_rvTk
T H E AA A
Laten we het een park noemen André Mulder Van de grotere W e s t - E u r o p e s e landen kreeg Duitsland het e e r s t te maken met een krimpende bevolking. De bevolking v a n het land als geheel neemt nu af, m a a r al rond 1980 w e r d duidelijk dat s o m m i g e gebieden met traditionele z w a r e industrie het erg moeilijk gingen krijgen. Dit geldt zeker ook voor het Ruhrgebied. Toch heeft men dit gebied nu op de kaart w e t e n te zetten a l s e e n toeristische attractie, w a a r b i j E s s e n en omgeving in 2010 zelfs de naam v a n ' E u r o p e s e culturele hoofdstad' mochten v o e r e n . W a t is er g e d a a n om dit te bereiken en w e l k e rol hebben de regionale en lokale overheden en a n d e r e partijen hierbij gespeeld? E n : kan dit s u c c e s ook e l d e r s , bijvoorbeeld in het Limburgse P a r k s t a d , herhaald w o r d e n ?
Metro niet voltooid Laten we om te beginnen een ritje maken met tramlijn 107 tussen het Centraal Station van Essen en Gelsenkirchen. In het centrum van Essen rijdt de tram ondergronds, als onderdeel van een ambitieus maar nooit volledig voltooid plan. Een plan uit de jaren zestig van de vorige eeuw, om door het hele Ruhrgebied een metronet (Stadbahn) aan te leggen. Je zou dan met de metro helemaal van Düsseldorf naar Dortmund kunnen rijden en er waren ook diverse zijtakken voorzien. Echter, voor het grootste deel rijdt de tram nog gewoon in de straat, waarbij op lijn 107 zelfs het traditionele smalspoor is gehandhaafd. Nadat hij bovengronds is gekomen, rijdt de tram eerst door tamelijk onopvallende woonbuurten. Maar dan opeens komt de indrukwekkende architectuur van Zollverein, een conglomeraat van kolenmijnen en staalfabrieken, in zicht. De meeste oude gebouwen staan er nog, inclusief de toren met de grote wielen bovenop, die dienden om de mijnlift aan te drijven. Maar, afgezien van een paar kleine bedrijfjes, is dit nu geen plek meer om te werken. Het is een plek om uit te gaan. Het voormalige industrieterrein is nu het domein van tentoonstellingen, restaurants en zwemmen of schaatsen (afhankelijk van de tijd van het jaar) in de open lucht. Vervolgens rijdt de tram over het oude dorpsplein van Katernberg en langs een bos. Na het kruisen van een autoweg wordt Gelsenkirchen bereikt, met opnieuw een combinatie van oudere en nieuwere buurten. Bij het nieuwe muziektheater aan de rand van het centrum duikt de tram weer onder
2
•
de grond, voor de laatste kilometer naar het Centraal Station. Het Ruhrgebied is een mooi voorbeeld van een voormalig industriegebied dat veel van zijn bedrijvigheid en een deel van zijn bevolking is kwijtgeraakt. De eerste tekenen dat de zware industrie het moeilijk kreeg, waren er al in de jaren vijftig van de vorige eeuw. In de jaren zestig en zeventig werden er plannen gemaakt om de economie en ruimtelijke inrichting te vernieuwen, waarbij het vooral zou gaan om meer diversiteit: nieuwe vormen van bedrijvigheid zouden de bestaande industrie aanvullen. O p k o m s t en ondergang v a n de kolenwinning De kolenwinning in het Ruhrgebied is al begonnen in de twaalfde eeuw. Eeuwenlang werd de kolen gewonnen in dagbouw, maar vanaf het midden van de 19e eeuw werden ook de dieper gelegen lagen aangeboord, waarvoor ingewikkelde stelsels van schachten nodig waren. De eerste kolenmijn met ondergrondse schachten in het Ruhrgebied werd geopend in Essen, in 1834. Ruim een eeuw lang was de kolenwinning een van de belangrijkste economische activiteiten in het Ruhrgebied. Een stad als Duisburg alleen al had tien mijnen. De sluitingsjaren van deze mijnen laten zien in welk tempo deze tak van bedrijvigheid verdween: 1962, 1963, 1968 (2), 1973, 1976 (2), 1990 en 1993. Toen was er in Duisburg nog één kolenmijn over: Walsum. Tot ook deze in 2008 gesloten werd, waarmee 2000 arbeiders op straat kwamen te staan (in 1998 werkten hier overigens nog 4200 mensen).
THEMA De moderne productie van staal dateert uit dezelfde tijd als de eerste diepe kolenmijnen, ongeveer 1840. Thyssen was een van de e e r s t e ijedrijven die het delven van kolen en de staalproductie in een hand bracht. Het bedrijf staat nu uitsluitend nog bekend als producent van stalen producten, maar is begonnen als kolenmijn. Er wordt in het Ruhrgebied vrijwel helemaal geen ijzererts (een van de grondstoffen voor staal) gewonnen, dit werd geïmporteerd uit België en Engeland. We kijken nog een keer naar het voorbeeld van Duisburg om duidelijk te maken wat het belang was van de ijzer- en staalproductie voor de stedelijke economie. Thyssen, Mannesmann en Krupp waren de grote bedrijven die zich hiermee bezig hielden. Samen boden deze bedrijven werkaan 60.000 arbeidskrachten. In 1970 was 2 6 % van alle banen in Duisburg in de staalindustrie. In tegenstelling tot de kolenmijnen is de staalindustrie hier zelfs nog niet geheel verdwenen: er zijn nog steeds enkele hoogovens en staalfabrieken in bedrijf. De omvang van de werkgelegenheid is echter danig teruggelopen. Het Ruhrgebied is geen stad Zoals we hebben gezien vanuit het raam van tramlijn 107 lijkt het Ruhrgebied eigenlijk helemaal niet op een grote stad, al is het dan ook een van de dichtstbevolkte gebieden van Duitsland. Integendeel: het stedelijke landschap bestaat uit een bonte mix van stadscentra, meestal verwoest tijdens de tweede wereldoorlog en daarna in jaren vijftig stijl weer opgebouwd, oude en nieuwe woonwijken, met daartussenin grote industrieterreinen, enkele overgebleven dorpscentra en zelfs landbouwgronden en bos. Dit geheel wordt doorsneden door kanalen, spoorlijnen en autowegen, die bedoeld zijn om te verbinden, maar tegelijk ook woonbuurten en stadscentra van elkaar scheiden. In zo'n stedelijk palet, is er een type woonwijk die het beter lijkt te doen dan alle andere: het tuindorp. Het zijn niet precies de garden cities waarover Howard droomde: woongebieden met hun eigen voorzieningen, die bedoeld waren om de vuile, uit zijn krachten gegroeide grote stad te ontlasten.
MEI
2011
Voorzieningen zal men in veel tuindorpen tevergeefs zoeken, maar zij maken wel degelijk deel uit van het bestaande stedelijke weefsel. Hun kracht is echter dat zij een dorpsachtig woonmilieu bieden, inclusief de bijbehorende saamhorigheid, in enigszins afgelegen uithoeken van de stad. Deze tuindorpen zijn vaak gebouwd door en onder de rook van een groot bedrijf, soms exclusief voor de eigen werknemers. Waarom hebben zij dit gedaan? Hiervoor zijn drie redenen aan te voeren. In de eerste plaats zat de snelgroeiende industrie vanaf het midden van de 19e eeuw te springen om arbeidskrachten. Het Ruhrgebied was tot dan toe een betrekkelijk dunbevolkt gebied, met enkele kleine en middelgrote steden. Er moesten dus arbeiders van elders worden aangetrokken, vooral het oosten van Duitsland en Polen. Dit waren vaak kleine boeren, tamelijk arm, maar gewend om hun eigen groente te verbouwen en misschien ook wat vee te hebben. En j a , in veel tuindorpen waren grote moestuinen en zelfs veestallen onderdeel van het bebouwingsplan. In de tweede plaats waren sommige ondernemers ook in sociaal opzicht vooruitstrevend. De meeste wijken die in de tweede helft van de 19e eeuw werden gebouwd waren overbevolkt. Het had echter voordelen om betere woningen te bouwen voor je arbeiders: ze waren dan gezonder, en konden dus harder werken, en ze bleven waarschijnlijk je bedrijf trouw. Bovendien kon op deze manier sociale onrust worden voorkomen. Daarom bouwden veel bedrijven tuindorpen voor hun eigen personeel. En tot slot stelt het werken in de zware industrie, meestal in ploegendienst, speciale eisen aan de woning. Zeker in de tijd dat er nog geen trams reden en de mensen nog geen auto hadden, was het handig om in de buurt van je werk te wonen. Minstens zo belangrijk was dat arbeiders die nachtdienst hadden overdag rustig konden slapen. Klein en o u d e r w e t s of groen en betaalbaar? De tuindorpen in het Ruhrgebied onderscheiden zich dan ook door grote tuinen en woningen die zijn uitgerust met een goed geïsoleerde slaapkamer, meestal op zolder. Zij liggen vrijwel altijd naast een
3
T H E AA A kolenmijn of grote fabriek en zij waren vooral of uitsluitend bedoeld om de mensen te huisvesten die daar werkten. Zij vormen daarmee een groene oase in een vaak lawaaiige en smerige omgeving. En het zijn buurten waar de mensen niet alleen elkaar kennen, maar ook dezelfde (werk) ervaringen delen. Vaak wonen families hier generatie na generatie, waardoor de sociale netwerken extra sterk geworden zijn. Zo ziet een tuindorp in het Ruhrgebied eruit, of beter gezegd: zo zag het eruit. De kans is groot dat de fabriek of kolenmijn naast het tuindorp nu gesloten is. De ervaring die veel van de bewoners delen is dan een van werkloosheid. Ook zijn er nieuwe migranten komen wonen. Het is heel waarschijnlijk dat het tuindorp een lange periode van achteruitgang heeft gekend én dat er zelfs plannen kwamen om het te slopen, plannen die waarschijnlijk uiteindelijk niet zijn doorgegaan. Vanaf het moment dat de sloopplannen voor de Eisenbahnsiedlung (Spoorwegbuurt) in Oberhausen in de jaren zeventig van de vorige eeuw door de bewoners konden worden tegengehouden, begon men anders tegen die tuindorpen aan te kijken. In plaats van klein en ouderwets werd benadrukt dat tuindorpen een groene woonomgeving bieden tegen een betaalbare prijs. IndlystriecyStuyr era indösfrieiniatuur Bewoners die hun buurt of wijk wilden behouden, kregen in veel gevallen steun van de IBA Emscher Park. IBA betekent Internationale Bauausstellung of internationale bouwtentoonstelling, een beetje vreemde naam als je bedenkt dat ze tot nu toe uitsluitend in Duitsland worden gehouden, dat het om veel meer gaat dan bouwen en dat het ook niet echt een tentoonstelling is. Hoe dan ook, de IBA Emscher Park ging van start in 1989 en duurde tien jaar. Het geld kwam vooral van de deelstaat Noordrijn-Westfalen en d e l 7 gemeentes in het gebied. De rivier de Emscher, die door het noorden van het Ruhrgebied stroomt, was de centrale as of de verbindende schakel tussen de projecten. De toevoeging Park is niet toevallig gekozen, want een van de doelstellingen was het terugbrengen van de natuur in het gebied.
•
4
|
Het werken met bouwtentoonstellingen, of beter gezegd: voorbeeldprojecten, is een Duitse traditie. Zo waren er na de tweede wereldoorlog IBA's in Hannover (1951) en Berlijn (1957). In beide gevallen lag het accent op de stedelijke ontwikkeling van een betrekkelijk klein en duidelijk afgebakend gebied. Bij de IBA Emscher Park waren zowel de verscheidenheid aan projecten als de omvang van het gebied aanzienlijk groter. Naast stedelijke ontwikkeling en het bouwen of renoveren van woningen, ging het nu om een groot aantal zaken, waaronder het repareren van de schade die de industrialisering aan het milieu had toegebracht, het oppeppen van de economie en het verminderen van de werkloosheid. Ook het begrip cultuur speelt een belangrijke rol. De IBA Emscher Park kent twee centrale thema's, dieerbeideopgerichtzijn bezoekers naar het gebied te trekken: industriecultuur en industrienatuur. Industriecultuur gaat over het behouden van oude industriële gebouwen, die op zichzelf ai een onderdeel zijn van de lokale cultuur, en vaak ook hier een culturele bestemming voor vinden. Dit hoeft niet altijd een museum of chique theater te zijn, onder de vlag van IBA werden ook dance party's georganiseerd. Industrienatuur slaat op het terugveroveren van delen van het gebied door de natuur, iets wat op verlaten bedrijfsterreinen overigens vanzelf gebeurt als j e niet ingrijpt. Hoewel verwildering dus onderdeel was van deze strategie, was ontsluiting dat evengoed: door de nieuwe parken is een netwerk van fiets- en voetpaden aangelegd. De IBA viel onder de politieke verantwoordelijkheid van de deelstaat Noordrijn-Westfalen. Maar terwijl de Duitse planologie normaal gesproken werkt met nauwkeurig uitgewerkte plannen, was er bij de IBA veel meer vrijheid voor lokale initiatieven. Ook was duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt. In de tien jaar van zijn bestaan zijn dankzij de IBA veel industriecomplexen en woonwijken ingrijpend verbeterd, waarbij vooral de eerstgenoemde ook vaak een andere functie hebben gekregen. Niet alleen konden veel fabrieken etc. hierdoor voor het nageslacht worden bewaard, zijn
T H E AA A werden ook opengesteld voor het publiek als 'monumenten van industriecultuur'. Diverse bewegwijzerde routes, die met auto, tram of fiets kunnen worden afgelegd, lopen langs deze monumenten. De resterende industriële gebouwen werden vaak veranderd in musea (al dan niet gespecialiseerd in de geschiedenis van het gebied of zijn industrie), theaters, kantoren en centra voor innovatieve bedrijven. In totaal omvatte de IBA meer dan 100 projecten. In totaal is 2,5 miljard euro geïnvesteerd, waarvan ongeveer een derde door de private sector. (Zie voor planningsvraagstukken rond de IBA: ReiBberg, 2004 en Shaw, 2002.)
Een ander IBA-project is de Duisburgse Binnenhaven. Een groot deel van deze haven, die werd gegraven tussen 1840 en 1844, was niet meer in gebruik. In tegenstelling tot het hierboven beschreven landschapspark, speelde bij de Binnenhaven woningbouw een belangrijke rol. Tijdens de IBA werden hier 600 woningen gerealiseerd, variërend van grote penthouses tot studentenwoningen, volgens een plan van Norman Foster. Ook werden enkele pakhuizen omgebouwd tot sociale huurwoningen. Het gebied herbergt ook het nieuwe Museum voor Cultuuren Stadsgeschiedenis en een complex ouderenwoningen.
T w e e projecten in Duisburg Een van de bekendste IBA-projecten is het landschapspark Duisburg Noord. Het park bevindt zich op het terrein van de voormalige staalfabriek van Thyssen die is gebouwd tussen 1901 en 1908 en werd gesloten in 1985. Het gaat om 430.000 vierkante meter zwaar vervuilde grond. Thyssen verkocht het terrein aan de gemeente Duisburg voor 1 Duitse Mark (50 Eurocent). Vervolgens droeg de gemeente het gebied over aan de IBA, die een prijsvraag organiseerde. Het winnende project had als uitgangspunt: niet te veel veranderen. De fabrieksgebouwen bleven gewoon staan en werden toegankelijk gemaakt of juist afgesloten (al naar gelang de staat van het gebouw). Voor de rest werd het gebied ontsloten met fiets- en voetpaden en kreeg de natuur de kans delen van het terrein over te nemen. Nu laten mensen er hun honden uit en zijn er speelplaatsen, grenzend aan de lange fabrieksmuren, die overdag het domein zijn van spelende kinderen en 's avonds van hangende tieners, net als in een normaal park. De inwoners van Duisburg hebben het park echter niet voor zich alleen. Toeristen uit de hele wereld, maar vooral toch uit andere delen van Duitsland, brengen een bezoek. Zij klimmen over de smalle trappen in een fabriek naar het uitzichtpunt. In het bezoekerscentrum is een tentoonstelling over het industriële verleden te zien. Zomers worden enkele grote hallen gebruikt voor filmvoorstellingen en popconcerten ('s winters niet, het zou teveel geld kosten om de ruimtes te verwarmen).
[\5a 70 j a a r toch nog g e b o y w d Naast deze grote projecten konden onder de vlag van de IBA ook veel renovatieprojecten worden gerealiseerd, waaronder de aanpak van dertig tuindorpen. Schüngelberg in Gelsenkirchen is hiervan een voorbeeld.
AAEI
2011
Schüngelberg
Dit tuindorp bestond uit 300 woningen, die tussen 1897 en 1919 waren gebouwd voor de kompels van de kolenmijn Hugo, die meteen naast het dorp lag. Oorspronkelijk zouden er 500 woningen worden gebouwd, maar de laatste 200 zijn er door financiële problemen nooit gekomen.
THEMA Net zoals bij veel andere tuindorpen het geval was, maakte Schüngelberg in de jaren zeventig van de vorige eeuw een verwaarloosde indruk. Het stond op de nominatie te worden afgebroken, maar tegen dit plan bestond bij de bewoners veel verzet. Het plan verdween in de ijskast, zonder dat duidelijk werd was er op langere termijn zou gaan gebeuren. Dankzij de IBA kon Schüngelberg worden gerenoveerd. Het plan ging echter verder: de uitbreiding met nog eens 200 woningen zou na 70 jaar eindelijk worden gerealiseerd. Het grote voordeel hiervan was dat er voldoende draagvlak ontstond om een winkel en een buurtcentrum te realiseren, voorzieningen die tot dan toe hadden ontbroken. Net als voor de binnenhaven van Duisburg werd een prijsvraag uitgeschreven. Het winnende voorstel was om de nieuwe woningen wel te bouwen in de stijl van een tuindorp, maar met een nieuwe architectuur en een ander stratenpatroon. De afvalberg van de inmiddels gesloten mijn veranderde in een park, en bijna alle nieuwe straten bieden uitzicht op dit park en het nieuwe monument dat op de top is verrezen. De woningen zelf lijken, zoals gezegd, in veel opzichten op de veel oudere huizen in het tuindorp: rijtjeshuizen met tuin; zelfs de geïsoleerde slaapkamer op zolder is in veel huizen teruggekeerd. Met enige moeite lukte het om ook de Turkse gemeenschap, die in het tuindorp was neergestreken, mee te laten praten over de plannen. Belangrijk was verder het thema duurzaamheid. De beek, die h a l f o m het tuindorp loopt, werd schoongemaakt en speelt nu een belangrijke rol in de zuivering van het afvalwater. Bovendien vormen de beek en de struiken die erlangs groeien een aantrekkelijke groene begrenzing van het tuindorp. (Voor meer informatie over die project: Beierlorzer en Boll, 1999).
Schüngelberg
Schüngelberg
Schüngelberg
I B A : nu ook in Nederland? Bij de IBA-projecten gaat het dus bijna altijd om een combinatie van oud en nieuw. Het behoud van wat bestaat en wat waardevol is, speelt een belangrijke rol. Misschien is wel de grootste prestatie dat het Ruhrgebied, in het hoofd van veel mensen, is veranderd van een grauw en vervallen industriegebied in een
é
VHV - bulletin
AL
THEMA toeristenattractie. Dit werd nog benadrukt door het uitroepen van het gebied tot een van de culturele hoofdsteden in 2010. De sleutel tot succes zou wel eens kunnen zijn dat de IBA een heel groot project is, dat echter bestaat uit meer dan honderd kleine projecten, waarvoor weliswaar dezelfde doelstellingen gelden, maar die tegelijk voortdurend getoetst werden aan lokale meningen en behoeften. Kan zo'n project nu zonder problemen elders worden gekopieerd? Parkstad (de Limburgse Mijnstreek) lijkt in veel opzichten op het Ruhrgebied. En j a , men wil hier nu ook een IBA. Mijn voorlopige conclusie is dat projecten die de architectonische en industriële erfenis levend houden, bijvoorbeeld dooreen nieuw gebruik te vinden voor de overgebleven gebouwen, kunnen helpen om een gebied aantrekkelijk te maken o f t e houden. Op zijn minst is het een manier om de bestaande bevolking te laten zien dat zij hier nog steeds thuishoren en gewenst zijn. Maar ik denk ook dat wij moeten begrijpen dat de IBA niet alleen bestaat uit een aantal zichtbare stedelijke interventies. Proces is minstens zo belangrijk als inhoud. Zorg dat je de bestaande bewoners en andere belanghebbenden erbij betrekt, gebruik de kennis (en andere vaardigheden) die zij hebben. Zoals vaak in de stedelijke vernieuwing moet er veel tegelijk gebeuren. In het geval van tuindorp Schüngelberg: het renoveren van bestaande woningen, het bouwen van nieuwe woningen, het realiseren van een dorpscentrum, zorgen dat alle bewonersgroepen zich betrokken voelen. Als in Parkstad een IBA wordt georganiseerd, moet het dus niet een van boven opgelegd project zijn. De lokale bevolking zal ervan overtuigd moeten zijn dat deze IBA in hun belang is en dat zij over alles mee mogen praten.
Zollverein
Literatuur Beierlorzer, Henry, Joachim Boll et.al. (eds): Siedlungskultur, Neue und alte Gartenstadte im Ruhrgebiet. Braunschweig, 1999. ReiBberg, S. Planung und Steuerung in der Internationalen Bausausstellung Emscher Park: Das Beispiel Prosper I I I in Botrop. I n : In 3. Meyer-Stamer, C Maggi & M. Giese, Die Strukturkrise der Strukturpolitik. Tendenzen der Mesopolitik in Nordrhein-Westfalen. Wiesbaden, 2004 Shaw, R.: The International Building Exhibition (IBA) Emscher Park, Germany, A Model for Sustainable Restructuring? I n : European Planning Studies (10), 2002-1.
7