufgenommen zu werden, müssen die Tiere je nach Fall die in Anlage I Kapitel I Punkt 2 oder Kapitel II Punkt 2 festgelegten Gesundheitsbedingungen erfüllen. Sie müssen den Routinetests gemäß den Bestimmungen von Anlage I Kapitel I Punkt 3 oder Kapitel II Punkt 3, je nach Fall, unterzogen werden. § 2 - Die in Artikel 4 erwähnten Spender müssen die in Anlage I Kapitel IV Punkt 2 festgelegten Gesundheitsbedingungen erfüllen. Art. 13 - Samen, der von einer Besamungsstation oder einem Samendepot geliefert wird und für den nationalen Handel bestimmt ist, muss: a) den anwendbaren Bestimmungen von Anlage II genügen, b) auf dem Samenbehältnis mindestens folgende Angaben tragen: die Zulassungsnummer der Besamungsstation und gegebenenfalls der aufeinanderfolgenden Besamungsstationen oder Samendepots, die der Samen passiert, die einzige Identifizierungsnummer des Spenders und das Datum der Samenentnahme. Das Samenbehältnis darf Samen von nur einem Spender enthalten. Art. 14 - Samen, der von einer Besamungsstation geliefert wird und für den Versand in einen Mitgliedstaat bestimmt ist, muss: a) den anwendbaren Bestimmungen von Anlage II genügen, b) auf dem Samenbehältnis mindestens folgende Angaben tragen: die Zulassungsnummer der Besamungsstation, die einzige Identifizierungsnummer des Spenders und das Datum der Samenentnahme, c) von einer Gesundheitsbescheinigung, wie in Anlage III festgelegt, begleitet sein. Art. 15 - Samen, der von einem in Artikel 4 erwähnten Spender stammt, muss:

54129

54130

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD a) den Bestimmungen von Anlage II Kapitel II des vorliegenden Erlasses genügen, b) auf dem Samenbehältnis mindestens folgende Angaben tragen: die Sanitel-Nummer des Bestands, dem der Spender angehört, die Genehmigungsnummer des verantwortlichen Halters, die einzige Identifizierungsnummer des Spenders und das Datum der Samenentnahme. Art. 16 - § 1 - Samen, der aus einer zugelassenen Besamungsstation, die in einem Mitgliedstaat liegt, geliefert wird oder aus einer zugelassenen Station, die in einem zugelassenen Drittland liegt, eingeführt wird, muss: a) wenn er aus einem Mitgliedstaat versandt worden ist, den Bestimmungen von Anlage II genügen und von einer Gesundheitsbescheinigung, wie in Anlage III festgelegt, begleitet sein, b) wenn er aus einem Drittland versandt worden ist oder aus einem Drittland stammt, in dem er gewonnen worden ist, die in Anlage II vorgesehenen Bedingungen erfüllen und von einer von den zuständigen Behörden dieses Drittlands ausgestellten Gesundheitsbescheinigung begleitet sein. § 2 - Wenn in einem Mitgliedstaat oder einem Drittland beziehungsweise einem Teil seines Gebiets eine durch Samen übertragbare ansteckende Krankheit ausbricht, kann die Agentur den Samen, der aus dem betreffenden Gebiet stammt und in den sechs Wochen vor dem Ausbruch gewonnen wurde, aus dem Depot entfernen und vernichten lassen, bereits versandte Samensendungen zurückweisen oder, wenn dies nicht möglich ist, vernichten und den weiteren Transport von Samen aus dem betreffenden Gebiet gemäß den von der Europäischen Gemeinschaft dazu erlassenen Bestimmungen zeitweilig verbieten oder in deren Ermangelung die ausgestellten Einfuhrgenehmigungen widerrufen und für nichtig erklären. Die damit verbundenen Kosten gehen zu Lasten des Versenders, des Einführers oder seines Beauftragten. Art. 17 - Wenn die Seuchenlage es erfordert, kann die Agentur: 1. den Transport von Samen aus Besamungsstationen oder Samendepots, die in einem anderen Mitgliedstaat liegen, aussetzen, gelagerte Samensendungen aus diesen Stationen beziehungsweise Depots zurücksenden oder vernichten, bereits versandte Sendungen von Samen, der in diesen Stationen beziehungsweise Depots gewonnen worden ist oder aus ihnen versandt worden ist, zurückweisen oder, wenn dies nicht möglich ist, vernichten, 2. die Einfuhr von Samen aus Besamungsstationen oder Samendepots, die in einem Drittland liegen, aussetzen, gelagerte Samensendungen zurücksenden oder vernichten, bereits versandte Samensendungen zurückweisen und, wenn dies nicht möglich ist, vernichten. Art. 18 - In den zugelassenen Besamungsstationen und Samendepots wird zweimal jährlich eine Kontrolle hinsichtlich der Einhaltung der Zulassungsbedingungen vom amtlichen Tierarzt gemäß den Bestimmungen des Königlichen Erlasses vom 22. Februar 2001 zur Organisation der von der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette durchgeführten Kontrollen und zur Abänderung verschiedener Gesetzesbestimmungen durchgeführt. Art. 19 - Verstöße gegen die Bestimmungen des vorliegenden Erlasses werden gemäß den Bestimmungen der Kapitel V und VI des Gesetzes vom 24. März 1987 über die Tiergesundheit ermittelt, festgestellt und geahndet. Art. 20 - Anlage II Punkt 10 zum Königlichen Erlass vom 16. Januar 2006 zur Festlegung der Modalitäten der von der Föderalagentur für die Sicherheit der Nahrungsmittelkette ausgestellten Zulassungen, Genehmigungen und vorherigen Registrierungen, wird durch Anlage IV zum vorliegenden Erlass ersetzt. § 2 - Anlage III zum selben Erlass wird durch Anlage V zum vorliegenden Erlass ergänzt. Art. 21 - Der Königliche Erlass vom 9. Dezember 1992 über die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit und der Ministerielle Erlass vom 10. Dezember 1992 über die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit finden keine Anwendung mehr in Bezug auf die Zuständigkeiten des Föderalstaates. Art. 22 - Unser Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Volksgesundheit gehört, ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt. Art. 23 - Vorliegender Erlass tritt am ersten Tag des Monats nach dem Monat seiner Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt in Kraft. Brüssel, den 6. Oktober 2006

ALBERT Von Königs wegen: Der Minister der Sozialen Angelegenheiten und der Volksgesundheit R. DEMOTTE

Anlage I KAPITEL I — Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung von Samen für den nationalen Handel 1. Tiergesundheits- und Hygieneanforderungen hinsichtlich der Betreibung: - Nur Tiere der Spenderart sind eingestellt. - Nur Tiere, die Punkt 2 des vorliegenden Kapitels genügen, dürfen in die Besamungsstation aufgenommen werden. - Es darf weder ein direkter noch indirekter Kontakt zwischen den in die Besamungsstation aufgenommenen Tieren und den Tieren außerhalb der Station entstehen. - Nur an die Besamungsstation gebundene Personen, von Amts wegen befugte Personen und vom verantwortlichen Tierarzt befugte Personen sind in der Besamungsstation zugelassen. - Nur der von aufgenommenen Ebern stammende Samen darf gewonnen, aufbereitet, aufbewahrt und geliefert werden.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - Nur Samen, der in einer Besamungsstation mit gleichwertiger Zulassung gewonnen wurde, darf in der Besamungsstation aufbereitet, behandelt und gelagert werden, wobei er nicht mit anderen Samensendungen in Berührung kommen darf. - In die Besamungsstation aufgenommene Eber müssen den in Punkt 3.1 des vorliegenden Kapitels bestimmten Routinetests unterzogen werden; im Fall eines Betriebs, in dem neben Zuchtebern andere Schweine gehalten werden, müssen Schweine, die sich nicht in der Besamungsstation befinden und die für Tests infrage kommen, den in Punkt 3.2 des vorliegenden Kapitels bestimmten Routinetests unterzogen werden. - Samen darf nur in den hierfür vorgesehenen Räumlichkeiten und unter hygienisch einwandfreien Bedingungen gewonnen, aufbereitet und gelagert werden. - Der Unterhalt dieser Räume muss nach den Anweisungen des verantwortlichen Tierarztes erfolgen. - Alle während der Samengewinnung oder -aufbereitung mit dem Samen selbst oder mit dem Spender in Berührung kommende Geräte sind vor jeder Verwendung angemessen zu desinfizieren beziehungsweise sterilisieren. - Behältnisse zur Aufbewahrung und zum Transport sind vor ihrer Verwendung angemessen zu desinfizieren beziehungsweise sterilisieren. - Alle bei der Samenaufbereitung verwendeten Stoffe tierischen Ursprungs - einschließlich Zusatzstoffen und Verdünnungsmitteln - müssen aus tiergesundheitlich unbedenklicher Quelle stammen oder vor ihrer Verwendung so behandelt werden, dass jegliches Risiko einer gesundheitlichen Gefährdung ausgeschlossen ist. - Das verwendete Kältemittel darf zuvor nicht für andere Erzeugnisse tierischen Ursprungs verwendet worden sein. - Jedes gewonnene Ejakulat - aufbereitet und in Einzeldosen aufgeteilt oder nicht - muss deutlich so gekennzeichnet sein, dass das Gewinnungsdatum, die einzige Identifizierungsnummer und eventuell der Name des Spenders und die Zulassungsnummer der Besamungsstation leicht festgestellt werden können. - Das verlangte Register muss ordnungsgemäß geführt werden. Die Besamungsstation muss unter ständiger Überwachung eines zugelassenen Tierarztes stehen. 2. Gesundheitsbedingungen für die Aufnahme von Tieren in eine für den nationalen Handel mit Samen zugelassene Besamungsstation 2.1 In eine für den nationalen Handel mit Samen zugelassene Besamungsstation werden nur Tiere aufgenommen, die folgende Bedingungen erfüllen: 2.1.1 Alle in der Besamungsstation ankommenden Tiere müssen mindestens dreißig Tage lang in eigens von der Agentur zugelassenen Räumen unter Quarantäne gestellt worden sein, in denen sich nur Tiere mit zumindest demselben Gesundheitsstatus befinden. 2.1.2 Vor dem Aufenthalt in einem in Punkt 2.1.1 vorgesehenen Quarantäneraum müssen die Tiere Betrieben oder Beständen angehört haben: 2.1.2.1 die gemäß Artikel 3.5.2.1 des Internationalen Tiergesundheitskodex brucellosefrei sind, 2.1.2.2 zu denen in den vorangegangenen zwölf Monaten kein gegen Maul- und Klauenseuche geimpftes Tier gehört hat, 2.1.2.3 in denen in den letzten zwölf Monaten keine klinischen, virologischen oder serologischen Anzeichen der Aujeszky-Krankheit festgestellt worden sind, 2.1.2.4 die nicht in einem Gebiet liegen, das Beschränkungen gemäß dem Gemeinschaftsrecht aufgrund des Auftretens einer Krankheit der Hausschweine unterliegt. Die Tiere dürfen zuvor nicht einem Bestand mit niedrigerem Gesundheitsstatus angehört haben. 2.1.3 Sie sind innerhalb von dreißig Tagen vor der in Punkt 2.1.1 erwähnten Quarantänezeit entsprechend den in einschlägigen Richtlinien festgelegten Normen mit Negativbefund folgenden Tests unterzogen worden: 2.1.3.1 bezüglich Brucellose einem gepufferten Brucella-Antigen-Test, 2.1.3.2 bezüglich der Aujeszky-Krankheit: - im Fall nicht geimpfter Schweine einem Serumneutralisationstest oder einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen die Antigene gB oder gD oder gegen den vollständigen Aujeszky-Virus, - im Fall von mit gE-Markerimpfstoff geimpften Schweinen einem Test zur Feststellung von Antikörpern gegen das Antigen gE des Aujeszky-Virus, 2.1.3.3 einem ELISA-Test oder einem Serumneutralisationstest auf klassische Schweinepest. Ist bei einem der Tiere das Ergebnis des Tests auf Brucellose positiv, dürfen Tiere mit Negativbefund, die demselben Betrieb angehören, in den Quarantäneraum aufgenommen werden, nachdem der Status der Brucellosefreiheit der Herkunftsbestände oder -betriebe der Reagenten bestätigt worden ist. 2.1.4 Sie sind während der letzten fünfzehn Tage der in Punkt 2.1.1 erwähnten Quarantänezeit von mindestens dreißig Tagen mit Negativbefund folgenden Tests unterzogen worden: 2.1.4.1 bezüglich Brucellose einem gepufferten Brucella-Antigen-Test, 2.1.4.2 bezüglich der Aujeszky-Krankheit: - im Fall nicht geimpfter Schweine einem Serumneutralisationstest oder einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen die Antigene gB oder gD oder gegen den vollständigen Aujeszky-Virus, - im Fall von mit gE-Markerimpfstoff geimpften Schweinen einem Test zur Feststellung von Antikörpern gegen das Antigen gE des Aujeszky-Virus. Ist bei einem der Tiere das Ergebnis eines der vorerwähnten Tests positiv, ist das Tier unbeschadet der bei Auftreten der Maul- und Klauenseuche oder einer anderen reglementierten Tierkrankheit geltenden Bestimmungen unverzüglich aus dem Quarantäneraum zu entfernen. Wird eine Gruppe von Tieren unter Quarantäne gestellt, trifft die Agentur alle notwendigen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass alle verbleibenden Tiere den erforderlichen Gesundheitsstatus aufweisen, bevor sie entsprechend den Bestimmungen dieser Anlage in die Besamungsstation aufgenommen werden. Ist bei einem Tier das Ergebnis des Tests auf Brucellose nicht negativ, ist jedoch folgendes Verfahren anzuwenden: i) Die Positivseren werden einem Komplementbindungstest unterzogen. ii) Die Herkunftsbetriebe der Reagenten werden epidemiologisch untersucht. iii) Haben die gemäß Ziffer i) getesteten Tiere bei den Tests negativ reagiert, gelten sie als Tiere mit Negativbefund und dürfen sie in die Station eingestellt werden. Im FalI eines oder mehrerer Reagenten für den in Ziffer i) erwähnten Test werden alle Tiere im Quarantäneraum anhand von Proben, die mindestens sieben Tage nach der ersten

54131

54132

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Probeentnahme gezogen werden, einer zweiten Testreihe (Komplementbindungstest) unterzogen. Fällt dieser Test bei jedem der getesteten Tiere negativ aus, kann davon ausgegangen werden, dass das Ergebnis nicht auf Brucellose hinweist und dürfen die Tiere in die Station eingestellt werden. Fällt der an der zweiten Probe durchgeführte Test bei einem oder mehreren Tieren positiv aus, ist folgendes Verfahren anzuwenden: - weniger als drei Tiere mit Positivbefund: Die Tiere werden geschlachtet oder eingeschläfert und es wird anhand einer Bakterienkultur eine bakteriologische Untersuchung an bestimmten Organen gemäß dem Handbuch der OIE mit Normenempfehlungen zu Untersuchungsmethoden und Vakzinen für Landtiere durchgeführt. - Drei und mehr Tiere mit Positivbefund: alle Tiere des Quarantäneraums werden einer Brucellinisierung (Hauttest) unterzogen. Fällt das Ergebnis dieses Tests bei allen Tieren negativ aus, kann davon ausgegangen werden, dass dieses Ergebnis nicht auf Brucellose hinweist und dürfen das beziehungsweise die Tiere in die Station eingestellt werden. Fällt das Ergebnis des Tests bei einem oder mehreren Tieren positiv aus, werden sie geschlachtet oder eingeschläfert und es wird anhand einer Bakterienkultur eine bakteriologische Untersuchung an bestimmten Organen gemäß dem Handbuch der OIE mit Normenempfehlungen zu Untersuchungsmethoden und Vakzinen für Landtiere durchgeführt. 2.2 Tiere dürfen nur mit ausdrücklicher Genehmigung des Stationstierarztes in die Besamungsstation aufgenommen werden. Alle Verbringungen von Tieren (Eingänge und Ausgänge) sind aufzuzeichnen. 2.3 Die Tiere dürfen am Tag ihrer Aufnahme in die Besamungsstation keinerlei klinische Krankheitsanzeichen aufweisen und müssen unmittelbar aus einem in Punkt 2.1.1 erwähnten Quarantäneraum kommen, der am Tag der Verbringung laut amtlicher Feststellung folgende Anforderungen erfüllt: 2.3.1 Er liegt nicht in einem Gebiet, das Beschränkungen gemäß dem Gemeinschaftsrecht aufgrund des Auftretens einer Krankheit der Hausschweine unterliegt. 2.3.2 In den letzten dreißig Tagen vor dem Datum der Verbringung wurden keine klinischen, pathologischen oder serologischen Anzeichen der Aujeszky-Krankheit festgestellt. 2.4 Sofern die in Punkt 2.3 vorgesehenen Anforderungen erfüllt sind und die in Punkt 3.1 aufgeführten Routinetests in den letzten zwölf Monaten durchgeführt worden sind, dürfen die Tiere von einer zugelassenen Besamungsstation zu einer anderen mit gleichem Gesundheitsstatus ohne Isolierung oder Testung verbracht werden, unter der Bedingung, dass die Verbringung unmittelbar erfolgt. Das betreffende Tier darf weder direkt noch indirekt mit Klauentieren mit niedrigerem Gesundheitsstatus in Berührung kommen und die Transportmittel müssen vor ihrer Verwendung gereinigt und desinfiziert worden sein. 2.5 Alle Tests müssen in einem von der Agentur zugelassenen Labor durchgeführt werden. 3. Routinetests 3.1 Alle in einer zugelassenen Besamungsstation eingestellten Tiere müssen bei Verlassen der Station mit Negativbefund einem der folgenden Tests unterzogen werden: 3.1.1 bezüglich der Aujeszky-Krankheit: - im Fall nicht geimpfter Schweine einem Serumneutralisationstest oder einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen die Antigene gB oder gD oder gegen den vollständigen Aujeszky-Virus, - im Fall von mit gE-Markerimpfstoff geimpften Schweinen einem Test zur Feststellung von Antikörpern gegen das Antigen gE des Aujeszky-Virus, 3.1.2 bezüglich Brucellose einem gepufferten Brucella-Antigen-Test, 3.1.3 einem ELISA-Test oder einem Serumneutralisationstest auf klassische Schweinepest. Diese Tests werden an allen Tieren durchgeführt, wenn sie die Station verlassen, jedoch spätestens zwölf Monate nach ihrer Einstellung, sofern sie die Station nicht bereits früher verlassen. Die Proben können auch im Schlachthof entnommen werden oder in Dreimonatsabständen an 25 Prozent der in der Station einstehenden Tiere. In diesem Fall muss der Stationstierarzt insbesondere unter Berücksichtigung von Altersgruppe und Stallung sicherstellen, dass die Proben für die gesamte Population der Station repräsentativ sind. Ebenso muss er gewährleisten, dass alle Tiere während ihres Aufenthalts in der Station wenigstens einmal, jedoch mindestens alle zwölf Monate, wenn sie länger als ein Jahr in der Station bleiben, getestet werden. Ist bei einem Tier das Ergebnis des Routinetests auf Brucellose nicht negativ, ist jedoch folgendes Verfahren anzuwenden: i) Die Positivseren werden einem Komplementbindungstest unterzogen. ii) Tiere, bei denen das Ergebnis der Untersuchung nicht negativ ist, werden in dem zu diesem Zweck vorgesehenen Isolierraum untergebracht. iii) Haben die gemäß Ziffer i) getesteten Tiere bei den Tests negativ reagiert, gelten sie als Tiere mit Negativbefund und dürfen sie erneut in die Station eingestellt werden. Im FalI eines oder mehrerer Reagenten für den in Ziffer i) erwähnten Test werden alle Tiere im Isolierraum anhand von Proben, die mindestens sieben Tage nach der ersten Probeentnahme gezogen werden, einer zweiten Testreihe (Komplementbindungstest) unterzogen. Fällt dieser Test bei jedem der getesteten Tiere negativ aus, kann davon ausgegangen werden, dass das Ergebnis nicht auf Brucellose hinweist und dürfen die Tiere erneut in die Station eingestellt werden. Fällt der an der zweiten Probe durchgeführte Test bei einem oder mehreren Tieren positiv aus, ist folgendes Verfahren anzuwenden: - weniger als drei Tiere mit Positivbefund: Die Tiere werden geschlachtet oder eingeschläfert und es wird anhand einer Bakterienkultur eine bakteriologische Untersuchung an bestimmten Organen gemäß dem Handbuch der OIE mit Normenempfehlungen zu Untersuchungsmethoden und Vakzinen für Landtiere durchgeführt. - Drei und mehr Tiere mit Positivbefund: alle Tiere des Isolierraums werden einer Brucellinisierung (Hauttest) unterzogen. Fällt das Ergebnis dieses Tests bei allen Tieren negativ aus, kann davon ausgegangen werden, dass das Ergebnis nicht auf Brucellose hinweist und dürfen das beziehungsweise die Tiere erneut in die Station eingestellt werden. Fällt das Ergebnis des Tests bei einem oder mehreren Tieren positiv aus, werden sie geschlachtet oder eingeschläfert und es wird anhand einer Bakterienkultur eine bakteriologische Untersuchung an bestimmten Organen gemäß dem Handbuch der OIE mit Normenempfehlungen zu Untersuchungsmethoden und Vakzinen für Landtiere durchgeführt.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 3.2 Im FalI eines Betriebs, in dem neben Zuchtebern andere Schweine gehalten werden, müssen Schweine, die nicht in Punkt 3.1 erwähnt sind und die gemäß dem Ministeriellen Erlass vom 21. April 1999 zur Festlegung der Bedingungen für den Erhalt und die Aufrechterhaltung des Aujeszky-Status für Untersuchungen auf die AujeszkyKrankheit infrage kommen, mit Negativbefund einem der folgenden Tests unterzogen werden: 3.2.1 bezüglich Brucellose einem gepufferten Brucella-Antigen-Test, 3.2.2 einem ELISA-Test oder einem Serumneutralisationstest auf klassische Schweinepest. 3.3 Alle Tests müssen in einem von der Agentur zugelassenen Labor durchgeführt werden. 3.4 Ergeben sich bei den vorerwähnten Tests Positivbefunde, so ist das betreffende Tier zu isolieren, und, wenn es sich um einen Spender handelt, darf der von diesem Tier nach dem letzten negativen Test gewonnene Samen nicht in den nationalen Handel gelangen. Samen, der von den anderen in der Station befindlichen Spendern nach dem Tag des durchgeführten positiven Tests gewonnen wurde, ist generell separat zu lagern und darf erst in den nationalen Handel gelangen, wenn der Gesundheitsstatus der Station wiederhergestellt ist. Ist bei einem Spender das Ergebnis des Tests auf Brucellose nicht negativ, darf der Samen von Spendern, bei denen der Test auf Brucellose negativ ausgefallen ist, jedoch mit einer spezifischen Genehmigung der Agentur für den nationalen Handel zugelassen werden. KAPITEL II — Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung von Samen für den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr 1. Tiergesundheits- und Hygieneanforderungen hinsichtlich der Betreibung: - Nur Tiere der Spenderart sind eingestellt. - Nur Tiere, die Punkt 2 des vorliegenden Kapitels genügen, dürfen in die Besamungsstation aufgenommen werden. - Es darf weder ein direkter noch ein indirekter Kontakt zwischen den in die Besamungsstation aufgenommenen Tieren und den Tieren außerhalb der Station entstehen. - Nur an die Besamungsstation gebundene Personen, von Amts wegen befugte Personen und vom verantwortlichen Tierarzt befugte Personen sind in der Besamungsstation zugelassen. - Nur der von aufgenommenen Ebern stammende Samen darf gewonnen, aufbereitet, aufbewahrt und geliefert werden. - Nur Samen, der in einer Besamungsstation mit gleichwertiger Zulassung gewonnen wurde, darf in der Besamungsstation aufbereitet, behandelt und gelagert werden, wobei er nicht mit anderen Samensendungen in Berührung kommen darf. - In die Besamungsstation aufgenommene Tiere müssen den in Punkt 3 des vorliegenden Kapitels bestimmten Routinetests unterzogen werden. - Samen darf nur in den hierfür vorgesehenen Räumlichkeiten und unter hygienisch einwandfreien Bedingungen gewonnen, aufbereitet und gelagert werden. - Der Unterhalt dieser Räume muss nach den Anweisungen des verantwortlichen Tierarztes erfolgen. - Alle während der Samengewinnung oder -aufbereitung mit dem Samen selbst oder mit dem Spender in Berührung kommende Geräte sind vor jeder Verwendung angemessen zu desinfizieren beziehungsweise sterilisieren. - Behältnisse zur Aufbewahrung und zum Transport sind vor ihrer Verwendung angemessen zu desinfizieren beziehungsweise sterilisieren. - Alle bei der Samenaufbereitung verwendeten Stoffe tierischen Ursprungs - einschließlich Zusatzstoffen und Verdünnungsmitteln - müssen aus tiergesundheitlich unbedenklicher Quelle stammen oder vor ihrer Verwendung so behandelt werden, dass jegliches Risiko einer gesundheitlichen Gefährdung ausgeschlossen ist. - Das verwendete Kältemittel darf zuvor nicht für andere Erzeugnisse tierischen Ursprungs verwendet worden sein. - Jedes gewonnene Ejakulat - aufbereitet und in Einzeldosen aufgeteilt oder nicht - muss deutlich so gekennzeichnet sein, dass das Gewinnungsdatum, die einzige Identifizierungsnummer und eventuell der Name des Spenders und die Zulassungsnummer der Besamungsstation leicht festgestellt werden können. - Das verlangte Register muss ordnungsgemäß geführt werden. Die Besamungsstation muss unter ständiger Überwachung eines zugelassenen Tierarztes stehen. 2. Gesundheitsbedingungen für die Aufnahme von Tieren in eine für den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr mit Samen zugelassene Besamungsstation 2.1 In eine für den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr mit Samen zugelassene Besamungsstation werden nur Tiere aufgenommen, die folgende Bedingungen erfüllen: 2.1.1 Alle in einer Besamungsstation ankommenden Tiere müssen mindestens dreißig Tage lang in eigens von der Agentur zugelassenen Räumen unter Quarantäne gestellt worden sein, in denen sich nur Tiere mit zumindest demselben Gesundheitsstatus befinden. 2.1.2 Vor dem Aufenthalt in einem in Punkt 2.1.1 vorgesehenen Quarantäneraum müssen die Tiere Betrieben oder Beständen angehört haben: 2.1.2.1 die gemäß Artikel 3.5.2.1 des Internationalen Tiergesundheitskodex brucellosefrei sind, 2.1.2.2 zu denen in den vorangegangenen zwölf Monaten kein gegen Maul- und Klauenseuche geimpftes Tier gehört hat, 2.1.2.3 in denen in den letzten zwölf Monaten keine klinischen, virologischen oder serologischen Anzeichen der Aujeszky-Krankheit festgestellt worden sind, 2.1.2.4 die nicht in einem Gebiet liegen, das Beschränkungen gemäß dem Gemeinschaftsrecht aufgrund des Auftretens einer Krankheit der Hausschweine unterliegt. Die Tiere dürfen zuvor nicht einem Bestand mit niedrigerem Gesundheitsstatus angehört haben. 2.1.3 Sie sind innerhalb von dreißig Tagen vor der in Punkt 2.1.1 erwähnten Quarantänezeit entsprechend den in einschlägigen Richtlinien festgelegten Normen mit Negativbefund folgenden Tests unterzogen worden: 2.1.3.1 bezüglich Brucellose einem gepufferten Brucella-Antigen-Test, 2.1.3.2 bezüglich der Aujeszky-Krankheit: - im Fall nicht geimpfter Schweine einem Serumneutralisationstest oder einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen die Antigene gB oder gD oder gegen den vollständigen Aujeszky-Virus,

54133

54134

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - im FalI von mit gE-Markerimpfstoff geimpften Schweinen einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen das Antigen gE des Aujeszky-Virus, 2.1.3.3 einem ELISA-Test oder einem Serumneutralisationstest auf klassische Schweinepest. Ist bei einem der Tiere das Ergebnis des Tests auf Brucellose positiv, dürfen Tiere mit Negativbefund, die demselben Betrieb angehören, in den Quarantäneraum aufgenommen werden, nachdem der Status der Brucellosefreiheit der Herkunftsbestände oder -betriebe der Reagenten bestätigt worden ist. 2.1.4 Sie sind während der letzten fünfzehn Tage der in Punkt 2.1.1 erwähnten Quarantänezeit von mindestens dreißig Tagen mit Negativbefund folgenden Tests unterzogen worden: 2.1.4.1 bezüglich Brucellose einem gepufferten Brucella-Antigen-Test, 2.1.4.2 bezüglich der Aujeszky-Krankheit: - im Fall nicht geimpfter Schweine einem Serumneutralisationstest oder einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen die Antigene gB oder gD oder gegen den vollständigen Aujeszky-Virus, - im FalI von mit gE-Markerimpfstoff geimpften Schweinen einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen das Antigen gE des Aujeszky-Virus. Ist bei einem der Tiere das Ergebnis eines der vorerwähnten Tests positiv, ist das Tier unbeschadet der bei Auftreten der Maul- und Klauenseuche oder einer anderen reglementierten Tierkrankheit geltenden Bestimmungen unverzüglich aus dem Quarantäneraum zu entfernen. Wird eine Gruppe von Tieren unter Quarantäne gestellt, trifft die Agentur alle notwendigen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass alle verbleibenden Tiere den erforderlichen Gesundheitsstatus aufweisen, bevor sie entsprechend den Bestimmungen dieser Anlage in die Besamungsstation aufgenommen werden. Ist bei einem Tier das Ergebnis des Tests auf Brucellose nicht negativ, ist jedoch folgendes Verfahren anzuwenden: i) Die Positivseren werden einem Komplementbindungstest unterzogen. ii) Die Herkunftsbetriebe der Reagenten werden epidemiologisch untersucht. iii) Haben die gemäß Ziffer i) getesteten Tiere bei den Tests negativ reagiert, gelten sie als Tiere mit Negativbefund und dürfen sie in die Station eingestellt werden. Im FalI eines oder mehrerer Reagenten für den in Ziffer i) erwähnten Test werden alle Tiere im Quarantäneraum anhand von Proben, die mindestens sieben Tage nach der ersten Probeentnahme gezogen werden, einer zweiten Testreihe (Komplementbindungstest) unterzogen. Fällt dieser Test bei jedem der getesteten Tiere negativ aus, kann davon ausgegangen werden, dass das Ergebnis nicht auf Brucellose hinweist und dürfen die Tiere in die Station eingestellt werden. Fällt der an der zweiten Probe durchgeführte Test bei einem oder mehreren Tieren positiv aus, ist folgendes Verfahren anzuwenden: - weniger als drei Tiere mit Positivbefund: Die Tiere werden geschlachtet oder eingeschläfert und es wird anhand einer Bakterienkultur eine bakteriologische Untersuchung an bestimmten Organen gemäß dem Handbuch der OIE mit Normenempfehlungen zu Untersuchungsmethoden und Vakzinen für Landtiere durchgeführt. - Drei und mehr Tiere mit Positivbefund: alle Tiere des Quarantäneraums werden einer Brucellinisierung (Hauttest) unterzogen. Fällt das Ergebnis dieses Tests bei allen Tieren negativ aus, kann davon ausgegangen werden, dass das Ergebnis nicht auf Brucellose hinweist und dürfen das beziehungsweise die Tiere in die Station eingestellt werden. Fällt das Ergebnis des Tests bei einem oder mehreren Tieren positiv aus, werden sie geschlachtet oder eingeschläfert und es wird anhand einer Bakterienkultur eine bakteriologische Untersuchung an bestimmten Organen gemäß dem Handbuch der OIE mit Normenempfehlungen zu Untersuchungsmethoden und Vakzinen für Landtiere durchgeführt. 2.2 Tiere dürfen nur mit ausdrücklicher Genehmigung des Stationstierarztes in die Besamungsstation aufgenommen werden. Alle Verbringungen von Tieren (Eingänge und Ausgänge) sind aufzuzeichnen. 2.3 Die Tiere dürfen am Tag ihrer Aufnahme in die Besamungsstation keinerlei klinische Krankheitsanzeichen aufweisen und müssen unmittelbar aus einem in Punkt 2.1.1 erwähnten Quarantäneraum kommen, der am Tag der Verbringung laut amtlicher Feststellung folgende Anforderungen erfüllt: 2.3.1 Er liegt nicht in einem Gebiet, das Beschränkungen gemäß dem Gemeinschaftsrecht aufgrund des Auftretens einer Krankheit der Hausschweine unterliegt. 2.3.2 In den letzten dreißig Tagen vor dem Datum der Verbringung wurden keine klinischen, pathologischen oder serologischen Anzeichen der Aujeszky-Krankheit festgestellt. 2.4 Sofern die in Punkt 2.3 vorgesehenen Anforderungen erfüllt sind und die in Punkt 3 aufgeführten Routinetests in den letzten zwölf Monaten durchgeführt worden sind, dürfen die Tiere von einer zugelassenen Besamungsstation zu einer anderen mit gleichem Gesundheitsstatus ohne Isolierung oder Testung verbracht werden, unter der Bedingung, dass die Verbringung unmittelbar erfolgt. Das betreffende Tier darf weder direkt noch indirekt mit Klauentieren mit niedrigerem Gesundheitsstatus in Berührung kommen und die Transportmittel müssen vor ihrer Verwendung gereinigt und desinfiziert worden sein. 2.5 Im innergemeinschaftlichen Handel müssen die Tiere von einer Gesundheitsbescheinigung nach Muster 2 in Anhang F der Richtlinie 64/432/EWG begleitet sein, wobei in Abschnitt C Nummer 4 die Desinfektion des Transportmittels im Rahmen einer der folgenden zusätzlichen Garantien - je nach Status der Tiere - zu bescheinigen ist: - Die Tiere kommen unmittelbar aus einer Besamungsstation gemäß der Richtlinie 90/429/EWG. - Die Tiere kommen unmittelbar aus einem Quarantäneraum und erfüllen die Bedingungen für die Aufnahme in eine Besamungsstation gemäß Anhang B Kapitel I der Richtlinie 90/429/EWG. - Die Tiere kommen unmittelbar aus einem Betrieb, in dem sie dem Verfahren vor der Aufnahme in den Quarantäneraum unterzogen wurden, und erfüllen die in Anhang B Kapitel I Nummer 1 Buchstaben b) und c) sowie Nummer 2 der Richtlinie 90/429/EWG festgelegten Bedingungen für die Aufnahme. 2.6 Alle Tests müssen von einem von der Agentur zugelassenen Labor durchgeführt werden. 3. Routinetests 3.1 Alle in einer zugelassenen Besamungsstation eingestellten Tiere müssen bei Verlassen der Station mit Negativbefund einem der folgenden Tests unterzogen werden: 3.1.1 bezüglich der Aujeszky-Krankheit: - im Fall nicht geimpfter Schweine einem Serumneutralisationstest oder einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen die Antigene gB oder gD oder gegen den vollständigen Aujeszky-Virus, - im FalI von mit gE-Markerimpfstoff geimpften Schweinen einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen das Antigen gE des Aujeszky-Virus,

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 3.1.2 bezüglich Brucellose einem gepufferten Brucella-Antigen-Test, 3.1.3 einem ELISA-Test oder einem Serumneutralisationstest auf klassische Schweinepest. Diese Tests werden an allen Tieren durchgeführt, wenn sie die Station verlassen, jedoch spätestens zwölf Monate nach ihrer Einstellung, sofern sie die Station nicht bereits früher verlassen. Die Proben können auch im Schlachthof entnommen werden oder in Dreimonatsabständen an 25 Prozent der in der Station einstehenden Tiere. In diesem Fall muss der Stationstierarzt insbesondere unter Berücksichtigung von Altersgruppe und Stallung sicherstellen, dass die Proben für die gesamte Population der Station repräsentativ sind. Ebenso muss er gewährleisten, dass alle Tiere während ihres Aufenthalts in der Station wenigstens einmal, jedoch mindestens alle zwölf Monate, wenn sie länger als ein Jahr in der Station bleiben, getestet werden. Ist bei einem Tier das Ergebnis des Routinetests auf Brucellose nicht negativ, ist jedoch folgendes Verfahren anzuwenden: i) Die Positivseren werden einem Komplementbindungstest unterzogen. ii) Tiere, bei denen das Ergebnis der Untersuchung nicht negativ ist, werden in dem zu diesem Zweck vorgesehenen Isolierraum untergebracht. iii) Haben die gemäß Ziffer i) getesteten Tiere bei den Tests negativ reagiert, gelten sie als Tiere mit Negativbefund und dürfen erneut in die Station eingestellt werden. Im FalI eines oder mehrerer Reagenten für den in Ziffer i) erwähnten Test werden alle Tiere im Isolierraum anhand von Proben, die mindestens sieben Tage nach der ersten Probeentnahme gezogen werden, einer zweiten Testreihe (Komplementbindungstest) unterzogen. Fällt dieser Test bei jedem der getesteten Tiere negativ aus, kann davon ausgegangen werden, dass das Ergebnis nicht auf Brucellose hinweist und dürfen die Tiere erneut in die Station eingestellt werden. Fällt der an der zweiten Probe durchgeführte Test bei einem oder mehreren Tieren positiv aus, ist folgendes Verfahren anzuwenden: - weniger als drei Tiere mit Positivbefund: Die Tiere werden geschlachtet oder eingeschläfert und es wird anhand einer Bakterienkultur eine bakteriologische Untersuchung an bestimmten Organen gemäß dem Handbuch der OIE mit Normenempfehlungen zu Untersuchungsmethoden und Vakzinen für Landtiere durchgeführt. - Drei und mehr Tiere mit Positivbefund: alle Tiere des Isolierraums werden einer Brucellinisierung (Hauttest) unterzogen. Fällt das Ergebnis dieses Tests bei allen Tieren negativ aus, kann davon ausgegangen werden, dass das Ergebnis nicht auf Brucellose hinweist und dürfen das beziehungsweise die Tiere erneut in die Station eingestellt werden. Fällt das Ergebnis des Tests bei einem oder mehreren Tieren positiv aus, werden sie geschlachtet oder eingeschläfert und es wird anhand einer Bakterienkultur eine bakteriologische Untersuchung an bestimmten Organen gemäß dem Handbuch der OIE mit Normenempfehlungen zu Untersuchungsmethoden und Vakzinen für Landtiere durchgeführt. 3.2 Alle Tests müssen in einem von der Agentur zugelassenen Labor durchgeführt werden. 3.3 Ergeben sich bei den vorerwähnten Tests Positivbefunde, so ist das betreffende Tier zu isolieren und darf der von diesem Tier nach dem letzten negativen Test gewonnene Samen nicht in den nationalen Handel oder innergemeinschaftlichen Handelsverkehr gelangen. Samen, der von den anderen in der Station befindlichen Spendern nach dem Tag des durchgeführten positiven Tests gewonnen wurde, ist generell separat zu lagern und darf erst in den nationalen Handel oder innergemeinschaftlichen Handelsverkehr gelangen, wenn der Gesundheitsstatus der Station wiederhergestellt ist. Ist bei einem Spender das Ergebnis des Tests auf Brucellose nicht negativ, darf der Samen von Spendern, bei denen der Test auf Brucellose negativ ausgefallen ist, jedoch mit einer spezifischen Genehmigung der Agentur für den nationalen Handel zugelassen werden. KAPITEL III — Tiergesundheitsbedingungen für die Lagerung von Samen für den nationalen Handel Tiergesundheits- und Hygieneanforderungen hinsichtlich der Betreibung: - Zu jeder Zeit darf in den zugelassenen Samendepots nur Samen aufbewahrt werden, der in einer für den nationalen Handel zugelassenen Besamungsstation, in einer für den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr und die Ausfuhr zugelassenen Besamungsstation oder in einer Besamungsstation in einem von der Europäischen Gemeinschaft zugelassenen Drittland gewonnen worden ist oder aus einem anderen zugelassenen Samendepot stammt. Samen, der aus einer zugelassenen Besamungsstation oder einem anderen zugelassenen Samendepot stammt, muss unter Bedingungen transportiert werden, die alle möglichen Gesundheitsgarantien bieten, wobei er nicht mit anderen Samensendungen in Berührung kommen darf. - Nur an das Samendepot gebundene Personen, von Amts wegen befugte Personen und vom verantwortlichen Tierarzt befugte Personen sind im Samendepot zugelassen. - Die Samenlagerung muss unter hygienisch und tiergesundheitlich einwandfreien Bedingungen erfolgen. - Der Unterhalt der Räume muss nach den Anweisungen des verantwortlichen Tierarztes erfolgen. - Behältnisse zur Aufbewahrung und zum Transport sind vor ihrer Verwendung angemessen zu desinfizieren oder sterilisieren, es sei denn, sie sind für eine einmalige Verwendung bestimmt. - Das verwendete Kältemittel darf zuvor nicht für andere Erzeugnisse tierischen Ursprungs verwendet worden sein. - Weder die ursprüngliche Kennzeichnung der Samendosen noch ihre Zusammensetzung dürfen auf irgendeine Weise verändert werden. Jedoch muss der ursprünglichen Kennzeichnung der Samendosen die Identifizierung des Samendepots hinzugefügt werden. - Das verlangte Register muss ordnungsgemäß geführt werden. Das Samendepot muss unter ständiger Überwachung eines zugelassenen Tierarztes stehen. KAPITEL IV — Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung von Samen für die Besamung von Sauen in einem Referenzbetrieb 1. Tiergesundheits- und Hygieneanforderungen hinsichtlich der Betreibung, die vom verantwortlichen Halter des Spenders einzuhalten sind: - Nur Samen von Spendern, die Punkt 2 des vorliegenden Kapitels genügen, darf für die Besamung von Sauen in einem Referenzbetrieb gewonnen und aufbereitet werden.

54135

54136

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - Jedes gewonnene Ejakulat - aufbereitet und in Einzeldosen aufgeteilt oder nicht - muss deutlich so gekennzeichnet sein, dass das Gewinnungsdatum, die einzige Identifizierungsnummer und eventuell der Name des Spenders und die Genehmigungsnummer des verantwortlichen Halters des Spenders leicht festgestellt werden können. - Das verlangte Register muss ordnungsgemäß geführt werden. - Innerhalb des Zeitraums von dreißig Tagen vor der geplanten Samenentnahme darf kein Transport von Schweinen zu dem Bestand stattfinden, dem der Spender angehört, außer wenn diese Schweine unter strikte Quarantäne gestellt werden und sofern sie mindestens bis zum Ende des Zeitraums der Samenentnahme unter Quarantäne bleiben. - Am Tag der Samenentnahme muss der Bestand laut amtlicher Feststellung folgende Anforderungen erfüllen: • Er liegt nicht in einem wegen Auftreten einer Hausschweinekrankheit gemeinschaftsrechtlich ausgewiesenen Sperrgebiet. • In Zusammenhang mit der Aujeszky-Krankheit: Status A3 oder A4. 2. Gesundheitsbedingungen für Spender von Samen für die Besamung von Sauen in einem Referenzbetrieb 2.1 Am Tag der Samenentnahme dürfen sie keinerlei klinische Krankheitsanzeichen aufweisen. 2.2 Sie müssen innerhalb der letzten dreißig Tage vor der geplanten Samenentnahme mit Negativbefund folgenden Tests unterzogen werden: • Aujeszky-Krankheit: - im Fall nicht geimpfter Schweine einem Serumneutralisationstest oder einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen die Antigene gB oder gD oder gegen den vollständigen Aujeszky-Virus, - im FalI von mit gE-Markerimpfstoff geimpften Schweinen einem ELISA-Test zur Feststellung von Antikörpern gegen das Antigen gE des Aujeszky-Virus, • Brucellose: einem gepufferten Brucella-Antigen-Test, • klassische Schweinepest: einem ELISA-Test oder einem Serumneutralisationstest. Ergeben sich bei den vorerwähnten Tests Positivbefunde, darf der Samen für die künstliche Besamung nicht verwendet werden. Alle Tests müssen in einem von der Agentur zugelassenen Labor durchgeführt werden. Gesehen, um Unserem Erlass vom 6. Oktober 2006 über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit beigefügt zu werden


Anlage II KAPITEL I — Anforderungen an Samen für den nationalen Handel, den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr und die Einfuhr 1. Der Samen muss von Tieren stammen, die folgende Anforderungen erfüllen: 1.1 Sie zeigen am Tag der Samengewinnung keinerlei klinische Krankheitsanzeichen. 1.2 Sie wurden nicht gegen die Maul- und Klauenseuche geimpft. 1.3 Sie erfüllen die anwendbaren Bestimmungen von Anlage I. 1.4 Sie werden nicht zum Natursprung eingesetzt. 1.5 Sie werden in Besamungsstationen gehalten, die nicht in einem Sperrgebiet liegen, das nach den Bestimmungen des Gemeinschaftsrechts über Infektionskrankheiten bei Hausschweinen als solches ausgewiesen wurde. 1.6 Sie wurden in Besamungsstationen gehalten, die in den dreißig Tagen unmittelbar vor der Samengewinnung frei von der Aujeszky-Krankheit waren. 2. Der Samen nach der Endverdünnung beziehungsweise das Verdünnungsmittel ist mit einer insbesondere gegen Leptospiren und Mykoplasmen wirksamen Antibiotikamischung zu versetzen. Bei gefrorenem Samen sind die Antibiotika vor dem Einfrieren zuzugeben. Diese Mischung muss eine mit den folgenden Verdünnungen zumindest gleichwertige Wirkung gewährleisten: mindestens: 500 µg Streptomycin je ml verdünnter Samen, 500 IE Penicillin je ml verdünnter Samen, 150 µg Lincomycin je ml verdünnter Samen, 300 µg Spectinomycin je ml verdünnter Samen. Unmittelbar nach Zugabe der Antibiotikamischung ist der verdünnte Samen für mindestens fünfundvierzig Minuten bei mindestens 15 °C zu lagern. 3. Samen für den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr muss zudem folgende Anforderungen erfüllen: 3.1 Er muss vor dem Versand gemäß den Bestimmungen von Anlage I gelagert werden. 3.2 Er ist zum Bestimmungsmitgliedstaat in Behältnissen zu transportieren, die vor ihrer Verwendung gereinigt und desinfiziert oder sterilisiert und vor ihrem Versand aus der zugelassenen Lagereinrichtung angemessen verplombt wurden.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD KAPITEL II — Anforderungen an Samen für die künstliche Besamung von Sauen in einem Referenzbetrieb 1. Der Samen muss von Tieren stammen, die folgende Anforderungen erfüllen: 1.1 Sie zeigen am Tag der Samengewinnung keinerlei klinische Krankheitsanzeichen. 1.2 Sie erfüllen die Bestimmungen von Anlage I Kapitel IV Punkt 2. 1.3 Sie stammen aus einem Betrieb, der die in Anlage I Kapitel IV Punkt 1 aufgeführten Anforderungen hinsichtlich der Betreibung erfüllt. 2. Der Samen nach der Endverdünnung beziehungsweise das Verdünnungsmittel ist mit einer insbesondere gegen Leptospiren und Mykoplasmen wirksamen Antibiotikamischung zu versetzen. Diese Mischung muss eine mit den folgenden Verdünnungen zumindest gleichwertige Wirkung gewährleisten: mindestens: 500 µg Streptomycin je ml verdünnter Samen, 500 IE Penicillin je ml verdünnter Samen, 150 µg Lincomycin je ml verdünnter Samen, 300 µg Spectinomycin je ml verdünnter Samen. Unmittelbar nach Zugabe der Antibiotikamischung ist der verdünnte Samen für mindestens fünfundvierzig Minuten bei mindestens 15 °C zu lagern. 3. Alle während der Samengewinnung und -aufbereitung beziehungsweise bei der Versendung mit dem Samen selbst oder mit dem Spender in Berührung kommende Geräte oder Behältnisse sind vor jeder Verwendung angemessen zu desinfizieren beziehungsweise sterilisieren (es sei denn, es handelt sich um Einweggeräte oder -behälter). 4. Alle während der Samenaufbereitung verwendeten Stoffe tierischen Ursprungs - einschließlich Zusatzstoffen und Verdünnungsmitteln - müssen aus tiergesundheitlich unbedenklicher Quelle stammen oder vor ihrer Verwendung so behandelt werden, dass jegliches Risiko einer gesundheitlichen Gefährdung ausgeschlossen ist. 5. Mindestkennzeichnung jedes gewonnenen Ejakulats (eventuell in Einzeldosen aufgeteilt): a) Datum der Samengewinnung, b) einzige Identifizierungsnummer des Spenders und eventuell Name des Spenders, c) Sanitel-Nummer des Bestands, dem der Spender angehört und Genehmigungsnummer des verantwortlichen Halters. 6. Der Transport frischen Samens muss in einer Kühlbox bei einer Temperatur zwischen 15 und 18 °C und lichtgeschützt erfolgen. Gesehen, um Unserem Erlass vom 6. Oktober 2006 über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit beigefügt zu werden


Anlage III Muster der Gesundheitsbescheinigung, die im innergemeinschaftlichen Handelsverkehr der Samensendung beizufügen ist 1. Absender (Name und vollständige Anschrift)

GESUNDHEITSBESCHEINIGUNG Nr.

ORIGINAL

2. Entnahmemitgliedstaat 3. Empfänger (Name und vollständige Anschrift)

4. Zuständige Behörde

ANMERKUNGEN a) Für jede Samensendung ist eine eigene Bescheinigung auszustellen. b) Das Original dieser Bescheinigung muss die Sendung bis zum Bestimmungsort begleiten.

5. Zuständige örtliche Behörde

6. Verladeort

7. Name und Anschrift der Besamungsstation

8. Transportmittel 9. Bestimmungsort und -mitgliedstaat 11. Nummer und Kode der Samenbehältnisse

10. Registrierungsnummer der Besamungsstation

12. Angaben zur Identifizierung der Samensendung a) Anzahl der Dosen d) Identifizierung des Spendertieres

b) Entnahmedatum (-daten)

c) Rasse

54137

54138

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 13. Der unterzeichnete amtliche Tierarzt bescheinigt hiermit, dass: a) der vorstehend bezeichnete Samen unter Bedingungen entnommen, aufbereitet und gelagert wurde, die den Anforderungen der Richtlinie 90/429/EWG entsprechen, b) der vorstehend bezeichnete Samen Ebern in einer Besamungsstation entnommen wurde, i) in der sich ausschließlich nicht gegen die Aujeszky-Krankheit geimpfte Tiere befinden, die einen negativen Befund beim Serumneutralisationstest oder beim ELISA-Test auf die Aujeszky-Krankheit gemäß der Richtlinie 90/429/EWG zeigen, oder (1) ii) in der einige oder alle Eber mit einem gE-Markerimpfstoff gegen die Aujeszky-Krankheit geimpft wurden, die vor der Impfung in Bezug auf die Aujeszky-Krankheit seronegativ waren und drei Wochen nach der Impfung erneut einer serologischen Untersuchung unterzogen wurden, bei der keine vom Virus der Krankheit induzierten Antikörper festgestellt wurden, wobei in diesem Fall der Samen jeder Sendung im ...................................... Labor ............................. (2) einem Virusisolationstest in Bezug auf die AujeszkyKrankheit mit negativem Befund unterzogen wurde, c) der vorstehend bezeichnete Samen in einem verschlossenen Behältnis und unter Bedingungen zum Versandort verbracht wurde, die den Anforderungen der Richtlinie 90/429/EWG entsprechen. Ausgefertigt in .................................... , am .................................... Siegel

Unterschrift ..................................................................... Name und Amtsbezeichnung (in Druckbuchstaben) ........................................................................................................... ...........................................................................................................

(1) Je nach Fall ist Ziffer i) oder Ziffer ii) zu streichen. (2) Name des Labors gemäß Artikel 4 Absatz 1 der Richtlinie 90/429/EWG. Gesehen, um Unserem Erlass vom 6. Oktober 2006 über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit beigefügt zu werden


Anlage IV 10. Erzeugung, Aufbereitung, Aufbewahrung, Einfuhr und Verwendung von Samen und Handel damit Nummer

Niederlassungen

Tätigkeiten

10.1

Besamungsstationen für Rinder

Entnahme, Aufbereitung, Aufbewahrung und Lagerung von Rindersamen für den nationalen und innergemeinschaftlichen Handelsverkehr

10.2

Samendepots für Rinder

Lagerung von Rindersamen für den nationalen und innergemeinschaftlichen Handelsverkehr

10.3

Besamungsstationen für Schweine

Entnahme, Aufbereitung, Aufbewahrung und Lagerung von Schweinesamen für den nationalen und innergemeinschaftlichen Handelsverkehr

10.4

Besamungsstationen für Equiden

Entnahme, Aufbereitung, Aufbewahrung und Lagerung von Equidensamen für den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr

10.5

Besamungsstationen für Schafe und Ziegen

Entnahme, Aufbereitung, Aufbewahrung und Lagerung von Samen von Schafen und Ziegen für den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr

10.6

Samendepots für Schweine

Lagerung von Schweinesamen für den nationalen Handelsverkehr

Gesehen, um Unserem Erlass vom 6. Oktober 2006 über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit beigefügt zu werden


MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Anlage V 17. Erzeugung von Samen von in ein Zuchtbuch eingetragenen Ebern im Hinblick auf die Mast ihrer Nachkommen in einer Mastleistungsprüfanstalt Nummer 17.1

Niederlassungen

Tätigkeiten

Schweinezuchtbetrieb

Erzeugung von Samen für die Besamung von Sauen, deren Nachkommen in einer Mastleistungsprüfanstalt gemästet werden

Gesehen, um Unserem Erlass vom 6. Oktober 2006 über die Tiergesundheitsbedingungen für die Erzeugung und die Einfuhr von Schweinesamen sowie den nationalen Handel und den innergemeinschaftlichen Handelsverkehr damit beigefügt zu werden


GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID [C − 2015/35997] 10 JULI 2015. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft diverse bepalingen inzake energie De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en artikel 87, § 1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 4.1.11/3, derde lid, artikel 4.1.11/4, derde lid, artikel 4.1.11/5, § 4, tweede lid, artikel 4.1.20, artikel 4.1.22, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 2011, artikel 6.1.2, § 3, artikel 7.1.3, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 14 maart 2014, artikel 7.1.4/1, ingevoegd bij decreet van 13 juli 2012 en gewijzigd bij het decreet van 28 juni 2013, artikel 7.1/1.1, § 2, artikel 7.5.1, artikel 7.7.1, artikel 7.7.2, artikel 8.2.1, artikel 8.2.2, ingevoegd bij het decreet van 19 december 2014, artikel 8.3.1, artikel 8.4.1, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2013, artikel 8.7.2, § 2, derde lid, artikel 10.1.1, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2014, artikel 10.1.2, artikel 10.1.3, § 1, ingevoegd bij het decreet van 14 maart 2014, artikel 10.1.4, artikel 10.1.5, artikel 11.1.4, en artikel 13.1.1; Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 maart 2015; Gelet op het advies van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, gegeven op 5 mei 2015; Gelet op advies nr. 57.598/3 van de Raad van State, gegeven op 30 juni 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. — Wijzigingen aan het Energiebesluit van 19 november 2010 Artikel 1. In artikel 1.1.1, § 2 van het Energiebesluit van 19 november 2010, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 8°, opgeheven bij besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing: « 8° besluit 2012/21/EU: het besluit 2012/21/EU van de Europese Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen; 2° er wordt een punt 33/1° ingevoegd, dat luidt als volgt: ″33/1 energiehuis: lokale entiteit, zoals vermeld in artikel 8.2.2 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, en instantie die op het niveau van één of meerdere gemeenten hetzij als kredietbemiddelaar, hetzij als kredietgever energiediensten gericht op energiebesparende investeringen aanbiedt aan de klant, en die in hoedanigheid van kredietgever en kredietbemiddelaar aan de volgende voorwaarden voldoet: a) over rechtspersoonlijkheid beschikken; b) over de nodige expertise en kritische capaciteit beschikken op technisch, juridisch, financieel en boekhoudkundig vlak;

54139

54140

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD c) kunnen werken volgens het derde investeerderprincipe en fungeren als lokale ESCO in het kader van de financiering van tussenkomsten voor de doelgroep; d) de sociale begeleiding van de doelgroep kunnen garanderen;″. 3° in punt 56° worden de zinsnede “de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen” vervangen door de zinsnede “artikel I.8, 35° van het Wetboek van economisch recht (tweede vermelding)”; 4° punt 65/1°, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012, wordt opgeheven; 5° in punt 99° wordt de datum “6 februari 2004” vervangen door de datum “20 juli 2012”; 6° in punt 105° wordt de zinsnede “artikel 2, 6°, van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse andere bepalingen” vervangen door de zinsnede “artikel I.2, 16° van het Wetboek van economisch recht ». Art. 2. In artikel 2.3.1 van hetzelfde besluit wordt punt 2° opgeheven. Art. 3. Aan titel III, hoofdstuk I, van hetzelfde besluit wordt een afdeling VII toegevoegd, die luidt als volgt: « Afdeling VII. — Voorwaarden en procedures voor de forfaitaire vergoedingsplichten van de netbeheerder ». Art. 4. In hetzelfde besluit wordt aan afdeling VII, toegevoegd bij artikel 3, een artikel 3.1.43 toegevoegd, dat luidt als volgt: « Art. 3.1.43. § 1. De netgebruiker dient de aanvraag voor de vergoeding, vermeld in artikel 4.1.11/3 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, in bij de distributienetbeheerder, op straffe van onontvankelijkheid, binnen dertig kalenderdagen die volgen op de realisatie van de aansluiting. De aanvraag moet melding maken van het nummer van de aanvaarde offerte of de factuur voor de bestelde aansluiting. § 2. De netgebruiker dient de aanvraag voor de vergoeding, vermeld in artikel 4.1.11/4. van het Energiedecreet van 8 mei 2009, in bij de distributienetbeheerder, op straffe van onontvankelijkheid, binnen dertig kalenderdagen die volgen op de realisatie van de heraansluiting. De aanvraag moet melding maken van de datum van afsluiting. § 3. De netgebruiker dient de aanvraag voor de vergoeding, vermeld in artikel 4.1.11/5. van het Energiedecreet van 8 mei 2009, in bij de distributienetbeheerder, op straffe van onontvankelijkheid, binnen dertig kalenderdagen die volgen op de langdurige onderbreking. De aanvraag moet melding maken van de datum van de stroomonderbreking, alsook van het startuur en het einduur ervan. § 4. De netbeheerder bevestigt de ontvangst van de aanvraag, vermeld in paragraaf 1, 2 en 3, binnen de tien werkdagen. Als de aanvraag onontvankelijk of onvolledig is, brengt de distributienetbeheerder de aanvrager daarvan binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag schriftelijk op de hoogte. Bij die kennisgeving worden de redenen vermeld waarom de aanvraag onontvankelijk of onvolledig is bevonden en in geval van onvolledigheid de termijn waarin de aanvrager, op straffe van verval van de aanvraag, het aanvraagdossier kan vervolledigen. Die termijn moet ten minste dertig kalenderdagen omvatten. De vergoeding wordt door de distributienetbeheerder aan de aanvrager betaald binnen zestig kalenderdagen die volgen op de indiening van een volledige aanvraag, als de aanvraag ontvankelijk en gegrond is. De distributienetbeheerder brengt de aanvrager daarvan ook schriftelijk op de hoogte, waarbij de berekeningswijze van het uitbetaalde bedrag wordt weergegeven. » Art. 5. In artikel 5.3.9, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, wordt tussen de woorden “de huishoudelijke elektriciteitsafnemer” en de woorden “een brief” het woord “opnieuw” ingevoegd. Art. 6. Aan artikel 6.1.4, § 1, derde lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, wordt de volgende zin toegevoegd: « In afwijking daarvan is het voorleggen van een nieuw keuringsverslag om de twee jaar niet vereist voor installaties waar alle metingen die noodzakelijk zijn voor de berekening van het aantal toe te kennen groenestroomcertificaten, uitgevoerd worden door de netbeheerder of de transmissienetbeheerder. » Art. 7. In artikel 6.1.9, § 2, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede ”telkens als de productie-installatie 1 000 kWh heeft opgewekt” wordt opgeheven; 2° de volgende zin wordt toegevoegd: « In standaarddossiers brengt de beheerder van het net het Vlaams Energieagentschap minstens maandelijks op de hoogte van die door hem gevalideerde meterstanden. » Art. 8. In artikel 6.2.10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en 9 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 7 worden tussen de woorden “gebruikmaken van biogas” en de zinsnede “, wordt het thermisch rendement”, de woorden “dat geen biomethaan betreft” ingevoegd; 2° in paragraaf 8, tweede lid worden tussen de woorden “bij de toepassing van biogas” en de zinsnede “, 42,7 % bij de toepassing van”, de woorden “dat geen biomethaan betreft” ingevoegd. Art. 9. In artikel 6.2/1.1 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid en tweede lid worden vervangen door wat volgt: « Een bandingfactor kan nooit meer bedragen dan de maximaal toegelaten bandingfactor die voor die startdatum van toepassing was voor de betreffende installatie. De maximaal toegelaten bandingfactoren worden voor nieuwe projecten jaarlijks door de minister vastgelegd, in het kader van het vastleggen van de bandingfactoren, zoals vermeld in artikel 6.2/1.6, op basis van het rapport van het Vlaams Energieagentschap en op basis van de verhouding tussen

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD het aantal beschikbare certificaten en het aantal in te leveren certificaten bij de vorige inleveringsronde. Een aldus bepaalde maximaal toegelaten bandingfactor blijft voor installaties met startdatum in het betreffende jaar geldig gedurende de volledige periode waarbinnen de installatie certificaten ontvangt. Voor nieuwe projecten worden aparte maximaal toegelaten bandingfactoren vastgelegd, voor volgende categorieën van projecten: a) representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van tien jaar; b) representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van vijftien jaar; c) niet-representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van tien jaar; d) niet-representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van vijftien jaar. Voor de toepassing van dit artikel worden enerzijds projecten waarvoor de afschrijvingstermijn in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top minder dan tien jaar bedraagt, gelijkgesteld met projecten waarvoor de afschrijvingstermijn in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top tien jaar bedraagt, en worden anderzijds projecten waarvoor de afschrijvingstermijn in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top meer dan tien jaar bedraagt, gelijkgesteld met projecten waarvoor de afschrijvingstermijn in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top vijftien jaar bedraagt. »; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt: « Het Vlaams Energieagentschap kan ook de gegevens die gebruikt worden voor de berekening van de onrendabele top, opvragen bij projecten die al een startdatum ontvingen uit de betreffende representatieve of niet-representatieve projectcategorie, of bij groenestroom- of WKK-projecten met een startdatum voor 1 januari 2013 die nog aanspraak kunnen maken op certificaten met toepassing van artikel 7.1.1, § 1, van het Energiedecreet van 8 mei 2009 of artikel 7.1.2, § 1, van het Energiedecreet van 8 mei 2009. De eigenaar of uitbater van de installatie bezorgt die gegevens binnen een door het Vlaams Energieagentschap vooropgestelde termijn, op straffe van schorsing van het recht op de berekening en uitkering van certificaten tot ontvangst van de bedoelde informatie. Als binnen voormelde termijn de gevraagde gegevens niet aan het Vlaams Energieagentschap worden bezorgd, kan het Vlaams Energieagentschap voor het geviseerde project de berekening van de certificaten, vermeld in artikel 6.1.7, tweede lid, en artikel 6.2.7, tweede lid, van dit besluit, schorsen tot de datum van ontvangst door het Vlaams Energieagentschap van de voormelde gegevens. Het Vlaams Energieagentschap brengt de VREG hiervan onverwijld op de hoogte. » Art. 10. In artikel 6.2/1.4, eerste lid, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden de woorden “met een motor” vervangen door de woorden “met minimaal een motor en”. Art. 11. In artikel 6.2/1.7, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: « Als de definitieve gegevens van de installatie door de steunaanvrager niet binnen een termijn van uiterlijk zes maanden na de aanvraag van de definitieve bandingfactor zijn aangeleverd, of als de steunaanvrager geen aanvraag heeft ingediend binnen een maand na het verkrijgen van de laatste vergunning, vervalt de voorlopige bandingfactor, vermeld in paragraaf 1, vijfde lid. » Art. 12. In artikel 6.4.1/8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 september 2012 en 29 november 2013, wordt het vijfde lid vervangen door wat volgt: « De energiescan bevat een basisscan en/of een of meer begeleidingstrajecten. Het Vlaams Energieagentschap legt de minimumvereisten vast waaraan een energiescan moet voldoen. Het Vlaams Energieagentschap kan in dit kader tevens eisen opleggen met betrekking tot de inhoud van de begeleidingstrajecten. Sociale huisvestigingsmaatschappijen komen echter niet in aanmerking voor begeleiding voor de uitvoering van energiebesparende investeringen. » Art. 13. In artikel 6.4.1/12 van hetzelfde besluit ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering 29 november 2013 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede “artikel 6.4.1/7 en artikel 6.4.1/10” vervangen door de zinsnede ″artikel 6.4.1/7 tot en met artikel 6.4.1/10”; 2° aan paragraaf 3 wordt de volgende zin toegevoegd: « De effectieve vergoeding wordt per kalenderjaar berekend door de op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare middelen te verdelen over de elektriciteitsdistributienetbeheerders pro rata het aantal scans dat is uitgevoerd in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar. »; 3° in paragraaf vier wordt de zin “De minister bepaalt de manier waarop de vergoeding wordt berekend, evenals de hoogte van de vergoeding.” vervangen door de zinnen “Het Vlaams Energieagentschap keert aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder per woning waarvan het dak of de zoldervloer geïsoleerd is ter uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst een vergoeding uit voor de planning en de uitvoering van de werken en de trajectbegeleiding van de huurder en de verhuurder, die maximaal gelijk is aan het totale bedrag dat de elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft uitbetaald aan de projectpromotor. De effectieve vergoeding wordt per kalenderjaar berekend door de op de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare middelen te verdelen over de elektriciteitsdistributienetbeheerders pro rata het bedrag dat is uitbetaald in het kader van die actieverplichting in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het kalenderjaar.”. Art. 14. Aan artikel 6.5.6, § 2 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: « In afwijking van het eerste lid, 1° kan een personeelslid van een energie-intensieve inrichting van een onderneming die is toegetreden tot één van de energiebeleidsovereenkomsten voor de verankering van en voor blijvende energie-efficiëntie in de Vlaamse energie-intensieve industrie (niet VER-bedrijven en VER-bedrijven), die voor deze energie-intensieve inrichting aanvaard werd als interne energiedeskundige voor het opstellen van het energieplan voor één van deze energiebeleidsovereenkomsten, voor die inrichting eveneens worden aanvaard voor het opstellen van een energiestudie, als vermeld in dit hoofdstuk. » Art. 15. In het opschrift van titel VII van hetzelfde besluit worden de woorden “en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen” opgeheven.

54141

54142

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 16. Artikel 7.1.1 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, wordt vervangen door wat volgt: « Art. 7.1.1. Conform artikel 8.7.2. § 2, derde lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 worden de maximumpercentages voor tegemoetkomingen aan ondernemingen, vermeld in artikel 8.7.2, § 2 van het voormelde decreet aangepast aan de Europese kaderregeling voor staatssteun ten behoeve van het milieu, die op haar beurt inmiddels werd vervangen door de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014-2020 (Publicatieblad van 28 juni 2014, C200/1). In afwijking van artikel 8.7.2, § 2, eerste en tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009, kunnen de tegemoetkomingen voor energiebesparing die ter uitvoering van titel VIII van het voormelde decreet worden toegekend aan kleine ondernemingen maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een middelgrote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 40 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een grote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 30 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. In geval van een inschrijvingsprocedure kunnen de tegemoetkomingen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. In afwijking van artikel 8.7.2, § 2, eerste en tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009, kunnen de tegemoetkomingen voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling-installaties die ter uitvoering van titel VIII van het voormelde decreet worden toegekend aan kleine ondernemingen maximaal 65 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een middelgrote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 55 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een grote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 45 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. In geval van een inschrijvingsprocedure kunnen de tegemoetkomingen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. In afwijking van artikel 8.7.2, § 2, eerste en tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009, kunnen de tegemoetkomingen voor stadsverwarming met conventionele energiebronnen die ter uitvoering van titel VIII van het voormelde decreet worden toegekend aan kleine ondernemingen maximaal 65 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een middelgrote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 55 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. Als de onderneming een grote onderneming is kunnen die tegemoetkomingen maximaal 45 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. In geval van een inschrijvingsprocedure kunnen de tegemoetkomingen maximaal 100 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. » Art. 17. In artikel 7.5.1, § 6, tweede lid, 2°, b), van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, worden tussen het woord “auditconvenant” en de zinsnede “, komen de maatregelen” de woorden “of een gelijkaardige energiebeleidsovereenkomst,” ingevoegd. Art. 18. In artikel 8.1.1, derde lid, van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden “betrekking op” en de woorden “de onafhankelijke wijze van handelen” de zinsnede “het beschikken over burgerrechten en politieke rechten, het respecteren van de fiscale en sociale wetgeving, het beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, en” ingevoegd. Art. 19. Aan artikel 8.4.1, § 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: « De minister kan minimale eisen opleggen met betrekking tot de competenties en de ervaring van het onderwijzend personeel, vermeld in het eerste lid, 2°. » Art. 20. In artikel 8.5.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3, eerste lid, 2° worden de woorden “zes maanden” vervangen door de woorden “twaalf maanden”; 2° in paragraaf 4, eerste lid, 2° worden de woorden “zes maanden” vervangen door de woorden “twaalf maanden”. Art. 21. In artikel 8.6.1, § 4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014, wordt tussen de woorden “betrekking op” en de woorden “de onafhankelijke wijze van handelen” de zinsnede “het beschikken over burgerrechten en politieke rechten, het respecteren van de fiscale en sociale wetgeving, het beschikken over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering, en” ingevoegd. Art. 22. In titel IX, hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt afdeling VI, die bestaat uit artikel 9.1.33, opgeheven. Art. 23. In artikel 11.1/2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt de zinsnede “artikel 6.3.10 tot en met 6.3.21” vervangen door de zinsnede “artikel 16.3.10 tot en met 16.3.21”. Art. 24. In artikel 12.3.1, eerste lid van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, wordt de datum “1 september 2014” vervangen door de datum “1 januari 2016”. Art. 25. In artikel 12.3.5, eerste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, wordt de datum “1 september 2014” vervangen door de datum “1 januari 2016”. Art. 26. Artikel 12.3.6 van hetzelfde besluit, zoals ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt opgeheven. Art. 27. Artikel 12.3.7 van hetzelfde besluit, zoals ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt opgeheven. Art. 28. Aan titel XII, hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt een artikel 12.3.9 toegevoegd, dat luidt als volgt: « Art. 12.3.9. In afwijking van artikel 3.1.43, § 1 en § 2 kan de aanvraag van een vergoeding, op straffe van onontvankelijkheid, worden ingediend binnen dertig kalenderdagen die volgen op de inwerkingtreding van dit artikel. De overige bepalingen van artikel 3.1.43. zijn van overeenkomstige toepassing op deze aanvragen. » Art. 29. Aan hoofdstuk 3, titel XII van hetzelfde besluit wordt een artikel 12.3.10 toegevoegd, dat luidt als volgt: « Art. 12.3.10. In afwijking van artikel 6.2/1.1 wordt de maximale bandingfactor als volgt bepaald: 1° voor projecten met een startdatum in 2013, 2014 en 2015, waarvoor de afschrijvingstermijn in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top tien jaar bedraagt, is de maximaal toegelaten bandingfactor 1;

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 2° voor projecten met een startdatum in 2013, waarvoor de afschrijvingstermijn in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top vijftien jaar bedraagt, met name: a) voor zonne-energie: 1) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot en met 10 kW; 2) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW; 3) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW; is de maximaal toegelaten bandingfactor: 0,907; b) voor installaties met betrekking tot windenergie op land, met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4 MWe is de maximaal toegelaten bandingfactor: 0,889; 3° voor projecten met een startdatum in 2014, waarvoor de afschrijvingstermijn in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top vijftien jaar bedraagt, is de maximale bandingfactor: a) voor zonne-energie: 1) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot en met 10 kW; 2) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW; 3) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW; is de maximaal toegelaten bandingfactor: 0,870; b) voor installaties met betrekking tot windenergie op land, met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4 MWe is de maximaal toegelaten bandingfactor: 0,857; 4° voor projecten met een startdatum in 2015, waarvoor de afschrijvingstermijn in de berekeningsmethodiek van de onrendabele top vijftien jaar bedraagt, is de maximale bandingfactor: a) voor zonne-energie: 1) installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) tot en met 10 kW; 2) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 250 kW; 3) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW; is de maximaal toegelaten bandingfactor: 0,870; b) voor installaties met betrekking tot windenergie op land, met een maximaal vermogen per turbine tot en met 4 MWe is de maximaal toegelaten bandingfactor: 0,857; c) voor groenestroominstallaties, voor zover ze niet tot 1° en 2° of tot de vastgelegde representatieve projectcategorieën, vermeld in artikel 6.2/1.2, behoren en een minimaal vermogen hebben van meer dan 20 MWe is de maximaal toegelaten bandingfactor: 0,940. » Art. 30. In Bijlage III/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012 en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1.3.1 worden de woorden « Het elektrisch vermogen van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch vermogen van de installatie »; 2° aan punt 1.3.1 wordt de volgende zin toegevoegd: “Indien bij de vaststelling van de specifieke investeringskost gebruik wordt gemaakt van de door het Vlaams Energieagentschap verzamelde gegevens van gerealiseerde projecten die beantwoorden aan de omschrijving van de generieke installatie, wordt hierbij de mediaan gebruikt. Bij een even aantal waarnemingen wordt desgevallend het gemiddelde van de twee middelste waarnemingen genomen.”; 3° in punt 1.5.2 worden de woorden « Het thermisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het netto thermisch rendement van de installatie » en de woorden « Het elektrisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch rendement van de installatie »; 4° aan punt 1.5.5 wordt de volgende zin toegevoegd: “Indien bij de vaststelling van de operationele kosten gebruik wordt gemaakt van de door het Vlaams Energieagentschap verzamelde gegevens van gerealiseerde projecten die beantwoorden aan de omschrijving van de generieke installatie, wordt hierbij de mediaan gebruikt. Bij een even aantal waarnemingen wordt desgevallend het gemiddelde van de twee middelste waarnemingen genomen.”. 5° in punt 2 worden de woorden « Het elektrisch vermogen van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch vermogen van de installatie », de woorden « Het elektrisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch rendement van de installatie » en de woorden « Het thermisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het netto thermisch rendement van de installatie ». Art. 31. In Bijlage III/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012 en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1.3.1 worden de woorden « Het elektrisch vermogen van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch vermogen van de installatie »; 2° aan punt 1.3.1 wordt de volgende zin toegevoegd: “Indien bij de vaststelling van de specifieke investeringskost gebruik wordt gemaakt van de door het Vlaams Energieagentschap verzamelde gegevens van gerealiseerde projecten die beantwoorden aan de omschrijving van de generieke installatie, wordt hierbij de mediaan gebruikt. Bij een even aantal waarnemingen wordt desgevallend het gemiddelde van de twee middelste waarnemingen genomen.”; 3° in punt 1.5.2 worden de woorden « Het thermisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het netto thermisch rendement van de installatie » en de woorden « Het elektrisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch rendement van de installatie »; 4° aan punt 1.5.4 wordt de volgende zin toegevoegd: “Indien bij de vaststelling van de operationele kosten gebruik wordt gemaakt van de door het Vlaams Energieagentschap verzamelde gegevens van gerealiseerde projecten die beantwoorden aan de omschrijving van de generieke installatie, wordt hierbij de mediaan gebruikt. Bij een even aantal waarnemingen wordt desgevallend het gemiddelde van de twee middelste waarnemingen genomen.”. 5° in punt 2 worden de woorden « Het elektrisch vermogen van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch vermogen van de installatie », de woorden « Het elektrisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch rendement van de installatie » en de woorden « Het thermisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het netto thermisch rendement van de installatie ».

54143

54144

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 32. In bijlage III/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012 en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1.3.1 worden de woorden « Het elektrisch vermogen van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch vermogen van de installatie »; 2° in punt 1.5.2 worden de woorden « Het thermisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het netto thermisch rendement van de installatie » en de woorden « Het elektrisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch rendement van de installatie »; 3° in punt 2 worden de woorden « Het elektrisch vermogen van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch vermogen van de installatie », de woorden « Het elektrisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch rendement van de installatie » en de woorden « Het thermisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het netto thermisch rendement van de installatie »; Art. 33. In Bijlage III/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van 21 december 2012 en laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden “Het totale investeringsbedrag van de niet-afgeschreven investeringen” worden vervangen door de woorden “Het investeringsbedrag van de niet-afgeschreven investeringen dat volgens het oorspronkelijk afschrijvingsritme van de betrokken installatie tijdens de voorliggende verlengingsperiode zal afgeschreven worden”; 2° punt 1.3.1 wordt vervangen door wat volgt: “1.3.1 Investering Het totale investeringsbedrag I wordt bepaald als: het investeringsbedrag van de niet-afgeschreven investeringen dat volgens het oorspronkelijk afschrijvingsritme van de betrokken installatie tijdens de voorliggende verlengingsperiode zal afgeschreven worden. Hierbij wordt desgevallend alle toegekende investeringssteun, anders dan deze vermeld in 1.3.3, in mindering gebracht. Hierbij is: I = Ki × U met: Ki

De specifieke investeringskost per vermogenseenheid

[S/kWe]

U

Het elektrisch vermogen van de installatie

[kWe]

Indien de installatie in de loop van de vorige steunperiodes aan een nieuwe eigenaar werd overgedragen, geldt de bij aanvang gekozen afschrijvingsperiode en afschrijvingsmethodiek van de oorspronkelijke investeerder voor het bepalen van de waarde van de resterende niet-afgeschreven investeringen. Indien de bij aanvang gekozen afschrijvingsperiode en afschrijvingsmethodiek door de aanvrager van de verlenging niet meer kunnen aangetoond worden, wordt bij de berekening van de onrendabele top voor deze bijlage uitgegaan van bij aanvang gekozen afschrijvingstermijn van tien jaar.”; 3° in punt 1.5 wordt het laatste lid opgeheven; 4° in punt 1.5.2 worden de woorden « Het thermisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het netto thermisch rendement van de installatie » en de woorden « Het elektrisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch rendement van de installatie »; 5° in punt 1.6 wordt het laatste lid opgeheven. 6° in punt 2 worden de woorden « Het elektrisch vermogen van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch vermogen van de installatie », de woorden « Het elektrisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het bruto elektrisch rendement van de installatie » en de woorden « Het thermisch rendement van de installatie » vervangen door de woorden « Het netto thermisch rendement van de installatie ». HOOFDSTUK II. — Overgangs- en slotbepalingen Art. 34. § 1. De termijn, vermeld in artikel 6.2/1.7, § 2, tweede lid van het Energiebesluit van 19 november 2010, ingevoegd bij artikel 11 van dit besluit, begint voor projecten waarvoor op datum van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad reeds een voorlopige bandingfactor, als bedoeld in artikel 6.2/1.7, § 1 vijfde lid, door de minister of de Vlaamse Regering is vastgelegd, pas te lopen op dag van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. § 2. De maximale bandingfactoren, vermeld in artikel 12.3.10, zoals ingevoegd door artikel 29 van dit besluit, zijn voor het eerst van toepassing op de eerstvolgende actualisatieronde die volgt op de publicatie van dit besluit. Art. 35. Dit besluit treedt in werking tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van: 1° artikel 3, 4 en 28, die in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad; 2° artikel 8, artikel 26 en artikel 27, die in werking treden op een door de minister, bevoegd voor het energiebeleid, te bepalen datum; 3° artikel 13, dat voor het eerst van toepassing is voor energiescans, gefactureerd vanaf 1 januari 2015, en voor sociale dakisolatieprojecten, uitgevoerd in navolging van artikel 6.4.1/9 van het Energiebesluit van 19 november 2010 die gefactureerd zijn vanaf 1 januari 2015. Art. 36. De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 10 juli 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, A. TURTELBOOM

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C − 2015/35997] 10 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté relatif à l’énergie du 19 novembre 2010, en ce qui concerne diverses dispositions en matière d’énergie Le Gouvernement flamand, Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, notamment l’article 20 et l’article 87, § 1er, modifiés par la loi spéciale du 16 juillet 1993 ; Vu le décret sur l’énergie du 8 mai 2009, notamment l’article 4.1.11/3, alinéa trois, l’article 4.1.11/4, alinéa trois, l’article 4.1.11/5, § 4, alinéa deux, l’article 4.1.20, l’article 4.1.22, modifié par le décret du 8 juillet 2011, l’article 6.1.2, § 3, l’article 7.1.3, alinéa deux, inséré par le décret du 14 mars 2014, l’article 7.1.4/1, inséré par le décret du 13 juillet 2012 et modifié par le décret du 28 juin 2013, l’article 7.1/1.1, § 2, l’article 7.5.1, l’article 7.7.1, l’article 7.7.2, l’article 8.2.1, l’article 8.2.2, inséré par le décret du 19 décembre 2014, l’article 8.3.1, l’article 8.4.1, modifié par le décret du 20 décembre 2013, l’article 8.7.2, § 2, alinéa trois, l’article 10.1.1, modifié par le décret du 14 février 2014, l’article 10.1.2, l’article 10.1.3, § 1er, inséré par le décret du 14 mars 2014, l’article 10.1.4, l’article 10.1.5, l’article 11.1.4, et l’article 13.1.1 ; Vu l’arrêté relatif à l’énergie du 19 novembre 2010 ; Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 5 mars 2015 ; Vu l’avis du Régulateur flamand pour le Marché de l’Electricité et du Gaz, donné le 5 mai 2015 ; Vu l’avis n° 57.598/3 du Conseil d’Etat, donné le 30 juin 2015, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 2°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973 ; Sur la proposition de la Ministre flamande du Budget, des Finances et de l’Energie ; Après délibération, Arrête : CHAPITRE Ier. — Modifications de l’arrêté relatif à l’énergie du 19 novembre 2010 Article 1er. Dans l’article 1.1.1, § 2, de l’arrêté relatif à l’énergie du 19 novembre 2010, modifié en dernier lieu par l’arrêté du Gouvernement flamand du 16 mai 2014, sont apportées les modifications suivantes : 1° le point 8°, abrogé par l’arrêté du Gouvernement flamand du 23 septembre 2011, est à nouveau repris dans la rédaction suivante : « 8° décision 2012/21/UE : la décision 2012/21/UE de la Commission européenne du 20 décembre 2011 relative à l’application de l’article 106, paragraphe 2, du Traité sur le fonctionnement de l’Union européenne aux aides d’Etat sous forme de compensations de service public octroyées à certaines entreprises chargées de la gestion de services d’intérêt économique général ; 2° il est inséré un point 33/1°, rédigé comme suit : « 33/1 maison énergie : entité locale, telle que visée à l’article 8.2.2 du décret sur l’énergie du 8 mai 2009, et instance qui, au niveau d’une commune ou de plusieurs communes, soit comme intermédiaire de crédit, soit comme donneur de crédit, offre des services énergétiques visant des investissements permettant d’économiser de l’énergie au client et qui, en cette qualité de donneur de crédit et d’intermédiaire de crédit, répond aux conditions suivantes : a) dispose de la personnalité juridique ; b) dispose de l’expertise nécessaire et de la capacité critique au niveau technique, juridique, financier et comptable ; c) peut travailler selon le principe du tiers investisseur et fonctionner comme ESCO (société de services énergétiques) locale dans le cadre du financement d’interventions destinées au groupe-cible ; d) peut garantir l’accompagnement social du groupe-cible ; ». 3° dans le point 56°, les mots « citée à la loi du 2 août 2002 relative à la publicité trompeuse et à la publicité comparative, aux clauses abusives et aux contrats à distance en ce qui concerne les professions libérales » sont remplacés par les mots « visée à l’article I.8, 35°, du Code de droit économique (deuxième lecture) » ; 4° le point 65/1°, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 2 mars 2012, est abrogé ; 5° dans le point 99°, la date « 6 février 2004 » est remplacée par la date « 20 juillet 2012 » ; 6° dans le point 105°, les mots « l’article 2, 6° de la loi du 16 janvier 2003 portant création d’une Banque-Carrefour des Entreprises, modernisation du registre de commerce, création de guichets-entreprises agréés et portant diverses dispositions » sont remplacés par les mots « l’article I.2, 16°, du Code de droit économique ». Art. 2. Dans l’article 2.3.1 du même arrêté, le point 2° est abrogé. Art. 3. Le titre III, chapitre Ier, du même décret, est complété par une section VII, rédigée comme suit : « Section VII. Conditions et procédures des obligations d’indemnité forfaitaires du gestionnaire de réseau ». Art. 4. Dans le même arrêté, la section VII, ajoutée par l’article 3, est complétée par un article 3.1.43, rédigé comme suit : « Art. 3.1.43. § 1er. L’utilisateur de réseau introduit la demande de l’indemnité, visée à l’article 4.1.11/3 du décret sur l’énergie du 8 mai 2009, auprès du gestionnaire de réseau de distribution, sous peine d’irrecevabilité, dans les trente jours calendaires qui suivent la réalisation du raccordement. La demande doit mentionner le numéro de l’offre acceptée ou de la facture pour le raccordement commandé. § 2. L’utilisateur de réseau introduit la demande de l’indemnité, visée à l’article 4.1.11/4 du décret sur l’énergie du 8 mai 2009, auprès du gestionnaire de réseau de distribution, sous peine d’irrecevabilité, dans les trente jours calendaires qui suivent la réalisation du reraccordement. La demande doit mentionner la date de la coupure. § 3. L’utilisateur de réseau introduit la demande de l’indemnité, visée à l’article 4.1.11/5 du décret sur l’énergie du 8 mai 2009, auprès du gestionnaire de réseau de distribution, sous peine d’irrecevabilité, dans les trente jours calendaires qui suivent l’interruption de longue durée.

54145

54146

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD La demande doit mentionner la date de l’interruption de courant, ainsi que l’heure de début et de fin de l’interruption de courant. § 4. Le gestionnaire de réseau confirme la réception de la demande, visée aux paragraphes 1er, 2 et 3, dans les dix jours ouvrables. Lorsque la demande est irrecevable ou incomplète, le gestionnaire de réseau de distribution en informe le demandeur par écrit dans les soixante jours calendaires après la réception de la demande. Cette notification mentionne les raisons pour lesquelles la demande a été trouvée irrecevable ou incomplète et, en cas d’incomplétude, le délai dans lequel le demandeur peut compléter le dossier de demande, sous peine de nullité de la demande. Ce délai doit comprendre au moins trente jours calendaires. L’indemnité est payée par le gestionnaire de réseau de distribution au demandeur dans les soixante jours calendaires qui suivent l’introduction d’une demande complète, lorsque la demande est recevable et fondée. Le gestionnaire de réseau de distribution en informe également le demandeur, représentant le mode de calcul du montant payé. ». Art. 5. Dans l’article 5.3.9, § 3, du même arrêté, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 29 novembre 2013, les mots « de nouveau » sont insérés entre le mot « envoie » et les mots « une lettre ». Art. 6. L’article 6.1.4, § 1er, alinéa trois, du même arrêté, remplacé par l’arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012, est complété par la phrase suivante : Par dérogation, la présentation d’un nouveau rapport de contrôle tous les deux ans n’est pas exigée pour les installations où tous les mesurages qui sont nécessaires pour le calcul du nombre de certificats d’électricité écologique à octroyer sont effectués par le gestionnaire de réseau ou par le gestionnaire de réseau de transmission. ». Art. 7. Dans l’article 6.1.9, § 2, alinéa deux, du même arrêté, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014, sont apportées les modifications suivantes : 1° les mots « chaque fois que l’installation de production a produit 1000 kWh » sont abrogés ; 2° la phrase suivante est ajoutée : « Dans les dossiers standard, le gestionnaire du réseau informe la Vlaams Energieagentschap au moins tous les mois des chiffres du compteur validés par lui. ». Art. 8. Dans l’article 6.2.10 du même arrêté, modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 21 décembre 2012 et 9 mai 2014, sont apportées les modifications suivantes : 1° dans le paragraphe 7, les mots « qui ne concerne pas du biométhane » sont insérés entre les mots « qui utilisent du biogaz » et les mots « , le rendement thermique » ; 2° dans le paragraphe 8, alinéa deux, les mots « qui ne concerne pas du biométhane » sont insérés entre les mots « en cas d’utilisation de biogaz » et les mots « , à 42,7 % en cas d’utilisation de ». Art. 9. Dans l’article 6.2/1.1 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes : 1° l’alinéa premier et l’alinéa deux sont remplacés par ce qui suit : « Un facteur de banding ne peut jamais être supérieur au facteur de banding maximum autorisé qui s’appliquait avant cette date de début à l’installation concernée. Les facteurs de banding maximum autorisés pour de nouveaux projets sont fixés annuellement par le Ministre, dans le cadre de la fixation des facteurs de banding, telle que visée à l’article 6.2/1.6, sur la base du rapport de la Vlaams Energieagentschap et sur la base du rapport entre le nombre de certificats disponibles et le nombre de certificats à restituer lors du tour de restitution précédent. Un facteur de banding maximum autorisé fixé ainsi reste valable pendant toute la période lors de laquelle l’installation reçoit des certificats pour les installations dont la date de début se situe dans l’année concernée. Pour de nouveaux projets, des facteurs de banding maximum autorisés séparés sont fixés, pour les catégories suivantes de projets : a) des catégories de projet représentatives dont la période d’amortissement est de dix ans ; b) des catégories de projet représentatives dont la période d’amortissement est de quinze ans ; c) des catégories de projet non représentatives dont la période d’amortissement est de dix ans ; d) des catégories de projet non représentatives dont la période d’amortissement est de quinze ans. Pour l’application du présent article, d’une part les projets dont la période d’amortissement dans la méthodologie de calcul de la partie non rentable s’élève à moins de dix ans sont assimilés à des projets dont la période d’amortissement dans la méthodologie de calcul de la partie non rentable s’élève à dix ans, et d’autre part les projets dont la période d’amortissement dans la méthodologie de calcul de la partie non rentable s’élève à plus de dix ans sont assimilés à des projets dont la période d’amortissement dans la méthodologie de calcul de la partie non rentable s’élève à quinze ans. » ; 2° l’alinéa quatre est remplacé par ce qui suit : « La Vlaams Energieagentschap peut également demander les données qui sont utilisées pour le calcul de la partie non rentable en cas de projets qui ont déjà reçu une date de début de la catégorie de projet représentative ou non représentative, ou en cas de projets d’électricité écologique ou de cogénération dont la date de début se situe avant le 1er janvier 2013 qui peuvent encore prétendre à des certificats en application de l’article 7.1.1, § 1er, du décret sur l’énergie du 8 mai 2009 ou de l’article 7.1.2, § 1er, du décret sur l’énergie du 8 mai 2009. Le propriétaire ou l’exploitant de l’installation transmet ces données dans un délai fixé par la Vlaams Energieagentschap, sous peine de suspension du droit au calcul et au paiement de certificats jusqu’à la réception des informations visées. Lorsque, dans le délai précité, les données ne sont pas transmises à la Vlaams Energieagentschap, la Vlaams Energieagentschap peut suspendre pour le projet visé le calcul des certificats, visés à l’article 6.1.7, alinéa deux, et à l’article 6.2.7, alinéa deux, du présent arrêté, jusqu’à la date de réception par la Vlaams Energieagentschap des données précitées. La Vlaams Energieagentschap en informe immédiatement la VREG. ». Art. 10. Dans l’article 6.2/1.4, alinéa premier, 4°, du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012, les mots « dont le moteur a » sont remplacés par les mots « à au moins un moteur ayant ». Art. 11. Dans l’article 6.2/1.7, § 2, du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014, il est inséré un alinéa entre les alinéas deux et trois, rédigé comme suit :

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD « Lorsque les données définitives de l’installation ne sont pas fournies par le demandeur d’aide dans un délai de six mois au plus tard après la demande du facteur de banding définitif, ou lorsque le demandeur d’aide n’a pas introduit de demande dans un mois après l’obtention de la dernière autorisation, le facteur de banding provisoire, visé au paragraphe 1er, alinéa cinq, échoit. ». Art. 12. Dans l’article 6.4.1/8 du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 23 septembre 2011 et modifié par les arrêtés du Gouvernement flamand des 7 septembre 2012 et 29 novembre 2013, l’alinéa cinq est remplacé par ce qui suit : « Le scanning énergétique comprend un scanning de base et/ou un trajet d’accompagnement ou plusieurs trajets d’accompagnement. La Vlaams Energieagentschap fixe les exigences minimales auxquelles doit répondre un scanning énergétique. Dans ce cadre, la Vlaams Energieagentschap peut également imposer des exigences relatives au contenu des trajets d’accompagnement. Cependant, les sociétés de logement social ne sont pas éligibles à l’accompagnement pour l’exécution d’investissements visant à économiser de l’énergie. ». Art. 13. Dans l’article 6.4.1/12 du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 23 septembre 2011 et modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 29 novembre 2013, sont apportées les modifications suivantes : 1° dans le paragraphe 1er, les mots « les articles 6.4.1/7 et 6.4.1/10 » sont remplacés par les mots « les articles 6.4.1/7 à 6.4.1/10 inclus » ; 2° le paragraphe 3 est complété par la phrase suivante : « L’indemnité effective est calculée par année calendaire en répartissant les moyens disponibles au budget général des dépenses de la Communauté flamande sur les gestionnaires de réseau de distribution d’électricité au prorata du nombre de scannings effectués pendant la période du quatrième trimestre de l’année calendaire précédente jusqu’au troisième trimestre de l’année calendaire. » ; 3° dans la paragraphe quatre, la phrase « La Ministre détermine la façon dont l’indemnité est calculée, ainsi que l’ampleur de l’indemnité. » est remplacée par les phrases « La Vlaams Energieagentschap paie au gestionnaire de réseau de distribution d’électricité, par habitation dont le toit ou le sol des combles a été isolé en exécution de l’accord de coopération, une indemnité pour le planning et l’exécution des travaux et l’accompagnement de trajet du locataire et du bailleur qui égale au maximum le montant total payé par le gestionnaire de réseau de distribution d’électricité au promoteur de projet. L’indemnité effective est calculée par année calendaire en répartissant les moyens disponibles au budget général des dépenses de la Communauté flamande sur les gestionnaires de réseau de distribution d’électricité au prorata du montant payé dans le cadre de cette obligation d’action pendant la période du quatrième trimestre de l’année calendaire précédente jusqu’au troisième trimestre de l’année calendaire. ». Art. 14. L’article 6.5.6, § 2, du même arrêté, est complété par un alinéa deux, rédigé comme suit : « Par dérogation à l’alinéa premier, 1°, un membre du personnel d’un établissement énergivore d’une entreprise qui a adhéré à une des conventions de politique énergétique pour l’ancrage de et pour l’efficacité énergétique permanente au sein de l’industrie énergivore flamande (entreprises non EDE et entreprises EDE), qui a été accepté pour cet établissement énergivore comme expert énergétique interne pour l’établissement du plan énergétique pour une de ces conventions de politique énergétique, peut également être accepté pour cet établissement pour l’établissement d’une étude énergétique, telle que visée au présent chapitre. ». Art. 15. Dans l’intitulé du titre VII du même arrêté, les mots « et l’application de mécanismes de flexibilité » sont abrogés. Art. 16. L’article 7.1.1 du même arrêté, rétabli par l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 septembre 2013, est remplacé par ce qui suit : « Art. 7.1.1. Conformément à l’article 8.7.2., § 2, alinéa trois, du décret sur l’énergie du 8 mai 2009, les pourcentages maximum des aides aux entreprises, visées à l’article 8.7.2, § 2, du décret précité, sont adaptés à l’encadrement communautaire des aides d’Etat pour la protection de l’environnement qui, à son tour, a entre-temps été remplacé par les lignes directrices concernant les aides d’Etat à la protection de l’environnement et à l’énergie pour la période 2014-2020 (Journal officiel du 28 juin 2014, C200/1). Par dérogation à l’article 8.7.2, § 2, alinéas premier et deux, du décret sur l’énergie du 8 mai 2009, les aides à l’économie d’énergie qui sont octroyées en exécution du titre VIII du décret précité à de petites entreprises peuvent s’élever au maximum à 50% des frais éligibles. Lorsque l’entreprise est une entreprise moyenne, ces aides peuvent s’élever au maximum à 40% des frais éligibles. Lorsque l’entreprise est une grande entreprise, ces aides peuvent s’élever au maximum à 30% des frais éligibles. En cas d’une procédure d’inscription, les aides peuvent s’élever au maximum à 100 % des frais éligibles. Par dérogation à l’article 8.7.2, § 2, alinéas premier et deux, du décret sur l’énergie du 8 mai 2009, les aides à l’énergie renouvelable et aux installations de cogénération qui sont octroyées en exécution du titre VIII du décret précité à de petites entreprises peuvent s’élever au maximum à 65 % des frais éligibles. Lorsque l’entreprise est une entreprise moyenne, ces aides peuvent s’élever au maximum à 55 % des frais éligibles. Lorsque l’entreprise est une grande entreprise, ces aides peuvent s’élever au maximum à 45 % des frais éligibles. En cas d’une procédure d’inscription, les aides peuvent s’élever au maximum à 100 % des frais éligibles. Par dérogation à l’article 8.7.2, § 2, alinéas premier et deux, du décret sur l’énergie du 8 mai 2009, les aides au chauffage urbain au moyen de sources d’énergie conventionnelles qui sont octroyées en exécution du titre VIII du décret précité à de petites entreprises peuvent s’élever au maximum à 65 % des frais éligibles. Lorsque l’entreprise est une entreprise moyenne, ces aides peuvent s’élever au maximum à 55 % des frais éligibles. Lorsque l’entreprise est une grande entreprise, ces aides peuvent s’élever au maximum à 45 % des frais éligibles. En cas d’une procédure d’inscription, les aides peuvent s’élever au maximum à 100 % des frais éligibles. ».

54147

54148

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 17. Dans l’article 7.5.1, § 6, alinéa deux, 2°, b), du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 septembre 2013, les mots « ou à une convention de politique énergétique similaire » sont insérés entre les mots « à la convention d’audit » et les mots « , les mesures ne sont éligibles ». Art. 18. Dans l’article 8.1.1, alinéa trois, du même arrêté, les mots « au fait de disposer des droits civils et des droits politiques, au respect de la législation fiscale et sociale, au fait de disposer d’une assurance de responsabilité professionnelle et » sont insérés entre les mots « a au moins trait » et les mots « au mode d’opération indépendant ». Art. 19. L’article 8.4.1, § 1er, du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, est complété par un alinéa deux, rédigé comme suit : « Le Ministre peut imposer des exigences minimales relatives aux compétences et à l’expérience du personnel enseignant, visé à l’alinéa premier, 2°. ». Art. 20. Dans l’article 8.5.1 du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, sont apportées les modifications suivantes : 1° dans le paragraphe 3, alinéa premier, 2°, les mots « six mois » sont remplacés par les mots « douze mois » ; 2° dans le paragraphe 4, alinéa premier, 2°, les mots « six mois » sont remplacés par les mots « douze mois ». Art. 21. Dans l’article 8.6.1, § 4, du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 4 avril 2014, les mots « au fait de disposer des droits civils et des droits politiques, au respect de la législation fiscale et sociale, au fait de disposer d’une assurance de responsabilité professionnelle et » sont insérés entre les mots « a au moins trait » et les mots « à la méthode de travail indépendante ». Art. 22. Dans le titre IX, chapitre Ier, du même arrêté, la section VI qui comprend l’article 9.1.33 est abrogée. Art. 23. Dans l’article 11.1/2.1 du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014, les mots « des articles 6.3.10 à 6.3.21 inclus » sont remplacés par les mots « des articles 16.3.10 à 16.3.21 inclus ». Art. 24. Dans l’article 12.3.1, alinéa premier, du même arrêté, remplacé par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, la date « 1er septembre » est remplacée par la date « 1er janvier 2016 ». Art. 25. Dans l’article 12.3.5, alinéa premier, du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, la date « 1er septembre 2014 » est remplacée par la date « 1er janvier 2016 ». Art. 26. L’article 12.3.6 du même arrêté, tel qu’inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014, est abrogé. Art. 27. L’article 12.3.7 du même arrêté, tel qu’inséré par l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014, est abrogé. Art. 28. Le titre XII, chapitre III, du même arrêté, est complété par un article 12.3.9, rédigé comme suit : « Art. 12.3.9. Par dérogation à l’article 3.1.43, § 1er et § 2, la demande d’indemnité, sous peine d’irrecevabilité, peut être introduite dans les trente jours calendaires qui suivent l’entrée en vigueur du présent article. Les autres dispositions de l’article 3.1.43 s’appliquent par analogie à ces demandes. ». Art. 29. Le chapitre 3, titre XII, du même arrêté, est complété par un article 12.3.10, rédigé comme suit : « Art. 12.3.10. Par dérogation à l’article 6.2/1.1, le facteur de banding maximum est fixé comme suit : 1° pour les projets dont la date de début se situe en 2013, 2014 et 2015, pour lesquels la période d’amortissement dans la méthodologie de calcul de la partie non rentable s’élève à dix ans, le facteur de banding maximum autorisé s’élève à 1 ; 2° pour les projets dont la date de début se situe en 2013, pour lesquels la période d’amortissement dans la méthodologie de calcul de la partie non rentable s’élève à quinze ans, notamment : a) pour l’énergie solaire : 1) les installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs jusqu’à 10 kW inclus ; 2) les nouvelles installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs supérieure à 10 kW jusqu’à 250 kW inclus ; 3) les nouvelles installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs supérieure à 250 kW jusqu’à 750 kW inclus ; le facteur de banding maximum autorisé s’élève à : 0,907 ; b) pour les installations relatives à l’énergie éolienne sur terre, ayant une puissance maximale par turbine jusqu’à 4 MWe inclus, le facteur de banding maximum autorisé s’élève à : 0,889 ; 3° pour les projets dont la date de début se situe en 2014, pour lesquels la période d’amortissement dans la méthodologie de calcul de la partie non rentable s’élève à quinze ans, notamment :

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD a) pour l’énergie solaire : 1) les installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs jusqu’à 10 kW inclus ; 2) les nouvelles installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs supérieure à 10 kW jusqu’à 250 kW inclus ; 3) les nouvelles installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs supérieure à 250 kW jusqu’à 750 kW inclus ; le facteur de banding maximum autorisé s’élève à : 0,870 ; b) pour les installations relatives à l’énergie éolienne sur terre, ayant une puissance maximale par turbine jusqu’à 4 MWe inclus, le facteur de banding maximum autorisé s’élève à : 0,857 ; 4° pour les projets dont la date de début se situe en 2015, pour lesquels la période d’amortissement dans la méthodologie de calcul de la partie non rentable s’élève à quinze ans, notamment : a) pour l’énergie solaire : 1) les installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs jusqu’à 10 kW inclus ; 2) les nouvelles installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs supérieure à 10 kW jusqu’à 250 kW inclus ; 3) les nouvelles installations ayant une puissance AC maximale du transformateur/des transformateurs supérieure à 250 kW jusqu’à 750 kW inclus ; le facteur de banding maximum autorisé s’élève à : 0,870 ; b) pour les installations relatives à l’énergie éolienne sur terre, ayant une puissance maximale par turbine jusqu’à 4 MWe inclus, le facteur de banding maximum autorisé s’élève à : 0,857 ; c) pour les installations de production d’électricité écologique, pour autant qu’elles n’appartiennent pas aux points 1° et 2° ou aux catégories de projet représentatives fixées, visées à l’article 6.2/1.2, et qu’elles aient une puissance minimale supérieure à 20 MWe, le facteur de banding maximum autorisé s’élève à : 0,940. ». Art. 30. Dans l’annexe III/1 du même arrêté, insérée par l’arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifiée par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, sont apportées les modifications suivantes : 1° dans le point 1.3.1, les mots « La puissance électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « La puissance électrique brute de l’installation » ; 2° le point 1.3.1 est complété par la phrase suivante : « S’il est fait usage, lors de la fixation du frais d’investissement spécifique, des données collectées par la Vlaams Energieagentschap des projets réalisés qui répondent à la description de l’installation générique, la médiane sera utilisée dans ce contexte. En cas d’un nombre pair des observations, la moyenne sera prise des deux observations médianes, le cas échéant. » ; 3° dans le point 1.5.2, les mots « Le rendement thermique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement thermique net de l’installation » et les mots « Le rendement électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement électrique brut de l’installation » ; 4° le point 1.5.5 est complété par la phrase suivante : « S’il est fait usage, lors de la fixation du frais opérationnels, des données collectées par la Vlaams Energieagentschap des projets réalisés qui répondent à la description de l’installation générique, la médiane sera utilisée dans ce contexte. En cas d’un nombre pair des observations, la moyenne sera prise des deux observations médianes, le cas échéant. ». 5° dans le point 2, les mots « La puissance électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « La puissance électrique brute de l’installation », les mots « Le rendement électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement électrique brut de l’installation » et les mots « Le rendement thermique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement thermique net de l’installation ». Art. 31. Dans l’annexe III/2 du même arrêté, insérée par l’arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifiée par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, sont apportées les modifications suivantes : 1° dans le point 1.3.1, les mots « La puissance électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « La puissance électrique brute de l’installation » ; 2° le point 1.3.1 est complété par la phrase suivante : « S’il est fait usage, lors de la fixation du frais d’investissement spécifique, des données collectées par la Vlaams Energieagentschap des projets réalisés qui répondent à la description de l’installation générique, la médiane sera utilisée dans ce contexte. En cas d’un nombre pair des observations, la moyenne sera prise des deux observations médianes, le cas échéant. » ; 3° dans le point 1.5.2, les mots « Le rendement thermique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement thermique net de l’installation » et les mots « Le rendement électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement électrique brut de l’installation » ; 4° le point 1.5.4 est complété par la phrase suivante : « S’il est fait usage, lors de la fixation du frais opérationnels, des données collectées par la Vlaams Energieagentschap des projets réalisés qui répondent à la description de l’installation générique, la médiane sera utilisée dans ce contexte. En cas d’un nombre pair des observations, la moyenne sera prise des deux observations médianes, le cas échéant. ».

54149

54150

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 5° dans le point 2, les mots « La puissance électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « La puissance électrique brute de l’installation », les mots « Le rendement électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement électrique brut de l’installation » et les mots « Le rendement thermique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement thermique net de l’installation ». Art. 32. Dans l’annexe III/3 du même arrêté, insérée par l’arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifiée par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 juillet 2013, sont apportées les modifications suivantes : 1° dans le point 1.3.1, les mots « La puissance électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « La puissance électrique brute de l’installation » ; 2° dans le point 1.5.2, les mots « Le rendement thermique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement thermique net de l’installation » et les mots « Le rendement électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement électrique brut de l’installation » ; 3° dans le point 2, les mots « La puissance électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « La puissance électrique brute de l’installation », les mots « Le rendement électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement électrique brut de l’installation » et les mots « Le rendement thermique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement thermique net de l’installation » ; Art. 33. Dans l’annexe III/4 du même arrêté, insérée par l’arrêté du Gouvernement flamand du 21 décembre 2012 et modifiée en dernier lieu par l’arrêté du Gouvernement flamand du 9 mai 2014, sont apportées les modifications suivantes : 1° les mots « Le montant total de l’investissement des investissements non amortis » sont remplacés par les mots « Le montant de l’investissement des investissements non amortis qui, selon le rythme d’amortissement original de l’installation concernée, sera amorti pendant la période de prolongation présentée » ; 2° le point 1.3.1 est remplacé par ce qui suit : « 1.3.1 Investissement Le montant total de l’investissement I est fixé comme suit : le montant de l’investissement des investissements non amortis qui, selon le rythme d’amortissement original de l’installation concernée, sera amorti pendant la période de prolongation présentée. Dans ce contexte, toute aide à l’investissement octroyée, autre que celle visée au point 1.3.3, sera déduite le cas échéant. Dans ce contexte : I = Ki × U où : Ki

Le coût d’investissement spécifique par unité de puissance

[S/kWe]

U

La puissance électrique de l’installation

[kWe]

Si, au cours des périodes d’aide précédentes, l’installation a été transférée à un nouveau propriétaire, la période d’amortissement et méthodologie d’amortissement choisies au début par l’investisseur original s’appliquent pour fixer la valeur des investissements restants non amortis. Si la période d’amortissement et méthodologie d’amortissement choisies au début ne peuvent plus être démontrées par le demandeur de la prolongation, le calcul de la partie non rentable assumera pour la présente annexe qu’il est question d’une période d’amortissement choisie au début de dix ans. » ; 3° dans le point 1.5, l’alinéa dernier est abrogé ; 4° dans le point 1.5.2, les mots « Le rendement thermique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement thermique net de l’installation » et les mots « Le rendement électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement électrique brut de l’installation » ; 5° dans le point 1.6, l’alinéa dernier est abrogé ; 6° dans le point 2, les mots « La puissance électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « La puissance électrique brute de l’installation », les mots « Le rendement électrique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement électrique brut de l’installation » et les mots « Le rendement thermique de l’installation » sont remplacés par les mots « Le rendement thermique net de l’installation ». CHAPITRE II. — Dispositions transitoires et finales Art. 34. § 1er. Le délai, visé à l’article 6.2/1.7, § 2, alinéa deux, de l’arrêté relatif à l’énergie du 19 novembre 2010, inséré par l’article 11 du présent arrêté, ne prend que cours le jour de la publication du présent arrêté au Moniteur belge pour les projets pour lesquels, à la date de la publication du présent arrêté au Moniteur belge, il est déjà fixé un facteur de banding provisoire, tel que visé à l’article 6.2/1.7, § 1er, alinéa cinq, par le Ministre ou par le Gouvernement flamand. § 2. Les facteurs de banding maximum, visés à l’article 12.3.10, tels qu’insérés par l’article 29 du présent arrêté, s’appliquent pour la première fois au prochain tour d’actualisation qui suit la publication du présent arrêté. Art. 35. Le présent arrêté entre en vigueur dix jours après sa publication au Moniteur belge, à l’exception : 1° des articles 3, 4 et 28, qui entrent en vigueur le jour de leur publication au Moniteur belge ; 2° de l’article 8, de l’article 26 et de l’article 27, qui entrent en vigueur à une date à fixer par le Ministre ayant la politique énergétique dans ses attributions ; 3° de l’article 13, qui s’applique pour la première fois aux scannings énergétiques, facturés à partir du 1er janvier 2015, et aux projets sociaux d’isolation de toiture, exécutés à l’instar de l’article 6.4.1/9 de l’arrêté relatif à l’énergie du 19 novembre 2010 qui sont facturés à partir du 1er janvier 2015. Art. 36. Le ministre flamand ayant la politique de l’énergie dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 10 juillet 2015. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande du Budget, des Finances et de l’Energie, A. TURTELBOOM

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [C − 2015/35966] 10 JULI 2015. — Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, artikel 14, § 2, vervangen bij het decreet van 30 april 2009; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 maart 2014; Gelet op het advies 2015/11 van de Minaraad, gegeven op 21 mei 2015; Gelet op het advies 57.650/1 van de Raad van State, gegeven op 3 juli 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Overwegende dat de code die met dit besluit wordt vastgesteld, ertoe moet bijdragen dat het beheer van zowel onbevaarbare als bevaarbare waterlopen via een efficiëntere en gebiedsgericht verfijnde manier kan worden uitgevoerd, waarbij een betere afstemming wordt verkregen, zowel wat de praktische uitvoerbaarheid betreft als wat de bescherming van kwetsbare natuurwaarden betreft; Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De code van goede natuurpraktijk, met als titel ″Code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu″, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, wordt vastgesteld. Art. 2. De code van goede natuurpraktijk heeft betrekking op het beheer van waterlopen op een wijze zodat de schade aan de natuur in dat habitat zo veel mogelijk wordt beperkt. Beheeractiviteiten die worden uitgevoerd overeenkomstig de code kunnen worden beschouwd als normale onderhoudswerken als vermeld in artikel 13, § 6, 4°, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Art. 3. De code van goede natuurpraktijk heeft betrekking op het hele Vlaamse Gewest. Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 10 juli 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage Code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen in de zin van artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu 1. Inleiding Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, hierna het Natuurdecreet te noemen, bepaalt in artikel 13, § 4, dat het wijzigen van vegetatie en het geheel of gedeeltelijk wijzigen van kleine landschapselementen of de vegetatie ervan vergunningsplichtig is in een aantal ruimtelijke bestemmingscategorieën. Artikel 13, § 6, voorziet ook in enkele mogelijkheden om een vrijstelling te krijgen van die vergunningsplicht, voor zover voldaan is aan de zorgplicht, vermeld in artikel 14, en voor zover voldaan is aan artikel 16 om vermijdbare schade tegen te gaan. Een vrijstelling van de natuurvergunningsplicht is op grond van artikel 13, § 6, mogelijk als: 1° voor de vermelde activiteit op grond van wetten, decreten of besluiten een vergunning of toestemming van de overheid werd verleend, na advies van het Agentschap voor Natuur en Bos; 2° de activiteit geregeld is in goedgekeurde plannen of projecten die nader bepaald zijn door de Vlaamse Regering; 3° het om huiskavels gaat met een maximale grootte van 3 ha; 4° het om normale onderhoudswerken gaat. Wat juist onder ″kleine landschapselementen″ en ″vegetatie″ verstaan moet worden, is geregeld in het Natuurdecreet en in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Kleine landschapselementen worden in artikel 2, 6°, van het Natuurdecreet gedefinieerd als “lijn- of puntvormige elementen met inbegrip van bijhorende vegetaties waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet resultaat zijn van menselijk handelen, en die deel uitmaken van de natuur zoals: bermen, bomen, bronnen, dijken, graften houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsrandbegroeiingen, sloten, struwelen, poelen, veedrinkputten en waterlopen. Waterlopen worden daarbij beschouwd als kleine landschapselementen.” Het Natuurdecreet koppelt de vrijstelling van de vergunningsplicht voor een normaal onderhoudswerk aan de zorgplicht en vermijdbare schade. Op basis van artikel 14, § 2, van het Natuurdecreet kan door middel van een code goede natuurpraktijk geconcretiseerd worden wanneer aan de zorgplicht werd voldaan bij normale onderhoudswerken. Op basis van artikel 25, § 3, van het Natuurdecreet geldt binnen het VEN-gebied een verbod tot wijziging van de vegetatie en kleine landschapselementen (dus inclusief wijzigingen aan de structuur van waterlopen). Bovendien bepaalt artikel 26bis, § 1, dat een vergunning niet verleend mag worden als de activiteit onvermijdbare of onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. Onder welbepaalde voorwaarden kan het Agentschap voor Natuur en Bos binnen VEN-gebied wel een individuele ontheffing op de bovengenoemde verboden verlenen. Voor vergunde drinkwaterwinningen bestaat een algemene ontheffing. In artikel 25, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid wordt voor normaal

54151

54152

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD onderhoud van bestaande, vergunde wegen, jaagpaden, waterwegen en spoorwegen met hun aanhorigheden, bestaande en vergunde ondergrondse leidingen en bovengrondse elektriciteitsleidingen in een algemene ontheffing voorzien voor de maatregelen, vermeld in het hetzelfde besluit en die, vermeld in artikel 25, § 3 van het Natuurdecreet. Ook hier wordt verwezen naar de code voor goede natuurpraktijk voor de omschrijving van wat precies als normaal onderhoudswerk wordt beschouwd. Als het gaat om een vergunningsplichtige activiteit die een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, moet steeds de procedure van de habitattoets (passende beoordeling) worden uitgevoerd. Via omzendbrief LNW/98/01 werd op 17 februari 1999 een Code Goede Natuurpraktijk gepubliceerd afhankelijk van de wijziging van vegetatie en van kleine landschapselementen. De verschillende elementen uit de definitie van kleine landschapselementen in het Natuurdecreet komen in de omzendbrief van 1999 aan bod, waarbij telkens ingegaan wordt op wat onder normaal onderhoudswerk wordt verstaan in relatie tot de zorgplicht en vermijdbare schade. De onderstaande tekst actualiseert § 1.2.2 Waterlopen van de omzendbrief LNW/98/01. De beschrijving van normale onderhoudswerken voor waterlopen wordt hier opgesplitst in onbevaarbare en bevaarbare waterlopen. Samenvattende tabellen zijn toegevoegd als bijlage: - Tabel 1: Overzichtstabel tijdstip, gekoppeld aan onderhoudswerk; - Tabel 2: Overzichtstabel gebiedsspecifieke verfijning; - Tabel 3: Overzichtstabel ecologische impact werken aan waterlopen. 2. Omschrijving: waterlopen en aanhorigheden Per onderhoudswerk zal in de volgende sectie een omschrijving volgen van welke types werkzaamheden in welke omstandigheden kunnen worden uitgevoerd volgens de procedure van normaal onderhoud. Dat zal gebeuren voor zowel de bevaarbare als voor de onbevaarbare waterlopen en hun respectieve aanhorigheden. Eerst worden die begrippen gedefinieerd. 2.1. Bevaarbare waterlopen Wat wordt begrepen onder bevaarbare waterlopen? De bevaarbare waterlopen zijn de waterlopen die door het koninklijk besluit van 5 oktober 1992 tot vaststelling van de lijst van de waterwegen en hun aanhorigheden werden overgedragen van de Staat aan het Vlaamse Gewest. 2.2. Onbevaarbare waterlopen Wat wordt begrepen onder onbevaarbare waterlopen? De onbevaarbare waterlopen zijn de rivieren en beken die conform art. 1 van de Wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen als onbevaarbare waterloop gecategoriseerd werden. Een rivier is een oppervlaktewaterlichaam dat grotendeels bovengronds stroomt, maar dat voor een deel van zijn traject ondergronds kan stromen (artikel 3, § 2, 8° van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, hierna DIWB te noemen). 2.3. Aanhorigheden Wat wordt begrepen onder aanhorigheden? Aanhorigheden zijn kunstwerken of infrastructuur die nodig zijn voor het beheer van een waterloop of waterweg, zoals sedimentvangen, sluizen, stuwen, scheepvaartinfrastructuur (radar, signalisatie...), kaaimuren, jaagpaden... alsook watermolens. 3. Onderhoudswerken en voorwaarden voor procedure van normaal onderhoud 3.1. Oppervlakkige en bijzondere oppervlakkige ruiming 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder (bijzondere) oppervlakkige ruiming? Een oppervlakkige ruiming is een eenmalig onderhoudswerk. Een bijzondere oppervlakkige ruiming heeft een herhalingsfrequentie. De oppervlakkige ruiming omvat: 1° het wegnemen, volgens de vigerende wetgeving, van allerlei ongewenste materialen en voorwerpen, ongeacht hun volume, zoals vuil, afbraakmaterialen, schroot, grove plantenresten, takken en boomstukken die: a) los of in de vorm van opstoppingen aanwezig zijn binnen de bedding van de open gedeelten van de waterloop en in de doorgangen van de waterloop onder bruggen; b) afzonderlijk of in de vorm van opstoppingen aanwezig zijn in de overwelfde of ingebuisde trajecten van waterlopen en in sifons; c) de werking van de aanwezige kunstwerken op de waterloop belemmeren, zoals overlaten, bodemvallen, watervangen en krooshekkens; d) aan het wateroppervlak drijven. 2° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van de ruimingsproducten volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud? Oppervlakkige ruimingen zijn steeds normaal onderhoud als er sprake is van een oppervlakkige noodruiming, waarbij de te verwijderen opstoppingen: 1° aanwezig zijn in de overwelfde of ingebuisde trajecten van waterlopen en in sifons; 2° de werking van de aanwezige kunstwerken en aanhorigheden op de waterloop belemmeren; 3° een reëel risico opleveren voor overstromingen die de veiligheid aantasten van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen die buiten de overstromingsgebieden liggen; 4° een reëel risico opleveren voor schade aan de scheepvaart (directe schade aan schepen, of schade door verlies aan infrastructuur) Andere oppervlakkige ruimingen dan oppervlakkige noodruimingen (bijvoorbeeld het jaarlijks opruimen van zwerfvuil in plas-drasbermen) kunnen ook via normaal onderhoud, maar er geldt een aangepast tijdskader. De manuele verwijdering van zwerfvuil kan het hele jaar door gebeuren. § 1. Wanneer kan normaal onderhoud?

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Oppervlakkige noodruimingen kunnen het hele jaar door. Oppervlakkige ruimingen die geen noodruiming zijn, gebeuren buiten het paai- en broedseizoen. Dat is tussen 1 augustus en 15 maart. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Er zijn geen gebiedsgerichte beperkingen voor oppervlakkige ruimingen. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Het is verboden de ongewenste materialen en voorwerpen louter los te maken en met de waterstroming te laten meevoeren. 3.2. Grondige ruiming en partiële grondige ruiming 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden zijn alleen van toepassing op onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder (partiële) grondige ruimingen? De grondige ruiming omvat: 1° het uitvoeren van de oppervlakkige ruiming volgens 3.1; 2° het verwijderen van sediment van de open waterloopgedeelten en in de doorgangen van de waterloop onder de bruggen; 3° de verwijdering van sediment in de open waterloopgedeelten gebeurt tot op maximaal het vergund geachte of theoretisch aangelegde profiel. De teen van het taludvlak en de vaste bodem moet ongeschonden bewaard worden; 4° het verwijderen van sediment in de overwelfde en ingebuisde trajecten van waterlopen; 5° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van ruimingsspecie (waterbodem, slib of sediment) en andere ruimingsproducten volgens 3.5. Een partiële grondige ruiming is een grondige ruiming over een gedeelte van de bodembreedte, gemeten in elk dwarsprofiel. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? Ruiming van overwelfde en ingebuisde waterlopen worden steeds beschouwd als normaal onderhoud. De grondige of partiële grondige ruiming van open waterloopgedeelten moet gebeuren in een periode buiten het broed- en paaiseizoen. Dat is tussen 1 augustus en 15 maart. De uitvoering gebeurt alleen tijdens perioden met normale waterstand en bij voldoende (normale) helderheidsgraad van het beekwater. § 2. Waar kan normaal onderhoud? De grondige ruiming en partiële grondige ruiming worden als normaal onderhoud beschouwd op de trajecten gelegen: 1° buiten SBZ-gebied; 2° buiten VEN-gebied; 3° buiten of niet onmiddellijk grenzend1 aan de gewestplanbestemmingen groen (code 07xx) en bos (code 08xx). § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Voor het normaal onderhoud gelden de volgende principes: 1° alleen de sliblaag mag geruimd worden. De harde bodem mag niet verstoord worden; 2° de aanwezige structuurkwaliteit (bijvoorbeeld holle en bolle oevers) moet maximaal behouden blijven; 3° er wordt in stroomopwaartse richting gewerkt. Vissen zullen stroomopwaarts proberen te vluchten waardoor ze zich uit de werkzone verplaatsen; 4° er worden geen droogleggingen of drastische peilverlagingen tijdens de werken voorzien. Het ruimen van slibvangen, pompboezems, uitlekzones, enzovoort behoort, ongeacht de bestemming en inkleuring als VEN of SBZ, tot het normaal onderhoud als de ruiming tot doel heeft het vergund geachte of theoretisch aangelegde profiel te herstellen én de ruiming uitgevoerd wordt tussen 1 augustus en 15 maart. Ook de ruiming van aanslibbingen ter hoogte van kunstwerken (maximaal 50 m stroomopwaarts en/of stroomafwaarts van kunstwerken) behoren tot het normaal onderhoud tussen 1 augustus en 15 maart. Alhoewel dit weinig voorkomt, worden waterlooptrajecten soms drooggelegd door afdamming tijdens ruimingswerken. In dergelijk geval moeten visreddingen worden uitgevoerd. Het heeft weinig zin om hierover generieke afspraken te maken omdat elke waterloop anders is. In dergelijk geval dient steeds een natuurvergunning te worden aangevraagd. 3.3. Baggerwerken 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden zijn alleen van toepassing op bevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder baggerwerken? Baggerwerken omvatten het uit- en ontgraven, het laden, het vervoeren, het ontladen en het bergen van baggerspecie van diverse aard, deels of geheel via hydraulische weg of met materieel dat − al dan niet zelfvarend − drijvend te water of te land wordt ingezet. Het kan daarbij om de volledige cyclus van ontgraven, laden, vervoeren, ontladen en bergen gaan, maar ook om één of meer onderdelen van die cyclus. Voor deze code is binnen deze definitie enkel het uit- en ontgraven relevant. Onderhoudsbaggerwerken zijn baggerwerken die zorgen voor het behoud van het afvoerdebiet en het profiel van de waterloop ter preventie van wateroverlast en verzekering van de scheepvaart. Baggerwerken die niet vrijgesteld zijn van aanvraag tot stedenbouwkundige of milieuvergunningen, moeten de vergunningsprocedure doorlopen en vallen niet onder het toepassingsgebied van procedures via normaal onderhoud. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? Onderhoudsbaggerwerken op bevaarbare waterlopen kunnen het hele jaar door, behalve voor de waterlichamen met belangrijke ecologische waarde (zie tabel 4), waarvoor onderhoudsbaggerwerken alleen als normaal onderhoud gelden als ze worden uitgevoerd buiten het broed- en paaiseizoen, maw als ze uitgevoerd worden tussen 1 augustus en 15 maart.

54153

54154

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Waar kan normaal onderhoud?

Een aantal bevaarbare waterlopen zijn belangrijk op het vlak van Europees te beschermen natuur, en hebben SBZ-gebieden die geassocieerd zijn met de waterloop zelf. Voor de lijst van waterlichamen in tabel 4 moet het onderhoudswerk daarom afgestemd worden op de te realiseren natuurdoelstellingen. Op die waterlopen geldt dat onderhoudsbaggerwerken alleen als normaal onderhoud worden beschouwd als ze worden uitgevoerd tussen 1 augustus en 15 maart (buiten het broed- en paaiseizoen).

Tabel 4: Lijst van bevaarbare waterlopen met belangrijke ecologische waarde en waarbij het baggeren afgestemd moet worden op de te realiseren doelstellingen: baggerwerken volgens normaal onderhoud vinden plaats buiten het broed- en paaiseizoen. Waterlichaam

Code

Maas I-II-III

VL11_203

Grote Nete

VL11_123

Demer VI

Vl05_103

Getijdennete

VL08_132

Zeeschelde I, II, III (= inclusief Rupel)

VL11_40, VL11_41, VL11_42

Getijdendurme

VL08_39

IJzer I en II

VL08_7, VL08_8

§ 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Bij onderhoudsbaggerwerken mag alleen de sliblaag geruimd worden, ter herstelling van het normale gabarit van de waterweg. Deponie van specie op verboden te wijzigen vegetaties zoals schorren is altijd en overal verboden (tenzij via afwijking). Het ruimen van aanslibbingen in overwelfde en ingebuisde trajecten zoals duikers is altijd en overal normaal onderhoud. Ook het lokaal deponeren van de specie als gevolg van het ruimen van duikers kan tijdens het broedseizoen, voor zover het niet gebeurt op verboden te wijzigen vegetatie. Onderhoudsbaggerwerken binnen een perimeter van 200 m rond sluizen en bruggenhoofden zijn altijd en overal normaal onderhoud. Er geldt geen tijds- of plaatsbeperking voor lokale noodbaggerwerken ter voorkoming van schade aan de scheepvaart (directe schade aan schepen of schade door verlies aan infrastructuur) door onvoorziene omstandigheden ten gevolge van calamiteiten. De afwijking voor noodbaggerwerken doet geen afbreuk aan de regels voor verboden te wijzigen vegetatie. 3.4. Maaiwerken Het maaien van oever- en waterbodemvegetatie kan noodzakelijk zijn om een voldoende waterafvoer te behouden met het oog op het voorkomen van wateroverlast en/of vernattingschade van landbouwgebieden of om ongewenste verruiging van oevervegetaties te voorkomen. Het verwijderen van oever- en bodemvegetatie kan echter ook nefaste gevolgen hebben voor watergebonden fauna en flora. Dat is vooral het geval na en tijdens de voortplantingsperiode van de meeste organismen (april-juli), aangezien veel diersoorten hun eieren afzetten tussen de waterplanten. Bovendien hebben de juvenielen de waterplanten nodig voor hun beschutting. Om de ecologische impact van het maaien te beperken, gebeurt dat bij voorkeur gespreid in tijd en ruimte (opsplitsing in panden). Bij het maaien wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer vegetatie talud, oever en bedding of waterbodem. Figuur 1 toont een overzichtsschema voor een beter begrip van de gehanteerde terminologie. Voor het maaien van de bodemvegetatie zijn er 2 opties: maaien over de breedte van de waterloop met beperkingen in de tijd (3.4.1) of maaien in blokken of patronen met minder beperkingen in de tijd (3.4.2). Talud wordt gedefinieerd als een strook land binnen de bedding van een oppervlaktewaterlichaam vanaf de bodem van de bedding tot aan het begin van het omgevende maaiveld of de kruin van de berm (artikel 3, § 2, 42°, van het DIWB). Waterbodem wordt gedefinieerd als de bodem van een oppervlaktewaterlichaam die altijd of een groot gedeelte van het jaar onder water staat (artikel 3, § 2, 46°, van het DIWB).


3.4.1. Maaien van de talud- of oevervegetatie 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder deze maaiwerken? Onder talud- of oevervegetatie wordt verstaan, de grazige, kruidachtige en eenjarige gewassen. Het maaien van de talud- of oevervegetatie omvat: 1° het wegnemen van alle ongewenste materialen en voorwerpen (ongeacht hun volume), zoals afval, vuil, afbraakmaterialen en schroot ter hoogte van de talud- of oevervegetatie; 2° het inkorten van de talud- of oevervegetatie tot op een gelijkmatige hoogte van 10 à 12 cm, zonder dat de resterende vegetatie en de bezoding beschadigd wordt; 3° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van maaisel en ruimingsproducten volgens 3.5. Alle voorzorgen moeten worden genomen om te beletten dat tijdens het maaiwerk afgemaaide plantendelen in het water terechtkomen. Alle plantendelen die toch in het water terechtkomen, worden onmiddellijk uit de waterloop verwijderd. Onder bijzondere oeverinrichtingen worden die zones verstaan (binnen of buiten SBZ of VEN) die specifiek werden aangelegd met het oog op de ontwikkeling van de lokale natuurwaarden. Het gaat hier dan om plas-draszones, paaiplaatsen, rietzomen enzovoort. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? Buiten SBZ en VEN: een eerste maaibeurt kan vanaf 15 juni een tweede vanaf 15 september. Binnen SBZ, VEN en bijzondere oeverinrichtingen: een eerste maaibeurt wordt als normaal onderhoud beschouwd wanneer die plaatsvindt vanaf 1 augustus tot en met 15 maart. Gelet op de grote verschillen in verstoringsgevoeligheid binnen en tussen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden maaibeurten vroeger op het jaar niet generiek als normaal onderhoud beschouwd. Hier wordt bij voorkeur met een natuurvergunning voor meerdere jaren gewerkt zodat afspraken op gebiedsniveau mogelijk blijven De volgende gevallen worden eveneens beschouwd als normaal onderhoud: - Het maaien in kader van onder meer het vrijhouden van het jaagpad om veiligheidsredenen en het vrijwaren van verkeers- en signalisatieborden in kader van het vrijwaren van de zichtbaarheid; - Indien er een afwijking werd verleend in kader van het bermbesluit; - Indien het maaien van de talud/oever is opgenomen in een door ANB goedgekeurd beheerplan. - Wanneer door onvoorziene en overvloedige kruidgroei de afvoer in die mate belemmerd wordt dat een schadelijk effect mogelijk is zoals gedefinieerd in het DIWB (artikel 3, 17°) of om vernatting van landbouwgronden buiten SBZ en VEN te voorkomen, worden ook maaiwerken buiten de bovengenoemde perioden als normaal onderhoud beschouwd. Deze maaiwerken worden als normaal onderhoud beschouwd wanneer ze beperkt blijven tot 100 m. Onvoorziene kruidgroei is die vegetatie-ontwikkeling die niet kon voorzien worden bij de opmaak van het regulier onderhoudsprogramma. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Gebiedsgerichte verfijning door verschil in aanpak tussen twee categorieën (zie hierboven). § 3. Hoe kan normaal onderhoud? De maaimachines moeten de vegetatie zuiver afsnijden en niet uitrukken. Het maaien gebeurt met een maaibalk of maaikorf. Het maaisel mag niet op de talud of oever gedeponeerd worden (zie 3.5). Het gebruik van een klepelmaaier is alleen toegestaan als het maaisel onmiddellijk tijdens het maaien wordt afgezogen en afgevoerd conform 3.5. Er wordt, als dat nodig is, ook gebruikgemaakt van handmachines of een zeis op moeilijk bereikbare plaatsen en dicht bij hindernissen. 3.4.2. Maaien van de waterbodemvegetatie 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder maaien van de waterbodemvegetatie? Het maaien van de waterbodemvegetatie omvat: 1° het wegnemen van alle ongewenste materialen en voorwerpen (ongeacht hun volume), zoals afval, vuil, afbraakmaterialen en schroot in de waterbodem;

54155

54156

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 2° het maaien en wegnemen van de drijvende, ondergedompelde of boven water uitstekende waterplanten over de breedte van de bodem en de onderwatertaluds tot aan het normale laagwaterpeil; 3° het afvoeren of het ter plaatse deponeren van maaisel en ruimingsproducten volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? Buiten SBZ en VEN: een eerste maaibeurt kan vanaf 15 juni een tweede vanaf 15 september. Binnen SBZ en VEN: een eerste maaibeurt wordt als normaal onderhoud beschouwd wanneer die plaatsvindt vanaf 1 augustus tot 15 maart. Gelet op de grote verschillen in verstoringsgevoeligheid binnen en tussen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden maaibeurten vroeger op het jaar niet generiek als normaal onderhoud beschouwd. Hier wordt bij voorkeur met een natuurvergunning voor meerdere jaren gewerkt zodat afspraken op gebiedsniveau mogelijk blijven. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Gebiedsgerichte verfijning door verschil in aanpak tussen twee categorieën (zie hierboven). Binnen SBZ-H, aangemeld voor habitat 3260, (de ″submontane - en laaglandrivieren met vegetaties behorende tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion″), wordt het maaien van de bodemvegetatie niet als normaal onderhoud beschouwd. Daar is een gebiedsgerichte afweging noodzakelijk, afhankelijk van de kwaliteit van het habitat, de veiligheid van de vergunde of vergund geachte gebouwen en infrastructuur, én de beschikbare technieken. Wanneer door onvoorziene en overvloedige kruidgroei de afvoer in die mate belemmerd wordt dat een schadelijk effect mogelijk is zoals gedefinieerd in het DIWB (artikel 3, 17°) of om vernatting van landbouwgronden buiten SBZ en VEN te voorkomen, worden ook maaiwerken buiten de bovengenoemde perioden als normaal onderhoud beschouwd. Deze maaiwerken worden als normaal onderhoud beschouwd wanneer ze beperkt blijven tot 100 m. Deze uitzondering is niet van toepassing op de trajecten aangemeld voor habitat 3260. Onvoorziene kruidgroei is die vegetatie-ontwikkeling die niet kon voorzien worden bij de opmaak van het regulier onderhoudsprogramma. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Belangrijk is dat voorkomen wordt dat het maaisel kan afdrijven. Alleen plaatselijke afdrijving waarna het maaisel opgevangen wordt, is aanvaardbaar. Bij waterlopen met een waterbodembreedte van meer dan 1 m wordt de waterbodemvegetatie maximaal verwijderd voor 80 % van de bodembreedte, gemeten in elk dwarsprofiel. De maaikorf wordt steeds geschud om eventuele fauna en slibdeeltjes te verwijderen. Het maaien van de waterbodem wordt bij voorkeur van stroomafwaarts naar stroomopwaarts uitgevoerd. De waterloop wordt daartoe ingedeeld in vakken. De uitvoering gebeurt alleen tijdens perioden met normale waterstand en bij voldoende (normale) helderheidsgraad van het water. Op die manier kan de vispopulatie tijdelijk wegtrekken uit de omgeving van de werken. De werken worden uitgevoerd met behulp van machines of werktuigen die de waterbodemvegetatie afsnijden door middel van messen ter hoogte van het bodemoppervlak, zodat geen fragmentatie van de wortelstelsels wordt teweeggebracht. De maaimachines moeten de vegetatie zuiver afsnijden en niet uitrukken. 3.4.3. Maaien van de waterbodemvegetatie in blokken of patronen 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder blokmaaien? Het maaien van de waterbodemvegetatie in blokken is het maaien van de waterbodemvegetatie volgens 3.4.2. over een gedeelte van de bodembreedte, gemeten in elk dwarsprofiel. Verschillende varianten zijn mogelijk, afhankelijk van de breedte van de waterbodem. Het doel van die techniek is met een minimale verstoring toch een maximale afvoer te garanderen. Figuur 2 toont een voorbeeld van een blokpatroon voor bredere waterlopen (bron: standaardbestek 250 versie 3.1). Daarbij wordt een gedeelte van de bodembreedte gemaaid (maximaal 60 %), gemeten in elk dwarsprofiel en waarbij afwisselend (bijvoorbeeld om de 70 tot 100 meter) het grootste deel van de vegetatie aan de andere zijde van de waterloop behouden wordt. Voor smalle waterlopen (< 5 m) kan de helft van de dwarssectie een alternatief zijn voor blokken (elk jaar afwisselen tussen links en rechts); nog een andere optie bestaat erin dat alleen een stroomgeul in midden wordt gemaaid.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? Buiten SBZ en VEN: een eerste maaibeurt kan vanaf 15 juni een tweede vanaf 15 september. Binnen SBZ en VEN: een eerste maaibeurt wordt als normaal onderhoud beschouwd wanneer die plaatsvindt vanaf 1 augustus tot 15 maart. Gelet op de grote verschillen in verstoringsgevoeligheid binnen en tussen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden maaibeurten vroeger op het jaar niet generiek als normaal onderhoud beschouwd. Hier wordt bij voorkeur met een natuurvergunning voor meerdere jaren gewerkt zodat afspraken op gebiedsniveau mogelijk blijven. Er geldt geen beperking in tijd of frequentie als aangetoond kan worden dat het onderhoud noodzakelijk is om een schadelijk effect te voorkomen zoals gedefinieerd in artikel 3, § 2, 17°, van het DIWB of om vernatting van landbouwgronden buiten VEN of SBZ-H te voorkomen. In andere gevallen geldt een vergelijkbare regeling als bij een gewone maaiing van de waterbodem. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Gebiedsgerichte verfijning door verschil in aanpak tussen twee categorieën (zie hierboven). Binnen SBZ-H, aangemeld voor habitat 3260, worden bodemmaaiingen niet als normaal onderhoud beschouwd. De techniek van blokmaaien is in bepaalde gevallen echter wel combineerbaar met de instandhouding van dat habitat als het habitat voldoende kwalitatief ontwikkeld is. De toepassing en de randvoorwaarden van die techniek kunnen daarom het best gebiedsgericht afgewogen worden. Blokmaaien is uiteraard ook geschikt in ecologisch waardevolle en voldoende brede trajecten, gelegen buiten SBZ-H. Wanneer door onvoorziene en overvloedige kruidgroei de afvoer in die mate belemmerd wordt dat een schadelijk effect mogelijk is zoals gedefinieerd in het DIWB (artikel 3, 17°) of om vernatting van landbouwgronden buiten SBZ en VEN te voorkomen, worden ook maaiwerken buiten de bovengenoemde perioden als normaal onderhoud beschouwd. Deze maaiwerken worden als normaal onderhoud beschouwd wanneer ze beperkt blijven tot 100 m. Deze uitzondering is niet van toepassing op de trajecten aangemeld voor habitat 3260. Onvoorziene kruidgroei is die vegetatie-ontwikkeling die niet kon voorzien worden bij de opmaak van het regulier onderhoudsprogramma. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Belangrijk is dat voorkomen wordt dat het maaisel kan afdrijven. Alleen plaatselijke afdrijving waarna het maaisel opgevangen wordt, is aanvaardbaar. De maaikorf wordt steeds geschud om eventuele fauna en slibdeeltjes te verwijderen. Het maaien van de waterbodem wordt bij voorkeur van stroomafwaarts naar stroomopwaarts uitgevoerd. De waterloop wordt daartoe ingedeeld in vakken. De uitvoering gebeurt alleen tijdens perioden met normale waterstand en bij voldoende (normale) helderheidsgraad van het water. Op die manier kan de vispopulatie tijdelijk wegtrekken uit de omgeving van de werken. De werken worden uitgevoerd met behulp van machines of werktuigen die de waterbodemvegetatie afsnijden door middel van messen ter hoogte van het bodemoppervlak, zodat geen fragmentatie van de wortelstelsels wordt teweeggebracht. De maaimachines moeten de vegetatie zuiver afsnijden en niet uitrukken. 3.4.4. Maaien en uitkrabben van een rietzone 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder maaien en uitkrabben van een zone? Het betreft hier het onderhoud van rietzones die specifiek als rietzone beheerd worden. Deze zones vallen onder ″bijzondere oeverinrichtingen″ zoals vermeld in 3.4.1. Het kan bijvoorbeeld gaan om kreken en plasbermen. Als het niet gaat om specifieke rietzones, geldt de algemene regeling voor normaal onderhoud zoals staat beschreven in 3.4.1 en 3.4.2. Het maaien van een rietzone omvat: 1° het wegnemen van alle ongewenste materialen en voorwerpen (ongeacht hun volume), zoals afval, vuil, afbraakmaterialen, schroot in de rietzone; 2° het inkorten van het riet tot 10 cm boven het wateroppervlak 3° supplementair bij zomermaaiingen: het maaien en wegnemen van drijvend, ondergedompeld of boven water uitstekend riet over de breedte van de bodem en de onderwatertaluds tot aan het normale laagwaterpeil; 4° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van maaisel en ruimingsproducten volgens 3.5. Het uitkrabben van riet kan worden uitgevoerd na het maaien van een rietzone en omvat: 1° het weghalen van slib en strooisel tussen de rietstoppels (bijvoorbeeld met een groftandige hark); 2° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van maaisel volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud van rietzones? § 1. Wanneer? Als men als doel heeft het riet in te perken, maait men als volgt, waarbij het maaien wordt gespreid in ruimte en tijd cfr. 3.4.1: 1° Binnen SBZ, VEN en bijzondere oeverinrichtingen: een eerste maaibeurt wordt als normaal onderhoud beschouwd wanneer die plaatsvindt vanaf 1 augustus tot en met 15 maart. 2° Buiten SBZ en VEN: een eerste maaibeurt kan vanaf 15 juni, een tweede vanaf 15 september. Als men als doel heeft om het riet te ontwikkelen, wordt gemaaid in de winterperiode tussen 1 november en 14 maart. § 2. Waar? Gebiedsgerichte verfijning door verschil in aanpak tussen twee categorieën (zie hierboven). § 3. Hoe? De werken worden uitgevoerd met behulp van machines of werktuigen die het riet afsnijden door middel van messen. De maaimachines moeten de vegetatie zuiver afsnijden en niet uitrukken. 3.4.5. Bestrijding van akkerdistel, speerdistel, kruldistel en kale jonker 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder deze bestrijding? Indien tot het bestrijden van akkerdistel, speerdistel, kruldistel en kale jonker wordt overgegaan, omvat dit: 1° het volledig inspecteren en onderzoeken op akkerdistels, speerdistels, kruldistels en kale jonkers van het tracé (inclusief talud en oever);

54157

54158

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 2° het maaien van die distels; 3° in geval van het machinaal maaien en/of het maaien van aaneengesloten oppervlakten van meer dan 10 m_: het onmiddellijk verzamelen en afvoeren van de gemaaide plantendelen volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? Geen beperkingen. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Geen beperkingen. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Als naast regulier maaibeheer overeenkomstig 3.4.1 bijkomende maaibeurten nodig zijn in het kader van de bestrijding van de akkerdistel, speerdistel, kruldistel en kale jonker, dan wordt dat als normaal onderhoud beschouwd als het handmatig gebeurt. Bij bevaarbare waterlopen kan er ook machinaal gewerkt worden als dat door de omstandigheden noodzakelijk is. 3.4.6. Bestrijding van invasieve exotische water- en oeverplanten 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder de bestrijding van invasieve exotische water- en oeverplanten? Voor een actueel overzicht van de invasieve exoten wordt verwezen naar de Harmonia-lijst (zie. http://ias.biodiversity.be). Voor de best beschikbare bestrijdingstechnieken wordt verwezen naar het vademecum bestrijding invasieve exoten2 (incl. actualisaties). De bestrijding van invasieve exotische planten in en langs de waterloop omvat: 1° het volgens de best beschikbare technieken machinaal of handmatig verwijderen van invasieve exotische planten ; 2° het zorgvuldig controleren op achtergebleven plantendelen; 3° het onmiddellijk afvoeren van maaisel volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? De manuele verwijdering van invasieve exotische planten is gans het jaar toegelaten. Machinaal onderhoud mag vanaf 15 juni tot 15 maart. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Geen gebiedsbeperkingen. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Het verwijderen van invasieve exotische planten gebeurt conform het vademecum invasieve uitheemse planten2. Er wordt maximaal geopteerd voor een snelle en intensieve bestrijding van de invasieve exotische planten, met als doel de broeihaarden op korte termijn volledig te verwijderen. Op die manier wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat verdere verspreiding van de soorten plaats vindt. 3.4.7. Beheer houtige vegetatie langs waterlopen 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder beheer van houtige vegetatie langs de waterloop? Houtige gewassen op de oever of talud waterlopen worden niet verwijderd met uitzondering van specifieke gevallen (zie verder). Wel is hakhoutbeheer aanvaardbaar. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? De werken worden als normaal onderhoud beschouwd als ze uitgevoerd worden tussen 1 november en 15 maart. De cyclus bedraagt minimaal vier jaar voor wilg en minimaal 8 jaar voor andere soorten. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Hakhoutbeheer van houtige vegetaties op de oevers wordt overal als normaal onderhoud beschouwd. Het verwijderen van houtige vegetaties in een 50 m-zone rondom signalisatie (borden, radar...) wordt ook als normaal onderhoud beschouwd. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Het verjongen gebeurt door het afzagen op een stomp van minimaal 10 cm en maximaal 20 cm hoogte. Rondom de wonden moeten schors en bast goed vast blijven zitten. De wonden worden bijgewerkt met een scherp en zuiver snoeimes als de wonden niet glad of zuiver zijn. Als er al een stobbe gevormd is, dan moet die stobbe zo veel mogelijk ontzien worden. 3.5. Het ter plaatse deponeren of het wegbrengen van maaisel, ruimings- of baggerspecie en andere ruimingsproducten 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder deponeren van specie en andere ruimingsproducten? Voor onbevaarbare waterlopen is het neerleggen en/of spreiden van maaisel en ruimingsproducten op de oevers onderhevig aan de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en aangevuld bij decreet van 21 april 19833, het DIWB en VLAREMA4. Deponie van onschadelijke ruimingsproducten en maaisel is voor onbevaarbare waterlopen toegestaan binnen een 5 m-zone, voor zover niet schadelijk voor aanwezige vegetatie. Voor bevaarbare waterlopen wordt het neerleggen en/of spreiden van maaisel en baggerspecie op de oevers eveneens geregeld in VLAREMA. Maaisel moet binnen tien dagen worden afgevoerd. Zowel voor onbevaarbare als voor bevaarbare waterlopen geldt dat maaisel, baggeren ruimingsspecie en andere ruimingsproducten nooit in de waterloop of op het talud gedeponeerd mogen worden, zelfs niet tijdelijk. Voor de behandeling van invasieve uitheemse planten is het zeer belangrijk de voorschriften uit het vademecum2 strikt te volgen om hervestiging te vermijden. Sommige soorten kunnen onder bepaalde voorwaarden achtergelaten worden in de oeverzone. Anderen dienen onmiddellijk te worden afgevoerd. Takken en stamdelen die niet afgevoerd hoeven te worden, kunnen worden gestapeld. Schadelijke ruimingsproducten worden altijd afgevoerd naar vergunde verwerkings- en/of stortplaatsen, rekening houdend met de wettelijke voorschriften. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud?

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Conform de wettelijke bepalingen. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Waar in de zone vennen en heiden, moerassen, duinvegetaties en -struwelen, en kleine landschapselementen, of een vegetatie aanwezig is als vermeld in bijlage 1 van het decreet Natuurbehoud, kan het neerleggen en/of spreiden van de bovengenoemde ruimingsproducten niet gebeuren en moeten die ruimingsproducten afgevoerd worden zonder de bovengenoemde vegetaties en kleine landschapselementen blijvende schade toe te brengen. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Conform de wettelijke bepalingen. 3.6. Herstelwerken aan de oever of het talud 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder herstelwerken aan de oever of het talud? Voor onbevaarbare waterlopen worden als kleine oeverherstelwerken lokale herstellingen (maximaal 50 m) van de aanwezige oeververdediging of verzakkingen beschouwd. Voor bevaarbare waterlopen gaat het alleen om noodherstellingswerken aan de aanwezige oever- en/of taludinrichting die door onvoorziene omstandigheden ten gevolge van een calamiteit onder meer in de volgende gevallen kunnen plaatsvinden: 1° om risico’s op overstromingen te voorkomen of terug te dringen, die de veiligheid aantasten van de vergunde of vergund geachte woningen en gebouwen, gelegen buiten de overstromingsgebieden; 2° om schade aan de scheepvaart (directe schade aan schepen, of schade door verlies aan infrastructuur) te voorkomen; 3° om een schadelijk effect aan het milieu ten gevolge van een calamiteit te voorkomen. Als het gaat over regelmatig weerkerende en min of meer te voorziene herstellingen, is er geen sprake van een noodherstel als hierboven is omschreven en moeten de normale procedures worden gevolgd. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? Geen beperking. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Voor lokale herstellingen (onbevaarbare waterlopen) geldt de volgende verfijning: 1° binnen SBZ, VEN, gewestplanbestemmingen groen en bos is alleen normaal onderhoud mogelijk als het gaat om herstelwerken ter hoogte van kunstwerken en infrastructuur (bruggen) met een maximum te herstellen lengte van 50 m; 2° buiten SBZ, VEN en gewestplanbestemmingen groen en bos wordt dat als normaal onderhoud beschouwd; Voor noodherstellingswerken (bevaarbare waterlopen) is er geen beperking op basis van gewestplanbestemming. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Lokale oeverherstellingen van onbevaarbare waterlopen gebeuren volgens NTMB-principes (waar mogelijk ″zachte″ oeververdediging; als er geen alternatieven zijn kan een ″hardere″ variant). Wanneer waterlooptrajecten van onbevaarbare waterlopen grotendeels worden drooggelegd door afdamming tijdens herstelwerkzaamheden, moeten visreddingen worden uitgevoerd. Dit wordt niet beschouwd als normaal onderhoud. In dergelijk geval dient een natuurvergunning te worden aangevraagd. Het noodherstel van talud- of oeverinrichting langs bevaarbare waterlopen gebeurt in de oorspronkelijke toestand, of met een natuurvriendelijker alternatief.

54159

54160



54161

54162


1 Deze formulering wordt hier gebruikt omdat soms de gewestplanbestemming van de ene oever kan verschillen van die op de tegenoverliggende oever. Als op één van beide of op beide oevers een groene gewestplanbestemming voorkomt, is de gebiedsgerichte afweging van toepassing. 2 ANB (2014). Technisch vademecum beheer invasieve uitheemse planten. ISBN: 9789082033847. Brussel, 272p. Beschikbaar op www.natuurenbos.be. 3 4

Decreet houdende ruimingen van onbevaarbare waterlopen (Belgisch Staatsblad 15 juli 1983)

Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012: Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 tot vaststelling van een code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. Brussel, 10 juli 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C − 2015/35966] 10 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement flamand fixant un code de bonne pratique naturelle pour la gestion de cours d’eau, tel que visé à l’article 14, § 2, du décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel, notamment l’article 14, § 2, remplacé par le décret du 30 avril 2009 ; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 10 mars 2014 ; Vu l’avis 2015/11 du Conseil Mina, donné le 21 mai 2015 ; Vu l’avis 57.650/1 du Conseil d’Etat, donné le 3 juillet 2015, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973 ; Considérant que le code qui est fixé par le présent arrêté doit contribuer à ce que la gestion tant des cours d’eau navigables que des cours d’eau innavigables puisse être exécutée d’une manière plus efficace et plus raffinée au niveau zonal, obtenant ainsi une meilleure harmonisation, tant en ce qui concerne la faisabilité pratique qu’en ce qui concerne la protection de valeurs naturelles vulnérables ; Sur la proposition de la Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture ; Après délibération, Arrête : Article 1er. Le code de bonne pratique naturelle, portant le titre « Code de bonne pratique naturelle pour la gestion de cours d’eau, tel que visé à l’article 14, § 2, du décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel », repris dans l’annexe qui est jointe au présent arrêté, est fixé. Art. 2. Le code de bonne pratique naturelle porte sur la gestion de cours d’eau d’une manière qui limite au maximum les dommages apportés à la nature dans cet habitat. Des activités de gestion qui sont exécutées conformément au code peuvent être considérées comme des travaux d’entretien normaux tels que visés à l’article 13, § 6, 4°, du décret du 21 octobre 1997 concernant la conservation de la nature et le milieu naturel. Art. 3. Le code de bonne pratique naturelle porte sur l’ensemble de la Région flamande. Art. 4. La Ministre flamande ayant l’aménagement rural et la conservation de la nature dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 10 juillet 2015. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture, J. SCHAUVLIEGE

* VLAAMSE OVERHEID [C − 2015/36021] 17 JULI 2015. — Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de pre-waarborgregeling in het basisonderwijs De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; Gelet op het decreet betreffende het basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op de artikelen 163 en 172ter; Gelet op het voorstel van de commissie voor het Gemeenschapsonderwijs, gegeven op 29 juni 2015; Gelet op het voorstel van de commissie voor het officieel gesubsidieerd onderwijs, gegeven op 25 juni 2015; Gelet op het voorstel van de commissie voor het vrij gesubsidieerd onderwijs, gegeven op 23 juni 2015; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 juli 2015; Gelet op protocol nr. 18 van 10 juli 2015 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs; Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1; Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

54163

54164

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat de betrokken scholen en personeelsleden duidelijkheid moeten krijgen over de toegekende lestijden en uren voor 1 september 2015; Overwegende de mededeling aan de Vlaamse Regering betreffende de pre-waarborgregeling basisonderwijs ter uitvoering van het decreet van 21 maart 2014 betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften op 5 juni 2015; Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs; Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. — Autonome bepalingen Artikel 1. Er worden extra lestijden en extra uren toegewezen aan de volgende scholen voor buitengewoon basisonderwijs op voorstel van de commissies per onderwijsnet, vermeld in artikel 4, § 4, van het decreet van 3 juli 2015 houdende diverse bepalingen onderwijs: 1° voor het Gemeenschapsonderwijs: de scholen, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd; 2° voor het officieel gesubsidieerd onderwijs: de scholen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd; 3° voor het vrij gesubsidieerd onderwijs: de scholen, vermeld in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 2. — Prestatieregeling van het personeel Art. 2. § 1. In afwijking van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 betreffende de opdracht van het personeel in het basisonderwijs geldt voor het onderwijzend, het paramedisch personeel, het medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel dat voltijds aangesteld wordt tijdens het schooljaar 20152016 in het tijdelijke project van de pre-waarborgregeling in het buitengewoon basisonderwijs, een hoofdopdracht van 22 lestijden en een schoolopdracht van 26 klokuren. § 2. De hoofdopdracht zoals bedoeld in paragraaf 1 bestaat uit het ondersteunen van het onderwijzend personeel in het gewoon basisonderwijs zoals voorzien in het project zoals bepaald in hoofdstuk XI afdeling 3 van decreet betreffende het basisonderwijs van 25 februari 1997. § 3. De tijd nodig voor professionalisering, overleg en samenwerking, coördinatietaken en dienstverplaatsingen, maakt deel uit van de in paragraaf 1 bedoelde schoolopdracht. HOOFDSTUK 3. — Slotbepalingen Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2015. Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 17 juli 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS

Bijlage 1. De scholen, vermeld in artikel 1, 1° De volgende scholen van het Gemeenschapsonderwijs krijgen extra lestijden en extra uren toegewezen: 1° Medisch pedagogisch instituut - De Kaproenen (3509), Kaproenhof 32, 8200 Sint-Michiels: 52 lestijden en 80 uren; 2° Medisch pedagogisch instituut - Sterrebos (3574), Bornstraat 52, 8800 Rumbeke: 78 lestijden en 80 uren; 3° Basisschool voor buitengewoon onderwijs - De Brug (3624), Koebrugstraat 7, 9420 Erpe: 78 lestijden en 120 uren; 4° Medisch pedagogisch instituut - Kompas (3392), Eekhoornstraat 1, 9100 Sint-Niklaas: 78 lestijden en 120 uren; 5° Basisschool voor buitengewoon onderwijs - Lentekind (3319), Karel Keymolenstraat 35_B, 1750 Lennik: 104 lestijden en 120 uren; 6° Basisschool voor buitengewoon onderwijs - Woudlucht (3401), Prosperdreef 3, 3001 Heverlee: 78 lestijden en 120 uren; 7° Basisschool voor buitengewoon onderwijs - Groenlaar (3384), Predikherenhoevestraat 31, 2840 Reet: 104 lestijden en 149 uren; 8° Basisschool voor buitengewoon onderwijs - Wilgenduin (3335), Vogelenzangstraat 115, 2920 Kalmthout: 104 lestijden en 120 uren; 9° Medisch pedagogisch instituut - De Mast (3368), Pater Damiaanstraat 10, 2460 Kasterlee: 86 lestijden en 120 uren; 10° Medisch pedagogisch instituut - De Dageraad (3467), Tapstraat 12, 3720 Kortessem: 78 lestijden en 80 uren. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015 betreffende de pre-waarborgregeling in het basisonderwijs. Brussel, 17 juli 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 2. De scholen, vermeld in artikel 1, 2° De volgende scholen van het officieel gesubsidieerd onderwijs krijgen extra lestijden en extra uren toegewezen: 1° Gemeentelijke lagere school voor buitengewoon onderwijs – Oase (25411), De Bavaylei 130, 1800 Vilvoorde: 44 lestijden en 15 uren; 2° Gemeentelijke lagere school voor buitengewoon onderwijs – Parkschool (25916), Geldenaaksebaan 18, 3001 Leuven: 44 lestijden en 30 uren; 3° Gemeentelijke lagere school voor buitengewoon onderwijs – ‘t Schakeltje (26161), Borreshoefstraat 10, 3650 Dilsen-Stokkem: 44 lestijden en 15 uren; 4° Provinciale lagere school voor buitengewoon onderwijs – De Zeppelin (130237), Assenedesteenweg 78, 9060 Zelzate: 30 lestijden en 6 uren; 5° Gemeentelijke basisschool voor buitengewoon onderwijs – De Klimop (26625), Theophiel Toyeplein 9, 8550 Zwevegem: 44 lestijden en 30 uren; 6° Gemeentelijke basisschool voor buitengewoon onderwijs – Kasterlinden (25271), Dilbeekstraat 1, 1082 SintAgatha-Berchem: 44 lestijden en 30 uren; 7° Gemeentelijke lagere school voor buitengewoon onderwijs – De Leerexpert (25528), August Leyweg 14, 2020 Antwerpen: 44 lestijden en 30 uren; 8° Gemeentelijke basisschool voor buitengewoon onderwijs – De Zonnepoort (26906), Sint-Lievenspoortstraat 2, 9000 Gent: 66 lestijden en 30 uren; 9° Gemeentelijke basisschool voor buitengewoon onderwijs - GIBLO (25701), Schransdriesstraat 47, 2340 Beerse: 44 lestijden en 30 uren. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015 betreffende de pre-waarborgregeling in het basisonderwijs. Brussel, 17 juli 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS

Bijlage 3. De scholen, vermeld in artikel 1, 3° De volgende scholen van het het vrij gesubsidieerd onderwijs krijgen extra lestijden en extra uren toegewezen: 1° Vrije basisschool voor buitengewoon onderwijs – Levensblij (27128), Galgestraat 2, 9700 Oudenaarde: 110 lestijden en 99 uren; 2° Vrije lagere school voor buitengewoon onderwijs – Korenbloem (26849), Korenbloemstraat 17, 9000 Gent: 90 lestijden en 72 uren; 3° Vrije lagere school voor buitengewoon onderwijs – Don Bosco (27011), Bergemeersenstraat 106, 9300 Aalst: 110 lestijden en 72 uren; 4° Vrije lagere school voor buitengewoon onderwijs – Klimop (26351), Pluimstraat 22, 8600 Diksmuide: 110 lestijden en 72 uren; 5° Vrije lagere school voor buitengewoon onderwijs – De Klimrank (26773), Deken De Bolaan 2, 8970 Poperinge: 88 lestijden en 72 uren; 6° Vrije basisschool voor buitengewoon onderwijs – Heilig Hartschool (26476), Clivialaan 9, 8400 Oostende: 110 lestijden en 72 uren; 7° Vrije basisschool voor buitengewoon onderwijs – Sint-Martinusschool (26112), E. Van Dorenlaan 145, 3600 Genk: 110 lestijden en 102 uren; 8° Vrije basisschool voor buitengewoon onderwijs – De Brug (26294), Maasheide 17, 3580 Beringen: 88 lestijden en 72 uren; 9° Vrije basisschool voor buitengewoon onderwijs – St.-Elisabethschool (26096), Steenovenstraat 20 A, 3990 Peer (Wijchmaal): 88 lestijden en 72 uren; 10° Vrije basisschool voor buitengewoon onderwijs – Ter Elst (25783), Zandstraat 30, 2570 Duffel: 88 lestijden en 72 uren; 11° Vrije basisschool voor buitengewoon onderwijs – Windekind (25891), Schapenstraat 98, 3000 Leuven: 110 lestijden en 72 uren. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015 betreffende de pre-waarborgregeling in het basisonderwijs. Brussel, 17 juli 2015. De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Onderwijs, H. CREVITS

54165

54166

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C − 2015/36021] 17 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement flamand relatif au pré-régime de garanties dans l’enseignement fondamental Le Gouvernement flamand, Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, notamment l’article 20, modifié par la loi spéciale du 16 juillet 1993 ; Vu le décret du 25 février 1997 relatif à l’enseignement fondamental, notamment les articles 163 et 172ter ; Vu la proposition de la commission de l’Enseignement communautaire, faite le 29 juin 2015 ; Vu la proposition de la commission de l’enseignement officiel subventionné, faite le 25 juin 2015 ; Vu la proposition de la commission de l’enseignement libre subventionné, faite le 23 juin 2015 ; Vu l’accord de la Ministre flamande ayant le budget dans ses attributions, donné le 3 juillet 2015 ; Vu le protocole n° 18 du 10 juillet 2015 portant les conclusions des négociations menées en réunion commune du Comité sectoriel X, de la sous-section « Communauté flamande » de la section 2 du Comité des services publics provinciaux et locaux et du comité coordinateur de négociation, visé au décret du 5 avril 1995 portant création de comités de négociation dans l’enseignement libre subventionné ; Vu les lois sur le Conseil d’État, coordonnées le 12 janvier 1973, article 3, § 1er ; Vu l’urgence ; Considérant que les écoles et membres du personnel concernés doivent pouvoir obtenir avant le 1er septembre 2015 de la clarté quant aux périodes de cours attribuées ; Considérant la communication du 5 juin 2015 faite au Gouvernement flamand relative au pré-régime de garanties dans l’enseignement fondamental, en exécution du décret du 21 mars 2014 ; Sur la proposition de la Ministre flamande de l’Enseignement ; Après délibération, Arrête : CHAPITRE 1er. — Dispositions autonomes Article 1er. Des périodes supplémentaires et des heures supplémentaires sont attribuées aux suivantes écoles d’enseignement fondamental spécial, sur la proposition des commissions par réseau d’enseignement, visées à l’article 4, § 4, du décret du 3 juillet 2015 portant diverses dispositions relatives à l’enseignement : 1° pour l’Enseignement communautaire : les écoles visées à l’annexe 1re, jointe au présent arrêté ; 2° pour l’enseignement officiel subventionné : les écoles visées à l’annexe 2, jointe au présent arrêté ; 3° pour l’enseignement libre subventionné : les écoles visées à l’annexe 3, jointe au présent arrêté. CHAPITRE 2. — Régime des prestations du personnel Art. 2. § 1er. Par dérogation aux dispositions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 17 juin 1997 relatif à la charge du personnel dans l’enseignement fondamental, une charge principale de 22 périodes de cours et une charge scolaire de 26 heures d’horloge s’appliquent au personnel enseignant, paramédical, médical, social, psychologique et orthopédagogique qui, pendant l’année scolaire 2015-2016, est désigné à temps plein au projet temporaire du pré-régime de garanties dans l’enseignement fondamental spécial. § 2. La charge principale telle que visée au paragraphe 1er consiste dans l’appui au personnel enseignant dans l’enseignement fondamental ordinaire, tel que prévu dans le projet visé au chapitre XI, section 3, du décret du 25 février 1997 relatif à l’enseignement fondamental. § 3. Le temps nécessaire pour la professionnalisation, la concertation et la coopération, des tâches de coordination et des déplacements de service, fait partie de la charge scolaire visée au paragraphe 1er. CHAPITRE 3. — Dispositions finales Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2015. Art. 4. Le Ministre flamand qui a l’enseignement dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 17 juillet 2015. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand G. BOURGEOIS La Ministre flamande de l’Enseignement, H. CREVITS


COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2015/29384] 17 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française autorisant la création d’une implantation d’enseignement fondamental spécialisé à Soignies Le Gouvernement de la Communauté française, Vu la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l’enseignement, notamment l’article 24, § 2, 8°; Vu le décret du 3 mars 2004 organisant l’enseignement spécialisé, notamment les articles 185, § 1er, et 196, alinéa 2; Considérant la demande du Pouvoir organisateur de l’école d’enseignement fondamental spécialisé de la Communauté française de Braine-le-Comte d’organiser une implantation d’enseignement fondamental spécialisé sur le site de l’internat annexé à l’établissement; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, donné le 29 juin 2015; Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 10 juillet 2015; Sur la proposition de la Ministre de l’Education; Après délibération, Arrête : Article 1er. Le Gouvernement autorise, par dérogation à l’article 24, § 2, 8° de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l’enseignement et par dérogation aux articles 185, § 1er et 196, alinéa 2, du décret du 3 mars 2004 organisant l’enseignement spécialisé, la création d’une implantation d’enseignement fondamental spécialisé des types 1, 2 et 8, sise Chemin de l’Epinois 61, à 7060 Soignies. Il s’agit d’une implantation du bâtiment principal de l’école « La Roseraie » sise avenue de la Houssière 100, à 7090 Braine-le-Comte. L’autorisation est accordée sous réserve que les normes prévues par le décret du 3 mars 2004 précité soient atteintes. Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2015. Art. 3. La Ministre ayant l’enseignement spécialisé dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 17 juillet 2015. Le Ministre-Président, R. DEMOTTE La Vice-Présidente et Ministre de l’Education, de la Culture et de l’Enfance, Mme J. MILQUET

VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C − 2015/29384] 17 JULI 2015. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende machtiging voor de oprichting van een vestigingsplaats voor gespecialiseerd basisonderwijs te Zinnik De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 24, § 2, 8°; Gelet op het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd onderwijs, inzonderheid op de artikelen 185, § 1, en 196, tweede lid; Gelet op de aanvraag van de inrichtende macht van de school voor gespecialiseerd basisonderwijs van de Franse Gemeenschap te ‘s-Gravenbrakel om een vestigingsplaats in te richten voor het gespecialiseerd basisonderwijs op de site van het internaat verbonden aan de inrichting; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juni 2015; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 10 juli 2015; Op de voordracht van de Minister van Onderwijs; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In afwijking van artikel 24, § 2, 8°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en in afwijking van de artikelen 185, § 1, en 196, tweede lid van het decreet van 3 maart 2004 houdende organisatie van het gespecialiseerd secundair onderwijs, keurt de Regering de oprichting goed van een vestigingsplaats voor gespecialiseerd basisonderwijs van types 1, 2 en 8, gelegen Chemin de l’Epinois 61, te 7060 Zinnik. Het gaat om een vestigingsplaats van het hoofdgebouw van de school « La Roseraie » gelegen avenue de la Houssière 100, te 7090 ‘s-Gravenbrakel. De machtiging wordt toegekend op voorwaarde dat de normen bedoeld in het voornoemde decreet van 3 maart 2004 bereikt worden.

54167

54168

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2015. Art. 3. De Minister van Gespecialiseerd Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 17 juli 2015. De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Onderwijs, Cultuur en Kind, Mevr. J. MILQUET

* MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2015/29398] 17 JULI 2015. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française arrêtant la liste des fonctions touchées par la pénurie pour l’année scolaire 2014-2015 Le Gouvernement de la Communauté française, Vu le décret du 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l’enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française, article 39, 8°; Vu la proposition faite par la Commission interréseau des titres de capacité en sa séance du 6 mai 2015; Après délibération, Arrête : Article 1er. Les fonctions touchées par la pénurie dans l’enseignement de plein exercice organisé par la Communauté française sont les suivantes : 1° Enseignement fondamental : A. En Zone 1 : Bruxelles-Capitale — Instituteur primaire — Maître de seconde langue B.

En Zone 3 : Huy-Waremme — Instituteur primaire — Maître de morale — Maître de seconde langue

C.

En Zone 4 : Liège — Instituteur primaire — Maître de seconde langue

D. En Zone 5 : Verviers — Instituteur primaire — Maître de morale — Maître de seconde langue E.

En Zone 6 : Namur — Instituteur primaire — Maître de morale — Maître de seconde langue

F.

En Zone 7 : Luxembourg — Instituteur primaire — Maître de morale — Maître de seconde langue

G. En Zone 8 : Hainaut occidental — Instituteur primaire — Maître de morale — Maître de seconde langue H. En Zone 9 : Mons-Centre — Instituteur primaire — Maître de morale — Maître de seconde langue I.

En Zone 10 : Charleroi - Hainaut sud — Instituteur primaire — Maître de morale — Maître de seconde langue

2° Enseignement secondaire : A. En zone 1 : Bruxelles

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Langues anciennes B.

En Zone 3 : Huy-Waremme — Professeur de langues anciennes

C.

En Zone 5 : Verviers : — Professeur de langues anciennes

D. En Zone 10 : Charleroi - Hainaut sud — Professeur de langues anciennes 3° Enseignement secondaire du degré inférieur A. En Zone 1 : Bruxelles-Capitale — Professeur de cours généraux français — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux sciences — Professeur de cours spéciaux éducation physique (filles) — Professeur de cours technique menuiserie — Professeur de cours technique hôtellerie - cuisine - salle — Professeur de cours technique et de pratique professionnelle coupecouture B.

En Zone 2 : Brabant wallon — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours d’économie domestique — Professeur de cours généraux de morale — Professeur de cours spéciaux éducation plastique

C.

En Zone 3 : Huy-Waremme — Professeur de langue romane : option espagnol — Professeur de cours généraux français — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique — Personnel auxiliaire d’éducation surveillante - éducatrice d’internat

D. En Zone 4 : Liège — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique E.

En Zone 5 : Verviers — Professeur de langue romane : option espagnol — Professeur de cours généraux français — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique

F.

En Zone 6 : Namur — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux sciences — Professeur d’économie domestique

G. En Zone 7 : Luxembourg — Professeur de cours généraux français — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux sciences — Professeur de cours généraux sciences-économiques — Professeur de Morale — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique H. En Zone 8 : Hainaut occidental — Professeur de cours généraux français — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux sciences-économiques — Professeur de Morale

54169

54170

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD I.

En Zone 9 : Mons - Centre — Professeur de cours généraux français — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux sciences — Professeur de cours généraux sciences-économiques — Professeur de Morale

J.

En Zone 10 : Charleroi - Hainaut sud — Professeur de cours généraux français — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux sciences — Professeur de Morale — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique

4° Enseignement secondaire du degré supérieur A. En Zone 1 : Bruxelles-Capitale — Professeur de cours de mathématiques — Professeur de cours de géographie — Professeur de cours généraux physique — Professeur de cours spéciaux éducation physique (filles) — Professeur de cours technique électricité — Professeur de cours technique hôtellerie - cuisine - salle — Professeur de pratique professionnelle hôtellerie - cuisine - salle B.

En Zone 2 : Brabant wallon — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours spéciaux éducation plastique

C.

En Zone 3 : Huy-Waremme — Professeur de langue romane : option espagnol — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux physique — Professeur de cours généraux sciences-économiques — Professeur de cours spéciaux dessin - éducation plastique — Professeur de cours spéciaux éducation musicale — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique — Personnel auxiliaire d’éducation surveillante - éducatrice d’internat

D. En Zone 4 : Liège — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours spéciaux éducation physique (filles) — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique E.

En Zone 5 : Verviers — Professeur de langue romane : option espagnol — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux physique — Professeur de cours généraux sciences-économiques — Professeur de cours spéciaux dessin - éducation plastique — Professeur de cours spéciaux éducation musicale — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique — Personnel auxiliaire d’éducation surveillante - éducatrice d’internat

F.

En Zone 6 : Namur — Professeur de cours généraux sciences-économiques — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle Economie-domestique — Professeur de langue romane

G. En Zone 7 : Luxembourg — Professeur de langue romane : option espagnol

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux physique — Professeur de cours généraux sciences-économiques — Professeur de cours généraux chimie - biologie — Professeur de cours généraux géographie — Professeur de cours spéciaux dessin - éducation plastique — Professeur de Morale H. En Zone 8 : Hainaut occidental — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux physique — Professeur de cours généraux sciences-économiques I.

En Zone 9 : Mons - Centre — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique — Professeur de cours généraux physique — Professeur de cours généraux sciences-économiques

J.

En Zone 10 : Charleroi - Hainaut sud — Professeur de cours généraux langues germaniques — Professeur de cours généraux mathématique

5° Personnel paramédical A. En Zone 4 : Liège — Infirmière — Kinésithérapeute — Logopède B.

En Zone 6 : Namur — Kinésithérapeute

C.

En Zone 8 : Hainaut occidental — Infirmière — Kinésithérapeute — Logopède

D. En Zone 9 : Mons Centre — Infirmière — Kinésithérapeute — Logopède E.

En Zone 10 : Charleroi - Hainaut sud — Infirmière — Kinésithérapeute — Logopède

Art. 2. Les fonctions touchées par la pénurie dans l’enseignement officiel subventionné sont les suivantes : 1° Enseignement fondamental A. En Région de Bruxelles-Capitale : — Instituteur maternel — Instituteur maternel en immersion (néerlandais) — Instituteur maternel en immersion (langue des signes) — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion (néerlandais) — Instituteur primaire en immersion (langue des signes) — Maître de psychomotricité — Maître de seconde langue (néerlandais) — Maître de cours spéciaux (travail manuel) — Maître spécial d’initiation musicale — Maître de cours spéciaux (éducation physique) — Maître de morale non confessionnelle B.

En province du Brabant wallon : — Instituteur maternel

54171

54172

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Instituteur maternel en immersion — Instituteur maternel en immersion (langue des signes) — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion — Instituteur primaire en immersion (langue des signes) — Maître de seconde langue (néerlandais) — Maître de psychomotricité — Maître de morale non confessionnelle C.

En province du Hainaut : — Instituteur maternel — Instituteur maternel en immersion — Instituteur maternel en immersion (langue des signes) — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion — Instituteur primaire en immersion (langue des signes) — Maître de seconde langue — Maître de cours spéciaux (travail manuel) — Maître de psychomotricité — Psychologue

D. En province de Namur : — Instituteur maternel en immersion — Instituteur maternel en immersion (langue des signes) — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion — Instituteur primaire en immersion (langue des signes) — Maître de seconde langue E.

En province du Luxembourg : — Instituteur maternel en immersion — Instituteur maternel en immersion (langue des signes) — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion — Instituteur primaire en immersion (langue des signes) — Maître de psychomotricité — Maître de seconde langue

F.

En province de Liège : — Instituteur maternel en immersion — Instituteur maternel en immersion (langue des signes) — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion — Instituteur primaire en immersion (langue des signes) — Maître de psychomotricité — Maître de seconde langue

2° Enseignement secondaire de degré inférieur A. En Région de Bruxelles-Capitale et en province du Brabant wallon : — Professeur de cours généraux : français, géographie, histoire, langue moderne anglais, langue moderne néerlandais, mathématique, sciences, physique, sciences économiques, sciences humaines, sciences sociales — Professeur de religion catholique — Professeur de morale non confessionnelle — Professeur de cours spéciaux : dactylographie — Professeur de cours techniques : carrelage-plafonnage, chimie appliquée, cours commerciaux, éducation technologique, électricité, horticulture, informatique, mécanique, salle, sciences appliquées, secrétariatbureautique — Professeur de pratique professionnelle : bois, boulangerie, cuisine, électricité-électronique automobile, horticulture et sylviculture, mécanique, salle B.

En province du Hainaut : — Professeur de cours généraux : français, histoire, langue moderne anglais, langue moderne néerlandais, mathématique, physique, sciences, sciences économiques, sciences humaines, sciences sociales — Professeur de cours spéciaux : dactylographie, éducation musicale, éducation plastique

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Professeur de cours techniques : cours commerciaux, vente, étalage, couverture, éducation technologique, électricité, horticulture, informatique, mécanique, restauration, salle, sciences appliquées, sciences sociales appliquées, secrétariat-bureautique, arts plastiques — Professeur de pratique professionnelle : bois, électricité, horticulture, salle, soudage, vente, étalage, ferronnerie — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : économie domestique, photographie, sérigraphie — Professeur de morale non confessionnelle — Professeur de religion catholique C.

En provinces de Namur et de Luxembourg : — Professeur de cours techniques : agriculture, mécanique agricole, horticole et sylvicole, bois, vente, restauration, électricité — Professeur de pratique professionnelle : agriculture, mécanique agricole, horticole et sylvicole, bois, vente, restauration, électricité

D. En province de Liège — Professeur de cours généraux : français, histoire, langue moderne anglais, langue moderne néerlandais, mathématique, sciences, sciences économiques, sciences humaines, sciences sociales — Professeur de cours spéciaux : dactylographie, éducation plastique — Professeur de cours techniques : cours commerciaux, couverture, éducation technologique, électricité, horticulture, informatique, mécanique, restauration, salle, sciences appliquées, sciences sociales appliquées, secrétariat-bureautique — Professeur de pratique professionnelle : bois, électricité, horticulture, salle, soudage — Professeur de cours techniques et de pratique professionnelle : économie domestique — Professeur de morale non confessionnelle — Professeur de religion catholique 3° Enseignement secondaire de degré supérieur A. En Région de Bruxelles-Capitale et en province du Brabant wallon : — Professeur de cours généraux : français, géographie, histoire, langue moderne anglais, langue moderne néerlandais, mathématique, sciences, biologie, chimie, physique, sciences économiques, sciences humaines — Professeur de religion catholique — Professeur de religion protestante — Professeur de cours spéciaux : dactylographie — Professeur de cours techniques : carrosserie, chimie appliquée, communication, comptabilité, cours commerciaux, diététique, électricité, imprimerie, informatique, puériculture, salle, sciences appliquées, secrétariat-bureautique, soins infirmiers — Professeurs de pratique professionnelle : boulangerie-pâtisserie, carrosserie, cuisine, horticulture, mécanique, menuiserie, salle B.

En province du Hainaut : — Professeur de cours généraux : français, histoire, langue moderne anglais, langue moderne néerlandais, mathématique, géographie, sciences, sciences économiques, sciences humaines — Professeur de cours spéciaux : éducation musicale, publicité — Professeur de cours techniques : arts graphiques, coiffure, comptabilité, construction, mathématique appliquée, mécanique, psychologie, publicité, sciences appliquées, secrétariat-bureautique, soins infirmiers, techniques éducatives — Professeur de pratique professionnelle : électricité, vente, étalage, restauration, salle, puériculture, soins infirmiers — Professeur de religion catholique

C.

En provinces de Namur et du Luxembourg : — Professeur de cours techniques : agriculture, mécanique agricole, horticole et sylvicole, vente, restauration, soins infirmiers — Professeur de pratique professionnelle : agriculture, mécanique agricole, horticole et sylvicole, vente, restauration, soins infirmiers

D. En province de Liège — Professeur de cours généraux : français, histoire, langue moderne anglais, langue moderne néerlandais, mathématique, sciences, sciences économiques, sciences humaines — Professeur de cours techniques : arts graphiques, coiffure, comptabilité, construction, mathématique appliquée, mécanique, psychologie, publicité, sciences appliquées, secrétariat-bureautique, soins infirmiers, techniques éducatives — Professeur de pratique professionnelle : électricité, puériculture, soins infirmiers — Professeur de religion catholique 4° Enseignement artistique à horaire réduit (pour l’ensemble des provinces) 1) Domaine des arts plastiques, visuels et de l’espace : — Professeur des métiers d’art pour la spécialité suivante : « Conservation et restauration d’oeuvres et d’objets d’arts »

54173

54174

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Professeur des arts du feu pour la spécialité suivante : « Céramique » 2) Domaine de la musique : — Professeur de formation musicale — Professeur de formation instrumentale, d’instruments classiques pour chacune des spécialités suivantes : « Guitare et guitare d’accompagnement » « Percussions » 3) Domaine des arts de la parole et du théâtre — Professeur de diction - déclamation 4) Domaine de la danse — Professeur de danse classique — Professeur de danse contemporaine Art. 3. Les fonctions touchées par la pénurie dans l’enseignement libre subventionné sont les suivantes : 1° Enseignement fondamental A. En région de Bruxelles-Capitale : — Instituteur maternel — Maître de psychomotricité — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion (néerlandais) — Maître de seconde langue (néerlandais) B.

En province du Brabant wallon : — Instituteur maternel — Maître de seconde langue (néerlandais)

C.

En province du Hainaut : — Instituteur maternel — Instituteur primaire. — Maître de seconde langue — Maître de religion catholique

D. En province de Namur : — Instituteur maternel en immersion — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion — Maître de seconde langue E.

En province du Luxembourg : — Instituteur maternel en immersion — Instituteur primaire — Instituteur primaire en immersion — Maître de seconde langue

2° Enseignement secondaire de degré inférieur A. En Région de Bruxelles-Capitale : — Professeur de cours généraux : langues germaniques, mathématique, français, sciences — Professeur de cours techniques des secteurs Industrie, Construction-Bois, Economie et Services aux personnes — Professeur de pratique professionnelle des secteurs Industrie, Construction-Bois, Economie et Services aux personnes B.

En province du Hainaut : — Professeur de cours généraux : français, langues germaniques, mathématique, sciences, sciences économiques — Professeur de cours spéciaux : dactylographie, éducation plastique - Professeur de cours techniques : cours commerciaux, couverture, éducation technologique, électricité, horticulture, informatique, mécanique, restauration, salle, sciences appliquées, sciences sociales appliquées — Professeur de pratique professionnelle : bois, électricité, horticulture, salle, soudage — Professeur de cours technique et pratique professionnelle : économie domestique — Professeur de religion catholique — Professeur de morale non confessionnelle — Professeur de langues anciennes

C.

En province de Namur : — Professeur de cours généraux : langues germaniques — Professeur de cours spécialisés : éducation plastique, éducation musicale — Professeur de cours techniques : mécanique, électricité, électromécanique et horticulture — Professeur de pratique professionnelle : mécanique, électricité, électromécanique et horticulture

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 3° Enseignement secondaire de degré supérieur A. En Région de Bruxelles-Capitale : — Professeur de cours généraux : langues germaniques, mathématique, géographie — Professeur de cours techniques des secteurs Industrie, Construction Bois, Economie et Services aux personnes — Professeur de pratique professionnelle des secteurs Industrie, Construction-Bois, Economie et Services aux personnes B.

En province du Hainaut : — Professeur de cours généraux : français, langues germaniques, mathématique, sciences, géographie, sciences économiques — Professeur de cours techniques : arts graphiques, coiffure, comptabilité, construction, mathématique appliquée, mécanique, psychologie, publicité, sciences appliquées, économie domestique, secrétariatbureautique, soins infirmiers, techniques éducatives — Professeur de pratique professionnelle : électricité, puériculture, soins infirmiers — Professeur de langues anciennes

C.

En province de Namur : — Professeur de cours généraux : langues germaniques — Professeur de cours techniques : puériculture — Professeur de pratique professionnelle : puériculture.

Bruxelles, le 17 juillet 2015. Le Ministre-Président, R. DEMOTTE La Vice-Présidente et Ministre de l’Education, de la Culture et de l’Enfance, Mme J. MILQUET

VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C − 2015/29398] 17 JULI 2015. — Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de lijst van de ambten die een schaarste kennen voor het schooljaar 2014-2015 De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs, artikel 39, 8°; Gelet op het voorstel van de netoverschrijdende commissie voor de bekwaamheidsbewijzen, gedaan bij haar vergadering van 6 mei 2015; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De ambten getroffen door de schaarste in het onderwijs met volledig leerplan georganiseerd door de Franse Gemeenschap zijn de volgende : 1° Basisonderwijs : A. Zone 1 : Brussel-Hoofdstad : — Leraar lager onderwijs — Leermeester tweede taal B.

Zone 3 : Hoei-Borgworm : — Leraar lager onderwijs — Leermeester zedenleer — Leermeester tweede taal

C.

Zone 4 : Luik : — Leraar lager onderwijs — Leermeester tweede taal

D. Zone 5 : Verviers : — Leraar lager onderwijs — Leermeester zedenleer — Leermeester tweede taal E.

Zone 6 : Namen : — Leraar lager onderwijs — Leermeester zedenleer — Leermeester tweede taal

F.

Zone 7 : Luxemburg :

54175

54176

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Leraar lager onderwijs — Leermeester zedenleer — Leermeester tweede taal G. Zone 8 : West-Henegouwen : — Leraar lager onderwijs — Leermeester zedenleer — Leermeester tweede taal H. Zone 9 : Bergen - Centrum — Leraar lager onderwijs — Leermeester zedenleer — Leermeester tweede taal I.

Zone 10 : Charleroi – Zuid-Henegouwen — Leraar lager onderwijs — Leermeester zedenleer — Leermeester tweede taal.

2° Secundair onderwijs : A. Zone 1 : Brussel : oude talen B. Zone 3 : Hoei – Borgworm : Leraar oude talen C Zone 5 : Verviers : Leraar oude talen D. Zone 10 : Charleroi – Zuid-Henegouwen : Leraar oude talen 3° Lager secundair onderwijs : A. Zone 1 : Brussel-Hoofdstad : — Leraar algemene vakken Frans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Wetenschappen — Leraar bijzondere vakken lichamelijke Opvoeding (meisjes) — Leraar technische vakken schrijnwerk — Leraar technische vakken hotelbedrijf - keuken - zaal; — Leraar technische vakken en beroepspraktijk snit-naad B.

Zone 2 : Waals-Brabant : — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar vak huishoudkunde — Leraar algemene vakken zedenleer — Leraar algemene vakken plastische opvoeding

C.

Zone 3 : Hoei - Borgworm : — Leraar Romaanse taal : optie Spaans — Leraar algemene vakken Frans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde — Hulpopvoedend personeel toezichtster – opvoedster van een internaat

D. Zone 4 : Luik : — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde E.

Zone 5 : Verviers : — Leraar Romaanse taal : optie Spaans — Leraar algemene vakken Frans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde

F.

Zone 6 : Namen : — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Wetenschappen — Leraar huishoudkunde

G. Zone 7 : Luxemburg :

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Leraar algemene vakken Frans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Wetenschappen — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen — Leraar zedenleer — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde H. Zone 8 : West-Henegouwen : — Leraar algemene vakken Frans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen — Leraar zedenleer I.

Zone 9 : Bergen - Centrum — Leraar algemene vakken Frans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Wetenschappen — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen — Leraar zedenleer

J.

Zone 10 : Charleroi – Zuid-Henegouwen — Leraar algemene vakken Frans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Wetenschappen — Leraar zedenleer — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde

4° Hoger secundair onderwijs : A. Zone 1 : Brussel-Hoofdstad : — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Aardrijkskunde — Leraar algemene vakken Fysica — Leraar bijzondere vakken lichamelijke opvoeding (meisjes) — Leraar technische vakken elektriciteit — Leraar technische vakken hotelbedrijf – keuken zaal — Leraar beroepspraktijk hotelbedrijf – keuken zaal B.

Zone 2 : Waals Brabant — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar bijzondere vakken plastische opvoeding

C.

Zone 3 : Hoei - Borgworm : — Leraar Romaanse taal : Spaans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Fysica — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen — Leraar bijzondere vakken tekening - plastische opvoeding — Leraar bijzondere vakken muziekopvoeding — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde — Hulpopvoedend personeel toezichtster – opvoedster van een internaat

D. Zone 4 : Luik : — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar bijzondere vakken lichamelijke opvoeding (meisjes) — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde E.

Zone 5 : Verviers : — Leraar Romaanse taal : Spaans — Leraar algemene vakken Germaanse talen

54177

54178

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Fysica — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen — Leraar bijzondere vakken tekening - plastische opvoeding — Leraar bijzondere vakken muziekopvoeding — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde — Hulpopvoedend personeel toezichtster – opvoedster van een internaat F.

Zone 6 : Namen : — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen — Leraar technische vakken en beroepspraktijk huishoudkunde — Leraar algemene vakken Romaanse taal

G. Zone 7 : Luxemburg : — Leraar Romaanse taal : optie Spaans — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Fysica — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen — Leraar algemene vakken Chemie-Biologie — Leraar algemene vakken Aardrijkskunde — Leraar bijzondere vakken tekening - plastische opvoeding — Leraar zedenleer H. Zone 8 : West-Henegouwen : — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Fysica — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen I.

Zone 9 : Bergen - Centrum — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde — Leraar algemene vakken Fysica — Leraar algemene vakken Economische wetenschappen

J.

Zone 10 : Charleroi – Zuid-Henegouwen — Leraar algemene vakken Germaanse talen — Leraar algemene vakken Wiskunde

5° Paramedisch personeel A. Zone 4 : Luik : — Verpleegster — Kinesitherapeut — Logopedist B.

Zone 6 : Namen : — Kinesitherapeut

C.

Zone 8 : West-Henegouwen : — Verpleegster — Kinesitherapeut — Logopedist

D. Zone 9 : Bergen – Centrum — Verpleegster — Kinesitherapeut — Logopedist. E.

Zone 10 : Charleroi – Zuid-Henegouwen — Verpleegster — Kinesitherapeut — Logopedist

Art. 2. De ambten getroffen door de schaarste in het gesubsidieerd officieel onderwijs zijn de volgende : 1° Basisonderwijs : A. In Brussel-Hoofdstad : — Kleuteronderwijzer

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs (Nederlands) — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leraar lager onderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs (Nederlands) — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leermeester psychomotoriek — Leermeester tweede taal (Nederlands) — Leermeester bijzondere vakken (handarbeid) — Bijzonder leermeester Initiatie tot de muziek — Leermeester bijzondere vakken (lichamelijke opvoeding) — Leermeester niet-confessionele zedenleer B.

In de Provincie Waals-Brabant : — Kleuteronderwijzer — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leraar lager onderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leermeester tweede taal (Nederlands) — Leermeester psychomotoriek — Leermeester niet-confessionele zedenleer

C.

In de provincie Henegouwen : — Kleuteronderwijzer — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leraar lager onderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leermeester tweede taal — Leermeester bijzondere vakken (handarbeid) — Leermeester psychomotoriek — Psycholoog

D. In de Provincie Namen — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leraar lager onderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leermeester tweede taal E.

In de provincie Luxemburg — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leraar lager onderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leermeester psychomotoriek — Leermeester tweede taal

F.

In de provincie Luik — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leraar lager onderwijs

54179

54180

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs (Gebarentaal) — Leermeester psychomotoriek — Leermeester tweede taal 2° Lager secundair onderwijs : A. In Brussel-Hoofdstad en in de provincie Waals-Brabant : — Leraar algemene vakken : Frans, aardrijkskunde, geschiedenis, moderne taal Engels, moderne taal Nederlands, wiskunde, wetenschappen, fysica, economische wetenschappen, menswetenschappen, sociale wetenschappen — Leraar katholieke godsdienst — Leraar niet-confessionele zedenleer — Leraar bijzondere vakken : dactylografie — Leraar technische vakken : betegelen-plafonnering, toegepaste chemie, handelsvakken, technologische opvoeding, elektriciteit, tuinbouw, informatica, mechanica, zaal, toegepaste wetenschappen, secretariaatbureautica — Leraar beroepspraktijk : hout, bakkerij, kookkunst, elektriciteit - auto-elektronica, tuinbouw en bosbouw, mechanica, zaal B.

In de Provincie Henegouwen : — Leraar algemene vakken : Frans, geschiedenis, moderne taal Engels, moderne taal Nederlands, wiskunde, fysica, wetenschappen, economische wetenschappen, menswetenschappen, sociale wetenschappen — Leraar bijzondere vakken : dactylografie, muziekopvoeding, plastische opvoeding — Leraar technische vakken : handelsvakken, verkoop, uitstalraam, dakbedekking, technologische opvoeding, elektriciteit, tuinbouw, informatica, mechanica, restauratie, zaal, toegepaste wetenschappen, toegepaste sociale wetenschappen, secretariaat-bureautica, plastische kunsten — Leraar beroepspraktijk : hout, elektriciteit, tuinbouw, zaal, lassen, verkoop, uitstalraam, ijzerwerk — Leraar technische vakken en beroepspraktijk : huishoudkunde, fotografie, serigrafie — Leraar niet-confessionele zedenleer — Leraar katholieke godsdienst

C.

In de provincies Namen en Luxemburg — Leraar technische vakken : landbouwkunde, landbouw-, tuinbouw- en bosbouwmechanica, hout, verkoop, restauratie, elektriciteit — Leraar beroepspraktijk : landbouwkunde, landbouw-, tuinbouw- en bosbouwmechanica, hout, verkoop, restauratie, elektriciteit

D. In de provincie Luik — Leraar algemene vakken : Frans, geschiedenis, moderne taal Engels, moderne taal Nederlands, wiskunde, wetenschappen, economische wetenschappen, menswetenschappen, sociale wetenschappen — Leraar bijzondere vakken : dactylografie, plastische opvoeding — Leraar technische vakken : handelsvakken, dakbedekking, technologische opvoeding, elektriciteit, tuinbouw, informatica, mechanica, restauratie, zaal, toegepaste wetenschappen, toegepaste sociale wetenschappen, secretariaat-bureautica — Leraar beroepspraktijk : hout, elektriciteit, tuinbouw, zaal, lassen — Leraar technische vakken en beroepspraktijk : huishoudkunde — Leraar niet-confessionele zedenleer — Leraar katholieke godsdienst 3° Hoger secundair onderwijs : A. In Brussel-Hoofdstad en in de provincie Waals-Brabant : — Leraar algemene vakken : Frans, aardrijkskunde, geschiedenis, moderne taal Engels, moderne taal Nederlands, wiskunde, wetenschappen, biologie, chemie, fysica, economische wetenschappen, menswetenschappen — Leraar katholieke godsdienst — Leraar protestantse godsdienst — Leraar bijzondere vakken : dactylografie — Leraar technische vakken : carrosserie, toegepaste chemie, communicatie, boekhouding, handelsvakken, dieetleer, elektriciteit, drukkunst, informatica, kinderverzorging, zaal, toegepaste wetenschappen, secretariaat-bureautica, verpleegzorg — Leraar beroepspraktijk : brood- en banketbakkerij, carrosserie, kookkunst, tuinbouw, mechanica, schrijnwerk, zaal

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD B.

In de provincie Henegouwen : — Leraar algemene vakken : Frans, geschiedenis, moderne taal Engels, moderne taal Nederlands, wiskunde, aardrijkskunde, wetenschappen, economische wetenschappen, menswetenschappen — Leraar bijzondere vakken : muziekopvoeding, reclame — Leraar technische vakken : grafische kunst, kapper, boekhouding, bouwkunde, toegepaste wiskunde, mechanica, psychologie, reclame, toegepaste wetenschappen, secretariaat-bureautica, verpleegzorg, educatieve technieken — Leraar beroepspraktijk : elektriciteit, verkoop, uitstalraam, restauratie, zaal, kinderverzorging, verpleegzorg — Leraar katholieke godsdienst

C.

In de provincies Namen en Luxemburg — Leraar technische vakken : landbouwkunde, landbouw-, tuinbouw- en bosbouwmechanica, verkoop, restauratie, verpleegzorg — Leraar beroepspraktijk : landbouwkunde, landbouw-, tuinbouw- en bosbouwmechanica, verkoop, restauratie, verpleegzorg

D. In de provincie Luik — Leraar algemene vakken : Frans, geschiedenis, moderne taal Engels, moderne taal Nederlands, wiskunde, wetenschappen, economische wetenschappen, menswetenschappen — Leraar technische vakken : grafische kunst, kapper, boekhouding, bouwkunde, toegepaste wiskunde, mechanica, psychologie, reclame, toegepaste wetenschappen, secretariaat-bureautica, verpleegzorg, opvoedingstechnieken — Leraar beroepspraktijk : elektriciteit, kinderverzorging, verpleegzorg — Leraar katholieke godsdienst 4° Kunstonderwijs met beperkt leerplan (voor alle provincies) 1)

Gebied van de plastische, visuele en ruimtekunsten — Leraar kunstbetrekkingen voor de volgende specialiteit : “Behoud en restauratie van kunstwerken en –voorwerpen” — Leraar vuurkunsten voor de volgende specialiteit : “Keramiek”

2)

Gebied van de muziek — Leraar muziekopleiding — Leraar instrumentopleiding, klassieke instrumenten voor elk van de volgende specialiteiten : “Gitaar en begeleidingsgitaar” en “Slagwerk”

3) 4)

Gebied van de spreek- en theaterkunsten : Spraakleraar – declamatie Gebied van de dans — Leraar klassieke dans — Leraar hedendaagse dans

Art. 3. De ambten getroffen door de schaarste in het gesubsidieerd vrij onderwijs zijn de volgende : 1° Basisonderwijs : A. In Brussel-Hoofdstad : — Kleuteronderwijzer — Leermeester psychomotoriek — Leraar lager onderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs (Nederlands) — Leermeester tweede taal (Nederlands) B.

In de Provincie Waals-Brabant : — Kleuteronderwijzer — Leermeester tweede taal (Nederlands)

C.

In de Provincie Henegouwen : — Kleuteronderwijzer — Leraar lager onderwijs — Leermeester tweede taal — Leermeester katholieke godsdienst

D. In de Provincie Namen : — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs — Leraar lager onderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs — Leermeester tweede taal

54181

54182

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD E.

In de Provincie Luxemburg — Kleuteronderwijzer taalbadonderwijs — Leraar lager onderwijs — Leraar lager onderwijs taalbadonderwijs — Leermeester tweede taal

2° Lager secundair onderwijs : A. In Brussel-Hoofdstad : — Leraar algemene vakken : Germaanse talen, wiskunde, Frans, wetenschappen — Leraar technische vakken in de sectoren van Industrie, Bouwkunde-Hout, Economie en Dienstverlening aan personen — Leraar beroepspraktijk in de sectoren van Industrie, Bouwkunde-Hout, Economie en Dienstverlening aan personen B.

In de Provincie Henegouwen : — Leraar algemene vakken : Frans, Germaanse talen, wiskunde, wetenschappen, economische wetenschappen — Leraar bijzondere vakken : dactylografie, plastische opvoeding — Leraar technische vakken : handelsvakken, dakbedekking, technologische opvoeding, elektriciteit, tuinbouw, informatica, mechanica, restauratie, zaal, toegepaste wetenschappen, toegepaste sociale wetenschappen — Leraar beroepspraktijk : hout, elektriciteit, tuinbouw, zaal, lassen — Leraar technische vakken en beroepspraktijk : huishoudkunde — Leraar katholieke godsdienst — Leraar niet-confessionele zedenleer — Leraar oude talen

C.

In de Provincie Namen — Leraar algemene vakken : Germaanse talen — Leraar gespecialiseerde vakken : plastische opvoeding, muziekopvoeding — Leraar technische vakken : mechanica, elektriciteit, elektromechanica en tuinbouw — Leraar beroepspraktijk : mechanica, elektriciteit, elektromechanica en tuinbouw

3° Hoger secundair onderwijs : A. In Brussel-Hoofdstad : — Leraar algemene vakken : Germaanse talen, wiskunde, aardrijkskunde — Leraar technische vakken in de sectoren Industrie, Bouwkunde-Hout, Economie en Diensten aan personen — Leraar beroepspraktijk in de sectoren Industrie, Bouwkunde-Hout, Economie en Diensten aan personen B.

In de provincie Henegouwen : — Leraar algemene vakken : Frans, Germaanse talen, wiskunde, wetenschappen, aardrijkskunde, economische wetenschappen — Leraar technische vakken : grafische kunsten, kapper, boekhouding, bouwkunde, toegepaste wiskunde, mechanica, psychologie, reclame, toegepaste wetenschappen, huishoudkunde, secretariaat-bureautica, verpleegzorg, opvoedingstechnieken — Leraar beroepspraktijk : elektriciteit, kinderverzorging, verpleegzorg — Leraar oude talen

C.

In de provincie Namen : — Leraar algemene vakken : Germaanse talen — Leraar technische vakken : kinderverzorging — Leraar beroepspraktijk : kinderverzorging

Brussel, 17 juli 2015. De Minister-president, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Onderwijs, Cultuur en Kind, Mevr. J. MILQUET

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2015/29401] 17 JUILLET 2015. — Arrêté du Gouvernement de la Communauté française relatif au contrat d’alternance Le Gouvernement de la Communauté française, Vu l’accord de coopération-cadre relatif à la formation en alternance, conclu à Bruxelles le 24 octobre 2008 entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française, approuvé par le décret du 8 janvier 2009, les articles 1er, § 5, 5, alinéa 6, et 7, alinéa 2, insérés ou modifiés par l’avenant du 27 mars 2014, approuvé par le décret du 11 avril 2014; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 28 juillet 1998 relatif à la convention d’insertion socio-professionnelle des centres d’éducation et de formation en alternance; Considérant l’arrêté royal du 27 juin 1969 pris en exécution de la loi du 27 juin 1969 révisant l’arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité sociale des travailleurs; Considérant la loi du 16 mars 1971 sur le travail; Considérant la loi du 3 juillet 1978 sur les contrats de travail; Considérant la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail; Considérant la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires; Considérant l’arrêté royal du 6 mars 1979 fixant les conditions auxquelles les allocations familiales sont accordées en faveur de l’enfant lié par un contrat d’apprentissage; Considérant les lois coordonnées du 3 juin 1970 relatives à la prévention des maladies professionnelles et à la réparation des dommages résultant de celles-ci; Considérant l’arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage; Considérant les recommandations contenues dans l’avis n° 1770 du Conseil National du Travail du 2 mai 2011, portant mesures favorisant l’insertion sur le marché du travail des jeunes récemment sortis de l’école; Considérant que les Centres d’Education et de Formation en Alternance (CEFA), l’Institut wallon de Formation en Alternance et des Indépendants et Petites et Moyennes Entreprises (IFAPME) et le Service Formation des Petites et Moyennes Entreprises (SFPME) doivent être informés sans délai du modèle de contrat de formation en alternance, dans la perspective de la rentrée académique 2015-2016; Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 12 mai 2015; Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 20 mai 2015; Vu le protocole de négociation du 10 juin 2015 au sein du Comité de négociation entre le Gouvernement de la Communauté française et les organes de représentation et de coordination des pouvoirs organisateurs de l’enseignement et des centres Psycho-médico sociaux. subventionnés reconnus par le Gouvernement; Vu le protocole de négociation du 10 juin 2015 au sein du Comité de négociation de secteur IX, du Comité des services publics provinciaux et locaux, section II, et du Comité de négociation pour les statuts des personnels de l’Enseignement libre subventionné selon la procédure de l’arrêté royal du 28 septembre 1984 portant exécution de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités; Vu le protocole de consultation du 15 juin 2015 des organisations représentatives des parents d’élèves au niveau communautaire conformément à l’article 7, §2, du décret du 30 avril 2009 portant sur les associations de parents d’élèves et les organisations représentatives d’associations de parents d’élèves en Communauté française; Vu l’urgence, motivée par les considérations suivantes : Considérant que les articles de l’avenant du 27 mars 2014 relatifs au contrat de formation en alternance entreront en vigueur le 1er septembre 2015, il est, dès lors, essentiel que les arrêtés relatifs au contrat d’alternance au contenu identique, adoptés de façon concomitante par les Gouvernements et Collège sortent leurs effets le plus rapidement possible; Considérant, en outre, que le présent arrêté doit être adopté dans les plus brefs délais afin que l’accord de coopération-cadre puisse sortir ses effets; Considérant que le contrat d’alternance est un des instruments essentiels de la mise en œuvre de la réforme de l’alternance envisagée par les exécutifs des parties à l’accord de coopération-cadre relatif à la formation en alternance, conclu à Bruxelles le 24 octobre 2008; Considérant qu’il convient, avant le 1er septembre 2015, de garantir tant la sécurité juridique que la parfaite information des apprenants en alternance, des opérateurs et des entreprises sur les droits et obligations de chacun prévues dans le contrat d’alternance et le plan de formation qui y sera annexé; Vu l’avis n° 57.810/2 du Conseil d’Etat, donné le 8 juillet 2015, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 3°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat; Sur la proposition de la Vice-Présidente et Ministre de l’Education; Après délibération, Arrête : Article 1er. Le présent arrêté règle, en vertu de l’article 138 de la Constitution, des matières visées à l’article 127.

54183

54184

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Le modèle du contrat d’alternance visé à l’article 1er, § 1er, 7°, de l’accord de coopération-cadre relatif à la formation en alternance, conclu à Bruxelles le 24 octobre 2008, entre la Communauté française, la Région wallonne et la Commission communautaire française, modifié par l’avenant du 27 mars 2014, est défini dans le document figurant à l’annexe 1, en application de l’article 1er, § 5, du même accord de coopération Il définit les droits et devoirs minima des parties. Art. 3. § 1. Conformément à l’article 1er, § 4ter, alinéa 3, de l’accord de coopération-cadre mentionné à l’article 2, le contrat d’alternance est constaté par écrit au plus tard au moment où l’apprenant en alternance commence sa formation dans l’entreprise, sans préjudice de la conclusion d’un contrat de travail à temps partiel ou de dispositions sectorielles plus favorables à l’apprenant. § 2. Le contrat d’alternance est conclu conformément aux dispositions du présent arrêté et ne contient aucune clause de nature à restreindre les droits des apprenants en alternance. § 3. Conformément à l’article 1er, § 4ter, alinéa 2, première phrase, de l’accord de coopération-cadre mentionné à l’article 2, la durée du contrat d’alternance est fixée en adéquation avec le plan de formation. Art. 4. § 1er. Conformément à l’article 1er, § 1er, 7bis, de l’accord de coopération-cadre mentionné à l’article 2, un plan de formation respectant le modèle figurant à l’annexe 2 fait partie intégrante du contrat d’alternance figurant à l’annexe 1. § 2. Une évaluation formative ou certificative des compétences de l’apprenant est prévue, selon les modalités définies par l’opérateur de formation, au moins une fois par trimestre. § 3. La mise en œuvre du plan de formation en entreprise est évaluée conjointement par l’opérateur de formation et l’entreprise au moins une fois par semestre. Art. 5. § 1er. La période d’essai, pour tout nouveau contrat d’alternance, est d’un mois. § 2. Par dérogation au § 1er, en cas de conclusion d’un nouveau contrat d’alternance entre les mêmes parties et pour le même métier, aucune nouvelle période d’essai n’est autorisée. Art. 6. Conformément à l’article 1er, § 4, alinéa 4, première et seconde phrases de l’accord de coopération-cadre mentionné à l’article 2, tout apprenant en alternance débute son parcours d’alternance au niveau A. Conformément à l’article 1er, § 4, alinéa 4, première et seconde phrases de l’accord de coopération-cadre mentionné à l’article 2, l’évolution vers les niveaux B et C peut faire l’objet d’une évaluation à tout moment de l’année, en ce compris durant la période d’essai, après évaluation ou sur la base de la valorisation des acquis antérieurs objectivés. Art. 7. § 1er. Toute modification apportée au contrat conclu doit faire l’objet d’un accord entre les parties, acté dans un nouveau contrat d’alternance. § 2. Par dérogation au paragraphe 1er, un avenant est apporté au contrat d’alternance en cas de changement de tuteur ou d’unité d’établissement où la formation est dispensée. Art. 8. Par dérogation à l’article 7, § 1er, les changements de référent et d’horaires de cours sont formellement communiqués par l’opérateur de formation à l’entreprise, à l’apprenant en alternance et, le cas échéant, au représentant légal de l’apprenant, pour être annexés au contrat. Art. 9. Conformément aux dispositions transitoires prévues à l’article 22 de l’accord de coopération-cadre mentionné à l’article 2 relatif à la formation en alternance du 24 octobre 2008, les conventions d’insertion socioprofessionnelle conclues avant le 1er septembre 2015 continuent de sortir leurs effets jusqu’à leur terme. Une nouvelle convention d’insertion socio-professionnelle peut être signée afin de poursuivre le parcours de formation entamé par le jeune avant le 1er septembre 2015 pour autant que les parties contractantes ne sont pas modifiées sans dépasser le délai du 31 août 2018. Art. 10. La mise en œuvre du présent arrêté est évaluée par l’Office francophone de la formation en alternance et soumise à l’avis des organes de gestion des opérateurs de formation en alternance tels que visé à l’article 1er, 2°, de l’accord de coopération cadre précité. Cette évaluation globale est soumise au Gouvernement, pour le 31 décembre 2016 au plus tard, et communiquée aux Conseils économiques et sociaux des parties à l’accord de coopération cadre précité. Art. 11. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er septembre 2015. Art. 12. La Ministre de l’Education est chargée de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 17 juillet 2015. Le Ministre-Président, R. DEMOTTE La Vice-Présidente et Ministre de l’Education, de la Culture et de l’Enfance, Mme J. MILQUET


54185

54186



54187

54188



54189

54190



54191

54192



54193

54194


54195

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD ANNEXE 2. Annexe à l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du .............................. relatif au contrat d’alternance : plan de formation cadre Plan de formation cadre annexé au contrat L’apprenant

Prénom et NOM : ........................................................................................................................................................................................................................ Domicile : ...................................................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................................................................... Téléphone : .....................................................GSM : ................................................... Courriel :............................................................................................ Début du contrat : ........................ ................................................................ Fin du contrat : ................................. .............................................................. L’entreprise : Dénomination : .................................................................................... ........................................................................................................................................ Siège social :................................................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................................................................... Unité d’établissement où la formation en entreprise est dispensée : ................... ............................................................................................................. .......................................................................................................................................................................................................................................................... Tuteur : Prénom et NOM : ........................................................................................................................................................................................................................ Téléphone : ........................... .................................................................... Courriel :.................................... ............................................................................. L’opérateur de formation : Nom : ............................................................................................................................................................................................................................................. Siège : ............................................................................................................................................................................................................................................. .......................................................................................................................................................................................................................................................... Directeur / Coordinateur : ................................................... ..................................................................................................................................................... Téléphone : ......... ...................................................................................... Courriel :........................ ......................................................................................... Référent : Prénom et Nom : .......................................... ............................................................................................................................................................................... Titre et fonction : .......................................... ............................................................................................................................................................................... Téléphone : ................................. .............................................................. Courriel :.................. ............................................................................................... Liste des compétences initiales de l’apprenant Titres, certificats, diplômes acquis : Titres et certificats visés en fin de formation : Indépendamment des acquis d’apprentissage précisés dans les grilles ci-après, l’opérateur de formation s’engage à informer l’apprenant et à le sensibiliser aux dispositions du contrat d’alternance qu’il signe. Niveau A Relevé des acquis d’apprentissage visés en référence avec une ou plusieurs unités d’acquis d’apprentissage

Apprentissage assuré par l’entreprise

Apprentissage assuré par l’opérateur

Validation le

54196


Modalités d’évaluation : Le cas échéant, validation de(s) Unité(s) d’Acquis d’Apprentissage suivante(s) : Niveau B (date) Relevé des acquis d’apprentissage visés en référence avec une ou plusieurs Unités d’Acquis d’Apprentissage



Validation le

Modalités d’évaluation : Le cas échéant, validation de(s) Unités d’Acquis d’Apprentissage suivante(s) : Niveau C (date) Relevé des acquis d’apprentissage visés en référence avec une ou plusieurs Unités d’Acquis d’Apprentissage



Validation le

Modalités d’évaluation : cas échéant, validation de(s) Unité(s) d’Acquis d’Apprentissage suivante(s) : Évaluation finale Modalités d’évaluation : Fait en 3 exemplaires à ........................, le ............................ Signature et cachet de l’opérateur de formation ou d’enseignement

Pour l’entreprise,

Pour l’apprenant,

Le Responsable

L’apprenant

Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 17 juillet 2015 fixant le modèle du contrat d’alternance et de son plan de formation. Bruxelles, le 17 juillet 2015. Le Ministre-Président, R. DEMOTTE La Vice-présidente et Ministre de l’Education, de la Culture et de l’Enfance, Mme J. MILQUET

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C − 2015/29401] 17 JULI 2015. — Besluit van de Regering betreffende de overeenkomst voor alternerende opleiding De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het kaderakkoord tot samenwerking betreffende de alternerende opleiding, gesloten te Brussel op 24 oktober 2008 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, goedgekeurd door het decreet van 8 januari 2009, de artikelen 1, § 5, 5, zesde lid, en 7, tweede lid, ingevoegd of gewijzigd bij het aanhangsel van 27 maart 2014, goedgekeurd door het decreet van 11 april 2014; Gelet op het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 juli 1998 betreffende de overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven van de centra voor altenerende opleiding en onderwijs; Overwegende het koninklijk besluit van 27 juni 1969 genomen in uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; Overwegende de Arbeidswet van 16 maart 1971; Overwegende de wet van 3 juli 1978 over de arbeidsovereenkomsten; Overwegende de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk; Overwegende de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités; Overwegende het koninklijk besluit van 6 maart 1979 tot bepaling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat verbonden is door een leerovereenkomst; Overwegende de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit; Overwegende het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; Overwegende de aanbevelingen vervat in het advies nr. 1770 van de Nationale arbeidsraad van 2 mei 2011, houdende maatregelen ter bevordering van de inschakeling van recente schoolverlaters op de arbeidsmarkt ; Overwegende dat de Centra voor alternerend onderwijs en vorming (Centres d’Education et de Formation en Alternance (CEFA), het Institut wallon de Formation en Alternance et des Indépendants et Petites et Moyennes Entreprises (IFAPME) en de Service de Formation des Petites et Moyennes Entreprises (SFPME) onverwijld ingelicht moeten worden over de modelovereenkomst voor alternerende opleiding, met het oog op het begin van het academiejaar 2015-2016 ; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 mei 2015 ; Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 mei 2015 ; Gelet op het onderhandelingsprotocol van 10 mei 2015 binnen het Onderhandelingscomité tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs en de PMS-centra die door de Regering gesubsidieerd en erkend zijn ; Gelet op het onderhandelingsprotocol van 10 juni 2015 binnen het Onderhandelingscomité van sector IX, van het Comité van de provinciale en plaatselijke openbare diensten, afdeling II, en van het Onderhandelingscomité voor de statuten van het personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs volgens de procedure van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel; Gelet op het raadplegingsprotocol van 15 juni 2015 van de verenigingen die de ouders van leerlingen op gemeenschapsvlak vertegenwoordigen overeenkomstig artikel 7, § 2, van het decreet van 30 april 2009 betreffende de Verenigingen van ouders van leerlingen en de Representatieve organisaties van verenigingen van ouders van leerlingen in de Franse Gemeenschap; Gelet op de dringende noodzakelijkheid die voortvloeit uit de volgende beschouwingen: Overwegende dat de artikelen van het aanhangsel van 27 maart 2014 betreffende de overeenkomst voor alternerende opleiding op 1 september 2015 in werking zullen treden, is het, derhalve, essentieel dat de besluiten betreffende de overeenkomsten voor alternerende opleiding met dezelfde inhoud, die aangenomen worden tezelfdertijd door de Regeringen en het College, zo snel mogelijk uitwerking zouden hebben; Overwegende, daarenboven, dat dit besluit aangenomen moet worden binnen de kortste termijn opdat het kaderakkoord tot samenwerking uitwerking zou kunnen hebben; Overwegende dat de overeenkomst voor alternerende opleiding één van de wezenlijke instrumenten is voor het implementeren van de hervorming van de alternerende opleiding in aanmerking genomen door de executieven van de kaderakkoordsluitende partijen, gesloten te Brussel op 24 oktober 2008; Overwegende dat, vóór 1 september 2015, zowel voor de juridische zekerheid als voor de perfecte informatie van de leerlingen van de alternerende opleiding, van de operators en van de ondernemingen, omtrent de rechten en verplichtingen van iedereen die bepaald worden in de overeenkomst voor alternerende opleiding en het opleidingsplan dat erbij gevoegd zal worden, gezorgd moet worden; Gelet op het advies nr. 57.810/2 van de Raad van State, gegeven op 8 juli 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

54197

54198

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Op de voordracht van de Vice-President en Minister van Onderwijs; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, aangelegenheden bedoeld bij artikel 127. Art. 2. De modelovereenkomst voor alternerende opleiding bedoeld bij artikel 1, § 1, 7°, van het kaderakkoord tot samenwerking betreffende de alternerende opleiding, gesloten te Brussel op 24 oktober 2008 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, gewijzigd bij het aanhangsel van 27 maart 2014, wordt in het document als bijlage 1 vastgelegd, met toepassing van artikel 1, § 5 van hetzelfde samenwerkingsakkoord. Het bepaalt de minimumrechten en -plichten van de partijen. Art. 3. - § 1. Overeenkomstig artikel 1, § 4ter, derde lid, van het kaderakkoord tot samenwerking vermeld in artikel 2, wordt de overeenkomst voor alternerende opleiding schriftelijk vastgesteld ten laatste op het ogenblik waarop de leerling in alternerende opleiding zijn opleiding aanvangt in de onderneming, onverminderd de sluiting van een deeltijdse arbeidsovereenkomst of sectorale bepalingen die voor de leerling nog gunstiger zouden zijn. § 2. De overeenkomst voor alternerende opleiding wordt gesloten overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en bevat geen andere bepaling die ertoe zou strekken de rechten van de leerling in alternerende opleiding te beperken. § 3. Overeenkomstig artikel 1, § 4ter, tweede lid, eerste zin, van het kaderakkoord tot samenwerking vermeld in artikel 2, wordt de duur van de overeenkomst voor alternerend opleiding in overeenstemming met het opleidingsplan vastgesteld. Art. 4. - § 1. Overeenkomstig artikel 1, § 1, 7bis, van het kaderakkoord tot samenwerking vermeld in artikel 2, moet een opleidingsplan dat het model als bijlage 2 in acht neemt, integraal deel uitmaken van de overeenkomst voor alternerende opleiding als bijlage 1. § 2. Er wordt voor een opleidende of met getuigschrift afgesloten evaluatie van de bekwaamheden van de leerling gezorgd, volgens de nadere regels bepaald door de opleidingsoperator, minstens één keer per drie maanden. § 3. Het implementeren van het opleidingsplan in de onderneming wordt gezamenlijk geëvalueerd door de opleidingsoperator en de onderneming minstens één keer per halfjaar. Art. 5. § 1. De proefperiode, voor elke nieuwe overeenkomst inzake alternerende opleiding, bedraagt één maand. § 2. In afwijking van § 1, ingeval een nieuwe overeenkomst voor alternerende opleiding gesloten wordt tussen dezelfde partijen en voor hetzelfde beroep, wordt geen nieuwe proefperiode toegestaan. Art. 6. – Overeenkomstig artikel 1, § 4, vierde lid , eerste en tweede zinnen van het kaderakkoord tot samenwerking vermeld in artikel 2, begint elke leerling in alternerende opleiding zijn traject bij niveau A. Overeenkomstig artikel 1, § 4, vierde lid , eerste en tweede zinnen van het kaderakkoord tot samenwerking vermeld in artikel 2, kan de evolutie naar de niveaus B en C het voorwerp uitmaken van een evaluatie, op elk ogenblik van het jaar, met inbegrip van de proefperiode, na evaluatie of op basis van de valorisatie van de geobjectiveerde verworven kennis en opgedane vorming. Art. 7. - § 1. Elke wijziging aangebracht aan de gesloten overeenkomst moet het voorwerp uitmaken van een akkoord tussen de partijen, opgenomen in een nieuwe overeenkomst voor alternerende opleiding. § 2. In afwijking van paragraaf één, wordt een aanhangsel bij de overeenkomst voor alternerende opleiding gevoegd als de voogd verandert of als de inrichtingseenheid waar de opleiding gebeurt, gewijzigd wordt. Art. 8. – In afwijking van artikel 7, § 1, worden de veranderingen van referentiepersoon of uurregelingen formeel door de opleidingsoperator aan de onderneming, de leerling in alternerende opleiding en, desgevallend, de wettelijke vertegenwoordiger van de leerling meegedeeld, om bij de overeenkomst als bijlage gevoegd te worden. Art. 9. Overeenkomstig de overgangsbepalingen bepaald bij artikel 22 van het kaderakkoord tot samenwerking vermeld bij artikel 2 betreffende de alternerende opleiding van 24 oktober 2008, behouden de overeenkomsten voor socioprofessionele inschakeling gesloten vóór 1 september 2015 hun uitwerking tot hun eind. Een nieuwe overeenkomst voor socioprofessionele inschakeling kan ondertekend worden om het opleidingstraject voort te zetten waarmee de jongere vóór 1 september 2015 begonnen is voor zover de overeenkomstsluitende partijen niet gewijzigd worden zonder de termijn van 31 augustus 2018 te overschrijden. Art. 10. Het implementeren van dit besluit wordt door de Office francophone de la formation en alternance geëvalueerd en aan het advies van de beheersorganen voor de operatoren voor alternerende opleiding voorgelegd zoals bedoeld bij artikel 1, 2°, van het voornoemde kaderakkoord tot samenwerking. Deze globale evaluatie wordt aan de Regering voorgelegd, tegen 31 december 2016 ten laatste, en wordt aan de Economische en sociale raden van de partijen van het voornoemde kaderakkoord tot samenwerking meegedeeld. Art. 11. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2015. Art. 12. De Minister van Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 17 juli 2015. De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Onderwijs, Cultuur en Kind, Mevr. J. MILQUET

54199


AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN SERVICE PUBLIC FEDERAL CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE ET AUTORITE FLAMANDE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER EN VLAAMSE OVERHEID [C − 2015/36046]

[C − 2015/36046] 11 JUIN 2015. — Ordres nationaux L’arrêté royal du 11 juin 2015 dispose ce qui suit : er

er

11 JUNI 2015. — Nationale Orden Bij koninklijk besluit van 11 juni 2015 wordt bepaald :

Article 1 . § 1 . Est nommée Grand Officier de l’Ordre de Léopold :

Artikel 1. § 1. Wordt benoemd tot Grootofficier in de Leopoldsorde :

- Mme SCHEYS Micheline (Anderlecht, 9/03/1952), Secrétaire générale du Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. SCHEYS Micheline (Anderlecht, 9/03/1952), Secretarisgeneraal bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Prise de rang : 8/04//2015

Ranginneming : 8/04/2015

Elle portera la décoration civile.

Zij zal het burgerlijk ereteken dragen.

§ 2. Sont nommés Grand Officier de l’Ordre de Léopold :

§ 2. Worden benoemd tot Commandeur in de Leopoldsorde :

- M. BORMANS Leon (Lommel, 2/08/1954), Conseiller en chef (grade de repli) au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014

- De heer BORMANS Leon (Lommel, 2/08/1954), Hoofdadviseur (terugvalgraad) bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014

- Mme BROUCKE Marleen (Veurne, 23/10/1954), Conseiller au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. BROUCKE Marleen (Veurne, 23/10/1954), Adviseur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Prise de rang : 8/04/2014, comme titulaire de cette nouvelle distinction

Ranginneming : 8/04/2014, als houder van deze nieuwe onderscheiding

Ils porteront la décoration civile.

Zij zullen het burgerlijk ereteken dragen.

§ 3. Est promue Officier de l’Ordre de Léopold :

§ 3. Wordt bevorderd tot Officier in de Leopoldsorde :

- Mme VAN LEUVEN Godelieve (Aalst, 17/03/1957), Chef de Division au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN LEUVEN Godelieve (Aalst, 17/03/1957), Afdelingshoofd bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Prise de rang : 15/11/2013, comme titulaire de cette nouvelle distinction.


Elle portera la décoration civile.

Zij zal het burgerlijk ereteken dragen.

§ 4. Sont nommés Officier de l’Ordre de Léopold :

§ 4. Worden benoemd tot Officier in de Leopoldsorde :

- Mme CALLEBERT Sigrid (Roeselare, 17/03/1970), Chef de Division au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. DE SMET Piet (Sint-Niklaas, 12/03/1950), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. DE WITTE Christian (Opbrakel, 25/07/1953), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 08/04/2013 - Mme DEPUTTER Marleen (Leuven, 8/09/1968), Chef de Division au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. DOCKX Christian (Mechelen, 16/06/1954), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. UYTTENHOVE Eddy (Aalst, 29/08/1954), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme VERSTRAETE Natalie (Gent, 21/02/1977), Chef de Division au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. CALLEBERT Sigrid (Roeselare, 17/03/1970), Afdelingshoofd bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer DE SMET Piet (Sint-Niklaas, 12/03/1950), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer DE WITTE Christian (Opbrakel, 25/07/1953), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 08/04/2013 - Mevr. DEPUTTER Marleen (Leuven, 8/09/1968), Afdelingshoofd bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer DOCKX Christian (Mechelen, 16/06/1954), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer UYTTENHOVE Eddy (Aalst, 29/08/1954), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. VERSTRAETE Natalie (Gent, 21/02/1977), Afdelingshoofd bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Prise de rang : 8/04/2014




§ 5. Sont nommés Chevalier de l’Ordre de Léopold :

§ 5. Worden benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde :

- Mme AERTS Anita (Diest, 5/11/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme AERTS Diane (Leuven, 26/02/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013

- Mevr. AERTS Anita (Diest, 5/11/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. AERTS Diane (Leuven, 26/02/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013

54200


- Mme BANCK Annie (Asse, 11/09/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme BELLON Ann (Soest, 20/02/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme BINON Kristel (Leuven, 5/04/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme BOHDANOWICZ Christina (Beverlo, 28/06/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme BOLLEN Maddy (Bree, 17/06/1975), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme BOSMANS Karina (Halle, 11/03/1961), Spécialiste en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2010 - Mme BOYEN Ann (Tienen, 21/02/1962), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2011 - Mme BREWEE Ingrid (Ninove, 21/07/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme CEUPPENS Linda (Gent, 13/09/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. DE BRAEKELEER Raphael (Zottegem, 28/04/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DE CLERCQ Nadine (Wetteren, 10/11/1963), Collaborateur en chef dirigeant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/01/2013 - Mme DE COKER Marleen (Zottegem, 12/04/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DE GROOF Lief (Balen, 18/05/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme DE TOLLENAERE Peggy (Eeklo, 20/08/1969), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme DECLERCQ An (Gent, 10/09/1964), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DEFRÈRE Veronique (Ninove, 4/06/1964), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DEJAEGHERE Ann (Sint-Niklaas, 30/01/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. DHAENENS Peter (Geraardsbergen, 6/02/1953), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - Mme DUMOULIN Edith (Hasselt, 4/04/1965), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme ES Daphne (Tienen, 14/07/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme GILOPS Ilse (Brasschaat, 27/11/1972), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013

- Mevr. BANCK Annie (Asse, 11/09/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. BELLON Ann (Soest, 20/02/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. BINON Kristel (Leuven, 5/04/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. BOHDANOWICZ Christina (Beverlo, 28/06/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. BOLLEN Maddy (Bree, 17/06/1975), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. BOSMANS Karina (Halle, 11/03/1961), Hoofddeskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2010 - Mevr. BOYEN Ann (Tienen, 21/02/1962), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2011 - Mevr. BREWEE Ingrid (Ninove, 21/07/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. CEUPPENS Linda (Gent, 13/09/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer DE BRAEKELEER Raphael (Zottegem, 28/04/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DE CLERCQ Nadine (Wetteren, 10/11/1963), Leidinggevend hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/01/2013 - Mevr. DE COKER Marleen (Zottegem, 12/04/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DE GROOF Lief (Balen, 18/05/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. DE TOLLENAERE Peggy (Eeklo, 20/08/1969), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. DECLERCQ An (Gent, 10/09/1964), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DEFRÈRE Veronique (Ninove, 4/06/1964), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DEJAEGHERE Ann (Sint-Niklaas, 30/01/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer DHAENENS Peter (Geraardsbergen, 6/02/1953), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - Mevr. DUMOULIN Edith (Hasselt, 4/04/1965), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. ES Daphne (Tienen, 14/07/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. GILOPS Ilse (Brasschaat, 27/11/1972), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - Mme GOESSENS Karen (Aalst, 14/08/1975), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. HERSSENS Bruno (Dendermonde, 26/05/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. HUTS Jacques (Tienen, 22/04/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. JANS Roland (Leuven, 30/08/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. KONINCKX Carl (Sint-Truiden, 29/04/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme LATAIRE Nancy (Eeklo, 6/07/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. LATEUR Luc (Oudenaarde, 4/03/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. LEEMANS Geert (Brugge, 30/05/1970), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme LEEMANS Leen (Vilvoorde, 20/02/1975), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme LEJEUNE Monique (Aarschot, 22/08/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme LEYS Ingrid (Sint-Truiden, 12/07/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme MEUWIS Sabine (Bree, 24/09/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. NERINCKX Guy (Ninove, 11/06/1956), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2006 - Mme PIETERS Hildegarde (Zottegem, 17/02/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme PILLET Joke (Tienen, 6/06/1961), Collaborateur en chef dirigeant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2011 - Mme RAYMAEKERS Beatrijs (Ukkel, 23/05/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme RUYSSCHAERT Christine (Brugge, 9/04/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme SANTERMANS Mieke (Hasselt, 23/11/1972), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme SCHAEKELS Ilse (Beveren, 22/12/1963), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme SCHUDDINCK Marleen (Hofstade, 29/07/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme SOENEN Magalie (Oostende, 5/06/1975), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015

54201

- Mevr. GOESSENS Karen (Aalst, 14/08/1975), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer HERSSENS Bruno (Dendermonde, 26/05/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer HUTS Jacques (Tienen, 22/04/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer JANS Roland (Leuven, 30/08/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer KONINCKX Carl (Sint-Truiden, 29/04/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. LATAIRE Nancy (Eeklo, 6/07/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer LATEUR Luc (Oudenaarde, 4/03/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer LEEMANS Geert (Brugge, 30/05/1970), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. LEEMANS Leen (Vilvoorde, 20/02/1975), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. LEJEUNE Monique (Aarschot, 22/08/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. LEYS Ingrid (Sint-Truiden, 12/07/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. MEUWIS Sabine (Bree, 24/09/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer NERINCKX Guy (Ninove, 11/06/1956), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2006 - Mevr. PIETERS Hildegarde (Zottegem, 17/02/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. PILLET Joke (Tienen, 6/06/1961), Leidinggevend hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2011 - Mevr. RAYMAEKERS Beatrijs (Ukkel, 23/05/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. RUYSSCHAERT Christine (Brugge, 9/04/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. SANTERMANS Mieke (Hasselt, 23/11/1972), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. SCHAEKELS Ilse (Beveren, 22/12/1963), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. SCHUDDINCK Marleen (Hofstade, 29/07/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. SOENEN Magalie (Oostende, 5/06/1975), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015

54202


- M. SOMERS Karel (Mechelen, 10/06/1953), Technicien au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. THOELEN Andy (Koersel, 19/09/1975), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. THOMASSETTI Omer (Leut, 23/02/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme TUYPENS Martine (Ninove, 31/07/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. VAN DE MEIRSSCHE Marc (Gent, 10/07/1967), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. VAN DEN HEUVEL Jan (Leest, 14/06/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme VAN DER EEKEN Bea (Aalst, 17/06/1953), Programmeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme VAN DROOGENBROECK Jacqueline (Ninove, 30/08/1958), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2008 - Mme VAN EESBEEK Lieve (Geraardsbergen, 26/12/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. VAN GINDERACHTER Francis (Mollem, 20/04/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. VAN HILLE Jacques (Zele, 15/02/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme VAN HOREN Rita (Dendermonde, 31/12/1960), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2010 - M. VAN HULLE Jean-Marie (Brugge, 5/02/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme VAN ISEGHEM Katrien (Gent, 31/01/1975), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme VAN MIEGHEM Gerda (Denderleeuw, 23/10/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. VAN POTTELBERGE Patrick (Roeselare, 10/03/1957), Spécialiste en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2006 - Mme VAN ROY Greet (Wemmel, 17/05/1955), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. VANACKER, Johny (Brugge, 2/03/1959), Spécialiste en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2008 - M. VANDEGAER Teofiel (Tielt, 13/07/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme VANDENHENDE Christa (Roeselare, 27/04/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme VANDER ELST Bieke (Vilvoorde, 29/09/1974), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014

- De heer SOMERS Karel (Mechelen, 10/06/1953), Technicus bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer THOELEN Andy (Koersel, 19/09/1975), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer THOMASSETTI Omer (Leut, 23/02/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. TUYPENS Martine (Ninove, 31/07/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer VAN DE MEIRSSCHE Marc (Gent, 10/07/1967), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer VAN DEN HEUVEL Jan (Leest, 14/06/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. VAN DER EEKEN Bea (Aalst, 17/06/1953), Programmeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. VAN DROOGENBROECK Jacqueline (Ninove, 30/08/1958), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2008 - Mevr. VAN EESBEEK Lieve (Geraardsbergen, 26/12/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer VAN GINDERACHTER Francis (Mollem, 20/04/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer VAN HILLE Jacques (Zele, 15/02/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. VAN HOREN Rita (Dendermonde, 31/12/1960), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2010 - De heer VAN HULLE Jean-Marie (Brugge, 5/02/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. VAN ISEGHEM Katrien (Gent, 31/01/1975), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. VAN MIEGHEM Gerda (Denderleeuw, 23/10/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer VAN POTTELBERGE Patrick (Roeselare, 10/03/1957), Hoofddeskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2006 - Mevr. VAN ROY Greet (Wemmel, 17/05/1955), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer VANACKER, Johny (Brugge, 2/03/1959), Hoofddeskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2008 - De heer VANDEGAER Teofiel (Tielt, 13/07/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. VANDENHENDE Christa (Roeselare, 27/04/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. VANDER ELST Bieke (Vilvoorde, 29/09/1974), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - Mme VERBEEREN Christiane (Asse, 20/12/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme VERDONCK Els (Geraardsbergen, 25/03/1975), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme VERGAUWEN Greta (Merchtem, 12/06/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme VERGUCHT Bérénice (Leuven, 5/01/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme VERHEYEN Christiane (Kwaadmechelen, 22/10/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. VERMEIREN Geert (Mortsel, 7/10/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme VERREYT Anne-Marie (Antwerpen, 28/10/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. WOUTERS Eric (Heist-op-den-Berg, 30/12/1956), Collaborateur en chef dirigeant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

54203

- Mevr. VERBEEREN Christiane (Asse, 20/12/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. VERDONCK Els (Geraardsbergen, 25/03/1975), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. VERGAUWEN Greta (Merchtem, 12/06/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. VERGUCHT Bérénice (Leuven, 5/01/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. VERHEYEN Christiane (Kwaadmechelen, 22/10/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer VERMEIREN Geert (Mortsel, 7/10/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. VERREYT Anne-Marie (Antwerpen, 28/10/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer WOUTERS Eric (Heist-op-den-Berg, 30/12/1956), Leidinggevend hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming





Art. 2. Ils prennent rang dans l’Ordre à la date indiquée en regard de leur nom.

Art. 2. Zij nemen hun rang in de Orde in op de datum vermeld tegenover hun naam.

Art. 3. Le Ministre des Affaires étrangères, ayant la gestion de l’Ordre dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 3. De Minister van Buitenlandse Zaken, tot wiens bevoegdheid het beheer der Orde behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

L’arrêté royal du 11 juin 2015 dispose ce qui suit :

Bij koninklijk besluit van 11 juni 2015 wordt bepaald :

Article 1er. § 1er. Est nommé Grand Officier de l’Ordre de la Couronne :

Artikel 1. § 1. Wordt benoemd tot Grootofficier in de Kroonorde :

- M. JANSSENS Guy (Leuven, 24/08/1953) Administrateur géneral au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- De heer JANSSENS Guy (Leuven, 24/08/1953) Administrateurgeneraal bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 2. Est promu Commandeur de l’Ordre de la Couronne :

§ 2. Wordt bevorderd tot Commandeur in de Kroonorde :

- M. COOLBRANDT Guido (Ninove, 15/06/1954), Conseiller au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- De heer COOLBRANDT Guido (Ninove, 15/06/1954), Adviseur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 3. Est nommé Commandeur de l’Ordre de la Couronne : - M. POELMANS Patrick (Neerpelt, 5/12/1962), Chef de Division au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

§ 3. Wordt benoemd tot Commandeur in de Kroonorde : - De heer POELMANS Patrick (Neerpelt, 5/12/1962), Afdelingshoofd bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 4. Est promue Officier de l’Ordre de la Couronne :

§ 4. Wordt bevorderd tot Officier in de Kroonorde :

- Mme DE CLERCQ Margareta (Bornem, 10/08/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. DE CLERCQ Margareta (Bornem, 10/08/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 5. Sont nommés Officier de l’Ordre de la Couronne : - Mme ADRIAENS Veronique (Varsenare, 12/07/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. BAUWENS Stephan (Opbrakel, 8/08/1964), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. CEULEMANS Jan (Reet, 22/03/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014

§ 5. Worden benoemd tot Officier in de Kroonorde : - Mevr. ADRIAENS Veronique (Varsenare, 12/07/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer BAUWENS Stephan (Opbrakel, 8/08/1964), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer CEULEMANS Jan (Reet, 22/03/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014

54204


- M. DE BUSSCHER Patrick (Heist-op-den-Berg, 29/07/1959), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2011 - M. DEGRIJSE Jean-Paul (Sint-Amandsberg, 17/04/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. DEMEULENAERE Brecht (Roeselare, 5/06/1973), Directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. DETHIER Erik (Hasselt, 19/06/1963), Informaticien au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. DU CHAU Jan (Ninove, 27/05/1963), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme GOFFIN Veerle (Leuven, 18/05/1960), Informaticien au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2010 - Mme GROBET Sabine (Brugge, 29/08/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme LAMMENS Kristel (Wilrijk, 17/09/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. MALFROY Erwin (Halle, 2/04/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. MOEREELS Jan (Gent, 31/07/1955), Informaticien au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 08/04/2005 - Mme OP DE BEECK Christel (Vilvoorde, 2/08/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme PEETERS Chris (Turnhout, 20/04/1963), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme PONJAERT Tina (Etterbeek, 12/07/1973), Conseiller au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme RAES Waltrudis (Aalst, 30/09/1963), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme SABBE Marie-Helene (Deinze, 15/10/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme SCHROYENS Katlijn (Sint-Niklaas, 13/10/1962), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme SEYSSENS Annuschka (Gent, 17/01/1962), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme SMETS Conny (Diest, 9/09/1963), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme VAN DRIESSCHE Ann (Aalst, 16/07/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme VAN DURME Rita (Gent, 2/07/1965), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. VAN LAER Jozef (Lier, 6/04/1959), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2008

- De heer DE BUSSCHER Patrick (Heist-op-den-Berg, 29/07/1959), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2011 - De heer DEGRIJSE Jean-Paul (Sint-Amandsberg, 17/04/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer DEMEULENAERE Brecht (Roeselare, 5/06/1973), Directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer DETHIER Erik (Hasselt, 19/06/1963), Informaticus bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer DU CHAU Jan (Ninove, 27/05/1963), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. GOFFIN Veerle (Leuven, 18/05/1960), Informaticus bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2010 - Mevr. GROBET Sabine (Brugge, 29/08/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. LAMMENS Kristel (Wilrijk, 17/09/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer MALFROY Erwin (Halle, 2/04/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer MOEREELS Jan (Gent, 31/07/1955), Informaticus bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 08/04/2005 - Mevr. OP DE BEECK Christel (Vilvoorde, 2/08/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. PEETERS Chris (Turnhout, 20/04/1963), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. PONJAERT Tina (Etterbeek, 12/07/1973), Adviseur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. RAES Waltrudis (Aalst, 30/09/1963), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. SABBE Marie-Helene (Deinze, 15/10/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. SCHROYENS Katlijn (Sint-Niklaas, 13/10/1962), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. SEYSSENS Annuschka (Gent, 17/01/1962), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. SMETS Conny (Diest, 9/09/1963), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. VAN DRIESSCHE Ann (Aalst, 16/07/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. VAN DURME Rita (Gent, 2/07/1965), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer VAN LAER Jozef (Lier, 6/04/1959), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2008

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - Mme VAN LINT Karla (Anderlecht, 20/01/1963), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. VERHEYDEN Jozef (Lubbeek, 23/10/1964), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme WAEGEMAN Annick (Baasrode, 12/04/1960), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2010 - M. WILLEMS Patrick (Aalst, 13/12/1960), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

54205

- Mevr. VAN LINT Karla (Anderlecht, 20/01/1963), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer VERHEYDEN Jozef (Lubbeek, 23/10/1964), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. WAEGEMAN Annick (Baasrode, 12/04/1960), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2010 - De heer WILLEMS Patrick (Aalst, 13/12/1960), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 6. Est promu Chevalier de l’Ordre de la Couronne :

§ 6. Wordt bevorderd tot Ridder in de Kroonorde :

- M. APPELTANS Ivan (Hasselt, 22/04/1957), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- De heer APPELTANS Ivan (Hasselt, 22/04/1957), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 7. Sont nommés Chevalier de l’Ordre de la Couronne : - Mme AMEYS Francine (Halle, 24/05/1962), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2012 - Mme ASSEZ Beatrice (Opbrakel, 1/01/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. BOLLEN Silvain (Leut, 2/10/1963), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. BOULONNE Peter (Aalst, 7/01/1965), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme BRAL Dorine (Eeklo, 1/06/1961), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2011 - M. CEUSTERMANS Erik (Geel, 6/07/1960), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2010 - Mme CORNELIS Betty (Bukavu (Zaïre), 12/02/1957), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2006 - Mme DE BOECK Gonie (Aalst, 7/01/1964), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme DE GRAEVE Peggy (Gent, 23/12/1969), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. DE MAEYER Luc (Mechelen, 12/05/1961), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DE THAYE Myriam (Aalst, 3/10/1959), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2009 - Mme DE WINT Els (Zele, 23/09/1974), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DECLERCK Marleen (Tielt, 11/09/1960), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. DEPOOTER Rudy (Geraardsbergen, 8/08/1956), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2006 - Mme DERWAEL Annie (Hasselt, 31/12/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014

§ 7. Worden benoemd tot Ridder in de Kroonorde : - Mevr. AMEYS Francine (Halle, 24/05/1962), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2012 - Mevr. ASSEZ Beatrice (Opbrakel, 1/01/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer BOLLEN Silvain (Leut, 2/10/1963), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer BOULONNE Peter (Aalst, 7/01/1965), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. BRAL Dorine (Eeklo, 1/06/1961), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2011 - De heer CEUSTERMANS Erik (Geel, 6/07/1960), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2010 - Mevr. CORNELIS Betty (Bukavu (Zaïre), 12/02/1957), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2006 - Mevr. DE BOECK Gonie (Aalst, 7/01/1964), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. DE GRAEVE Peggy (Gent, 23/12/1969), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer DE MAEYER Luc (Mechelen, 12/05/1961), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DE THAYE Myriam (Aalst, 3/10/1959), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2009 - Mevr. DE WINT Els (Zele, 23/09/1974), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DECLERCK Marleen (Tielt, 11/09/1960), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer DEPOOTER Rudy (Geraardsbergen, 8/08/1956), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2006 - Mevr. DERWAEL Annie (Hasselt, 31/12/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014

54206


- Mme DEWIL Agnes (Tienen, 2/05/1959), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2009 - M. FRESON Bert (Sint-Truiden, 11/08/1963), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme GHYS Marie-Paul (Herentals, 29/05/1959), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2009 - Mme HELDERWEIRT Chantal (Gent, 19/11/1964), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. KLINGELEERS Jean-Marie (Lanaken, 1/05/1959), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2009 - Mme LEROUGE Christine (Kortrijk, 22/03/1960), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2010 - M. LIEVENS Kurt (Welle, 15/03/1960), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2009 - Mme MAES Myriam (Dendermonde, 15/08/1964), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme MARICHAL Malvine (Roeselare, 13/08/1963), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme NOBELS Imelda (Kapelle-op-den-Bos, 17/10/1954), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. SEGERS Jan (Lier, 17/04/1965), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. SLOSSE Nik (Brugge, 4/12/1973), Spécialiste en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. TAVERNIER Martin (Brugge, 27/12/1953), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. VAN BELLE Martin (Zwevezele, 31/10/1964), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme VAN DE VELDE Linda (Zottegem, 3/01/1956), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2006 - Mme VAN GAEVER Carine (Schaarbeek, 28/04/1957), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2007 - Mme VAN GYSEGEM Natalie (Aalst, 6/09/1965), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme VAN LINT Elsie (Halle, 2/02/1973), Spécialiste en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. VAN STEENBERGE Luc (Geraardsbergen, 5/01/1962), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2011 - Mme VANDUREN Joke (Diest, 8/09/1960), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. VANEERDEWEGH Andre (Mol, 23/11/1962), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012

- Mevr. DEWIL Agnes (Tienen, 2/05/1959), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2009 - De heer FRESON Bert (Sint-Truiden, 11/08/1963), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. GHYS Marie-Paul (Herentals, 29/05/1959), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2009 - Mevr. HELDERWEIRT Chantal (Gent, 19/11/1964), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer KLINGELEERS Jean-Marie (Lanaken, 1/05/1959), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2009 - Mevr. LEROUGE Christine (Kortrijk, 22/03/1960), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2010 - De heer LIEVENS Kurt (Welle, 15/03/1960), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2009 - Mevr. MAES Myriam (Dendermonde, 15/08/1964), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. MARICHAL Malvine (Roeselare, 13/08/1963), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. NOBELS Imelda (Kapelle-op-den-Bos, 17/10/1954), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer SEGERS Jan (Lier, 17/04/1965), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer SLOSSE Nik (Brugge, 4/12/1973), Hoofddeskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer TAVERNIER Martin (Brugge, 27/12/1953), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer VAN BELLE Martin (Zwevezele, 31/10/1964), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. VAN DE VELDE Linda (Zottegem, 3/01/1956), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2006 - Mevr. VAN GAEVER Carine (Schaarbeek, 28/04/1957), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2007 - Mevr. VAN GYSEGEM Natalie (Aalst, 6/09/1965), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. VAN LINT Elsie (Halle, 2/02/1973), Hoofddeskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer VAN STEENBERGE Luc (Geraardsbergen, 5/01/1962), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2011 - Mevr. VANDUREN Joke (Diest, 8/09/1960), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer VANEERDEWEGH Andre (Mol, 23/11/1962), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - Mme VERBEEREN Marie-Paule (Aalst, 9/10/1955), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme VERMEULEN Debbie (Oudenaarde, 11/04/1962), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2012 - M. WAUTERS Wim (Aalst, 22/08/1964), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

54207

- Mevr. VERBEEREN Marie-Paule (Aalst, 9/10/1955), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. VERMEULEN Debbie (Oudenaarde, 11/04/1962), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2012 - De heer WAUTERS Wim (Aalst, 22/08/1964), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 8. Les Palmes d’Or de l’Ordre de la Couronne sont décernées à :

§ 8. De Gouden Palmen der Kroonorde worden verleend aan :

- M. DE BAERE Dirk (Gent, 17/07/1956), Assistant technique au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. DE MEYERE Dirk (Blankenberge, 26/04/1964), Assistant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DEPONDT Kathleen (Brugge,4/06/1964), Assistant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme FLAMEY Katleen (Dendermonde, 29/07/1965), Assistant en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. HOOGHE Gorik (Aalst, 12/03/1964), Assistant spécial en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme NIEUWBORG Hilde (Geraardsbergen, 17/05/1965), Assistant en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. VANDERHEYDEN Walter (Leuven, 27/08/1963), Assistant technique au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme VERZELEN Marita (Oudenaarde, 24/04/1964), Assistant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014

- De heer DE BAERE Dirk (Gent, 17/07/1956), Technisch assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer DE MEYERE Dirk (Blankenberge, 26/04/1964), Assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DEPONDT Kathleen (Brugge,4/06/1964), Assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. FLAMEY Katleen (Dendermonde, 29/07/1965), Hoofdassistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer HOOGHE Gorik (Aalst, 12/03/1964), Speciaal hoofdassistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. NIEUWBORG Hilde (Geraardsbergen, 17/05/1965), Hoofdassistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer VANDERHEYDEN Walter (Leuven, 27/08/1963), Technisch assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. VERZELEN Marita (Oudenaarde, 24/04/1964), Assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014

Art. 2. Ils prennent rang dans l’Ordre à la date indiquée en regard de leur nom.




L’arrêté royal du 11 juin 2015 dispose ce qui suit : er

er

Bij koninklijk besluit van 11 juni 2015 wordt bepaald :

Article 1 . § 1 . Sont nommés Grand Officier de l’Ordre de Léopold II :

Artikel 1. § 1. Worden benoemd tot Grootofficier in de Orde van Leopold II :

- Mme LESAGE, Hilde (Mechelen, 31/10/1963), Chef de Division au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. LESAGE, Hilde (Mechelen, 31/10/1963), Afdelingshoofd bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Prise de rang : 8/04/2015 - Mme VAN REET, Patricia (Heist-op-den-Berg, 17/08/1960), Chef de Division au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. VERCRUYSSE, Noël (Poperinge, 14/10/1951), Chef de Division au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - Mme VERHAEGEN Ann (Leuven, 13/11/1964), Administrateurgeneraal au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. VAN REET, Patricia (Heist-op-den-Berg, 17/08/1960), Afdelingshoofd bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer VERCRUYSSE, Noël (Poperinge, 14/10/1951), Afdelingshoofd bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - Mevr. VERHAEGEN Ann (Leuven, 13/11/1964), Administrateurgeneraal bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 2. Sont nommés Commandeur de l’Ordre de Léopold II :

§ 2. Worden benoemd tot Commandeur in de Orde van Leopold II :

- Mme COREMANS Kris (Sint-Truiden, 11/12/1962), Directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - Mme DE CLERCQ Lieve (Zottegem, 18/09/1953), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013

- Mevr. COREMANS Kris (Sint-Truiden, 11/12/1962), Directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - Mevr. DE CLERCQ Lieve (Zottegem, 18/09/1953), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013

54208


- Mme DE MEULEMEESTER Anne (Elsene, 4/04/1957), Directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2006 - M. FOUBERT Yvan (Ninove, 5/10/1954), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme HEESTERMANS Magda (Aalst, 17/07/1955), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme JANSSENS Yvette (Wilrijk, 27/02/1954), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. MARDULIER Theo (Leuven, 23/08/1960), Conseiller au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2010 - Mme PERSOONS Marie-Anne (Merksem, 11/03/1962), Conseiller au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2011 - Mme RUTTEN Christel (Bree, 17/07/1963), Conseiller au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme SPILEERS Magda (Ukkel, 22/08/1955), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2015 - M. VAN BELLEGHEM Willy (Diksmuide, 17/11/1954), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme VAN ELST Maria (Turnhout, 15/05/1953), Adjoint au directeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. DE MEULEMEESTER Anne (Elsene, 4/04/1957), Directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2006 - De heer FOUBERT Yvan (Ninove, 5/10/1954), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. HEESTERMANS Magda (Aalst, 17/07/1955), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. JANSSENS Yvette (Wilrijk, 27/02/1954), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer MARDULIER Theo (Leuven, 23/08/1960), Adviseur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2010 - Mevr. PERSOONS Marie-Anne (Merksem, 11/03/1962), Adviseur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2011 - Mevr. RUTTEN Christel (Bree, 17/07/1963), Adviseur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. SPILEERS Magda (Ukkel, 22/08/1955), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2015 - De heer VAN BELLEGHEM Willy (Diksmuide, 17/11/1954), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. VAN ELST Maria (Turnhout, 15/05/1953), Adjunct van de directeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 3. Est promu Officier de l’Ordre de Léopold II :

§ 3. Wordt bevorderd tot Officier in de Orde van Leopold II :

- M. MONSEUR, Chris (Geraardsbergen, 14/10/1955), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- De heer MONSEUR, Chris (Geraardsbergen, 14/10/1955), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 4. Sont nommés Officier de l’Ordre de Léopold II :

§ 4. Worden benoemd tot Officier in de Orde van Leopold II :

- Mme ALLAER Myriam (Aalst, 17/06/1954), Collaborateur en chef dirigeant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014

- Mevr. ALLAER Myriam (Aalst, 17/06/1954), Leidinggevend hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014

- M. BOURGEOIS, Erik (Zottegem, 1/07/1954), Collaborateur en chef dirigeant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- De heer BOURGEOIS, Erik (Zottegem, 1/07/1954), Leidinggevend hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



- Mme CANS Rita (Sint-Truiden, 11/08/1953), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. CANS Rita (Sint-Truiden, 11/08/1953), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

Prise de rang : 8/04/2013 - M. CONARD Jose (Sint-Truiden, 11/01/1952), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2011 - Mme DE CALUWÉ Diana (Hamme, 7/11/1955), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2015 - Mme DE VOS Viviane (Oudenaarde, 30/04/1955), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme DEHAEN Betty (Edingen, 5/08/1955), Collaborateur en chef senior au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2015 - Mme D’HAESE Christine (Geraardsbergen, 15/12/1952), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - M. GEENS Paul (Lier, 23/10/1954), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014

Ranginneming : 8/04/2013 - De heer CONARD Jose (Sint-Truiden, 11/01/1952), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2011 - Mevr. DE CALUWÉ Diana (Hamme, 7/11/1955), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2015 - Mevr. DE VOS Viviane (Oudenaarde, 30/04/1955), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. DEHAEN Betty (Edingen, 5/08/1955), Senoir hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2015 - Mevr. D’HAESE Christine (Geraardsbergen, 15/12/1952), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - De heer GEENS Paul (Lier, 23/10/1954), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - M. JACQUES Frank (Sint-Truiden, 19/02/1954), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme JANSSENS Nicole (Zottegem, 6/05/1955), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2015 - M. MAES Johnny (Oostende, 9/06/1953), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. PEERLINCK Patrik (Nieuwkerken, 6/01/1955), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme STEEMAN Marie-Christine (Dendermonde, 26/07/1954), Collaborateur en chef dirigeant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme TIRIONS Nadine (Sint-Truiden, 29/11/1952), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - Mme TOEBAERT Gilberte (Gent, 26/12/1952), Collaborateur en chef senior au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - Mme VAN BENEDEN Cleva (Etterbeek, 21/03/1954), Collaborateur en chef senior au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. VAN DE SIJPE Raymond (Leuven, 6/06/1954), Spécialiste en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme VANDEN HERREWEGHE Hilde (Geraardsbergen, 10/12/1954), Collaborateur en chef senior au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme VANDERSMISSEN Linda (Geraardsbergen, 8/10/1953), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme VANHOEGAERDEN Magda (Leuven,30/03/1953), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - Mme WARNIER Bernadette (Antwerpen, 14/12/1952), Collaborateur en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - M. WUYTS Ludo (Berchem, 18/01/1955), Collaborateur en chef dirigeant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

54209

- De heer JACQUES Frank (Sint-Truiden, 19/02/1954), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. JANSSENS Nicole (Zottegem, 6/05/1955), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2015 - De heer MAES Johnny (Oostende, 9/06/1953), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer PEERLINCK Patrik (Nieuwkerken, 6/01/1955), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. STEEMAN Marie-Christine (Dendermonde, 26/07/1954), Leidinggevend hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. TIRIONS Nadine (Sint-Truiden, 29/11/1952), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - Mevr. TOEBAERT Gilberte (Gent, 26/12/1952), Senoir hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - Mevr. VAN BENEDEN Cleva (Etterbeek, 21/03/1954), Senoir hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer VAN DE SIJPE Raymond (Leuven, 6/06/1954), Hoofddeskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. VANDEN HERREWEGHE Hilde (Geraardsbergen, 10/12/1954), Senoir hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. VANDERSMISSEN Linda (Geraardsbergen, 8/10/1953), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. VANHOEGAERDEN Magda (Leuven,30/03/1953), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - Mevr. WARNIER Bernadette (Antwerpen, 14/12/1952), Hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - De heer WUYTS Ludo (Berchem, 18/01/1955), Leidinggevend hoofdmedewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming



§ 5. Sont nommés Chevalier de l’Ordre de Léopold II :

§ 5. Worden benoemd tot Ridder in de Orde van Leopold II :

- Mme ALCIDE Arlette (Vilvoorde, 21/08/1953), Assistant en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. BELLINCK Filip (Meise, 30/07/1963), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. BONTE Hendrik (Kortrijk, 22/11/1954), Assistant spécial au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme CEULEMANS Julia (Elsene, 29/07/1954), Assistant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. CORNELIS Hans (Herentals, 10/03/1969), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012

- Mevr. ALCIDE Arlette (Vilvoorde, 21/08/1953), Hoofdassistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer BELLINCK Filip (Meise, 30/07/1963), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer BONTE Hendrik (Kortrijk, 22/11/1954), Speciaal assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. CEULEMANS Julia (Elsene, 29/07/1954), Assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer CORNELIS Hans (Herentals, 10/03/1969), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012

54210


- Mme CORSUS Ilse (Lier, 2/07/1973), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme CORTEBEECK Ann (Willebroek, 20/09/1968), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - M. CROYMANS-PLAGHKI Cedric (Bree, 13/01/1971), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DE CORTE Wendy (Aalst, 27/09/1974), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DE CUYPER Beatrijs (Eeklo, 26/09/1974), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DE GEETER Betty (Opbrakel, 27/06/1963), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme DE KIMPE Peggy (Aalst, 13/07/1969), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2009 - Mme DE PLANCKE Marleen (Ninove, 31/03/1965), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme DE RUYSSCHER Brigitte (Mechelen, 28/08/1963), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme DE SMEDT Karine (Aalst, 24/04/1964), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DE SLEGTE Valerie (Brugge, 8/03/1975), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. DE ZEINE Guy (Gent, 29/05/1971), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme DE ZUTTER Ann (Brugge, 26/10/1965), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme DEMERLIER Christel (Oudenaarde, 1/09/1967), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - Mme DEMESMAEKER Sonja (Mechelen, 3/02/1954), Assistant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme DESMET Conny (Avelgem, 12/12/1963), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - Mme DETANDT Anne-Marie (Geraardsbergen, 2/12/1954), Assistant en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme DIRCKX Edith (Maaseik, 28/09/1968), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - M. DOCKX Francois (Merksem, 12/09/1954), Assistant technique au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme DONEUX Joelle (Sint-Truiden, 25/02/1965), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. FRANS Tim (Lier, 30/06/1975), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015

- Mevr. CORSUS Ilse (Lier, 2/07/1973), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. CORTEBEECK Ann (Willebroek, 20/09/1968), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - De heer CROYMANS-PLAGHKI Cedric (Bree, 13/01/1971), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DE CORTE Wendy (Aalst, 27/09/1974), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DE CUYPER Beatrijs (Eeklo, 26/09/1974), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DE GEETER Betty (Opbrakel, 27/06/1963), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. DE KIMPE Peggy (Aalst, 13/07/1969), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2009 - Mevr. DE PLANCKE Marleen (Ninove, 31/03/1965), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. DE RUYSSCHER Brigitte (Mechelen, 28/08/1963), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. DE SMEDT Karine (Aalst, 24/04/1964), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DE SLEGTE Valerie (Brugge, 8/03/1975), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer DE ZEINE Guy (Gent, 29/05/1971), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. DE ZUTTER Ann (Brugge, 26/10/1965), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. DEMERLIER Christel (Oudenaarde, 1/09/1967), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - Mevr. DEMESMAEKER Sonja (Mechelen, 3/02/1954), Assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. DESMET Conny (Avelgem, 12/12/1963), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - Mevr. DETANDT Anne-Marie (Geraardsbergen, 2/12/1954), Hoofdassistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. DIRCKX Edith (Maaseik, 28/09/1968), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - De heer DOCKX Francois (Merksem, 12/09/1954), Technisch assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. DONEUX Joelle (Sint-Truiden, 25/02/1965), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer FRANS Tim (Lier, 30/06/1975), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD - M. GILLIS Erik (Dendermonde, 5/05/1973), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013 - Mme JONCKHEERE Christine (Torhout, 3/09/1955), Assistant en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. LAMBREGT Peter (Oostende, 22/03/1965), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - Mme LEUS Veerle (Zottegem, 10/07/1967), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2012 - Mme LIEVENS Els (Aalst, 19/09/1966), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2010 - Mme MERTENS Marie (Leuven, 8/09/1959), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2010 - Mme MEYSMAN Marijke (Merchtem, 19/05/1964), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - M. MOESTERMANS Patrick (Mol, 16/01/1969), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2012 - M. MOMBAERTS Georges (Tienen, 9/03/1955), Assistant technique au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2014 - M. PLANCKAERT Tom (Kortrijk, 24/06/1974), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme QUINTYN Ina (Gent, 1/08/1975), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. ROUSSELLE Philip (Gent, 11/01/1964), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2013 - M. SCHELFHOUT Jan (Aalst, 9/11/1975), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme SEGERS Barbara (Dendermonde, 4/08/1975), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. SENICA Alfred (Barnbach (Oostenrijk), 19/11/1951), Assistant technique au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 15/11/2011 - Mme SERLIPPENS Anita (Viane, 21/06/1949), Assistant en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2009 - Mme SOMMEREYNS Eva (Leuven, 16/05/1975), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - Mme SPELEERS Sabine (Oudenaarde, 27/04/1964), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2014 - Mme STAELS Machteld (Ninove, 13/05/1955), Assistant en chef au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2015 - M. STRUYVE Roel (Tielt, 22/11/1972), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation Prise de rang : 8/04/2013

54211

- De heer GILLIS Erik (Dendermonde, 5/05/1973), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013 - Mevr. JONCKHEERE Christine (Torhout, 3/09/1955), Hoofdassistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer LAMBREGT Peter (Oostende, 22/03/1965), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - Mevr. LEUS Veerle (Zottegem, 10/07/1967), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2012 - Mevr. LIEVENS Els (Aalst, 19/09/1966), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2010 - Mevr. MERTENS Marie (Leuven, 8/09/1959), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2010 - Mevr. MEYSMAN Marijke (Merchtem, 19/05/1964), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - De heer MOESTERMANS Patrick (Mol, 16/01/1969), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012 - De heer MOMBAERTS Georges (Tienen, 9/03/1955), Technisch assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014 - De heer PLANCKAERT Tom (Kortrijk, 24/06/1974), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. QUINTYN Ina (Gent, 1/08/1975), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer ROUSSELLE Philip (Gent, 11/01/1964), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013 - De heer SCHELFHOUT Jan (Aalst, 9/11/1975), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. SEGERS Barbara (Dendermonde, 4/08/1975), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer SENICA Alfred (Barnbach (Oostenrijk), 19/11/1951), Technisch assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2011 - Mevr. SERLIPPENS Anita (Viane, 21/06/1949), Hoofdassistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2009 - Mevr. SOMMEREYNS Eva (Leuven, 16/05/1975), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - Mevr. SPELEERS Sabine (Oudenaarde, 27/04/1964), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014 - Mevr. STAELS Machteld (Ninove, 13/05/1955), Hoofdassistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015 - De heer STRUYVE Roel (Tielt, 22/11/1972), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013

54212


- Mme VAN DEN BERGHE Linda (Aalst, 10/11/1953), Assistant technique au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN DEN BERGHE Linda (Aalst, 10/11/1953), Technisch assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013

Prise de rang : 8/04/2013 - M. VAN DEN HAUTE Marc (Aalst, 14/02/1969), Programmeur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- De heer VAN DEN HAUTE Marc (Aalst, 14/02/1969), Programmeur bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2008

Prise de rang : 15/11/2008 - M. VAN DOORSLAER Mario (Eeklo, 12/02/1971), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- De heer VAN DOORSLAER Mario (Eeklo, 12/02/1971), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013

Prise de rang : 15/11/2013 - Mme VAN ETTERIJK Maria (Watermaal-Bosvoorde, 23/10/1954), Assistant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN ETTERIJK Maria (Watermaal-Bosvoorde, 23/10/1954), Assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2014

Prise de rang : 8/04/2014 - Mme VAN HAUTE Ann (Dendermonde, 26/05/1955), Assistant technique au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN HAUTE Ann (Dendermonde, 26/05/1955), Technisch assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015

Prise de rang : 8/04/2015 - Mme VAN MOER Ann (Mechelen, 6/06/1967), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN MOER Ann (Mechelen, 6/06/1967), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013

Prise de rang : 15/11/2013 - Mme VAN OOST Carina (Aalst, 30/03/1963), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN OOST Carina (Aalst, 30/03/1963), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012

Prise de rang : 15/11/2012 - Mme VAN PARIJS Christine (Gent, 17/05/1955), Assistant au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN PARIJS Christine (Gent, 17/05/1955), Assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2015

Prise de rang : 8/04/2015 - Mme VAN WALLEGHEM Katelijn (Izegem, 22/01/1961), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN WALLEGHEM Katelijn (Izegem, 22/01/1961), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2010

Prise de rang : 15/11/2010 - Mme VAN WAYENBERG Marijke (Opbrakel, 26/01/1965), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VAN WAYENBERG Marijke (Opbrakel, 26/01/1965), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2014

Prise de rang : 15/11/2014 - Mme VANLEEUW An (Hasselt, 11/08/1970), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VANLEEUW An (Hasselt, 11/08/1970), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2010

Prise de rang : 8/04/2010 - M. VANROELEN Sven (Herentals, 1/01/1974), Spécialiste au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- De heer VANROELEN Sven (Herentals, 1/01/1974), Deskundige bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2013

Prise de rang : 15/11/2013 - Mme VERCAMBRE Greta (Menen, 26/12/1952), Assistant technique au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. VERCAMBRE Greta (Menen, 26/12/1952), Technisch assistent bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 15/11/2012

Prise de rang : 15/11/2012 - Mevr. WEGSTEEN Brigitte (Brugge, 10/08/1967), Collaborateur au Domaine politique de l’Enseignement et de la Formation

- Mevr. WEGSTEEN Brigitte (Brugge, 10/08/1967), Medewerker bij het Beleidsdomein Onderwijs en Vorming Ranginneming : 8/04/2013

Prise de rang : 8/04/2013 Art. 2. Ils prennent rang dans l’Ordre à la date indiquée en regard de leur nom.




* SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

[C − 2015/15110] Carrière de l’Administration centrale. — Nomination

[C − 2015/15110] Carrière Hoofdbestuur. — Benoeming

Par arrêté royal du 10 août 2015, Mme Sofie DIRKX est nommée à partir du 1er juin 2015 en qualité d’agent de l’Etat, dans le cadre linguistique néerlandais, dans la classe A1 au titre d’attaché, avec prise de rang au 1er juin 2014. Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, un recours peut être introduit endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée sous pli recommandé à la poste au Conseil d’Etat, rue de la Science 33, 1040 Bruxelles.

Bij koninklijk besluit van 10 augustus 2015 wordt Mevr. Sofie DIRKX met ingang van 1 juni 2015 tot rijksambtenaar benoemd, in een betrekking van het Nederlandse taalkader, in de klasse A1 met de titel van attaché, met ranginneming op 1 juni 2014. Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief te worden toegezonden aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel.

54213

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [C − 2015/11330] 12 AOUT 2015. — Arrêté ministériel portant agréation de deux sociétés coopératives

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C − 2015/11330] 12 AUGUSTUS 2015. — Ministerieel besluit tot erkenning van twee coöperatieve vennootschappen

Le Ministre de l’Economie,

De Minister van Economie,

Vu la loi du 20 juillet 1955 portant institution d’un Conseil national de la Coopération, l’article 5, modifié par la loi du 12 juillet 2013 ;

Gelet op de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, artikel 5, gewijzigd bij de wet van 12 juli 2013;

Vu l’arrêté royal du 8 janvier 1962 fixant les conditions d’agrément des groupements nationaux de sociétés coopératives et des sociétés coopératives, modifié par les arrêtés royaux des 24 septembre 1986, 25 février 1996, 10 novembre 1996 et 24 mars 2015,

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1962 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van nationale groeperingen van coöperatieve vennootschappen en van de coöperatieve vennootschappen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 september 1986, 25 februari 1996, 10 november 1996 en 24 maart 2015,

Arrête :

Besluit :

Article 1er. Sont agréées, avec effet au 1er juillet 2015, les sociétés coopératives suivantes :

5306

Artikel 1. Worden erkend met ingang van 1 juli 2015, de volgende coöperatieve vennootschappen :

LES COMPAGNONS DE LA TERRE SCRL-FS A Esneux Numéro d’entreprise : 0588.959.353 Ondernemingsnummer:

5307

FAIRCOOP SCRL A Arlon Numéro d’entreprise : 0820.243.975 Ondernemingsnummer:

Art. 2. Les agréments mentionnés à l’article précédent restent valables jusqu’au 31 mai 2016 pour autant que les sociétés coopératives concernées ne fassent pas l’objet d’une radiation en vertu des articles 7 et 8 de l’arrêté royal du 8 janvier 1962 fixant les conditions d’agréation des groupements de sociétés coopératives et des sociétés coopératives.

Bruxelles, le 12 août 2015.

Art. 2. De erkenningen in het vorige artikel vermeld blijven geldig tot 31 mei 2016 voor zover de bedoelde coöperatieve vennootschappen niet het voorwerp zijn van een schrapping overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 8 januari 1962 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van nationale groeperingen van coöperatieve vennootschappen en van coöperatieve vennootschappen. Brussel, 12 augustus 2015.

K. PEETERS

K. PEETERS

* SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE [C − 2015/11278]

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C − 2015/11278]

Personnel et Organisation Nomination en qualité d’agent de l’Etat

Personeel en Organisatie Benoeming in de hoedanigheid van Rijksambtenaar

Par arrêté royal du 11 juin 2015, Mme Kathleen MAETENS est nommée en qualité d’agent de l’Etat, dans la classe A1 au titre d’attaché, à partir du 1er avril 2015 avec prise de rang au 1er avril 2014.

Bij koninklijk besluit van 11 juni 2015 wordt met ingang van 1 april 2015, Mevr. Kathleen MAETENS in de hoedanigheid van Rijksambtenaar benoemd tot de titel van attaché in de klasse A1, met ranginneming op 1 april 2014.

Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, un recours peut être introduit endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée sous pli recommandé à la poste, au Conseil d’Etat, rue de la Science 33, à 1040 Bruxelles.

Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State kan beroep worden ingediend binnen de zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift hiertoe dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State, Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel te worden gericht.

54214



VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID Kanselarij en Bestuur [2015/203818] 3 AUGUSTUS 2015. — Stad Gent. — Onteigening. — Machtiging Bij besluit van 03-08-2015 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding wordt de stad Gent ertoe gemachtigd over te gaan tot de gerechtelijke onteigening van de onroerende goederen gelegen te Gent, en kadastraal bekend zoals vermeld op het onteigeningsplan, met het oog op de realisatie van het rooilijn- en onteigeningsplan ″Aan de Bocht″. Hetzelfde besluit verklaart dat de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden, bepaald bij artikel 5 van de wet van 26 juli 1962 op deze onteigening mag worden toegepast. Tegen dit besluit kan een beroep tot nietigverklaring of een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging worden ingediend bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verzoekschrift wordt ingediend, hetzij elektronisch via een beveiligde website van de Raad van State (http: //eproadmin.raadvst-consetat.be/), of met een ter post aangetekende brief die wordt toegezonden aan de Raad van State (Wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel). Het verzoekschrift wordt ingediend binnen een termijn van zestig dagen nadat de beslissing werd betekend. Indien de beslissing niet betekend diende te worden, gaat de termijn in met de dag waarop de verzoeker er kennis van heeft gehad.

* VLAAMSE OVERHEID Welzijn, Volksgezondheid en Gezin [2015/203824] 21 JULI 2015. — Wijziging van erkenning van een lokaal dienstencentrum Bij besluit van de administrateur-generaal van het Agentschap Zorg en Gezondheid, Bij delegatie het afdelingshoofd Woonzorg en Eerste Lijn van 21 juli 2015 wordt het volgende bepaald: Artikel 1. Het artikel 1 van het besluit van de administrateur-generaal van 4 oktober 2009 houdende de erkenning van een lokaal dienstencentrum wordt vervangen door wat volgt: ″Artikel 1. Het lokaal dienstencentrum Aksent Evere, Marnestraat 89 te 1140 Evere, beheerd door de vzw Aksent, Gallaitstraat 88 te 1030 Schaarbeek, wordt erkend onder het nummer PE 2605. De erkenning gaat in op 9 september 2009 en geldt voor onbepaalde duur.″ Art. 2. Om erkend te blijven moet het lokaal dienstencentrum Aksent Evere blijvend voldoen aan de bepalingen van het eerste lid, 2o van artikel 3 uit het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers. Art. 3. Tegen dit besluit kan door elke belanghebbende met een aangetekende brief een vordering tot schorsing en/of beroep tot nietigverklaring worden ingediend bij de Raad van State binnen 60 dagen na kennisgeving van deze beslissing. Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 25 mei 2015.

COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2015/29403] Wallonie-Bruxelles International. — Nomination d’un Attaché Un arrêté des Gouvernements wallon et de la Communauté française du 4 juin 2015 formalise la nomination de M. Hubert GOFFINET au grade d’Attaché à Wallonie-Bruxelles International à partir du 1er juin 2015 par application des arrêtés du 5 décembre 2008 du Gouvernement wallon et du Gouvernement de la Communauté française fixant le statut administratif et pécuniaire du personnel de Wallonie-Bruxelles International. Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, une requête signée et datée peut être introduite contre cette nomination endéans les soixante jours après cette publication.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD La requête identifiant les parties ainsi que l’acte attaqué et exposant les faits et moyens doit être envoyée sous pli recommandé à la Poste au Conseil d’Etat, rue de la Science 33, à 1040 Bruxelles. Toute personne justifiant d’un intérêt peut obtenir une copie conforme de cet arrêté de nomination auprès du Directeur des Ressources humaines de Wallonie-Bruxelles International.

VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C − 2015/29403] Wallonie-Bruxelles International. — Benoeming van een attaché Bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 4 juni 2015, wordt de heer Hubert GOFFINET tot attaché in Wallonie-Bruxelles International vanaf 1 juni 2015 benoemd met toepassing van de besluiten van 5 december 2008 van de Waalse Regering en van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van het administratief statuut en het geldelijk statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles International » Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State, kan een ondertekend en gedateerd verzoekschrift tegen deze benoeming binnen de zestig dagen na deze bekendmaking worden ingediend. Het verzoekschrift waarbij de partijen alsook de bestreden akte worden geïdentificeerd en waarbij de feiten en middelen worden uiteengezet, moet bij een ter post aangetekend schrijven aan de Raad van State, wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel, worden overgezonden. Iedere persoon die het bewijs van een belang levert, kan een voor éénsluidend verklaard afschrift van dat benoemingsbesluit bekomen bij de directeur van de dienst human resources van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.

* MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2015/29404] Désignation de fonctionnaires généraux en qualité de mandataires Un arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 8 juillet 2015 formalise la désignation de M. Jean-Luc FOURMY par mandat dans la fonction suivante : Directeur général de la Direction générale des Infrastructures à partir du 13 juillet 2015 par application de l’arrêté du Gouvernement du 20 septembre 2012 instaurant un régime de mandats pour les fonctionnaires généraux des Services du Gouvernement de la Communauté française, du Conseil supérieur de l’Audiovisuel, et des Organismes d’intérêt public qui relèvent du Comité de Secteur XVII.

Un arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 8 juillet 2015 formalise la désignation de M. Jacques LEFEBVRE par mandat dans la fonction suivante : Directeur général de la Direction générale des Personnels de l’Enseignement organisé par la Fédération Wallonie-Bruxelles à partir du 1er juillet 2015 par application de l’arrêté du Gouvernement du 20 septembre 2012 instaurant un régime de mandats pour les fonctionnaires généraux des Services du Gouvernement de la Communauté française, du Conseil supérieur de l’Audiovisuel, et des Organismes d’intérêt public qui relèvent du Comité de Secteur XVII.

Un arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 8 juillet 2015 formalise la désignation de M. Sébastien YERNA par mandat dans la fonction suivante : Directeur général de la Direction générale du Budget et des Finances à partir du 13 juillet 2015 par application de l’arrêté du Gouvernement du 20 septembre 2012 instaurant un régime de mandats pour les fonctionnaires généraux des Services du Gouvernement de la Communauté française, du Conseil supérieur de l’Audiovisuel, et des Organismes d’intérêt public qui relèvent du Comité de Secteur XVII. Conformément aux lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, une requête signée et datée peut être introduite contre chacune de ces nominations endéans les soixante jours après cette publication. La requête identifiant les parties ainsi que l’acte attaqué et exposant les faits et moyens doit être envoyée sous pli recommandé à la Poste au Conseil d’Etat ; rue de la Science 33, à 1040 Bruxelles. Toute personne justifiant d’un intérêt peut obtenir une copie conforme de ces arrêtés de nomination auprès de la Direction générale de la Fonction publique et des Ressources humaines du Ministère de la Communauté française.

54215

54216

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C − 2015/29404] Benoeming van ambtenaren-generaal tot mandaathouder Bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 juli 2015 2015, wordt de heer Jean-Luc FOURMY bij mandaat benoemd in het volgende ambt : directeur-generaal van de algemene directie infrastructuren vanaf 13 juli 2015, met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren.

Bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 juli 2015, wordt de heer Jacques LEFEBVRE bij mandaat benoemd in het volgende ambt : directeur-generaal van de algemene directie voor het personeel van het door de Federatie Wallonië-Brussel georganiseerde personeel vanaf 1 juli 2015, met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren.

Bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 juli 2015, wordt de heer Sébastien YERNA bij mandaat benoemd in het volgende ambt : directeur-generaal van de algemene directie begroting en financiën vanaf 13 juli 2015, met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 september 2012 tot instelling van een mandatenregeling voor de ambtenaren-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die onder het Comité van Sector XVII ressorteren. Overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State, kan een ondertekend en gedateerd verzoekschrift tegen elk van deze benoemingen binnen de zestig dagen na deze bekendmaking worden ingediend. Het verzoekschrift waarbij de partijen alsook de bestreden akte worden geïdentificeerd en waarbij de feiten en middelen worden uiteengezet, moet bij een ter post aangetekend schrijven aan de Raad van State, wetenschapsstraat 33, te 1040 Brussel, worden overgezonden. Iedere persoon die het bewijs van een belang levert, kan een voor éénsluidend verklaard afschrift van die benoemingsbesluiten bekomen bij de algemene directie ambtenarenzaken en human resources van het Ministerie van de Franse Gemeenschap.

REGION DE BRUXELLES-CAPITALE — BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C − 2015/31483]

[C − 2015/31483] Promotion

Bevordering

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 2 avril 2015, M. Saïd EL FADILI est promu au grade de Premier Attaché au cadre linguistique français de l’Institut Bruxellois pour la Gestion de l’Environnement, à partir du 1er février 2015.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 april 2015 wordt de heer Saïd EL FADILI bevorderd tot de graad van Eerste attaché in het Frans kader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, vanaf 1 februari 2015.

* REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

[C − 2015/31482]

[C − 2015/31482]

Nominations

Benoemingen

Par arrêté des fonctionnaires dirigeants de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement du 12 mai 2015, Mme Cindy HALLARD est nommée à titre définitif en qualité d’Assistante au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er juin 2015.

Bij besluit van de leidende ambtenaren van het Brussels Instituut voor Milieubeheer van 12 mei 2015 wordt Mevr. Cindy HALLARD, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Assistente in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 juni 2015.

Par arrêté des fonctionnaires dirigeants de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement du 29 avril 2015, M. Ejder BALCI est nommé à titre définitif en qualité de Préposé au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er mars 2015.

Bij besluit van de leidende ambtenaren van het Brussels Instituut voor Milieubeheer van 29 april 2015 wordt de heer Ejder BALCI, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Beambte in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 maart 2015.

54217

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 23 juillet 2013, Mme Marie VERKAEREN est nommée à titre définitif en qualité d’Attachée au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er avril 2013.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 juli 2013 wordt Mevr. Marie VERKAEREN, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Attaché in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 april 2013.

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 29 avril 2014, Mme Christine VAN HENDE est nommée à titre définitif en qualité d’Assistante au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er avril 2014.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 april 2014 wordt Mevr. Christine VAN HENDE, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Assistente in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 april 2014.

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 mai 2015, Mme Aline VEULEMANS est nommée à titre définitif en qualité d’Attachée au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er juin 2015.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 2015 wordt Mevr. Aline VEULEMANS, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Attaché in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 juni 2015.

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 mai 2015, Mme Amandine HENRY est nommée à titre définitif en qualité d’Attachée au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er juin 2015.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 2015 wordt Mevr. Amandine HENRY, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Attaché in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 juni 2015.

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 mai 2015, Mme Camille DE SMET D’OLBECKE est nommée à titre définitif en qualité d’Attachée au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er juin 2015.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 2015 wordt Mevr. Camille DE SMET D’OLBECKE, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Attaché in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 juni 2015.

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 27 mai 2015, Mme Yasmine DE SPIEGELEIRE est nommée à titre définitif en qualité d’Attachée au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er juin 2015.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 2015 wordt Mevr. Yasmine DE SPIEGELEIRE, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Attaché in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 juni 2015.

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 29 avril 2014, M. Guy ROTSAERT est nommé à titre définitif en qualité d’Assistant au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement à partir du 1er avril 2014.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 april 2014 wordt de heer Guy ROTSAERT, in vast verband benoemd in de hoedanigheid van Assistant in het Frans taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer vanaf 1 april 2014.

* REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

[C − 2015/31484]

[C − 2015/31484]

Admission au stage

Toelating tot de stage

Par arrêté des fonctionnaires dirigeants de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement du 8 avril 2015, Mme Martialle BOPACAH LOCELET est admise au stage pour une période de 1 an à partir du 1er mai 2015, en qualité d’Assistante au cadre linguistique français de l’Institut bruxellois pour la Gestion de l’Environnement.

Bij besluit van de leidende ambtenaren van het Brussels Instituut voor Milieubeheer van 8 april 2015 wordt Mevr. Martialle BOPACAH LOCELET, voor een periode van één jaar vanaf 1 mei 2015, toegelaten tot de stage in de hoedanigheid van Assistente in het Franse taalkader van het Brussels Instituut voor Milieubeheer.

54218


AVIS OFFICIELS — OFFICIELE BERICHTEN


VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [2015/203823] Toegankelijkheidsregelingen voor bossen De administrateur-generaal van het Agentschap voor Natuur en Bos, mevrouw Marleen Evenepoel, heeft op 15 juli 2015, de toegankelijkheidsregeling goedgekeurd voor de openbare bossen ’gemeentebossen Ravels’ gelegen te Ravels overeenkomstig het Besluit Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten. De toegankelijkheidsregeling ligt ter inzage bij de gemeente Ravels en wordt op het terrein zichtbaar gemaakt via infopanelen aan de voornaamste ingangen van het gebied.

De administrateur-generaal van het Agentschap voor Natuur en Bos, mevrouw Marleen Evenepoel, heeft op 15 juli 2015, de toegankelijkheidsregeling goedgekeurd voor het boscomplex ’Makegemse bossen’ en Gentbos gelegen te Merelbeke en Gavere overeenkomstig het Besluit Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten. De toegankelijkheidsregeling ligt ter inzage bij de gemeenten Merelbeke en Gavere en wordt op het terrein zichtbaar gemaakt via infopanelen aan de voornaamste ingangen van het gebied.

De administrateur-generaal van het Agentschap voor Natuur en Bos, mevrouw Marleen Evenepoel, heeft op 30 juli 2015, de toegankelijkheidsregeling goedgekeurd voor het privébos Kerken A gelegen te Laakdal overeenkomstig het Besluit Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten. De toegankelijkheidsregeling ligt ter inzage bij de gemeente Laakdal en wordt op het terrein zichtbaar gemaakt via infopanelen aan de voornaamste ingangen van het gebied.

De administrateur-generaal van het Agentschap voor Natuur en Bos, mevrouw Marleen Evenepoel, heeft op 30 juli 2015, de toegankelijkheidsregeling goedgekeurd voor het privébos Wijngaardsbos gelegen te Laakdal overeenkomstig het Besluit Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten. De toegankelijkheidsregeling ligt ter inzage bij de gemeente Laakdal en wordt op het terrein zichtbaar gemaakt via infopanelen aan de voornaamste ingangen van het gebied.

De administrateur-generaal van het Agentschap voor Natuur en Bos, mevrouw Marleen Evenepoel, heeft op 30 juli 2015, de toegankelijkheidsregeling goedgekeurd voor het privébos Mottaert gelegen te Herselt overeenkomstig het Besluit Vlaamse Regering van 5 december 2008 betreffende de toegankelijkheid van de bossen en de natuurreservaten. De toegankelijkheidsregeling ligt ter inzage bij de gemeente Herselt en wordt op het terrein zichtbaar gemaakt via infopanelen aan de voornaamste ingangen van het gebied.

* VLAAMSE OVERHEID [C − 2015/36085] Bekendmaking beslissing definitieve vaststelling RUP ″Paardenoefenveld LRV - Herziening″ gemeente Zoersel

Bij besluit van 23 juni 2015 heeft de gemeenteraad van de gemeente Zoersel het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) ‘Paardenoefenveld LRV-herziening’ definitief vastgesteld. Dit RUP omvat een aanpassing van de stedenbouwkundige voorschriften met het oog op de bouw van een overdekte rijpiste.


54219

PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN

Ruimtelijke Ordening

Gemeente Beveren

OPENBAAR ONDERZOEK : BEKENDMAKING In toepassing van de artikels 2.2.14 en 2.4.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening brengt het college van burgemeester en schepenen ter kennis aan de bevolking dat het ontwerp gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan genaamd ‘Meersen Zuid’ voorlopig aangenomen werd door de gemeenteraad op 28 juli 2015. Dit dossier met alle nuttige informatie ligt voor iedereen ter inzage te Beveren, op het gemeentehuis, Stationsstraat 2, vierde verdieping, dienst stedenbouw en ruimtelijke ordening – gedurende een termijn van zestig dagen, dit is van 31 augustus 2015 tot en met 30 oktober 2015. Bureeluren : iedere werkdag, van 8 u. 30 m. tot 12 u. 30 m., woensdag ook van 13 u. 30 m. tot 17 uur, zaterdag, van 9 tot 12 uur en verder ook na telefonische afspraak op het nummer 03-750 17 16. Opmerkingen en bezwaren dienen uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek aangetekend toegezonden aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (GECORO), p.a. gemeentehuis Beveren, Stationsstraat 2, te 9120 Beveren of er afgegeven tegen ontvangstbewijs. Namens het college van burgemeester en schepenen, de secretaris, de burgemeester, (20666)

Dématérialisation des titres au porteur

Le présent message est publié conformément à l’article 11, § 1er, de la loi du 14 décembre 2005 portant suppression des titres au porteur et à l’arrêté royal du 25 juillet 2014 pris en exécution de l’article 11 de la loi du 14 décembre 2005 portant suppression des titres au porteur, fixant les modalités de la vente par émetteur, du transfert du produit de cette vente et des titres invendus à la Caisse des Dépôts et Consignations et de la restitution de ces titres. Article 11 de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013 : « 1er. A partir du 1er janvier 2015, les titres admis à la négociation sur un marché réglementé et dont le titulaire ne s’est pas fait connaître au jour de la vente, sont vendus par l’émetteur sur un marché réglementé. Cette vente a lieu moyennant publication préalable au Moniteur belge et sur le site internet de l’entreprise de marché exploitant l’activité du marché réglementé sur lequel les titres seront vendus d’un avis contenant le texte du présent paragraphe et invitant le titulaire à faire valoir ses droits sur les titres. La vente ne peut intervenir qu’à l’expiration d’un délai d’un mois à compter de la publication de l’avis et est initiée dans les trois mois qui suivent. L’émetteur peut imputer sur le produit de la vente les frais qu’il a dû exposer en raison de la tenue et la gestion des titres inscrits en compte-titres à son nom par application de l’article 9 et en raison de la conversion de plein droit des titres émis par lui. L’émetteur peut se porter acquéreur des titres mis en vente. En ce qui concerne les actions, parts bénéficiaires ou certificats s’y rapportant, il respecte les conditions prévues à l’article 620 du Code des sociétés, à l’exception de la condition visée à l’article 620, 1er, alinéa 1er, 2°, du Code des sociétés à laquelle il peut être dérogé pour l’application du présent alinéa. Si les conditions de l’article 620 du Code des sociétés ne sont pas remplies, le rachat peut être effectué par l’émetteur exclusivement en vue de la destruction immédiate des titres rachetés. Dans ce dernier cas, l’émetteur respecte les conditions prévues à l’article 621 du Code des sociétés. Les sommes issues de la vente, déduction faite des frais visés à l’alinéa 3, sont déposées à la Caisse des Dépôts et Consignations jusqu’à ce qu’une personne ayant pu valablement établir sa qualité de titulaire en demande la restitution. La Caisse des Dépôts et Consignations n’est responsable de la restitution de ces sommes que pour autant qu’elle les a reçues de l’émetteur en exécution de cet alinéa. Les intérêts courus sur ces sommes reviennent à la Caisse des Dépôts et Consignations dès leur dépôt auprès de celle-ci. Le Roi peut fixer les modalités de la vente, du dépôt et des restitutions prévus au présent paragraphe ». 1. Identité de l’émetteur : Raison sociale : Record Bank SA.

Dematerialisering van de effecten aan toonder

Siège social : Henri Matisselaan 16, 1140 Evere. Numéro d’entreprise : 0403.263.642. 2. Données nécessaires à l’identification des titres mis en vente : Nature des titres : Bon de caisse.

Modèle d’avis pour la publication prévue par l’article 11, § 1er et § 2 de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013

Suppression des titres au porteur - Annonce dans le cadre de l’article 11, 1er de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013. Dans le cadre de la suppression des titres au porteur, Record Bank, société anonyme, demande aux titulaires ou leurs ayants droit de déposer leurs titres avant la vente de ces titres sur le marché réglementé.

Code ISIN : BER00000VCD3 (nos bon de caisse : 930.121.964-22/ 930.121.688-37/930.121.689-38) Date d’émission : 23-08-2006. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. La société n’a pas connaissance de tels droits de préemption, restrictions ou limitations de la cessibilité de ces bons de caisse. Les bons de caisse concernés représentent des titres ordinaires sans droits spécifiques y afférents.

54220


3. Nombres maximum de titres susceptibles d’être mis en vente : 46.600,00 EUR. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : Ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite et lieux de dépôt : 03/09/2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Raison sociale : Record Bank SA, Bert Behaegel. Adresse : Woodrow Wilsonplein 5i, 9000 Gent. 7. Début des ventes : les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (1) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels. 1. Identité de l’émetteur : Raison sociale : Record Bank SA Siège social : Henri Matisselaan 16, 1140 Evere.

La société n’a pas connaissance de tels droits de préemption, restrictions ou limitations de la cessibilité de ces bons de caisse. Les bons de caisse concernés représentent des titres ordinaires sans droits spécifiques y afférents. 3. Nombres maximum de titres susceptibles d’être mis en vente : 42.500,00 EUR. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : Ventes publiques (titres non côtés. 5. Date limite et lieux de dépôt : 03/09/2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Raison sociale : Record Bank SA, Bert Behaegel. Adresse : Woodrow Wilsonplein 5i, 9000 Gent. 7. Début des ventes : les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (1) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels.

Numéro d’entreprise : 0403.263.642.

1. Identité de l’émetteur :

2. Données nécessaires à l’identification des titres mis en vente :

Raison sociale : Record Bank SA.

Nature des titres : Bon de caisse.

Siège social : Henri Matisselaan 16, 1140 Evere.

Code ISIN : BER000013C92 (numéros bon de caisse :


930.127.972-16/930.128.032-76);


930.128.033-77/930.128.034-78).


Date d’émission : 17-11-2006. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. La société n’a pas connaissance de tels droits de préemption, restrictions ou limitations de la cessibilité de ces bons de caisse. Les bons de caisse concernés représentent des titres ordinaires sans droits spécifiques y afférents. 3. Nombres maximum de titres susceptibles d’être mis en vente : 17.000,00 EUR. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : Ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite et lieux de dépôt : 03/09/2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Raison sociale : Record Bank SA. Adresse : Woodrow Wilsonplein 5i, 9000 Gent. 7. Début des ventes : les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (1) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels. 1. Identité de l’émetteur : Raison sociale : Record Bank SA. Siège social : Henri Matisselaan 16, 1140 Evere. Numéro d’entreprise : 0403.263.642.

Code ISIN : BER0000229L1 (numéros bon de caisse 930.198.832-66/ 930.198.224-40/930.198.225-41/930.198.226-42/930.198.227-43/ 930.198.228-44/930.198.229-45/930.198.230-46/930.198.231-47/ 930.198.232-48/930.198.233-49/930.198.234-50/930.198.235-51/ 930.198.236-52/930.198.237-53/930.198.238-54/930.198.239-55/ 930.198.240-56). Date d’émission : 13-07-2007. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. La société n’a pas connaissance de tels droits de préemption, restrictions ou limitations de la cessibilité de ces bons de caisse. Les bons de caisse concernés représentent des titres ordinaires sans droits spécifiques y afférents. 3. Nombres maximum de titres susceptibles d’être mis en vente : 103.375,00 EUR. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : Ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite et lieux de dépôt : 03/09/2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Raison sociale : Record Bank SA, Bert Behaegel Adresse : Woodrow Wilsonplein 5i, 9000 Gent. 7. Début des ventes : les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (1) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels





Code ISIN : BER000021ZL9 (numéros bon de caisse 930.163.502-44/ 930.167.038-88/930.167.039-89/930.167.569-37/930.167.570-38/ 930.167.571-39/930.167.572-40/930.167.573-41/930.167.574-42/ 930.162.229-32. Date d’émission : 07-05-2007. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A.

Siège social : Henri Matisselaan 16, 1140 Evere. Numéro d’entreprise : 0403.263.642. 2. Données nécessaires à l’identification des titres mis en vente : Nature des titres : Bon de caisse. Code ISIN : BER00000TSK8 (numéros bon de caisse 930.113.878-84). Date d’émission : 24-04-2006.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. La société n’a pas connaissance de tels droits de préemption, restrictions ou limitations de la cessibilité de ces bons de caisse. Les bons de caisse concernés représentent des titres ordinaires sans droits spécifiques y afférents. 3. Nombres maximum de titres susceptibles d’être mis en vente : 250,00 EUR. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : Ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite et lieux de dépôt : 03/09/2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Raison sociale : Record Bank SA, Bert Behaegel.

54221

Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. La société n’a pas connaissance de tels droits de préemption, restrictions ou limitations de la cessibilité de ces bons de caisse. Les bons de caisse concernés représentent des titres ordinaires sans droits spécifiques y afférents. 3. Nombres maximum de titres susceptibles d’être mis en vente : 40.000,00 EUR. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite et lieux de dépôt : 03/09/2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes :

Adresse : Woodrow Wilsonplein 5i, 9000 Gent. 7. Début des ventes : les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (1) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels. 1. Identité de l’émetteur : Raison sociale : Record Bank SA Siège social : Henri Matisselaan 16, 1140 Evere. Numéro d’entreprise : 0403.263.642.

Raison sociale : Record Bank SA, Bert Behaegel. Adresse : Woodrow Wilsonplein 5i, 9000 Gent. 7. Début des ventes : les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (1) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels. 1. Identité de l’émetteur :




Siège social : Henri Matisselaan 16, 1140 Evere.

Code ISIN : BER00001LIQ1 (numéros bon de caisse RB-00602266515).


Date d’émission : 13-02-2004. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. La société n’a pas connaissance de tels droits de préemption, restrictions ou limitations de la cessibilité de ces bons de caisse. Les bons de caisse concernés représentent des titres ordinaires sans droits spécifiques y afférents. 3. Nombres maximum de titres susceptibles d’être mis en vente : 250,00 EUR. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : Ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite et lieux de dépôt : 03/09/2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Raison sociale : Record Bank SA, Bert Behaegel. Adresse : Woodrow Wilsonplein 5i, 9000 Gent. 7. Début des ventes : les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (1) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels 1. Identité de l’émetteur :

2. Données nécessaires à l’identification des titres mis en vente : Nature des titres : Bon de caisse. Code ISIN : BERZ00249937 (numéros bon de caisse RB-50000145904/ RB-50000149324/RB-50000149327). Date d’émission : 17-11-2006. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. La société n’a pas connaissance de tels droits de préemption, restrictions ou limitations de la cessibilité de ces bons de caisse. Les bons de caisse concernés représentent des titres ordinaires sans droits spécifiques y afférents. 3. Nombres maximum de titres susceptibles d’être mis en vente : 32.500,00 EUR. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : Ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite et lieux de dépôt : 03/09/2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes :

Raison sociale : Record Bank SA. Siège social : Henri Matisselaan 16, 1140 Evere. Numéro d’entreprise : 0403.263.642. 2. Données nécessaires à l’identification des titres mis en vente : Nature des titres : Bon de caisse. Code ISIN : BERZ00235449 (numéros bon de caisse RB-50000138757/ RB-50000140440/RB-50000141045). Date d’émission : 23-08-2006.

Raison sociale : Record Bank SA, t.a.v. Bert Behaegel. Adresse : Woodrow Wilsonplein 5i, 9000 Gent. 7. Début des ventes : les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (1) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels Jean-Pierre Verbeke, administrateur délégué. (20876)

54222

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Avis relatif à la vente publique des titres au porteur (conformément à l’article 11, § 1er et § 2 de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013) (1)

1. Identité de l’émetteur : Dénomination sociale : Private Invest SA.

(3)

Les ventes publiques sont organisées tous les mardis ouvrables. (20977)

Bericht met betrekking tot de verkoop van aandelen aan toonder (in overeenstemming met artikel 11, § 1 en § 2 van de wet van 14 december 2005, zoals gewijzigd door de wet van 21 december 2013)(1)

Siège social : avenue du Port 86C, bte 320. Numéro d’entreprise : 0473.173.819. 2. Données nécessaires à l’identification des titres mis en vente :

1. Identiteit van de emittent : Firmanaam : Private Invest NV.

Nature des titres : parts de fonds/Sicav. Code ISIN ou tout autre code permettant leur identification : BE 6201.524.236 (Private Invest Stability CAP), anciennement BE 0176.580.406 (DB Strategic Defensive Bonds) en BE 0173.139.917 (DB Strategic Defensive). Date d’émission (si disponible) : 12 février 2010. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit, ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. 3. Nombre maximum de titres susceptibles d’être mis en vente (déterminé sur la base de la réconciliation effectuée sous la responsabilité de l’émetteur) : 3245.14. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite à laquelle les titulaires ou leurs ayants droit doivent déposer leurs titres auprès de l’émetteur ou d’un ou plusieurs teneurs de compte agréés désignés dans le présent avis : 18 septembre 2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Dénomination sociale : Deutsche Bank Bruxelles. Adresse : avenue Marnix 12, 1000 Bruxelles. Les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (2) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels (3). Article 11 de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013 : « § 1er. A partir du 1er janvier 2015, les titres admis à la négociation sur un marché réglementé et dont le titulaire ne s’est pas fait connaître au jour de la vente, sont vendus par l’émetteur sur un marché réglementé. Cette vente a lieu moyennant publication préalable au Moniteur belge et sur le site internet de l’entreprise de marché exploitant l’activité du marché réglementé sur lequel les titres seront vendus d’un avis contenant le texte du présent paragraphe et invitant le titulaire à faire valoir ses droits sur les titres. La vente ne peut intervenir qu’à l’expiration d’un délai d’un mois à compter de la publication de l’avis et est initiée dans les trois mois qui suivent ». « § 2. A partir du 1er janvier 2015, les titres qui ne sont pas admis à la négociation sur un marché réglementé et dont le titulaire ne s’est pas fait connaître au jour de la vente sont vendus en vente publique par l’émetteur. Cette vente a lieu moyennant publication préalable au Moniteur belge et sur le site internet d’une entreprise de marché exploitant le marché des ventes publiques sur lequel les titres seront vendus, d’un avis contenant le texte du présent paragraphe et invitant le titulaire à faire valoir ses droits sur le titre. La vente ne peut intervenir qu’à l’expiration d’un délai d’un mois à compter de la publication de l’avis et est initiée dans les trois mois qui suivent ». (1)

Moniteur belge 31 décembre 2013. La publication au Moniteur belge pourrait être subséquente en raison notamment des délais de publication. C’est pourquoi la date de la publication au Moniteur belge ne sera pas prise en compte pour calculer le délai d’un mois. (2)

Maatschappelijke zetel : Havenlaan 86C, bus 320. Ondernemingsnummer : 0473.173.819. 2. Gegevens vereist voor de identificatie van de effecten die te koop worden aangeboden : Aard van de effecten : rechten van deelneming/bevak. ISIN-code of elke andere code aan de hand waarvan ze kunnen worden geïdentificeerd : BE 6201.524.236 (Private Invest Stability CAP), voorheen BE0176 580 406 (DB Strategic Defensive Bonds) en BE 0173 139 917 (DB Strategic Defensive). Uitgiftedatum (indien beschikbaar) : 12 februari 2010. De voorkooprechten, de eventuele restricties of beperking op de overdraagbaarheid van de effecten, van welke aard ook, alsook alle andere specifieke rechten die aan de effecten zijn verbonden : N.A. 3. Maximumaantal effecten dat te koop kan worden aangeboden (bepaald op basis van de, onder de verantwoordelijkheid van de emittent, verrichte reconciliatie) : 3245.14. 4. Markt op dewelke de verkopen zullen plaatsvinden : openbare veilingen (niet genoteerde effecten). 5. De uiterste datum waarop de houders of hun rechthebbenden de effecten dienen te deponeren bij de emittent of bij één of meer door hun emittent in dit bericht aangewezen erkende rekeninghouders : 18 september 2015. 6. De gegevens betreffende de identiteit van de rekeninghouder(s) bij dewelke de effecten dienen te worden gedeponeerd vóór de verkopen : Firmanaam : Deutsche Bank Brussel. Adres : avenue Marnix 12, 1000 Brussel. De verkopen kunnen slechts aanvangen na het verstrijken van minimum één maand (en maximum drie maanden) na de bekendmaking van dit bericht (2) op de website van de marktonderneming Euronext Brussels en in functie van de door Euronext Brussels gepubliceerde kalender van de Beursdagen (3). Artikel 11 van de wet van 14 december 2005 zoals gewijzigd door de wet van 21 december 2013 : « § 1. Vanaf 1 januari 2015 worden de effecten die tot de verhandeling op een gereglementeerde markt wordt toegelaten en waarvan de rechthebbende zich niet heeft bekendgemaakt op de dag van de verkoop, door de emittent verkocht op een gereglementeerde markt. Deze verkoop heeft plaats mits voorafgaande bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en op de website van de marktonderneming die de gereglementeerde markt exploiteert van waarop de effecten zullen verkocht worden, van een bericht dat de tekst van deze paragraaf bevat en waarin aan de rechthebbende wordt gevraagd zijn rechten op de effecten op te eisen. De verkoop kan pas geschieden na het verstrijken van de termijn van één maand na de bekendmaking van dit bericht, en wordt gestart binnen de drie daaropvolgende maanden ». « § 2. Vanaf 1 januari 2015 worden de effecten die niet tot de verhandeling op een gereglementeerde markt wordt toegelaten en waarvan de rechthebbende zich niet heeft bekendgemaakt op de dag van de verkoop, in openbare verkoop verkocht door de emittent.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Deze verkoop heeft plaats mits voorafgaande bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en op de website van de marktonderneming die de markt van de openbare veiling exploiteert waarop de effecten zullen verkocht worden, van een bericht van de tekst van deze paragraaf bevat en waarin aan de rechthebbende wordt gevraagd zijn rechten op de effecten op te eisen. De verkoop kan pas geschieden na het verstrijken van de termijn van één maand na de bekendmaking van dit bericht, en wordt gestart binnen de drie daaropvolgende maanden ». (2) De bekendmaking in het Belgisch Staatsblad kan echter later vallen, meer bepaald omwille van de termijnen van bekendmaking. Dit is de reden waarom de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad niet in acht zal worden genomen om de termijn van één maand te berekenen. (2) De openbare veilingen worden, voor zover die dag een werkdag is elke dinsdag georganiseerd. (20977)

Avis relatif à la vente publique des titres au porteur (conformément à l’article 11, § 1er et § 2 de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013) (1)


54223

« § 2. A partir du 1er janvier 2015, les titres qui ne sont pas admis à la négociation sur un marché réglementé et dont le titulaire ne s’est pas fait connaître au jour de la vente sont vendus en vente publique par l’émetteur. Cette vente a lieu moyennant publication préalable au Moniteur belge et sur le site internet d’une entreprise de marché exploitant le marché des ventes publiques sur lequel les titres seront vendus, d’un avis contenant le texte du présent paragraphe et invitant le titulaire à faire valoir ses droits sur le titre. La vente ne peut intervenir qu’à l’expiration d’un délai d’un mois à compter de la publication de l’avis et est initiée dans les trois mois qui suivent ». (1)

Moniteur belge 31 décembre 2013. La publication au Moniteur belge pourrait être subséquente en raison notamment des délais de publication. C’est pourquoi la date de la publication au Moniteur belge ne sera pas prise en compte pour calculer le délai d’un mois. (3) Les ventes publiques sont organisées tous les mardis ouvrables. (20978) (2)

Bericht met betrekking tot de verkoop van aandelen aan toonder (in overeenstemming met artikel 11, § 1 en § 2 van de wet van 14 december 2005, zoals gewijzigd door de wet van 21 december 2013)(1)

Dénomination sociale : Private Invest SA. Siège social : avenue du Port 86C, bte 320.

1. Identiteit van de emittent :


Firmanaam : Private Invest NV.


Maatschappelijke zetel : Havenlaan 86C, bus 320.

Nature des titres : parts de fonds/Sicav.

Ondernemingsnummer : 0473.173.819.

Code ISIN ou tout autre code permettant leur identification : BE 0949.074.265 (Private Invest Best Managers CAP), anciennement BE 0173 140 923 (DB Strategic Neutral) et BE 0173 141 939 (DB Strategic Dynamic). Date d’émission (si disponible) : 12 février 2010. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit, ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. 3. Nombre maximum de titres susceptibles d’être mis en vente (déterminé sur la base de la réconciliation effectuée sous la responsabilité de l’émetteur) : 15633.64. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite à laquelle les titulaires ou leurs ayants droit doivent déposer leurs titres auprès de l’émetteur ou d’un ou plusieurs teneurs de compte agréés désignés dans le présent avis : 18 septembre 2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Dénomination sociale : Deutsche Bank Bruxelles. Adresse : avenue Marnix 12, 1000 Bruxelles. Les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (2) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels (3). Article 11 de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013 : « § 1er. A partir du 1er janvier 2015, les titres admis à la négociation sur un marché réglementé et dont le titulaire ne s’est pas fait connaître au jour de la vente, sont vendus par l’émetteur sur un marché réglementé. Cette vente a lieu moyennant publication préalable au Moniteur belge et sur le site internet de l’entreprise de marché exploitant l’activité du marché réglementé sur lequel les titres seront vendus d’un avis contenant le texte du présent paragraphe et invitant le titulaire à faire valoir ses droits sur les titres. La vente ne peut intervenir qu’à l’expiration d’un délai d’un mois à compter de la publication de l’avis et est initiée dans les trois mois qui suivent ».

2. Gegevens vereist voor de identificatie van de effecten die te koop worden aangeboden : Aard van de effecten : rechten van deelneming/bevak. ISIN-code of elke andere code aan de hand waarvan ze kunnen worden geïdentificeerd : BE 0949.074.265 (Private Invest Best managers CAP), voorheen BE 0173 140 923 (DB Strategic Neutral) en BE 0173 141 939 (DB Strategic Dynamic). Uitgiftedatum (indien beschikbaar) : 12 februari 2010. De voorkooprechten, de eventuele restricties of beperking op de overdraagbaarheid van de effecten, van welke aard ook, alsook alle andere specifieke rechten die aan de effecten zijn verbonden : N.A. 3. Maximumaantal effecten dat te koop kan worden aangeboden (bepaald op basis van de, onder de verantwoordelijkheid van de emittent, verrichte reconciliatie) : 15633.64. 4. Markt op dewelke de verkopen zullen plaatsvinden : openbare veilingen (niet genoteerde effecten). 5. De uiterste datum waarop de houders of hun rechthebbenden de effecten dienen te deponeren bij de emittent of bij één of meer door hun emittent in dit bericht aangewezen erkende rekeninghouders : 18 september 2015. 6. De gegevens betreffende de identiteit van de rekeninghouder(s) bij dewelke de effecten dienen te worden gedeponeerd vóór de verkopen : Firmanaam : Deutsche Bank Brussel. Adres : Marnixlaan 12, 1000 Brussel. De verkopen kunnen slechts aanvangen na het verstrijken van minimum één maand (en maximum drie maanden) na de bekendmaking van dit bericht (2) op de website van de marktonderneming Euronext Brussels en in functie van de door Euronext Brussels gepubliceerde kalender van de Beursdagen (3). Artikel 11 van de wet van 14 december 2005 zoals gewijzigd door de wet van 21 december 2013 : « § 1. Vanaf 1 januari 2015 worden de effecten die tot de verhandeling op een gereglementeerde markt wordt toegelaten en waarvan de rechthebbende zich niet heeft bekendgemaakt op de dag van de verkoop, door de emittent verkocht op een gereglementeerde markt.

54224


Deze verkoop heeft plaats mits voorafgaande bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en op de website van de marktonderneming die de gereglementeerde markt exploiteert van waarop de effecten zullen verkocht worden, van een bericht dat de tekst van deze paragraaf bevat en waarin aan de rechthebbende wordt gevraagd zijn rechten op de effecten op te eisen. De verkoop kan pas geschieden na het verstrijken van de termijn van één maand na de bekendmaking van dit bericht, en wordt gestart binnen de drie daaropvolgende maanden ». « § 2. Vanaf 1 januari 2015 worden de effecten die niet tot de verhandeling op een gereglementeerde markt wordt toegelaten en waarvan de rechthebbende zich niet heeft bekendgemaakt op de dag van de verkoop, in openbare verkoop verkocht door de emittent. Deze verkoop heeft plaats mits voorafgaande bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en op de website van de marktonderneming die de markt van de openbare veiling exploiteert waarop de effecten zullen verkocht worden, van een bericht van de tekst van deze paragraaf bevat en waarin aan de rechthebbende wordt gevraagd zijn rechten op de effecten op te eisen. De verkoop kan pas geschieden na het verstrijken van de termijn van één maand na de bekendmaking van dit bericht, en wordt gestart binnen de drie daaropvolgende maanden ». (1)

Belgisch Staatsblad 31 december 2013. De bekendmaking in het Belgisch Staatsblad kan echter later vallen, meer bepaald omwille van de termijnen van bekendmaking. Dit is de reden waarom de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad niet in acht zal worden genomen om de termijn van één maand te berekenen. (3) De openbare veilingen worden, voor zover die dag een werkdag is elke dinsdag georganiseerd. (20978) (2)

Avis relatif à la vente publique des titres au porteur (conformément à l’article 11, § 1er et § 2 de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013) (1)

1. Identité de l’émetteur : Dénomination sociale : Private Invest SA. Siège social : avenue du Parc 86C, bte 320. Numéro d’entreprise : 0473.173.819. 2. Données nécessaires à l’identification des titres mis en vente : Nature des titres : parts de fonds/Sicav. Code ISIN ou tout autre code permettant leur identification : BE 6201.522.214 (Private Invest Global Trends CAP), anciennement BE 0173.142.945 (DB Strategic Offensive), BE 0174.016.957 (DB Strategic Sector Allocation) et BE 0173.142.945 (DB Strategic Offensive). Date d’émission (si disponible) : 12 février 2010. Droits de préemption, restrictions ou limitation de cessibilité des titres de quelque nature que ce soit, ainsi que tous les autres droits spécifiques liés aux titres : N.A. 3. Nombre maximum de titres susceptibles d’être mis en vente (déterminé sur la base de la réconciliation effectuée sous la responsabilité de l’émetteur) : 11789.08. 4. Marché sur lequel les ventes auront lieu : ventes publiques (titres non cotés). 5. Date limite à laquelle les titulaires ou leurs ayants droit doivent déposer leurs titres auprès de l’émetteur ou d’un ou plusieurs teneurs de compte agréés désignés dans le présent avis : 18 septembre 2015. 6. Données concernant l’identité du ou des teneur(s) de compte auprès du(es)quel(s) les titres doivent être déposés avant les ventes : Dénomination sociale : Deutsche Bank Brussel. Adresse : avenue Marnix 12, 1000 Bruxelles. Les ventes ne pourront débuter qu’au minimum un mois (et maximum trois mois) après la publication sur le site de l’entreprise de marché Euronext Brussels du présent avis (2) et en fonction du calendrier des jours de Bourse publié par Euronext Brussels (3).

Article 11 de la loi du 14 décembre 2005, telle que modifiée par la loi du 21 décembre 2013 : « § 1er. A partir du 1er janvier 2015, les titres admis à la négociation sur un marché réglementé et dont le titulaire ne s’est pas fait connaître au jour de la vente, sont vendus par l’émetteur sur un marché réglementé. Cette vente a lieu moyennant publication préalable au Moniteur belge et sur le site internet de l’entreprise de marché exploitant l’activité du marché réglementé sur lequel les titres seront vendus d’un avis contenant le texte du présent paragraphe et invitant le titulaire à faire valoir ses droits sur les titres. La vente ne peut intervenir qu’à l’expiration d’un délai d’un mois à compter de la publication de l’avis et est initiée dans les trois mois qui suivent ». « § 2. A partir du 1er janvier 2015, les titres qui ne sont pas admis à la négociation sur un marché réglementé et dont le titulaire ne s’est pas fait connaître au jour de la vente sont vendus en vente publique par l’émetteur. Cette vente a lieu moyennant publication préalable au Moniteur belge et sur le site internet d’une entreprise de marché exploitant le marché des ventes publiques sur lequel les titres seront vendus, d’un avis contenant le texte du présent paragraphe et invitant le titulaire à faire valoir ses droits sur le titre. La vente ne peut intervenir qu’à l’expiration d’un délai d’un mois à compter de la publication de l’avis et est initiée dans les trois mois qui suivent ».

(1)

Moniteur belge 31 décembre 2013. La publication au Moniteur belge pourrait être subséquente en raison notamment des délais de publication. C’est pourquoi la date de la publication au Moniteur belge ne sera pas prise en compte pour calculer le délai d’un mois. (3) Les ventes publiques sont organisées tous les mardis ouvrables. (20979) (2)

Bericht met betrekking tot de verkoop van aandelen aan toonder (in overeenstemming met artikel 11, § 1 en § 2 van de wet van 14 december 2005, zoals gewijzigd door de wet van 21 december 2013) (1)

1. Identiteit van de emittent : Firmanaam : Private Invest NV. Maatschappelijke zetel : Havenlaan 86C, bus 320. Ondernemingsnummer : 0473.173.819. 2. Gegevens vereist voor de identificatie van de effecten die te koop worden aangeboden : Aard van de effecten : rechten van deelneming/bevak. ISIN-code of elke andere code aan de hand waarvan ze kunnen worden geïdentificeerd : BE 6201.522.214 (Private Invest Global Trends CAP), voorheen BE 0173.142.945 (DB Strategic Offensive), BE 0174.016.957 (DB Strategoc Sector Allocation) en BE 0173.142.945 (DB Strategic Offensive). Uitgiftedatum (indien beschikbaar) : 12 februari 2010. De voorkooprechten, de eventuele restricties of beperking op de overdraagbaarheid van de effecten, van welke aard ook, alsook alle andere specifieke rechten die aan de effecten zijn verbonden : N.A. 3. Maximumaantal effecten dat te koop kan worden aangeboden (bepaald op basis van de, onder de verantwoordelijkheid van de emittent, verrichte reconciliatie) : 11789.08. 4. Markt op dewelke de verkopen zullen plaatsvinden : openbare veilingen (niet genoteerde effecten). 5. De uiterste datum waarop de houders of hun rechthebbenden de effecten dienen te deponeren bij de emittent of bij één of meer door hun emittent in dit bericht aangewezen erkende rekeninghouders : 18 september 2015.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 6. De gegevens betreffende de identiteit van de rekeninghouder(s) bij dewelke de effecten dienen te worden gedeponeerd vóór de verkopen : Firmanaam : Deutsche Bank Brussel. Adres : Marnixlaan 12, 1000 Brussel. De verkopen kunnen slechts aanvangen na het verstrijken van minimum één maand (en maximum drie maanden) na de bekendmaking van dit bericht (2) op de website van de marktonderneming Euronext Brussels en in functie van de door Euronext Brussels gepubliceerde kalender van de Beursdagen (3). Artikel 11 van de wet van 14 december 2005 zoals gewijzigd door de wet van 21 december 2013 : « § 1. Vanaf 1 januari 2015 worden de effecten die tot de verhandeling op een gereglementeerde markt wordt toegelaten en waarvan de rechthebbende zich niet heeft bekendgemaakt op de dag van de verkoop, door de emittent verkocht op een gereglementeerde markt. Deze verkoop heeft plaats mits voorafgaande bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en op de website van de marktonderneming die de gereglementeerde markt exploiteert van waarop de effecten zullen verkocht worden, van een bericht dat de tekst van deze paragraaf bevat en waarin aan de rechthebbende wordt gevraagd zijn rechten op de effecten op te eisen. De verkoop kan pas geschieden na het verstrijken van de termijn van één maand na de bekendmaking van dit bericht, en wordt gestart binnen de drie daaropvolgende maanden ». « § 2. Vanaf 1 januari 2015 worden de effecten die niet tot de verhandeling op een gereglementeerde markt wordt toegelaten en waarvan de rechthebbende zich niet heeft bekendgemaakt op de dag van de verkoop, in openbare verkoop verkocht door de emittent. Deze verkoop heeft plaats mits voorafgaande bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en op de website van de marktonderneming die de markt van de openbare veiling exploiteert waarop de effecten zullen verkocht worden, van een bericht van de tekst van deze paragraaf bevat en waarin aan de rechthebbende wordt gevraagd zijn rechten op de effecten op te eisen. De verkoop kan pas geschieden na het verstrijken van de termijn van één maand na de bekendmaking van dit bericht, en wordt gestart binnen de drie daaropvolgende maanden ». (1)

Belgisch Staatsblad 31 december 2013. De bekendmaking in het Belgisch Staatsblad kan echter later vallen, meer bepaald omwille van de termijnen van bekendmaking. Dit is de reden waarom de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad niet in acht zal worden genomen om de termijn van één maand te berekenen. (3) De openbare veilingen worden, voor zover die dag een werkdag is elke dinsdag georganiseerd. (20979) (2)

Administrateurs provisoire

54225

Mr. Marnix MOERMAN, wonende te 9930 Zomergem, Dekenijstraat 30, werd aangesteld als bewindvoerder over de goederen van de voornoemde beschermde persoon. Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, Lietanie, Katelijne. (75068)

Vredegerecht Zelzate

Bij beschikking van 2 juni 2015, heeft de vrederechter van het kanton Zetzate, beschermingsmaatregelen uitgesproken met betrekking tot de persoon (wat betreft de keuze verblijfplaats) en de goederen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, betreffende Erik VAN MULLEM, geboren te Lier op 10 juni 1966, wonende te 9060 Zetzate, Suikerkaai 81; Ronny JOSEPH, advocaat, wonende te 9000 Gent, Martelaarslaan 210, werd aangesteld als bewindvoerder over de persoon (wat betreft de keuze verblijfplaats) en goederen van de voornoemde beschermde persoon. In die zin wordt het vonnis, d.d. 02/03/2006, integraal vervangen door deze beslissing. Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, Lietanie, Katelijne. (75069)


Bij beschikking van 2 juli 2015, heeft de vrederechter van het kanton Zetzate, beschermingsmaatregelen uitgesproken met betrekking tot de goederen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 maart 2013, tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, betreffende Victor VERCAUTER, geboren te Anderlecht op 10 maart 1942, PVT De Warande, 9185 Wachtebeke, Zwaluwlaan 62A; VYLS, Hugo, wonende te 9700 Oudenaarde, Kerkgate 19, werd aangesteld als bewindvoerder over de goederen van de voornoemde beschermde persoon. In die zin wordt het vonnis, d.d. 06/03/2000, integraal vervangen door deze beslissing. Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, Lietanie, Katelijne. (75070)

Code civil - article 488bis

Voorlopig bewindvoerders

Burgerlijk Wetboek - artikel 488bis


Bij beschikking van 2 juni 2015, heeft de vrederechter van het kanton Zelzate, beschermingsmaatregelen uitgesproken met betrekking tot de goederen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 maart 2013, tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, betreffende David Franky VAN LOOCKE, geboren op 9 mei 1978, met rijksregisternummer 78.05.09051.91, wonende te 8400 Oostende, Raversijdestraat 7, verblijvend P.C. SINT-JAN-BAPTIST, SUIKERKAAI 81, te 9060 Zetzate.

Vredegerecht Zottegem-Herzele

Bij beschikking van 1 juli 2015, heeft de vrederechter van het kanton Zottegem-Herzele, zetel Herzele, beschermingsmaatregelen uitgesproken met betrekking tot cie goederen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 maart 2013, tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, betreffende Marguerite VERVONDEL, geboren te Zottegem op 3 juli 1935, met rijksregisternummer 35.07.03-294.12, wonende te 9520 Sint-Lievens-Houtem, in het Woonzorgcentrum « Ter Kimme », Kloosterstraat 3. Mevr. Karolien DE BRUYN, advocaat, gevestigd te 9550 Herzele, Kasteelstraat 9, werd aangesteld als bewindvoerder over de goederen van de voornoemde beschermde persoon. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Geerts, Nancy. (75071)

54226

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Vredegerecht Beveren

Vredegerecht Beveren

Opheffing voorlopig bewind

Vervanging voorlopig bewindvoerder Ingaand op het verzoek tot vervanging van de bewindvoerder, wordt de opdracht van DE BELIE, Charlotte, als bewindvoerder over de persoon en over de goederen van AUDENAERT, Lea, geboren te Beveren op 18 maart 1934, wonende te 9120 Beveren, Warande 26, bus 105, aangesteld bij beschikking van 12 december 2014 (rep.nr. 2411/ 2014), gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23.12.2014 op blz. 105188 onder nr. 76583, beëindigd op 2 juli 2015. Mr. D’HONDT, Doreen, Oude-Beewegstraat 16, 9120 Melsele, wordt aangesteld als bewindvoerder over de persoon en goederen van AUDENAERT, Lea, geboren te Beveren op 18 maart 1934, wonende te 9120 Beveren, Warande 26, bus 105, in vervanging van Mr. De Belie, Charlotte. Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier, (get.) De Paep, Ilse. (75072)

Ingaand op het verzoek tot vervanging van de bewindvoerder, wordt de opdracht van DE BELIE, Charlotte, als voorlopig bewindvoerder van DEPAUW, Agnetha Viviane Pierre, geboren op 12 oktober 1981 te Sint-Niklaas, huisvrouw, wonende te 9120 Haasdonk (Beveren), Blokmakerstraat 51, aangesteld bij beschikking van 19 september 2014 (rep.nr. 1852/2014) gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22.08.2014 op blz. 63712 onder nr. 71569, beëindigd op 2 juli 2015. Mr. Sara VERMEULEN, advocaat, met kantoor te 9120 Beveren, Ciamberlanidreef 19/1-2 wordt aangesteld als voorlopig bewindvoerder van DEPAUW, Agnetha Viviane Pierre, geboren op 12 oktober 1981 te Sint-Niklaas, huisvrouw, wonende te 9120 Haasdonk (Beveren), Blokmakerstraat 51, in vervanging van Mr. De Belie, Charlotte. Beveren, 8 juli 2015. De afgevaardigd griffier, (get.) De Paep, Ilse. (75075)

Vredegerecht Ieper I

Vredegerecht Beveren

Vervanging voorlopig bewindvoerder Vervanging voorlopig bewindvoerder Ingaand op het verzoek tot vervanging van de bewindvoerder, wordt de opdracht van DE BELIE, Charlotte, als voorlopig bewindvoerder van STAUT, Yvan, geboren op 8 januari 1978 te Beveren, wonende te 9120 Haasdonk (Beveren), Blokmakerstraat 51, aangesteld bij beschikking van 19 september 2014 (rep.nr. 1853/2014), gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22.08.2014 op blz. 63712 onder nr. 71568, beëindigd op 2 juli 2015. Mr. Sara VERMEULEN, advocaat, met kantoor te 9120 Beveren, Ciamberlanidreef 19/1-2, wordt aangesteld als voorlopig bewindvoerder over STAUT, Yvan, geboren op 8 januari 1978 te Beveren, wonende te 9120 Haasdonk (Beveren), Blokmakerstraat 51, in vervanging van Mr. De Belie, Charlotte. Beveren, 8 juli 2015.

Bij beschikking van 2 juli 2015, heeft de vrederechter van het kanton leper I, Mr. Sabien Battheu, kantoorhoudende te 8970 Poperinge, Casselstraat 252, aangesteld tot bewindvoerder van mevrouw Rogette Mortier, geboren te Kemmel op 14 september 1942, wonende te 8908 Ieper (Vlamertinge), Bellestraat 49, in vervanging van de heer Kiekens, Andy, wonende te 8900 Ieper, Gustave de Stuersstraat 13 GLVB, en overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 maart 2013, tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, beschermingsmaatregelen uitgesproken in het systeem van vertegenwoordiging met betrekking tot de goederen van mevrouw Rogette Mortier, voornoemd. Ieper, 2 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Wilfried Van Engelandt. (75076)

De afgevaardigd griffier, (get.) Ilse De Paep. (75073) Verbeterend bericht Vredegerecht Beveren

Vredegerecht Mechelen

Vervanging voorlopig bewindvoerder

Vervanging voorlopig bewindvoerder

Ingaan op het verzoek tot vervanging van de bewindvoerder, wordt de opdracht van DE BELIE, Charlotte, als voorlopig bewindvoerder van BOLOGNE, Leander, geboren op 23 januari 1996 te Beveren, wonende te 9120 Beveren, Azalealaan 32/1n, verblijvend te Poststraat 6, 9160 Lokeren, aangesteld bij beschikking van 13 mei 2014 (rep.nr. 1074/2014), gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 juni 2014 op blz. 42559 onder nr. 67472, beëindigd uiterlijk op 2 juli 2015.

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mechelen, verleend op 18 juni 2015, werd CASTEELS, Marc Victor Emma, geboren te Mechelen op 28 juni 1955, wonende te 2800 MECHELEN, Leuvensesteenweg 275, aangewezen bij vonnis verleend door de vrederechter van het kanton Mechelen, op 5 maart 2004 (rolnummer 04A592 - Rep.V. 1299/2004) tot voorlopig bewindvoerder over CASTEELS, Bart Jeanne Jozef, geboren te Duffel op 1 februari 1982, wonende te 2800 MECHELEN, Leuvensesteenweg 275, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 maart 2004, blz. 15126 en onder nr. 62219), met ingang van 18 juni 2015 ontslagen van zijn opdracht, en werd een rechterlijke beschermingsmaatregel als bedoeld in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek bevolen over CASTEELS, Bart Jeanne Jozef, voornoemd.

Mr. Christel VAN GOETHEM, advocaat, met kantoor te 9120 Beveren, Gaverlandstraat 174, bus 3, wordt aangesteld als voorlopig bewindvoerder van BOLOGNE, Leander, geboren op 23 januari 1996 te Beveren, wonende te 9120 Beveren, Azalealaan 32/1n, verblijvend te Poststraat 6, 9160 Lokeren, in vervanging van Mr. De Belie, Charlotte. Beveren, 7 juli 2015.

Als bewindvoerder over de goederen werd aangewezen : CASTEELS, Katia Germana Frans, geboren te Duffel op 1 april 1980, wonende te 2800 MECHELEN, Schijfstraat 106E. Mechelen, 23 juni 2015.

De afgevaardig griffier, (get.) Ilse De Paep.

Voor eensluidend uittreksel : (get.) Peter VANKEER, griffier. (75074)

(75077)

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Vredegerecht Oudenaarde-Kruishoutem

54227

Vredegerecht Aalst I

Opheffing voorlopig bewind Vervanging voorlopig bewindvoerder Verklaart Maria DHONT, geboren te Eke op 22 oktober 1929, laatst wonende te 9810 Nazareth, Sint-Amandstraat 7 en overleden te Gavere op 9 juni 2015, aangewezen bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Gent, d.d. 22 september 2005 tot voorlopig bewindvoerder over DE WULF, Rita, geboren te OUDENAARDE op 28 maart 1955, geboren te OUDENAARDE op 28 maart 1955, wonende te 9810 NAZARETH, Sint-Amandstraat 7, verblijvende te 9630 ZWALM, Kasteeldreef 2, van rechtswege ontslagen van haar opdracht met ingang van 9 juni 2015.

Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 8 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van VAN DEN BROECK, Angele, wonende te 9320 Nieuwerkerken, Dwarsstraat 23, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 14.01.1999, OVER EECKHOUT, Francois, geboren op 24.06.1935, laatst wonende te 9320 Nieuwerkerken, Dwarsstraat 23, ontlast van haar ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 15.06.2013. Aalst, 9 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75081)

Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon, DE WULF, Rita : Mr. SCHEERLINCK, Pierre, advocaat, te 9700 OUDENAARDE, Einestraat 38.


Oudenaarde, 16 juli 2015. Opheffing voorlopig bewind

De hoofdgriffier, (get.) Buttien, Ann. (75078)

Vredegerecht Tongeren-Voeren

Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 9 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van GOOSSENS, Linda, wonende te 9300 Aalst, Sinte Apoloniastraat 12, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 28.11.2013, OVER GOOSSENS, August, geboren te Aalst op 15.01.1925, laatst wonende te 9300 Aalst, Sint Kamielstraat 85, ontlast van haar ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 28.11.2013. Aalst, 9 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc.

Vervanging voorlopig bewindvoerder Bij beslissing van 8 juli 2015, heeft de vrederechter van het kanton Tongeren, een einde gesteld aan de opdracht van de heer Hendrik VRANCKEN, bediende, wonende te 3770 Riemst, Kabricht 4, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen, waartoe hij was aangesteld bij beschikking van de vrederechter van het kanton Tongeren-Voeren, zetel Tongeren, d.d. 22 oktober 2014, rolnummer 14B134-Rep. R. 3242/2014, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 november 2014 onder nummer 75457, van Anna MOORS, geboren te Tongeren op 5 maart 1937, wonende te 3770 Riemst, Kabricht 4, verblijvend Seniorenhof, Bilzersteenweg 306, te 3700 Tongeren; Mr. Bart COEMANS, advocaat, met kantoor te 3700 Tongeren, Sint-Truidersteenweg 240, werd bij voormelde beslissing van 8 juli 2015, aangesteld als nieuwe bewindvoerder over de goederen van de voornoemde beschermde persoon, Anna MOORS. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, Loyens, Jean. (75079)

(75082)


Opheffing voorlopig bewind Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 9 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van NOERENS, Désiré, wonende te 9420 Erpe-Mere, Dorpsstraat 168, bus 1, thans verblijvende te 9420 Erpe-Mere, Botermelkstraat 12, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 07.09.2010, OVER HAEGEMAN, Agnes, geboren te Heldergem op 02.12.1932, laatst wonende te 9420 Erpe-Mere, Botermelkstraat 12, ontlast van zijn ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 01.11.2013. Aalst, 9 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75083)



Opheffing voorlopig bewind Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 7 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van MESTDAG, Roger, wonende te 9420 Erpe-Mere, Priester Daensstraat 10, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 14.01.1999, OVER MARNEF, Koleta, geboren te Sint-Katelijne-Waver op 26.02.1956, laatst wonende te 9420 Erpe-Mere, Botermelkstraat 12, ontlast van zijn ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 27.06.2015. Aalst, 10 juli 2015.

Opheffing voorlopig bewind Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 9 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van VAN DEN EECKHOUT, Freddy, wonende te 9450 Haaltert, Bosstraat 68, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 12.04.2011, OVER BRUSSELMAN, Paula, geboren te Haaltert op 13.09.1929, laatst wonende te 9420 Erpe-Mere, Vijverstraat 38, ontlast van zijn ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 11.10.2013. Aalst, 9 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75080)

(75084)

54228

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Vredegerecht Aalst I




Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 9 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van Mr. Pennewaert, Anne Marie, advocaat, te 9420 Erpe-Mere, Oudenaardsesteenweg 251, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 08.05.2013, OVER LEFEVRE, Noëlla, geboren te Harelbeke op 14.06.1919, laatst wonende te 9300 Aalst, Marktweg 20, ontlast van haar ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 07.07.2015.

Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 7 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van PENNEWAERT, Anne-Marie, advocaat, te 9420 Erpe-Mere, Oudenaardsesteenweg 251, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 30.04.2013, OVER VAN DER BRUGGEN, Aloysius, geboren te Bambrugge op 29.09.1927, laatst wonende te 9420 Erpe-Mere, Kwalestraat 21, laatst verblijvende te 9340 Lede, Reymeersstraat 13A, ontlast van haar ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 22.06.2015.

Aalst, 9 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75085)


Aalst, 10 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75089)

Vredegerecht Aalst



Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 2 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van TIMMERMAN, Vera, wonende te 9320 Nieuwerkerken, Kwadesteenstraat 5, voorlopig bewindvoerder hij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 30.07.2010, OVER DE WOLF, Emilienne, geboren te Aalst op 02.01.1932, laatst wonende te 9300 Aalst, Marktweg 20, ontlast van haar ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 29.06.2015. Aalst, 9 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75086)

Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 23 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van DE SMET, Marc, wonende te 9340 LEDE, Kluisberg 55, aangewezen als voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de plaatsvervangende vrederechter van het eerste kanton Aalst op 25 november 2010, over VERBEKE, Maria, geboren te Wichelen op 15 december 1924, laatst wonende te 9340 LEDE, Kluisberg 55, ontlast van zijn ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van VERBEKE, Maria. Aalst, 24 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, RENNEBOOG, Luc. (75090)

Vredegerecht Aalst Vredegerecht Aalst I

Opheffing voorlopig bewind Opheffing voorlopig bewind Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 8 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van DE WANNEMAEKER, Rita, wonende te 9420 Erpe-Mere, Rijkhofstraat 32, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 23.08.2007, OVER VAN HECKE, Julia, geboren te Oordegem op 19.05.1929, laatst wonende te 9340 Oordegem, Hoging 33, thans laatst verblijvende te 9340 Oordegem, Dr. Prieelslaan 24, ontlast van haar ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 24.02.2013. Aalst, 10 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75087)

Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 23 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van DERIJCK, Michel, advocaat, te 9473 WELLE (DENDERLEEUW), Regentiestraat 142, aangewezen als voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 22 januari 2014, over NYIRINKWAYA, Faustin, geboren te Ruhengeri (Rwanda) op 3 januari 1935, laatst verblijvende WZC Sint - Job, te 9300 Aalst, Marktweg 20, ontlast van zijn ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van NYIRINKWAYA, Faustin. Aalst, 24 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, RENNEBOOG, Luc. (75091)





Beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Aalst, verleend op 7 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van LELIEVRE, YOLANDE, wonende te 9300 Aalst, Dokter Andre Goffaertstraat 67, bus 1, voorlopig bewindvoerder bij vonnis verleend door de vrederechter van het eerste kanton Aalst op 11.05.2010, OVER ROGGHE, Lily, geboren te Aalst op 17.06.1929, laatst verblijvende te 9340 Oordegem, Dr. Prieelslaan 24, ontlast van haar ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van bovengenoemde op 03.07.2015. Aalst, 10 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75088)

Bij beschikking van 23 juli 2015, heeft de plaatsvervangende vrederechter van het vredegerecht eerste kanton Aalst, een einde gemaakt aan de inhoud van de gerechtelijke beschermingsmaatregel uitgesproken overeenkomstig de wet van 17 maart 2013, tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid betreffende mevrouw Wivina DE BROUWER, geboren te Haaltert op 26 maart 1938, wonende in het WZC Sint-Vincentius, te 9420 ErpeMere, Aaigemdorp 68, aangezien de voornoemde persoon overleden is op 3 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, Renneboog, Luc. (75092)


54229

strookt met de menselijke waardigheid, betreffende WILDERO, Celina, geboren te Heusden op 1 maart 1924, laatst wonende te 9070 Destelbergen, WZC Kouterhof, Kouterlaan 21, van rechtswege op de dag van het overlijden van de voornoemde beschermde persoon.

Vredegerecht Diest

Opheffing voorlopig bewind Beschikking van de vrederechter van het kanton Diest, d.d. 6 juli 2015 : Verklaren mevrouw VANWING, Maria Sylvia Simonne, geboren te Diest op 11 februari 1949, wonende te 3270 Scherpenheuvel-Zichem, Elenstraat, 34 bus 5, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton DIEST, op 13 juli 2012 (A.R. nr. : 12A841 Rep.R. nr. : 1804/2012) tot voorlopig bewindvoerder over haar moeder, mevrouw BEERTEN, Maria Ludovica Clotildis, geboren te Deurne (Diest) op 14 november 1924, gedomicilieerd en verblijvende in het rusthuis O.L.V. Ster der Zee, te 3270 Scherpenheuvel-Zichem, Rozenstraat 17, en overleden te Scherpenheuvel-Zichem op 2 juni 2015, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 juli 2012, blz. 45192 en onder nr. 70073), ontslagen van haar opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Diest, 7 juli 2015. De waarnemend hoofdgriffier, (get.) Arnold Colla. (75093)

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs, Nadine. (75096)

Vredegerecht Gent III

Opheffing voorlopig bewind Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht Gent 3, verleend op 2 juli 2015, werd BEELE, Frederic, advocaat, met kantoor te 9000 Gent, Gebroeders De Cockstraat 2, in hoedanigheid van voorlopige bewindvoerder over VAN LAERE, Solange, geboren te Gent op 25 april 1927, laatst wonende te 9000 Gent, Rodelijvekensstraat 19, ontslagen van zijn opdracht daar de beschermde persoon overleden is te Gent op 13 juni 2015. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Schepens, Vera, griffier. (75097)

Vredegerecht Eeklo

Opheffing voorlopig bewind Ingevolge het overlijden van de beschermde persoon op 23 juni 2015, eindigen de beschermingsmaatregelen uitgesproken conform de wet van 17 maart 2013, tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, betreffende DE COSTER, Arun Marcel René, geboren te Amravati Maharashtra op 1 december 1982, zonder gekend beroep, ongehuwd, wonende te 9900 Eeklo, In het P.C. Sint-Jan, te 9900 Eeklo, Oostveldstraat 1. Beschermde persoon DEWEIRDT, Veronique, advocaat, kantoorhoudende te 1800 Vilvoorde, Franklin Rooseveltlaan 70, bewindvoerder, van rechtswege op de dag van het overlijden van de voornoemde beschermde persoon. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, Kosolosky, Belinda. (75094)

Vredegerecht Eeklo

Vredegerecht Haacht

Opheffing voorlopig bewind Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Haacht, verleend op 8 juli 2015, werd HERBOTS, Karel, advocaat, met kantoor te 3000 LEUVEN, Nobelstraat 7, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het kanton Haacht op 28 februari 2000 (rolnummer 00B24-Rep.R. 272/2000), tot voorlopig bewindvoerder over Henri VAN HOOF, geboren te Boortmeerbeek op 3 mei 1938, laatst verblijvende in het Geriatrisch Centrum Damiaan, te 3120 Tremelo, Pater Damiaanstraat 39, met ingang van heden ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is te Tremelo op 29 mei 2015. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd 15 juni 2015. Haacht, 9 juli 2015.


Voor eensluidend uittreksel : (get.) Discart, Mia, griffier. (75098)

Ingevolge het overlijden van de beschermde persoon te Eeklo, op 10 juni 2015, eindigen de beschermingsmaatregelen (bij beschikking van 9 juli 2015), uitgesproken conform de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, betreffende VAN DEN HENDE, Anita Anna, geboren te Eeklo op 14 april 1949, wolbewerkster, wonende te 9900 Eeklo, Zilverstraat 3. Beschermde persoon, D’HAEZE, Freddy, geboren op 11 november 1944, wonende te 9900 Eeklo, Zilverstraat 3. voorlopig bewindvoerder, van rechtswege op de dag van het overlijden van de voornoemde beschermde persoon. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, Kosolosky, Belinda. (75095)

Vredegerecht Gent I

Opheffing voorlopig bewind Ingevolge het overlijden van de beschermde persoon op 6 juni 2015, eindigen de beschermingsmaatregelen uitgesproken conform de wet van 17 maart 2013, tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die

Vredegerecht Haacht

Opheffing voorlopig bewind Bij beschikking van devrederechter van het kanton Haacht, verleend op 8 juli 2015, werd WOUTERS, Marc, advocaat, met kantoor te 3200 Aarschot, Astridlaan 12, aangewezen bij beslissing verleend door de vrederechter van het kanton Haacht, op 18 mei 1992 (rolnummer 69/92-Rep.R. 453/1992) tot voorlopig bewindvoerder over Paula WOUTERS, geboren te Haacht op 7 januari 1932, laatst verblijvende in het Geriatrisch Centrum Damiaan, te 3120 Tremelo, Pater Damiaanstraat 39, met ingang van heden ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is te Tremelo op 10 mei 2015. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd 17 juni 2015. Haacht, 9 juli 2015. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Discart, Mia, griffier. (75099)

54230

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Vredegerecht Halle

Opheffing voorlopig bewind Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Halle, verleend op 8 juli 2015, werd LAGASSE, Ann, geboren te Anderlecht op 23 november 1965, met rijksregisternummer 65.11.23-440.21, wonende te 1755 Gooik, Dorpsstraat 75/0002, opnieuw in staat verklaard zelf haar goederen te beheren vanaf 8 juli, zodat de beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Halle op 23 april 2015 (rolnummer 15B90-Rep.R. 832/2015) en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 juni 2015, blz. 32864 en onder nr. 69780), ophoudt uitwerking te hebben en er met ingang van 8 juli 2015, een einde komt aan de opdracht als bewindvoerder van de heer Cloosen, Balder, advocaat, met kantoor te 1050 Elsene, Jaargetijdenlaan 54. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Vanderelst, Monique. (75100)


wonende te 8000 Brugge, Oude Oostendsesteenweg 95 (WZC Herdershove), en overleden te Brugge op 6.2.2015, over wie bij beschikking van de vrederechter van het kanton Ronse, d.d. 7 oktober 2014, als bewindvoerder werd aangesteld Mr. RUBBENS, Maud, advocaat, te 9600 Ronse, Glorieuxlaan 144. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Coppens, Armand. (75103)

Vredegerecht Wetteren-Zele

Opheffing voorlopig bewind Bij beschikking, d.d. 9 juli 2015, werd een einde gesteld aan de opdracht van de heer Rasschaert, Oscar, wonende te 9300 Aalst, Boudewijnlaan 152, als voorlopig bewindvoerder over VERMASSEN, Odile, beschermde persoon, geboren te Lede op 15 november 1926, laatst wonende te 9230 Wetteren, Wegvoeringstraat 65 en overleden te Wetteren, op 21 mei 2015. Wetteren, 9 juli 2015. De griffier, (get.) Katrien Scheire. (75104)

Opheffing voorlopig bewind Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton te Hasselt, d.d. 1 juli 2015, wordt HENDRIKS, Godelieve, met rijksregisternummer 51.05.28-234.32, geboren te HASSELT op 28 mei 1951, wonende te 2950 KAPELLEN, Hoevensebaan 192, bus 2, in staat geacht haar goederen te beheren en wordt HINDRIKS Karen, wonende te 2950 Kapellen, Sevenhanslei 64, aangesteld bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Hasselt op 08.10.2013 als voorlopige bewindvoerder over HENDRIKS, Godelieve, met ingang vanaf heden ontheven van haar opdracht. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Miet Langens. (75101)

Vredegerecht Houthalen-Helchteren

Justice de paix d’Arlon-Messancy

Par ordonnance du 10 juillet 2015, le juge de paix d’Arlon-Messancy, siège d’Arlon, a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Rudi Lambinet, né à Saint-Mard le 15 décembre 1967, domicilié à 6700 Arlon, rue du Beynert 15. Me Elise Tamigniau, avocate, dont les bureaux sont établis à 6720 Habay, avenue de la Gare 65, a été confirmée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Claire Laurent. (75105)

Opheffing voorlopig bewind Beschikking van de vrederechter van het kanton HOUTHALENHELCHTEREN, verleend op 7 juli 2015, werd WOUTERS, Rolf, advocaat, met kantoor te 3530 HOUTHALEN-HELCHTEREN, Hofstraat 16, aangewezen bij vonnis door ons verleend op 31 juli 2012 (rolnummer 12A1180-Rep.R. 2247/2012) tot voorlopig bewindvoerder over FORGO, Imre, geboren te Hongarije (Jaszfenyszaru) op 11 september 1935, in leven wonende te 3530 HOUTHALEN-HELCHTEREN, Oudstrijderslaan 2 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 augustus 2012, blz. 48206 en onder nr. 70626), met ingang van 20 juni 2015 ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Houthalen-Helchteren, 8 juli 2015. Voor eensluidend uittressel : (get.) Sevens, Jan, afgevaardigd griffier. (75102)

Justice de paix d’Arlon-Messancy

Par ordonnance du 10 juillet 2015, le juge de paix d’Arlon-Messancy, siège d’Arlon, a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Daniel Antoine, né à Dinant le 28 juin 1960, domicilié à 6700 Arlon, rue du Beynert 15. Me Elise Tamigniau, avocate, dont les bureaux sont établis à 6720 Habay, avenue de la Gare 65, a été confirmée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Claire Laurent. (75106)

Vredegerecht Ronse Justice de paix d’Ath-Lessines

Opheffing voorlopig bewind Ingevolge het overlijden van de beschermde persoon op 06.02.2015, eindigen de beschermingsmaatregelen uitgesproken conform de wet van 17 maart 2013, tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, betreffende mevrouw DHOORE, Irène Blanche, geboren te Brugge op 2.9.1931, laatst

Par ordonnance du 8 juillet 2015, le juge de paix du canton d’AthLessines, siège de Lessines, a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant Mme Germaine Marie Madeleine Mathilde Stéphanie Malice, née à Archicourt le 4 février 1922 domiciliée à 7860 Lessines, rue Tramasure 2, bte A1.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD M. David Labeau, domicilié à 1050 Ixelles, avenue Général Médecin Derache 129, bte 6, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Catherine Mariest. (75107)

Justice de paix de Bastogne-Neufchâteau

Par ordonnance du 30 juin 2015, le juge de paix du canton de Bastogne-Neufchâteau, siège de Neufchâteau, a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Léa Marie Joseph Jacques, née à Tillet le 28 novembre 1920 (RN 20.11.28-272.64), de nationalité belge, pensionnée, veuve, domiciliée à 6800 Libramont-Chevigny, avenue de Bouillon 61, résidant à la résidence « Bois de Bernihé », avenue d’Houffalize 65, à 6800 Libramont-Chevigny, siège de Libramont. Me Daniel Henneaux, avocat, dont les bureaux sont établis à 6800 Libramont-Chevigny, rue des Sorbiers 12, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) José Gouvienne. (75108)

Justice de paix de Beaumont-Chimay-Merbes-le-Château

Par ordonnance du 24 juin 2015, le juge de paix Beaumont-ChimayMerbes-le-Château, siège de Chimay, a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

54231

Mme Marie Gillet, née à Saint-Hubert le 6 juin 1928, domiciliée à 6800 Libramont-Chevigny, rue du Midi 18, en résidence en la Seigneurie du Moulin, Au Moulin 1, à 5550 Membre. Me Christine Cavelier, avocate, ayant établi son Cabinet à 6833 Bouillon, rue du Champ de Tu 33, a été désignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Joseph Englebert. (75111)

Justice de paix de Beauraing-Dinant-Gedinne

Par ordonnance du 24 juin 2015, sur requête déposée le 27 mai 2015, le juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Gedinne a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Michel Massart, né à Dion le 16 mai 1952, domicilié à 5555 Bièvre, cité du Douaire 24. M. Michael Massart, domicilié à 6720 Habay, rue de Luxembourg 73, a été désigné en qualité d’administrateur de la personne de la personne protégée susdite. M. Damien Evrard, avocat, domicilié à 5561 Houyet, rue de Fraune 5, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Joseph Englebert. (75112)

Justice de paix de Binche

Mme Françoise Bernazano, né à Senzeilles le 12 mars 1961, domicilié à 6460 Chimay, rue du Chemin Vert 19. Me Delforge, Vincent, avocat à 6280 Loverval, chaussée de Philippeville 15, a été désigné en qualité d’administrateur des biens. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Nicole Kustermans. (75109)


Par ordonnance du 24 juin 2015, sur requête déposée au greffe le 27 mai 2015, le juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Gedinne, a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Pascale Gaussin, née à Bièvre le 14 novembre 1956, domiciliée à 5555 Bièvre, cité du Douaire 24. M. Damien Evrard, avocat, domicilié à 5561 Houyet, rue de Fraune 5, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Joseph Englebert. (75110)


Par ordonnance du 24 juin 2015, sur requête déposée le 10 avril 2015, le juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Gedinne, a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

Par ordonnance du 2 juillet 2015, le juge de paix du canton de Binche a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Maryse Céline Colette Richelet, née à Estinnes-au-Mont le 16 juin 1963, domiciliée à 7120 Estinnes, rue de la Station 62. M. Freddy Canart, domicilié à 7120 Estinnes, rue de la Station 56, a été désigné en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Maryline George. (75113)

Justice de paix de Boussu

Suite à la réception du dossier de procédure nous transmis par notre collègue du canton de Ciney-Rochefort, siège de Ciney, par ordonnance du 23 juin 2015 (rép. 2052/2015) le juge de paix du canton de Boussu a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Xavier Michel Marie Botson, né à Uccle le 15 septembre 1968, domicilié à 1330 Rixensart, avenue des Acacias 2, résidant l’Appui, rue de la Station 22-24, à 7387 Roisin, et désignant Mme Marie-Ange Botson, domiciliée à 1330 Rixensart, avenue des Acacias 2, en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Marie-France Pochez. (75114)

54232

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Justice de paix de Boussu

Suite au procès-verbal d’inscription d’office du 22 avril 2015, par ordonnance du 16 juin 2015 (rép. 1929/2015) le juge de paix du Canton de Boussu a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

Me Géraldine Druart, avocat, dont le cabinet est sis à 6000 Charleroi, rue de l’Athénée 4, bte 7, a été confirmée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Jacqueline Demarteau. (75118)

Justice de paix de Charleroi I

Mme Hélène Albertine Capiau, née à Quaregnon le 12 juin 1924, domiciliée à 7390 Quaregnon, résidence « Le Petit Paradis », rue du Rieu du Cœur 150, et désignant : Me Christelle Delplancq, avocat à 7390 Quaregnon, rue Paul Pastur 217, en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Marie-France Pochez. (75115)

Justice de paix de Bruxelles IV

Par ordonnance du 23 juin 2015, le juge de paix du quatrième canton de Bruxelles a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Malika Meziani, née à Oran le 30 septembre 1965, domiciliée à 1000 Bruxelles, rue du Berceau 31. M. Mimoun Meziani, domicilié à 1000 Bruxelles, rue du Berceau 31, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Davide Tempio. (75116)


Par ordonnance du 10 juin 2015, suivant procès-verbal de saisine d’office dressé le même jour, le juge de paix du premier canton de Charleroi a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Geoffrey Emile Gérard Alain Lefevre, né à Charleroi (D3) le 14 juillet 1986, domicilié et résidant à 6041 Charleroi, chaussée de Courcelles 140/SS1. Mme Marie-Madeleine Flore Lefevre, domiciliée à 6032 Charleroi, rue Saint-Jacques 162, a été confirmée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Jacqueline Demarteau. (75117)


Par ordonnance du 30 juin 2015, suivant procès-verbal de saisine d’office dressé le même jour, le juge de paix du premier canton de Charleroi a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. André Clément Ghislain Delmotte, né à Marchienne-au-Pont le 22 mars 1959 (RN 59.03.22-107.08), domicilié à 6000 Charleroi, rue Chavannes 19 02/A.

Par ordonnance du 29 juin 2015, le juge de paix du premier canton de Charleroi a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Christopher Dandoy, né à Charleroi (D1) le 1er juillet 1996, domicilié à 6042 Charleroi, rue Albert Delwarte 60, résidant « Au Petit Maillon », rue de la Poudrière 30, à 6060 Gilly. M. Patrick Dandoy, domicilié à 6042 Charleroi, rue Albert Delwarte 60, a été désigné en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Jacqueline Demarteau. (75119)

Justice de paix de Châtelet

Suite à la requête déposée au greffe le 22 juin 2015, par ordonnance du 7 juillet 2015, le juge de paix du canton de Châtelet a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Christiane Schurins, née à Charleroi le 15 avril 1939, domiciliée à 6240 Farciennes, rue de l’Eglise 18. Me Gérard Hucq, avocat, dont le cabinet est sis à 6240 Farciennes, rue Albert Ier 236, a été désigné en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Arnaud Deschacht. (75120)

Justice de paix de Ciney-Rochefort

Par ordonnance du 30 juin 2015, le juge de paix du canton de CineyRochefort, siège de Ciney a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Awa Cisse, née à Mauritanie (Rosso) le 27 décembre 1971 (RN 71.12.27-520.51), domiciliée à 5590 Ciney, rue Walter Sœur 17. Me Céline Vandenplas, avocate, domiciliée à 5590 Ciney, rue Courtejoie 47, a été désignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. M. Patrick Buysse, avocat à 5100 Namur, chaussée de Dinant 776, a été désigné en qualité de personne de confiance de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Marie-Ange Haquenne. (75121)


54233

Justice de paix de Couvin-Philippeville

Justice de paix d’Enghien-Lens

Suite à la requête déposée le 22 juin 2015, par ordonnance du 1er juillet 2015, le juge de paix du canton de Couvin-Philippeville, siège de Philippeville, a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

Par ordonnance du 30 juin 2015, le juge de paix d’Enghien-Lens, siège de Lens, a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

Mme Denise Félix, née le 20 juillet 1933 (RN 33.07.20-108.34), domiciliée à 5630 Cerfontaine, rue de Bironfosse, « Relais de Soumoy » 38/14. M. Alain Van Oorbeek, retraité SNCB, domicilié à 5651 Walcourt, rue Bois Mignon 22, a été désigné en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dominique Dussenne. (75122)

Mme Yvette Vamboucq, née à Chièvres le 5 mai 1952, domiciliée à 7950 Chièvres, rue des Ruelles 39. Mme Paulette Vamboucq, domiciliée à 7950 Chièvres, rue d’Ath 9, a été désignée en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier en chef f.f., (signé) Brigitte Godfrint. (75126)

Justice de paix d’Enghien-Lens Justice de paix de Couvin-Philippeville

Suite à la requête déposée le 22 juin 2015, par ordonnance du 1er juillet 2015, le juge de paix du canton de Couvin-Philippeville, siège de Philippeville, a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Sophie Arlette Micheline Vermeulen, née à Uccle le 14 juillet 1973 (RN 73.07.14-028.67), domiciliée à 5600 Philippeville, rue de Namur 34. Me Caroline Rossi, domiciliée à 5660 Couvin, hameau de Géronsart, Tromcourt 15, a été désignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dominique Dussenne. (75123)

Par ordonnance du 30 juin 2015, sur requête déposée au greffe en date du 29 mai 2015, le juge de paix d’Enghien-Lens, siège de Lens, a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Jean-Paul Ghislain Pilate, né à Ath le 2 août 1955, domicilié à 7870 Lens, rue Arbrisseau 1. Me Manuella Senecaut, avocat, dont le cabinet est sis à 7050 Jurbise, rue des Bruyères 15, a été désignée en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le grefier en chef f.f., (signé) Brigitte Godfrint. (75127)

Justice de paix de Forest Justice de paix de Couvin-Philippeville

Suite à la requête déposée le 30 juin 2015, par ordonnance du 9 juillet 2015, le juge de paix du canton de Couvin-Philippeville, siège de Couvin, a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Félicité Ninane, née à Tohogne le 8 mars 1917, domiciliée à 5660 Pesche, rue Hamia 1. Me Pascal Cornet, avocat, dont le cabinet est établi à 6460 Chimay, rue du Château 2, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dominique Dussenne. (75124)

Par ordonnance du 26 juin 2015, le juge de paix du canton de Forest a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Laure Françoise Paduwat, née à Anderlecht le 11 avril 1921 (RN 21.04.11-330.03), domiciliée à 1190 Forest, rue Jean-Baptiste Vanpé 21, RCH0. M. Jean-Jacques Vandoren, pensionné, domicilié à 1070 Anderlecht, rue de l’Orphelinat 81, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Patrick De Clercq. (75128)

Justice de paix de Fosses-la-Ville Justice de paix de Dour-Colfontaine

Par ordonnance du 29 juin 2015, le juge de paix du canton de DourColfontaine, siège de Dour a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

Par ordonnance du 30 juin 2015, le juge de paix de Fosses-la-Ville a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine concernant :

Mme Marie Fievet, née à Athis le 6 novembre 1919, domiciliée à 7370 Dour, home « Bon Accueil », rue des Andrieux 180,

M. Jefferson Angelo Roger Inck, né à Charleroi le 13 septembre 1982, domicilié au home « Louis Marie », à 5640 Mettet, Tienne de Biesme 19/A.

Me Vincent Dieu, avocat, dont le cabinet est établi à 7301 Boussu (Hornu), rue de la Fontaine 47, a été désigné en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Géraldine Doye. (75125)

Mme Anne Inck, personnel soignant, domiciliée à 6230 Pont-à-Celles, rue Commune Estienne 9, a été désignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Axelle Devresse. (75129)

54234

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD M. Erick Herbiet, domicilié à 4540 Amay, rue Roua 90, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite.

Justice de paix de Liège III

Suite à la requête du 15 juin 2015 déposée au greffe le 17 juin 2015, le juge de paix du troisième canton de Liège a prononcé une décision le 8 juillet 2015, ordonnant « des mesures de protection de la personne et des biens », conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Rita Leloup, née à Liège le 18 juillet 1963 (RN 63.07.18-328.19), domiciliée à 4000 Liège, rue Haut des Tawes 252. Mme Pamela Molenaers, domiciliée à 4000 Liège, rue des Dahlias 26, a été désignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Véronique Colard. (75130)


Mme Françoise Herbiet, domiciliée à 6900 Marche-en-Famenne, rue des Tarins 1, a été désignée en qualité de personne de confiance de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier en chef f.f., (signé) Corine Leruth. (75133)

Justice de paix de Nivelles

Par ordonnance d’office du 9 juin 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a constaté que l’ordonnance du 16 octobre 2012 a cessé de produire ses effets et a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Léon Bolome, né le 7 décembre 1960, domicilié à 1400 Nivelles, S.R.A., rue Sainte-Barbe 69.

Suite à la requête du 15 juin 2015, déposée au greffe le 17 juin 2015, le juge de paix du troisième canton de Liège a prononcé une décision le 8 juillet 2015, ordonnant des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

M. André Gilian, domicilié à 7100 La Louvière, boulevard du Tivoli 55/8, a été redésigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin. (75134)

Mme Josiane Leloup, née à Liège le 26 mai 1965 (RN 65.05.26-296.33), domiciliée à 4000 Liège, rue Haut des Tawes 252. Mme Pamela Molenaers, domiciliée à 4000 Liège, rue des Dahlias 26, a été désignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Véronique Colard. (75131)


Suite à la requête du 15.06.2015 déposée au greffe le 17 juin 2015, le juge de paix du troisième canton de Liège a prononcé une décision le 8 juillet 2015, ordonnant des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Jean-Claude Leloup, né à Liège le 13 janvier 1967 (RN 67.01.13121.30), domicilié à 4000 Liège, rue Haut des Tawes 252. Mme Pamela Molenaers, domiciliée à 4000 Liège, rue des Dahlias 26, a été désignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite.


Par ordonnance d’office du 26 mai 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a constaté que l’ordonnance du 23 mars 2004 a cessé de produire ses effets et a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Jean-Pol Maurice Georges Ghislain Rigaux, né à Kamina (République du Zaïre) le 30 avril 1955, domicilié à 4000 Liège, rue Henri Maus 142, résidant « Foyer Général Cornet », rue Buisson des Loups 12, à 1400 Nivelles. M. Jean-Marie Rigaux, domicilié à 4000 Liège, rue Henri Maus 142, a été redésigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin. (75135)


Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Véronique Colard. (75132)

Justice de paix de Marche-en-Famenne-Durbuy

Par ordonnance du 25 juin 2015, le juge de paix du canton de Marcheen-Famenne-Durbuy, siège de Marche-en-Famenne, a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Yvonne Fernande Ghislaine Jadoul, née à Marche-en-Famenne le 18 octobre 1928 (RN 28.10.18-040.78), domiciliée à 6900 Marche-enFamenne, rue Hubert Gouverneur 18/20, résidant à la maison de retraite Libert, chaussée de Liège 31, à 6900 Marche-en-Famenne.

Par ordonnance d’office du 9 juin 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a constaté que l’ordonnance du 8 mai 2008 a cessé de produire ses effets et a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Julia Walkiers, née à Couture Saint-Germain le 30 juillet 1934, domiciliée à 1380 Lasne, résidence du Grand Chemin, Grand Chemin 53. Mme Carine Danielle Pieret, domiciliée à 1340 Ottignies-Louvain-laNeuve, avenue A. de Thomaz de Bossière 24, a été redésignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin. (75136)


54235



Par ordonnance d’office du 9 juin 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a constaté que l’ordonnance du 15 octobre 2014 a cessé de produire ses effets et a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

Par ordonnance d’office du 9 juin 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a constaté que l’ordonnance du 9 avril 1998 a cessé de produire ses effets et a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant :

M. Kriss Luyten, né à Charleroi le 7 novembre 1984, domicilié à 1380 Lasne, rue Mathy 31.

M. Thierry Van Oost, né à Uccle le 8 décembre 1961, domicilié à 1380 Lasne, route du Ry-Beau-Ry 51, résidant C.A.S.M.M.U., chaussée de Louvain 413, à 1030 Schaerbeek.

Mme Fabienne Stalpaert, domiciliée à 6210 Les Bons Villers, rue Léopold 2/5, a été redésignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin. (75137)

Mme Claudine Vandycke, domiciliée à 1380 Lasne, route du Ry-BeauRy 51, a été redésignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin. (75141)

Justice de paix de Nivelles Justice de paix de Nivelles

Par ordonnance d’office du 2 juin 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a constaté que l’ordonnance du 10 juillet 2008 a cessé de produire ses effets et a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Marc Fernand Guy Ghislain Deffense, né à Namur le 22 octobre 1967, domicilié à 1471 Genappe, place de Nicolay 16. M. André Edgard Ghislain Deffense, domicilié à 1470 Genappe, avenue de l’Horizon 69, a été redésigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin. (75138)

Par ordonnance d’office du 9 juin 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a constaté que l’ordonnance du 21 septembre 2010 a cessé de produire ses effets et a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Rémi Pomponio, né à Braine-l’Alleud le 14 mai 1992, domicilié à 1401 Nivelles, rue Warichet 15/A. M. Romano Pomponio, domicilié à 1401 Nivelles, rue Warichet 15A, a été redésigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Anne-Marie Farin. (75142)

Justice de paix de Nivelles Justice de paix de Saint-Gilles

Par ordonnance d’office du 2 juin 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a constaté que l’ordonnance du 10 juillet 2008 a cessé de produire ses effets et a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Anita Ghislaine Vandevandel, née à Gosselies le 4 janvier 1963, domiciliée à 1471 Genappe, place de Nicolay 16. M. André Edgard Ghislain Deffense, domicilié à 1470 Genappe, avenue de l’Horizon 69, a été redésigné en qualité d’Administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin. (75139)


Par ordonnance du 2 juin 2015, le juge de paix du canton de Nivelles a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Marie Régine, Omérine Gyselinck, né à Waterloo le 1er juillet 1936, domicilié à 1470 Genappe, rue des Marchats 33. Mme Chantal Gerardi, domiciliée à 1300 Wavre, chaussée de l’Herbatte 39, a été désignée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin. (75140)

Par ordonnance du 8 juillet 2015, le juge de paix Saint-Gilles a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Robert Raphaël Slama, né à Tunis (Tunisie) le 3 janvier 1927 (RN 27.01.03-389.95), domicilié à 1180 Uccle, avenue de la Ferme Rose 8, résidant résidence « Heureux Séjour », rue de la Glacière 33, à 1060 Saint-Gilles. Me Benoît Van Caillie, avocat à 1200 Woluwe-Saint-Lambert, avenue de Broqueville 116/2, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Christian Lauwerys. (75143)

Justice de paix de Sant-Hubert-Bouillon-Paliseul

Par ordonnance du 8 juillet 2015, le juge de paix Saint-HubertBouillon-Paliseul, siège de Saint-Hubert a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Jeannine Joris, née à Libin le 16 avril 1925 (RN 25.04.16-182.85), domiciliée à 6890 Libin, Voie-Gamby 139.

54236


Me Damien Poncelet, dont le cabinet est établi à 6700 Arlon, avenue de Mersch 108, a été désigné en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Marie Hautot. (75144)

Justice de paix de Saint-Josse-ten-Noode

Par ordonnance du 26 mai 2015, le juge de paix du canton de SaintJosse-ten-Noode a prononcé des mesures de protection de la personne et des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : Mme Carmen Durieux, née à Morlanwelz-Mariemont le 11 mai 1928 (RN 28.05.11-004.95), domiciliée à 1083 Ganshoren, avenue Marie de Hongrie 58/b11, résidant résidence Eureka, rue Auguste De Boeck 54-58, à 1140 Evere. Mme Bellens, Martine, domiciliée à 1030 Bruxelles, boulevard Léopold III 13, bte 27, a été désignée en qualité d’administrateur de la personne et des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Damien Lardot. (75145)

Justice de paix de Namur

Par ordonnance du 7 juillet 2015, (RR n° 15B1011 - RW n° 15W112 Rép. n° 3057/2015), le juge de paix du premier canton de Namur a prononcé des mesures de protection des biens, conformément à la loi du 17 mars 2013 réformant les régimes d’incapacité et instaurant un nouveau statut de protection conforme à la dignité humaine, concernant : M. Lucien Falque, né à Marchovelette le 3 janvier 1935, domicilié à 5020 Vedrin, résidence des VII Vôyes, rue des VII Vôyes 9. Mme l’avocat Pauline Oldenhove, dont le cabinet est établi à 5000 Namur, chaussée de Dinant 275, a été confirmée en qualité d’administrateur des biens de la personne protégée susdite. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Véronique Rulot. (75146)

lequel comparant a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Léonard, Simonne Joséphine Berthe, née à Bruxelles le 15 juin 1923, en son vivant domiciliée à Saint-Gilles, rue Arthur Diderich 32, et décédée le 12 mars 2015 à Saint-Gilles. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, adressé au domicile élu dans un délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion à Me Jean-Didier Gyselinck, notaire, dont le cabinet est situé à 1050 Bruxelles, avenue Louise 422. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Dominique Feron. (20243)

Tribunal de première instance francophone de Bruxelles

Suivant acte (n° 15-1428) passé au greffe du tribunal de première instance francophone de Bruxelles le vingt-huit juillet deux mille quinze : Par : M. Frédéric André M. Van Der Schueren, domicilié à 8301 KnokkeHeist, Theresialaan 4/0011, en qualité de père et détenteur de l’autorité parentale sur son enfant mineur : Manon Engelander, par ordonnance du juge de paix du troisième canton de Brugge, datée du 15 juillet 2015, lequel comparant a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Engelander, Luc Alexandre Robert, né à Ixelles le 8 octobre 1965, en son vivant domicilié à Forest, rue du Canada 58/ RCH0, et décédé le 26 janvier 2015 à Bruxelles. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, adressé au domicile élu dans un délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion à Me Véronique Bonehill, notaire, dont le cabinet est situé à 1180 Uccle, avenue Brugmann 587, bte 7. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Dominique Feron. (20244)

Tribunal de première instance du Hainaut, division Charleroi

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instance du Hainaut, division Charleroi, en date du 29 juillet 2015.

Acceptation sous bénéfice d’inventaire

Tribunal de première instance francophone de Bruxelles

Me Vincent Desart, avocat, dont le cabinet est sis à 6000 Charleroi, boulevard Pierre Mayence 35, agissant en vertu d’une ordonnance de Mme le juge de paix du canton de Châtelet en date du 12 décembre 2013, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de M. David Vanhaelter, né à Charleroi le 16 mai 1983, domicilié à 6200 Châtelineau, rue de Gilly 620, lequel comparant, agissant comme il est dit ci-dessus en vertu d’une ordonnance de Madame le Juge de paix du canton de Châtelet en date du 9 juillet 2015, a déclaré en langue française : accepter, sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Vanhaelter, Sabrina Laurence Bernadette, née à Charleroi le 1er juin 1979, de son vivant domiciliée à Châtelineau, rue de Gilly 620, et décédée le 18 avril 2015 à Châtelet.

Suivant acte (n° 15-1429) passé au greffe du tribunal de première instance francophone de Bruxelles le 28 juillet 2015.

Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, le comparant déclare faire élection de domicile en l’étude de Maîtres Paternoster et Van Cauwenbergh, notaires de résidence à 6200 Châtelet, rue Lloyd Georges 21.

Code civil - article 793

Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving Burgerlijk Wetboek - artikel 793

Par : M. Christophe Van Melckebeke, avocat, dont le cabinet est situé à 1050 Ixelles, rue Paul-Emile Janson 37, en qualité d’administrateur provisoire de Mme Nicole Buelen, domiciliée à 1060 Saint-Gilles, rue Arthur Diderich 32, désigné à cette fonction par jugement du juge de paix du canton de Saint-Gilles, datée du 27 septembre 2005, par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Gilles, datée du 25 juin 2015,

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits par avis recommandé adressé au domicile élu dans un délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion. Le 29 juillet 2015. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Patricia Patat. (20245)

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de première instance du Hainaut, division Charleroi

Suivant acte dressé au greffe civil du tribunal de première instance du Hainaut, division Charleroi, en date du 29 juillet 2015. Me Vincent Desart, avocat, dont le cabinet est sis à 6000 Charleroi, boulevard Pierre Mayence 35, agissant en vertu d’une ordonnance de M. le juge de paix du premier canton de Charleroi en date du 27 mai 2015, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de : Dufrasnes, Henriette, née à Gentinnes le 29 mars 1920, domiciliée à 6001 Marcinelle, rue de la Petite Chenevière 91, résidant à la résidence « L’Aurore », rue Trieu Kaisin 26, à 6060 Gilly, lequel comparant, agissant comme il est dit ci-dessus en vertu d’une ordonnance de M. le juge de paix du premier canton de Charleroi en date du 13 juillet 2015, a déclaré en langue française accepter, sous bénéfice d’inventaire seulement, la succession de Verhoeven, Hermand Moïse Ghislain, né à Marcinelle le 19 décembre 1943, de son vivant domicilié à Marcinelle, rue Petite Chenevière 91, et décédé le 26 janvier 2015 à La Louvière. Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, le comparant déclare faire élection de domicile en l’étude de Me Nathalie Husson, notaire de résidence à 6001 Marcinelle, avenue Meurée 7. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, adressé au domicile élu dans un délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion. Le 29 juillet 2015. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Patricia Patat. (20246)

Tribunal de première instance de Liège, division Liège

L’an deux mille quinze, le vingt-neuf juillet. Au greffe du tribunal de première instance de Liège, division Liège. A comparu : Jaminon, Thomas, né à Liège le 7 septembre 1982, domicilié à 4890 Thimister-Clermont, rue des Plenesses 4, agissant en nom personnel et porteur de deux procurations sous seing privé qui resteront annexées au présent acte pour et au nom de : Jaminon, Caroline, née à Liège le 12 octobre 1983, domiciliée à 67790 Steinbourg, rue du Maréchal Leclerc 11; Jaminon, Christelle, née à Chênée le 27 novembre 1980, domiciliée à Héron, rue des Malheurs 20, lequel comparant a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Jaminon, Claude Jean-Paul, né à Grivegnée le 20 novembre 1955, de son vivant domicilié à Herstal, rue Vert-Bois 3, et décédé le 18 juin 2015 à Herstal. Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, le comparant déclare faire élection de domicile en l’étude de Me Véronique Smets, notaire à 4650 Herve, rue Gustave Taillard 25. Dont acte signé, lecture faite par le comparant et le greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. Le greffier, (signature illisible). (20247)

Uit een verklaring afgelegd ten overstaan van Mr. Christel Meuris, geassocieerd notaris, te Scherpenheuvel-Zichem, op 6 juli 2015, blijkt dat mevrouw DEWIL, Christine Lea Andrée, geboren te Tienen op 30 december 1969, rijksregisternummer 69.12.30-408.31, wonende te 3471 Kortenaken, Hoeledensebaan 209, optredend in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger, zijnde moeder over volgende minderjarige kinderen : BLOCKX, Jens Henriëtte Lucien, geboren te Tienen op 1 april 2000, rijksregisternummer 00.04.21-329.68, wonende te 3471 Kortenaken, Hoeledensebaan 209;

54237

BLOCKX, Jord Anny Albert, geboren te Tienen op 19 september 2002, rijksregisternummer 02.09.19-273.67, wonende te 3471 Kortenaken, Hoeledensebaan 209; optredend krachtens een machtiging afgeleverd op 18 juni 2015, door de vrederechter van het kanton Landen-Zoutleeuw, zetel Zoutleeuw; verklaart te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving; de nalatenschap van de heer BLOCKX, Cyriel Georges, geboren te Waanrode op 7 september 1951, wonende te Kortenaken, Kersbeek-Deop 13/0012, en overleden op 5 april 2015 te Tienen. Dit uittreksel is door Mr. Christel Meuris, geassocieerde notaris, te Scherpenheuvel-Zichem, opgemaakt op 30 juli 2015, in uitvoering van artikel 793 Burgerlijk Wetboek. Voor ontledend uittreksel : (get.) Christel Meuris, geassocieerd notaris, te Scherpenheuvel-Zichem. (20248)

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, op negenentwintig juli tweeduizend vijftien, heeft DELBAERE, Bob, advocaat, kantoorhoudende te 2600 Berchem, Generaal Van Merlenstraat 3; handelend in hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder, hiertoe benoemd bij vonnis van de vrederechter van het negende kanton Antwerpen, d.d. 24 juni 2014, over de goederen van KNOOREN, Lucien, geboren te Dilsen op 8 april 1926, wonende te 2610 Wilrijk, Monnikkenplein 1/2, verblijvende WZC Gitschotelhof, te 2140 Borgerhout, Lodewijk Van Berckenlaan 361, verklaard, handelend in zijn gezegde hoedanigheid, onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen DIRKS, Madeleine Marie Cathérine Henri, geboren te Eisden op 7 juli 1929, in leven laatst wonende te 2140 BORGERHOUT (ANTWERPEN), Lodewijk Van Berckenlaan 361, en overleden te Antwerpen, district Borgerhout op 2 juni 2015. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de drie maanden, te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van notaris Paul Wellens, te 2640 Mortsel, Eggestraat 28. Antwerpen, 29 juli 2015. De griffier, (get.) N. Daneels. (20249)

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, op negenentwintig juli tweeduizend vijftien, heeft ’T SYEN, Els Marleen F., geboren te Antwerpen op 29 december 1976, wonende te 2140 Borgerhout, Collegelaan 119; handelend als gevolmachtigde van Suetens, Lydia Maria, geboren te Duffel op 9 juli 1949, wonende te 2140 Borgerhout, Collegelaan 119; handelend in hoedanigheid van drager van het ouderlijk gezag over de persoon en de goederen van het minderjarig kind : ’t SVEN, David Ronny MarieLouise, geboren te Antwerpen op 13 juni 1981, wonende te 2140 Borgerhout, Collegelaan 119, verklaard onder voorrecht van boedelbeschrijving de nalatenschap te aanvaarden van wijlen ’T SYEN, Lodewijk Celina Francisca, geboren te Massenhoven op 1 februari 1947, in leven laatst wonende te 2140 BORGERHOUT (ANTWERPEN), Collegelaan 119, en overleden te Antwerpen, district Borgerhout, op 13 juni 2015. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de drie maanden, te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van van notaris Michoel, te 2100 Deurne, Cogelsplein 21. Antwerpen, 29 juli 2015. De griffier, (get.) N. Daneels. (20250)

54238

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Désigné Me François Ancion, avocat à 4020 Liège, rue des Ecoliers 7, en qualité d’administrateur provisoire.

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt

Volgens akte van 6 juli 2015 (akte nummer 15-301 — Rep.nr. 15-544), verleden op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, hebben de heer DESCHEPPER, Nicolas, geboren te Sint-Agatha-Berchem op 7 maart 1979, en zijn echtgenote, mevrouw OTTE, Linda Maria Kristina, geboren te Schaarbeek op 23 april 1972, samenwonend te 3201 Aarschot (Langdorp), Wolfsbeemden 22 en handelend in hun hoedanigheid van titularis van het ouderlijk gezag over hun minderjarige dochter, Mej. DESCHEPPER, Louise, geboren te Leuven op 15 februari 2013 en wonend te 3201 Aarschot (Langdorp), Wolfsbeemden 22, de nalatenschap van mevrouw VANSIMPSEN, Marie José, geboren te Sint-Truiden op 13 december 1941, laatst wonend te 3800 Sint-Truiden, Sint-Gangulfusplein 1/0301, overleden te Tongeren op 4 april 2015, feitelijk gescheiden van de heer Otte, Willy Louis Henri, aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving. Tot staving van hun verklaring hebben de echtgenoten DeschepperOtte voornoemd een afschrift vertoond van de beschikking van de vrederechter van het kanton Aarschot, d.d. 18 juni 2015 (rolnummer 15B264 — rep.nr. 1027/2015). De schuldeisers en de legatarissen worden verzocht, overeenkomstig artikel 793 B.W., bij aangetekend bericht, hun rechten te doen kennen binnen de 3 maanden te rekenen vanaf de publicatie van onderhavig bericht en dit ten kantore van notaris Kurt GEYSELS, te 3200 Aarschot, St.-Niklaasberg 7.

fixé au 15 septembre 2015 à 11 h 15 m à l’audience de la 3e chambre du tribunal de commerce de Liège, division Liège, (salle COA) palais de justice, annexe sud, place Saint-Lambert 30, à 4000 Liège, le vote et les débats sur le plan de réorganisation. Juge délégué : André Salmon. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Y. Heselmans. (20253)

Tribunal de commerce francophone de Bruxelles

Par jugement du 29 juillet 2015, le tribunal de commerce francophone de Bruxelles a approuvé la désignation de Me Marco Passalacqua, du cabinet Bonelli Erede Pappalardo, établi via Salaria 259, à 00199 Rome, en vue de prendre en Italie toutes les initiatives destinées à préserver et faire valoir les droits de Kepha Invest dans l’intérêt de la continuité de son entreprise. Numéro d’entreprise : 0892.723.167. Pour extrait conforme : le greffier en chef, Nicolas Pinchart. (20254)

(Get.) Kurt GEYSELS, notaris. (20251) Tribunal de commerce francophone de Bruxelles Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren

Bij akte verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Limburg, afdeling Tongeren, d.d. 24.07.2015, blijkt dat LAFOSSE, Nathalie, advocaat, kantoorhoudende te 3724 Kortessem, Beekstraat 10, handelend in haar hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder, hiertoe aangesteld bij beschikking van de vrederechter van het kanton Bilzen, d.d. 05.05.2006, over BROUCKAERT, Godelieve Maria Lutgard, geboren te Genk op 29.11.1959, wonende te 3583 Beringen, Diestersesteenweg 13, ingevolge beschikking van de vrederechter van het kanton Beringen, d.d. 22.07.2015, verklaart de nalatenschap van wijlen LOOS, Maria Helena Elisabeth, geboren te Bocholt op 11.09.1926, in leven wonende te 3600 Genk, Socialestraat 4, overleden te Genk op 10.03.2015, te aanvaarden onder het voorrecht van boedelbeschrijving. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen 3 maanden, te rekenen vanaf de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op de studie van notaris Frank Goddeeris, met standplaats te 3530 HouthalenHelchteren, Ringlaan 22. (20252)

Par jugement du 29 juillet 2015 du tribunal de commerce francophone de Bruxelles, il a été mis fin à la procédure de réorganisation judiciaire de la SCS Apotheek De Keyser En Cie, avec siège social à 1030 Bruxelles, avenue Dailly 47. B.C.E. : 0466.946.518. Pour extrait conforme : le greffier en chef, N. Pinchart. (20255)


Par jugement du 29 juillet 2015, le tribunal de commerce francophone de Bruxelles a accordé la réorganisation judiciaire, par accord collectif, à la SPRL Adéquate Cleaning and Services, avec siège social à 1070 Bruxelles, chaussée de Mons 679. Numéro d’entreprise : 0877.119.728. N° R.J. : 20150059.

Réorganisation judiciaire Gerechtelijke reorganisatie

Le tribunal a désigné M. Meyahed, boulevard de Waterloo 70, à 1000 Bruxelles en qualité de juge délégué. Echéance du sursis le 23 septembre 2015. Vote des créanciers : 9 septembre 2015. Dépôt du plan : 19 août 2015. Pour extrait conforme : le greffier en chef, Nicolas Pinchart. (20256)

Tribunal de commerce de Liège, division Liège Tribunal de commerce francophone de Bruxelles

Par jugement du 30 juillet 2015, le tribunal de commerce de Liège, division Liège, a : Déclaré ouverte la procédure de réorganisation judiciaire par accord collectif et accordé un sursis de deux mois prenant cours le 30 juillet 2015 pour se terminer le 30 septembre 2015 à la SPRL Pharmacies Lonay-Mulkers, dont le siège social est établi à 4420 SaintNicolas, rue Saint-Nicolas 411, B.C.E. n° 0420.398.394, ayant pour conseil Me Michaël Werquin, avocat à 1050 Bruxelles, rue Paul-Emile Janson 37.

Par jugement du 29 juillet 2015, le tribunal de commerce francophone de Bruxelles a accordé la réorganisation judiciaire par accord collectif à la SPRL Bultia Bar & Grill, avec siège social à 1050 Bruxelles, avenue Louise 149/24. Numéro d’entreprise : 0540.826.567. N° R.J. : 20150061.

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Le tribunal a désigné Monsieur Meyahed, boulevard de Waterloo 70, à 1000 Bruxelles en qualité de juge délégué. Echéance du sursis le 23 septembre 2015. Vote des créanciers : 9 septembre 2015. Dépôt du plan : 19 août 2015. Pour extrait conforme : le greffier en chef, Nicolas Pinchart. (20257)


Par jugement du 29 juillet 2015, le tribunal de commerce francophone de Bruxelles a accordé la réorganisation judiciaire, par accord collectif, à la SA Cyber Gifts Edition, avec siège social à 1060 Saint-Gilles, rue de Bosnie 101.

54239

In toepassing van artikel 53 van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen deel ik u mede dat het plan wordt onderzocht en dat u het op de griffie van de rechtbank van koophandel, afdeling Antwerpen, Bolivarplaats 20, bus 7, te 2000 Antwerpen, kan raadplegen. Bij deze wordt u tevens verwittigd dat u, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling op de zitting van de Vakantiekamer zaal B1 van de rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen, op 25/08/2015, te 11 uur, opmerkingen kan maken met betrekking tot het voorgestelde plan en dat er over dat plan moet worden gestemd. Enkel de schuldeisers in de opschorting op wie zijn rechten het plan een weerslag heeft, kunnen aan de stemming deelnemen. De griffier-hoofd van dienst, (get.) M. Caers. (20261)

Rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Hasselt

Numéro d’entreprise : 0460.501.065. N° R.J. : 20150064. Le tribunal a désigné Monsieur Meyahed, boulevard de Waterloo 70, à 1000 Bruxelles en qualité de juge délégué. Echéance du sursis le 20 janvier 2016.

UITTREKSEL UIT EEN VONNIS UITGESPROKEN DOOR DE VAKANTIEKAMER VAN DE RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE ANTWERPEN, AFDELING HASSELT, OP DATUM VAN 12 AUGUSTUS 2015, IN ZAKE : LEENEN EVS NV, met zetel te 3800 Sint-Truiden, Schurhoven 25; RPR HASSELT : 0448.721.208. Gezien het verzoekschrift en de bijhorende stukken strekkende tot het bekomen van een gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag ontvangen ter griffie op 16 juli 2015.

Vote des créanciers : 6 janvier 2016. Dépôt du plan : 16 décembre 2015. Pour extrait conforme : le greffier en chef, Nicolas Pinchart. (20258)

OM DEZE REDENEN Beslist de rechtbank, na beraadslaging op tegenspraak, Verklaart de vordering tot het bekomen van de voorlopige opschorting van betaling gegrond voor een periode van twee maanden eindigend op maandag 12 oktober 2015 met het oog op het realiseren van een overdracht onder gerechtelijk gezag.


Par jugement du 29 juillet 2015, le tribunal de commerce francophone de Bruxelles a accordé la réorganisation judiciaire, par accord collectif, à la SA Turbowinds, avec siège social à 1050 Ixelles, rue de Praetere 14. Numéro d’entreprise : 0427.621.233. N° R.J. : 20150063. Le tribunal a désigné M. Meyahed, boulevard de Waterloo 70, à 1000 Bruxelles en qualité de juge délégué. Echéance du sursis le 20 janvier 2016. Vote des créanciers : 6 janvier 2016.

Benoemt Mr. Thierry BIELEN, advocaat, te 3500 Hasselt, Guffenslaan 11, tot gerechtsmandataris met als opdracht in toepassing van art. 60 W.C.O. over te gaan tot de realisatie van het geheel van activa van verzoekster, hiertoe onderhandelingen te voeren, een ontwerp van verkoopovereenkomst voor te leggen, de prijs te innen en te verdelen in toepassing van art. 1639 e.v. Ger.W. Machtigen de gerechtsmandataris zich indien nodig te laten bijstaan door gespecialiseerde medewerkers na voorafgaande goedkeuring van hun methode van kostenvergoeding. Beveelt de publicatie van onderhavig vonnis bij uittreksel, door toedoen van De griffier, in het « Belgisch Staatsblad », en zulks binnen de vijf dagen.

Dépôt du plan : 16 décembre 2015. Pour extrait conforme : le greffier en chef, Nicolas Pinchart. (20259)

Legt de kosten ten laste van verzoekster. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande ieder rechtsmiddel en zonder borgstelling.


Par jugement du 29 juillet 2015, le tribunal de commerce francophone de Bruxelles a homologué le transfert d’actifs et mis fin à la procédure de réorganisation judiciaire par transfert de la SA Sophia Engineering, avec siège social à 1170 Watermael-Boitsfort, chaussée de la Hulpe 187. B.C.E. : 0452.647.233. (20260)

Bij beschikking van 17 juli 2015 werd, in toepassing van art.18WCO, de heer Buteneers, p/a rechtbank van koophandel te Antwerpen, afdeling Hasselt, Parklaan 25, bus 6, [email protected] aangesteld als gedelegeerd rechter. Hasselt, 12 augustus 2015. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens. (20933)

Rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Hasselt Rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen

Bij vonnis van de vakantiekamer van de rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen, werd aan WAE NEWCO NV, ZAGERIJSTRAAT, 2960 BRECHT, ondernemingsnummer : 0504.885.394, de opschorting met het oog op gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord toegekend voor een periode eindigend op 31/08/2015. Ik heb de eer u mede te delen dat voornoemde schuldenaar een reorganisatieplan ter griffie heeft neergelegd.

UITTREKSEL UIT EEN VONNIS UITGESPROKEN DOOR DE VAKANTIEKAMER VAN DE RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE ANTWERPEN, AFDELING HASSELT, OP DATUM VAN 12 AUGUSTUS 2015, IN ZAKE : LEENEN MAINTENANCE BVBA, met zetel te 3800 Sint-Truiden, Schurhoven 25; RPR HASSELT : 0811.658.386 Gezien het verzoekschrift en de bijhorende stukken strekkende tot het bekomen van een gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag ontvangen ter griffie op 4 augustus 2015.

54240


OM DEZE REDENEN

Rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent

Beslist de rechtbank, na beraadslaging op tegenspraak, Verklaart de vordering tot het bekomen van de voorlopige opschorting van betaling gegrond voor een periode van twee maanden eindigend op maandag 12 oktober 2015 met het oog op het realiseren van een overdracht onder gerechtelijk gezag.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 12/05/2015, werd het faillissement (nr. 20120193), IMEXTRA GROUP BVBA, GENTWEG 5, 9991 ADEGEM, met ondernemingsnummer 0817.765.626, afgesloten op 12/05/2015 door vereffening.

Benoemt Mr. Thierry BIELEN, advocaat, te 3500 Hasselt, Guffenslaan 11 tot gerechtsmandataris met als opdracht in toepassing van art. 60 W.C.O. over te gaan tot de realisatie van het geheel van activa van verzoekster, hiertoe onderhandelingen te voeren, een ontwerp van verkoopovereenkomst voor te leggen, de prijs te innen en te verdelen in toepassing van art. 1639 e.v. Ger.W.

Worden beschouwd als vereffenaar : Claude De Schietere de Lophem, wonende te 8310 Brugge (Assebroek), Baron Ruzettelaan 220.

Machtigen de gerechtsmandataris zich indien nodig te laten bijstaan door gespecialiseerde medewerkers na voorafgaande goedkeuring van hun methode van kostenvergoeding. Beveelt de publicatie van onderhavig vonnis bij uittreksel, door toedoen van De griffier, in het « Belgisch Staatsblad », en zulks binnen de vijf dagen. Legt de kosten ten laste van verzoekster. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande ieder rechtsmiddel en zonder borgstelling. Bij beschikking van 4 augustus 2015 werd, in toepassing van art. 18WCO, de heer Buteneers, p/a rechtbank van koophandel te Antwerpen, afdeling Hasselt, Parklaan 25, bus 6, [email protected] aangesteld als gedelegeerd rechter.

(Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20264)


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 12/05/2015, werd het faillissement (nr. 20100438), CARPENTERS BVBA, STAAKSTRAAT 135, 9960 ASSENEDE, met ondernemingsnummer 0807.767.401, afgesloten op 12/05/2015 door vereffening Worden beschouwd als vereffenaar : Elise Janssens, wonende te 9960 Assenede, Staakstraat 135. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20265)

Hasselt, 12 augustus 2015. Rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens. (20934)

Faillite

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 12/05/2015, werd het faillissement (nr. 20120444), BLEU! BVBA, SINT-PIETERSNIEUWSTRAAT 208, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 0883.633.574, afgesloten op 12/05/2015 door ontoereikend actief.

Faillissement

Worden beschouwd als vereffenaar : Herman Van den Bergh, wonende te 9000 Gent, Sint-Pietersnieuwstraat 210. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20266)



Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 12/05/2015, werd het faillissement (nr. 20030129), TP INTERNATIONAL NV, INDUSTRIEPARK 2P, 9031 DRONGEN, met ondernemingsnummer 0434.480.222, afgesloten op 12/05/2015 door vereffening. Worden beschouwd als vereffenaar : Rosine De Bevere, wonende te 9850 Merendree, Dichter Basi Decraenelaan 18.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 12/05/2015, werd het faillissement (nr. 20120117), AGRIFLEX BVBA, ZEEMSTRAAT 12, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 0876.317.103, afgesloten op 12/05/2015, door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Mladen Hristov Mihaylov, zonder gekend adres in België, in Bulgarije : 9700 Shumen, Stara Planina 67. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst.

(Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst.

(20267)

(20262)



Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 12/05/2015, werd het faillissement (nr. 20120379), AMADO DOS ANJOS FERNANDO, WACHTEBEKESTRAAT 53, 9060 ZELZATE, met ondernemingsnummer 0883.882.014, afgesloten op 12/05/2015 door ontoereikend actief - verschoonbaar.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 12/05/2015, werd het faillissement (nr. 20130494), WAUTERS, MARLEEN, DENDERMONDSESTEENWEG 352, 9040 GENT, met ondernemingsnummer 0742.392.666, afgesloten werd op 12/05/2015, door vereffening - verschoonbaar. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst.


(20268)

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20110378), TIVA BVBA, FRANS VAN RYHOVELAAN 198, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 0871.731.575, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Krifa Anouar, wonende te 9600 Ronse, Zonnestraat 212. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20269)

54241


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20120137), R.Y.M.A.S. BOUWONDERNEMING BVBA, BASKETBALLSTRAAT 10B, 9920 LOVENDEGEM, met ondernemingsnummer 0829.382.662, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Moktar S’Rifi, zonder gekend adres. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20274)


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20130085), REAL BELGIUM COMM., LOUIS SCHUERMANSTRAAT 26, 9040 SINTAMANDSBERG, met ondernemingsnummer 0825.271.743, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Borisov Yulyan, laatst wonende te 9040 Sint-Amandsberg, Louis Schuermanstraat 28, thans ambsthalve geschrapt. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20270)


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20130403), BRAL, PETER, DOKTER HERREBAUTLAAN 1, 9991 MALDEGEM, met ondernemingsnummer 0839.438.790, afgesloten op 30/06/2015, door vereffening - verschoonbaar. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20275)

Rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent Rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20140381), NK BVBA, KORTRIJKSESTEENWEG 181, 9830 SINT-MARTENS-LATEM, met ondernemingsnummer 0875.648.791, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Medina Dogru, laatst wonende te 8851 Koolskamp, Steenstraat 1, bus 1. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20271)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20110089), DE COCK, CHANTAL, BARON DE GIEYLAAN 22, 9840 DE PINTE, met ondernemingsnummer 0884.269.717, afgesloten op 30/06/2015, door vereffening - verschoonbaar. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20276)

Rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent Rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20130200), DILEMIN BVBA, DENDERMONDESTEENWEG 425A, 9070 DESTELBERGEN, met ondernemingsnummer 0843.095.393, afgesloten op 30/06/2015 door vereffening. Worden beschouwd als vereffenaar : Atanas Antonov Atanasov, laatst wonende te VI Oplicenska 18, BG-Trigoviste (Bulgarije), doch ambtshalve geschrapt sedert 12 juli 2012. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20272)


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20110140), YAVA BOUW VOF, BUITENHOF 11, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 0818.229.741, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Nikolay Yavashev, wonende te 9000 Gent, Buitenhof 11. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20273)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20130379), SARKOZI, ANDREA, MARIAKERKSESTEENWEG 25, 9031 GENT, met ondernemingsnummer 0842.846.460, afgesloten op 30/06/2015, door ontoereikend actief - verschoonbaar. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20277)


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20140364), BLANCQUAERT, ERIC, WILLEM WENEMAERSTRAAT 60, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 0587.705.578, afgesloten op 30/06/2015, door ontoereikend actief - verschoonbaar. (Get.) C. Van Kerckhove, griffier-hoofd van dienst. (20278)

54242

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20080401), VAN ACKER, KAREL GEERT, FRANCISCO FERRERLAAN 246, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 0898.502.585, afgesloten op 30/06/2015 door vereffening.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20130264), PERSONALPRINTPROMOTIONS BVBA, BRUSSELSESTEENWEG 298A, 9090 MELLE, met ondernemingsnummer 0829.768.286, afgesloten op 30/06/2015 door vereffening.

De gefailleerde werd reeds verschoonbaar verklaard bij vonnis van 17/03/2015.

Worden beschouwd als vereffenaar : Gwenaël De Temmerman, wonende te 9820 Merelbeke, Gontrode Heirweg 50.



(20284)



Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20120065), ISECA BVBA IN VEREFFENING, JAN VAN HEMBYSEBOLWERK 6, bus 601, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 00405.343.697, afgesloten op 30/06/2015 door vereffening.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20140150), RIANNE S. BVBA, FRANKLIN ROOSEVELTLAAN 349, bus 35, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 0821.804.388, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief.

Worden beschouwd als vereffenaar : Albrecht Soetaert, wonende te 9000 Gent, Jan van Hembysebolwerk 6/0601.

Worden beschouwd als vereffenaar : Rianne Swierstra, wonende te 1015 GP Amsterdam (Nl.), Lijnbaansgracht 28, bus 2.



(20285)



Bij vonnis van de rechtbank van Koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20020070), ELEKTROTECHNIEK BVBA, TIELTSESTEENWEG 81A, 9900 EEKLO, met ondernemingsnummer 0412.525.261, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20120378), WM-TRACKING NV, RECHTSTRAAT 80, 9042 GENT (DESTELDONK), met ondernemingsnummer 0876.023.529, afgesloten op 30/06/2015 door vereffening.

Worden beschouwd als vereffenaar : Jaak D’Huyvetters, wonende te 9968 Assenede (Bassevelde), Beekstraat 36.

Worden beschouwd als vereffenaar : Willy Van De Voorde, wonende te 9042 Gent, Rechtstraat 80.



(20286)



Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20130067), DIWA NV, HUNDELGEMSESTEENWEG 1101B, 9820 MERELBEKE, met ondernemingsnummer 0419.721.968, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20100156), SMALL FORCES LTD (ENGELS RECHT), PRINSENHOF 5-7, 9000 GENT, met ondernemingsnummer 0894.885.772, afgesloten werd op 30/06/2015 door ontoereikend actief.

Worden beschouwd als vereffenaar : Diane Schellinck, laatst wonende te 9890 Baaigem, Hundelgemsesteenweg 17.

Worden beschouwd als vereffenaar : Reginald Van Hulle, wonende te 9000 Gent, Burgstraat 18.



(20287)



Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20110196), GLAS EN METAAL ENGINEERING BVBA, OUDE STRAAT 28, 9800 DEINZE, met ondernemingsnummer 0446.334.414, afgesloten op 30/06/2015 door vereffening.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel Gent, afdeling Gent, d.d. 30/06/2015, werd het faillissement (nr. 20130244), KOCLAR BVBA, VREDESTRAAT 89, 9050 GENTBRUGGE, met ondernemingsnummer 0807.849.553, afgesloten op 30/06/2015 door ontoereikend actief.

Worden beschouwd als vereffenaar : Lucas Blondeel, wonende te 9800 Deinze, Albert Saveryslaan 32.

Worden beschouwd als vereffenaar : Koc Mehmet Emin, wonende te 9000 Gent, Schommelstraat 20.



(20288)


54243

Rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen

Tribunal de commerce de Mons et de Charleroi, division Tournai

Opening van het faillissement, dagvaarding, van : MALYS ZBIGNIEW PIOTR, VAN DUYSTSTRAAT 46/2, 2100 DEURNE (ANTWERPEN).

Ouverture de la faillite, sur citation, de : RESTAURANT LA BROCHE DE FER, RUE DE LA BROCHE DE FER 273, 7712 HERSEAUX.

Geboortedatum en -plaats : 16 juni 2015 POTURZYN (POLEN). Referentie : 40415.

Référence : 20150183. Date de faillite : 18 août 2015. Activité commerciale : exploitation d’un restaurant

Datum faillissement : 18 augustus 2015.

Numéro d’entreprise : 0461.145.918

Handelsactiviteit : WATERDICHTINGSWERKEN VAN MUREN Handelsbenaming : BRODA Uitbatingsadres : MOLLEI 132, 2930 BRASSCHAAT

Curateur : VAN MALLEGHEM HENRY, ROUTE D’HACQUEGNIES 3, 7911 FRASNES-LEZ-BUISSENAL. Date provisoire de cessation de paiement : 18/08/2015

Ondernemingsnummer : 0808.997.915 Curator : Mr HENDRICKX JEAN, LANGE LOZANASTRAAT 24, 2018 ANTWERPEN 1. Voorlopige datum van staking van betaling : 18/08/2015 Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, afdeling Antwerpen, Bolivarplaats 20/7, 2000 Antwerpen. Datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen : 16 oktober 2015. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals o.m. de personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (art. 72bis en 72ter Fail.W.). Voor eensluidend uittreksel : De griffier, A. Buntjens 2015/107093

Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Mons et de Charleroi, division Tournai, rue du Château 47, 7500 Tournai. Dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances : le 8 octobre 2015. Pour extrait conforme : Le Greffier, S. GUERET 2015/107088


Ouverture de la faillite, sur aveu, de : PRIMO ELECTRO, RUE SAINT-MARTIN(TOU) 55/1, 7500 TOURNAI. Référence : 20150185. Date de faillite : 18 août 2015. Activité commerciale : commerce d’appareils électroménagers

Rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen

Numéro d’entreprise : 0840.594.575 Curateur : PARIS FREDERIC, Rue de Monnel 17, 7500 TOURNAI.

Opening van het faillissement, dagvaarding, van : DRAUDE DANIëL, STADSWAAG 3, 2000 ANTWERPEN 1. Geboortedatum en -plaats : 28 maart 1980 BAD HERSFELD (DUITSLAND). Referentie : 40416.

Date provisoire de cessation de paiement : 18/08/2015 Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Mons et de Charleroi, division Tournai, rue du Château 47, 7500 Tournai. Dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances : le 8 octobre 2015.

Datum faillissement : 18 augustus 2015. Handelsactiviteit : OVERIGE DIENSTEN IN VERBAND MET HET MAKEN VAN GELUIDSOPNAMEN

Pour extrait conforme : Le Greffier, S. GUERET 2015/107089

Handelsbenaming : MINIMUX PRODUCTIONS Uitbatingsadres : HAMELSEWEG (MAZ) 4, 1745 OPWIJK


Ondernemingsnummer : 0809.810.042 Curator : Mr MOENS ANNEMIE, PRINS BOUDEWIJNLAAN 177-181, 2610 WILRIJK (ANTWERPEN). Voorlopige datum van staking van betaling : 18/08/2015 Datum neerlegging van de schuldvorderingen : binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het vonnis, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, afdeling Antwerpen, Bolivarplaats 20/7, 2000 Antwerpen. Datum voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen : 16 oktober 2015. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals o.m. de personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (art. 72bis en 72ter Fail.W.). Voor eensluidend uittreksel : De griffier, A. Buntjens 2015/107094

Ouverture de la faillite, sur aveu, de : POLLET CEDRIC, RUE SAINTPIAT 35/21, 7500 TOURNAI. Date et lieu de naissance : 17 février 1978 TOURNAI. Référence : 20150186. Date de faillite : 18 août 2015. Activité commerciale : exploitation d’une entreprise de construction Dénomination commerciale : TOTAL PROJECT Numéro d’entreprise : 0884.105.213 Curateur : DEBONNET VICTOR, RUE DE L’ATHENEE 12, 7500 TOURNAI. Date provisoire de cessation de paiement : 18/08/2015

54244


Dépôt des créances : dans le délai de trente jours à dater du prononcé du jugement, au greffe du tribunal de commerce de Mons et de Charleroi, division Tournai, rue du Château 47, 7500 Tournai. Dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances : le 8 octobre 2015. Pour extrait conforme : Le Greffier, S. GUERET 2015/107090

Régime matrimonial

Mariés devant l’officier de l’état civil de la ville de Dinant, le 12 décembre 2012, sous le régime de la séparation des biens pure et simple, aux termes de leur contrat de mariage, reçu par Me Quentin Delwart, notaire à Dinant, en date du 19 octobre 2012, ont modifié leur régime matrimonial par adjonction d’une société d’acquêts à leur régime de séparation de biens et apport d’un bien immeuble, propre à M. Thierry Gerimont, à ladite société d’acquêts, nouvellement constituée. Pour extrait conforme : (signé) Pierre-Henri Grandjean, notaire. (20292)

D’un acte reçu par Me Valérie Depouhon, de Trazegnies le 13 juillet 2015, déposé au premier bureau de l’enregistrement de Charleroi 2 le 17 juillet 2015 et non encore reçu en retour.

Code civil - article 1396

Il résulte que :

Huwelijksvermogensstelsel

Burgerlijk Wetboek - artikel 1396

1. M. Cuvelier, Jean Pierre Martin, né à Charleroi le 29 février 1960 (RN 60.02.29-121.89), et son épouse : 2. Mme Meunier, Dominique Juliette Jacqueline Mathilde Ghislaine, née à Gosselies le 17 avril 1960 (RN 60.04.17-132.64), domiciliés ensemble à 6040 Charleroi (Jumet), rue Wattelar Maximilien 39.

Aux termes d’un acte reçu le 19 mai 2015, par Me Pierre-Henri Grandjean, notaire à Dinant, M. Villeval, Dominique Joseph Camille, né à Dinant le 18 mars 1969 (NN 69.03.18-115.39), et son épouse Mme Ingrand, Muriel Gwenaëlle Thérèse, née à Namur le 17 juillet 1977 (NN 77.07.17-132.54), domiciliés et demeurant ensemble à 5530 Yvoir (Mont), rue du Calvaire 3, mariés devant l’officier de l’état civil de la commune d’Yvoir, le 11 juin 2011, sous le régime de la séparation des biens avec société immobilière, aux termes de leur contrat de mariage reçu par Me Jacques Castermans, alors notaire à Gedinne, en date du 22 avril 2011, ont modifié leur régime matrimonial en maintenant leur régime de séparation de biens mais en supprimant la société immobilière. Pour extrait conforme : (signé) Pierre-Henri Grandjean, notaire. (20289)

Aux termes d’un acte reçu le 23 juin 2014, par Me Pierre-Henri Grandjean, notaire à Dinant, M. Grossiels, Pierre Félix Henri Georges Edouard Joseph Ghislain (NN 69.06.30-079.27), né à Dinant le 30 juin 1969, et son épouse Mme Baquet, Patricia Armande Serge Ghislaine, (NN 57.07.13-084.93), née à Heer le 13 juillet 1957, domiciliés et demeurant ensemble à 5520 Onhaye, rue de l’Abbaye 3, mariés le 2 août 1997, à Hastière sous le régime de la communauté réduite aux acquêts, aux termes de leur contrat de mariage reçu par le notaire Michèle Fivez, alors à Dinant, le 3 juillet 1997, ont modifié leur régime matrimonial par l’apport d’un bien immeuble, propre à M. Grossiels, Pierre, à la communauté d’acquêts. Pour extrait conforme : (signé) Pierre-Henri Grandjean, notaire. (20290)

Aux termes d’un acte reçu par le notaire Christophe Declerck, à Herstal, le 30 juillet 2015, M. Ramackers, André Auguste, né à Liège le 20 novembre 1938, et Mme Plumier, Elise Jeanne Françoise, née à Visé le 18 octobre 1925, domiciliés à 4040 Herstal, place Coronmeuse 24, bte 51, ont modifié leur régime matrimonial. Ce contrat modificatif emporte la dissolution de leur régime légal de communauté et l’adoption du régime de séparation de biens pure et simple. Herstal, le 30 juillet 2015. (20291)

Aux termes d’un acte reçu le 23 janvier 2015, par Me Pierre-Henri Grandjean, notaire à Dinant, M. Gerimont, Thierry Henry Jean Ghislain (NN 57.01.09-007.54), né à Dinant le 9 janvier 1957, et son épouse domicilié et demeurant à 5500 Dinant, rue Alexandre Daoust 116, Mme Salerno, Juliana (NN 58.02.16-018.55), née à Seraing le 16 février 1958, tous deux de nationalité belge, domiciliée et demeurant à 4100 Seraing, rue du Chêne 158.

Mariés devant l’officier de l’état civil de la commune de Pont-àCelles, le 1er août 1987, sans avoir arrêté de conventions matrimoniales, régime non modifié par la suite. Ont apporté une modification à leur régime matrimonial. Cette modification consiste en l’apport au patrimoine commun par Mme Dominique Meunier du bien suivant : Commune de Pont-à-Celles, quatrième division, Luttre : Une parcelle de terrain, sise à front de la Rue Pestelin, paraissant cadastrée ou l’avoir été, section A, n° 411 R25P0000, pour une contenance de 4 ares 46 centiares. Trazegnies, le 29 juillet 2015. Pour extrait analytique conforme : (signé) Valérie Depouhon, notaire à Trazegnies. (20293)

M. Cailleau, Bernard Edouard Henri, maçon, né à Boussu le 26 septembre 1953 (RN 53.09.26-115-87), et son épouse : Mme Canion, Viviane Céline, ouvrière, née à Dour le 17 septembre 1955 (RN 55.09.17-130-93), domiciliés ensemble à 7370 Dour, rue Aimeries 151. Déclarant mariés à Dour le 6 juillet 1974, sous le régime légal à défaut de contrat de mariage, non modifié à ce jour, ainsi qu’ils nous le déclarent. Ont modifié leur régime matrimonial sans liquidation du régime préexistant, lesdits époux ont apporté à leur régime matrimonial une modification étant le patrimoine commun tant mobilier appartiendra en pleine propriété à l’époux survivant, sans liquidation du régime préexistant. Le 29 juillet 2015. Pour extrait analytique conforme : (signé) Géry Lefebvre, notaire. (20294)

Aux termes d’un acte reçu le 27 février 2014, par Me Pierre-Henri Grandjean, notaire à Dinant, M. Colot, Eric Julien Angèle Ghislain (NN 59.11.18-115.79), né à Bioul le 18 novembre 1959, et de son épouse Mme Molitor, Viviane Myriam Mauricette Ghislaine, (NN 60.10.22124.61), née à Namur le 22 octobre 1960, domiciliée et demeurant à 5537 Anhée (Bioul), rue Sur-le-Dos 79. Mariés devant l’officier de l’état civil de la commune d’Anhée le 23 décembre 1981, sous le régime légal, à défaut de contrat de mariage, ont complété leur régime matrimonial en disposant ce qui suit : «A la dissolution du mariage, mais par le décès de l’un des époux seulement, la communauté appartiendra au survivant des époux en pleine propriété qu’il y ait ou non descendant ». Pour extrait conforme : (signé) Pierre-Henri Grandjean, notaire. (20295)

MONITEUR BELGE — 20.08.2015 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Bij akte verleden voor geassocieerd notaris Michel van Tieghem de Ten Berghe, te Oostende, op 28 juli 2015, hebben de heer Wilfried CASTELEIN, geboren te Westende op 16 oktober 1950 en mevrouw Danielle NOEL, geboren te Knokke op 4 februari 1961, samenwonend te 8434 Middelkerke (Westende), Noordstraat 115, gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen blijkens akte-huwelijkscontract verleden voor de notaris Michel van Tieghem de Ten Berghe, te Oostende, op 26 juli 2004, hun stelsel behouden met toevoeging van een beperkt intern gemeenschappelijk vermogen en heeft de heer Wilfried CASTELEIN, een woonhuis gelegen te 8434 Middelkerke (Westende), Hofstraat 81, ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen. Voor ontledend uittreksel : (get.) Michel van Tieghem de Ten Berghe, geassocieerd notaris, te Oostende. (20296)

Uit een akte verleden voor notaris SOPHIE DELAERE, geassocieerd notaris, te Brugge (Sint-Andries), op 6 juli 2015, blijkt dat de heer BOGAERT, Björn Roger, geboren te Roeselare op 10 december 1984 (rijksregisternummer 84.12.10-045.48), en zijn echtgenote, mevrouw EEKELOO, Britt Pamela Lies, geboren te Brugge op 29 juli 1987 (rijksregisternummer 87.07.29-346.78), wonende te 8211 Zedelgem (Aartrijke), Hendrik Baekelandlaan 5A, overeenkomstig artikel 1394 van het Burgerlijk Wetboek hun huwelijksvermogensstelsel hebben gewijzigd, welke akte onder meer voorziet in de inbreng van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen door de heer Bogaert, Björn en mevrouw Eekeloo, Britt en de inlassing van een regeling in verband met de vergoeding en/of terugname met betrekking tot het ingebrachte goed. (Get.) SOPHIE DELAERE, geassocieerd notaris. (20297)

Uit een akte verleden voor notaris CHRISTIAN VAN DAMME, geassocieerd notaris, te Brugge (Sint-Andries), op 7 juli 2015, blijkt dat de heer DEQUAE, Hans Alidor, geboren te Roeselare op 23 april 1969 (rijksregisternummer 69.04.23-353.46), en zijn echtgenote, mevrouw VAN EECKE, Anne Mie Cornelia, geboren te Roeselare op 24 augustus 1973 (rijksregisternummer 73.08.24-154.36), wonende te 8770 Ingelmunster, Nachtegaalstraat 22, overeenkomstig artikel 1394 van het Burgerlijk Wetboek hun huwelijksvermogensstelsel hebben gewijzigd, welke akte onder meer voorziet in de inbreng van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen door de heer DEQUAE, Hans en de inlassing van een regeling in verband met de vergoeding en/of terugname met betrekking tot het ingebrachte goed. (Get.) CHRISTIAN VAN DAMME, geassocieerd notaris. (20298)

Voor Eric TALLON, geassocieerd notaris, te Geetbets, werd op 9 juli 2015, een akte verleden houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel tussen de heer BRUYNINCKX, Bart, geboren te Tienen op 22 maart 1972, nationaal nummer 72.03.22-039.58, en zijn echtgenote, mevrouw LU, Shihong, geboren te Guangxi (China) op 8 augustus 1972, nationaal nummer 72.08.08-570.79, samenwonende te 3272 Scherpenheuvel-Zichem (Messelbroek), Schuttersveldstraat 7. Gehuwd onder het wettelijk stelsel, bij gebrek aan een huwelijkscontract. Krachtens voormelde wijzigende akte werd dit huwelijksstelsel omgezet in scheiding van goederen. Geetbets, 9 juli 2015. Voor beredeneerd uittreksel : (get.) Eric TALLON, geassocieerd notaris. (20299)

Uit een akte verleden op veertien juli tweeduizend vijftien, voor Mr. Catherine DELWAIDE, notaris, met standplaats te Borgloon, « Geregistreerd op het registratiekantoor TONGEREN I-AA op zeventien juli tweeduizend vijftien (17-07.2015) Register OBA 5. Boek 000. Blad 000. Vak 6558. Ontvangen registratierechten : vijftig euro (50,00 EUR) », blijkt dat de heer LISMONT, Kris Jan Geert Jos,

54245

geboren te Sint-Truiden op zes februari negentienhonderd vijfenzeventig, en zijn echtgenote, mevrouw echtgenote, mevrouw BOONEN, Agna Marie Alfonsine, geboren te Sint-Truiden op drie juni negentienhonderd negenenzestig, samenwonende te 3870 Heers, Schildstraat 27. Gehuwd te Heers op één augustus tweeduizend en vijf onder het stelsel van scheiding van goederen, blijkens huwelijkscontract verleden voor ondergetekende notaris Catherine Delwaide, te Borgloon, op vijf juli tweeduizend en vijf, welk stelsel tot op heden niet werd gewijzigd. Een minnelijke wijziging van hun huwelijksstelsel hebben laten opmaken : houdende toevoeging van een beperkte gemeenschap; houdende inbreng van persoonlijke goederen in het gemeenschappelijk vermogen. Opgemaakt te Borgloon op negenentwintig juli tweeduizend vijftien door meester Catherine DELWAIDE, notaris met standplaats te Borgloon. Voor eensluidend analytisch uittreksel : (get.) Catherine DELWAIDE, notaris. (20300)

Er blijkt uit een akte verleden voor notaris Christophe KINT, te Staden, op 3 juli 2015, geregistreerd, dat de heer LEENKNEGT, Jan Luc, geboren te Roeselare op 24 juli 1972, en zijn echtgenote, mevrouw VANLEDE, Mieke Maria Godelieve, geboren te Kortrijk op 21 augustus 1972, beide wonende te 8830 Hooglede (Gits), Turkeyenstraat 4, die huwden voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Roeselare op 23 september 1994 onder het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract, gewijzigd, doch telkens met behoud van het stelsel, blijkens akten verleden voor de ondergetekende notaris op 15 maart 2013 en 19 december 2014, welk stelsel sindsdien niet meer gewijzigd werd, dat zij thans hun huwelijksvermogenstelsel hebben gewijzigd. De wijziging omvat het behoud van het bestaande huwelijksstelsel, doch indien de echtgenoten eigenaar worden van een toekomstig goed, de blote eigendom zal toebehoren aan het eigen vermogen van mevrouw Mieke Vanlede terwijl het vruchtgebruik voor een periode van twintig jaar vanaf de verkrijgingsdatum deel zal uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Christophe Kint, notaris, te Staden. (20301)

Bij akte verleden voor notaris Erik Celis, te Antwerpen, op 15 juli 2015, neergelegd ter registratie op het Registratiekantoor Antwerpen 1, op 31 juli 2015, hebben de heer VOORSLUIS, Arie, zaakvoerder, van Nederlandse nationaliteit, en zijn echtgenote, mevrouw RAKOVIC, Roswitha, zaakvoerder, van Belgische nationaliteit, samenwonende te 2000 Antwerpen, Napoleonskaai 7, bus 12, hun huwelijksstelsel gewijzigd van het stelsel van scheiding van goederen naar het stelsel van algehele gemeenschap. (Get.) Erik Celis, notaris. (20302)

Bij akte verleden voor notaris Patrick Van Ooteghem, te Temse, op 10 maart 2015, hebben de heer Wim August Maria VAN STEENLANDT, geboren te Sint-Niklaas, op 18 november 1969, en zijn echtgenote, mevrouw Myriam Bertha Victor Gislena DE COCK, geboren te SintNiklaas, op 23 augustus 1968, samenwonende te 9140 Temse, Burggravestraat 30, hun huwelijksvermogensstelsel (stelsel van scheiding van goederen) gewijzigd, door toevoeging van een beperkt gemeenschappelijk vermogen, met inbreng van beide echtgenoten van onroerend goed en de inboedel, die hun gezinswoning garniert en door inbreng van roerende goederen door de heer Wim Van Steenlandt, met inlassing van een keuzebeding in dit toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen. (Get.) Patrick Van Ooteghem, notaris. (20303)

54246


Uit een akte verleden voor notaris Charly Van Cauwelaert, te Maaseik, op 12 juni 2015 (geregistreerd kantoor Tongeren 2 op 16 juni 2015 reg. 5, boek 000, blad 000, vak 9597), blijkt dat de echtgenoten MEYSSEN, Leon Rosalia Joseph Pierre, geboren op 9 december 1958 en ACERA, Remedios, geboren op 18 december 1964, beiden wonende te 3665 As (Niel-bij-As), J.-F. Kennedystraat 29, gehuwd op 8 januari 1996 in de Filipijnen en hun eerste echtelijke verblijfplaats hebbende in België, zonder huwelijkscontract en bijgevolg als huwelijksvermogensstelsel hebbende het wettelijk stelsel der gemeenschap van goederen naar Belgisch recht, een minnelijke wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel hebben doorgevoerd. Voor ontledend uittreksel : (get.) Ch. Van Cauwelaert, notaris. (20304)

Uit een akte verleden voor notaris Charly Van Cauwelaert, te Maaseik, op 12 juni 2015 (geregistreerd kantoor Tongeren 2 op 16 juni 2015 reg. 5, boek 000, blad 000, vak 9592), blijkt dat de echtgenoten COOLEN, Pieter Jean Leopold, geboren op 11 juli 1945 en RENOLAYAN, REONAL Nanette, geboren op 24 oktober 1962, beiden wonende te 3640 Kinrooi (Ophoven), Heerweg 11, gehuwd onder het wettelijk stelsel der gemeenschap van goederen met afwijkende bedingen ingevolge huwelijkscontract bij akte verleden voor notaris Charles Van Cauwelaert, te Maaseik, op 3 september 1996, een minnelijke wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel hebben doorgevoerd. Voor ontledend uittreksel : (get.) Ch. Van Cauwelaert, notaris. (20305)

Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel. Directeur : Wilfried VERREZEN

Le Moniteur belge peut être consulté à l adresse : Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :

Recommend Documents