Doc. nr. E2:9bis0C62 MH/FD/LC
Brussel, 14.12.1999
ADVIES over ZWARTWERK EN ONEERLIJKE CONCURRENTIE IN DE BOUWSECTOR _______________________________________________
***
2 Op vraag van de bouwsector hebben het interfederaal bureau nr. 6 dat de beroepsorganisaties uit deze sector groepeert en de commissie “Reglementeringen” de problematiek van het zwartwerk en de oneerlijke concurrentie in de bouwsector onderzocht. De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O. onderschrijft de door de bouwsector voorgestelde standpunten en brengt volgend advies uit, gebruikmakend van zijn initiatiefrecht dat hem werd toegekend door artikel 15 van de op 28 mei 1979 gecoördineerde wetten betreffende de organisatie van de Middenstand. VASTSTELLINGEN Omvang zwartwerk Het zwartwerk en de oneerlijke concurrentie die er uit voortvloeit is een belangrijk deel geworden van de economische markt, en dit ondanks de sterk toegenomen regelgeving. De Europese Commissie raamt het zwartwerk in de unie tussen 7 en 16 % van het BBP wat neerkomt op 10 tot 28 miljoen arbeidseenheden. Tabel : omvang zwartwerk in europa in % van het BBP Landen Raming Scandinavische landen Ierland Oostenrijk Nederland Verenigd Koninkrijk Duitsland Frankrijk België Spanje Italië Griekenland
ca 5% ca 5% ca 5% ca 5% 10 - 15% 10 - 15% 10 - 15% 15 - 20% 15 - 20% + 20% + 20%
Europese Unie
7-16%
Bron : Europese Commissie, Mededeling van de Commissie over zwartwerk, COM (1998) 219.
De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de K.M.O. is van oordeel dat de bouwsector, een uitgesproken arbeidsintensieve KMO-sector, de nefaste gevolgen van deze zwarte economie ondervindt. Bouwsector in cijfers Tabel : aantal werkgevers in de bouwsector per 30 september 1998 Werkgevers met minder dan 50 werknemers Totaal aantal werkgevers Bron : Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, Gecentraliseerde statistiek.
24.634 (98,34%) 25.048 (100%)
3 De Hoge Raad stelt vast dat in de bouwsector 98,34% van alle werkgevers KMO zijn. Het is derhalve duidelijk “een KMO-sector”. Tabel : aantal zelfstandigen in de bouwsector naargelang sociaal statuut Statuut 1992 1998 Hoofdbezigheid Bijkomende bezigheid
Totaal
33.792 (100)
36.892 (109)
6.397 (100)
9.794 (153)
40.179 (100)
46.686 (116)
Bron : Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.
De Hoge Raad noteert een aanzienlijke stijging van het aantal bijberoepen (+ 53% van 1992 tot 1998) vergeleken met de toename van het aantal voltijds zelfstandigen (+ 9% in diezelfde periode). GLOBAAL ACTIEPLAN De Hoge Raad meent dat de problematiek van het zwartwerk en de oneerlijke concurrentie moet aangepakt worden door middel van een globaal actieplan dat structurele maatregelen mogelijk maakt. Dit plan kan onder meer volgende elementen omvatten. Facturatie van belastingkrediet
bouwwerken
stimuleren
door
de
invoering
van
een
Het uitschrijven van facturen moet worden gestimuleerd door de particulier een belastingvermindering toe te kennen wanneer hij uitgaven doet voor de uitvoering van de werken. Een dergelijk systeem is niet nieuw en werd reeds met succes toegepast voor andere categorieën van uitgaven. Een aantal belastingvoordelen, ter bevordering van de aankoop, de bouw of de renovatie van onroerende goederen, worden reeds toegekend: - de gewone intrestaftrek, ten belope van het kadastraal inkomen; - de bijkomende intrestaftrek voor de bouw of renovatie van de eerste woning; - een belastingvermindering verbonden aan kapitaalaflossingen. Deze verschillende fiscale voordelen hebben als hoofdkenmerk dat zij slechts gelden wanneer voor de werken een lening wordt afgesloten. Daarnaast heeft de bijkomende intrestaftrek alleen betrekking op renovatie/onderhoudswerken die ten minste 800.000 BEF moeten belopen. Ze zijn ondoeltreffend voor de bestrijding van zwartwerk. Het is immers bij de (kleinste) renovatie/onderhoudswerken dat het risico op fraude het grootst is. Er moet bijgevolg een specifieke fiscale aftrek worden ingevoerd voor renovatie- en onderhoudswerken.
4 Een mogelijkheid bestaat erin alle of een deel van de kosten die betrekking hebben op een onroerend goed aftrekbaar te maken : afschrijvingen, rentelasten, belastingen, verzekeringspremies, onderhouds- en renovatieuitgaven,... Een andere oplossing houdt de handhaving in van een forfaitair belastingstelsel, met toepassing van een bijkomend fiscaal voordeel wanneer de belastingplichtige niet in aanmerking komt voor de bestaande fiscale mogelijkheden. Zo zou voor de (kleine) herstellings- en onderhoudswerken waarvoor geen lening werd afgesloten of voor de werken waarvoor wel een lening is afgesloten, maar die niet meer dan 800.000 BEF bedragen, het voordeel slechts daadwerkelijk worden toegekend op voorwaarde dat de werken worden uitgevoerd door een geregistreerde aannemer op voorlegging van een factuur. Dienstencheques De Hoge Raad is van oordeel dat het systeem van de dienstencheques een nuttig instrument is in de bestrijding van het zwartwerk. De Hoge Raad herinnert aan zijn advies dat hij op 12 oktober 1999 hierover heeft uitgebracht (cfr doc. nr. E3:13002C03). Daling van de sociale lasten De omvang van het zwartwerk is logischerwijze recht evenredig met de hoogte van de lasten op arbeid. De bouw is bijzonder kwetsbaar op het vlak van zijn loonkosten, aangezien hij van alle bedrijfssectoren veruit de meest arbeidsintensieve is. Verlaging van de sociale lasten van werkgevers voor hun personeel is ongetwijfeld van aard zwartwerk in te dijken of alleszins minder aantrekkelijk te maken. De Hoge Raad dringt hierbij meer concreet aan op de plafonnering van de sociale zekerheidsbijdragen tot het maximum aantal werkuren (38 uur in de bouwsector). Bovendien is een flexibiliteit inzake overuren absoluut noodzakelijk. De BTW verlagen De indirecte belastingen op de aankoop van vastgoed behoren tot de hoogste in Europa. Het normaal BTW-tarief voor nieuwbouw bedraagt 21 %. Enkel in Denemarken (25%), Finland (22%) en Zweden (25%) is het tarief hoger (Europese Commissie, doc. XXI/292/99 over de BTW-tarieven op 1 mei 1999). Bij wijze van experiment bereidt de Europese Unie de mogelijkheid voor om op zeer arbeidsintensieve diensten een verlaagd BTW-tarief toe te passen (cfr. Voorstel van richtlijn, publikatieblad nr C 102 van 13.04.1999). Voorstellen van lidstaten moeten door de Raad van de Europese Unie worden goedgekeurd. België overweegt o.m. een verlaging van de BTW voor renovatie. Dit is een stap in de goede richting. Hierbij is het evenwel dringend noodzakelijk dat de sector van officiële zijde tijdig en concreet voorgelicht wordt over zowel de aanvangsdatum van de verlaging als over de werken en materialen die hierbij in aanmerking zullen genomen worden. De Hoge Raad dringt erop aan de verlaging in te voeren vanaf 1 januari 2000.
5 Bestrijden van abnormaal afwijkende prijzen De wet betreffende de overheidsopdrachten moet worden herzien om de praktijk van de abnormaal lage prijzen te bestrijden, die alle andere prijzen kelderen en de kwaliteit naar beneden trekken. Door inschrijvingen te aanvaarden tegen prijzen die de kosten van de aanneming niet dekken, worden illegale praktijken zoals de niet naleving van de sociale en fiscale wetten oogluikend toegelaten, of erger nog, gestimuleerd door de overheid. De Hoge Raad dringt er sterk op aan dat de bestaande controle-instrumenten die nu reeds in de wetgeving op de overheidsopdrachten zijn ingeschreven daadwerkelijk zouden toegepast worden. Zo zou bijvoorbeeld elke overheid bij een offerte met abnormale prijzen de nodige verantwoordingen moeten vragen. De Hoge Raad is bovendien van oordeel dat het element kwaliteit onvoldoende aan bod komt in de bestekken. Vereenvoudiging administratieve formaliteiten De kosten van de administratieve formaliteiten wegen het zwaarst door bij kleine ondernemingen. Dat zijn precies de ondernemingen met de zwakste concurrentiepositie tegenover het zwartwerk want ze bevinden zich in hetzelfde marktsegment. Voor deze ondernemingen komen de kosten van de administratieve formaliteiten bovenop de reeds te hoge loonkosten. Fraudeurs hebben per definitie geen administratieve kosten. De overheid, met inbegrip van de plaatselijke besturen, moet de administratieve formaliteiten verminderen en vereenvoudigen. De nieuwe wetten moeten een langetermijnperspectief hebben en rekening houden met hun impact op het zwartwerk. Voorlichting over de bestaansredenen van een dergelijk regelgevend initiatief is tevens noodzakelijk. Schijnzelfstandigen Schijnzelfstandigen zijn personen die zich inschrijven in het statuut van de zelfstandigen maar werk verrichten in een band van ondergeschiktheid. Daar waar echte zelfstandigen vrij hun werk organiseren, zich kunnen laten vervangen of personeel aanwerven en zelf hun beroepsactiviteiten of opdrachtgevers kiezen, verhindert de band van ondergeschiktheid die de schijnzelfstandigen hebben met hun werkgever hen om hun activiteiten als echte zelfstandigen uit te voeren. Bovendien investeren schijnzelfstandigen niet hun eigen kapitaal in de uitbouw van hun zaak. De Hoge Raad dringt erop aan dat de overheid de zelfstandigen een duidelijk en stabiel juridisch kader waarborgt voor de uitoefening van hun activiteiten. Misbruik inzake bijberoepen In de bouwsector groeit het aantal zelfstandigen in bijberoep spectaculair (cfr. Bouwsector in cijfers hierboven).
6 De Hoge Raad meent dat vele ondernemers die in hun zelfstandige beroepsactiviteiten slagen dikwijls zijn gestart als zelfstandige in bijberoep. De vestigingseisen die door de nieuwe reglementering voor de beroepen uit de bouwsector zijn gesteld zouden een betere stabiliteit van het aantal zelfstandigen in hoofd- en bijberoep moeten waarborgen. Men moet evenwel vermijden dat het statuut van zelfstandige als bijberoep in deze sector misbruikt wordt. Doeltreffendheid van de controles verhogen De Hoge Raad pleit voor het toepassen van modernere (geïnformatiseerde) controlesystemen. Dit moet gecombineerd worden met de afbouw van de vaak betuttelende regelgeving die enkel tot bijkomende administratieve rompslomp en een toenemende rechtsonzekerheid bij KMO leidt. Een betere samenwerking tussen en vooral coördinatie van de verschillende administraties en inspectiediensten is hiervoor een conditio sine qua non. De Hoge Raad pleit voor gerichte werfcontroles die eerder het opsporen van zwartwerk beogen dan het blind controleren van reguliere bedrijven. De inspectiediensten dienen hiertoe op te treden op plaatsen en tijdstippen die “gunstig” zijn voor zwartwerk, bijvoorbeeld op zaterdag en zondag. Hierbij herinnert de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO aan de wet van 6 april 1960 die het werk op zon- en feestdagen verbiedt en aan de wet van 6 juli 1976 die de strijd tegen sluikwerk invoert. De Hoge Raad vraagt dat men deze wetten daadwerkelijk toepast en de voorziene controlemiddelen gebruikt. De gebruikelijke controles moeten bovendien correct worden uitgevoerd en mogen de normale werking van de onderneming niet verstoren. Een doeltreffende controle veronderstelt tevens dat strenger wordt opgetreden tegen zwartwerk van personen die een werkloosheidsuitkering ontvangen, ongeacht of het gaat om werkzoekenden of om arbeiders die tijdelijk werkloos zijn gesteld. BESLUIT De Hoge Raad dringt erop aan met hogervermelde standpunten en voorstellen terdege rekening te houden en wenst geraadpleegd te worden over alle initiatieven inzake zwartwerk en oneerlijke concurrentie. Hierbij is de Hoge Raad van oordeel dat de besproken problemen zich ook in andere sectoren kunnen stellen. Nieuwe maatregelen mogen niet resulteren in het verhogen van de administratieve druk.
__________