“LandschapsBeweegApp” Wat zijn de criteria voor een “LandschapsBeweegApp” voor kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar, om ze te motiveren voldoende in het buitengebied te bewegen en daardoor obesitas en gerelateerde klachten te voorkomen? Wat is op de Montfoortse omgeving aantrekkelijk voor kinderen om te bewegen?
Lara Perez Docampo (312165) Saxion Hogeschool Fysiotherapie, leerjaar 2014/2015 4. studiejaar Enschede, 16.01.2015 Projectbegeleidster Monique Filart Opdrachtgever Stichting Streekfonds De Utrechtse Waarden Lectoraat Ethiek & Technologie (Hospitality) Coördinator Klaas-Hemke van Meekeren: 06-24911646;
[email protected]
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................3 Inleiding................................................................................................................................................4 Aanleiding........................................................................................................................................4 Theoretische relevantie....................................................................................................................4 Maatschappelijke relevantie............................................................................................................6 Fysiotherapeutische relevantie.........................................................................................................7 Probleemstelling..............................................................................................................................8 Vraagstelling....................................................................................................................................8 Hoofdvraag..................................................................................................................................8 Deelvragen..................................................................................................................................8 Definiëring domein, begrippen, variabelen en verbanden ..............................................................9 Onderzoeksmethoden ..........................................................................................................................9 Soort kwalitatief onderzoek.............................................................................................................9 Onderzoeksgroep...........................................................................................................................10 Onderzoeksmethode en -instrumenten...........................................................................................10 Dataverzameling & Data analyse..................................................................................................11 Resultaten ..........................................................................................................................................13 Het concept: B- OUT .........................................................................................................................19 Conclusie en discussie........................................................................................................................22 Literatuurlijst......................................................................................................................................24 Bijlage.................................................................................................................................................26 Bijlage 1: Body Mass Index (BMI)..............................................................................................26 Bijlage 2: Percentage kinderen met overgewicht in de Europese Unie (EU-27)...........................27 Bijlage 3: Interviewschema experts en kinderen/ouders...............................................................28 Bijlage 4: Foto`s vanuit de omgeving............................................................................................30 Bijlage 5: MET tabel......................................................................................................................33 Bijlage 6: Opdrachten in de natuur voor de vier seizoenen...........................................................33 Bijlage 7: Begin scherm.................................................................................................................34 Bijlage 7.1.: Interfaces beginscherm..............................................................................................35 Bijlage 8: Concept voor het fysiotherapeutisch doel.....................................................................38 Bijlage 8.1.: Interfaces van het fysiotherapeutisch doel................................................................39 Bijlage 9: Stappenplan van gedragsverandering (Van der Burcht en Verhulst)............................41 Bijlage 10: Concept voor het score- en beloningssysteem............................................................42 Bijlage 10.1.: Interfaces voor het score- en beloningssysteem......................................................43 Bijlage 11: Oefeningen..................................................................................................................44 Bijlage 11.1.: Spelen voor het trainen van reactievermogen & coördinatie..................................53 Bijlage 12: Voorbeelden van trainingsschema`s...........................................................................60
Samenvatting Inleiding In Nederland hebben steeds meer mensen te maken met overgewicht. Vooral bij kinderen is het tegenwoordig een heel ernstig probleem. De leefstijl is erg sedentair, het eetgedrag problematisch en er is nauwelijks iets te beleven in de omgeving. Er wordt onderkend dat de maatschappij een “obesogene omgeving” ontwikkelt met als gevolg een verhoogd risico op overgewicht en een stijgende ziektelast in Nederland. Hierbij is ook de zorg dat kinderen daardoor geen natuurbesef verkrijgen en in de toekomst geen verantwoordelijkheid voor de natuur ontwikkelen. In de strijd tegen overgewicht zal met behulp van hedendaagse techniek een concept worden ontworpen dat precies deze problemen onderzoekt en in een applicatie voor mobiele telefoons samenvoegt. Hierbij is de onderzoeksvraag: Wat zijn de criteria voor een “LandschapsBeweegApp” voor kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar, om ze te motiveren voldoende in het buitengebied te bewegen en daardoor obesitas en gerelateerde klachten te voorkomen? Onderzoeksmethoden Er is begonnen met een oriënterende onderzoek. Daarbij is gebruik gemaakt van literatuurstudie over prevalentie, oorzaken en consequentie bij kinderen met overgewicht. Verder zijn er twee excursies gemaakt. De ene is in de Twentse omgeving gedaan voor het inventariseren van bestaande verschillende spelmogelijkheden voor kinderen in de natuur. De tweede was in de Montfoortse omgeving voor de juiste ideeënvorming van het concept. Aandachtspunten waarop is gelet waren aanbod van speltoestellen voor kinderen in de natuur, toegankelijkheid van de natuur en aanbod vanuit de natuur zelf. Via een kwalitatief onderzoek zijn de wensen en behoeften van kinderen verzameld. Twee groepen kinderen zijn tijdens beweeginterventies gedurende vier keer geobserveerd; vier kind- en ouderinterviews zijn afgenomen en vijf interviews met kinderfysiotherapeuten. Topics in de interviews waren het beweeggedrag van huidige kinderen, motivators voor het bewegen, kinderen in bewegingstherapie met overgewicht, invloed en gebruik van omgeving en therapie in relatie met e-health. Daarna is een aanvullende literatuurstudie gedaan over effectieve interventies om obesitas te voorkomen, effectieve opbouw van trainingsprogramma`s en meerwaarde van de natuur voor de ontwikkeling van het kind. Verder is dit gebruikt voor het onderbouwen en vergroten van de betrouwbaarheid van resultaten uit het kwalitatief onderzoek. Bovendien is een marktanalyse van “buitenspel apps” gemaakt voor aanvullende informatie uit al bestaande applicaties. Met behulp van kwalitatieve verwerking zijn de resultaten onderverdeeld naar “must have`s”, “should have`s” en “could have`s” voor het ontwikkelen van inrichtingscriteria voor een LandschapsBeweegApp in de Montfoortse omgeving. Onderzoeksresultaten Uit oriënterend onderzoek is gebleken dat op huidige beweeggedrag van kinderen verschillende factoren van negatieve invloed zijn. Factoren zijn beperkte spelmogelijkheden zowel in de wijk als in het buitengebied en een veranderde beleving ten aanzien van hun vrijetijdsbesteding. Denk hierbij aan de nieuwste computerspelletjes en de invloed van “obesogene omgeving”. Uit kwalitatief onderzoek bleek dat buitenspel nog steeds een populaire vrijetijdsbesteding is maar beperkende factoren zijn hierbij weinig vrienden die mee gaan spelen, leuke spelletjes op computer die stimuleren binnen te blijven en angstige ouders die hun kinderen niet durven buiten te laten spelen. Verder is gebleken dat vooral kinderen in de basisschoolleeftijd vaker met overgewicht en gerelateerde klachten bij de fysiotherapie komen. “Motivators” om buiten te bewegen zijn uitdagende natuurbeleving, plannen van avonturen met vriendjes, simpele competities en diversiteit in spelaanbod. Voor het juist trainen zijn kracht, snelheid, coördinatie, balansvaardigheid, uithoudingsvermogen en het reactievermogen belangrijke aspecten. Gebruik van verschillend inspanningsmethoden is voor de lichamelijke ontwikkeling van kinderen noodzakelijk. Verder is het gebruik van de natuur ontzettend goed voor de ontwikkeling van allerlei vaardigheden want natuur is uitdagend. Door aanvullend literatuuronderzoek bleek dat kinderen door hun “genetische fitheid” een hogere kans op een succesvolle behandeling tegen overgewicht hebben dan volwassenen. Op basis van deze informatie en aanvullend literatuuronderzoek zijn de belangrijkste inrichtingseisen voor het concept ontwikkeld. Conclusie en discussie Met behulp van een innovatiestappenplan zijn stap voor stap de producteisen ten aanzien van bewegen onderzocht en er bleek een belangstelling aan preventieve zorg van overgewicht bij kinderen. Er is een innovatief en origineel concept ontworpen welke een fysiotherapeutisch onderbouwd beweegprogramma met oefeningen, spelletjes, actieve buitenspel events en opdrachten in de natuur combineert met het creëren van een eigen streekidentiteit bij kinderen. Voor de werkzaamheid en toepasbaarheid van dit concept moeten er verder onderzoeken worden afgewacht met betrekking tot de mogelijkheid van het integreren in het schoolrooster, een omgevingsanalyse, onderzoek naar de integratie van de app op de markt en het toetsen op technische haalbaarheid. Voor het uitgebreiden naar de fysiotherapie wordt aanbevolen om de fysiotherapeutische baseline meting, met koppeling van een betrouwbare hartslagmeter voor het bepalen van de trainingsintensiteit te integreren en andere experts zoals psychologen bij deze interventie te betrekken want een multidisciplinaire aanpak blijkt het meest effectief. Voor het uitbouwen van de beloningssysteem worden de aanvraag van sponsoren en belanghebbenden voor medewerking aanbevolen. Er wordt verder aangeraden de bestaande activiteiten uit te breiden en naar geslachtsspecifieke en leeftijdsspecifieke activiteiten te structureren.
3
Inleiding Aanleiding De Stichting Streekfonds De Utrechtse Waarden is in samenwerking met het lectoraat Ethiek & Technologie van het kenniscentrum Hospitality van Hogeschool Saxion op zoek naar een "groene app” voor kinderen in de basisschoolleeftijd op het platteland van de Montfoortse omgeving. De Utrechtse Waarden zijn een geëngageerde groep mensen en ondernemers die er wonen, werken en leven. De Stichting Streekfonds De Utrechtse Waarden heeft als doel de streekidentiteit in de omgeving te bewaren en het engagement voor het waarderen van de kernwaarden van deze omgeving. Kernwaarden zijn in dit geval de kwaliteit van de leefomgeving, de vitaliteit van het gebied en verantwoordelijkheid van de bewoners. Het lectoraat Ethiek & Technologie heeft het doel de ontwikkeling van dit project in juiste ethisch invulling te sturen. Daarbij zal ethiek in nieuwe en innovatieve praktijkconcepten worden verweven. Voor het gehele project is naast de opdrachtgevers een projectgroep samengesteld uit studenten van verschillende opleidingen van de Hogeschool Saxion zoals uit de Pedagogische academie voor het basisonderwijs, het Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs en Algemene Gezondheidszorg (fysiotherapie), welke interdisciplinair werken aan een ontwerpgerichte aanpak. Sparringpartners voor dat project zijn experts van „Abellife“ en een fysiotherapeut van het paramedisch centrum ADFYS in Montfoort voor het ontvangen van expert informatie. Dit is een deelproject vanuit de opleiding Algemene Gezondheidszorg (AGZ). Hierbij wordt het probleem van overgewicht en gebrek aan voldoende beweging vanuit fysiotherapeutisch oogpunt benaderd. Het doel is een oplossing te ontwikkelen om het probleem van overgewicht en gebrek aan beweging tegen te gaan, hetgeen aan buitenspel en verrijking van natuurbesef zal worden gekoppeld.
Theoretische relevantie Overgewicht ontstaat door een verstoorde energiebalans in het lichaam. Dit gebeurt als het lichaam meer calorieën via eten en drinken binnenkrijgt dan er door beweging worden verbrand (Beltman et al., 2013). Onze huidige eetcultuur is rijkelijk voorzien van fout eetgedrag en het gebruik van diverse soorten fastfood. Het is een voedingsgewoonte om tussendoortjes te eten, omdat altijd alles beschikbaar is. Er worden geen vaste eettijden aangehouden, veel te grote porties gegeten en veel te weinig bewogen. Dit zijn ernstig verstorende factoren voor het lichamelijke functioneren (Huurt, 2010). Verder zitten tegenwoordig jonge kinderen, 44% van de 8-12-jarigen, meer dan twee uur per dag achter de computer, mobiel apparaat of TV (Gezondheidsdienst Zaanstreek-Waterland, 2013; Reinders et al., 2004). In totaal wordt door 55% van de basisschoolkinderen meer dan tien uur per week televisie gekeken (Reinders et al., 2004). Volgens Bruil et al. (2004) kijkt uit de bovenbouw 26% meer dan twee uur per dag televisie en 11% van deze kinderen zitten meer dan twee uur per dag achter de computer (Bruil et al., 2004). Het
4
percentage kinderen dat meer dan twee uur per dag televisie kijkt en achter de computer zit neemt toe naarmate de kinderen ouder worden (Reinders et al., 2004). Uit internationale studies blijkt verder dat bij meer dan twee uren voor de TV de kans op overgewicht 1,5 tot 1,7 keer hoger is (Cleland et al., 2008). Kinderen gaan dan vaak niet meer buiten spelen en voldoen niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). De NNGB voor kinderen stelt dat kinderen elke dag tenminste 60 minuten matig intensief moeten bewegen en twee dagen per week aan hun fitheid moeten besteden (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2007, Wendel et al., 2014). Bovendien komt er de minder tijd besteed aan buiten spelen naar voren als meest waarschijnlijke aspect tussen natuurgebruik in de woonomgeving en de prevalentie van overgewicht bij kinderen, die afhankelijk is van de leeftijd en bedoelde activiteit (Vreke et al, 2006). De meest gebruikte methodiek voor het diagnosticeren van overgewicht/obesitas is het berekenen van de Body Mass Idex (BMI). De BMI is het gewicht in kilogrammen (kg) gedeeld door het kwadraat van de lengte (kg/m2). Bij kinderen wordt de BMI anders dan bij volwassenen ingeschat, omdat het per leeftijd verschilt (Beltman et al., 2013). Voor specifieke getallen zie 1. Overgewicht of obesitas kan ingewikkelde lichamelijke, sociale en psychische gevolgen hebben. Vooral bij kinderen heeft obesitas grote gezondheidsgevolgen. Zo worden bij kinderen met obesitas talrijke risicofactoren voor hart- en vaatziekten, verstoorde glucosetolerantie, diabetes mellitus type 2, hoge bloeddruk, hartinfarct en hersenbloedingen, maar ook gewrichtsklachten, astma, leververvetting en chronische ontstekingen gevonden. Kinderen met obesitas hebben vaak te maken met stigmatisering, in de puberteit hebben ze hierdoor een grotere kans op een lage zelfwaardering en psychosociale problemen zoals angst en depressie. Door de lichamelijke en psychologische problemen kan de levenskwaliteit van kinderen met obesitas verminderd zijn (Beltman et al., 2013). De kinderjaren zijn het moment waarop men leert op de omgeving te reageren en in verschillende situaties leert hoe men moet bewegen. Als dit wordt gemist, kan op volwassen leeftijd een motorische achterstand ontstaan, die het leven moeilijk maakt, omdat de motorische ontwikkeling in verschillende perioden van de kindertijd plaats vindt. In de kindertijd wordt namelijk de basis gelegd voor alle belangrijke vaardigheden (Verhulst, 2005).
5
Maatschappelijke relevantie Overgewicht is een groot maatschappelijk probleem. De World Health Organisation (WHO) spreekt van een „globale obesitas epidemie“, die in de volgende generatie een immens gezondheidsprobleem zal worden (Hurt et al, 2010). Wereldwijd waren in 2008 1,4 miljard mensen obees, daarvan overlijden 3,4 miljoen mensen elk jaar aan de gevolgen. 40 miljoen kinderen waren op de wereld in 2012 obees (WHO, 2014; Gezondheidsraad, 2003; Moore et al., 2003; Brink et al., 2014). Volgens de Landelijke Groeistudie van Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) in 2010 is het percentage kinderen met overgewicht in Nederland meer dan verdubbeld sinds de jaren tachtig. In 1980 hadden drie tot vijf procent van de vijf tot elfjarige kinderen te maken met overgewicht, in 1997 was dit zeven tot twaalf procent. Bij kinderen met obesitas in deze leeftijdsgroep is van 0,1-0,3 procent tot 0,81,6 procent gestegen. Sinds 1997 is het percentage vier- tot vijftienjarige kinderen met overgewicht gestegen van gemiddeld acht procent naar 13,6 procent (Obesitas Vereniging, 2014; Beltman, 2013). In 2012 hadden vijftien procent van de kinderen in Nederland van twee tot vijfentwintig jaar overgewicht, bij drie procent was sprake van ernstig overgewicht. Kinderen van allochtone afkomst (Antillianen, Surinamers, Marokkanen, Turken) in Nederland hadden 25% overgewicht en bij zeven procent was er sprake van obesitas (NederlandsJeugdInstituut, 2014). Nederland lijkt met ongeveer tien jaar verschil de Amerikaanse trend te volgen. Elk derde kind in Amerika is te zwaar. In enkele Europese landen (zie bijlage 2) b.v. in Zuid-Europese landen is het overgewicht bij kinderen al meer dan dertig procent (RIVM, 2014). Overgewicht bij kinderen blijft vaak aanhouden op volwassen leeftijd. Bij volwassenen stijgen namelijk de cijfers ook drastisch in de laatste jaren. In 2012 had 48,3% van de Nederlanders ouder dan negentien jaar (ernstig) overgewicht. 12,7% van de Nederlanders was in 2012 obees (RIVM, 2014). Uit een RIVM rapport blijkt dat er een stijgende invloed van leefstijl factoren op toekomstige ziektelast met betrekking tot overgewicht en gevolgen duidelijk wordt (Blokstra et.al., 2007). Het (ernstig) overgewicht is al een onderdeel van de maatschappij. Dit wordt onderstreept als de problematiek in het licht wordt geplaatst van productaanbod, reclame, eetgewoonten, inkomenspositie, situatie in een gezin, esthetiek en referentiewaarden van het overheidsbeleid. Dit is de zogenoemde obesogene omgeving en dit betekent dat mensen op hun omgeving reageren en dikmakend gedrag kunnen ontwikkelen. Er wordt meer en meer onderkend dat de maatschappelijke omgeving van invloed is op de toename van (ernstig) overgewicht. In de strijd tegen overgewicht is het doel niet het gedrag van mensen te veranderen, maar rekening te houden met omgevingsfactoren die het maken van bepaalde keuzes afremmen of stimuleren (Dagevos&Munnichs, 2007, Caballero 2004). Uit cijfers blijkt dat (ernstig) overgewicht de maatschappij per jaar ongeveer 3 miljard euro kost aan medische zorg, verlies van arbeidsproductiviteit en kosten voor arbeidsongeschiktheid (Volkskrant.nl, 2010).
6
Fysiotherapeutische relevantie Op grond van stijgende cijfers van overgewicht en verminderde levenskwaliteit bij kinderen in Nederland is het noodzakelijk met behulp van multidisciplinaire samenwerking dit probleem ook in de fysiotherapie onder ogen te zien. De fysiotherapeut is de expert in lichamelijke beweging en ook een belangrijke zorgverlener voor patiënten met (ernstig) overgewicht en zijn gevolgen. Het doel is hierbij een individueel beweegprogramma op te stellen. Volgens Greef (2009) blijkt dat lichamelijke beweging een aantoonbaar effect op risicofactoren en comorbiditeit heeft. Vooral het positieve effect op hoge bloeddruk, hoog cholesterol gehalte, insuline resistentie en kans op fysieke kwetsbaarheid die gevolgen van obesitas kunnen zijn is indrukwekkend. Het grootste doel van fysiotherapie is de levenskwaliteit op elke leeftijd proberen volop te herstellen, daarvoor zijn er verschillende manieren om dit probleem aan te gaan. Er moet met verschillende casuïstieken rekeningen worden gehouden want ieder kind is individueel. Er is namelijk een groot verschil tussen het opstellen van een preventief plan voor kinderen of een individuele bewegingsinterventie voor kinderen met al (ernstig) overgewicht. Een belangrijk deel in de fysiotherapie is ook de diagnostiek. De familiehistorie van aandoeningen, de leefstijl, lichamelijke activiteit, sociale en familiare factoren, lengtegroei en comorbiditeit moeten worden geïnventariseerd en in samenwerking met een huisarts worden besproken. De huisarts zal bij verhoogde risicofactoren op comorbiditeit verschillende onderzoeken doen zoals bijvoorbeeld bloeddruk, nuchter lipidenprofiel, leverfunctietest, of schildklierfunctie (Seidell& de Beer, 2008). Verder wordt overgewicht of obesitas door een baseline-meting in de fysiotherapie gemeten. Een baselinemeting bevat de volgende onderdelen, Body Mass Index (BMI), vetpercentage, beweeggedrag, vragenlijsten over de kwaliteit van leven, inspanningsvermogen (gemodificeerde shuttle walk test), middelomtrek en motorische beperkingen (ABC-Movement). Voor de behandeling zal het raadzaam zijn om kinderen met een hoog risico op overgewicht van het begin af aan goed te informeren en preventief voor hun gezondheid te zorgen door beweeginterventies. Voor kinderen met overgewicht is het verstandig een bewegingsprogramma te volgen, om hun fitheid te vergroten en hiermee het gezondheidsrisico te voorkomen. Uiteindelijk is het aan de obese kinderen, die een multidisciplinaire programma zullen volgen over verminderen van de energie inname, het verhogen van de lichamelijke activiteit en een programma van gedragsverandering, om dit vol te houden (Beltman et al., 2013). Voor de gedragsverandering is het doorslaggevend, dat deze behandeling alleen werkt wanneer de ouders meedoen. Er moet een manier voor een blijvende gedragsverandering en gewichtsvermindering worden bereikt (Beltman et al., 2013). Er zijn diverse wetenschappelijke onderzoeken gedaan om te verklaren welke interventies bij kinderen met obesitas het meest succesvol zijn om het gewicht te verminderen en bij de kinderen een actieve levensstijl te bevorderen. Hieruit is gebleken dat meerdere behandeltrajecten tegelijk (combinatie van diëtetiek, fysiotherapie en psychologie) effectiever zijn dan één behandeling tegelijk (Tang-
7
Peronard, 2009). Verder is uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken gebleken dat bij multidisciplinaire behandeling er een goede kans is op een positief effect op de BMI en gezondheid van het kind (Gezondheidsraad, 2003).
Probleemstelling De zorg vanuit de opdrachtgever is dat de generatie die nu opgroeit weinig ervaringen opdoet in de natuur. Daardoor zullen deze kinderen later niet kiezen voor bescherming van de natuur en weinig milieubewust leven. Dit baart zorgen, want natuur is niet alleen belangrijk voor kinderen maar andersom zijn kinderen ook belangrijk voor de natuur. Ervaringen in de kindertijd leiden namelijk tot respect en waardering op latere leeftijd. De belangstelling voor de natuur wordt vaak 'met de paplepel ingegoten'. Het zaadje dat in de kindertijd gezaaid wordt, leidt er met een hoge kans toe dat je op volwassen leeftijd geeft om de natuur. Verder is er de zorg over de gezondheid van huidige kinderen. Volgens het RIVM (2014) blijkt er een enorme toename van overgewicht en obesitas door bewegingsarmoede in Nederland te bestaan. Volgens Caballero (2004) is er een samenhang tussen stijgende cijfers van bewegingsarmoede in verband met overgewicht en invloed van een obesogene omgeving. Verder is er een positief verband tussen aantal uren voor de TV en verhoogde kans op overgewicht (Dietz et al, 2001). Het is dus noodzakelijk om kinderen met overgewicht zo snel mogelijk te signaleren en te voorkomen dat het volwassenen met overgewicht worden, want de behandeling van overgewicht en obesitas is bij volwassenen vaak intensief en levert weinig resultaat op (Hirasing et al., 2001). Met behulp van huidige techniek zullen deze twee problemen met elkaar worden gecombineerd, want het blijkt ook dat er een samenhang tussen gebruik van natuur in de omgeving en de prevalentie van overgewicht is (Vreke et al, 2006). Veel gebruik van de natuur betekend dan minder kans op overgewicht.
Vraagstelling Hoofdvraag Wat zijn de criteria voor een “LandschapsBeweegApp” voor kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar, om ze te motiveren voldoende in het buitengebied te bewegen en daardoor obesitas en gerelateerde klachten te voorkomen?
Deelvragen
8
•
Hoe kunnen kinderen worden gemotiveerd om buiten te gaan spelen?
•
Hoe kan een goede bewegingsinterventie in een App voor het buitengebied worden vertaald?
•
Wat voor opdrachten/oefeningen moeten in de LandschapsBeweegApp zitten, waardoor kinderen deze blijven doen?
•
Hoe onderscheidt zich deze LandschapsBeweegApp van andere App`s?
Definiëring domein, begrippen, variabelen en verbanden In samenwerking met verschillende disciplines (zie projectplan- projectorganisatie) zou een soort „LandschapsBeweegApp“ in meerdere stappen worden ontwikkeld, die kinderen motiveert buiten te spelen, gezond te bewegen, gezondheidsrisico’s helpt te voorkomen en aanvullend het natuurbesef van kinderen in hun eigen streek verrijkt. Dit onderzoek was de eerste stap naar de ontwikkeling. Criteria voor het voldoende bewegen in het buitengebied waren veelvoudig. Ten eerste moesten er naar de oorzaak worden gekeken, waarom kinderen niet voldoende bewegen zoals uit de literatuur bleek. Met behulp van een oorzakenanalyse zouden er functies in de applicatie specifiek kunnen worden aangepast. Ten tweede was van belang te kijken wat voor effecten het gebrek aan bewegen opleverde, om vooral deze mee te nemen en te kunnen voorkomen. Voor de ontwikkeling was belangrijk dat er specifiek de “motivators” voor bewegen van een kind werden verzameld, om deze app werkzaam te maken. Aansluitend aan de “motivators” waren de gegevens van juist bewegen met een fysiotherapeutisch onderbouwing van belang. Met behulp van richtlijnen over bewegen, ervaringen van experts, kinderen en ouders, maar ook natuurgegevens zouden oefeningen, opdrachten en spelletjes worden aangeboden. Voordat er met een conceptvorming werd begonnen, zou er een marktanalyse worden gedaan, om uit te vinden wat er al op de markt is en wat er zou missen. Belanghebbende en sponsoren zouden verder kunnen worden betrokken om bij die app ontwikkeling en marktintegratie meer mogelijkheden bij te dragen.
Onderzoeksmethoden Soort kwalitatief onderzoek De topics van dit kwalitatief onderzoek voor het ontwikkelen van een soort “LandschapsBeweegApp”, de meerwaarde van juist bewegen op basisschoolleeftijd, de opvattingen van kinderen over natuur en de betekenis van kinderen voor de natuur zijn onderzocht door middel van een “grounded theory” aanpak (Baarda et al, 1995) gericht op enkele centrale thema`s. Deze empirisch analytische wetenschapsopvatting leverde een levensecht karakter in de manier waarop de onderzoeksgegevens verzameld werden. Er werd probleemgericht gekeken, de onderzochte doelgroep stond centraal en hun huidige situatie werd met behulp van literatuuronderzoek ter discussie gesteld. Het doel van dit onderzoek was een gedragsverandering in de manier van bewegen van kinderen in de basisschoolleeftijd te bereiken door gebruik van huidige technieken, nadat een diepgaand kwalitatief onderzoek had plaatsgevonden. Met behulp van de resultaten werd een empirisch toepasbare uitspraak over gedachten, gevoelens en gedragingen van de doelgroep gedaan. Deze resultaten waren noodzakelijk voor de innovatieve aanpak.
9
Onderzoeksgroep Er was voor 18 kinderen in de leeftijd van 8 tot 13 jaar met problemen van overgewicht/obesitas gekozen. De kinderen zijn benaderd door het bezoeken en observeren van twee groepstherapie groepen gedurende vier keer namelijk tien kinderen in de “Cool to be fit groep” en acht kinderen in de “FitKids” in het Kinderfysioteam in Enschede. Deze steekproef was een representatieve gerichte steekproef vanuit een theoretische selectie gebaseerd op de literatuurstudie. Deze steekproef selecteerde dus afwijkende gevallen uit de doelgroep omdat informatie daarover meer inzicht in de omstandigheden gaf dan informatie uit de bekende situatie bij kinderen die gezond zijn. Deze steekproef waren kinderen die de meeste tijd van hun dag meer aan mediagebruik besteden dan aan bewegen maar naast het overgewicht en gerelateerde klachten geen andere ziekten hebben. Voor de observaties was de steekproef op toeval gebaseerd, want er was aangevraagd om bij een beweeginterventie mee te kunnen lopen maar in deze soort groepen was niet ieder kind gelijk en niet ieder kind verscheen elke keer. Wat betreft etnisch/culturele samenstelling gold dat 70% van de kinderen uit allochtone families kwamen. Verder is er bij vijf kinderfysiotherapeuten uit de Montfoortse maar ook Twentse omgeving, die selectief waren benaderd, een interview afgenomen, maar alleen bij diegenen die ervaringen hadden met therapie van kinderen met overgewicht, vooral in de basisschoolleeftijd. Bovendien zijn ook vier kinderen en ouders geïnterviewd, twee uit de Twentse omgeving en twee uit de Montfoortse omgeving, om verder motivators van kinderen en de belangstelling van ouders aan stimulatie van juist beweeggedrag te inventariseren, maar ook voor het verzamelen van oorzaken van minder buitenspel. Inhoudelijke saturatie was bij vijf expert interviews en vier kind/ouder interviews opgetreden.
Onderzoeksmethode en -instrumenten Dit gehele onderzoek was opgebouwd uit drie delen en heeft drie type onderzoeken (triangulatie) bevat. Er is begonnen met een oriënterend onderzoek met behulp van literatuurstudie over prevalentie, oorzaken en consequenties van overgewicht bij kinderen en excursies in de Twentse en Montfoortse omgeving voor het verzamelen van ideeën vanuit verschillende aspecten zoals spelmogelijkheden, toegankelijkheid en aanbod vanuit de natuur. Dit gaf een reëel beeld van de omgeving en het probleem voor de onderzoeker weer. Vervolgens is met een kwalitatief onderzoek gestart. Met behulp van een half-gestructureerd interview met kinderfysiotherapeuten heeft een uitgebreid uitwisselen van expert informatie, meningen en ervaringen over overgewicht/obesitas plaatsgevonden. Topics waren in dit geval het beweeggedrag van huidige kinderen, motivators voor het bewegen, kinderen in bewegingstherapie, invloed en gebruik van omgeving en therapie in relatie met e-health (zie bijlage 3). De inhoud van dit onderzoeksinstrument was bepaald door de vragen en topics van de onderzoeker, maar ook meningen en ideeën van de geïnterviewde. Voor het waarborgen van hoge betrouwbaarheid van de informatie is meestal een geluidsopname gebruikt. Zo was de controle op kwaliteit maximaal en ging geen informatie verloren. Verder was er weinig data vertekening als het
10
interview in een vertrouwde sfeer zoals in de praktijk plaatsvond, omdat de geïnterviewde niet door de omgeving werd beïnvloed. Zeker was er sprake van een mogelijke beïnvloeding op het interview door eigen gedrag van de onderzoeker, daarom was er voor het voorkomen hiervan voor neutrale vragen gekozen. Tijdens een interview speelde vaak de sociale wenselijkheid een negatieve rol in de manier van antwoorden maar hier werd zorg gedragen voor de juiste afspiegeling van de werkelijkheid (validiteit) door het interviewen van verschillende betrokkenen. Dit onderzoeksinstrument werd ook gebruikt voor interviews met kinderen en hun ouders om directe informatie vanuit de doelgroep te verkrijgen. Verder zijn er observaties gedaan. Observaties tijdens beweeggroepen voor kinderen met overgewicht kostten veel tijd, er was toestemming nodig en er werd frequent gedrag geobserveerd. Echter waren het directe waarnemingen, waar het vaststellen van gedrag waarvan het kind zich niet bewust was bovenaan stond. Deze gestructureerde observaties op kinderen met overgewicht waren voor het uitvinden van motiverende factoren van bewegen, opbouw van oefeningen en problemen tijdens bewegen. Tijdens deze participerende observaties werden veldnotities gemaakt, om geen informatie te verliezen. Het was een verborgen observatierol, om een verandering van het gedrag van de kinderen te voorkomen. Bovendien had door meeloopdagen op verschillende kinderfysiotherapie praktijken zoals Kinderfysioteam in Enschede en ADFYS in Montfoort een conceptvorming voor de criteria van bewegen voor de app plaatsgevonden. Aansluitend is een aanvullende literatuurstudie over effectieve interventies om obesitas te voorkomen, effectieve opbouw van trainingsprogramma`s en de meerwaarde van de natuur voor de ontwikkeling van het kind gedaan. Vervolgens is een marktanalyse gedaan om te kijken wat er voor apps al op de markt waren. Met behulp van kwalitatieve verwerking zijn aan alle resultaten waarden toegevoegd en naar nut voor het concept gestructureerd. Deze zijn vervolgens in een lijst van inrichtingscriteria voor het bewegen in de natuur in een app samengesteld.
Dataverzameling & Data analyse Dataverzameling en analyse was tijdens het kwalitatief onderzoek niet helemaal te scheiden. De dataverzamelingsperiode gedurende drie maanden liep van september 2014 tot half november 2014. Kenmerkend hierbij was dat de wijze van gegevens verzamelen open en flexibel verliep. Middels dit kwalitatieve onderzoek zou er een antwoord worden gevonden op: “Wat zijn de criteria voor een “LandschapsBeweegApp” voor kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar, om ze te motiveren voldoende in het buitengebied te bewegen en daardoor obesitas en gerelateerde klachten te voorkomen?”. Voor het waarborgen van de reproduceerbaarheid voor de onderzoeker zijn de interviews opgenomen met opnameapparatuur, mits er toestemming voor was gegeven door een informed consent. Iedere geïnterviewde kreeg een week voor het interview een interviewschema met de topics. Deze bevatte een introductiebrief die het projectonderzoek beschreef en een verzoek om opname van het gesprek. Indien er geen toestemming was werden tijdens het interview de antwoorden achter de vraagstelling opgeschreven. Alle gegevens werden anoniem verwerkt en secuur opgeslagen.
11
Voor de observaties in de beweeginterventie groepen was er niet door alle ouders toestemming gegeven, daarom is er voor veldnotities gekozen, die later direct werden verwerkt. Wanneer een interview was afgenomen, werd voor het benaderen van een gefundeerde theorie onder andere gebruik gemaakt van het uittypen van de interviews. Na het uittypen van de interviews was een codeboom opgesteld, waarin hoofd- en subcodes waren opgenomen. Hierna is voor de ordening van gegevens gestart met het coderen naar verschillende topics: de oorzaak voor overgewicht, overgewicht gerelateerde klachten, “motivators” voor het bewegen, therapiemogelijkheden en de mening van de geinterviewde over het beoogde projectdoel. In deze transcriptie vond reeds op basis van een eerste analyse een selectie plaats van delen die niet uitgewerkt werden, omdat ze niet meer binnen het kader van het onderzoek vielen. Het was een inhoudelijk bewerkte versie van het bronbestand. Deze versie bevatte negen geanalyseerde interviews en veldnotities vanuit de observatie. Deze versie van de opgestelde codeboom is bij de onderzoeker op te vragen. Wanneer er veldnotities uit observaties en gegevens uit belevingen vant excursies in het gebied waren zijn deze ook in een bestand verwerkt. Tijdens deze periode werd verdere literatuurstudie gedaan, om gegevens uit expert interviews op hun betrouwbaarheid te toetsen. Daardoor hadden alle gegevens uit het onderzoek een hoge betrouwbaarheid. Er is voor een inductieve manier van analyseren gekozen, omdat van tevoren niet bekend was naar welke thema's of categorieën werd gezocht. Met behulp van deze gegevens uit het onderzoek zou er een nieuw innovatief concept ontstaan, welke meer inzicht rond het ontwerp zou opleveren. Tijdens dit onderzoek was er slechts een persoon bij de analyse betrokken. Tijdens de analyseperiode was er gestart met het opstellen van een conceptuitwerking voor de ontwikkeling van een innovatieve app. Om hiervoor innovatieve ideeën uit het onderzoek te betrekken is de informatie uit een gestructureerde codeboom gebruikt. Daaruit kwamen bepaalde ideeen voort, die in een mindmap worden gezet. Deze ideeën werden gecombineerd met de gegevens uit de observaties en het bestaande materiaa,l om zo de mindmap te vergroten (op te vragen bij de onderzoeker). Bovendien waren gegevens uit de praktijk beschikbaar, die voor het onderzoek werden gebruikt. Dit waren niet-numerieke gegevens zoals specifieke oefenschema`s en meetinstrumenten uit de fysiotherapie. Verder zijn er gegevens uit literatuur zoals van overheidsbronnen, internet of academische bronnen gebruikt. Deze gegevens waren kosten- en tijdbesparend, waren voor niemand belastend, zorgden voor een goede triangulatie in het onderzoek en er was geen invloed op de gegevens door de onderzoeker. Verder waren er minder ethische problemen en ze konden meervoudig gebruikt worden. Er werd dus vanuit verschillende invalshoeken bekeken.
12
Resultaten Voor het uitwerken van de criteria voor een “LandschapsBeweegApp” is de huidige situatie van de kinderen vanuit meerdere invalshoeken bekeken, waardoor verschillende resultaten zijn verkregen. Oorzaken van minder buitenspelen uit interviews en excursies in de Montfoortse omgeving Uit de interviews met kinderen en ouders van de Montfoortse omgeving bleek dat er weinig mogelijkheden zijn om buiten te spelen, dat er in veel woonwijken te weinig groen is en dat er geen voorzieningen voor kinderen in de buurt zijn. Volgens ouders werd door de gemeente meer rekening gehouden met ruimte voor auto's dan met speelruimte voor kinderen. In het gebied zijn weinig plekken waar kinderen zelf naartoe kunnen, zodat altijd een fiets of auto nodig is om spelbossen, attracties of dierentuinen te bereiken. Bovendien bleken er verschillende algemene negatieve factoren van invloed te zijn. Vriendjes van kinderen mochten niet meer buiten spelen van hun ouders, omdat zij het te gevaarlijk vonden. Dit gebaseerd op verhalen over ontvoeringen, drugsverslaafden, maar ook gewoon door het drukke verkeer dicht bij de woonomgeving. Spelen met de computer werd steeds leuker en werd door kinderen als “cooler” beschreven dan “gewoon dom lopen en gaan wandelen”. Volgens de kinderen was buiten zaai en niks te doen, daarom gingen ze niet meer graag naar buiten en hadden daar geen belangstelling meer voor. Verder hadden ouders niet zo veel tijd om met hun kinderen naar het bos te gaan want ze moesten veel werken en in het weekend moest er uitgerust en gewinkeld worden. Bovendien bleek dat ouders niet steeds dezelfde waarden en betekenis hechtten aan de gezondheid van hun kind. Dit onderscheidde het omgaan met ziekte en gezondheid, in het voorkomen van ziekte en het bevorderen van gezond gedrag. Uit excursies naar het gebied bleek dat er wel iets door de gemeente wordt gedaan maar dat het nog steeds te weinig was. Er was zelfs een beleid in de gemeente Montfoort ontstaan die keek hoe de omgeving voor kinderen kond worden verandert. Hierbij liep het beleid vaak tegen de overheid en Europese regels aan, die het plannen onmogelijk deden. Dit gebaseerd op regelingen van onderhoud en verantwoording, budget en heel ingewikkelde veiligheidsaspecten met die rekeningen moest worden gehouden. Uit eigen ervaringen van het gebied waren er geen voorzieningen voor kinderen in de Montfoortse omgeving. Er was wel veel potentiaal (zie bijlage 4) maar veel braakliggende stukjes land zijn in de afgelopen tijd volgebouwd, geasfalteerd of helemaal puur verwilderd. Vanuit belanghebbende van dit project waren de boeken “101 dingen die je moet doen voor je 12 bent” en “50 dingen die je gedaan moet hebben voor je 12de” aangetoond. Deze wilden dat kinderen meer buiten spelen en waarschuwt voor overbezorgde ouders. Gegevens over obesitas uit interviews met kinderfysiotherapeuten Uit interviews bleek dat vooral kinderen in de basisschoolleeftijd nu vaker bij de fysiotherapie komen met overgewicht en daaraan gerelateerde klachten. Vaak optredende klachten door meedragen van overgewicht waren motorische beperkingen bij eenvoudige vaardigheden en balansproblemen; ademhalingsproblemen, verminderde conditie en daardoor snelle vermoeidheid; gewrichtsklachten door doorgezakte voeten, knieën
13
die naar binnen zakten, foute houding en voetafwikkeling maar ook ernstige valangst. Deze problemen worden bevestigd door gedane observaties. “Motivators” voor buitenspel gebaseerd op interviews en observaties van kinderen met overgewicht Uit alle interviews met kinderen en uit wetenschappelijke literatuur die dat onderbouwt bleek dat er voldoende motivatie was om buiten te spelen. Buiten spelen is nog steeds de meest populaire vrijetijdsbesteding van kinderen gevolgd door computeren en TV kijken. Toch liepen kinderen tegen bovengenoemde oorzaken aan. Kinderen zelf vonden de natuur heel leuk en brachten graag met vriendjes hun tijd door het meemaken van avonturen, nieuwe dingen ontdekken, dingen zelf bouwen of gewoon vies worden. Kinderen hielden van kleine uitdagingen die ze motiveerden meer te zoeken en te willen ervaren. Daarboven vonden kinderen dierentuinen, klimparken, midgetgolf en zwembaden leuke buitenspel activiteiten. Uit verdere observaties bleek dat kinderen gemotiveerd werden als ze ervoeren dat ze dingen konden en als er vooruitgang was in de resultaten van een beweeginterventie. Ze vonden het leuk om resultaten van hun eigen kunnen nauwkeurig bij te houden en met vriendjes te vergelijken. Wanneer kinderen een prijs konden winnen was een competitief spel heel stimulerend tot meer beweging. Verder waren kinderen alleen te motiveren als er spelenderwijs dingen werden aangeboden. Diversiteit in het aanbod was daarvoor noodzakelijk anders vonden kinderen het snel te saai. Hierbij bleek een groot verschil tussen meisjes en jongens. Fysiotherapeutische onderbouwing van activiteiten vanuit expert interviews Vanuit fysiotherapeutisch oogpunt was het heel belangrijk dat kinderen een goede ontwikkeling doorlopen. Er was namelijk een algemene tendens dat kinderen steeds minder bewegen en daarmee een groter risico lopen, om tijdens de groei houdingsafwijkingen te ontwikkelen. Spelen in de natuur zou ontzettend goed voor de ontwikkeling van kinderen zijn, want er zou aan allerlei vaardigheden en aan de fysieke en innerlijke gezondheid worden gewerkt. Vooral de kracht, snelheid, coördinatie, balansvaardigheid, lichamelijke houding en het reactievermogen werden getraind. Buiten dat was namelijk elke dag in de natuur anders en kinderen werden uitgedaagd om te doen. Kennis beklijfde pas echt als kinderen zelf dingen konden onderzoeken en ervaren. Met behulp van de natuur werd ook het vermogen van het kind gevoed met creativiteit, verbeelding, schoonheid, identiteit, fascinatie, ontdekking, spel en avontuur, communicatie en inlevingsvermogen. Dit waren de aspecten die het kind tot een gezonde en natuur bewuste volwassene ontwikkelen. Verder bleek ook uit interviews dat kinderen die niet werden uitgedaagd vaker veel meer agressie opbouwen dan kinderen die buiten bewegen. Dit zou later een ernstig probleem voor het sociale leven kunnen betekenen. Daarom was het belangrijk kinderen duidelijke grenzen te stellen maar soms ook gek te laten doen. Bovendien is voor het behoud van gezondheid op lange termijn de “Nederlandse Norm Gezond Bewegen” (NNGB) voor kinderen opgesteld. Dit betekent dat kinderen dagelijks een uur ten minste matig intensief moeten bewegen, waarbij de activiteiten twee maal per week gericht moet zijn op het verbeteren van
14
lichamelijke fitheid zoals kracht, lenigheid en coördinatie. Voorbeelden van matig intensieve beweging zijn snel fietsen (>12km/h), aerobics of skateboarden ( > = 5 MET`s (zie bijlage 5)). Verder wordt voor kinderen geadviseerd niet langer dan twee uur per dag te computeren en/of TV te kijken. Met betrekking tot spelletjes of oefeningen is gebleken dat ze het beste buiten kunnen worden gedaan want buiten was toch vaak waar kinderen tegen bepaalde dingen aanlopen. In de leeftijd van 8 tot 13 jaar was sportbeoefening nog geheel in de fase van speels bezig zijn. Tijdens die inspanning kwamen ze voor het eerst hun persoonlijke beperkingen tegen, wat een heel belangrijk moment in de totale ontwikkeling was. Hierbij was belangrijk het kind zelf te laten bepalen wanneer het gaat stoppen of oefeningen langzamer gaat doen, anders zouden ze het plezier in bewegen kwijt kunnen raken. In deze leeftijd was het aanleren van de coördinatie van bewegen en het aanleren van goede techniek van groot belang, omdat het in deze levensfase optimaal kond gebeuren. Coördinatie en vaardigheden konden vanaf de geboorte worden getraind, maar pas op een leeftijd van 12 tot 13 jaar was het zenuwstelsel bijna uitgerijpt, dus was het van belang dit van begin af aan te stimuleren. Fysieke activiteit moest geaccepteerd werden als een normaal onderdeel van het dagelijks leven. Inactiviteit kon tot vermijdbare boven genoemde gezondheidsrisico`s leiden, die bij kinderen met obesitas helaas vaak verschenen. Een veelzijdige ontwikkeling met verschillende sportactiviteiten stond tot 14 jaar voorop. Spelenderwijs zouden kinderen juist coördinatie, spieruithoudingsvermogen en motoriek leren maar er is nog geen reden voor intensieve krachttraining voor spieropbouw. Echter gewoon krachttraining waarbij ze goede trainingstechniek aanleren was voor kinderen wel goed. Bij kinderen nam niet de spiermassa toe omdat ze nog niet genoeg testosteron produceren, maar ze konden wel meer kracht opbouwen. Naast de krachtopbouw had krachttraining invloed op botdichtheid, goede lichaamssamenstelling, motoriek en blessurepreventie. Voor kinderen was het aspect van prestatieverbetering tijdens het sporten het belangrijkste. Het was erg belangrijk het metabolisme, maar ook de spieren, pezen en gewrichten al aan sport te laten wennen. Het wennen aan sport was van grote belang want als volwassene was het erg belangrijk om te trainen. Wanneer volwassenen niet gingen trainen verbruikten ze nooit dezelfde hoeveelheid energie als kinderen, dit omdat ze geen energie meer voor het groeien nodig hadden, wat dus vaak een negatieve invloed had op de kans op overgewicht. Toch bleek naast de aspecten van fitheid dat de beste ontwikkeling voor een kind door ouders moest worden ondersteund en bij problemen in de ontwikkeling alleen een multidisciplinaire aanpak tot het beoogde effect leidde. Een applicatie op de mobiele telefoon voor het stimuleren van meer beweging zou een mogelijke aanvullende waarde in de therapie kunnen krijgen. Onderbouwing van fysiotherapeutische interventies vanuit de literatuur (Takken et al., 2008) Het hoofddoel van beweeginterventies sloot aan bij de informatie vanuit de interviews met fysiotherapeuten, namelijk het plezier in bewegen. Het werd aangeraden het beweegprogramma achtereenvolgens te laten bestaan uit:
15
1. Een warming up, welke de bloedsomloop stimuleert, de lichaamstemperatuur verhoogt en de spieren op de activiteiten die gaan komen voorbereidt. Tijdens een warming up van ongeveer 10 minuten loopt de hartslag progressief op tot 150 slagen/minuut, wat het lichaam voor de activiteit zal voorbereiden. 2. Oefeningen ter bevordering van de fitheid, waarvan is aangetoond dat ze positieve effecten op het gedrag en het fysieke gezondheidstoestand hebben. 3. Een cooling down, welke belangrijk is voor het terugbrengen van het lichaam naar het rustniveau, de hartfrequentie en de bloedsomloop langzaam weer tot in een normale toestand te brengen. Dit zal duizeligheid voorkomen. Tot slot bevordert een cooling down de afvoer van de afvalstoffen uit de spieren. Melkzuur bijvoorbeeld geeft tijdelijk een zwaar gevoel in de benen. Door een cooling down verdwijnt dit sneller en het voorkomt spierstijfheid en spierpijn door gespannen, vermoeide spieren. Er is dan minder kans een blessure op te lopen. Het bleek dat kinderen uniek zijn, omdat hun inspanningsvermogen in vergelijking met volwassenen met de leeftijd toeneemt (“genetische fitheid”) maar ook dat kinderen die weinig bewegen een hoger risico op een blessure oplopen dan kinderen die altijd al veel bewegen. Het inspanningsvermogen werd met drie factoren beschreven: de aerobe capaciteit, de anaerobe capaciteit en de spierkracht. Aerobe capaciteit Aerobe capaciteit werd beschreven als de hoogste zuurstofopname tijdens intensieve inspanning, waarbij grote spiergroepen worden gebruikt. Deze waarde werd beschreven door de VO2piek, welke in relatie met de leeftijd staat en een stijging tot de 18 levensjaar vertoont.Vuistregels zoals bij volwassenen zijn bij kinderen niet verder van toepassing. Tijdens uitputtende training was de hartfrequentie onafhankelijk van de leeftijd bij kinderen is ze altijd tussen 193 en 205 slagen/minuut. Dit had met de zuurstoftransportcapaciteit van een kind te maken, die met de leeftijd en groei ook toeneemt. Met betrekking tot de zuurstofopname was er ook een relatie met de leeftijd en thorax groei tot de maximale ventilatie tijdens inspanning. Naarmate de thorax groeit neemt de ademfrequentie af en het teugvolume toe. Normaal gesproken hadden gezonde kinderen daarmee geen problemen. Bij kinderen met overgewicht kan het juist wel een heel groot probleem worden, want vaak hebben ze door overgewicht talrijke problemen zoals astma, minder conditie of snelle vermoeidheid. Ten opzichte van volwassenen bleek er bij een aerobe training een beperkte trainingsvooruitgang bij kinderen te zijn. De reden was dat kinderen een geringe secretie en circulatie hebben van hormonen zoals groeihormoon dat juist bij volwassenen de trainingsvooruitgang stimuleerde. Aerobe training versterkte ook bij kinderen vooral het cardiovasculaire systeem. De maximale zuurstofopname werd vergroot en leidde tot een toename van de algehele spierkracht en spieruithoudingsvermogen. Het had een sterke causale relatie met de algemene gezondheid.
16
Anaerobe capaciteit Een andere manier om fitheid, zoals kracht, lenigheid en snelheid te vergroten was anaerobe training. Bij deze manier van training betrok het lichaam tijdens kortdurende intensieve inspanning de benodigde energie uit de spieren, waar het was opgeslagen, zonder zuurstof te verbruiken. Uit verschillend onderzoeken bleek dat kinderen van nature een verminderde hoeveelheid energierijke fosfaten in de spieren opslaan en dat hun glycolytische activiteit veel lager is dan bij volwassenen, wat ook tot een verminderde lactaatconcentratie na een uitdagende inspanning in de spieren leidt. Dit kan een reden zijn voor langere en betere prestatie tijdens sporten. Een verdere reden voor betere prestatie van kinderen was dat hun herstel na intensieve inspanning veel sneller verloopt dan bij volwassenen. Daarvoor zijn meerdere oorzaken. Ten eerste vertoonden kinderen een grotere parasympathische activiteit (beïnvloedde dat het lichaam in een toestand van rust en herstel kond komen). Ten tweede was het herstel van zuurstofopname door een kortere bloedsomloop te redeneren. Ten derde was door het gebruik van type I vezels ook minder lactaat wat moest worden afgebouwd omdat dit type vezel minder produceerde. Bij kinderen met (ernstig) overgewicht was het metabolisme vaak gestoord, zodat een training op elk kind individueel moest worden afgestemd. Circuit weight training (trainen van het spieruithoudingsvermogen) Circuit weight training betreft een combinatie van hoog intensieve aerobe training en spierweerstandtraining. Bij deze vorm van training wordt naast het cardiovasculaire uithoudingsvermogen ook het spieruithoudingsvermogen getraind. Door de oefeningen in circuitvorm aan te bieden blijft het kind continu in beweging. Het enige rustmoment binnen het circuit is wanneer er van oefening gewisseld wordt. Het circuit kan bestaan uit veel verschillende activiteiten zoals touwtje springen, steps, huppelen, hinkelen en baloefeningen. Een circuit dat leidt tot het gewenste resultaat bestaat uit 8 verschillende oefeningen die aaneensluitend worden uitgevoerd, met daarna een rustpauze van 5-10 minuten. Een circuit kan 2 of 3 keer herhaald worden. (zie bijlage 8.1.) Spierkracht Bij kinderen stond ook spierkracht in relatie met de leeftijd en groei. De lengte van spieren was belangrijk voor de snelheid van verkorten van een spier. Met de leeftijd werd de aansturing en de intramusculaire coördinatie met de groei van het zenuwstelsel verbeterd. Naarmate er een toename van spiermassa en leeftijd was, was er ook een toename in de spierkracht te zien. Verder moest er rekening mee worden gehouden dat bij kinderen meer type I vezels in de spieren aanwezig zijn, dus dat ze meer oxidatieve vezels bezitten dan volwassenen. De hoofdtaak van deze type I vezels was de verbranding van vetten en glucose met behulp van zuurstof. Kinderen met overgewicht hadden vaak een grotere maximale spierkracht omdat ze door het meedragen van hun extra lichaamsgewicht een soort dagelijkse krachttraining doen. Vanaf de puberteit vond een verschuiving van de vezels naar type II plaats, die ook zonder zuurstof energie uit glucose en vetten konden gebruiken en daarbij lactaat produceren. Dit was een reden waarom kinderen bij dezelfde activiteit meer
17
vetten verbranden dan volwassenen. Daarom was het van belang een probleem met overgewicht al in de kindertijd aan te gaan want ze hadden een voordeel door deze lichaamssamenstelling en konden daardoor een snellere vooruitgang met betrekking tot afvallen bereiken. Om deze redenen was het van belang kinderen niet als volwassenen te behandelen. Daarvoor waren goede trainingsprogramma volgens de FITT-principe (Takken et al., 2008) op te bouwen. FITT staat voor Frequentie, Intensiteit, Tijd en Type. Hoe een trainingsprogramma eruit ziet verschilt per kind, maar er werd algemeen een frequentie van lichamelijke activiteit van 2 tot 3 keer per week aangeraden; over de trainingsintensiteit bij kinderen was niet veel literatuur maar op grond van de bovengenoemde factoren is deze waarschijnlijk wel hoger dan bij volwassenen. Verder werd aangeraden het trainingsprogramma in te delen in warming-up van 5 tot 10 minuten, de kern van 15 tot 30 minuten en een cooling down van 5 tot 7 minuten. Daarbij moest rekening mee werden gehouden dat er variatie in de oefeningen zat anders konden kinderen hun aandacht in de activiteit verliezen. Bovendien is gebleken dat het type trainingsvorm van de leeftijd, geslacht, groeisport, rijping, lichaamsgrootte, compositie, motorische bekwaamheid, aanleg, fitheidsniveau maar natuurlijk ook van het doel van de training afhankelijk was. Uiteindelijk was het voor de leeftijd 8 tot 13 jaar belangrijk alle type inspanning te beoefenen om het lichaam juist aan lichamelijke activiteit te wennen. Marktanalyse van buiten-bewegen applicaties (apps) Door middel van een marktanalyse is gekeken welke app`s er al op de markt zijn. Er waren al vier apps voor de preventie van bewegingsarmoede en ook voor het leren waarderen van de omgeving. Er was de BuitenSpeelDoeApp van de verzekering MENZIS, waar kinderen meer buiten leren spelen. Hierin werden actieve opdrachten aangeboden. Als deze zijn uitgevoerd konden kinderen daarvan een foto uploaden, waarmee ze kans op mooie prijzen maakten. (http://www.menzis.nl/web/Consumenten/OverMenzis/Persbericht/BuitenSpelenDoeAppStimuleertBuitenSp elen.htm) Apps zoals Big Cat Race van GenZPlay stimuleerden kinderen om oefeningen te doen, waarmee ze in de game op het mobiele apparaat verder kwamen. Ze moesten bijvoorbeeld een bepaald traject met het toestel rennen. De app nam de afstand op en verwerkte deze in punten voor de game. Het kind moest meerdere oefeningen doen om de game te winnen. (http://genzplay.co/our-apps/) Tevens waren er apps die de kinderen de omgeving laten waarderen zoals de app Los in`t Bos. Deze game maakte gebruik van Augmented Reality, dat een virtuele laag bovenop de werkelijkheid zette. Men zag op het scherm waar men was en in het scherm verscheen het spel. Kinderen moesten op verschillende manieren proberen de boswachter te helpen voor de dieren te zorgen en ze groot te brengen maar ook aandacht besteden aan mogelijke problemen. Dit zou het gevoel van verantwoordelijkheid van kinderen stimuleren. (http://www.boomfeestdag.nl/losintbos) Daarnaast waren er apps die traditioneel amusement van spelen in een app inhoud vertaalden zoals de app Ik speel ook van Jos Dohle. 32 spelletjes uit de categorieën balspelen, tikkertje, groepsspel en overige spellen
18
voor buiten waren op een rij gezet en uitgelegd. Op die manier konden kinderen ideeën krijgen voor wat ze buiten komdem gaan doen.( http://www.iculture.nl/apps/ik-speel-ook-iphone-app-met-32-variaties-voorbuiten-spelen/) Deze applicaties waren in vergelijking met dit innovatieve projectdoel heel eenvoudig. In de al bestaande applicaties miste een beweegprogramma met fysiotherapeutische onderbouwing van vooral oefeningen, maar ook van opdrachten en spelletjes. Deze onderbouwing zou puur geschikt zijn voor het buitenspel. Verder was er geen applicatie op de markt die oefeningen combineerde met opdrachten in de eigen streek, om deze beter te leren kennen en te leren waarderen. Er waren geen functies aanwezig voor de behoeften van ouders b.v. de koppeling aan een platform voor ouders, belanghebbende en sponsoren. Aangezien kinderen al heel jong een smartphone of tablet hebben zijn ze een grote doelgroep voor dit innovatieve product. De uitkomsten van dit onderzoek leverden het volgende concept met drie verschillende toepasbare mogelijkheden.
Het concept: B- OUT Voor de ontwikkeling van een innovatief concept zijn alle resultaten verdeeld in “must have`s”,” should have`s” en “could have`s”. Alleen vanuit de “must have`s” uit de onderzoek zijn inrichtingscriteria van een “LandschapsBeweegApp” ter bevorderen van buiten bewegen in de Montfoortse omgeving geformuleerd. Deze zijn door het voorbeeld B- OUT in drie hoofd “beeldscherm vlakken” ingedeeld en veraanschouwelijkt. De beeldscherm vlakken zouden later als “toolbox” voor de ontwikkeling kunnen dienen. De “should have`s en “could have`s” zijn in de discussie vermeldt. De bedoeling van dit concept is kinderen in de leeftijd 8 tot 13 jaar te stimuleren tot voldoende lichamelijke beweging en natuurinzicht in hun omgeving. Het start met een “Begin Scherm” (zie bijlage 7). Voor het gebruik is er grote behoefte aan een goede uitleg en instructies voor kinderen om deze concept veilig te kunnen benutten. De “Begin Scherm” bevat in een introductie belangrijke spelregels en instructies voor kinderen voor het juist gebruik en een link (b-out.com) naar een platform. Er zal een platform worden gemaakt en aan de app worden gekoppeld dat voor ouders, de buursportcoach en/of belanghebbenden is om toezicht tijdens bepaalde activiteiten te kunnen aanbieden door het plannen van spelletjes of speciale events. Vanuit hier zullen er verschillende activiteiten in de evenementen kalender komen staan (zie bijlage 7.1.: Interfaces na het beginscherm). Dan pas zal ieder kind een eigen account kunnen aanmaken met persoonlijke gegevens zoals naam, geboortedatum, lengte, gewicht en een profielfoto. Als ze ingelogd zijn kunnen ze meteen over hun gegevens beschikken. Op het beginscherm zullen verschillend “knopjes” voor alle functies van de app staan(zie bijlage 7.1.). Voor het stimuleren van de lichamelijke activiteit kunnen kinderen opdrachten bekijken en uitvoeren, uit verschillend oefeningen kiezen, voor mogelijke events inschrijven en leuke spelletjes vinden. Om deze functies te ondersteunen zullen kinderen hun locatie kunnen bepalen, hun score kunnen bekijken, hun vooruitgang kunnen inzien, vriendjes kunnen uitnodigen of via een chat contact kunnen opnemen. Daarop is er de functie om foto's te uploaden die ze van elke activiteiten zullen doen.
19
Voor het verrijken van de natuurbesef van kinderen zullen er “boeken” voor het archiveren van foto's en informatie over de fauna en flora in de app komen staan. Deze informatie zullen kinderen vanuit verschillende opdrachten in de app verkrijgen (zie bijlage 6.). Met behulp van een “Progress Scanner” (zie bijlage 7.1.:Begin scherm) kunnen ze hun vooruitgang in de app direct zien. Voor specificaties kunnen ze op het knopje “mijn activiteiten” klikken, om precies hun vooruitgang per week te bezien en uitstaande activiteiten te kunnen inhalen (zie bijlage 10.1.). Voor het fysiotherapeutisch doel is er een veelvoudig beweegconcept (zie bijlage 8) uitgewerkt, dat aan het stappenplan van gedragsverandering van Van der Burgt en Verhulst aansluit (zie bijlage 9) om de app te blijven gebruiken en juist te blijven bewegen. Op basis van de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) zullen de kinderen iedere dag ten minste 60 minuten buiten bewegen, daarvoor zijn de spelletjes en opdrachten in de natuur voor een uur uitgezet. Een aantal spelletjes zijn op de app beschikbaar, waaruit ze kunnen kiezen, om met vrienden buiten te gaan spelen (zie bijlage 11.1.). Voor meer variatie zullen er events vanuit verschillend organisaties in de buurt (zie bijlage 8), de buursportcoach en ouders via het platform beschikbaar kunnen worden gemaakt. De spelletjes zullen spelenderwijs de kinderen aan lichamelijk activiteiten wennen. Deze zijn vanuit het anaerobe trainingsschema gekozen dus bijvoorbeeld vanuit sporten die er bij horen zoals basketbal, handbal, trefbal, volleybal, rugby, voetbal, korfbal en spelen die erbij horen zoals frisbeeën, touwtje springen, huppelen, hinkelen, tikkertje, fietsen, (hard)lopen, rolschaatsen en/of skeeleren, circuit, sprint oefeningen of estafette. Als ze echt een verbetering in anaerobe capaciteit willen bereiken moeten ze op een intensiteit van 85% van de maximale hartslag gaan trainen, maar dit is alleen onder toezicht mogelijk, dus via activiteiten uit de evenementen.Verder zijn er vanuit aerobe trainingsschema`s spelletjes gekozen voor het trainen van reactievermogen en coördinatie (zie bijlage 11.1.). Bovendien is van belang dat kinderen ten minste twee keer in de week gericht op hun fitheid gaan trainen (NNGB). Daarom zijn er ten minste twee keer per week oefeningen in de natuur ingepland die voor de fitheid van hun lichaam zorgen. Kinderen kunnen hier tussen kracht, conditie en evenwicht kiezen (zie bijlage 8.1.). De applicatie kiest dan per toeval een aantal oefeningen uit de aangegeven keuze van het kind. Deze kunnen in een circuit of bepaalde speel uit de aangegeven keuze worden aangeboden. Deze zullen altijd spelenderwijs worden aangeboden want het plezier in bewegen staat bovenaan en zal daardoor worden gestimuleerd. Puur oefeningen draaien zal voor kinderen geen optie zijn. Voor de activiteiten moeten ze vaak nog ergens naartoe fietsen en weer terugfietsen. Daarvoor kunnen ze van de locatie bepaling gebruik maken. De fietstochten naar een bepaalde plek zal de warming up en cooling down van kinderen zijn. Als er geen fietstocht is zal door gebruik van de FITT-principe het beweegprogramma juist worden opgebouwd met behulp van bijvoorbeeld spelletjes. Voor voorbeelden van uitgewerkte trainingsprogramma`s zie bijlage 12. Alle activiteiten in dit concept zijn zonder veel toestellen ontwikkeld omdat in de Montfoortse omgeving geen voorzieningen en toestellen voor kinderen beschikbaar zijn. Er zal van de braakliggende veldjes en bossen gebruik worden gemaakt. Als ze daarvoor materiaal zoals ballen of andere dingen moeten meenemen staat het daarbij. Kinderen zullen proberen met behulp van de chat functie vrienden uit te nodigen en altijd in kleine groepjes te trainen. Dit bleek een heel grote “motivator”. De activiteiten zijn zo uitgezet dat de
20
groepsgrote meestal niet van belang is. Als spelletjes een bepaalde aantal aan kinderen nodig hebben, zal dit door een “pop up” worden aangegeven. Kinderen zullen dan voor genoeg medespelers voor het spel via de chat zorgen. Kinderen worden elke dag voor spelletjes en oefeningen via “pop up reminders” uitgenodigd om de app te gebruiken en de activiteiten uit te voeren. De diversiteit (zie bijlage 6;11 & 11.1.) is een heel belangrijke criteria in het concept. Dit zal het uitdagend, spannend, actief maar ook simpel houden. Elk kind is individueel en moet zelf kunnen kiezen welke activiteit en welke moeilijkheidsgraad in de oefening ze willen uitvoeren. Op grond van de individualiteit is een grote variatie van activiteit en in de activiteiten noodzakelijk. Voor het stimuleren van de motivatie om de app te gebruiken en juist te bewegen is een heel eenvoudig scoresysteem opgebouwd. Per week moeten kinderen ten minste twee oefeningen voor hun fitheid uitvoeren en elke dag 45 tot 60 minuten buiten bezig zijn. Voor elke activiteit krijgen ze een punt. Ze kunnen door het kiezen van een hogere moeilijkheidsgraad bij de oefeningen extrapunten winnen. Verder verkrijgen ze extrapunten als ze per week extra oefeningen doen. Deze kunnen ze onder “fun to be fit” aangeven (zie bijlage 7.1.: Interfaces na het beginscherm). Voor de controle moeten ze elke keer video`s of foto`s van de activiteit uploaden. Voor de dagelijkse activiteit kunnen ze uit events, oefeningen, spelletjes en/of opdrachten in de natuur kiezen waar ze ten minste 45 tot 60 minuten mee bezig moeten zijn. Voor het trainen van de fitheid kunnen ze uit oefeningen voor kracht, uithoudingsvermogen en evenwicht kiezen. Dit scoressysteem is gedefineerd in vier seizoenen a drie maanden. Wanneer een seizoen is afgelopen zullen kinderen via een beloningssysteem de kans hebben om een leuke buitenactiviteit te winnen zoals vrijbiljetten voor het zwembad, dierentuin, attractiepark of andere leuke dingen die in de omgeving kunnen worden uitgevoerd. Elke seizoen heeft eigen opdrachten (bijlage 6), spelletjes en oefeningen. Deze moeten tot eind van de seizoen zijn voldaan. Door het score- en beloningssysteem (zie bijlage 10) is dit concept competitie gericht. Het scoresysteem maakt twee groepen, namelijk groep I, kinderen van 8 tot 10 jaar en groep II, kinderen van 10 tot 12 jaar. Deze soort concept zal kinderen leeftijdsgericht motiveren deze app voor de vrijetijdsbesteding met vrienden te gebruiken en plezier in het buiten bewegen te krijgen. Via de “Progress Scanner” op het begin scherm en het inzicht in hun wekelijkse activiteiten (zie 10.1.: mijn activiteiten) kunnen de kinderen hun resultaten nauw bijhouden en via de “Score” (zie bijlage 10.1.) met andere medespeler vergelijken. De toepasbaarheid van deze inrichtingscriteria van een “LandschapsBeweegApp” is op drie verschillende manieren bedacht. “B-Out” klas app, “ B- Out” familie app of een gepersonaliseerde “B-Out” app voor elk kind. In de “B-Out” klas app zouden de opdrachten van alle leden uit de klas moeten worden uitgevoerd, om als klas kans op een prijs aan het eind van de seizoen te maken. Dit kan op klassen uit een school en/of op klassen uit scholen uit de omgeving worden toegepast. Zo concurreren verschillende klassen met elkaar en elk kind wordt betrokken. In de “ B- Out” familie app zou ieder familielid de app kunnen gebruiken voor het winnen van een dagje uit met het hele gezin. Daarvoor moeten alle leden meedoen en met andere families concurreren. In de gepersonaliseerde “B-Out” app moet ieder kind met zijn vrienden om een prijs
21
concurreren door het uitvoeren van opdrachten of behalen van doelen. Als ze deze met vrienden uitvoeren worden er meer punten behaald, deze zouden op beide accounts worden gerekend.
Conclusie en discussie In Nederland hebben steeds meer kinderen te maken met overgewicht. De leefstijl is erg sedentair, het eetgedrag problematisch en er is nauwelijks iets te beleven in de omgeving. Er wordt onderkend dat de maatschappij een “obesogene omgeving” ontwikkelt met als gevolg een verhoogd risico op overgewicht. In de strijd tegen overgewicht zou met behulp van huidige techniek een concept worden ontworpen dat precies deze problemen onderzoekt en in een applicatie voor mobiele telefoons samenvoegt. Hierbij was de onderzoeksvraag: “Wat zijn de criteria voor een “LandschapsBeweegApp” voor kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar, om ze te motiveren voldoende in het buitengebied te bewegen en daardoor obesitas en gerelateerde klachten te voorkomen?” Uit dit onderzoek is gebleken dat tegenwoordig basisschool kinderen vaker met problemen van overgewicht naar de fysiotherapie gaan. Daarom was het handig deze doelgroep te kiezen. De groei van kinderen in deze leeftijd is een heel belangrijke factor voor het bestrijden van overgewicht omdat het lichaam zich steeds nog verandert en heel actief is dan op volwassen leeftijd. Bovendien heeft buitenspel invloed op de prevalentie van overgewicht bij kinderen, die afhankelijk is van de leeftijd en specifieke activiteit. De vrijetijdsbesteding van kinderen is onderzocht naar motivators, maar ook naar oorzaken voor bewegingsarmoede. Uit deze kennis is een concept voor een innovatieve applicatie met behulp van expertinformatie over juiste beweegcriteria ontstaan. Deze resultaten hebben een juiste afspiegeling van de werkelijkheid, dus een hoge validiteit, omdat de informatie uit de interviews en de literatuur overeenkomen. Dit beweegconcept is heel origineel omdat er zelden een app is geweest die gebruik maakt van techniek die normaal gesproken kinderen verleidt minder te bewegen maar nu gebruikt wordt om juist meer te bewegen. Uit de marktanalyse blijkt dat er sommige app`s zijn ontwikkeld, die het buiten bewegen van kinderen willen stimuleren maar er zijn geen app`s voor gebruik in de eigen streek. De combinatie uit willen verrijken van natuurbesef in de eigen streek en inbrengen van verschillende beweegvormen met fysiotherapeutische onderbouwing is heel innovatief. Dit concept is bij de les, na schooltijd en tijdens elk seizoen te gebruiken en tevens op verschillende plekken in de Montfoortse omgeving. “Must haves” van de inrichtingscriteria zijn het spelenderwijs aanbieden van activiteiten voor kracht, uithoudingsvermogen en evenwicht voor het verbeteren van vaardigheden, fitheid en lichaamssamenstelling. Verder is het oefenen van balansvaardigheden, springen, klimmen, gooien, vangen en schieten om juist coördinatie en reactievermogen te leren doorslaggevend. Competitiegerichte maar simpele oefeningen of spelletjes bleken voor het stimuleren van de motivatie van belang. Deze worden door een score- en beloningssysteem ondersteund. Voor het behoud van motivatie is verder het uitvoeren van de activiteiten in groepen belangrijk. Hierbij is ook belangrijk dat er variaties van activiteiten (opdrachten, spelletjes, oefeningen en evenementen) en diversiteit in activiteiten zijn om inzicht in de natuur te verkrijgen, de aandacht van de
22
kinderen niet kwijt te raken, het plezier in bewegen te stimuleren en er voor ieder kind iets te bieden om buiten actief te kunnen zijn. Verder moet aan de NNGB worden voldaan voor een adequate dagelijkse lichamelijke activiteit. Oefeningen moeten zich aan de FITT-principe (warming up, kern, cooling down) richten om blessures te voorkomen maar ook om het doel van juist bewegen te bereiken. Voor het behoud van gezondheid op lange termijn is het cruciaal dat dit concept aansluit bij de fase van gedragsverandering om deze activiteiten te blijven doen. Het is een product dat een gecontroleerd en door expertinformatie onderbouwd systeem voor het buiten bewegen oplevert. De inrichtingscriteria zijn ten opzichte van elkaar opbouwend na prioriteit gekozen zodat een grote mate aan functionaliteit voor de combinatie van bewegen en natuurinzicht in het concept kan worden vertaald. Aangezien alle activiteiten zijn voor dit concept ontwikkeld hebben ze ook een grote mate aan geschiktheid voor de innovatieve concept van de applicatie. Criteria met een lagere prioriteit zijn
vervolgens in de aanbeveling komen staan. Op welke manier het beweegconcept zal worden toegepast moet door verdere informatie uit de projectgroep in verder onderzoek worden besloten. Door projectgrenzen zijn er ontwerpbeperkingen in het project geweest. Voor een juiste interventie van kinderen met overgewicht bleek dat het bepalen van de trainingsintensiteit van grote belang is. Een “should have” zou hierbij een koppeling van de app aan een betrouwbare hartslagmeter zijn. Voor het zelf gebruiken moeten deze kinderen een juiste introductie van een expert in het gebruik verkrijgen en verder toezicht ontvangen. Hoe de oefeningen eruit moeten zien is in het concept verwerkt maar voor de toepasbaarheid in een fysiotherapeutische praktijk voor overgewicht kinderen zou het integreren van de baseline-metingen een goede optie zijn. Verder zou aan de uitbreiding van de activiteiten en het score- en beloningssysteem meer tijd worden besteden. Het project is beperkt voor de basisschoolleeftijd van 8 tot 13 jarige kinderen op de Montfoortse omgeving. In een vervolgontwerp zou er ook voor pubers een concept kunnen worden ontwikkeld zoals geslachtsspecifieke activiteiten want er bleek een groot verschil te zijn. Het verdient verder aanbeveling om dit product gerichter in beeld te brengen. Daarvoor is een nauwgezette omgevingsanalyse voor de Montfoortse omgeving noodzakelijk voor het verweven van de activiteiten op het buitengebied. Verder moet de technische haalbaarheid worden getest. Daarop volgend is aan te raden de app in het buitengebied te testen en dan via een app-ontwikkelaar deze te maken. Hoe de app op de markt wordt geïntroduceerd moet verder nog worden onderzocht. Voor het waarborgen van de werkzaamheid zou de app op scholen kunnen worden gebruikt en in het lesrooster een plaats kunnen vinden. De integratie in het lesrooster zou het eerste contact met de kinderen kunnen maken, maar ook een educatief stukje over juist bewegen, de streek of voeding via les implementeren. Dit kan tijdens een biologieles of gymles gebeuren. Daarvoor zou er contact met scholen moeten worden gemaakt en op toepasbaarheid moeten worden onderzocht. Randvoorwaarde voor het kunnen uitvoeren van het score- en beloningssysteem is de medewerking van gemeenten, sponsoren en andere belanghebbenden. Verder zou voor een uitbreiding naar een multidisciplinaire aanpak in de strijd tegen overgewicht meerdere instanties kunnen worden ingeschakeld zoals een psycholoog en diëtist. Voor meer opdrachten en ideeën zou er een koppeling aan bijvoor het boek “101 dingen die je moet
doen voor je 12 bent” kunnen worden gemaakt.
23
Literatuurlijst Baarda B., Goede M.P.M. De, Teunissen J. (1995), Basisboek Kwalitatief onderzoek: Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Houten: Stenfert Kroese
Beltman M., Driessen M.T., Cloostermans A.P.G., van de Bolhuis Klijn, E, van de Bolhuis (2013); KNGF-standaard, Beweeginterventie overgewicht en obesitas bij kinderen Brink CL, Blokstra A (2014), Rijksinstituur voor Volksgezondheid en Mileu; Overgewicht,Omvang van het probleem: Hoeveel mensen hebben overgewicht? binnengehaald op 03.09.2014, Bilthoven: RIVM, http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/hoeveel -mensen-hebben-overgewicht/ Blokstra A., Verschuren W.M.M. V, Baan C.A.(2007), Vergrijzing en toekomstige ziektelast Prognose chronische ziektenprevalentie 2005-2025 Caballero B. (2004) Obesity prevention in children: opportunities and challenges.International Journal of Obesity, pagina 94. Binnengehaald 29 november 2014, van http://www.nature.com/ijo/journal/v28/n3s/pdf/0802797a.pdf?origin=publication_detail Cleland, J., Schmidt, M.D., Dwyer T., Venn J.V (2008). Television viewing and abdominal obesity in young adults: is the association mediated by food and beverage consumption during viewing time or reduced leisure-time physical activity?, pagina 1151-1154. Binnengehaald op 30 november 2014 van http://ajcn.nutrition.org/content/87/5/1148.full Dagevos Hans &Munnichs Geert (2007). De obesogene samenleving, Maatschappelijke perspectieven op overgewicht, Amsterdam Univerty Press, pagina 22-43 & pagina 75-105 Dietz William H. & Gortmaker Steven L. (2001). Do We Fatten Our Children at the Television Set? Obesity and Television Viewing in Children and Adolescents, binnengehaald op 11 november2014 van http://www.researchgate.net/publication/19288999_Do_we_fatten_our_children_at_the_television_ set_Obesity_and_television_viewing_in_children_and_adolescents Dieleman, Hanna; Schreuder, Joyce (2010). Beroepsopdracht Hogeschool van Amsterdam, opleiding Fysiotherapie, binnengehaald 20 november 2014 van http://kennisbank.hva.nl/document/219883 Gezondheidsraad. Overgewicht en obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003; publicatie nr 2003/07. ISBN 90-5549-477-1 GGD Zaanstreek-Waterland (2013), factscheets op regionaalkompas.nl, Kinderen en het gebruik van (sociale) media. Hirasing R.A., Fredriks A.M., Buuren S. Van, Verloove-Vanhorick S.P., Wit J.M. (2001)Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen. Nederlands Tijdschrift derGeneeskunde . 27; 1303-1308.
24
Hurt Ryan T.,KulisekChristopher, Buchanan Laura A., &McClave Stephen A. (2010), The ObesityEpidemic: Challenges, Health Initiatives, andImplicationsforGastroenterologists, binnengehaald op 10.09.2014 op http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3033553/ Moore LL, Gao D, Bradlee ML, Cupples LA, Sundarajan-Ramamurti A, Proctor MH, Hood MY, Singer MR & Ellison RC. Does early physical activity predict body fat change throughout childhood? Prevent Med 2003; 37: 10-17. NederlandsJeugdInstituut (2014), Kennis over jeugd en opvoeding, binnengehaald op 9.09.2014; http://www.nji.nl/nl/Databanken/Cijfers-over-Jeugd-en-Opvoeding/Cijfers-per-onderwerpOvergewicht NederlandsJeugdInstituut (2014), In: Overgewicht en cijfers, binnengehaald op 13.09.2014, http://www.nji.nl/Overgewicht-Probleemschets-Cijfers Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Millieu (RIVM) (2014), Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Nationaal Kompas Volksgezondheid, Overgewicht: Zijn er verschillen tussen Nederland en andere landen; binnengehaald op 07.09.2014 http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/overge wicht-verschillen-internationaal/ Seidell J.C.; de Beer J.J.A. en Kuijpers T. (2008), In. Tijdschrift Geneeskunde: Richtlijn ‘Diagnostiek en behandeling van obesitas bij volwassenen en kinderen’2008 20 september; Takken T, Brussel M. van , Hulzebos H.J. (red) (2008), Inspanningsfysiologie bij kinderen, Houten : Bohn Strafleu van Loghum, pagina 28-88 & 191-197 Tang-Peronard JL, Heitmann BL (2008). Stigmatization of obese children and adolescents, the importance of gender. Obesity reviews : an official journal of the International Association for the Study of Obesity, pagina 522-34 Verhulst FC (2005), De ontwikkeling van het kind. Rotterdam:Van Gorcum Vreke, J., Donders, J.L., Langers,F., Salverda, I., Veenklaas, F.R. (2006). Potenties van groen; de invloed van groen in en om de stad op overgewicht bij kinderen en op het binden van huishoudens met midden- en hoge inkomens aan de stad. Alterra-rapport 1356. Wageningen; Alterra. volkskrant.nl 02/11/10 om 18.45 , Overgewicht kost 3 miljard per jaar; binnengehaald 05.09.2014; http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/WetenschapGezondheid/article/detail/1044418/2010/11/02/Overgewicht-kost-3-miljard-per-jaar.dhtml Wendel-Vos GCW (2014). Normen van lichamelijke (in)activiteit. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, binnengehaald 21.09.2014; http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijke-activiteit/normenvan-lichamelijke-in-activiteit/ World Health Organisation(WHO) (2014),Obesity and overweight, Fact sheet N°311, binnengehaald op 12 september 2014 van http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/
25
Bijlage Bijlage 1: Body Mass Index (BMI) BMI tabel jongens 6-16 jaar Leeftijd
BMI Ondergewicht BMI Normaal gewicht
BMI Overgewicht
BMI Obesitas
6 jaar
< 14,06
14,07-17,55
17,55-19,78
>19,78
7 jaar
< 14,03
14,04-17,92
17,92-20,63
>20,63
8 jaar
< 14,14
14,15-18,44
18,44-21,60
>21,60
9 jaar
< 14,34
14,44-19,10
19,10-22,77
>22,77
10 jaar
< 14,63
14,64-19,84
19,84-24,00
>24,00
11 jaar
<14,96
14,97-20,55
20,55-25,10
>25,10
12 jaar
< 15,34
15,35-21,22
21,22-26,02
>26,02
13 jaar
< 15,83
15,84-21,91
21,91-26,84
>26,84
14 jaar
< 16,40
16,41-22,62
22,62-27,63
>27,63
15 jaar
< 16,97
16,98-23,29
23,29-28,30
>28,30
16 jaar
< 17,53
17,54-23,90
23,90-28,88
>28,88
BMI Overgewicht
BMI Obesitas
BMI tabel meisjes 6-16 jaar Leeftijd
BMI Ondergewicht BMI Normaal gewicht
6 jaar
<13,0
13,0-17,34
17,34-19,65
>19,95
7 jaar
<13,0
13,0-17,75
17,75-20,51
>20,51
8 jaar
<13,1
13,1-18,35
18,35-21,57
>21,57
9 jaar
<13,3
13,3-19,07
19,07-22,81
>22,81
10 jaar
<13,6
13,6-19,86
19,86-24,11
>24,11
11 jaar
<13,9
13,9-20,74
20,74-25,42
>25,42
12 jaar
<14,4
14,4-21,68
21,68-26,67
>26,67
13 jaar
<15,0
15,0-22,58
22,58-27,76
>27,76
14 jaar
<15,6
15,6-23,34
23,34-28,57
>28,57
15 jaar
<16,1
16,1-23,94
23,94-29,11
>29,11
16 jaar
<16,6
16,6-24,37
24,37-29,43
>29,43
Bron: Talma H et al. Groeidiagrammen 2010. Den Haag: TNO, 2010.
26
Bijlage 2: Percentage kinderen met overgewicht in de Europese Unie (EU-27). Gemeten en zelfgerapporteerde (z) lengte en gewicht. (Bron: RIVM, Nationaalkompass, 2014).
27
Bijlage 3: Interviewschema experts en kinderen/ouders Interviewschema experts Ik wilde beginnen met nog even de hele bedoeling van dit interview uiteen te zetten. Het is een onderzoek dat voor mijn afstudeerproject wordt gedaan. Het gaat om een innovatieve ontwikkeling van een applicatie voor mobiele toestellen, die kinderen zullen gebruiken, om meer buiten te gaan spelen. Tegenwoordig zitten kinderen vaak de hele lang alleen voor een beeldscherm om te spelen; ze gaan weinig buiten spelen. Dit heeft als gevolg, dat cijfers m.b.t. overgewicht en obesitas in de laatste decennium erg omhoog zijn gegaan. Wat is nu de bedoeling van dit interview? Ik zou graag door middel van gesprekken met expert informatie Met behulp van dit project zullen kinderen in de leeftijd van 8 tot 13 jaar met huidige technieken worden uitdagen, om meer naar buiten te gaan. Dus meer bewegen, maar ook de eigen voorkeuren aan de waarden van de natuur leren kennen. Alle informatie die ik hiermee verzamel zullen anoniem in de resultaten van dit project worden verwerkt. Uiteindelijk zal hiermee een lijst van criteria voor bewegingsinterventies worden opgesteld, die een stapje naar het doel zou zijn.. Als het succes oplevert, zal het in meerdere gebieden/omgevingen worden ontwikkeld. Na afloop van mijn interview zou ik graag terug horen, op vragen reageren en/of verder voorstellen voor het project opschrijven. Topics Kinderen • Kunt U wat vertellen over hoe U de huidige kinderen/jeugd m.b.t overgewicht zou beschrijven? • Uit ervaringen: Hoe hoog is het percentage van obese kinderen, die naar de fysio gaan? ◦ Leeftijd aan overgewicht gekoppeld ?! Omgeving aan overgewicht gekoppeld ? • Welke obesitas gerelateerde klachten komen het meest voor? ◦ Wat zijn hun grootste problemen? ◦ Zijn er vaardigheden die kinderen tegenwoordig missen? Kinderen & therapie • Met betrekking tot U therapie: Wat voor soort kinderen komen naar U bewegingstherapie? ◦ Komen er kinderen voor preventieve zorg? • Wat voor onderzoeksmethoden/materiaal gebruikt U bij kinderen met overgewicht? Evidence based? • Wat zou hierbij de manier van therapiekeuze zijn? • Hoe motiveert U kinderen om mee te doen? ◦ Hoe bouwt U vertrouwen op met de kinderen? ◦ Wat zijn “motivators” van kinderen? • Wat spreekt kinderen aan in de therapie? ◦ Wat zijn dingen die kinderen niet willen uitproberen/ doen? • Doen kinderen alleen dingen waarvan ze houden bij U therapie? ◦ Hoe brengt U een kind naar het uitproberen van dingen toe? • Bij welke kinderen werkt wat? Hoe vaak komen kinderen? Therapie & omgeving • Welke rol spelen de ouders in dit verhaal? Waroom komen ouders met hun kinderen bij de fysiotherapeuten? • Zijn er oefeningen buiten de therapie voor kinderen? Als ja, hoe geeft U huiswerk oefeningen? Voldoen kinderen er aan? Is interactie met ouders? Belangstelling familie? • Gebruikt U de omgeving/natuur voor de therapie met kinderen? Therapie & e-health • Gebruikt U interactieve manieren voor het motiveren/ behandelen van kinderen? ◦ Als ja, wat? • Wat vindt U van een app die wordt ontwikkeld voor de vrije tijd besteding van kinderen, om ze te motiveren meer buiten te gaan bewegen? • App die kan worden mee gegeven door een fysio b.v.? • Wat zouden U eigen landschapswaarden zijn, die voor de app belangrijk kunnen zijn? DIT IS DE LAATSE VRAAG • Hoe vanzelfsprekend is het om algemene gezondheid te willen stimuleren en hoeveel mag dit van de autonomie van een kind vragen? Afsluiting: DIT IS HET EIND VAN DE INTERVIEW, BEDANKT! → OPNAMEAPARATUUR UITZETTEN •
Zijn er kinderen en ouders die ik misschien ook mag interviewen? Wie, wanneer, wat?
Nagesprek Wat vond u van het gesprek? Heeft u het gevoel dat u heeft kunnen zeggen wat u wou zeggen? Zijn er dingen die nog niet aan bod kwamen en die u nog graag kwijt zou willen? Heeft u misschien nog vragen? Cadeau en bedanken!
28
Interviewschema voor ouders en kinderen Dit is een onderzoek die voor mijn afstudeerproject. We zijn op zoek naar de mooiste spelletjes en opdrachten buiten het huis. • •
Wat doet jij het liefst? ◦
Speel jij graag met de computer, mobieltje of kijk je graag TV? ▪
Speel jij met apps? Favoriete applicaties?
•
Wat doet jij het liefst buiten?
•
Wat zijn dingen die jij niet graag buiten doet?
•
Welke plekken in de omgeving vindt jij leuk?
•
Ga jij met de familie vaak naar buiten? ◦
Nee, wat is het reden?
◦
Ja, wat vindt jij goed en wat niet zo goed daarvan?
•
Wat vindt jij leuk aan de therapie? Wat is jouw favoriete spel? Kom jij graag?
•
Doe jij de huiswerk oefening?
•
Welke zou U belangrijkste verandering
Klein cadeau voor kinderen en bedanken!
29
Bijlage 4: Foto`s vanuit de omgeving Omgevingsfoto`s Montfoort – Woerden
30
Landschap in Montfoort
=
Oerlemansbos bij Lopik eo met boswachter
= voor het publiek afgesloten; veel potentiaal om een speelbos voor kinderen te zijn
31
Boomhut voor kinderen in Schalkwijk = geen onderhoud; zwaar om te bereiken ( dicht begroeid) =slechte locatie, naast snelstraat en in het midden van een veld van boeren
Montfoortse omgeving = niks voor kinderen, alleen braakliggend = veel landbouw
32
Bijlage 5: MET tabel Per sport en per snelheid is de MET-waarde bekend, deze waarden wordt vermenigvuldigd met het aantal minuten dat de activiteit wordt uitgevoerd. Het is een objectief waarden en kan onder- of overschatting van beweeggedrag voorkomen. Verder is het een goed vergelijkbare waarde, die een goede inzicht in beweeggedrag geeft. 1 MET = 1kcal/kg/uur & 3.5 ml O2/kg/min.
Bron: http://www.renmamaren.com/wp-content/uploads/2013/09/METS.jpg
Bijlage 6: Opdrachten in de natuur voor de vier seizoenen Lente • Een hutje bouwen in het bos
• Een slakkenrace houden
• Vissen met een net
• Een dammetje aanleggen
• Schatgraven op het strand
• Een dam beklimmen en er vanaf rollen
• Richt een eigen sterrenwacht in
• paaseieren uit blazen en verven • het mooiste foto van de lente • Taartjes bakken uit streekproducten
Zomer •
Een steen over het water ketsen (hoe vaak springt het)
•
•
Appel van de boom plukken
• Bramen plukken
◦
• Bloemen plukken en drogen ( invoeren in “boeken” = ook
https://eetbaarijsselstein.wordpress.com/kruidentuinen/ kruidentuin-ommedracht/
• Herfst
eetbaar?)
Fantasiefiguren kleien op een boom
• het mooiste foto van de zomer
•
Spelen met kastanjes
•
In de modder rollen
• •
Maak je eigen modderschilderij Planten en bladeren uit het herfst drogen (invoeren in “boeken”)
•
Vliegeren
•
het mooiste foto van de herfst
•
Iglo maken
Winter
33
Touwslingeren
•
Sneeuwballen gooien, wedstrijd met vrienden
•
kerstboom dekoratie uit de natuur
•
sneeuwman maken
•
voetsporen in de sneeuw of modder vinden
•
sneeuwengel maken
•
Schaatsen
•
Sleeën
•
knutselen je winterlandschap
•
kikkererwt plant of andere zaad (hoe groeit het?)
•
Bouw een kettingreactie met gerecycled materiaal
•
cadeaus uit streekproducten knutselen
•
wie heeft de mooiste winterstad uit papier
Bijlage 7: Begin scherm
34
Bijlage 7.1.: Interfaces beginscherm
Introductiescherm
Begin scherm Waarom dit logo? • • •
• • • •
35
Wij zijn deel van de natuur Het gebruik maken van de natuur levert leven Wij zijn afhankelijk van de natuur maar ook andersom ( als wij als kind ze leren waarderen wordt ze als volwassenen ook gewaardeerd & gerespecteerd) Boom = natuur Hand = mens/kind Afhankelijk van hoe we ze gebruik kunnen we ze kleuren B-Out = beweeg buiten ( be outside)
Interfaces na het beginscherm
Op evenementen kunnen kinderen zien wat via de website verder aan activiteiten worden aangeboden. Deze kunnen ze aanklikken en inschrijven als ze mee willen doen.
“Mijn streek fotoboek” Hier kunnen kinderen hun foto`s voor de opdrachten uploaden.
36
Kinderen kunnen hun eigen account bekijken. Hier zijn hun gegevens en hun profil foto te zien.
Als kinderen nog andere activiteiten ondernemen, kunnen ze deze bij “fun to be fit” voor extrapunten aangeven. Daarvoor moeten ze alleen een foto of video voor uploaden.
Dit is een kleine sociale netwerk waar kinderen hun vrienden kunne uitnodigen voor het meespelen en waar ze kunnen chatten.
37
Bijlage 8: Concept voor het fysiotherapeutisch doel
38
Bijlage 8.1.: Interfaces van het fysiotherapeutisch doel
→
39
Herfst
Zomer
Winter
40
Bijlage 9: Stappenplan van gedragsverandering (Van der Burcht en Verhulst) Open staan: Aansluiting bij de beleving, verwachting, vragen en zorgen Wat houdt het kind het meeste bezig? Gebruik van huidige media en hun belangstelling = hun grenzen leren kennen Opdrachten voor het leren van juiste communicatie = leren van sociale vaardigheden Opdrachten in combinatie met de natuur/streekproducten = omgeving leren waarderen Verschillende opdrachten/oefeningen aan leeftijd gericht = inzicht/plezier in bewegen Opdrachten in combinatie met voeding = voeding leren inschatten Begrijpen: Informatie moet zodanig worden aangeboden dat het kind het begrijpt en kan onthouden Spelenderwijs oefeningen/opdrachten voor kracht/ conditie/ evenwicht/ coördinatie/ reactievermogen & grove motoriek beschrijven = verbeteren lichaamssamenstelling & fitheid Willen: Inventarisatie van wat een kind motiveert om iets te doen Variatie in oefeningen/opdrachten = plezier in bewegen Competitie gerichte opdrachten = stimulatie van externe/interne motivatie Score systeem – Beloningssysteem = stimulatie van externe motivatie Kunnen: Inventariseren wat eer aan praktische problemen kunnen zijn Verschillend oefeningen voor ieder kind = balansvaardigheden, springen, klimmen, hinkelen, gooien/vangen, schieten, hokken etc. = juist leren bewegen Doen: heldere, concrete en haalbare oefeningen en stellen van concrete doelen; positieve feedback Voldoen aan de NNVB (60 min per dag matig bewegen, twee keer per week ) = voldoende lichamelijke activiteiten Feedback systeem (loof voor uitvoering en “Progress Scanner”) = stimulatie van interne motivatie Blijven doen: belangrijk is om na te gaan wat moeilijk is voor het kind, wat stimulerend werkt en of er beloningen voor korte en lange termijn zijn Variatie in oefeningen/opdrachten = inzicht en plezier in bewegen Feedback systeem = stimulatie van interne motivatie Competitie gerichte opdrachten = stimulatie van externe/interne motivatie Score – en beloningssysteem = stimulatie van externe motivatie Stimulatie vanuit school/familie = stimulatie van externe motivatie voor het blijven gebruiken
41
Bijlage 10: Concept voor het score- en beloningssysteem
42
Bijlage 10.1.: Interfaces voor het score- en beloningssysteem Op de scherm “Mijn activiteiten” kunnen kinderen foto`s van hun activiteiten uploaden. Zonder foto`s verkrijgen ze geen punt voor de activiteit. De “Progress Scanner” laat hun vooruitgang in de seizoen zien. Daaronder zijn de afgelopen weken te zien. Per seizoen zijn er 12 weken. Elke week komt een nieuwe tap. Groen betekend dat de week was afgerond. Geel betekend dat er nog activiteiten missen en rood betekend dat er nog geen activiteit is uitgevoerd. Kinderen kunnen door extra activiteiten meer punten winnen zodat er gele weken niet veel uitmaken.
Wie in de omgeving het meest heeft gescoord kunnen kinderen via de wedstrijdbeker inzien. Er is ook te zien hoe veel weken van de seizoen ze nog hebben.
43
Bijlage 11: Oefeningen Spelregels • Bevestiging van uitvoering ◦ Video's of/en foto`s van oefeningen moeten worden upgeload • Regels voor de App gebruik ◦ Doe alle activiteiten met vrienden als het mogelijk is = kans op meer punten ◦ Doe alleen oefeningen en opdrachten, die jij kunt bereiken ◦ Doe geen oefeningen als jij ziek bent ◦ Als je die beschreven oefeningen haalt, krijg je een punt op jouw scoren lijst ◦ Bij oefeningen met extrapunten heb je kans meer punten te krijgen ◦ Probeer ten minste elke dag een oefening te doen ◦ Wacht niet tot het eind van de seizoen anders haal je niet genoeg punten ◦ Blijf op de hoogte hoe veel score punten die andere kinderen al hebben gemaakt ◦ Nodig vrienden uit om mee te spelen ◦ Plekken voor het uitvoeren kan jezelf kiezen ◦ Maak gebruik van die app-map, om te kijken waar je in de buurt een bos, veld of speeltuin vindt, om de oefeningen te draaien ◦ LET OP: Aan het eind van de seizoen worden alle scores van alle kinderen in de (gemeente, klas etc.) geteld en er wordt een prijs verloting gedaan!! • Goede definitie voor de spelletjes moeten worden opgesteld ◦ Let altijd op veiligheid ◦ Let op jouw medespelers ◦ Er mogen geen blessures ontstaan ◦ Je mag gek doen maar blijf veilig ◦ Wanneer je meedoet aan een spel houdt je aan de afgesproken spelregels van de spel ◦ Wanneer je een spel speelt waarbij lichamelijk contact komt kijken, dan trek je niet aan elkaars kleren ◦ Voetballen doen jullie met zachte ballen ◦ Wanneer jullie gebruik maken van een bos, veld of dergelijks, dan moeten jullie proberen die schoon te verlaten ◦ Laat geen plastiek of andere dingen in de natuur liggen ◦ Je moet voorzichtig met de natuur omgaan en maak de natuur niet kapot
44
Krachtoefeningen voor circuit training • Boomstam hurkzit 3 x 20 herhalingen ◦ 6x 20 herhalingen= extrapunten
• Uitvalstappen wandeling over een veld of door het bos – hoe ver kom je? ◦ 3x 20 herhalingen ◦ 6x 20 herhalingen= extrapunten • “Push up” race – hoe veel doe je in 10
sec.?
◦ Meer da 30 sec? Extrapunten
• Handstand tegen boomstam minimaal 20 sec • Handstand op gras minimaal 5 sec. ◦ 10 sec. = 1 extrapunt ◦ 20 sec. = 2 extrapunten • Aan een rek in een speeltuin hangen, optrekken en buikrol doen 5 tot 10 keer ◦ 10 keer extra punt • Op een been ten minste 2 min staan en dan naar het andere been wisselen 1. Een stang op een vinger balanceren = 1 extrapunt 2. Met de andere been voor het lichaam, achter het lichaam tikken = 2 extrapunten 3. Spring daarbij voorwaarts, achterwaarts en zijwaarts zonder met de voet de grond aan te raken = 3 extrapunten • Natuur beschermen: Plank 30 sec over het grassprietje ◦ 2min. houden = 1 extrapunt ◦ Plank 30 sec. houden met uitgestrekt arm = 2 extrapunten ◦ Plank 1 min. houden met uitgestrekt arm = 3 extrapunten ◦ Plank 30 sec. houden met met uitgestrekt been = 2 extrapunten ◦ Plank 1 min houden met uitgestrekt been = 3 extrapunten ◦ Plank 30 sec. houden met uitgestrekt arm en tegenovergesteld been = 3 extrapunten
45
◦ Plank 30 sec. houden op de vingertoppen = 1 extrapunten • Meet 50 m af en loop zoals een eend 4 keer heen en weer ◦ Hoe veel keer heen en weer kun jij in 5 min halen? • Meet 50 m af en loop zoals een kever 4 keer heen en weer ◦ Hoe veel keer heen en weer kun jij in 5 min halen? • Meet 50 m af en spring zoals een kikker 4 keer heen en weer ◦ Hoe veel keer heen en weer kun jij in 5 min halen? • Eigen dierenrace: Welke dier ben jij? Welke jouw vriend? 4 keer heen en weer ◦ Hoe veel keer heen en weer kun jij in 5 min halen? • Zoek een stevige tak van een boom, die niet te hoog is. (TEST VAN TE VOREN OF HET STEVIG GENOEG IS!)Hoe lang kan je aan een arm zoals een app hangen? Je mag van arm wisselen! ◦ 1 min. ◦ 2 min. = 1 extrapunt ◦ 2 – 4 min. = 2 extrapunten ◦ > 4 min. = 3 extrapunt • Zoek een klimrek in de buurt, hoe vaak kan jij van een kant naar de andere zonder de grond aan te raken? • 10 x kikkervis rennen in het bos ( lig op het buik, druk af tot dat jij op de voeten staat en spring zo ver al jij kunt naar voren, dan ga jij weer snel op de buig liggen en zo voort) ◦ 20 x kikkervis rennen = 1 extrapunt ◦ > 20 x kikkervis rennen = 3 extrapunten • Als je aan een stang hangt, hoe vaak kom je met de voeten aan de stang 5 keer ◦ > 5 keer extrapunt ◦ > 15 keer extrapunten • Als je aan een stang hang, hoe lang kan je de benen omhoog houden? 30 sec. ◦ 1 min. = 1 extrapunt ◦ > 2 min = 3 extrapunten • Meet 50 m af, knieën heffen tijdens het rennen , 5 x keer heen en terug, pauze, en alweer
46
• Pak verschillend zware dingen uit de natuur, steen, boomstam, leg ze 1 m van elkaar weg, spring 6 keer de hele parkour door ◦ hoe lang is het parkour en is het ook creatief ?= 2 extrapunten • Gekke man: met boomstam over de hoofd 4 x 100 m lopen, uitgestrekte armen • 10 keer push op op boomstam en tussen door een arm weghalen en houden ◦ 20 push ups = 1 extrapunt • Zet tien dingen uit de natuur in een afstand van 1 m neer en spring daarover ◦ Hoe vaak kun jij in 2 minuten de hele parcour doorlopen? • Vindt een verhoging in de natuur en spring afwisselend op een been en tap met de andere de verhoging, 1 min. • 3 min = 1 extrapunt • 5 min = 2 extrapunten • Hoe vaak kan je achter elkaar en zonder te stoppen op de tenen staan? ten minste 30 keer ◦ 50 keer = 1 extrapunt ◦ > 50 keer = 2 extrapunten • 50 m afzetten en 4 keer op hak lopen • Zoek twee bomen die naast elkaar staan, jij moet met uitgestrekte de armen daar tussen proberen jouw lichaam tussen de bomen over de grond te houden, hoe lang kan jij houden? ◦ 5 sec. ◦ 10 sec. = extrapunt ◦ 20 sec. = 2 extrapunten ◦ 30 sec. = 3 extrapunten • Sterk zoals een app: Omhoog trekken aan rek 5 keer ◦ 5- 10 keer = 1 extrapunt ◦ > 10 - 14 keer = 2 extrapunten ◦ >15 keer = 3 extrapunten • Figuur uit steen: Buik liggend, een steen in de een hand, stukje boomstam in de andere hand, hoe lang kan jij die over de grond houden? Probeer een min. ◦ 2 min. = 1 extrapunt ◦ 1 min. de armen over de grond afwisselend kruisen = 2 extrapunten ◦ 1 min. de armen over de grond afwisselend kruisen & de benen omhoog = 2 extrapunten 47
• Poesje: Hoe hoog jij kan springen? Laat jouw vrienden afmeten. ◦ Hoe hoog kan jouw vriend springen? • Kangoeroe: Hoe ver kan jij springen? Laat jouw vrienden afmeten. ◦ Hoe ver kan jouw vriend springen? • Neem twee stevige touwen mee. Zet een afstand van 100 m af. Iedereen bevestigd het aan een stukjes gelijk zwaar boomstam. Neem het touw goed in de handen. Nu begin een boomstam rennen. Wie is sneller in het doel. • Berg wandelen: Uitgangspositie: hand aan de vloeren, heupen over de vloer, tenen vast op het vloeren, maak een rechte rug; nu tik jij 30 sec. afwisselend met een voet tussen de handen ◦ 1 min. = 1 extrapunt ◦ 2 min. = 2 extrapunten Integratie van de krachttraining in de applicatie •
Het kind moet in staat zijn om de instructies te begrijpen en uit te voeren.
•
Het uitvoeren betekent niet dat alles in wedstrijd verband gezien moet worden
•
De training moet gevarieerd aangeboden worden, veel variaties in oefenstof in
•
plaats van beperkte specialisatie.
•
De bewegingen moeten de gehele range of motion(ROM) beslaan.
•
Er worden geen maximale prestaties geëist van kinderen in krachttrainingen.
•
Elke training gaat beginnen met een warming-up en sluit met een cool-down.
•
Eerst de grote spiergroepen zoals m.pectoralis major, m. latissimus dorsi en m.quadriceps, dan de kleinere zoals m.biceps en m.triceps, m.deltoidius,m.gastrocnemius/soleus.
•
Bij jonge kinderen 1 tot maximaal 3 sets van 6 tot maximaal 15 herhalingen.
•
Minstens 48 uur herstel na een krachttraining, dus krachttraining maandag en donderdag!
•
Bij de 8 tot 10 jarige kinderen is een kern van de krachttraining maximaal 20 minuten. Bij 10 tot 12 jarige kinderen kan die tijdsduur toenemen tot 45 minuten.
•
48
Pijn is een belangrijk fysiologisch signaal dat niet genegeerd mag worden! Stoppen.
Conditie • 50 m afmeten, 10 keer zo snel als mogelijk lopen, tijd meten ◦ Is er een tijdverschil vergeleken met laatste week? • Leg 5 dingen uit de natuur als (pion) loop naar de eerste en ren terug naar de startlijn, dan loop naar de tweede en weer terug en zo voort., hoe snel ben jij? Hoe snel is jouw vriend? • Loopt het dam 5 keer op en neer ◦ Wie is sneller? • Spring over een boomstam vanaf de zijkant, beide benen tegen elkaar, 2 min. volhouden ◦ 4 min. extrapunt • Vindt een verhoging in de natuur ( spring afwisselend op een been en tap met de andere de verhoging) • Sprint op een been over 15 zelf gekozen objecten uit de natuur en met de andere been terug (doe het 4 keer) ◦ als je het 8 keer heen en terug doet – extrapunt • Over het gras 50 m hinkelen en terug, 4 keer • Zoek buiten 10-15 traptreden, spring met beide benen alle omhoog en alle omlaag, 2 keer ◦ 4 keer = 1 extrapunt ◦ 8 keer = 2 extrapunten • Zoek buiten 10-15 traptreden, maak een “kever sprint”, loop de traptreden op handen en voeten omhoog en omlaag 2 keer (LET OP JOUW KRACHT! VAL NIET OP DE HOOFD) ◦ 4 keer = 2 extrapunt ◦ 8 keer = 3 extrapunten • Ren een heuvel of dam 5 keer op en neer, hoe veel tijd heb jij daarvoor nodig? ◦ 10 keer = 1 extrapunt 15 keer = 2 extrapunten • Maak verschillend cirkel uit dingen vanuit de natuur, spring met beide benen in en uit naar de andere cirkel zo snel als mogelijk! • Maak verschillend cirkels uit dingen vanuit de natuur, spring met een been in en uit naar de andere cirkel zo snel als mogelijk! • Hoe snel kan je achterwaarts 50 m rennen? En weer terug? ◦ 100 m ? ◦ 400 m? 49
◦ 800 m? • Hoe snel kan je zijwaarts 50 m rennen? En weer terug? ◦ 100 m ? ◦ 400 m? ◦ 800 m? • Maak een wandeling met jouw springtouw? Hoe lang kan jij wandelen en springen ter gelijke tijd? • Maak een wandeling met jouw bal, blijf jouw bal trappen • Kun jij een voetveld op handen en voeten zo snel als mogelijk overstappen • Voetbalveld, draai 4 rondjes omheen; aan elke kant van het voetbalveld 5 push up, hoe snel ben jij? •
Touw springen 5 min ◦ > 10 min. = 1 extrapunt ◦ 20 min. = 2 extrapunten
•
Zak springen ◦ 100 m afzetten, wie is het eerste in het eindstreep? Revenge?
•
Met lepel in het mond en ei op de lepen lopen naar de andere kant (race) ◦ zet 50 m af ◦ zet 100 m af
50
Evenwicht • Span twee touwen heel strak tussen bomen. Die ene op knie hoogte en die andere op buik hoogte. Probeer daarop te balanceren en van een kant naar de andere te lopen. • Maakt een wandeltocht door het bos, over hoe veel boomstammen kun je balanceren? • Maak een wandeling met een stok, hoe lang kan jij wandelen en de stok op een vinger (mag ook van vinger wisselen ) houden? • Neem een bal mee naar de bos, gooi de bal tegen een boom en vang hem weer op, hoe veel bomen kan je aan gooien zonder de bal de grond laten aanraken. • Op één been staan als een ooievaar, 2min. Dan pas op de andere been springen een weer 2 min blijven staan ◦ De ooievaar staat op één been, het andere heft hij op (197) of met den geheven voet a) in de knieholte (198), b) op de knie van het steunende been (199) of c) het gebogen been achterwaarts, met of zonder greep om den voet (200). • Op één been staan als een haan, 30 sec., Dan pas op de andere been springen een weer 30 sec blijven staan, afwisselend 5 x. • Op één been staan als een haan en met de vleugels slaan, 2 min. • Op één been staan als een haan en rondkijken. • Op één been staan draad in de naald steken. • Op een been staan en de knie bij de neus brengen. • Op één been staan en het andere been buigen, strekken, zwaaien als een harlekijn, als je aan het touwtje trekt. •
Op en neer langs een helling, voet voor voet neerzetten
•
Op en neer langs een helling, maar deze keer achterwaarts, voet voor voet neerzetten
• Op en neer langs een helling, op handen en voeten lopen • Oefeningen met vriendjes • Op een been staan en de bal naar het vriendje gooien. Wie kan langer blijven staan? • Maak een parkour op het veld of bos, spring met een been (makkelijk = met twee benen) door het parkour! • Zet meerdere boomstammen of stukjes hout neer (dichtbij = makkelijk, ver weg = moeilijk) ◦ Spring met twee benen daarover ◦ Spring met een been daarover
51
◦ Moeilijk = tijdens het springen een voorwerp meenemen ( wie brengt sneller meer voorwerpen naar de andere kant) • Met jouw vriend een “plank” houding innemen en tegenover staan. Het doel is de vriend uit de balans te brengen, door trekken aan de armen, zodat hij door de armen zakt. De vriend moet proberen door een arm de lichaam uit te balanceren en dezelfde met jouw te doen. Wanneer eentje door de armen zakt is de andere direct de winnaar en maakt een punt. De winnaar is diegene die 10 punten haalt. • Jij moet tegenover jouw vriend op een been staan staan, jij mag bepalen van begin been bepalen. Strek jouw armen uit, die ene met de handrug naar boven en die andere met de palm naar boven. Jouw vriend doet het tegenovergesteld op jouw handen, zodat de binnen kanten van jullie handen altijd aan elkaar raken. Nu moeten jullie proberen op een been te blijven staan terwijl jullie proberen door verschillend druk te geven via de handen de partner uit balans te brengen. Het doel is de partner uit balans te laten raken, zodat hij de tweede voet moet afzetten. Dat is dan een punt! Wanneer er 20 punten zijn gescoord, is diegene met meer punten de winnaar. • Dezelfde oefeningen dan 16. maar nu met de handen vanaf de zijkant. • Jij moet tegenover jouw vriend op een been staan, jij mag bepalen van begin been bepalen. Het been wat vrij vliegt geeft druk tegen het been van de partner, het doel is deze uit balans te laten raken. • Jij moet tegenover jouw vriend op een been maar op een grote steen staan, jij mag bepalen van begin been bepalen. Het been wat vrij vliegt geeft druk tegen het been van de partner, het doel is deze uit balans te laten raken.
Bron: http-//www.dbnl.org/tekst/thul003kleu01_01/thul003kleu01_01_0011.php 52
Bijlage 11.1.: Spelen voor het trainen van reactievermogen & coördinatie Pannakooi Voetbal waarbij 1 tegen 1 tot 5 tegen 5, maar bij voorkeur 2 tegen 2 spelers. Door middel van behendige voetbaltrucs proberen de tegenstanders elkaar af te troeven. Een groot verschil met het standaard voetbalspel is, dat er geen regels zijn en de bal niet uit kan gaan. Een veel gebruikte manier van uitspelen of passen is het spelen van de bal via het hek aan de zijkanten van het veld. Paaltjesvoetbal In deze voetbalvariant moet iedereen het paaltje bewaken en tegelijkertijd proberen, met een fantastische passeerbeweging, het paaltje van de andere spelers omver te schieten. Paint spel 2 groepen, Ieder kind neemt een gekleurde band mee. Die kinderen uit de groepje moeten de groepsleden onthouden. De band moet over een tegenspeler worden gezet. Daarmee is de andere kind gevangen en moet van een van de eigen groepje worden bevrijd. Apekooien Er worden een aantal spelattributen uit dingen uit de natuur door de kinderen opgebouwd. De groep kinderen wordt in 4 teams verdeeld; Telkens spelen er twee teams tegen elkaar. Beide teams wijzen voor de wedstrijd een persoon aan die als tikker fungeert. De tikkers van beide teams moeten de lopers van het andere team uittikken. Mocht het voorkomen dat een tikker (of de tikknuffel) buiten de loopwegen terecht komt (om welke reden dan ook) dan zijn alle getikte lopers van de tegenpartij weer vrij. Het uittikken van een loper doe je door met een tikje te geven op het lichaam van de loper. De loper loopt naar de voor beide teams aangegeven plaats. De lopers kunnen afgetikt worden, maar zijn ook af als ze op de grond komen. Heeft 1 tikker van een team alle lopers uitgetikt, dan heeft het andere team verloren. Het kan voorkomen dat de tikkers/teams niet binnen de voorgeschreven speeltijd alle lopers hebben getikt, dan heeft het team welke de meeste lopers heeft getikt gewonnen. Ren je Rot Het veldje wordt verdeelt in vier vakken, die respectievelijk voor antwoord A, B, C of D staan, groep kinderen in 4 teams; er wordt meerkeuze vragen aan de kinderen gesteld waarbij vier mogelijke antwoorden bestaan. Wanneer de “gekozen coach” de legendarische uitspraak Rrreeenn Juhhh rot roept. Rennen de spelers zo snel mogelijk naar de juiste vragen. Maar let op de tijd is
53
beperkt. Het aantal spelers van een groep dat in het juiste vak staat is het aantal punten dat de groep krijgt. De tijd wordt per vraag steeds iets korter waarin de spelers een keuze moeten maken. Hierdoor moeten ze steeds sneller rennen naar het juiste antwoordt. Het team met de meeste punten heeft gewonnen. Tennisballen poepen De groep kinderen wordt in twee gelijke teams ingedeeld; Er is een parcours afgelegd die de kinderen moeten lopen. In het parcours zitten slalommen, springhindernissen en balansbalken. Aan het eind van het parcours ligt een hoepel, dit is de eindbestemming. Elk team laat telkens één speler het parcours afleggen. De speler die het parcours aflegt heeft een tennisbal geklemd tussen zijn/haar benen. Het kind probeert de bal zo snel mogelijk in de hoepel te krijgen. Wanneer de bal valt tijdens een hindernis, dan moet deze hindernis opnieuw worden uitgevoerd. Het team dat het snelst alle ballen naar de overkant heeft gebracht heeft gewonnen Kwallenbal De groep kinderen wordt in twee gelijke teams gedeeld; een bal die wordt geknoopt in theedoeken. Deze bal fungeert dan als een dichtgebonden jutezak met aarde. Als goals heb je behoorlijke bakken nodig. Het doel is natuurlijk het deponeren van de bal in de water aan de overkant bij het andere team. Op allerlei manieren mogen de kinderen de bal van de tegenpartij afpakken/onderscheppen. Bijvoorbeeld, afpakken met de handen, tackelen door iemand tegen de schouder te duwen en uit evenwicht te brengen, iemand vastpakken et cetera. Er mag met de zak altijd overgegooid worden naar iemand anders. De zak mag alleen naar achteren gegooid worden, niet naar voren. Leven Risk Maak drie stapels kaarten. Een stapel met het woord spons, een stapel met het woord water en een stapel met het woord vuur. Spons wint van water, water van vuur en vuur van spons. De groep met kinderen wordt in drie groepen verdeeld. De ene groep is dan de spons, de tweede groep is water en de derde groep is vuur. Ze krijgen allemaal een post in de veldje toegewezen. De spelers proberen nu zoveel mogelijk zwakkeren te tikken en weg te blijven van de sterkeren. Wanneer een kind door een ander kind wordt getikt die een sterkere kaart heeft dan zijn/haar kaartje, dan moet het zwakke kaartje afgegeven worden. Het kind dat nu geen kaartje meer heeft, moet een nieuw kaartje ophalen.De groep die de meeste kaartjes heeft veroverd heeft gewonnen. Gewond of Gezond De veld wordt in 2 vakken gedeeld; de groep in twee ploegen. De ene ploeg wordt in het ene vak geplaatst en de andere ploeg in het andere vak. Een van de ploegen begint en gooit de bal omhoog, in het vak van de andere ploeg met de woorden: ‘Gewond aan …… (naam van een kind); Wanneer de bal de grond wel raakt dan moet het genoemde kind plaats nemen op de bank. Beide ploegen 54
kunnen het kind dat nu op de bank zit of de kinderen die op de bank zitten vrijspelen door de bal te werpen en te zeggen: “Gezond aan …. (Naam van het kind). Zo kan de ene ploeg ook mensen werven uit de andere ploeg. Wanneer alle mensen uit één van beide ploegen verworven zijn dan is het spel afgelopen. Trefbal Er worden twee vakken afgezet, zoals ook zij en achtervakjes. Kinderen maken twee groepen, Groep 1 wordt in het ene vak gezet en groep 2 in het andere vak. Beide groepen proberen elkaar af te gooien met een zachte bal. Hierbij mag niet op het hoofd gegooid worden. Een vangbal telt niet als af, maar het direct raken van een persoon wel. Kinderen die afgegooid zijn verhuizen naar het achter en zijvak van de tegenpartij, daar moeten ze oefeningen draaien. De kinderen in het achtervak mogen van hieruit ook mensen van hun tegenpartij afgooien of de bal teruggooien naar hun eigen ploeg. Het spel is afgelopen wanneer je iedereen van de andere groep in het achtervak krijgt. Estafette met hindernissen Er is een hindernis uitgezet. Deze hindernis kan bestaan uit 2 meter hinkelen. 10 keer touwtje springen. 5 keer de bal één keer laten stuiteren. Door een hoepel lopen. Over een bak lopen. Met een zandzakje op het hoofd 2 meter lopen. De groep met kinderen wordt in twee gelijke teams gedeeld. Wanneer dit niet kan loopt één kind twee keer. De kinderen gaan stuk voor stuk de hindernissenbaan lopen. Het team dat als eerste alle kinderen over de hindernissenbaan heeft laten lopen heeft gewonnen. Val van de Koning Een veldje moet 10 bij 10 meter afgezet worden en in twee zijden worden verdeelt. De groep kinderen wordt in twee even grote groepen verdeelt. De ene groep wordt in het ene vak geplaatst en de andere groep in het andere vak. Iedere groep zet 8 torens naast elkaar en in het midden van het veld de koningskegel. De bedoeling is om de torens van de tegenpartij om te gooien met werpstaafjes of een bal.Wanneer groep 1 een toren van groep 2 heeft omgegooid, moet deze toren door groep 2 in het veld worden gegooid aan de veld zijde van groep 1. Deze toren wordt dan een ridder van groep 1 en zolang de ridder in het veld staat mag groep 1 vanaf de ridder verder aanvallen, in plaats van achter de eigen toren linie. Groep 2 mag pas weer in de aanval wanneer de ridder van groep 1 omver gegooid is. Het team dat als eerste alle torens van de tegenpartij heeft omgegooid, mag trachten om de koningskegel om te gooien. Bij de val van de Koning is het spel afgelopen.
55
Basketballen De groep kinderen wordt in twee gelijke teams verdeelt. Er worden twee goals in het veld geplaatst.In de emmer mag maar 2 seconden gestaan worden met de bal. Zijn dit meer seconden dan krijgt de tegenpartij de bal. Het team dat het meeste doelpunten maakt wint. Boomstammen gooien De groep kinderen wordt in twee gelijke teams verdeelt. Aan beide kanten van het veldje liggen één of twee boomstammen naast elkaar op hun kant. Elk team krijgt verschillende soorten ballen. (Tennisballen, voetballen, volleyballen, zachte ballen et cetera). Beide teams proberen elkaar af te gooien met de ballen. Wanneer er op de bovenkant van de boomstam wordt gegooid en deze stuitert terug dan heeft het team er één punt bij. Wanneer alle spelers uit een team zijn afgegooid en wanneer een team het meest aantal punten heeft gehaald heeft gewonnen. Voetballen op een grote veld De groep kinderen wordt in twee gelijke teams verdeelt. Er worden twee goals uit dingen uit de natuur geplaatst. Daarnaast wordt er op een afstand van 8 meter een vrije trap of ingooi gedaan. Het team dat het meeste doelpunten heeft gemaakt wint. De Engelse Bulldog Het veld wordt verdeelt in twee. Er wordt een kind bepaald die de Engelse Bulldog wil zijn. De groep kinderen staat aan een kant van het veld. De Engelse Bulldog wordt in het midden van het veld gezet. De groep kinderen roept “Engelse Bulldog”, zo dat de groep kinderen naar de overkant van het veld mogen rennen. Iedereen moet echter wel naar de overkant rennen, je mag niet blijven staan. De Engelse Bulldog probeert onder het rennen de kinderen vast te pakken, wanneer deze dan ook nog eens “Engelse Bulldog” roept, dan wordt het kind dat vastgepakt is ook een Bulldog en moet deze ook in het midden komen staan. Hierdoor wordt het oversteken dus steeds moeilijker, omdat er steeds meer Engelse Bulldogs bij komen. Wanneer alle kinderen getikt zijn is het spel afgelopen Bodyguardje De groep kinderen wordt in twee gelijke teams verdeelt. In groep 2 hoort een oneven aantal uit te komen. Vervolgens worden er twee kringen achter elkaar gemaakt, zodat er tweetallen ontstaan. Echter achter één kind staat niemand en dit vindt hij of zij niet leuk. De kinderen die achter een kind staan houden hun handen op hun rug. Het kind dat alleen staat (kind 1) moet nu een naam van een kind noemen die vooraan in de rij staat (Kind 2).Kind 2 rent dan naar Kind 1 en gaat achter haar staan, maar achter kind 2 staat nog een kind (Kind 3). Zodra de naam van Kind 2 genoemd wordt, slaat kind 3 zijn/haar armen om de vluchter heen te slaan en probeert deze te behouden.Lukt het om de vluchter vast te houden dan blijft dit kind staan, 56
maar wanneer de vluchter kan ontsnappen en achter kind 1 kan staan en dus de bodyguard van dit kind is geworden dan staat kind 2 alleen.Het kind dat nu alleen staat noemt weer de naam van een ander kind dat ook vooraan in de rij staat. Tien tellen in de Rimboe De kinderen zoeken dingen in het bos die op het veld kunnen worden geplaatst, waar de kinderen zich achter kunnen verstoppen. Er wordt een kind gekozen van de groep die de zoeker is. Deze wacht aan een kant van het veldje. De zoeker roept terwijl hij bij de buut staat “Tien tellen in de Rimboe” en telt vervolgens van nul naar tien. Alle andere kinderen gaan zich nu verstoppen en moeten zorgen dat ze niet gezien kunnen worden. Nadat de zoeker klaar is met tellen moet hij de andere proberen te ontdekken, maar zonder de kant van het veldje te verlaten. Er moet dus altijd een hand of een voet tegen de buut aangehouden worden. Als de zoeker een kind heeft ontdekt, roept hij zijn naam en de plaats en moet dat kind naar de Buut komen Als hij niemand verder meer kan zien, pakt hij of zij de hand van het gevonden kind zodat het zoekveld groter wordt en begint hij opnieuw, maar roept nu “Negen tellen in de Rimboe” en telt vervolgens van nul tot negen.De andere kinderen moeten nu zo snel mogelijk uit hun schuilplaats vandaan komen en de rug van de aftellende zoeker aantikken, zijn eigen naam noemen en weer snel verstoppen. Wanneer alle kinderen gevonden zijn is het spel afgelopen. Kat en muis Alle kinderen (muizen) krijgen een lint of touwtje en stoppen dit achter bij de rok of broek in, behalve één kind (de kat). De kat moet nu proberen de staarten van de muizen af te pakken. Keten tikkertje Er wordt een veld 10 x10 meter afgezet. Ieder kind is op zich zelf. Er is een tikker, die probeert, die andere te tikken. Als het kind een kind heeft aangetikt, moeten ze hand in hand verder proberen de andere kinderen te tikken. De ketens wordt altijd groter en het wordt moeilijker voor die andere kinderen om weg te lopen. Als alle kinderen zijn afgetikt is het spel afgelopen. Boompje verwisselen Kan alleen in het bos of in een park. De kinderen spreken af welke bomen er meedoen. Er is één tikker en alle andere kinderen staan bij een boom. Als je een boom aanraakt mag je niet getikt worden. Op een afgesproken teken moeten alle kinderen van boom wisselen. Dit lijkt gemakkelijk, maar er mag maar één kind bij een boom staan. Als een kind is aangetikt moet hij daar bijven staan. Het spel is afgelopen als alle kinderen zijn afgetikt.
57
Ongelukstikkertje Je speelt tikkertje. De tikker mag de kinderen over het hele lichaam tikken. Als een kind getikt wordt is het niet af, maar verandert het lichaamsdeel waarop hij getikt is van volume. Het kind krijgt opeens twee keer zo zware benen, armen of billen. Hoe vaker je getikt bent, hoe moeilijker je je zal voortbewegen. Figuren uit steen Je speelt tikkertje. Er zijn twee tikker. Als een kind is getikt wordt het kind een steen en blijft in een spreidstand staan. Die andere kinderen proberen niet getikt te worden en tussen de benen van de “steen” te kruipen. Als dit gebeurd is het getikte kind weer vrij. Zittend voetballen De kinderen worden in twee groepen verdeelt. Er worden twee goals gemaakt. De kinderen moeten op handen en voeten met de kond naar beneden rennen en de bal in het tegenover liggende goal schieten. Wie als eerst 20 goals heeft gemaakt, is de winnaar. Tienbal Groep kinderen wordt in twee team verdeelt. Elke groep moet tien keer overgooien zonder dat de bal de grond raakt. Dan is er een punt gescoord. Als een groep heeft gescoord moet de andere groep 10 x jumping jacks doen. Kruiwagen spel De groep kinderen is verdeelt in tweetallen. Er gaan altijd 2 tweetallen de wedstrijd in. Er zijn 100 m afgezet op het veld. Er is een slalom neergezet en voor het eindpunt twee boomstammen. De kinderen moeten bepalen wie van hun de kruiwagen is, ze mogen zo vaak wisselen als ze willen. Het doel is zo snel mogelijk de afstand als kruiwagen door de slalom en over de boomstam af te leggen en het eerste aan het startpunt te zijn. De doeken spel De groep kinderen wordt in twee teams verdeelt. Team rood en team blauw. Het veld wordt in twee vlakken gedeeld, met een lijntje uit hout daartussen. Er zijn twee soorten doeken, een blauwe en een rode. Ieder kind uit elke groep pakt een doek in zijn kleur en pakt een stukje van deze in zijn broek. De groepen worden in de twee vlakken verdeelt. Nu moeten de kinderen proberen uit hun vlak in het vlak van de tegenstanders te lopen en hun doek stelen. Als ze doek hebben blijft de tegenstander staan en kan eerst weer gaan lopen als hij van een medespeler wordt aangetikt. De “doekendieven” moeten proberen met deze doek naar hun eigen vlak te rennen. Als ze met deze doek in hun eigen vlak staan, hebben ze een punt gescoord. Wanneer een groep 20 punten heeft gescoord is het spel afgelopen.
58
Tweetallen voetbal De groep kinderen wordt in twee team verdeelt. In elke groep worden er tweetallen gemaakt. Die tweetallen worden aan een been vastgemaakt, zodat ze bij het voetballen goed moeten met hun groep maar ook met hun partner moeten communiceren om een goal te kunnen maken. Wie naar 30 min de meeste scores heeft gemaakt is de winnaar. Bal in emmer De spelers moeten binnen een bepaalde tijd om beurten vanaf een bepaalde afstand een bal in een emmer proberen te werpen. Met de 2 stokken geef je de afstand aan. Vleermuis en mot Een speler wordt geblinddoekt en is de vleermuis. De andere spelers zijn de motten. Zij mogen in het speelveld vrij rondlopen. Als de vleermuis “vleermuis” roept stoppen de motten met rennen. Als ze stil staan roepen ze “mot”. De vleermuis probeert nu een mot te pakken door op het geluid af te lopen. Integratie van de spelletjes in de applicatie •
Duidelijke gegevens over: ◦ Aantal kinderen voor het spel ◦ Benodigd materiaal ◦ Preciese locatie en begintijd ◦ Startlocatie en tijd van de fietstocht naar de locatie (als van toepassing)
59
Bijlage 12: Voorbeelden van trainingsschema`s Voorbeeld I Warming-up Oefening
Doel
Tijd
‘Step’oefeningen op de gras uitvoeren. Rustig stappen. Kleine sprongetjes op de plek voor aantikken, om de 5 keer van been wisselen.
Doorbloeding in spieren stimuleren en voorbereiden voor verdere activiteiten
Verhogen hartfrequentie (HF)
15 min.
Doel
Tijd
Kern ( 2 ballen) Oefening
Baltikkertje: Met twee ballen. Als iemand de bal Conditie en uithoudingsvermogen vergroten raakt ben je de tikker. Een ander kun je alleen tikken Verbranden lichaamsvet door de bal tegen hem of haar aan te gooien.
Iedereen moet blijven rennen, ook als je geen tikker bent.
15 min.
Voetbal: De groep wordt in twee teams verdeeld. Aan beide kanten van een willekeurige formaat veld staan twee goals. 1 punt voor het team die bij de ander over de lijn schopt in de goal. De kinderen moeten blijven rennen ook al hebben ze niet de bal.
Teamsport Inzicht in bewegen Verhogen hartslag, trainen rond HF van 140. Vergroten uithoudings- en conditievermogen
15 min.
Doel
Tijd
Cooling down Oefening
Tienbal: De groep wordt in twee verdeeld. Elke groep moet tien keer overgooien zonder dat de bal de Teamsport, samen spelen/communiceren met grond raakt, dan is er een punt gescoord. Het andere anderen team probeert de bal af te pakken. HF langzaam op een lager niveau krijgen
60
15 min.
Voorbeelden II Warming-up Oefening
Doel
Tijd
Spel: De groep wordt in twee verdeeld. Voor elke groep zijn 10 takken nodig. Aan de ene kant van de veld staat de start boomstam stuk. Aan de andere kant van de zaal de 10 takken per groep. Nu moet een op een een tak naar afhalen en naar de start brengen. Wanneer een groep alle takken aan het doel heeft is de winnaar.
Doorbloeding in spieren stimuleren en voorbereiden voor verdere activiteiten
Verhogen hartfrequentie (HF)
15 min.
Kern ( 1 bal) Oefening
Doel
Tijd
Trefbal: Twee teams. Elk een helft van het veld, middenlijn zijn takken. Met de bal probeer je iemand af te gooien van de tegenpartij.
Als de bal wordt gevangen, is de werper af en wordt deze uit het spel gehaald, op dat moment mag een medespeler van de speler die de bal gevangen heeft weer terug het spel in.
De bal mag op de grond komen.
Plezier in sport beleven HF verhogen
15 min.
Cooling down Oefening
Doel
Tijd
Flessen goeien: De groep wordt in twee verdeeld.
De ene helft aan de ene kant van de middenlijn, de andere helft aan de andere kant. Aan beide zijden staan 5 (willekeurig in te vullen aantal) flessen op boomstam stukken omgedraaid. Het team dat als eerst met de bal de flessen aan de overkant heeft omgegooid heeft gewonnen. Echter, de deelnemers mogen niet over de middenlijn komen.
Teamsport, samen spelen & communiceren met anderen Terugbrengen van het lichaam naar het rustniveau
15 min.
61
Voorbeeld III Warming-up Oefening
Doel
Tijd
Warm lopen, 4 rondjes het veld omheen, 4 keer het veld achterwaarts omheen en 4 keer zijwaarts
Doorbloeding in spieren stimuleren en voorbereiden voor verdere activiteiten
Verhogen hartfrequentie (HF)
10 min.
Krachttraining (2 herhalingen) met vriend: – Boomstam squads tegenover jouw vriend 1 x 20 herhalingen – 10 x burpees in het bos met vriend – Plank 30 sec over het gras houden – Op het gras rugliggend, stuk bomstam of tak met uitgestrekt armen over het hoofd houden, allebei de voeten inhaken, nu buiknavel naar het wervelkolom trekken, omhoog komen en vriend in het midden de boomstam geven, omlaag en weer omhoog een de boomstam aannemen 1 x 20 herhalingen
Anaërobe kracht verbeteren Toename spiermassa M. Rectus Abdominis/M. Obliquus Externus Abdominis/M. Obliquus Internus Abdominis/M. Transversus Abdominis Toename M. quadriceps femoris Toename Hamstrings Toename M. gluteus Toename M. erector spinae
10 min.
Kern ( 1 bal) Volleybal: In het midden staat een geïmproviseerd Plezier in bewegen net. Aan beide kanten van het net staat een team. De Kennis laten maken met dit teamsport bal mag niet op de grond komen, gebeurd dat wel: HF verhogen punt tegenpartij.
15 min.
Cooling down Krachttraining (1 herhaling) met vriend: – Boomstam squads tegenover jouw vriend 1 x 20 herhalingen – 10 x burpees in het bos met vriend – Plank 30 sec over het gras houden – Op het gras rugliggend, stuk bomstam of tak met uitgestrekt armen over het hoofd houden, allebei de voeten inhaken, nu buiknavel naar het wervelkolom trekken, omhoog komen en vriend in het midden de boomstam geven, omlaag en weer omhoog een de boomstam aannemen 1 x 20 herhalingen
Anaërobe kracht verbeteren Toename spiermassa M. Rectus Abdominis/M. Obliquus Externus Abdominis/M. Obliquus Internus Abdominis/M. Transversus Abdominis Toename M. quadriceps femoris Toename Hamstrings Toename M. gluteus Toename M. erector spinae
5 min.
Bal in emmer: De spelers moeten binnen een bepaalde tijd om beurten vanaf een bepaalde afstand een bal in een emmer proberen te werpen. Met de 2 stokken geef je de afstand aan.
Terugbrengen van het lichaam naar het rustniveau, hartfrequentie en de bloedsomloop langzaam weer tot in een normale toestand te brengen
10 min.
Deze trainingsschema`s zijn in te vullen met bovenstaande kracht-, conditie- en evenwichtoefeningen, spelletjes en opdrachten.
62