"Laten we elkaar vooral geen mietje noemen!" Omgaan met verf en linnen? Kwasten en terpentijn? Ach, meneertje, een vak voor ware mannen. Laten wij elkaar toch vooral geen mietje noemen, dat bekt niet lekker. Hè, neen, laten we dat nou niet doen. Als het de beeldende kunst betreft,ja,dan ben ik volkomen meedogenloos.Nogal logisch.Ik heb een hekel aan nonsens.Een gewaarschuwd lezer telt voor twee:”Alleen zij, die mijn werk goed vinden,kunnen mijn vrienden zijn”. Zo gemakkelijk steek ik de kunstwerken in elkaar, dat laatst nog een Amsterdamse galeriehoudster uitriep: “Dit is de limit. A star is born!. Die nivelleringsnitwitten van het op provinciale (hoe kan ‘t ook anders) leest geschoei de Fries Museum stellen bij voorkeur schilderende voddenmannen en stratenmakers tentoon (Huis man en Althuis). Vrijblijvend en risikoloos,op kosten van de belastingbetaler. Kunst schilderen is een veilige manier van vrije tijd besteden, waarbij nog nooit iemand zich op zijn duim heeft geslagen, een elektrieke schok kreeg of van een ladder is af geslagen. In tegenstelling tot de gemene huis schilder. Het resultaat van kunstschilderen heeft bovendien aanzienlijke markt waarde, wat niet gezegd kan word en van thuis gebouwde scheep jes in houten fles of hand gesneden, ruwgedisselde perenkopshouten gebonden vogels, die alsof het zo niet al erg genoeg is, ook nog eens de vrijheid symboliseren en miniatuur windmolens met elektrieke verlichting en een aandrijfmekaniek in hun binnenste. Elk slecht kunstwerk ervaar ik als een persoonlijke bele diging. De kunstenaar die er met de pet naar gooit moet een Berufsverbot krijgen. Kunstenaars?Echte individualisten! Ze doen alles alleen, zelfs samen werken. Veel kunstenaars doen alsof de beeldende kunst een speelgoedvoertuig met afstandsbediening is om hun flauwekul in kwijt te raken. Zij zijn blind voor de dramatische mogelijkheden die beeldende kunst te bieden heeft. Menig artiest meet z’n artistieke prestaties af naar het aantal landen dat hij bezocht. Aanstellerij van beeldende kunstenaars. De beeldende kwaliteit van de gemiddelde bereisde roel is meestal omgekeerd evenredig met het aantal landen dat hij bezocht. Mijn “On the road” kwam jaren te laat. Ik zal dat elke langharige artistieke zestiger jaren lbizaganger met een eeuwwige druiper blijven kwalijk nemen. Elke adspirant kunstenaar, teken- of handenarbeidleraar denkt op beeldend gebied een maar schalkstaf in zijn ransel te dragen. Het genie is hen op de akademies in gepompt. Eén speldenprik is voldoende om ze als een speelgoed ballon te laten knallen. De maarschalkstaf blijkt in de prak tijk meestal een clowneske feesttoeter, waarmee zij zich de artiestensteun inblazen. Binnenkort is er een nieuwe C.A.O. voor alle beeldende kunstenaars: één kwartier werken en twee uur rust, van negen tot vijf en daarna verplicht samenhurken voor de staatstelevisie waarop het dagelijkse foe balle halluf tulleviessie kijkend Holland zwijgend in zijn ban houdt. Kunstenaars die niet kankeren kunnen eenvoudigweg geen echte kunstenaars zijn. Een tevreden artiest? Zoiets pikt de klant niet. Alleen uit leed wordt kunst geboren. Hongerige kunstenaars zijn gelukkige kunstenaars. Een wet van Meden en Perzen. Zelfs mijn dochtertje van zeven weet dat. In een lege maag past een stoot inspiratie. Dan blijft het denken helder. Als ze niets meer te vreten hebben dan schrokken ze de artistieke druiperskaarsen maar uit de chiantifiessen, kauwen de Bretonse visnetten van het plafond, bakken de toreroprent uit Spanje dubbel bruin of snuiven de geur op van de oto matiek uit de tweede Nassaustraat maar op.
Recept Modigliani: Ook hij werd er dik dertig mee en ging toen de pijp uit aan de vliegende tering. De opvatting dat kunst elitair zou zijn, stamt uit de minibreinen van handenarbeid- en tekenlera ren, die niets anders dan de “Volkskrant” lezen en op school vol gepropt werden met neomarxis tische propaganda. Natuurlijk slikken ze dat braaf, want zij zijn gewend alles voorgekauwd te krijg en en niet zelf na te denken. Zij verwarren kunst met “ontplooiing van het individu” en nemen om de drie woorden het modieuze stop woordje “kreatief” in de mond. Het schijnt de redakteuren van handwerk- en handen arbeidperiodieken niet uit de mond te branden. Als het aan de Viva ligt dan kent de nieuwe truttigheid geen tijd. De christelijke akademie te Kampen is een schoolvoorbeeld van opportunisme en vriendjespolitiek. Sollicitatieformulieren werden ongelezen in de prullenbak geworpen. In het beeldend onderwijs volgt elk jaar een nieuwe oogst rotte mispels de vorige mis oogst op. Artistieke sluipwespen en strontvliegen bemannen de kunstkommis sies. Zij zitten mij nu al zo’n twaalf jaar in de weg. Het is tijd voor de grote schoonmaak en de definitieve afrekening. Ik sta klaar met de vliegenmepper en de spuitbus. Ik zal steeds harder van mij aftrappen. U bent gewaarschuwd:Dit is mannentaal.Voor de fijngereformeerde o-zoethiese Amerikaanse kul tuurkritikus Paul C. (ex-Vietnamstrijder, Bijbel in de ene hand, M-16 in de andere) met zijn fragiele, steenrijke adelijke Engelse vrouwtje Tessa te Londen: Niet de hongerdood sterven en toch fatsoen lijk blijven?Onzin, voor een niet gesubsidieerde artiest volslagen onmogelijk. Hoe groter geest,hoe groter beest.Dat bewijst een kunsthistoricus in A. (drs. Graham Birtwistle) die op promoveren staat.Om nog iets aan lichaamsbeweging te doen geeft hij elke dag de kat van de buren een pak slaag. Abstrakte kunst is helemaal niets. Winstbejag en oplichterij van talentloze kunstenaars. Elke abstrakte schilder is een rondwandelend brevet van onvermogen. Goed,een enkel Appeltje mag dan als gordijnstof het zo vrolijk doen bij mensen zonder kleur gevoel en het zal best leuk passen bij de bloemetjeskanapé, maar inhoudsloze rotzooi blijft het lekker toch. Naar de afvalhoop er mee. Deze ontaarde kunst. Neen, dan mijn schilderijen. Zij bevatten voor de gekultiveerde fijnproever tal van dubbele bodems, interessante lering en aanwijzingen voor de jonge, nog niet ervaren kontraprestant. Juist omdat die gesubsidieerde kunstartiesten zo dom zijn, lezen zij altijd te moeilijke boeken waar ze niets van begrijpen. Bij één zo’n zoute haring op zwavelzuur zag ik, naast de verplichte rij Marx istische werken en de Teleac kursus Russisch (je weet maar nooit) een dozijn boeken van W.F. Hermans staan. Een merkwaardige kombinatie. Het op twee Politieke Paarden wedden is bij uit stek een hobby van bangerikken, opportunisten en potentiële landverraders. Een Amsterdamse kontraprestatieschilder kijkt nooit ‘s ochtends het raam uit omdat hij anders ‘s middags niets te doen heeft. Ik heb honderden kunstboeken om van te smullen.Niemand krijgt ze ter inzage,want ik houd ze in quarantaine. Kunst is besmettelijk. Ik lees ze nooit. Gebruik ze om m’n nagels mee uit te halen, dan zien ze er in elk geval gelezen uit met al die vette zwarte hoeken. Enerzijds reikt C.R.M. subsidies uit aan allerlei kunstenmakers waar toch nooit iemand wat van hoort en waar de honden geen brood van lusten of die niets uitvoeren onder het modieuze ex cuus: “Ik kan niet werken in een kapitalistische maatschappij; ik zit net in een impasse en ben eindelijk op zoek naar mijn eigen identiteit”.
Lulkoek! Anderzijds kijken de Heren subsidiegevers als -ontvangers neer op niet gesubsidieerde artiesten die van alles aanpakken om niet in de steun terecht te komen. Wat ik in Veenwouden vooral mis – helaas, helaas -is het aanzicht van een bloeddorstige horde zwaarbewapende Amsterdamse op roerpotitie in het bezit van de lange gummilat en het waterkanon, rennend achter het linksharige geteisem. Dit volkstoneel deed mij in de jaren zestig steevast uitbarsten in bulderend gelach. Ik houd wel van het aanschouwen van feestelijke manifestaties met een glas in de hand staande op een stoel van een kaffee terras. Net als de dappere oproerkraaier Harry Mulisch, die overal zijn verneukte neus in steekt. Alleen op de wereld, hè, ja,dat lijkt me wel wat. Wie doet er mee? Van supermarkt naar super markt reizen.Zo zing je het wel een tijdje uit. Geveltoerisme tussen zelfgebouwde torens van blik ken appelmoes en kattenbrood. Eindelijk de verbeelding aan de macht. Brandstichten op grote schaal. Sexwinkels plunderen. Opblaaspoppen verkrachten. Alle films van Laurel en Hardy zien. Ongestraft in het Stedelijk Museum te Amsterdam machinegeweren leeg schieten op schilderijen van Karel Appel, Constant,Corneille,Rooskens,Tapiès,Lataster en Alechinsky. Daarna op naar het van Gogh museum, wat doeken met een stanleymes kerfen. Opgeruimd staat netjes. Ik laat me geen oor aannaaien. Nu zijn kunstenaars typische mensen. Vele progressieve, dus gesubsidieerde, kunstenmakers proberen de kunstclown uit te hangen door in hun naïviteit trots mee te delen dat zij niet in kwaliteit geloven als het kunst betreft. Goed zo! Een daad van belang. Zij geven hiermee gelukkig toe ………eigenlijk mislukte kunstenaars te zijn. Ik kan dit beamen; zij zijn mislukt en moeten voor straf hun hele leven doorbrengen op een huur etage van een benauwd bovenhuis in het binnenste van de Grote Stofstad als een kanariepiet in de bovenkooi en Fred van der Wal in het vrije veld. Trough the Tulips, net als Tiny Tim. Vroeger, toen er nog geen subsidie was, viel dat allemaal niet zo op. Een mislukt kunstenaar? Prima geschikt om te gaan spitten in het Bosplan in het kader van de ADO. Arbeid door Onvolwaar digen. Handenarbeid is per slot van rekening ook een mooi vak. Gezond ook, werken in de buitenlucht. Menig hooggesalarieerde is daar jaloers op. En niks geen vorst- of regenverlet en wiee tegens preekt wordt gewoon voor alle eenvoud op de Flucht erschosssen. Andere miskende kunstscheppers eindigden hun loopbaan als empikkelateur (papierpropprikker) in de Kennemerduinen of als liftboy. Uniform gratis en recht op en neer. Wie niet zelf op z’n poten kon staan zat gelijk op de schopstoel of viel vanzelf om door de druk van de maatschappelijke omstan digheden. Verantwoording aan mijn klanten: “Ik draag alleen maar lang haar om niet op te vallen en om in de herfst mijn hersens warm te houden. Bij wijze van energiebesparing en om van binnen niet hele maal te bevriezen. Ik ben zo koud, dat iedere man of vrouw,die er uit ziet als een sigaar zich aan mij kan branden. Ik ga schuil ach ter the smoke rings of my mind. Dat schijnt te kunnen! Mijn absolute nulpunt? Duizend graden onder Dada en da’s niet niks! Ik rook Lucky Strike en Gol den Fiction!Daar is alles mee gezegd! Een standpunt! Die moderne o-zo-eigentijdse artiesten van de vrouwelijke soort met allemaal zo’n pakkie zware sjek in de morsige kontzak van het blauwe jeanspak en zo’n rond krisisbrilletje op de bleke rat tenkoppies, zoals
Martine B., ‘t spijt me hoor,maar hun sex is de mijne niet. Feministische kunst is kunst zonder kloten. Dit spreekt van zelf. Mijn zestiger jaren vriendinnen uit de Leidse pleincafés zouden het allemaal gaan maken als fotomodel, hoeden- of mode-ontwerpster in Parijs, New York en Milaan, maar geen hond hoort meer iets van ze en zo hoort het ook. Ze verzekerden mij dat er geen plaats zou zijn in hun luxueuze sterrenbestaan aan het heiïge mode firmament voor mij, maar zij wonen nu in kraakpanden, betonnen zelfmoorddozen van een flatkompleks in een achterstands wijk van Zeist, lijden aan flat neurose of dobberen in beschimmelde woonboten bij een blonde bisexuele vriendin en ademen terecht de giftige zwavelwaterstofgasriooldampen van een stinken de gitzwarte Amster damse gracht in, waarin traag de goed gevulde,dicht geknoopte kapotjes vol tevergeefs gestort rottend zaad voorbij drijven,deze bittere druiven van de betaalde instantliefde. Gewogen en te licht bevonden!Tenminste één exminnares (C. S.) geeft haar verbitterde dromen door aan de huishoudschoolkinderen die zij borduurles geeft en werd principieel ongehuwd moe der naar de geldende mode onder het los geslagen volkje. Haar laat ste vreugde is het uitdelen van onvoldoendes. In de krokusvakantie ging ze met een stipendium van C.R.M. acht weken naar New York en is na af loop haar moedertaal half vergeten. Vroeger viel ik op dat soort vrouwen. Ze zijn schadelijk voor mij. Ik was geneigd ze te geloven. Al hun geborneer de kletspraat, inhoudsloze beloftes, halve waarheden en harteloze zoethoudertjes. Ik háát dat soort mensen en alles waar ze voor staan. Ze hebben mij beschadigd. Vertrouw nooit bij voorbaat een leraar/lerares tekenen, textiel of handenarbeid. Nooit meer zal ik onder invloed komen van hen. Hun koud is mijn warm. Liefde die alles overwint? De tand des tijds trotseert? Zie ik zo bleek? Daar geloof ik al niet meer in sinds ik drie was. Het Amsterdam van de jaren zestig was een internationale sien.Willink,Rauschenberg,Warhol, Oldenburg en Hockney; al die jongens liepen door de straat waar ik woonde (Nieuwe Spiegelstraat 48, de chique antiekstraat van onze hoofdstad),daar kon je gewoon een pilsje mee gaan drinken, weetjewel, dn sloeg je elkaar op de schouders en brulde dat ze weer eeen Fuckin’Good werk hadden in elkaar gekonterfeit. Als ik dat vertel aan die onooglijke artistieke aardappelen van het Friese land, die in een provincia le courant hun stukjes op de kunstredaktie schrijven, dan geloven ze mij niet, om dat ze gewend zijn aan Baardaap Barend Breekpeen uit Sexbierum (Bartle L.), wiens haren van boven en van on deren de broek uit komen en die zo leuk kleit in zijn vrije tijd en Grietje Grijpstra uit Visvliet, die als verzuurde gratenkut toevallig de dochter van de burgemeester is en zo lekker waterverft met haar dubbel D cups van boven en een jongenskontje van onderen en daar seksjuwelen privileges mee meent te kunnen afdwingen. Ik kies soms voor de kleine cups! Groter dan cup D kan ik niet langer behappen! Die Friese kunstenaars pikken een stijltje op uit een internationaal kunstblad van een tien jaar geleden of reizen spoorslags af naar Amsterdam, voor hen het Beloofde land van de Beeldende Kunst met een hoofdletter en staan in galeries met open bekken te kijken naar de kunstwerken, laten een boer van verbazing en een roffelende scheet op de koop toe om dan weer terug te keren naar hun schamele kippenhokken in het Hoge Noorden waar de kunst weer eens flink gediend gaat worden onder het genot van graanjenever, want zuipen kunnen die Friezen als de beste. Nog veel en veel beter dan Fred van der Wal!
Elke Friesche artiest schildert uit onvermogen abstract of expressionisties en mompelt,in navolging van Karel Appel “schokkende” uitspraken in een gans onverstaanbaar dialekt dat zij ten onrechte voor een taal houden van achter de rafelige afgeraffelde raffia kunstbaarden. Sixties One Liners als “Kunst is verschrikkelijk” of “Rembrandt?Wie is dat” doen nog steeds opgeld alhoewel geleend van Hugo Claus en Jan Cremer. In die Leidseplein kroegen,zoals Eylders,staan die dikke lullen van ver in de vijftig in hun zakelijke blauwe pakken met een rooie Hoge Bloedrukkop en blind van de sterke drank te raaskallen, die contraprestatieschilders op hun schouders te slaan of lebberen de artiest envrouwtjes af met hun veiligheidsventielen op springen en de natte tongen tot op de grond als een loopse hond, die al kilometers achter een reu aan sjokt, terwijl die dikkoppen voor nog geen hon derd ballen ooit aan kunst zullen besteden. Hun ware hartstocht ligt bij de bankrekening ge administreerd en veilig opgeborgen in een brand- en bom vrije kluis. Ze trekken de grootste bek open op de sociëteit Arti et Asthmacitiae en tutoyeren de bar keepers en beheerders (Máááááártin,nog een pils!) om te tonen dat ze kind aan huis zijn en zo populair bij het bedienend personeel, dat openlijk minachting voor ze heeft. Onder het motto:Ik zeg tegen jou jij en dan zeg jij tegen mij u. Ze geven een rondje weg om een populaire indruk te maken onder het dociele kunstenaarsvolkje waar ze stiekem jaloers op zijn. Direkteuren van scheepswerven uit Amsterdam (dir. Havenbedrijf Amsterdam.Een familielid van de altoos zuinig kijkende surrealistiese schilder Chris van Geest) die gotbetert denken een deal met me te kunnen maken en op een zeefdruk van twee honderd gulden nog vijftig procent korting durven te vragen, minacht ik! Fred van der Wal is niet te koop, want ik heb schijt aan alles en iedereen. Als ik zie hoe kollega’s met dat soort een beetje zitten mee te slijmen om tevergeefs een snelle grijpstuiver binnen te halen, dan schaam ik mij er weer drie dagen voor kunstenaar te zijn. Mijn woede is eenvoudigweg niet te blussen,zelfs niet met alle vaten Trappist op Arti et Amicitiae te Amsterdam aanwezig. “Ik ben, euh,een witte reus in’t Frieschekleinduimpjeskunstenaars land,” zegt Fred van der Wal al jaren lang en priemt dreigend een wijsvinger in onze richting. “Een witte reus bekommert zich niet om kleine kunstvlooien in zijn pels. Ik hoef niet te bluffen. Kwaliteit bewijst zichzelf. Ik had mijn atteljee nu eenmaal niet in het kippenhok. Omdat ik geen aardappel uit Visvliet ben, weet je wel. Ik ben geen eenvoudige volksjongen uit Twente. Er zit heel wat belegen adel, maar ook dat onstuimige Friese bloed in m’n kokende aderen. Vandaar dat savoir vivre, die blonde haren, maar ook de roestvrij stalen blik in de blauwe ogen. Kunst is geen kalmeringsmiddel. Ik ben een Noorman. Er is gotzijdank geen grote norse neger in mij neerge daald, zoals in de literatuurcritius Hans Warren. Toen ik drie jaar was snuffelde ik al in de goot alle vullisbakken na op zoek naar potlood en papier. Mijn eerste speelgoederen in 1945 waren revolvers en granaat hulzen. Ik ben dan ook van wel een dozijn onderwijsinstellingen en de militaire dienst weg getrapt. Nergens te handhaven. Ik ben nu groot genoeg om op de meeste artiesten neer te kijken. Zeker als ze zitten. Ik kijk nooit naar kunst,ik maak kunst”. Omgeslagen over het aantal werkuren verdien ik pak weg één tiende van het netto minimum jeugdloon.Voorwaar,ik zeg u: Geen benijdenswaardige positieVoegt u daarbij het leedvermaak,de minach ting,maar vooral die wurgende jaloezie van mijn overgesubsidieerde talentloze kollega’s, mijn weinig daadkrachtige familie en de vage bekenden, dan kunt u zich
enigszins in mij verplaats en.Niet dat ik mij er iets aan gelegen laat liggen of één minuut eerder opsta. Zij immers zijn een overwon nen standpunt en om mij kan men steeds minder heen. Maar laten wij er nu niet meer over spreken. Men zoekt het zelf maar uit. Of niet. U ziet maar. En wanneer men alsnog wijzer wil worden, bezoekt men eens een tentoonstelling met magistrale kunstwerken van mijn hand,vraagt mijn adres op aan de funktionaris die daar de hondenwacht heeft of bij de burgerlijke stand en stuurt mij een uitvoerige, liefst geparfumeerde handgeschreven brief met scabreuze bekentenissen van wel heel persoonlijke aard. Toegezonden intieme, eventueel gedragen kledingstukken zoals spannende lingerie mits in mijn maat en schoongewassen of nog nieuw in de verpakking als het een paar pumps maat 42 betreft eveneens een puike optie. Geheimhouding kan ik niet ten alle tijde garanderen, doch meestentijds wel. Voor enige intieme korrespondentie ben ik nooit te beroerd. Gaarne uw brief onder bijvoeging van enkele banknoten, wat koperkleingeld of een gedroogd viooltje met de geur van weleer. Geschenken in natura van verdere zeer persoonlijke aard (behas, jarretelgordels, nylons 15 denier en nerveus opgesneden slipjes) zijn altijd welkom. Voor U allen ligt er wel als antwoord zo’n veel kleurige schitterende aanzichtkaart van de vereniging der gereformeerde mond- en voetschilders klaar van Art Revitalized of Chistian Artists. Postzegel bij sluiten. Belt U ons niet. Wij bellen U. En verder,wat onze anti-Fred van der Wal provinciale Friese beeldende kunstartiesten en kunstkrietiesie betreft … van af 1.84 m. N.A.P. hoog kijk ik op u neer met brains en ballen. Misprijzend, dat wel, want wat ik zie, ziet niet alleen geen ander zoals U begrijpt, maar stemt mij vooralsnog niet tot grote vreugde.” Fred van der Wal, 1-e druk mei 1979, oplage 200 ex. VEENWOUDEN. Herziene 2-e druk maart. 2001. Oplage 500 ex. OLDEBOORN. 10 reacties Fred van der Wal
© mei 2014, fredvanderwal, BasicPublishing.nl