Stralende meisjes
Lauren Beukes
Gebroken monsters Vertaald door Dennis Keesmaat
Amsterdam
Cargo is een imprint van Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam | Antwerpen Copyright © Lauren Beukes [contract?] Copyright Nederlandse vertaling © Dennis Keesmaat Oorspronkelijke titel Broken Monsters Oorspronkelijke uitgever HarperCollinsPublishers, Londen Omslagontwerp Punch Design Omslagbeeld Joey Hi-Fi © (Zuid-Afrika, ) Foto auteur Casey Crafford Vormgeving binnenwerk Peter Verwey, Heemstede Druk Koninklijke Wöhrmann, Zutphen www.uitgeverijcargo.nl
Ik droomde over een jongen met veren in plaats van voeten, zodat hij hoog kon springen. Zo hoog dat ik hem niet te pakken kon krijgen. Maar ik kreeg hem toch te pakken. Maar toen kwam hij niet meer overeind. Ik heb heel erg mijn best gedaan. Ik heb hem nieuwe voeten gegeven. Ik heb iets moois voor hem gemaakt. Mooier dan je je kunt voorstellen. Maar hij kwam niet overeind. En de deur ging niet open.
Zondag november
Bambi
Het lichaam. Het-lichaam-het-lichaam-het-lichaam, denkt ze. Woorden raken hun betekenis kwijt als je ze herhaalt. Dat geldt ook voor lichamen, zelfs in al hun verscheidenheid. Dood is dood. Alleen het hoe en waarom verschilt. Vink ze maar af: blootstelling aan kou. Pistoolschot. Steekpartij. Klap met een zwaar voorwerp, scherp voorwerp, geen enkel voorwerp als blote vuisten volstaan. Pats, boem, klaar. Moordbingo! Maar zelfs geweld heeft grenzen wat creativiteit betreft. Gabriella wilde dat iemand dat de zieke klootzak had verteld die dit op zijn geweten had. Want dit geval was uniek. Ze dacht terug aan Yoo-neeq, de prostituee die ze vorig weekend nog met een waarschuwing had weggestuurd. Dat vormt het leeuwendeel van wat de politie van Detroit tegenwoordig doet. Waarschuwingen uitdelen in De. Gevaarlijkste. Stad. Van. Amerika. Duh-duh-duh. In gedachten hoort ze de stem van haar dochter – het dramatische horrorfilmakkoord dat Layla zou gebruiken om de woorden te benadrukken. Alle verschillende namen van Detroit. De zware symboliek die het achter zich aan sleept als blikjes achter een auto met de tekst . Doet iemand dat nog, vraagt ze zich af, blikjes en scheerschuim? Hééft iemand dat ooit gedaan? Of was het iets wat ze verzonnen, net als diamanten die voor altijd zouden zijn, de Kerstman in het rood van Coca-Cola en moeders en dochters die een band kweken dankzij vetvrij yoghurtijs? Ze heeft gemerkt dat de beste gesprekken met Layla die in haar gedachten zijn. ‘Inspecteur?’ zegt de man in uniform. Omdat ze daar maar staat te staren naar de knul in de donkere schaduw van de tunnel, met haar handen in haar jaszakken gestoken. Ze heeft haar handschoenen in
de auto laten liggen en haar vingers zijn gevoelloos door de koude wind die geniepig van over de rivier komt waaien. De winter die zijn tanden laat zien, ook al is november nog maar net voorbij. ‘Is alles –’ ‘Ja, hoor,’ onderbreekt ze hem, en ze leest de naam op zijn penning. ‘Ik denk na over het hechtmiddel, Jones.’ Want met superlijm ben je er nog niet. Om de lichaamsdelen bij elkaar te houden toen ze verplaatst werden. Hij is hier niet om het leven gekomen. Er is niet genoeg bloed. En de ontbrekende helft is nergens te bekennen. Zwart. Geen verrassing in deze stad. Tien jaar oud, schat ze. Misschien ouder als je rekening hield met ondervoeding en achterstand in de ontwikkeling. Zeg ergens tussen de tien en zestien. Naakt. Voor zover er genoeg van hem is om naakt te zijn. Het zou heel goed kunnen dat de rest van zijn lichaam een broek draagt, met zijn portemonnee in de kontzak en een mobieltje dat geen belminuten meer heeft, maar waarmee het een stuk makkelijker zou zijn om straks zijn moeder te bellen. Waar de rest van hem dan ook is. Hij ligt op zijn zij, met zijn benen opgetrokken, ogen dicht, kalme blik. De stabiele zijligging. Alleen zijn dat zijn benen niet. Mager als een lat. Prachtige huid, ook al is hij geel geworden door bloedverlies. Nog geen puber, besluit ze. Geen spoor van acne. Ook geen schrammen of blauwe plekken, en niets wijst erop dat hij zich verzet heeft of dat hem iets ergs is overkomen. Boven het middel dan. Onder het middel is het een ander verhaal. Sjonge. Dat is een heel andere afdeling van de boekwinkel. Er is een donkere houw, vlak boven de plek waar zijn heupen zich zouden moeten bevinden, waar hij op de een of andere manier… bevestigd is aan de onderste helft van een hert, met hoeven en al. Het witte pluimpje van de staart steekt als een koddig vlaggetje in de lucht. De bruine vacht is borstelig door het opgedroogde bloed. Het vlees lijkt bij de naad te zijn samengesmolten. Politieagent Jones houdt zich afzijdig. De stank is vreselijk. Ze vermoedt dat de ingewanden gescheurd zijn, van beide lichamen, waardoor er poep en bloed in de samengevoegde holtes druipt. Daar komt de wildgeur van de reukklieren van het hert nog bij. Ze heeft
medelijden met de lijkschouwer die deze troep moet openmaken. Maar alles beter dan de papierwinkel. Of die afschuwelijke pers bijpraten. Of nog erger: het gemeentehuis. ‘Hier,’ zegt ze, en ze vist een rood blikje met lippenbalsem uit haar zak. Iets wat ze in een opwelling bij de drogist heeft gekocht om Layla mee te paaien. Cosmetica met een snoepgeur – dat zou de kloof tussen hen ongetwijfeld overbruggen. ‘Het is geen menthol, maar het is in elk geval iets.’ ‘Bedankt,’ zegt hij dankbaar, waarmee hij zich laat kennen als een . Een Fucking Groentje. Hij steekt zijn vinger erin en smeert de vettige balsem onder zijn neus. Snot met kersensmaak. Met glitter, ziet Gabi nu, maar ze wijst hem er niet op. Kleine pleziertjes. ‘Zorg dat er niets van op de grond terechtkomt.’ ‘Nee. Nee, daar zorg ik voor.’ ‘En denk er niet aan om foto’s te maken om aan je vrienden te laten zien.’ Ze kijkt om zich heen door de tunnel met de graffiti die in deze stad als tandplak op de lege muren groeit, naar de zwaarte van de duisternis voor de dageraad, naar de lege straten. ‘We gaan dit inperken.’ Ze perken het in de verste verte niet in.
‘Last Night a DJ Saved My Life’
Met een elleboog tegen zijn kaak wordt Jonno uit de diepste krochten van de slaap gerukt. Hij schokt heen en weer en zwaait gedesorienteerd om zich heen, maar dan merkt hij dat slechts met zijn lakens worstelt. Het meisje van de afgelopen nacht – Jen Q – rolt opzij, met haar armen boven haar hoofd, waardoor de band met getatoeëerde vogels die over haar borst en langs haar schouder loopt bloot komt te liggen. Haar oogleden knipperen in de remslaap, gevangen in een droom waardoor ze schokkerig ademhaalt, vergelijkbaar met het hijgende genot dat hij haar eerder had verschaft toen ze hem bereed, met zijn handen op haar heupen. Toen ze was klaargekomen, was haar hoofd met een ruk naar achteren geschoten en zwiepten haar vlechtjes. Helaas voor hem had een ervan zijn oog geraakt, waardoor alles abrupt ten einde kwam doordat zijn ogen volschoten en hij knipperde van de pijn. ‘Rustig maar…’ zegt hij, en hij wrijft over haar rug om haar wakker te maken. Hij voelt de donkere krans van een kater om zijn hoofd hangen, klaar om met een klap naar beneden te komen. Maar nu nog niet. Merkwaardig genoeg lijkt de pijn van de por met de elleboog de kater op afstand te houden. ‘Mmmgghf,’ zegt ze, nog niet helemaal wakker. Maar hij is door het vlies van haar nachtmerrie gebroken. Hij haalt zijn hand over de welving van haar middel, onder de lakens. Zijn pik komt in beweging. Dat is al de tweede keer in één nacht dat ze hem pijn heeft gedaan. Het is heel goed mogelijk dat ze ook nog zijn hart gaat breken. Dat kwam door de manier waarop ze na afloop ‘O gossie, sorry’ bleef zeggen maar gegiechel niet kon onderdrukken en zich op zijn borst
had laten vallen, en toen huilde van het lachen terwijl de tranen uit zijn oog stroomden. ‘Dat is niet echt een teken van solidariteit,’ had hij geklaagd, maar haar zachte gewicht had goed gevoeld, haar hele lichaam, dat schudde van het lachen. ‘Wil je nog een keer neuken?’ fluistert hij nu in haar oor. ‘Goeiemorgen,’ mompelt ze, maar ze opent haar benen om zijn hand vrij spel te geven. ‘Da’s lekker. Ga door.’ Ze rolt zuchtend opzij, zodat hij achter haar kan komen. Hij drukt zijn stijve pik tegen haar kont en zijn vingers glijden over haar klit tot hij beseft dat ze weer zwaarder ademhaalt omdat ze in slaap is gevallen. Mooi is dat. Hij laat zich op zijn rug vallen en kijkt de kamer rond, maar veel aanwijzingen zijn er niet. x een houten plafondventilator. x een moderne Scandinavische kast. Rietachtige jaloezieën voor het raam. Hun kleren overal op de grond. Geen boeken, wat een probleem is als hij van plan is verliefd op haar te worden. Heeft hij haar verteld dat hij schrijver is? Hij vraagt zich af waar de Q voor staat. Is het een echte achternaam of een achtervoegsel voor een dj? Jen X zou te lievig zijn geweest, denkt hij. Dat is haar stijl niet, voor zover hij kan beoordelen. Die is namelijk, om het samen te vatten in een van de makkelijk verteerbare lijstjes die hij produceert in plaats van op een fatsoenlijke manier de kost te verdienen: ) De set die ze de vorige avond heeft gedraaid op het zogenaamd geheime feest, waarbij honderd mensen kwamen opdagen in een studio in Eastern Market onder een winkel waar -shirts worden verkocht. De muziek kan hij zich niet herinneren, maar het was het nachtelijke tijdstip waarop alles overloopt in bonkende bassen. ) De manier waarop ze danste, met haar vlechtjes ineengedraaid op haar hoofd, om het letsel te voorkomen dat ze hem had toegebracht. Het eerste wat hij had opgemerkt. Ze bewoog zich alsof ze gelukkig was. En ze glimlachte toen hij haar blik ving. Dat had hij leuk gevonden. Niet te cool om te glimlachen. ) De manier waarop ze de sigaret ongeduldig uit zijn mond had
getrokken toen ze buiten waren, nog steeds vreemdelingen, slechts met elkaar verbonden door de kameraadschappelijkheid van rokers die samen in de kou moeten staan, met de vage belofte van longemfyseem in de verre toekomst. Ze hadden het over Motown en techno gehad. De documentaire over Rodriguez. Het faillissement. Alle ontspannen gespreksonderwerpen. Hij dacht dat ze een trekje ging nemen, maar in plaats daarvan kuste ze hem. ) Zoenen in haar auto. Zijn geheugen bevat kiekjes, of Instagram-foto’s eigenlijk, want de randen zijn wazig: hij volgt haar door een steegje met aan weerszijden heggen naar een vrijstaand huisje en kust haar nek terwijl zij met de sleutels rommelt, de geur van haar huid die hem gek maakt, vloeken, lachen, haar scherpe ‘Sst’ als de deur opengaat en ze naar binnen tuimelen. ) De vorm van de meubels in het donker toen ze hem rechtstreeks meevoerde naar de slaapkamer. Allebei dronken. Hij in elk geval wel. Hij merkte het aan de manier waarop de kamer even helemaal tolde. Zoenen, kleren die met geweld uitgetrokken werden. Hoe ze vanbinnen had gevoeld. Shit. Hadden ze wel een condoom gebruikt? Bij de gedachte van niet draait zijn maag zich om, maar niet om de redenen waarom dat een jaar eerder het geval zou zijn geweest. Ze snurkt even zachtjes en hij duikt weg als ze weer met haar arm zwaait. Het heeft geen zin. Zijn gedachten zijn zo helder dat hij weet dat hij niet meer gaat slapen. Hij is een expert geworden op het gebied van zijn eigen slapeloosheid. Meestal is het angst waardoor hij midden in de nacht wakker schiet, met bonzend hart. Hij leunt over de rand van het bed en vist zijn telefoon uit zijn jaszak. Twaalf voor vijf. Dat is later dan zijn gemiddelde, wat een uur of twee ’s ochtends is. Hij moet vaker een wip maken. No shit, Sherlock. Jonno checkt zijn inbox niet, hoewel het getal boven het kleine envelopje volhoudt dat hij nieuwe berichten heeft. Hij heeft ook voicemail, volgens het cijfer naast het striptekstwolkje. Vroeger wezen de enige symbolen die dergelijke angst konden veroorzaken op een plaag. Een zwart kruis boven de deur. In plaats daarvan opent hij de browser en zoekt op Jen Q. Er zijn
slechts een paar pagina’s met resultaten. De meeste beperken zich tot een rij namen op een festival of een overzicht met concerten. Een kort profiel op een site met muziekrecensies. Maar ze zit tot over haar oren in de sociale media. Al het gebruikelijke en zelfs een MySpace-pagina, wat betekent dat ze waarschijnlijk iets ouder is dan hij dacht. Hij klikt langs haar selfies, inspirerende quotes en zelfpromotie. ‘Zin om vanavond in de Coal Club te draaien. $!’ Het is allemaal oppervlakkige meuk, een pose. Hij weet hoe het voelt. Zijn kater begint voet aan de grond te krijgen. Hij heeft iets nodig om hem op afstand te houden. Hij gooit de lakens opzij, zwaait zijn benen over de rand van het bed en wacht tot de tollende misselijkheid voorbijtrekt. Jen verroert zich niet. Door haar mascara heeft ze ogen als een wasbeer. Cate zou nooit naar bed zijn gegaan zonder haar make-up te verwijderen. Het is ijskoud. Hij trekt de lakens over de vogels op haar schouder, doet over zijn naakte lijf zijn jas aan en stommelt in wat hopelijk de richting van de badkamer is om iets te zoeken voor de bankschroef om zijn hoofd. Hij zou iets moeten schrijven. Wat dan ook. Doe drie stappen in Detroit en je struikelt over een verhaal. Maar die zijn allemaal al geschreven door de jongens die hiervandaan kwamen. Val dood met je Pullitzer, Charlie LeDuff, denkt hij, en hij tast de muur af, op zoek naar het lichtknopje. Hij knippert tegen het halogeenlicht en de reflectie in het medicijnkastje – het is niet eens gemeen, het is ronduit genadeloos. Hij bestudeert zijn gezicht. De pafferigheid zal wel wegtrekken als hij zijn slaap inhaalt. De regels van George Clooney: kraaienpoten bij een man zijn sexy en de plukjes wit in zijn pluizige baard van zes dagen wijzen op ervaring. Jezus. Zevenendertig en hij gaat naar bed met dj’s. Niet slecht, grijnst hij bij zichzelf, en hij negeert zijn inwendige trol, die snauwt: Ja, maar ze is geen Cate, hè? Dat weet je niet, denkt hij. Misschien is ze wél een Cate. Misschien is ze wel heel slim en diepzinnig en grappig. Ik zou haar de hele wereld over kunnen volgen, elke avond een nieuw optreden in een nieuwe stad, schrijven in hotelkamers.
Ja, want dat gaat op dit moment ontzettend lekker bij jou. ‘Was je verdwaald?’ zegt Jen, en ze leunt in een afschuwelijke blauwe flanellen badjas tegen de deur. Ze ziet er zelf ook een beetje pafferig uit – wat op zijn eigen manier wel iets charmants heeft. Afwezig wrijft ze over haar sleutelbeen en onthult zo een stukje gladde huid. ‘O, hé. Ik zocht Advil of iets dergelijks.’ ‘Heb je het medicijnkastje al geprobeerd?’ Geamuseerd buigt ze langs hem heen om dat te openen: een warboel van cosmetica en potjes met medicijnen, een pakje tampons waarbij hij zijn blik afwendt alsof hij weer twaalf is, en, nogal verontrustend, een paar naalden, nog in het plastic. Ze pakt een potje en tikt twee aspirines in zijn hand. ‘Gebruik het glas op de wasbak maar. Dat is schoon. Kom je terug in bed?’ ‘Ja.’ Hij slaat de pillen achterover en volgt haar weer naar de slaapkamer. Als een worstelaar schudt ze de vreselijke badjas van haar schouders en gaat het bed weer in. ‘Ik zag je kijken. Maak je maar geen zorgen. Ik heb wat mijn oma vroeger “suiker” noemde.’ ‘Huh?’ ‘De naalden. Ik heb suikerziekte. Die naalden zijn voor het geval ik door m’n pennen heen ben. Wat dacht je, dat je de koffer in was gedoken met een junk?’ ‘Het was heel even bij me opgekomen.’ ‘Ben je niet blij dat we het veilig hebben gedaan?’ ‘Hebben we dat?’ Hij schuift de vlaag van teleurstelling opzij. ‘Ik ben een beetje wazig. Niet dat het iets uitmaakt. Omdat je geen, eh, je-weet-wel bent.’ Hij beseft hoe idioot hij eruit moet zien, met zijn dichtgeritste jas en zijn pik die eronder bengelt. Gladde jongen ben je. ‘Weet je het niet meer?’ Maar ze lacht, met de lakens tot onder haar kin opgetrokken. ‘Je kwetst me.’ ‘Fris m’n geheugen eens op?’ ‘Kom hier,’ zegt ze. Ze tilt het laken op en knikt naar het pakje condooms op het nachtkastje. Hij is iemand die maar een half woord nodig heeft. ‘Waar droomde je over?’ fluistert hij in de volmaakte schelp van haar oor als hij bij haar naar binnen gaat.
‘Doet het ertoe?’ Ze kromt haar rug en op dat moment doet niets er inderdaad nog toe. ‘Kom op, wakker worden. Je moet weg.’ ‘Mmmmf?’ weet Jonno nog net uit te brengen als ze hem uit bed duwt. Hij is even van de kaart, maar dan herinnert hij zich weer waar hij is. Lekkere dj-chick. Je had je pik in haar. Goed gedaan, jochie. ‘Maar het is nog donker,’ werpt hij tegen door de slaperige roes, hoewel hij zijn sokken al aantrekt. Hij gaat op een van hun gebruikte condooms staan. Zelfs door zijn sok heen zompig. ‘Wegwezen. Ik meen het.’ ‘Komen de zombies eraan?’ Hij trekt zijn shirt aan en beseft dat het achterstevoren zit. Hij rukt het weer uit en begint opnieuw. Ze zit met haar benen over elkaar op het bed naakt en met een glimlach naar hem te kijken. ‘Je bent grappig, Tommy.’ ‘Jonno.’ Het doet veel meer pijn dan het zou moeten doen. Haar hand schiet naar haar mond. ‘Jemig. Sorry.’ Ze begint weer te giechelen. ‘O, wat erg. Ik schaam me dood.’ Ze buigt voorover en begraaft haar hoofd tussen haar knieën. Ze kan niet ophouden met lachen. ‘Sorry.’ ‘Je kunt op zijn minst ontbijt voor me maken,’ zegt hij op zijn beste verontwaardigde toon. Hij trekt zijn spijkerbroek aan en knoopt zijn gulp dicht. Dat kan hij in elk geval niet verkeerd doen. ‘Goed. Maar alleen als je dan meteen weggaat.’ Hij gaat zachter praten. ‘Zijn er echt zombies? Want als dat zo is, denk ik dat we wapens bij elkaar moeten improviseren.’ ‘Erger nog, sukkel. Mijn vader.’ ‘Wacht.’ Zijn gedachten schieten heen en weer als een hond met een volle blaas bij de deur. Hij kijkt weer om zich heen. Absoluut geen tienerkamer. En dat is een vrouwenlichaam. De volheid en zachtheid en de lachrimpeltjes. Ze ziet de paniek in zijn blik en lacht nog harder. Met haar hand op zijn buik leunt ze tegen hem aan. Als vanzelf trekt hij die in. Ze heeft je al in je blootje gezien, slimbo. ‘Je dacht…’
‘Zombies kan ik wel aan.’ ‘Ik ben negenentwintig, idioot.’ ‘Godzijdank.’ En dat is niet waar, denkt hij. Volgens het profiel dat hij die nacht had gelezen was ze drieëndertig. ‘Ik woon weer thuis. Voorlopig.’ ‘En je vader denkt dat je geen seks hebt.’ ‘Niet in zijn huis. Nou ja, een huis dat van hem is.’ ‘Aha.’ ‘Ja.’ ‘Dan kan ik maar beter gaan.’ ‘Inderdaad.’ Ze grijnst als een bezetene en knikt naar de deur. ‘Zoals je binnen bent gekomen.’ ‘Maar je betaalt nog steeds ontbijt voor me.’ ‘Niet vandaag. Ik heb familiegedoe.’ ‘Morgen dan.’ Ze geeft zich gewonnen. ‘Er zit een koffietentje in Corktown. Ik zie je daar om tien uur.’ ‘Dat is niet erg specifiek.’ ‘Je vindt het wel.’ ‘Ik neem wel een taxi naar huis dan. En ik zie je morgen.’ Hij probeert niet wanhopig te klinken. ‘Oké.’ Ze straalt. ‘Goed.’ Hij blijft nog even staan. ‘Je moet gaan.’ ‘Ik vind het een slecht idee om bij je weg te gaan.’ ‘Maar toch moet het.’ ‘Oké. Het is schattig dat je niet vloekt.’ ‘Ga weg! In vredesnaam!’ Hij buigt naar voren en trekt haar met een diepe zoen tegen zich aan. ‘Oké.’ Doelbewust maar stilletjes beent hij door de gang. Hij ruikt naar eau de kutje. Het heeft geen zin. ‘Eh,’ zegt hij, en hij steekt zijn hoofd weer om de deur van haar slaapkamer. Ze ligt met een arm boven haar hoofd, met haar ogen dicht, haar hoofd naar achteren en haar hand tussen haar benen. ‘Sorry dat ik je stoor…’
Zonder enige schaamte gaat ze rechtop zitten. ‘Ga je nou weg of niet?’ ‘Dat wil ik wel, alleen…’ Hulpeloos haalt hij zijn schouders op. ‘Ik weet niet waar we zijn. Het was donker toen we binnenkwamen. Kun je me in elk geval vertellen welke wijk dit is?’
Onder de tafel
wordt wakker onder een tafel in een vreemd huis. Zijn voeten steken er onderuit in zijn afgedragen zwarte laarzen. Hij heeft een kussen van de bank getrokken en een gordijn als laken gebruikt. Je moet improviseren. Toen hij elf was kon hij de meeste volwassenen onder de tafel drinken, maar vandaag niet. Hij is al drieëntwintig jaar nuchter en heeft de muntjes van de om het te bewijzen, ook al liggen die met de rest van zijn spullen in een kartonnen doos bij zijn zus in Flint. Het ochtendlicht is een doezelig grijs dat door het tafellaken komt. Als een doodskleed. Geen wonder dat hij droomde dat hij levend begraven werd. Omhoog staren naar de donkere nerven van het hout voelt alsof hij in een doodskist ligt – een luxe model waarvoor je extra moet lappen, met de roomkleurige buitenkant en de vergulde handgrepen en de met zijde gevoerde ruimte aan de binnenkant. Niet het soort kist waarin hij zijn moeder heeft begraven. Maar dat zijn duistere gedachten, en de dag ligt nog voor hem en hij moet een heel huis door. Een andere man zou in een van de bedden boven hebben geslapen, maar het gezin heeft de grote matras meegenomen en het zou niet goed voelen om in een van de kinderkamers te slapen. En trouwens: het is een van zijn talenten. Hij heeft de gave waar en wanneer dan ook in slaap te vallen. Die heeft hij ontwikkeld toen hij aan een lopende band schroeven maakte, waar je als je slim, gemotiveerd en heel geniepig was een uur of twee het werk van twee mannen kon doen terwijl de andere knul een dutje deed, en dan omgekeerd. Bazen vonden het maar niks, maar zolang het werk gedaan werd, zagen ze het door de vingers. Hij merkt dat hij beter slaapt als het echt la-
waaierig is. Conditionering noemen ze dat. Boren en bouten en het geraas van zware machines? Die zijn een slaapliedje voor hem. De vogels die buiten kwetteren zijn niet genoeg. Er klettert iets in de keuken. Hij schiet overeind en stoot zijn hoofd tegen de onderkant van de tafel. Verdomme. Hij had niet zo in zijn nopjes met zichzelf moeten zijn, zelfs niet met de deur achter zich die op slot is en nu hij min of meer toestemming had. Hij probeerde het heel beleefd te doen. Hij stond op de hoek aan de overkant van de straat terwijl het gezin alles in een stationcar met een aanhangwagen laadde. Ze bonden de matras op het dak en een tafel op de matras, ondersteboven met zijn poten in de lucht, als een dood insect. De kinderen gingen het huis in en kwamen even later weer naar buiten, keer op keer met dozen, terwijl de middagschaduwen langer werden. De vrouw wierp hem voortdurend nijdige blikken toe, alsof hij op de een of andere manier verantwoordelijk was voor de aankondiging van beslaglegging die in een plastic mapje aan de deur hing. De kinderen ook. Die wierpen steelse blikken naar hem en dan weer naar hun ouders, behalve de peuter natuurlijk, die met de dozen wilde spelen. Een schattig ventje dat iedereen voor de voeten liep, als zo’n stuk opwindspeelgoed dat maar blijft doorgaan. probeerde zich nonchalant te gedragen. Hij nam zijn tijd om een sjekkie te rollen en te roken. Het was niet zijn bedoeling ze van streek te maken, maar hij kon niet weglopen en het aan het toeval overlaten. Er zou misschien iemand anders langs kunnen komen. En ja, dat lijkt onwaarschijnlijk in deze buurt, waar hun huis het laatste is dat nog overeind staat tussen de overwoekerde percelen en uitgebrande ruïnes, en hij was er alleen op gestuit omdat dat nu eenmaal is wat hij doet: door de stad lopen op zoek naar een mazzeltje. heeft wel vaker een vreselijk toeval meegemaakt. Vraag het zijn moeder maar, en haar tweelingzus, die haar dood op haar geweten heeft. ‘Laat nou maar,’ mompelde de echtgenoot, en hij trok aan de touwen om te zien of alles goed strak zat. Maar vanbinnen kookte de vrouw, de hele tijd dat hij wachtte en het liet lijken alsof dat niet zo was.
‘Nee,’ zei ze. Ze gaf de dreumes aan haar man en beende over het gele gras naar , haar kleine vuisten gebald alsof ze een professionele footballspeler was in plaats van een vrouwtje van één meter vijftig. De echtgenoot kwam achter haar aan, maar besefte toen dat ze hem zijn bewegingsvrijheid had ontnomen door hem de kleine te overhandigen. liet de sigaret vallen en trapte hem uit. Het was onfatsoenlijk om je gif in iemands gezicht te blazen. Dat was het ook om rommel te maken of tabak te verspillen, zelfs het goedkope spul. Hij pakte de peuk op en stak die in zijn zak. Toen hij weer overeind kwam, stond ze pal voor hem, met haar handen in haar zij, en haar ogen schoten vuur. Niet zozeer naar hem, maar soms hebben mensen een plaatsvervanger nodig. Die kon hij voor haar zijn. ‘Kun je niet eens wachten tot we hier weg zijn, jij… aasgier!’ Haar stem sloeg over toen ze het zei, maar de belediging gleed meteen van hem af. Hij wist niet veel over aasgieren, afgezien van de exemplaren die hij op tv gezien had, die naar een of ander dood karkas hupten. Als hij een keuze had gehad, zou hij tegen haar gezegd hebben dat hij eerder een van de zwerfhonden in de stad was. Want dat zijn schaamteloze opportunisten en je kunt nog zo tegen ze tekeergaan, ze hebben geleerd het niet persoonlijk op te vatten. De dieren die alleen zijn in elk geval niet. Als ze een groep vormen heb je een probleem. Er is maar één valse hond nodig om de andere op te jutten om te bijten en te grommen. Maar hij is een straathond en alleen en hij weet hoe hij een beetje moet kwispelen. ‘Jammer dat u moet vertrekken, mevrouw,’ zei op kalme toon, en hij keek haar recht aan. ‘Vroeger waren het alleen de keurige blanke gezinnen die uit Detroit verhuisden.’ Hij nam haar de wind uit de zeilen. Dat heb je met fatsoenlijke manieren, daarmee draai je een situatie om. Je moet mensen als mensen behandelen. Iets wat zijn moeder hem had geleerd, naast hoe hij een pistool moest gebruiken en wat de minimumprijs voor een hoer was. ‘Zeg dat maar tegen de bank,’ zei ze, en ze wreef kwaad in haar ogen.
‘Maakt u zich maar geen zorgen over uw spullen, mevrouw. Ik zorg er wel voor dat alles een goede plek en bestemming krijgt.’ ‘Nou, bedankt.’ Ze klonk verbitterd. Ze riep naar haar man, die net de deur op slot wilde doen. ‘Laat maar! Het doet er niet meer toe. Toch?’ Ze keek aan ter bevestiging, en waarschijnlijk wilde ze dat hij meer bevestigde dan hij kon. Maar hij probeerde het toch. ‘Ja, mevrouw,’ zei hij op plechtige toon. ‘Veel geluk.’ ‘Ha!’ zei ze. ‘Jij bent degene die hier blijft.’ ‘Gaat het?’ riep de echtgenoot. De deuren van de auto sloegen dicht maar ze lieten het huis open, zodat de schemering naar binnen kon kruipen – samen met de schaamteloze opportunisten die toevallig rondhingen. wachtte tot de lichten van de aanhanger om de hoek verdwenen waren voordat hij naar binnen ging en de deur achter zich op slot deed. Hij knipte de lichtschakelaar om, maar de elektriciteit was al afgesloten en hij nam de beslissing, eentje waarvan hij nu dankzij de geluiden die uit de keuken komen spijt heeft, om tot de volgende ochtend te wachten om te zien wat er nog over was. Er spat iets uit elkaar. Glas of aardewerk, waardoor denkt dat het niet om een plunderaar gaat. Hij gebruikt dat woord niet graag. Het impliceert diefstal en hij heeft nog nooit in zijn leven iets gestolen, zelfs niet in zijn verknipte jongensjaren. Hij doet aan terugvordering en herverdeling van eigendommen. En aan consultancy, -ondersteuning, counseling en recycling, en als het echt nodig is maakt hij schoon in de drankwinkel op Franklin. Dat is misschien een vreemde werkplek voor een voormalige alcoholist, maar het houdt hem op het rechte pad, en hij neemt nooit geld aan van minderjarigen die op zoek zijn naar iemand die een sixpack voor ze kan kopen, zoals sommige andere daklozen wel doen. Of zoals hij ze noemt: mensen met een huiselijke beperking. De geluiden in de keuken klinken klunzig. Geschuifel. Een dronkenlap misschien. Of iets anders. Hij kruipt onder de tafel vandaan en tast naar de pepperspray die hij altijd bij zich heeft. Over de datum, maar je moet niet altijd geloven wat er op de verpakking staat.
Hij heeft een mes verstopt in zijn wandelstok, een geval dat hij zelf in elkaar heeft geflanst, maar aan pepperspray heeft hij altijd meer gehad, vooral tegen wilde honden, zolang je maar wind mee hebt en niet in een doodlopende steeg staat, wat hem weleens is overkomen, al was het maar één keer. Thomas Michael Keen leert snel. Stilletjes loopt hij naar de keuken, terwijl hij de beveiliging van de spuitbus knipt en die rechtop in de richting van de indringer houdt. Hij gluurt om de hoek van de keukendeur. De keuken is een puinhoop. Kastjes hangen open. Overal ligt eten op de grond. De vrouw die hem op het gazon op zijn nummer heeft gezet zou haar huis nooit zo achterlaten. Het gezicht van een harige bandiet piept om de hoek van een kastdeurtje, zijn bek kleverig van helderrood bloed. vloekt. En dan likt de wasbeer verder aan de aardbeienjam op de grond, tussen de verbrijzelde restanten van de pot waarin die ooit heeft gezeten. ‘Ga je weg! Sjoe! Wegwezen!’ De wasbeer kijkt op en staart aan. Die rent op het beest af, zwaaiend met zijn armen, en roept: ‘Smeer ’m, harig monster!’ Het beest zet een hoge rug op, maar bedenkt zich dan en schiet naar het kattenluikje. Met een vlaag koele lucht en na een klap van het plastic bevindt hij zich in de ochtendschemering en rent voor zijn leven. En ze hebben allebei een verhaal om te vertellen. Even overweegt weer onder de tafel te kruipen om verder te slapen tot de zon helemaal op is, maar door dat stomme beest staat hij stijf van de adrenaline. Hij loopt naar het fornuis en hoopt tegen beter weten in dat het een gasfornuis is, zodat hij een kop koffie kan zetten. Helaas is het een elektrisch fornuis – het huis zal er wel mee opgeleverd zijn. Het is vijftig dollar waard als hij het kan loskoppelen en een manier kan bedenken om het naar een uitdragerij te brengen. In gedachten legt hij al een lijst aan. Maar een man heeft zijn cafeïne nodig, dus hij schept zijn mond vol koffiepoeder vermengd met bruine suiker en spoelt het weg met water. De kraan sputtert en pruttelt onheilspellend. Die zal de gemeente ook wel hebben afgesloten. Een dergelijk huis met drie kin-
deren zal waarschijnlijk echter wel een fatsoenlijke ketel hebben met genoeg water om je te wassen en te scheren en dan nog steeds te kunnen doortrekken als hij zijn behoefte heeft gedaan. Je moet op straat leven om te beseffen hoe decadent een toilet van wit porselein is dat je kunt doortrekken. Ooit was hij huisbaas, toen hij dertien was en het meest bij de pinken van alle dopeverslaafden. Hij trok in een leegstaand gebouw, haalde de planken voor de ramen weg, hing gordijnen op, maaide het gras en betaalde een lief Chinees vrouwtje een deel van de opbrengst om één keer per week langs te gaan om de huur op te halen, want wie zou die aan een kind betalen? Hij liet zich door een oude elektricien uitleggen hoe hij stroom moest stelen uit de zekeringkast zonder zich te elektrocuteren, en elke keer wanneer de buren weggingen vulden ze emmers water met de tuinslang. Het werkte prima zolang zijn huurders zich netjes gedroegen en het huis op orde hielden, maar bij een stel dopeverslaafden kun je erop reken dat ze iets goeds verpesten. Uiteindelijk begonnen ze te feesten in de voortuin en de buren beseften hoe de vork in de steel zat en belden de politie, waarna ze hun gekraakte pand moesten verlaten. Hij wilde ergens anders opnieuw beginnen, maar toen stierf zijn moeder, ze bloedde dood in zijn armen, en het gerechtelijke apparaat haalde hem van de straat. Hij bromde tien jaar aan één stuk en vervolgens zo nu en dan. De gevangenis is net als drank, je kunt er moeilijk mee stoppen. Hij dronk de herinneringen weg met wat hij maar te pakken kon krijgen, waardoor hij weer in de problemen kwam. Nu heeft hij geleerd de gedachten af te schermen, als ramen die je dichtspijkert met triplex. rommelt in de keukenkastjes tot hij een stel zwarte vuilniszakken vindt, en gaat dan naar boven om elke kamer zorgvuldig te doorzoeken. Ze hebben snel gepakt en kleren achtergelaten aan hangers en andere op de grond gesmeten. Hij vouwt alles op en doet het in de zakken. Eén stapel voor hem, een om naar Florrie te sturen, een paar kleren die Ramón kan doorpluizen en de rest is voor de kerk. Hij past een flanellen ruitoverhemd, maar de mouwen zijn te kort.
Hetzelfde geldt voor het jasje. Dat is het probleem als je een flinke vent bent. Maar het rode paar sportschoenen dat hij in een doos achter in de kast vindt, past hem prima. Er is ook niks mis mee, ze zijn zo goed als nieuw, op een zwarte olievlek op de rechterteen na. Hij doet ze onder zijn arm en verzamelt het kapotte speelgoed en babydoekjes, een halfvolle pot crème tegen luieruitslag (alles is halfvol als je vakgebied de terugvordering van goederen is) en gooit het hele zwikkie in een vuilniszak. Het enige wat hij nodig heeft is een gelukstreffer. Dat ene huis vinden met een koffer vol geld. Dit huis zou hij waarschijnlijk van de bank kunnen kopen voor – hoeveel zou het zijn, tienduizend dollar? Misschien minder in deze wijk. Hij kan het opknappen, zijn zus erin laten trekken en het vullen met zijn vrienden, echte deze keer. Ze zeggen dat bezittingen je belemmeren, maar misschien niet genoeg, als je naar deze stad kijkt. Al zijn spullen passen in een schoenendoos. Foto’s, een landkaart van Afrika, een leesbril, zijn -muntjes en een oud cassettebandje van zestig minuten met zijn familie die praat en dat opgenomen was voordat zijn broertje om het leven is gekomen. Hij weet iets van computers, hij is een autodidact, maar dominee Alan heeft beloofd hem naar een echte cursus te sturen, en dat is het eerste wat hij gaat vragen hem voor te doen. Foto’s, stemmen – dat zijn de dingen waartoe je je aangetrokken voelt als je relaties met mensen mist, niet dure sportschoenen en tv’s met grote schermen. Als er beneden plotseling op de deur wordt gebonkt doet hij het bijna in zijn broek, en dat nog voordat hij gebruik heeft kunnen maken van het toilet. Misschien is het gezin van gedachten veranderd en hebben ze alsnog de politie gebeld. De politie is niet lief voor zwerfhonden, ook al zijn ze alleen en blaffen ze harder dan ze bijten. Hij kan waarschijnlijk wel aan de achterkant wegkomen. Hij bepaalt al welke zakken de moeite waard zijn om mee te nemen als hij boven het geklop uit de stem van Ramón hoort: ‘Yo, laat me erin, het is koud buiten!’ Hij opent de deur voor zijn vriend, die er vandaag bijzonder rusteloos uitziet. Voorovergebogen over een gehavend winkelwagentje
kijkt hij heen en weer de straat af. Als hij ziet, gaat zijn gezicht van nerveus wantrouwen over in een brede grijns, en hij zwaait met de gratis telefoon die Obama weggeeft aan mensen als hij, zodat ze kunnen solliciteren naar baantjes. Handig ook om plannen mee te smeden om een huis leeg te roven, hoewel Ramón erop staat uitgebreide, neutrale sms’jes te sturen, voor het geval wat op de verpakking staat waar is en de regering hen wel degelijk volgt. ‘Hé, papi, ik heb je sms’je gekregen. Het duurde even voordat ik een winkelwagentje had gevonden. Die klootzakken van Whole Foods maken ze aan elkaar vast.’ ‘Dat is het probleem met gentrificatie, vriend. De stroom is afgesloten, maar er liggen vleeswaren en kaas in de koelkast, als je iets wilt eten.’ Ramón kijkt om zich heen door het huis en frunnikt aan de rozenkrans die hij in zijn zak houdt. Zijn ogen schieten heen en weer en blijven uiteindelijk rusten op en de rode Chuck Taylors onder zijn arm. Je kunt ze moeilijk over het hoofd zien. ‘Goeie schoenen,’ zegt hij. ‘Volgens mij is het mijn kleur. Ze passen goed bij mijn ogen.’ Ramón kijkt hem vragend aan. ‘Bloeddoorlopen,’ legt uit. ‘O ja.’ Hij lacht snuivend, maar de jaloezie sijpelt erdoorheen. ‘Je weet dat ik je mijn laatste cent zou geven, Ramón,’ probeert nogmaals, ‘maar mijn schóénen…’ ‘Ze zouden me waarschijnlijk toch niet passen.’ Hij schuifelt heen en weer op de trede, wat alleen maar benadrukt dat zijn zolen loskomen van zijn zwarte veterschoenen. zucht. Sukkel. ‘Ik heb het niet zo op rode schoenen.’ Dat is niet waar, maar jezus. Rámons gezicht klaart op alsof er vanbinnen een gloeilamp is aangegaan. ‘En kom er nou maar in, je laat alle kou binnen,’ zegt hij, en hij helpt zijn vriend het winkelwagentje de treden van de veranda op te sjorren.
De dochter van de rechercheur
Layla is laat voor haar zondagse repetitie. Geef haar moeder maar de schuld, die haar om vier uur ’s ochtends wakker had geschud omdat ze was opgeroepen en had gezegd: ‘Vergeet de code van de wapenkluis niet, snoes, voor het geval dat’. Toen ze twee ouders had gehad die verschillende diensten draaiden, was er altijd iemand thuis geweest, en had ze geen voor-het-geval-dat nodig gehad, en er was altijd iemand geweest om haar ergens heen te rijden, zoals naar zondagse repetities, omdat zij zelf óók ergens moest zijn, bedankt ma. In plaats daarvan moet ze nu een uur bij de bushalte wachten, warm aangekleed tegen de kou en figuurtjes tekenend in haar kladblok. Ze weerstaat de verleiding om net als velen vóór haar op het bankje te krabbelen. Ze is van plan op een andere manier haar stempel op de wereld te drukken. Buitenschoolse activiteiten moeten Layla helpen uit haar schulp te kruipen. Alsof ze niet weet dat het een goedkope manier van babysitten is, waarbij haar moeder zich niet de hele tijd schuldig hoeft te voelen. Maar ze zou zich wél schuldig moeten voelen. Het is háár schuld dat ze na de scheiding naar het centrum zijn verhuisd, haar schuld dat al Layla’s echte vriendinnen in Pleasant Ridge wonen, wat aan de andere kant van Eight Mile ligt, maar zonder auto net zo goed op een andere planeet zou kunnen liggen. Ze duwt de dubbele deur van de Masque Theatre School open en vliegt de twee trappen op naar de ruimte met het podium. Tot haar opluchting hoort ze aan het zingen – echoënd en vreemd in het trappenhuis – dat ze nog aan het opwarmen zijn. Ze gooit haar tas neer bij de deur en kijkt rond of ze Cas ziet, wat niet moeilijk is in een ruimte vol donkere kinderen. Ze glipt naast haar en voegt zich in het
koor van tongbrekende klinkers die omhoog- en omlaaggaan. Mevrouw Westcott trekt haar wenkbrauwen omhoog, half als begroeting, half als vriendelijke waarschuwing. Shawnia leidt de kring en steekt haar vuist in de lucht om aan te geven dat ze een andere oefening gaan doen. Black Power, de praatstok, alle rituelen die ertoe doen. Iedereen stopt en wacht op het teken. Shawnia begint haar lichaam heen en weer te zwaaien, alsof ze een toeval heeft, en ze doen haar allemaal na. Ze proberen hun botten los te maken en hun ledematen zo slap als tentakels. Layla zwaait haar lichaam naar voren, zodat haar warrige krullen over de grond strijken. (En ja, dat is haar eigen haar. Daar is ze op de ouderwetse manier aan gekomen, van haar moeder, en ja, dat betekent dat ze een halfbloedje is, en nee, je mag er niet aankomen, want wat denk je dat dit is, een fucking kinderboerderij maar dan met mensen?) ‘Kon je geen lift krijgen?’ fluistert Cassandra. ‘Dorian had je vast wel mee willen nemen.’ Layla probeert haar per ongeluk expres een tik te geven, maar Cas bukt en laat het eruitzien alsof het bij haar beweging hoort. ‘O nee, te langzaam,’ fluistert ze pesterig, en allebei grijnzen ze. ‘Concentratie, alsjeblieft!’ roept mevrouw Westcott. Volgens haar komt drama rechtstreeks voort uit rituelen waarbij mensen werden opgeofferd. Sommige prehistorische stammen doodden tijdens elke winterwende hun hoofdman als offergave aan de goden om ervoor te zorgen dat het voorjaar zou terugkeren, tot ze erachter kwamen dat het misschien toch niet de beste manier was om een samenleving te runnen als je de slimste en verstandigste man doodde. Ze begonnen de rituelen op te voeren met maskers om de goden in het ootje te nemen, om de hoofdman toe te staan terug te keren als een nieuwe man, of zo goed als nieuw. Je kunt volledig opgaan in een rol, denkt Layla, je kunt jezelf opnieuw uitvinden. Ze dacht dat ze ermee weg kon komen. Een heel nieuw schooljaar, een heel nieuwe school aan de andere kant van de stad, een heel nieuwe Layla.
Bij haar vader speelde ze haar troef van de scheiding om hem nieuwe kleren te laten kopen, zodat ze bij de coole kids zou horen. Maar het viel niet mee om te doen alsof. Volgens Cas was het hetzelfde als je haar blonderen. ‘Geloof me. Het is een nachtmerrie om het bij te houden.’ En trouwens, het blijkt moeilijker te zijn om tieners voor de gek te houden dan oude goden. Kleren maken de man, maar niet de populaire meid. Uiteindelijk bega je een vergissing en zeg je iets ongelooflijk sufs, bijvoorbeeld dat je voor de lol Shakespeare leest. Het duurde een week voordat ze besloot dat het te veel moeite was en ze doelbewust haar ware identiteit bekendmaakte, zodat ze haar gebruikelijke uniform weer kon dragen: een spijkerbroek met een suf -shirt. Het is al moeilijk genoeg om de afro-latina te zijn, die zowel bij de blanke als de donkere kinderen kan horen, maar niet bij allebei tegelijk. Maar het was kut om weer terug bij af te zijn, een buitenstaander die tussen de middag in haar eentje at in de gymkantine, of hoe je die ruimte ook wilde noemen, want net als alle goedbedoelde vrije scholen zat Hines High krap bij kas. Dat was voordat ze vriendschap had gesloten met Cassandra, of eerlijk gezegd andersom, want laten we wel wezen: Cas is ver boven haar niveau. Ze is superknap, ook al draagt ze nooit make-up, en ze heeft fijn, zandbruin haar, grote grijsblauwe ogen en sproeten, en borsten waardoor jongens nog eens omkijken. En ze trekt zich nergens wat van aan. Zo waren ze vriendinnen geworden, toen Cas tegen mevrouw Combrink had gezegd dat ze een bitch was en Layla haar had gered door klungelig te doen alsof ze nieste. Ze moesten er allebei voor nablijven, maar ze waren aan de praat geraakt en Layla had Cas overgehaald om mee te komen naar een auditie voor de theateropleiding. Cas was zonder moeite te hoeven doen aangenomen, ook al zingt ze als een kikker met longemfyseem. Levensles: met een knap uiterlijk plus zelfvertrouwen, waardoor je je nergens wat van aantrekt, kun je alles krijgen wat je maar wilt, elke jongen, elke vriendin. Maar Cas koos voor háár. Waarvoor Layla oneindig dankbaar en paranoïde is. Ze heeft tegen Cas gezegd dat ze wacht op de dag waarop ze een em-
mer varkensbloed op haar hoofd leeg gooit, zoals in Carrie. ‘Gatver, dat zou ik nooit doen,’ zei Cas smalend. ‘Als ik je in het openbaar zou vernederen, zou ik veel subtieler en gemener zijn.’ Maar het houdt in dat ze niet te veel aandringt als Cas van onderwerp verandert zodra er iets persoonlijks ter sprake komt. Dat is voor een deel waarom ze haar zo bewondert – dat Cas niet te bevatten is. Net als de Wizard of Oz. Maar in tegenstelling tot die sjacheraar van een tovenaar kun je bij Cas niet zomaar de gordijnen opentrekken, want dan tref je alleen maar gordijnen achter de gordijnen aan. Dat maakt deel uit van haar ongrijpbare coolheid. Dat kan Layla echter niet tegen haar zeggen, want dan krijgt Cas het maar hoog in de bol, en ze heeft al grote borsten, ze zou er maar van uit evenwicht raken. Shawnia steekt haar vuist weer in de lucht voor de laatste oefening en voordat de repetitie echt begint: de kring van dankbaarheid. Twee keer klappen, stampen en zo de kring af. ‘Ik ben vandaag gelukkig,’ begint ze, ‘omdat… ik een brief heb gekregen dat ik ben aangenomen op de universiteit van Michigan!’ Klap-klap-stamp. Iedereen joelt. Layla wil meer. Als ze over drie jaar van de middelbare school komt, gaat ze weg uit Michigan. Ze is niet zo naïef dat ze denkt dat ze naar New York of Los Angeles kan, maar er zijn andere steden met geweldige theateropleidingen. Chicago, Austin, Pittsburgh. ‘Ik ben vandaag gelukkig omdat ik een date voor het eindexamenfeest heb,’ zegt Jessie. Klap-klap-stamp. ‘Heeft ze hem betaald?’ fluistert Cas, en Layla probeert haar gezicht in de plooi te houden. Misschien is het voor Cas makkelijker om op haar af te geven omdat Jessie de enige andere blanke van het toneelklasje is. ‘Trouwens…’ Cas houdt haar schermpje naar haar op om een tweet van Dorian te laten zien: Ik ga zo naar de skatebaan. Iemand zin om ook te komen? Het geklap gaat verder de kring langs. ‘Je bent een stalker!’ fluistert Layla, terwijl ze haar vreugde probeert te onderdrukken en al bedenkt bij wie ze een lift kan bietsen om erheen te gaan.
‘Ik doe het voor jou, meisje. Voor de lief-duh!’ ‘Geen telefoons, meiden!’ roept mevrouw Westcott vanaf het podium. ‘Ik ben gelukkig omdat het weekend bijna voorbij is,’ zegt David met een monotone stem, en hij krijgt boegeroep als antwoord, maar hij verheft zijn stem slechts en vervolgt: ‘want dat betekent dat ik morgen naar school kan en al mijn vrienden weer zie!’ Klap-klapstamp. ‘Ik heb een sms’je gekregen van een jongen die me leuk vindt,’ zegt Chantelle. ‘Maar vind jij hem ook leuk?’ vraagt mevrouw Westcott op plagerige toon. ‘Ja, nóú!’ Chantelle kijkt zelfvoldaan. Klap-klap-stamp. ‘Ik heb met een jongen gepraat die ik leuk vind,’ zegt Keith. Klapklap-stamp, iemand fluit. ‘Mijn broertje mag bij het hockeyteam,’ zegt Cas. ‘Meer trainen betekent minder tijd om mij lastig te vallen.’ Klap-klap-stamp. ‘Ik ben gelukkig omdat…’ Shit, Layla heeft de halve kring gehad om iets te bedenken. ‘Ik straks naar m’n vriendje ga.’ Ze loopt rood aan. Klap-klap-stamp. Als je het zegt is het waar. Of het dwingt haar te proberen ervoor te zorgen dat het waarheid wordt. Ze was niet van plan geweest om high te worden. Maar toen ze na de repetitie rondhing bij de jongens in het skatepark, verlichtte de wiet de verveling terwijl ze op haar moeder wachtte. Die bleef maar berichtjes sturen dat ze wat later zou komen, totdat iedereen naar huis was, inclusief Cas, en alleen zij en Dorian nog over waren, die steeds bij haar wegglipte, waar ze aan moest wennen. Hij wil een zusje. Zij wil onzusterlijke dingen. Zó groot is het leeftijdsverschil nu ook weer niet. In december wordt ze zestien, maar hij is al van school en neemt een jaar vrij en slaapt bij een stel vrienden bij Hubbard Farms die kunstenaar en/of muzikant zijn terwijl hij besluit of hij wil studeren. ‘In het juiste licht heeft Detroit wel iets bohemienachtigs,’ zegt hij tegen haar, en hij reikt haar de joint aan,
waarbij hij zijn best doet niet langs haar vingers te strijken. Ze wilde antwoorden dat hij in het juiste licht Florizel kon zijn en zij Perdita, hoewel hij The Winter’s Tale waarschijnlijk nooit heeft gelezen, maar dan zou hij haar nog suffer vinden. Hij is niet de enige man in haar leven die er niets van begrijpt. Het wekelijkse telefoongesprek met haar vader gisteren (alsof ze in de gevangenis zit of zo) was niet best verlopen, en dat knaagt aan haar. Ze vertelde hem over haar rol in het toneelstuk, met het draagbare toestel tegen haar schouder geklemd en NyanCat als een snorrend hoopje tegen haar been, en even had ze hem net als vroeger helemaal voor zichzelf alleen. Hij beloofde zelfs over te komen vliegen als zijn schema het toestond, want het laatste optreden dat hij had gezien was een slechte remake van De kleine zeemeermin als schaatsshow. ‘Ja, hoe kan je nou schaatsen op vinnen?’ had ze gezegd, terwijl ze het geluid van haar stiefbroertje en -zusje op de achtergrond negeerde. ‘Het is ze toch gelukt,’ zei William, en ze zag voor zich hoe hij met geamuseerd afgrijzen zijn wenkbrauwen fronste. ‘Het was heel erg, Lay, je wilt niet weten hoe erg…’ Ze lachte. ‘Misschien ben ik dat op een dag wel. De zeeheks op schaatsen.’ Het was de bedoeling dat hij antwoordde: ‘Ben je gek, jij hebt de hoofdrol, lieverd.’ En dan zou zij doen alsof ze beledigd was en misschien tussen neus en lippen beginnen over een jongen die ze had leren kennen. Het was een komisch nummertje dat ze met elkaar deden, met vaste regels. Maar toen bemoeide zijn nieuwe leven zich er weer mee, als oude buren die de muziek van een feestje verstoren. ‘Wacht even, Layla. Nee! Julie! Geen eten op de grond gooien! Kom op nou, lieverd, je weet best dat dat niet de bedoeling is.’ ‘Herinner me er nog eens aan waarom ik in Detroit moet blijven?’ Het was de bedoeling dat het luchtig zou klinken, zodat hij zijn aandacht weer op haar zou vestigen, maar hij begon dezelfde oude regels op te dreunen, op de automatische piloot. Het is maar tot je van school bent. Je moeder heeft je nodig. Ik moet dit een kans geven. Het valt niet mee met kleine stiefkinderen.
‘Ja, het laatste wat je wilt is dat je tienerdochter uit je vorige huwelijk om je heen hangt om je eraan te herinneren hoe je het vorige verpest hebt,’ snauwde ze. Wat een lange stilte aan de lijn tot gevolg had. ‘Hallo? Ben je er nog?’ Ze miste opeens hun knutselprojecten, die ze had weggegooid toen ze verhuisd waren: de wetenschappelijk correcte mobile van gloeiplaneten die zij en haar vader samen hadden opgehangen, de dromenvanger die hij haar geholpen had te weven toen ze zeven was – geïnspireerd door de Ojibweg die hier joegen, zei hij tegen haar – met bungelende kristallen die het licht vingen. Ze vroeg zich af welke nieuwe wijsheden hij zijn nieuwe kinderen bijbracht. ‘Hallo? Volk!’ Ze gooide het over een komische boeg. Hij kwam van heel ver weg terug. ‘Dat was een rotopmerking, Layla. Dat doet echt pijn.’ Zijn stem kreeg die smekende toon, de toon die ze in gedachten noemde: Post Scheiding. Wees redelijk. ‘En trouwens, je weet dat je moeder je nodig heeft.’ ‘Bzzzz! En dat is het verkeerde antwoord! Bedankt voor het meedoen!’ Ze hing op voordat hij nog iets kon zeggen. Ze wachtte tot hij zou terugbellen. Dat deed hij niet. Ik ga me niet verontschuldigen, denkt ze nijdig. Deze keer niet. Ze merkt de witte Crown Vic niet op die heel langzaam aan komt rijden naast de skatebaan, op zoek naar problemen zoals alleen politieagenten, gangs en verveelde tieners dat kunnen. Ze is verloren in haar warrige wietgedachten, gebrand op Dorian, die op dat volmaakte moment vol mogelijkheden op die betonnen rand hangt, met het licht van de straatlantaarn dat achter zijn hoofd wijd uitloopt in de schemering. Hij houdt een hand boven zijn ogen tegen de koplampen. Zijn wollen muts heeft hij laag over zijn bakkebaarden getrokken. ‘Hé, Lay!’ roept hij naar haar. ‘Volgens mij is het je moeder.’ Maar het is alsof je de Iraanse vrouwen hoort roddelen in de buurtwinkel – geluiden vol betekenis die niets met haar te maken hebben. Hij brengt zijn skateboard over de rand en laat de zwaartekracht zijn werk doen. Hij glijdt de welving af en gaat aan de andere kant
weer omhoog, waarbij hij luie parabolen door de grauwe brij van gesmolten ijs trekt. Als ze haar ogen tot spleetjes knijpt, kan ze in zijn kielzog bijna condensstrepen zien. Het is prachtig. Net kunst. Of muziek, denkt ze, van de wielen die ritsachtig over het cement schrapen. ‘Lay.’ Met een boogje draait hij zich om en raakt de boomstam. Zijn adem wolkt als een tekstballon de kou in. Het Spaanse woord ‘ley’ betekent wet. Dat is haar moeders idee van een grapje voor ingewijden. ‘Wat?’ Ze vindt het vervelend dat hij de magie heeft verbroken. En dan laat de Crown Vic een enkele woep-woep van de sirene horen en achter de grille flitst rood en blauw licht. Subtieler dan de koepel die ze op het dak zetten, maar niet véél subtieler. ‘Jezus!’ Ze laat de joint uit haar vingers vallen. God, ze wou dat haar moeder dat niet deed. Ze laat zich uit de boom glijden en is zich ontzettend bewust van haar lichaam – haar ledematen zijn net vreemde voorwerpen die niet helemaal toegerust zijn op hun taak. Ze steekt haar handen onder haar oksels, niet alleen om de geur van de wiet op haar vingertoppen te verhullen, maar ook om te voorkomen dat haar armen wegvliegen, want op dat moment heeft ze het gevoel alsof ze zo uit haar mouwen naar de lucht kunnen zweven. ‘Wakker worden.’ Dorian port haar in de ribben, hij heeft duidelijk door dat ze hartstikke high is. Hij lacht haar uit, maar niet op een gemene manier. ‘Oké, oké,’ mompelt ze, en haar gezicht wordt warm. Ze concentreert zich op de belachelijke choreografie: één voet voor de andere. Wie heeft lopen úítgevonden? Echt. Hij schudt zijn hoofd en stuurt zijn skateboard naar de auto. Hij pakt de buitenspiegel vast, komt met een tik tot stilstand en bukt om haar moeder door het raampje te begroeten. ‘Hola, mevrouw V.’ ‘Ik ben een júffrouw,’ zegt haar moeder. ‘En ik heb liever dat je me “ rechercheur Versado” noemt. Of gewoon mevrouw. Als in: “Nee, mevrouw, dat is geen marihuana die van me af walmt alsof ik in een hasjpijp woon.”’ ‘In een paar staten is het nu legaal,’ zegt hij met een grijns. ‘Verhuis dan maar naar Colorado.’
‘Ma!’ Layla trekt haar neus op. ‘Laat hem met rust. Alsjeblieft.’ Ze opent de deur en stapt achterin. ‘Wil je voorin zitten?’ ‘Nee. Op deze manier kan ik doen alsof ik een van je daders ben. Je behandelt me toch al als een crimineel.’ ‘Nou, als ik je erop betrap dat je dat spul rookt…’ ‘Dat gebeurt niet,’ kaatst Layla terug. Haar betrappen, bedoelt ze. Vooral als ze zich kan terugtrekken op de achterbank en het gesprek afkapt. Dan kan ze achterin gaan liggen en door het raam naar de lichtstralen kijken, zoals ze dat deed toen ze als kind uit eten gingen en ze op de achterbank in slaap viel. Haar vader tilde haar dan uit de auto, droeg haar het huis in en legde haar in bed, terwijl hij naar sigaretten, zweet en de scherpe aftershave rook die hij altijd droeg bij bijzondere gelegenheden. Ze voelt een brandend gevoel van nostalgie over die kleine meid en dat gelukkige gezinnetje. ‘Later,’ zegt Dor nu, en hij skatet weg. ‘Dag,’ zegt ze, en ze gaat voor nonchalante minachting, wat lijkt te werken bij jongens als hij, naast heel veel eyeliner. En tieten. En drie jaar ouder zijn, en niet zo’n ongelooflijke nerd. God, ze kan het wel shaken. Haar moeder kijkt naar haar in het achteruitkijkspiegeltje, met dat plooitje bij haar mondhoek dat naar beneden gaat, het plooitje dat daar vroeger niet zat. Het is een -ding. ‘Weet je, er zijn studies die aantonen dat –’ ‘Ja, ma, ik wéét het. Wiet tast je hersens aan, en ik krijg er spijt van als ik straks alleen maar ergens hamburgers kan gaan bakken. Of erger nog, dat ik bij de po-li-tie moet.’ ‘Dat zou ik niet willen, nee,’ zegt haar moeder goedmoedig, maar Layla weet dat ze haar heeft geraakt, door de manier waarop ze wegrijdt en het stuur met een harde ruk omgooit om terug te keren naar de snelweg. ‘Ik heb vandaag een rare zaak gehad,’ zegt ze. Openingszet. Layla trapt er niet in. Ze selecteert ‘supernukkig’ uit het keuzemenu van emoties in haar hoofd. ‘Ik wou dat je niet met mijn vrienden praatte.’
‘Maak je geen zorgen, dat gevoel is wederzijds. Over Dorian dan. Cas mag ik wel.’ ‘En je moet ze ook niet beoordelen. Dit zijn niet de Olympische Spelen van vrienden. Je kunt ze geen score van tot geven.’ ‘Wil je soms naar huis lópen?’ ‘Dorian had me een lift kunnen geven.’ ‘Hij heeft wel iets knaps, op die apathische manier van een blower.’ ‘Ma!’ Layla kan wel door de grond zakken. Als het al zo duidelijk is voor haar móéder, dan weet de hele wereld het. En dus ook Dorian, en dat is te erg om over na te denken. ‘Goed, goed. Wapenstilstand. Ik heb lippenbalsem voor je gekocht.’ ‘Jottem,’ zegt Layla. Ze gaat rechtop zitten, haalt haar telefoon tevoorschijn en begint een bericht aan Cas te tikken. !
"
!
"
!
"
#
2
$
"
3
#
2
$
$
+
1
6
"
-
E
F
$
,
+
.
(
/
6
/
0
7
1
7
)
*
)
1
"
"
1
8
-
6
5
&
"
'
1
)
9
6
6
6
6
6
:
)
'
<
?
5
-
&
'
>
)
$
&
5
(
"
F
*
)
5
&
$
)
)
8
3
(
"
=
$
"
'
4
;
3
#
&
$
$
"
2
%
)
)
5
C
@
6
(
:
1
)
6
D
'
-
A
&
)
1
9
6
:
)
'
B
=
C
1
6
D
6
5
5
)
D
1
&
)
B
>
F
‘Ik heb hem moeten gebruiken,’ zegt haar moeder. ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt.’ ‘Ma, dat spul is bedrog. Het droogt je huid uit, zodat je het moet blijven gebruiken.’ Maar de gedachte aan de zachte, zoete lippenbalsem is opeens heel aantrekkelijk. Ze drukt haar lippen op elkaar om te voelen hoe droog ze zijn. Behoorlijk droog. Ze haalt haar tong langs de puntjes van haar snijtanden, waardoor ze zich er heel erg bewust van wordt dat haar tanden deel uitmaken van haar schedel. Ze voelt zich een beetje misselijk bij de gedachte aan het blootliggende bot, voor iedereen zichtbaar. Het binnenste buiten. Ze sleurt haar gedachten terug naar het laatste wat haar moeder door de warme gloed van de
wiet heen heeft gezegd. Lippenbalsem. Goed. ‘Welke smaak?’ ‘Kersen. Wil je niet weten waar ik het voor gebruikt heb?’ ‘Om op je lippen te doen?’ zegt Layla. Keuzemenu: maximaal sarcasme. ‘Om de geur van een lijk te verbloemen.’ ‘Dat werkt niet. Dat heb ik in een misdaadprogramma gezien. En hoe dan ook: getver. Ik wil niet over een of ander dood mens horen.’ !
"
2
#
"
!
$
G
3
"
#
7
$
)
8
$
5
"
J
&
1
)
H
9
)
1
)
&
+
'
@
6
(
+
*
&
)
1
*
&
)
)
9
C
)
5
>
"
*
)
'
I
#
"
#
I
7
"
"
5
'
&
)
1
>
)
C
3
,
)
‘Weet je het zeker? Niet eens het deel over het groentje dat ik voor de gek heb gehouden? Die in tegenstelling tot jij niet naar misdaadprogramma’s kijkt?’ ‘Als je het zo wanhopig graag wilt vertellen: ga je gang.’ ‘Ik zou het je niet moeten vertellen. Het was een puinhoop.’ ‘Dan niet. Whatever. Ik ben je therapeut niet.’ ‘Ik moet het hem nageven: hij liep grijs aan, maar hij gaf niet over.’ ‘Dat is gemeen, ma.’ !
"
#
$
K
L
M
B
N
)
&
3
O
K
6
'
9
6
*
P
"
3
3
)
'
‘Arme knul. Volgens mij moet hij meer tv kijken.’ Haar moeder klinkt nu bedachtzaam. Zozeer dat Layla de telefoon naar beneden laat zakken. ‘En arm ventje.’ ‘Was het een kind?’ ‘Zoals ik al zei: het was een puinhoop.’ Haar moeder glipt weg uit het gesprek zoals Dorian op zijn skateboard. !
"
2
#
"
!
$
G
3
"
#
$
$
>
&
1
Q
B
"
!
"
1
8
1
6
-
)
6
Q
(
"
1
,
-
<
&
-
'
<
(
-
B
<
-
<
R
,
P
&
*
"
*
*
)
3
>
6
5
)
'
5
‘Iemand die ik ken?’
‘Ik denk het niet, lieverd. En je weet best dat we er niet over mogen praten.’ ‘Maar ik dacht dat we dat al deden.’ ‘Ja, ik weet het. Dat was tactloos van me.’ ‘Wees dan maar tactloos. Wie ga ik het nou vertellen?’ ‘Layla, we hebben de familie nog niet eens ingelicht.’ ‘Prima. Whatever. Jij begon erover.’ ‘Het is een zware dag geweest. Sorry.’ ‘Voor mij ook.’ Ze laat zichzelf tegen de leuning vallen en pakt haar telefoon weer. Een schild tegen ouderlijke stompzinnigheid.