LASER-D OPPLER Belichting van de Veiligheidsaspecten voor Meting en Verwerking WFW 91.050
L.ME Jamen Eindhoven, juli 1991
1
LASER-D OPPLER Belichting van de Veiligheidsaspecten voor Meting en Verwerking
In opdracht van:
Hogeschool Eindhoven, Stagebureau TLO, Studierichting Elektrotechniek
Bestemd voor: Technische Ukversiteia Ehdhoven, Bureau Veiligheid en Milieu Technische Universiteit Eindhoven, Faculteit Werktuigbouwkunde, Vakgroep WFW. Hogeschool Eindhoven, Stagebureau TLO, Studierichting Elektrotechniek
Ir, C.J.Damsteeg, Kontabdocent, Hogeschool Eindhoven, Studierichting Elektrotechniek
Auteur: LM.E Jansen Student Elektrotechniek Hogeschool Eindhoven Eindhoven, juli 1991
2
Voor het maken van een veiligheidsverslag dient een stagiair goed op de werkomgeving te letten. "Wat vind ik van de situatie en waar moet op gelet worden?" is de voornaamste vraag voor zo'n verslag. Bij het werk in het laboratorium voor biomechanica, van de Technische UniversiteitEindhoven, word regelmatig gebruik gemaakt van Laser-Doppler opstellingen. Lasers kunnen bij ondeskundig gebruik schade aanrichten. Daarom is dit onderwerp gekozen als hoofdonderdeel van dit verslag. Het grootste deei van mijn stage bracht ik door zittend achter een computersysteem. Na enige dagen vielen mij de problemen op met betrekking tot het kijken naar een beeldscherm en het langdurig zitten. De meetresultaten van de laser-opstellingen worden ook verwerkt op computers, daarom wordt ook hieraan enige aandacht besteed. In het laboratoriumwerd tijdens mijn stage een nieuwe laser-doppler opstelling afgeleverd. Deze opstelling maakte gebruik van een veel zwaardere laser dan tot dan toe was gebruikt. Omdat ik toch bezig was met een onderzoek naar de veiligheidsmaatregelenbij lasers, werd mij gevraagd enige aanbevelingen te doen voor de nieuwe opstelling. Het is niet de bedoeling dat deze aanbevelingen in dit veiligheidsverslag gezien worden als absolute eisen maar als ideen. Het Bureau voor Veiligheid en Milieu wil ik hierbij bedanken voor de informatie over laserveiligheid en ergonomie, waarop een groot deel van dit verslag gebaseerd is.
3
8
HOOFDSTUK 2 VEILIGHEID
2.1 Het begrip veiligheid 2.2 Veiligheid op de Technische Universiteit Eindhoven
HOOFDSTUK 3 LASER-DOPPLER MEETAPPARATUUR
3.1 Werking en bouw van lasers 3.2 Meten met laser-doppler 3.3 Risico's bij het gebruik van laser-meetopstellingen 3.4 Klassificering van lasers naar vermogen en golflengte 3.5 Veiligheidsmaatregelen bij gebruik van lasers 3.6 Richtlijnen in verband met hoogspanningsgevaar
HOOFDSTUK 4 VERWERKING VAN DE MEETRESULTATEN 4.1 Gebruik van computersystemen 4.2 Problemen bij het langdurig werken aan computers 4.3 Ergonomische inrichting van de werkomgeving
HOOFDSTUK 5 AANBEVELINGEN VOOR DE LASER-DOPPLER OPSTELLING
6 7 8
9 11 12 13 15 17 17 18 19
SLOT
20
LITERATUUROPGAVE
21
BIJLAGEN
22
4
SAPc-IIENVAïTNG Dit veiligheidsverslag is geschreven in het kader van de studie elektrotechniek aan de Hogeschool Eindhoven. Hierin wordt een ondenoek beschreven naar de veiligheidsrisico’s en maatregelen bij het gebruik van lasers en lasermeetopstellingen. Tevens wordt de ergonomische inrichting van een werkplek rondom een computer onder de loep genomen. Veiligheid is de mate waarin gevaar afwezig is. Een veiligheid van 100% is niet te behalen is. LJit onderzoek naar het ontstaan van ongevallen aangezien er &id$-- m v- a---m mnweiig ---worden veiligheidsmaatregelen ontworpen. Deze worden op de Technische Uzversiteit Eindhoven door het College van Bestuur opgenomen in het beleid. Men gaat uit van de in de Arbowet gestelde eisen. Voor de coördinatie tussen de beheerseenheden en de gespecialiseerdediensten zorgt het Bureau voor Veiligheid en Milieu. Dit bureau zorgt samen met de Stralings Beschermings Dienst voor de veiligheid met betrekking tot lasers. O-
Laserlicht ontstaat door het verhogen van de energie in atomen door middel van gestimuleerde emissie. Deze energie komt dan vrij in de vorm van een dunne bundel, die bestaat uit licht van één golflengte en één fase. Doordat er zoveel energie op één punt samengebald is kan een laser schade veroorzaken bij ondeskundig gebruik. Voor verschillende toepassingen zijn enkele typen lasers ontwikkeld. Deze zijn ruw in te delen in puls en continue lasers. Lasers worden gebruikt op verschillende manieren. Sommige lasers worden gebruikt om staal te snijden anderen om snelheden te meten. Een techniek om snelheden te meten is Laser Doppler Anemometrie. Deze techniek maakt gebruik van twee laserstralen die elkaar kruisen en zo een meetgebied vormen. De snelheidscomponent, van een deeltje dat door het meetgebied passeert, die loodrecht staat op de mediaan van de laserstralen, maar in het tweedimensionale vlak van de laserstralen ligt, kan zo gemeten worden. Deze techniek heeft als voordeel dat er zonder sensoren gewerkt kan worden. Hoge temperaturen vormen dus geen beperking meer. De risico’s bij het gebruik van lasers zijn legio. Zo is er het probleem van reflecties. Deze ontstaan bij overgangen tussen twee materialen met verschillende brekingsindecis. Het oog en de huid zijn de twee organen die door laserstralingbeschadigt kunnen worden. Een maatstaf voor veiligheid is de Maximale Toelaatbare Blootstelling. Deze internationaletoegepaste waarde is bepalend voor de indeling van de lasers in vier verschillende risicoklassen. Bij elke klasse hoort een aantal veiligheidsmaatregelenen voorzieningen. Deze zijn bij hogere klassen steeds uitgebreider. Bij de gevaren van laserstraling komt ook nog eens het hoogspanningsgevaar van de laservoeding. De hoogspanning wordt gebruikt om het lasermedium van voldoende energie te voorzien en kan bij het optreden van een foutconditie dodelijk zijn. Computers zijn niet meer weg te denken uit meetopstellingen. Een ergonomisch goed ingerichte werkplek rondom een PC maakt het langdurig werken aangenamer en voorkomt aandoeningen. Het beeldscherm speelt hierbij een grote rol. Dit beeldscherm mag geen straiing of geiuid produceren ‘boven de wetteiijk ‘bepaaide eisen. Het moet kanteïiaar en draaibaar zijn zodat hinderlijke reflecties vermeden kunnen worden. Ook de ruimte waarin de werkplek zich bevindt moet aam een aantal eisen voldoen. Een juiste mentaliteit is echter een vereiste voor het slagen van de aanpak. De aanbevelingen, gebaseerd op het korte onderzoek, zijn een aanzet om de nieuwe laserdoppler opstelling zo veilig mogelijk te maken, zonder dat de werkbaarheid in het geding komt. Ze houden onder andere in dat er een beheerder aangesteld wordt die controle uitoefend op het gebruik van de lasermeetopstelling. De werknemers in het Iaboratorlum voor biomechanica zijn enthousiast over het toepassen van enkele aanbevelingen.
HOOFDSTUK 1. INLEIDING In het kader van de studie elektrotechniekaan de Hogeschool Eindhoven moet iedere student, aniankelijk van de vooropleiding, één of twee stages lopen. Tijdens één stageperiode moet de student een verslag schrijven met als thema: "de veiligheid van de mens in zijn werkomgeving". Naar aanleiding van dit thema heb ik de veiligheids- en gezondheidsrisico's in het laboratorium voor biomechanica van de Technische UniversiteitEindhoven, mijn tweede stageplaats, beter bekeken. Directe lichamelijke ongelukken zullen er, ten gevolge van het werk in dit laboratorium, nauweiijk gebeuren. Het begrip veiligheid is niet exact gedefinieerd. Om de term veiligheid wat te verduidelijken wordt deze onder de loep genomen in hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk wordt ook de integratie van de veiligheid in de organisatievan de TUE nader bekeken. In het laboratoriumvoor biomechanica wordt voornamelijk gemeten aan vloeistofstromingen in modellen. Regelmatigwordt er bij deze metingen gebruik gemaakt van laser-doppler opstellingen. De problemen die bij het gebruik van lasers kunnen optreden worden behandeld in hoofdstuk 3.Verder komen in dit gedeelte de opbouw van laser-meetopstellingen en de veiligheidsmaatregelenmet betrekking tot lasers aan de orde. Aangezien de meting met laser-doppler opstellingen en de verwerking van de verkregen gegevens eveneens gebeurt door computers, wordt in hoofdstuk 4 even aandacht besteed aan problemen die bij computergebruik op kunnen treden. In hoofdstuk 5 worden enige ideeën geopperd over de te treffen veiligheidsmaatregelenvoor de nieuwe laseropstelling. In het slot wordt aandacht besteed aan de veiligheid op de stageplaats.
5
6
HOOFDSTUK 2. VEILIGHEID 2.1 Het begrip veiligheid
Veiligheid is een begrip dat geen duideli$e definiti, heeft. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat een zekerheid van 100% alleen te bereiken is bij de totale afwezigheid van gevaar, iets wat niet te realiseren is. Een veel gehoorde defuiitie is wel: "Veiligheid is de mate van afwezigheid van de bedreiging van gezondheid en welzijn door technologische systemen". Gevaar is vpi;mrel altijd aanwezig, annende is een ongeval dan QQkgiet toevallig. Hp0 tijdstip waarop dit gebeurt is natuurli$ niet te voorspellen, maar het ongeval zelf blijkt echter na analyse vaak een causale keten van oorzaken en gevolgen. Bij het opstellen van veiligheidsmaatregelenworden, voordat zich een ongeval voordoet, dit soort ketens op papier gezet en geanalyseerd. Hieruit worden dan veiligheidsregels opgesteld die deze ketens onderbreken. Vaak worden deze regels dan gebundeld in een wetteli@ eis, om zodoende overal een aanvaardbaar risico te bereiken, zodat het werk veilig is. Deze eisen zigi minimale inspanningen die een bedrijf of instituut moet doen om tigens het werk het risico aanvaardbaar te maken. Het risico wordt bepaalt door de kans op realisatie van de dreiging die uitgaat van het gevaar en door de omvang van de schade die dit gevaar kan veroorzaken. Uit de analyse volgt een methode voor het voorkomen van ongevallen, hetgeen langs een zestal "wegen" kan geschieden, aangegeven in het compesdiagram (figuur 1). Ongevallenpreventic
-
(Naar Compes)
De inwerking Gevaar persoon (zaak) uitschakelen
Figuur 1. Veiligheicisdiagramnaar Compes.
Niet alle oplossingen uit het compesdiagram zipl praktisch toepasbaar. Bovendien garanderen alleen de hoofdmogelijkheden een grote mate van veiligheid (bi@ 100%). De veiligheidseisen bestaan dus uit een compromis tussen werkbaarheid en veiligheid.
7
2.2 Veiligheid op de Technische Universiteit Eindhoven Op de Technische Universiteit Eindhoven wordt sinds 1987 de eerste fase van de Arbowet gebruikt als richtlijn voor veiligheidsregels. Dit wil niet zeggen dat er voorheen niets gedaan werd aan veiligheid. Al sinds het opleggen van veiligheidseisen aan onderwijsinstellingenin 1971, wordt hieraan voldaan. Hoewel men nog niet verplicht is de Arbowet te handhaven gebruikt men deze al om in de toekomst een abrupte overgang te vermijden. De Arbowet is slechts een aanpassing van de oude wet, uit 1934, aan de hedendaagse techniek en samen1eving.h deze Arbowet wordt de werkgever primair verantwoordelijk gesteld VOOï de Vdi@ieiÛ, g€ZGfidh3id €ii WdZijii VZfi di5 ~i5ïhïi5~~S. XtXhemeS e C k % Zijfi medeverantwoordeiijk. Het veiiigheicisieieicivan TOE is vastgelegd in de nota Beleid Veiligheidszorg. Hierin worden ook derden verantwoordelijk gesteld voor de veiligheid. Dit is een uitbreiding op de Arbowet. Deze dekt de organisatie binnen de TUE niet helemaal. Deze beleidsnota stelt als richtlijn dat de veiligheidszorg geïntegreerd moet worden in de dagelijkse gang van zaken binnen de instelling. Hierbij hoort natuurlijk ook een inzet van iedereen die lid is van de universiteitsgemeenschap. Om niet achter te blijven bij ontwikkelingenis een periodieke rapportage, evaluatie en aanpassing van het beleid natuurlijk ook opgenomen in de beleids nota. Om alle inspanningen op het gebied van de veiligheidszorg te coördineren heeft de TUE het Bureau Veiligheid en Milieu. Medewerkers van dit bureau proberen om de samenwerking tussen de beheerseenheden en de verschillende deskundige diensten zo optimaal mogelijk te laten verlopen (bijlage A). De uiteindelijk verantwoordelijkheid voor het beleid ligt echter bij het College van Bestuur. Het college moet zorg dragen voor de veiligheid, gezondheid en de overige arbeidsomstandigheden (Arbozorg). Tevens houden ze toezicht op het naleven van de geldende regelingen met betrekking tot het wetenschappelijk onderwijs. Deze regelingen bevatten ook veiligheidsregelsvoor het gebruik van lasers en laseropstellingen.
8
HOOFDSTUK 3. LASER-DOPPLER MEETAPPARATUUR
3.1 Werking en bouw van lasers Sinds het verschigien van de afkorting laser in de verhalen over buitenaardse wezens is het woord een begrip geworden. De afkorting is samengesteld uit de beginletters van de termen: "Light Amplification by Stimulated Emission of Radiation". Het principe van gestimuleerde emissie werd al in 191 7 door Albert Einstein gepubliceerd. E e 'kislsophüw Van een kîser k s ' w t -uit een îïìîdiüïïìwziïh de suS!:u?g WÛI& opgewekt Dit medium -kan zowel een vaste, vioeibare alsook een gasvormige stof z i h Indit medium worden door een energiepomp enkele atomen in aangeslagen toestand gebracht De energiepomp kan vele vormen hebben. Bijde vaste stof (bijv. Robi$) kan men als energiepomp bijvoorbeeld een flitslamp gebruiken Bijeen gasvormige stof wordt door hoogspanning een gasontlading opgewekt waardoor enkele atomen in aangeslagen toestand gebracht worden Deze aangeslagen toestand betekent dat de elektronen van de aangeslagen atomen naar een hoger instabiel energieniveau gaan (vergroting van de baandiameter om de atoomkern). Bij het terugvallen naar het stabiele lagere niveau komt dan straling ~j Het niveauverschil bepaalt de o om ende energie en zodoende dus ook de golflengte van de straling. Door de o om ende straling via twee spiegels in het medium te laten resoneren ontstaat er een sneeuwbal effekt. De vrijgekomen straling hnmgt, samen met de energiepomp, weer andere atomen in aangeslagen toestand. Omdat één van de twee spiegels niet 100% van de straling reflecteert, wordt bij het bereiken van een bepaald stralingsniveauin het lasermedium, een gedeelte van de straling doorgelaten. Dit is dan de uittredende herbundei (figuur 2). reflecterende spiegel
Robijnlaser
instabiele aameslagen toestand
ivolledig aangeslagen toestand
haif reflecterende spiegel
iLstraling laser. -3ht
Figuur 2 Principe van een robijn lasei:
De laserstraal bestaat uit monochromatisch (één golflengte), coherent (één fase) licht en is zeer smal met een kleine divergentie (spreiding). Het optreden van slechts één golflengte ontstaat doox&t de elektronen heen en weer springen tussen slechts twee energieniveau's. Het energieverschil is constant en bepalend voor de als fotonen gome ende energie.
Lasers bes~$en een golflengtegebied vanaf het ultraviolette licht tot en met het infrarode licht Doordat de emissie van licht wordt gestimuleerd door externe straling, springen de elektronen op hetzelfde moment terug naar een lager energieniveau Daarom treden de minima en maxima tegelijk op en heeft het uittredende licht slechts één fase. Aangezien de laserbundel smal is en een kleine divergentie heeft, ontstaat er een hoge energieconcentratieop het punt waar de laser een voorwerp mkt De concentratie van energie is bij sommige lasers zo groot, dat deze in de industrie gebniilrt worden voor het snijden, of lassen van materialen. Lasers met een lager vermogen worden gebruikt in medische vakgebieden. Zo worden in de oogchirurgie lasers gebruikt voor het vastzetten van een losgelaten netvlies aan de achterwand van de oog'wi Voor verschillende toepassingen Ziyi twee typen lasers ontwikkeld. Voor sommige toepassingen is het noodzakeli$ dat de laserstraal slechts een korte tijd aktief is. Dit zijn de zogenaamde pulslasers. Dit type lasers is onderverdeeldin de enkelpulslasers(pulsduur 1 11s tot enkele ms) en de repeterende pulslasers. De repeterende pulslasers zenden met een bepaalde frequentie een puls uit, waarvan de pulsduur konstant is. Het andere type lasers zendt continu een laserstraal uit. Ze worden dan ook continue lasers genoemd.
3.2 Meten met laser-doppler Een toepassing die nog niet genoemd is, is het gebruik van de laser als meetinstrument. Zo worden lasers al enige tijd gebruikt voor afstandsmetingen. Een nieuwere toepassing is het meten van snelheden met lasers. Het meten van snelheden kan gebeuren door tweemaal de afstand te meten in een bekend tijdsinterval Deelt men nu het verschil in afstand door de tijd dan heeft men de gemiddelde sneldheid. Deze methode van snelheidsmeting heeft nogal wat nadelen. Zo is deze methode niet toepasbaar als er meerdere deeltjes voorkomen Meestal zi@de deeltjes in de modellen echter zo klein dat het niet mogelijk is ze met de laserstraal te volgen. Een andere methode van snelheidsmeting, Laser Doppler Anemometrie genaamd, maakt gebruik van het dopplereffekt Dit effekt (genoemd naar Christian Doppler) is het veranderen van de frequentie van een golfverschi@el onder invloed van het snelheidsverschil tussen bron en detector. Het is echter niet mogeli$ om een verandering van frequentie (enkele kHz) direct te detecteren in een laserstraal (honderden GHz). De oorzaak hiervan ligt bij de begrensde bandbreedte van de fotodetektor.
4 Figuur 3. Fringe Model
Door twee identieke laserstralen elkaar in een punt te laten kruisen ontstaat echter een interferentiepatroon (bijlage B). Een deeltje dat door dit patroon, zijnde het meetgebied, beweegt neemt het licht van de laserbaiPideks,meit een frequentie fl waar met een andere frequentie (namelijk fs).
9
10 Deze frequentieverschuivingwordt veroorzaakt door het dopplereffekt Het door het deeltje verstrooide licht, met de frequentie fs, bevat dus ook de dopplerfrequentie. Doordat het verstrooide licht nu op het oppervlak van de fotodetektorinterfereert, ontstaan daar intensiteitsvariaties. Deze variaties zijn lager van frequentie en kunnen wel door de fotodetektorgevolgd worden. Deze variatiefrequentie, de dopplerfrequentie, is rechtevenre(figuur 4). Helaas is de richtingindicatieniet voorhandig met de snelheidscomponent den bij deze meetmethode.
Figuur 4. Vectoren in Laser Doppler hemmehie.
Om toch een richtingsindicatie te verknjgen gebruikt men niet twee identieke laserstralen maar geeft men één IaseIsairaal een kleine f.qwntieverschuivhg (40 MHz bijvoorbeeld). Hierbijmoet er natuwlijk wel opgelet worden dat er geen faseverschil tussen de twee laserstralen optreedt Omdat er nueen frequentieverschil aanwezig is, ontstaat er door interferentie dus ook een intensiteitmariatie. Als nu een deeltje zich door het meetgebied beweegt neemt de variatiefrequentieaf of juist toe, afhankelijk van de snelheidsrichting. Deze meetmethode meet slechts die snelheidscomponent die in het vlak van de laserstralen ligt en loodrecht staat op de fictieve ii@ tussen het meetgebied en de laser. Om meerdere snelheidscomponenten te meten kan men gebruik maken van meerdere laserstralen in andere vlakken die ook snijdenin hetzelfde meetgebied De extra lasers moeten dan wel per paar een andere golflengte (kleur) hebben om de verschillende snelheidscomponentente kunnen detecteren. Het zo meten van snelheid met laserdopplerkan men onderverdelen in twee hoofdgroepen zi@de: de referentiestraalmethodeen de strooilichtmethode.Het grote verschil tussen deze twee is dat bij de referentiestraalmetde de detector in de makste laserstraal geplaatst moet worden. Men detecteert dan de zweving in de referentie (makkere) laserstraal
laser
I lens
lens
Figuur 5. Referentie Straal Methode.
Bij de strooilichtmethodezijn de stralen van geli$e intensiteit en vangt men het, door het deeltje, teruggekaatste c.q. verstrooide licht op. Dit opvangen kan overal gebeuren, maar achter ("forward scatter") en voor ("backward scatter") het model f i & t men de beste resultaten Een bijkomend voordeel van voor het model meten is,dat de detector geïntegreerd kan worden in de laserkop.
11
u
&:Er Figuur 6. Stmoilicht Methode.
Als detector worden of een fotodiode (referentiestraal-methode), of een photomultiplier (strooilichtmethode) gebruikt Waarbij de photomultiplier het voordeel heeft dat deze kan werken met lagere lichtintensiteiten. Het spreekt voor zich, dat de opstellingen waarin gemeten moet worden, op Pgi minst gedeelteli& optisch toegankelis zigL LDA heeft buiten de laserveiligheidsaspektenweinig nadelen Een groot voordeel is dat er geen detectoren in de stroming geplaatst moeten worden. De stroming wordt niet verstoord en men kan ook de stroming meten bij hoge temperaturen (bijv. in verbrandingskamers van motoren).
3.3 Risico's bij het gebruik van laser-meetopstellingen Bijhet gebruik van een laser in een meetopstelling moet met een aantal dingen rekening gehouden worden. Een groot probleem zijn reflecties (bijage C). Bij het aanstralen van een voorwerp is het niet eenvoudig te bepalen waar en hoeveel reflecties ontstaan Bijhet meten met laser-doppler in modellen ontstaan er meerdere lens en spiegel oppervlakken die een aantal reflecties kunnen veroorzaken. Deze oppervlakken ontstaan bij overgangen van materialen met verschillende brekingsindeci Hoewel deze reflecties niet dezelfde intensiteit hebben als de hoofdstraal, bevatten ze, bij de hogere klasse lasers, voldoende energie om blijvende schade te veroorzaken. De schade ontstaat door het omzetten van de geabsorbeerde energie in warmte. Hierdoor kunnen allerlei biologische processen verstoord worden De huid en de ogen zigi de twee organen die direct schade op kunnen lopen bij het gebruik van h e n in meetopstellingen De schade aan het oog kan variëren van kleine verbrandingen, zonder effect op het gezichtsvermogen, tot kookverschijnselen in het glasachtig lichaam, met het mogelis totaal verlies van het oog als gevolg. Ook regelmatige blootstelling aan straling, net onder het schadeli$e niveau kan onomkeerbare gevolgen hebben Het risico van overbestralingen van de huid is zeer reëeL Dit orgaan is zeer makkelis bereikbaar voor laserlicht. Bijhet gebruik van lasers met zichtbaar licht kunnen bij hoge intensiteit verbrandingen ontstaan Bij gebruik van UV-lasers bestaat er de kans op het ontstaan van kankergezwellen, Niet alleen de intensiteit (vermogensdichtheid) van de invallende straal, maar ook de pulsduur, de herhalingstiJid tussen het ~ p t ~ d evan n r n e e ~ ~pulse& k ~ de uitgez~aasieri_ gohlengten, de exposietijd alsook de bundeidiameter U$ -bepalend voor de mate waarin schade optreedt. Om hiervoor een maatstaf te kunnen gebruiken is het begrip W B ingevoerd. Deze afkorting staat voor maximaal toelaatbare blootstelling. Als eenheden voor dit begrip worden gebruikt de energiedichtheid, de vermogensdichtheid of de radiantie. De waarden voor de MTB aan laserstraling liggen onder het niveau waarbij schadelise effecten mogen worden verwacht Deze waarden zijn, voor hetzelfde tigdomein, additief. Bijhet optellen van deze waarden dient er wel een korrektie plaats te vinden naar spectrale invloed. De waarden van continu- en puk-lasers mogen niet op deze manier gesuperponeerd worden De MTB voor het oog en de huid verschillen nogal
Bij de MTB voor het oog dient men met een aantal factoren rekening te houden. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen blootstelling "in de bundel" en blootstelling aan een "uitgebreide bron" (bijlagen D4 en D5). Onder dit laatste vallen bijvoorbeeld blootstelling aan laserdiodes en diffuse reflectie, mits de gezichtshoek groter is dan de minimale apertuurhoek (bijlage Dl). Is de gezichtshoek kleiner, dan gelden hiervoor ook de waarden voor blootstellingin de bundel. Bij pulslasers geldt de worst case benadering voor de enkele puls en voor de duur van de pulstijd. E r is één uitzondering op de gehanteerde tabellen (bijlagen El en E2). Dit is laserlicht bij een golflengte van 1,5 um en een kortere exposietijd dan 1 us. In dit geval mogen de waarden in de tabellen verhoogd worden met een factor 100. De MTB-waarden voor de huid zijn eenvoudig af te lezen uit een tabei (bijiage E4). De waarden vormen een worst case benadering gebaseerd op de huidige bekende gegevens. Een risico wat nog niet genoemd is, heeft betrekking op de hoogspanning van de laservoedingen. Deze hoogspanning is nodig om voldoende energie in het lasermedium te krijgen. Deze hoogspanning wordt meestal opgewekt in een losse kast en dan via een kabel naar de laser geleid. Een slechte kabel of een foute aansluitingin een kast is geen ondenkbare situatie. Daarom moet het gevaar van elektrokutie niet onderschat worden bij het gebruik van onbekende (ongeteste) apparatuur. 3.4 Klassificeringvan lasers naar vermogen en golflengte Om nu de risico's bij het lasergebruik te minimaliseren is het nodig dat er een aantal veiligheidsmaatregelenin acht genomen worden. Deze maatregelen moeten echter niet onnodig uitgebreid zijn omdat ze anders het werken met de laseropstellingenbelemmeren. Een praktisch goed hanteerbare en internationaal steeds gebruikelijkere benaderingsmethodiek is, de lasers en lasersystemen op basis van hun technische en fysische eigenschappen in te delen in risico-klassen. De hierbij gebruikte indeling is opgesteld door de wereld-gezondheidsorganisatieWHO. Bij het indelen van de lasers in klassen wordt uitgegaan van het maximum vermogen wat vrij kan komen. Maakt een laser gebruik van meerdere golflengten of intensiteitendan moet altijd de worst case indeling gebruikt worden voor de klassebepaling. Het is echter wel mogelijk dat een lasersysteem ingedeeld wordt in een lagere klasse dan de in dat systeem toegepaste laser. Dit is het geval wanneer het lasersysteemvoldoet, door middel van automatisch werkende technische voorzieningen, aan de normen gesteld voor de betreffende lagere klasse. De indeling beslaat alle typen lasers en herbergt vier klassen.
- Klasse I :Vrijgestelde lasers en lasersystemen. Lasers die zelfs bij het ongunstigste gebruik geen stralingsschadekunnen veroorzaken. De drempelwaarde wordt gevormd door de waarde van Po (het gemiddeld vermogen). Deze wordt berekend volgens: = MTB [W*m-2]
* apertuur [mm2] uitgedrukt in Watt.
- Klasse I1 :Laag-vermogen zichtbare lasers en lasersystemen. Lasers die, hoewel niet echt onschadelijk, een voldoende laag vermogen hebben en zivhtbzzr Kcht eitwe3den. Het uittredend vernegen vm deze lases is gr^fer dan p m aar o ":Y kleiner dan 1 mWatt. Bij pulslasers mag het gemiddeld uittredend vermogen groter zijn dan Y maar gedurende een exposietijd van 0.25 s moei het uittredend vermogen Heiner zijn 0' --dan Po.
-
--
12
13
- Klasse IE Midden-vermogen lasers en lasersystemen
Lasers waarvan de directe bundel wel schade veroorzaakt, maar een diffuse reflectie hebben die niet schadeli$ is voor het oog. Hieronder vallen IR en W lasers die een uittredend vermogen hebben dat groter is dan P ,maar met een gemiddeld vermogen kleiner dan 0,5 Watt voor een periode groter dag 0,25 s. Voor continue lasers die zichtbaar licht uitzenden moet het uittredend vermogen P liggen tussen 1 mWatt en 0,5 Watt Voor pulslasers echter mag het uittredend vermogen &et groter U@dan 0,5 Watt ongeacht de tijdsduur. Lasers die in deze klasse vallen maar een uitgangsvermogen hebben lager dan 5 mWatt en de MTB waarden niet te boven gaan, behoren tot de subklasse IIIa.
- Klasse IV :Hoog-vermogen lasers en lasersystemen
Lasers die, zelfs via diffuse reflecties, oogletsel kunnen veroorzaken Bovendien die lasers die in een directe bundel verbrandingen van de huid of brand kunnen veroorzaken In deze klasse vallen UV lasers die meer da30,5 W2tt genereren voor tijden groter dan 0,25 s, of een exposie genereren groter dan 1 O [J*m- ] voor tijden kleiner dan 0,25 s. Voor lasers met golflengten in het zichtbare licht of het IR gebied geldt bi@ hetzelfde. De extra toevoeging is dat als de diffuse reflectie van de straling schade kan veroorzaken de laser in deze klasse valt De laser-doppler opstellingen die al enige tijd in gebruik ziyi, zijn Helium-Neon lasers (rode laserbundel) met een vermogen tot 1 O mWatt De laseropstellingen vallen in klasse DI,Sommigen behoren niet tot de subklasse Eb,omdat het maximale vermogen te hoog is. Deze laseropstellingen maken bij het meten gebruik van de referentiestraal methode. De nieuwe meetopstelling maakt gebruik van de strooilichtmethode. Deze methode heeft veel meer vermogen nodig om succesvol te kunnen meten Het teruggekaatste licht moet nameli$ een zodanig hoge intensiteit hebben dat het gedetecteerd kan worden door de photomultiplier. De gebruikte laser in de opstelling is een Argon laser (lichtblauwe laserbundel) met een vermogen van 750 mWatt Dit is een klasse IV laser. De laserstraal wordt echter gesplitst in 6 stralen die per paar in frequentie verschillen Zo ontstaan de straalparen voor meerdimensionaal meten Omdat het vermogen verdeeld wordt over 6 stralen, en omdat er na deling slechts 300 mWatt aan vermogen overblijft, valt de meetopstelling nog in de klasse I l l Hierbij moet wel de primaire laserbundel volledig afgeschermd worden door het "safety cover". Dit "safety cover" wordt geplaatst tussen de laser en de optiek Aangezien de veiligheidsmaatregelen nog niet aangepast z i h is deze opstelling nog niet in gebruik genomen 3.5 Veiligheidsmaatregelen bij gebruik van lasers
Veiligheidsmaatregelen moeten erop gericht zijn bij het werken met lasers de kans op blootstelling aan laserstraling en aan de andere daaraan verbonden risico's te beperken tot een aanvaardbaar niveau, een en ander met zo gering mogelijke belemmering van het wetenschappelijk onderzoek, Onnodige blootstelling aan laserstraling dient bij dit werk achterwege te blijven Het risico-niveau dient, bij lasergebruik, zodanig laag te zijn als redeli$erwi$ haalbaar is voor de betreffende toepassing. Het voorstel tot bestelling van een laser dient ter advisering te worden voorgelegd aan het hmfd Y2Z de Srnhgv Resshemhgs DiSPSt val de W E . Het h-PI? 2fYnereZvan een h e r dient eveneens te worden gemeld bij de Stralings Beschermings Dienst Een ieder die met een laser ~ ~ e r kmoet t t V~isioe~de op de hoogte ~$van de risico' s die aan clat werk verbonden zi@Waar in de tekst gesproken wordt van een laser, wordt geen verschil gemaakt met lasersystemen, tenzij een onderscheid specifiek vermeld wordt. Klasse Ilasers moeten, evenals de andere klassen, voorzien U$ van informatie betreffende het type laser en de risicoklasse. Overige veiligheidsmaatregelen zijn bij deze klasse overbodig en hinderE$ omdat deze klasse lasers toch geen schade kan veroorzaken
Laseropstellingen van klasse II of hoger moeten voorzien zijn van waarschuwingstekens (bijage Fl,figuur 1). Bovendien is het gebruik hiervan alleen toegestaan na goedkeuring door de beheerder. Een maatregel die zeker moet gelden voor de hogere klassen Wanneer inherent aan het doel van het gebruik van de laser wel in de bundel moet worden gekeken, zal de minimumafstand moeten worden bepaald waarbuiten dit is toegestaan Hierbij geldt dat buiten de minimumEMfstand het exposieniveau (ruim) beneden de geldende MTBwaarden moet liggen.
In een ruimte waarin een klasse III of N laser opgesteld staat, moeten bij de toegangsdeuren tot deze ruimte waarschuwings-borden worden gepiaatst @ijiage FL, figuur %j.MieIn bij een klasse IJl opstelling het laserpad niet volledig van het gezicht is afgeschermd en de laser in werking of gereed tot werken is, hebben slechts de betrokken laserwerkers toegang tot de ruimte. Is de laserruimte niet een afgesloten ruimte, dan dient een gebied te worden afgezet, waarbij de waarschuwingsborden worden geplaatst De laser moet voorzien zijn van een sleutelschakelaar, waarvan de sleutel verwijdert kan worden Tevens moet er bij een in werking zijnde laservoeding een waarschuwingslamp branden om aan te geven dat de hoogspanning is ingeschakeld De baan van de laserbundel dient zo mogelijk ruim boven of onder de ooghoogte gehouden te worden De laser dient gefixeerd te worden opgesteld zodat verzekerd is dat de primaire bundel een vaste baan volgt De primaire laserbundel dient in de opstelling zoveel mogefijk voor het oog te worden afgeschermd. Aan het eind van de primaire of secundaire bundels dienen zo mogelijk bundelvangers te worden opgesteld. Het gebruik van reflecterende oppervlakken in de omgeving van de laserbundelbaan moet worden vermeden, evenals het werken waarbij het oog dicht bij de bundel komt Wanneer ondanks de technische voorzieningen en/of maatregelen kans bli$t bestaan op blootstellingen boven MTB-niveau, dient gebruik gemaakt te worden van de juiste oogbeschermingsmiddelen Wanneer het omwille van de toepassing toch nodig is dat de directe bundel bekeken moet kunnen worden met behulp van optische instrumenten, dan moet de opstelling zodanig met interlocks of filters zijn uitgerust dat blootstelling boven MTB-niveau wordt voorkomen Voor de hoogvermogen lasers, in klasse IV,gelden in principe dezelfde maatregelen als bij klasse III lasers. De maatregelen U$ voor klasse N lasers nog iets uitgebreider. Zo moet de ruimte waarin de laser wordt gebruikt stralingsdicht en brandveilig zijn. Bovendien moet niet alleen een waarschuwingsbord bij de ingang tot de ruimte aanwezig Uh maar ook een lichtbak De tekst "laser in werking, geen toegang" dient verlicht te zijn als de laser in werking is. Alleen de laserwerkers hebben dan nog toegang tot de ruimte, die in geval van nood snel toegankelijk moet zijn Is het laserbundelpad niet volledig afgeschermd, dan dient de toegang tot de ruimte zodanig (automatisch) bewaakt te zijn dat onbevoegden geen toegang hebben tot de ruimte. In de directe omgeving van de laser dient een iijst aanwezig te zigi waarop alle betrokken laserwerkers zigi vermeld. Voorafgaand aan het inschakelen van een laser moet een zichtbaar of hoorbaar waarschuwingssignaal worden gegeven, of een verbale aftelprocedure worden gevolgd. Het inschakelen van de laser dient automatisch gekoppeld te zijn aan het zichtbaar worden van de tekst op de lichtbakken bij de ingangen In geval van nood moet de laser met een eenvoudige handeling direct uitschakelbaar zih Wanneer het laserbundelpad niet volledig is afgeschermd, dienen automatische beveiligingen ingebouwd te Ugi waardoor ongewenste blootstellingen worden voorkomen Vnnr niil y u s s ~ ! c s& a t de ?xxeiEgig z ~ & x i gte A@ &it h gevd mn nmd de vQeUllgs-spanning wegvalt of dat de bundel op veilige wijze wordt onderbroken met de sluiters. veiEghei&sc:mkehgea dienen bij dit type h e r s zodanig te zi@uitgevoerd dat de voedingspanning nadat deze is uitgeschakeld niet automatisch kan inkomen, maar met de hand moet worden ingeschakeld.
14
15 Voor gesloten systemen gelden iets andere veiligheidsmaatregelen. Het omhulsel van de opstelling moet de uittredende straling beperken tot onder de maximum toelaatbare waarde voor de klasse van de gebruikte laser. De hogere stralingsniveau' s in het inwendige van de opstelling mogen niet toegankelijk zijn of worden. Minimaal twee veiligheidsschakelingen moeten aanwezig zijn op elk deel van de beschermende omhulling dat bij normaal gebruik of reparatie kan worden verwijderd. Geen enkele storing in een redundante component van de veiligheidsschakeling mag de veilige werking van de totale schakeling kunnen opheffen Eventuele kijkvensters in de beschermende omhulling van een systeem moeten zodanig zijn uitgevoerd dat het mogelijk uittredende stralingsniveau beperkt blijft tot de bovengrens V ~ I de I ktïeffencle ïisicû-'&sse. Venklittgen mn en ioepasshgen van gesloten h e r systemen weike ten deie of geiieei zi@ontdaan van beschermende omhuiiing of van de veiligheidsschakehgen, zijn slechts toegestaan met inachtneming van alle voorschriften welke gelden voor de risico-klasse waarin de betreffende laser of lasersysteem in de ontmantelde vorm is ingedeeld. Lasers met een onzichtbare laserstraling vragen extra aandacht Bijlasers met deze golflengten werkt de oogreflex niet en is een lagere MTB van toepassing. Aan het eind van de bundel van IR- lasers moet een bundelstop met hoog absorberende werking voor infrarood worden opgesteld. Bijklasse N lasers moet deze stop tevens brandveilig ziyl De kwaliteit van de bundelstops moet regelmatig gecontroleerd worden, omdat die door gebruik achteruit kan gaan. Gebieden waarin reflecties van infrarood lasers van de risicoklassen III en N kunnen optreden, dienen met absorberende materialen te Ujn afgeschermd. In het geval van klasse N lasers dient deze afscherming, net als de bundelstops, brandbestendig te Wgi. Blootstelling aan UV-straling dient te worden beperkt tot minder dan WB-niveau, door gebruik van de juiste afschermingsmaterialen Wanneer vorming van ozon en/of nitreuze dampen mogelijk is, dient de luchtverversing in de ruimte voldoende te zijn aangepast, zodat er geen schadeli$e concentraties kunnen optredent Werkzaamheden aan in werking zijnde lasers, tijdens ontwikkeling, onderhoud of reparatie, zijn slechts toegestaan met inachtneming van alle veiligheidsmaatregelen, welke gelden voor de risico-klasse waarin de betreffende laser in de dan geldende toestand is ingedeeld. Werkzaamheden waardoor stralingsfysische eigenschappen van lasers veranderen of kunnen veranderen, maken een herziening van de klasse-indeling noodzakelijk. Ten behoeve van ontwikkeling van laserapparatuur kan door het hoofd van de SBD ontheffing worden verleend van geldende veiligheidsvoorschriften.
3.6 Richtlijnen in verband met hoogspanningsgevaar
Bijhet werken met,maar vooral bij het werken aan hserapparatuur, heeft men behalve met de stralingsrisico's te maken met het hoogspanningsgevaar. Het persooa$ letsel tengevolge van ongevallen met laserstraling beperkt zich, hoewel op zich ernstig genoeg, tot de ogen en de huid. Daarentegen kunnen de gevolgen van ongevallen met hoogspanning dodelijk Ugi. Op de TUE gelden, behalve de normale voorschriften voor werken met hoogspanning, ook nog richtliyien die zijn opgesteld door specialisten in de laserveiligheid van het "Army Environmental Hygiene Agency" te Maryland USA. Algemene richtlijnen voor het werken met hoogspanning zi@ - Eet niet drâgeii vm ïhgeï~,metûhìhûrkgebarid$s of aridere ïììetdeii vûûr?vIeiApen, - Indien mogelijk slechts één hand gebruiken bij het werken aan een cixcuit of met een controle apparaat - Werk nooit met elektrische apparaten als lichaamsdelen of de ondergrond nat zigi. - In het geval van hoogspanning dienen alle vloeren als geleidende aardleiding beschouwd te worden, tenzij de vloer bedekt is met goed onderhouden droge rubber matten die geschikt U@als elektrische isolatie.
16
- Zorg ervoor dat het personeel op de hoogte is van nood-procedures waarbij de nadruk gelegd moet worden op de gevaren van elektrokutie. Kort samengevat luiden deze: - Schakel de elektriciteit uit Verwijder het slachtoffer met een isolator van het elektrisch circuit - Begin onmiddefijk met "mond op mond beademing". - Laat iemand de nooddienst waarschuwen
-
Voorzorgsmaatregelen bij hoogvermogen lasers: - Zorg voor apparaten die een te hoge stroom bij het optreden van een foutconditie beperken - Zorg voor noodschakelaars die de stroom onmiddellijk kunnen onderbreken - Zorg voor een afscherming van elektrische componenten, die direct kontakt onmogelig maakt Elk verwijderbaar onderdeel van deze afscherming dient, door minimaal twee schakelaars, beveiligt te Ujn, - Deze afscherming moet geaard Zigi en de schakelaars moeten worden opgenomen in het interlock-circuit van de laser. - Voorkom branden door in de buurt van hoogvermogen condensatoren geen brandbare materialen te gebruiken. - Wacht, indien mogelih 24 uur voor het werken aan circuits met hoogvermogen condensatoren en sluit ze kort met een metalen strip tijdens de werkzaamheden. - Zorg voor een betrouwbare aarding en interlocking. - Zorg voor waarschuwingsborden of lampen om aan te geven wanneer de hoogspanningsvoeding in werking is.
17
HOOFDSTUK 4. VERWERKING VAN DE MEETRESULTATEN 4.1 Gebruik van computersystemen Bijhet meten met laser-doppler wordt gekeken naar een beweging als funktie van de tijd. Aangezien het meetgebied zeer klein is, worden er vaak hele gebieden van een model “gescand”. Dit levert dan een reeks punten op waartussen geïnterpoleerd kan worden Dit hele proces vraagt om een snelle verwerking (het meten van de reflecties in één punt) aLa6de de mogellijlcheid tot het verwerken van een grote hopvppL?pi(’ gpgpvpnc. V D Q&t~ werk is het gebruk van een computer dus onontbeerC& Meestal wordt voor dit werk een p e r s 0 ~ computer 1 gebruikt De gebruiker zit dus langere tijd naar het beeldscherm te ki$en en manipuleert de gegevens met behulp van een muis of toetsenbord, Aangezien een PC nogal wat warmte produceert in een gesloten kast, worden de elektrische circuits vaak gekoeld met lucht Hiervoor is in de voeding van de PC een ventilator opgenomen 4.2 Problemen bij het langdurig werken aan computers Het langdurig werken met computers levert nogal wat klachten op. Het geluidsniveau in een ruimte waar computers staan kan, door de ventilatoren, nogal oplopen De Arbowet adviseert dit niveau onder de 45 dB(A) te houden Door de computers met luchtkoeling loopt wel de temperatuur in de werkruimtes op. Deze temperatuurstijging, een computer produceert tussen de 1 O0 (nieuwere types) en 300 (oudere types) Watt aan warmte, moet wel beperkt worden Bijeen te hoge temperatuur ontstaat al snel irritatie en vennindert de werklust van de computergebruiker. Het beeldscherm is wel het onderdeel van een computersysteem dat de meeste problemen veroorzaaht. Deze problemen worden veroorzaakt door zowel de hardware ais de software. De hardware problemen zi@ onder te verdelen in drie categorieën De eerste wordt gevormd door een hoge toon, opgewekt door het hoogspanningsgedeelte van de monitor. Deze wordt bij overschrijding van het 45 dB(A) niveau ais irritant ervaren Het geluid heeft een frequentie tussen de 15 en de 30 kHz. Helaas komt het nog regelmatig voor dat monitoren makkeli$ een geluidsniveau halen van 50 dB(A) in dit frequentiegebied. Een ander probleem is de straling die uitgezonden wordt Deze straling beslaat het brede spectrum van ioniserende straling tot en met radiogolven Gelukkig heeft de straling een dusdanig laag niveau dat de wetteli& gestelde eisen niet benaderd worden De invloed van elektromagnetische velden, die ook door monitoren geproduceerd worden, op het menselijk lichaam is echter nog niet duideli$ vast te stellen De nieuwere plasma en liquid crista1 beeldschermen zenden geen meetbare straling uit en produceren ook geen storende toon Het derde probleem dat veroorzaakt wordt door beeldschermen, is vaak een kwestie van instelling. Zo is het belangrijk dat de scherpte van het beeld goed is. De instellingen voor contrast en helderheid worden door de gebruikers vaak niet goed gebruikt De intensiteit wordt vaak te hoog of te laag ingesteld. Om dan toch het onderscheid met de donkere kleuren te behouden wordt ook het contrast verkeerd ingesteld. Gelukkig leidt dit alleen maar tot het sneller vermoeid raken van de gebruiker en niet tot oogklachten De problemen die door de software worden veroorzaakt hebben te maken met de indeling van het ‘beeidschem Zo kunnen verkeerde irieurinsteiiingen CUciite tekst en donkere achtergrond) al snel tot vermoeidheid leiden Ook een rustig beeld is belang.ri3r, om de spieren die de oogtsol stabiel ko-udens. niet ie overbeiasteen. Voorbijspringende teksten en figuren zijn toch niet erg duideli& waar te nemen, en kunnen dus beter niet op het beeldscherm geprojecteerd worden
18
4.3 Ergonomische inrichting van de werkomgeving. Inzicht vanuit het bedrijf is een absolute vereiste voor het inrichten van de werkplek. Maar niet alle verantwoordelijkheidligt bij de werkgever. Allereerst moet de werkgever zorgen voor een afwisselende taakinhoud. Deze afwisseling moet zeker een verandering van werkhouding inhouden. Tevens is regelmatig samenwerken met andere collega’s een noodzaak om het sociale welzijn van de werknemer te garanderen. Het tempo van het werk moet niet afgedwongen worden door de software, maar moet door de gebruiker zelf bepaald kunnen worden. Na twee uur werken achter een beeidschem is een pauze noodzakeiijk. indien men nog ianger dosi- wii werken is het aan te raden regelmatig naar andere voorwerpen te kijken die zich op verschillende afstanden bevinden. Het is aan te bevelen dan steeds sneller te wisselen tussen voorwerpen die zich dichtbij bevinden en verder verwijdert zijn. Hierdoor wordt vermeden dat het oog oververmoeid raakt door concentratie op één voorwerp. Het beeldscherm kan het beste loodrecht op het raam worden opgesteld en liefst zo ver mogelijk daar vandaan. Bevindt zich achter het beeldscherm een wand, dan is het gewenst dat deze een donker, niet glanzend oppervlak heeft. Dit geldt ook voor het onderliggende bureaublad. Om reflecties in het beeldscherm te vermijden, is het aan te raden dat de monitor gekanteld en gedraaid kan worden. Een goed ontspiegeld scherm maakt het werken een stuk prettiger. De instelling van een beeldscherm moet goed gebeuren om vermoeidheid zoveel mogelijk tegen te gaan. Indien in een programma de kleuren aangepast kunnen worden, is het aan te bevelen dit zodanig te doen dat men kijkt naar donkere (nietgekleurde) letters tegen een lichte achtergrond. De ideale kijkafstandvarieert van 50 tot 75 centimeter. Bovendienis het beter dat de monitor iets onder de ooghoogte staat om de nekspieren niet te zeer te belasten. Het toetsenbord moet zodanig te plaatsen zijn dat de polsen recht blijven en de onderarmen geheel of gedeeltelijk ondersteund worden. Het toetsenbord moet naar achteren iets oplopen. Om het schuiven tegen te gaan moet de onderkant van het toetsenbord een goede grip hebben op de ondergrond. Om een goede plaatsing mogelijk te maken is het handig als het toetsenbord los van de monitor te verplaatsen is. De stoel moet gemakkelijk kunnen worden aangepast aan het lichaam van de gebruiker. dit houdt in dat de hoogte traploos instelbaar moet zijn. Tevens moet de rugleuning (bij voorkeur een hoge) in hoogte en naar achteren verstelbaar zijn. Om een goede stabiliteit te garanderen moet de stoel voolzien zijn van 5 poten. Deze dienen bij wisselende werkzaamheden voorzien te zijn van wielen. Het bureaublad mag samen met het toetsenbord niet dikker zijn dan 8 cm. De hoogte van het blad moet verstelbaar zijn. De hoogte kan pas ingesteld worden na het aannemen van de korrekte zithouding. Hierbij staan de voeten op de grond, zit men niet te ver naar voren of achteren op de stoel en is men ontspannen. Indien het tafelblad niet in hoogte verstelbaar is, moet men de stoelhoogte zodanig instellen dat de onderarmen in een horizontale positie verkeren bij het werken. Als de voeten in dat geval het kontakt met de vloer verliezen moet gebruik gemaakt worden van een voetensteun. Het is aan te bevelen om voor voldoende ruimte op de tafel te zorgen voor het werken met aantekeningen en documentatie. De aan te bevelen lichtsterkte in kantoren bedraagt 250 tot 500 Lux. Indien er vensters in de ruimte aanwezig zijn mag het zonlicht niet direct invallen, maar moet geregeld kunnen worden met behulp van zonneschermen (liefst met verticale lamellen) of opengewerkte gQrdii2e2. J Eet !i&t \%I? !ichtumuture9 meet !eedrecht nôôr hel?eden vô!!en. Dit sffeh kôn gerealiseerd worden door afscherming of door het gebruik van spiegelroosters. De ideale temperatnur voor een kantoorruimte ~cfi~mmelt zo tussen de i 9 en 23 graden UISIUS, Waarbij de relatieve luchtvochtigheid tussen de 50 en 70 procent moet liggen. In verband met de tocht dient de windsnelheid kleiner te zijn dan 10 cm per seconde. Deze voorzieningen zijn te treffen door de werkgever. Zonder de medewerking van de gebruikervan de computer in een ergonomisch goed ingerichte kantoorruimte, wordt alles teniet gedaan. Zo moet men een juiste zithouding aannemen. Ook de juiste instelling van het beeldscherm is een vereiste. Het aanpassen van een oude, of het ontwerpen van een nieuwe werkplaats kan het beste gebeuren in overleg tussen werkgever en gebruiker. De gebruiker moet veilig kunnen werken, maar dit ook willen. Dit vraagt een juiste mentaliteit van de gebruiker. -
1
.
19
HOOFDSTUK 5. AANBEVELINGEN VOOR DE
LASER-DOPPLER OPSTELLING In de voorgaande hoofdstukken zijn de geldende richtlijnen met betrekking tot het gebruik van laser-doppler meetopstellingen en lasers in het algemeen even aangestipt. De nu volgende aanbevelingen voor het inrichtenvan de werkplek hebben betrekking op de door de vakgroep WFW aangeschaftelaser-doppler-meetopstellingvan Dantec met een maximztd vermogen van 750 niWatt. Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op een kort onderzoek ,,,:l:rrh,:~nmnntr~rrnlnn Lat I l L l d L V G111~11G1w111aaL1c.ejc.1~11, c.11 11uc -mA.-
1-
tn
au11 LU
r,,rlnnAm vrAl\,-
1uuull
UIAL
v
VUL
mp~p+&llppr&rp,,i+xI,pr~inmen
~ u u u ~ . u ~ ~ ~ u UICII u ~W uL u R I I~ L ~u UIL
kontakt op te nemen met het Bureau Veiligheid en Milieu (gebouw E-hoog, kamer 6.08) of de Straling Beschermings Dienst (gebouw Athene). Hoewel de laser in klasse IV valt, is het vermogen van de primaire bundel niet hoog genoeg om brandgevaarlijk te worden geacht. Zo zijn ook sommige maatregelen die bedoeld zijn voor Klasse IV lasers met veel vermogen (industriële snij- of pulslasers) alleen maar hinderlijk bij het werken met deze laser-doppler meetopstelling. De laser-doppler opstelling bestaat uit een laser waarvoor een transmitter is gemonteerd. De bundel vanuit de laser, wordt afgeschermd door een huls gemonteerd tussen de transmitter en de laser. De transmitter splitst de laserbundel in zes stralen. Deze stralen worden door middel van glasvezelverbindingennaar probes geleid. Vanuit de probe(s) gaan de laserstralen naar een model van plexiglas. Dit is bij een afgeregelde opstelling het enige punt waar de laserstralennaar buiten treden. Tijdens het afregelen van de opstelling zijn de laserbundel en laserstralen echter vrij toegankelijk. Daarom is het aan te raden dat het afregelen alleen gebeurt door een selecte, opgeleide groep mensen die op de hoogte is van de risico's en veiligheidsmaatregelen.Dit voorkomt tevens ernstige schade aan apparatuur en personen en het bevordert de betrouwbaarheid en levensduur van de meetapparatuur. Door het instralen op modellen die doorzichtig zijn ontstaan reflecties die door de vormen van en in het plexiglas tijdens de voorbereiding moeilijk te bepalen zijn. Hierdoor is het Plaatsenvan schermen om alle reflecties op te vangen, vrijwel onmogelijk. De ruimte waarin de laser-probe wordt gebruikt moet daarom optisch worden afgesloten. Buiten deze ruimte dienen de vereiste waarschuwingsborden te worden gemonteerd. Het is aan te raden een lichtbak, met de tekst "laser in werking, geen toegang", op te stellen bij de ingang. Deze tekst dient verlicht te zijn als de laser geactiveerd is. De laser-probe wordt bewogen om een gebied te kunnen scannen. Het bewegen van de probe gebeurt door een traverseerinrichtingdie gestuurd wordt door een computer. De kans op een ongecontroleerdebeweging van de directe bundel is daarom vrij klein. De reflecties daarentegen, zijn niet controleerbaar.Daarom is het aan te raden om, bij het traverseren van de probe, de laserruimte te verlaten. Indien het toch nodig is dat er personeel aanwezig is bij het model, dan dienen deze personen een veiligheidsbril te dragen. Deze veiligheidsbril moet voor de gebruikte golflengten toepasbaar zijn. Dit wil zeggen dat de stralingsabsorberende stof werkzaam moet zijn in het gebruikte golflengtegebied.Bovendien dient de bril regelmatig gecontroleerd te worden. De opstellingenmet de modellen worden vanwege de werkbaarheid meestal op tafels geplaatst. De reflecties liggen op dan ooghoogte voor zittende mensen. Daarom kan de computer waarin de meetresultaten worden opgeslagen beter buiten de laserruimte worden opgesteld. Hierbij moet het mogelijk zijn om de toegang tot de laserruimte in het oog te houden. De beheerder vztz de !aseropste!!hg dient een lijst bij te houden van personen, die met de laser werken. Tevens dient er een uittekenlijst bijgehouden te worden voor de sIeute1 van de laservoeding. De zorg voor de veiligheid, bij het werken met de laser, ligt in eerste instantie bij de lasenverker. De beheerder bepaalt echter of een persoon toegelaten kan worden als lasenverker. Hiervoor dient de aanvrager voldoende op de hoogte te zijn van de veiligheidsmaatregelenbetreffende, en de risico's van, lasergebruik. Is dit niet het geval, dan draagt de beheerder zorg voor de opleiding. Reparatiesaan de laser mogen alleen door geschoold personeel uitgevoerd worden. In de normale toestand voldoet de behuizing van de laser en de voeding aan alle veiligheidsnormen betreffende hoogspanningsgebruik.
20
SLOT De nieuwe laseropstelling in het laboratorium voor biomechanica is nog niet in gebruik. Zodoende is er de mogelijkheid om de benodigde veiligheidsmaatregelenvolledig te implementeren. Gelukkig heerst er een enthousiasme onder de werknemers in dit laboratorium om deze maatregelen inderdaad toe te passen. Bijhet ergonomisch inrichten van werkplaatsen rondom computers ontbreekt er nog het een en ander. Zo is er ten eerste de huissti$ Deze houdt in dat de wanden van de laboratoriumruimteswit U+@Dit zorgt voor een scherp contrast met het beeldscherm. De bureaus zi@ eveneens voorzien van een wit blad. Dit blad is niet in hoogte verstelbaar. De stoelen zijn wel comfortabel, maar niet in hoogte verstelbaar. Ook de rugleunhg is niet aan te passen aan de persoofi$e wensen. De monitoren zijn strahgsarm, goed instelbaar en kunnen gedraaid en gekanteld worden. De toetsenborden voldoen ook aan de richtlijnen. De ventilatoren z i h evenals de monitoren, geluidsarm. Bij de gebruikte software is het over het algemeen mogelijk de kleuren aan te passen. Een aantal software pakketten maakt al gebruik van de juiste polariteit van het beeldscherm. Bij de pakketten waar de lichte letters als defaultwaarde gebruikt worden, veranderen de werknemers meestal deze instelling Net De reden hiervan is tweeledig. Door het gebruik van veel verschillende softwarepakletten is men vaak niet op de hoogte hoe men de kleuren kan veranderen. Bovendienis men vaak niet op de hoogte van de voordelen die een juiste beeldpolariteit biedt Er is muziek aanwezig in de werkruimte. Dit kan,in tegenstelling tot mijn persoon, als storend worden ervaren. De sociale omgang en betrokkenheid is zeer goed, wat het werken zeker veraangenaamd.
21
LITERATUUROPGAVE Nederhoed, P., Helder Rapporteren; een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota 's, en artikelen in wetenschap en techniek, 3e druk, Deventer, 1988. Wijk van Brievingh, RP.van, Medische Technologie,1979,5e druk, Delft, 1988 (Interne publikatie van de Delftse Universitaire Pers). Y nJ -l.U .n G a,
RU. S.&, $%&%% &ek
1
%'ande ??&&ar 2, umchc 076
[oorspronkeE$e titek The Penguin Book of the Physical World, uitgegeven door Penguin
Books Ltd, Harmondsworth, 19761.
Braak, LH.,AA.van Steenheovenen M. Verduin, Dictaat Experimentele Mechanica, Vakgroep Fundamentele Werktuigkunde, Afdeling Werktuigbouwkunde, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, 21 april 1986 (Dictaatnummer 4579). Dwst, Franz, Combined Measurements of Particle Velocities,Size Distributions, and Concentrations, atrikel in Journal of muids Engineering VOL 1 04, September 1982.
55X MODULAR LDA OPlïCS - Instruction Manual, uitgave van DISA Information
Department Scientific Research Equipment Division, Skovlunde, Denemarken, maart 1981. Sleen, W.R van, Laserveiligheid, Drenthe, zj (Wem veiligheidsverslag HDDrenthe).
Syllabus laserveiligheid, uitgave van het Bweaai Veiligheid en Milieu, Technische Universiteit Einhoven, Eindhoven, zj Ergonomie, uitgave van de BedrijEsgezondheidsdienst en het Bureau Veiligheid en Milieu van de Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, maart 1988. Werken met beeldscheimen, uitgave van de Arbeidsinspectie, zpE, zj
22
BIJLAGEN Bijlage A Schema VeiligheidsorganisatieTechnische UniversiteitEindhoven Bijlage B Wiskundige benadering van her-Doppler Anemometrie Bijlage C Voorbeelden van blootstelling -'J"D''Riiineen
l3 Grafieken ----------
D1 Beperkende apertuurhoek als funktie van de exposietijd D2 MTB voor het oog voor enkelvoudige blootstelling "in de bundel" D3 MTB voor blootstelling "in de bundel'' als funktie van exposieduw en golflengte D4 KorrektiefactorCA,als funktie van de golflengte D5 KorrektiefactorC en korrektie term T1 als funktie van de golflengte D6 MTB voor enkelv8udige blootstelling aan "uitgebreide bron" als funktie van de exposietijd D7 MTB voor blootstelling aan "uitgebreide bron" als funktie van de golflengte en exposietijd Bijlagen E Tabellen Maximaal Toelaatbare Blootstelling El MTB voor het oog aan de directe laserbundel E2 MTB voor het oog aan diffuse reflecties van een laserbundel en uitgebreide bron E3 Maximale waarde van opvallende energie welke bij diffuse reflecties geen gevaarfi$e situatie oplevert E4 MTB voor de huid aan de directe laserbundel E5 Grenswaarden ten behoeve van de indeling in risicoklassen voor continue lasers Bijlagen F Waarschuwingsborden Fl Algemene waarschuwingsborden F2 Waarschuwingsbordennaar klasseindeling Bijlage G Overzicht van veiligheidsmaatregelen Bijlage H Overzicht van voorzieningen aan laserapparatuur
23
Bijlage A Veiligheidsorganisatie Technische Universiteit Eindhoven Schema Veiligheidsorganisatie TUE "Beheerseenheden"
"Specialisten"
i
1A
~~
1
Bedijfsbrandweer
ORGANISATIE D G U L UGllGGDP,
IDienst ,
l
Taken-pakket
Overheidsinstanties op veiligheidsgebied
/
1
I
I
Voorgeschreven
Werkgroepen c.q. externe adviseurs
V = veiligheidszorg, welke besloten ligt in de normale afdelingstaak (kan per afdeling i.v.m. specifieke taak van de afdeling verschillen). = Taakonderdelen waarvoor de leiding van de organisaties samenwerkening met "specialisten" heeft voorgeschreven - = delegatie van verantwoordelijkheid - .-- = coördimtie VIZ zctiviteiten
Bijlage B.Wiskundige benadering van Laser Doppler Anemometrie Volgens de Doppler theorie neemt een waarnemer de bewegende lichtbron waar met een frequentievan : Wc)
f=fo.(l-
L de snelheid van de bron en c de lichtsnelheid in vacuüm. Een deeltje dat zich Hierbij is J Ci^m het meetgebied heweegt? neemt het licht van laser 1 waar met : f
= f .(1-G1.
Wc)
Pl 0 Het licht dat verstrooid wordt door dit deeltje volgens de vector e3 heeft de frequentie : 1 1-e . U c ) f31= p i ' (1- g3 .y/ c) = f 0 (.-i (l-e3. W c ) Dit geldt natuurlijk ook voor het licht van de tweede laser, dus: (1-g . U c ) f32 = fo
.2--
(1-G3.
Wc)
Indien de waarnemer echt stilstaat mag worden aangenomen dat geldt:
e3 .po/ccc 1 En zodoende de volgende benadering af te leiden is: f d = f 3 1 - f32=fo.(e1-2 -e ).Wc Hieruit blijkt dat de doppler-frequentie rechtevenredig is met de snelheidscomponent Ux. De frequentie is als funktie van de hoek uit te drukken volgens:
fd=22. fo . sin@. -xU / c = 2 . s.sin @ . fo/c De deling fo/ c is gelijk aan de golflengte van het laserlicht. De richtingsinformatieis hierin niet meer aanwezig. Om deze richtingsinformatie toch te kunnen meten krijgt één van de lasers een iets hogere frequentie. Dit wordt ook wel de frequentieshift genoemd. De doppler-frequentie voldoet kan dan beschreven worden als: ds = fo .(G1- "2). W c + fs Indien de snelheid van een deeltje nu nul is, dan wordt de shiftfrequentie fs gemeten. Wordt p,r hewegen in positieve richting, meet men een hogere frequentie dan de shiftfrequentie. Indien men een lagere frequentie meet dan is de beweging in negatieve richting. f
24
25
Bijiage C. Voorbeelden van blootstelling
Figuur C1. Blootstelling "in de bundel''
- directe (primaire) laserbundel
OOG SPIEGELENDE REFLECTIE AAN SPIEGELENDE REFLECTIE AAN VLAK OPPERVLAK GEBOGEN OPPERVLAK Figuur C2. Blootstelling "inde bundel" - spiegelende reflecties
OOG Figuur C3. Blootstelling aan "uitgebreide bron" - gewoo&$ diffuse reflecties N.B. @ :bundeldivergentie CY : gezichtshoek
a
0
m
o
N
d
m
c-(
O
m V '
M
N
. l n.
.-(
. I
O
c-(
O
d
O
O c-(
c1
O
O
-
m
I
:
E2
I
P
c (
O
ip
I
a
1
1
N
I
.-.
Bijlage D1. Beperkende apertuurhoek als funktie van de exposietijd
O
-
26
A-
O d
6
d
O
4
I
I
i
I
l
I l l !
f
P
I
N
I
53
o
Im O r (
O r(
d
O.
2
O
-6
1
I
t
1
<.>
I
M
I
4'
O
-
Bijlage D2.MTB voor het oog voor enkelvoudige blootstelling "in de bundel"
SI I '
R
o,
e4
[ t - q
27
28
Bijlage D3. MTB voor blootstelling "in de bundel" als funktie van exposieduur en golflengte lo2 I
10
10-2
1
10
1 O2 exposieti jd [ s ]
103
104
m
e
m
Yj
O O P
al
O O
cn
O O
.-(
O O O
.-(
4
O O
Bijlage D4. Korektiefactor CA, als funktie van de golflengte
4
u
29
30
Bijlage D5. Korrektiefactor C, en korrektieterm TI als funktie van de golflengte 1o4
io3
$0
550
575
600
625
650
675
7 O0
.
5
O H
m
O 4
N
0d
.
4
oi
Bijlage D6. MTB voor enkelvoudige blootstelling aan "uitgebreide bron" als funktie van de exposietijd
d
-o
31
32
Bijlage D7. MTB voor blootstelling aan "uitgebreide bron" als funktie van de golflengte en exposietijd
!i! 103
10 10
10'
102 exposietijd
cs3
Bijlage El. Maximaal Toelaatbare Blootstelling voor het oog aan de directe laserbundel
MTB
exposieduur [SI
Ultraviolet 200 - 302 303 304 305 306 307 308 309 31O 311 312 313 314 315 - 400 315 - 400 315 - 400 Zichtbaar en nabij infrarood 400 - 700 400 - 700 400 - 550 550 - 700 550 - 700 400 - 700 700 - 1.O59 700 - 1.O59 1.O60 - 1.400 1.O60 - 1.400 700 - 1.400 Ver-infrarood 1.400
30 40 6o 2 1.ox1o2 1.6x1O2 25x1o2 4. 0x1o2 6 . M O3
1.ox1 o 10 1O-; 1.sxioio 10
-1 -10 -10' T14 -- 10 -3x104 - 1.y - 10 -5q0-~ -10 10 -3x104 A
2
3.2CA
1O-; - 1 10- -10 >1o
X.B. EZ tzibcEeìï ia de b i j l a p E z i j l gwFsci w€€rg€g€v€ïìin & bijlagen D.
CA :zie bijiage D4. C, : voor de golflengten 400 - 550 nm:CB = 1 voor de golflengten 550 - 700 nm : we bijlage D5
Tl : voor de golflengten 400 - 550 nm : T1 = 1O s voor de golflengten 550 - 700 nm:zie bijlage D5
33
34
Bijlage E2. Maximaal Toelaatbare Blootstelling voor het oog aan diffuse reflecties van een laserbundel en uitgebreide bron
MTB
exposieduur [SI
Ultraviolet 200 - 302 303 304 305 306 307 308 309 31O 311 312 313 314 315 - 400 315 - 400 315 - 400 Zichtbaar 400 - 700 400 - 550 550 - 700 550 - 700 400 - 700 Nabijinfrarood 700 - 1.400 700 - 1.400 700 - 1.400
30 40 6o 2 1.Odo2 1.6d O2 2.5d O2 4.0d O2 6.3d O3 1. O d O3 1.6d O3 2.5d O3 4.0d O3 5.6tAd O
qa3* 4
1.oxl o 10
1. O h d o; ?PO4 3.83tAxl O5 2.1 c,xl o 21 C,.t
cA.t@o45 3.83C .t/4d03 6.$CAxl O
Ver-infrarogd 1.400 - 10 1.oxl o
1Y.B. De tdk'rIen in de bi$agen E Upigrafiseh weergegeven in de 'sifigeri i).
CA :zie bijiage D4. C, :voor de golflengten 400 - 550 nm: C = 1 voor de golflengten 550 - 700 nm :zig bijiage D5
TI :voor de golflengten 400 - 550 mc TI = IO s voor de golflengten 550 - 700 n m :zie bi$age D5
Bijlage E3. Maximale waarde van opvallende energie welke bij diffuse reflectie geen gevaarlijke situatie oplevert
Duur van de exposie, t is1
Maximale opvallende stralingsenergie[J.m2]
...zichtbaar .
,* -_n. (44U- /UW) 1 u
1
3.1 xl O2
1 o-8
6.8xl O2
1
1.5xl O3
1 o-6
3.1 xl o3
1o
na bifintrarooe
m
.
ver-intrarood n-9
(7%-i 2160j i 0- m
(060-1 i 40WJ 1 w rn
3.1 C,xl O2 6.SCAxl O2
i .5xl o3
n,
3.1 XIo3
1 .5CAxlo3 3.1 CAxlO3
8.0xl 03
6.8xlo3
6.SCAxl O3
3.1 xl o4
1
i .5x1 o4
1 .5CAxlo4
1 o-3
3.1 xl o4
P O-2
6.8xl O4
3.1 C,xl O4 6.8CAxlO4
1 o-1
i .5xl o5
1 .5CAxlo5
8.0~1o5
2,5xl O-1
2.0~1 o5
2 . 0 ~o5 ~ ~ 1 lOrC,. t13 1
1.oxl o6
-~
Algemene uitdrukking
l 0 r t1h
i .5xl o4
8.OxlO4 i .5x1o5
3.1 XI o5
50 r C A . h
35
36
Bijlage E4. Maximaal Toelaatbare Blootstelling voor de huid aan de directe laserbundel
exposieduur
h4TB
[SI
Ultraviolet 200 - 302 303 304 305 306 307 308 309 31O 311 312 313 314 315-4 315 - 400 315 - 400
30 40 6o 2 1 .oxl o2 1.6xl O2 2.5xl O2 4. O x l o2 6.3xl O3 1.Oxl O3 1.6xl O3 2.5xl O3 4.0xl O3 6i3xl O3 5.6 t /4xl O4 1.oxl o 10
Zichtbaar en nabifinf rood 400 - 1.400 1O-;
-1 - io4
10- -10 Ver-infmrog d 1.400 - 10
1O-; - 1 10- -10 >1o
210xl O42 1.1 t / 4 d o3 2.0x1 o 110xl O23 5.6t 14x1 O3 1.oxl o
J.m-2 J.m-2 W.m-2 J.m-2 J.m-22 W.m’
--MTB golflengte [ 1 0 - ~J ~
ultraviolet 200 - 400
)eperkendt rmissie apertuur duur
IO-^^]
csi
1
3x104
klasse I
klasse I
-
7
3x104
classe ï V
> klasse I, maar 5 Op5W afiankelijk van go1flengt.e
afhankelijk van golflengte zichtbaar 400 - 550
klasse 111
>klasse maar
>
klasse I1 , m a a r L O ,5W
21 x~O- 3~
zichtbaar en nabij-infraroo 550 1060
7
3x104
nabij-infraroo 1060 1400
7
3x104
ver-infrarood 1400 lo5
1
> 10
11
> 10
-
-
> klasse I, maarc 0,5W > afhankelijk van golflengte
LOr4x10-'W tot , S ~ O O X ~ O - ~ W afhankelijk van golflengte
50 ,8xi o-
w
0,5W
B
> klasse I, maarL0,5W
>
o
> klasse I, .' maar& O, 5W
> 0,sw
> klasse I, m a a r l 0 , 5 W
>
0,5W
submillimeter
io5- i o 6
0,sw
38
Bijlage F1. Algemene waarschuwingsborden
Figuur 1. Waarschuwingsbord voor klasse I en I1 lasers
Figuur 2. Waarschuwingsbord voor klasse I11 en IV lasers
39
Bijlage F2.Waarschuwingsborden naar klasseindeling De borden 1 tot en met 5 hebben een formaat van 9 bij 20 centimeter. De tekst is wit op een blauwe achtergrond.
i
Klasse I1 - lasedsysteem directe laserbundel mogelijk schadelijk voor ogen
klasse I - laser/systeem geen stralingsgevaar
Figuur 1. Klasse I waarschuwingsbord
Figuur 2. Klasse I1 waarschuwingsbord i
I
subklasseIIIa - laser/systeem directe laserbundel en gebruik optische instrumenten schadelijkvoor ogen I
I
Klasse I11 - laser/systeem laserbundel en spiegelende reflecties schadelijk voor ogen
I
Figuur 3. Subklasse IIIa waarschuwingsbord Figuur 4. Klasse I11 waarschuwingsbord
Klasse IV - laser/systeem laserbundel, spiegelende en diffuse reflecties schadelijk voor ogen; directe laserbundel brandgevaarlijk Figuur 5. Klasse IV waarschuwingsbord
in werking geen toegang
Figuur 6. Waarschuwingspaneel (lichtbak)
40
Bijlage G. Overzicht van veiligheidsmaatregelen Deze opsomming van veiligheidsmaatregelen is bedoeld als "check-list" bij de veiligheidsbeoordeling van de afzonderlijke toepassingen van lasers en lasersystemen. - - -I 1 I 1 [ I 1 I V Kiasse I I a Veiligheidsmaatregelen ~
1. Bestelling van de lasers ter advisering voorleggen
aan de Stralings Beschermhgs Dienst 2. Aankomst laser melden bij beheerder en SBD 3.Voldoende bekendheid met stralingsrisico's 4. Voldoende bekendheid met hoogspanningsrisico's in geval van "open systemen". 5. Voldoende bekendheid met veiligheidsvoorschriften 6. Laserwerker dient te zijn toegelaten door hoofd SBD 7.Veiligheidsrapport 8.Toepassing dient te zijn toegelaten door beheerder 9. Schriftelijke instructies en bedieningsvoorschrift 10. Blootstelling van ogen beperken tot MTB-niveau 11. Blootstelling van huid beperken tot MTB-niveau 12.Informatieve etikettering 13.Waarschuwingsborden 14. Waarschuwingspanelen (lichtbakken) 15. Toegangsrestricties voor de ruimte 16. Toepassing in speciale ruimte 17.Automatische toegangsbeveiliging 18.Geen toeschouwers toelaten 19. Ventilatie 20. "Nood-schakelaar(s)" in de ruimte 21.Extra brandpreventie 22.Lijst van betrokken personen in (bij) de ruimte 23.Laserbundel van het oog afschermen 24.Laserbundel niet op "ooghoogte" 25.Beperk uittredende straling tot niveau van klasse I in geval de laser "stand-by" is 26.Spiegelend reflecterende oppervlakken weghouden van de bundel 27.Laser gefixeerd opstellen 28.Aftelprocedure voorafgaand aan het vuren van pulslaser 29.Afstandsbediening en -monitoring 30.Gebruik juiste laserveiligheidsbril, indien blootstelling van ogen mogelijk is 31. Optische instrumenten moeten iichtvemvakkenci werken tot beneden MTB-niveau (@ = beperkte procedure
X = voorgeschreven, A = aanbevolen
- X X
+ I xxX
x x x X x z xx x A A X x xx x x
X X A X X X X
X
x x x x x x x X x x x x
X X X X X X
X X
X X X X
X
X
A X
X
A A X
X
A
A A A A A A A A
A X X X X A X A A X X
AX X
A A X X
A X
xx
A X
x -
-
--f
Bijlage H. Overzicht van voorzieningen aan laserapparatuur Deze opsomming van voorzieningen per risicoklasse is bedoeld als "check-list" ter hantering bij de beoordeling van te gebruiken apparatuur o.a. bij de aanschaf of constructie ervan.
Voorzieningen
1. Veilige afscherming hoogspanningsgedeelte' 2. Informatieveetikettering op laser 3.Geen automatische "reset" van voedingsspanning na uitschakeling 4. Sleutelschakelaar 5. Indicatie-lampoe) ter signaleringdat de laser in werking is (continue of pulsfrequentielaser) en/of in werking kan komen (pulslaser) 6. Aansluitingsmogelijkheid voor waarschuwingspaneel 7. Aansluitingsmogelijkheid voor automatische toegangsbeveiliging 8. Aansluitingsmogelijkheidvoor afstandsbescherming 9. Aansluitingsmogelijkheid voor "noodschakelaar" 10. Permanent aanwezige verzwakker om uittredende straling te beperken tot niveau van klasse I (bijv. sluiter, filter, afschermkap) voor geval laser "stand-by" is 11. Technische voorzieningen (dubbel uitgevoerd) aan de omhulling van gesloten systeem om te voorkomen dat stralingsniveaus "toegankelijk" worden boven de grens van betreffende klasse X = voorgeschreven,A = aanbevolen
Klasse
I
X A A A
X
-
41