Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Jaarverslag 2011 communicatie
veiligheid
conflictoplossing
mediation
evaluatie klachtenrgeling
Organisatie van de LKC
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Inhoudsopgave
1 2 3 4 5
Jaarverslag 2011
Woord vooraf
3
1. Organisatie van de LKC
4
2. Werkwijze LKC (klachtbehandeling)
8
3. Onderwerpen uit de in 2011 afgewikkelde klachten
12
3.1 Communicatie
12
3.2 Pedagogisch-didactische begeleiding
16
3.3 Veiligheid
20
3.4 Optreden tegen leerling
24
3.5 Schoolorganisatie
28
4. Statistiek
34
5. Samenstelling van de LKC en het secretariaat
38
2
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Woord vooraf Klagen kan verbeteren, zo luidt de titel van het onderzoek naar de klachtenprocedure van de LKC. Eén van de conclusies uit het onderzoek – in opdracht van de Stichting Onderwijsgeschillen, de instandhouder van de LKC – luidt dat partijen en schoolbesturen tevreden zijn over de wijze waarop de Commissie de klacht heeft behandeld. Dat was goed om te horen. In veel gevallen verbetert klagen, maar niet altijd. Het rapport laat zien hoe hardnekkig problemen kunnen zijn in de communicatie tussen partijen – klagers en beklaagden, vooral ouders en school – vóór, tijdens en na de behandeling van de klacht. Het rapport doet op dit punt aanbevelingen die de LKC zeker ter harte neemt. Ook in 2011 had overigens weer een fors aantal klachten betrekking op de communicatie tussen school en ouders. De Commissie heeft in 2011 (als proef) twee nieuwe werkwijzen geïntroduceerd. Klachten waarvan de Commissie vermoedt dat die op school- of bestuursniveau snel kunnen worden opgelost, kan de Commissie doorsturen naar het bevoegd gezag met het verzoek het probleem binnen een maand op te lossen. Indien dat niet lukt, zal de Commissie alsnog tot behandeling overgaan. Daarnaast kan de Commissie de mogelijkheid bieden de klacht via bemiddeling of mediation af te handelen in plaats van via de reguliere procedure. Beide nieuwe werkwijzen zijn inmiddels een aantal keren gevolgd. De eerste indrukken zijn positief. In de loop van 2012 volgt een evaluatie van de proef. In 2011 zijn de LKC voor het primair en voortgezet onderwijs en de LKC voor het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie samengevoegd tot één landelijke commissie. Het overgrote deel van de behandelde klachten was het afgelopen jaar afkomstig uit het primair en voortgezet onderwijs. In totaal is in 2011 het aantal van 153 klachten afgehandeld. Dit jaarverslag biedt u een indruk van de diversiteit aan klachten. Het bevat samenvattingen van uitspraken in alledaagse en onalledaagse zaken. Op veel scholen krijgen de jaarverslagen van de LKC binnen het team of de medezeggenschapsraad een vervolg. Ik geef die ervaring graag aan u door: ook het verslag van 2011 is zo opgesteld dat het zich leent voor bespreking in het team of in de medezeggenschapraad. Alex Geert Castermans, voorzitter LKC
Jaarverslag 2011
3
1
Organisatie van de LKC De LKC is gevestigd te Utrecht en wordt in stand gehouden en administratief en juridisch ondersteund door de Stichting Onderwijsgeschillen. De LKC is multidisciplinair samengesteld: alle voor de behandeling van klachten relevante deskundigheden zijn in de LKC verenigd: juridische, bestuurlijke, onderwijskundige, medische, orthopedagogische en psychologische kennis en ervaring zijn aanwezig. Afhankelijk van de aard van de te behandelen klacht, wordt bepaald welke drie commissieleden de klacht zullen behandelen.
De opzet van dit jaarverslag In dit hoofdstuk informeren wij u over de ontwikkelingen bij de LKC. Verder besteden we aandacht aan ontwikkelingen op het terrein van het klachtrecht. Hoofdstuk 2 bevat, aan de hand van de door de Commissie behandelde zaken, informatie gerubriceerd over klachtbehandeling. Het gaat daarbij over ontvankelijkheidskwesties en wie er bijvoorbeeld als partij een klacht kan indienen bij de LKC. In hoofdstuk 3 van dit jaarverslag treft u een beknopt overzicht van onderdelen uit adviezen aan die een meer algemene, of juist bijzondere gelding bezitten. Het zijn zaken die de klachtprocedure verduidelijken, die licht werpen op de grenzen van pedagogische begeleiding, enzovoorts. Wilt u na het lezen van het beknopte overzicht over een bepaalde zaak meer weten, dan kunt u met behulp van het bij het overzicht vermelde dossiernummer op de website van Stichting Onderwijsgeschillen: www.onderwijsgeschillen.nl zowel een samenvatting als een geanonimiseerde versie van het advies lezen. Alle uitgebrachte adviezen zijn terug te vinden op de website. In hoofdstuk 4 doet de Commissie cijfermatig verslag van haar werk. Hier vindt u overzichten van onder andere het aantal ingediende en afgehandelde klachten en de wijze van afdoening. Bij het vorige jaarverslag is een beoordelingsenquête meegezonden. Uit de reacties bleek dat de kwaliteit van het jaarverslag als goed werd beoordeeld (het jaarverslag is compleet, begrijpelijk, overzichtelijk en werd door bijna alle respondenten geheel of gedeeltelijk gelezen). Alleen de vraag of het jaarverslag ook binnen het team of met de MR wordt besproken ontving een lagere score. Desondanks blijkt uit de enquête dat het jaarverslag in meer dan 50% van de gevallen binnen de schoolorganisatie een intern vervolg krijgt.
Ontwikkelingen bij de LKC Per 1 januari 2011 zijn de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs voor het primair- en voortgezet onderwijs en de Landelijke Klachtencommissie BVE samengevoegd. In de plenaire LKC-vergadering van 19 januari 2011 is het nieuwe reglement van de Commissie vastgesteld. De Commissie is werkzaam voor het PO, het VO de BVE en het HBO. Als nieuwe leden per 1 januari 2011 zijn benoemd mw. drs. C.T.M. Jaartsveld (schoolarts), dhr. drs. L.F.P. Niessen (voormalig onderwijsbestuurder) en mw. drs. D. Zwarts (psychologe en psychotherapeut). Per 31 december 2011 is afscheid genomen van dhr. J.P.L.C. Dijkgraaf, mw. S.Y. Kuurstra-Brons, dhr. J. Toes en mw. mr. M.E.A. Wildenburg, die allen twaalf jaren individuele betrokkenheid bij het werk van de LKC hebben getoond en daaraan zeer gewaardeerde inhoudelijke bijdragen hebben geleverd. Hun vacatures zijn vooralsnog niet opgevuld. De LKC heeft tijdens deze verslagperiode eenmaal plenair vergaderd.
4
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Ontwikkelingen op het terrein van het klachtrecht Klagen kan verbeteren, onderzoek naar de doorwerking van adviezen van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs In 2012 vindt in het parlement een evaluatie plaats van de klachtenregeling die in 1998 is ingevoerd. De Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC) en de Stichting Onderwijsgeschillen hebben naar aanleiding hiervan een onderzoek uit laten voeren naar het effect van de procedure en de adviezen van de LKC op betrokkenen en de kwaliteit van het onderwijs. Op basis van 15 recente cases zijn de effecten onderzocht die de adviezen van de LKC hebben op de betrokkenen, de school en de kwaliteit van het onderwijs. Uit het onderzoek blijkt dat de procedure die de LKC volgt, goed functioneert en dat betrokkenen tevreden zijn over het traject. De onderzoekers concluderen dat aan de LKC-procedure een leereffect is verbonden: de alertheid bij verweerders/bestuurders neemt toe ten aanzien van het toepassen van de juiste procedures en protocollen. Het is volgens de onderzoekers echter een ‘smal’ leereffect, aangezien het niet is gebaseerd op een gezamenlijke dialoog tussen klagers en verweerders/bestuurders. Maar er ís een leereffect. Aan het klachtrecht kan volgens de onderzoekers ook de functie van genoegdoening worden toegekend. Volgens de geïnterviewde klagers in het onderzoek komt dit aspect niet uit de verf. Vaak hadden zij dat wel verwacht; zij missen een bindend karakter van het advies. De functie van conflictoplossing zou er volgens betrokkenen moeten zijn. Maar ook deze komt in de praktijk niet tot uiting. Daarvoor zou het nodig zijn geweest dat eerder in het traject – al dan niet via vertrouwenspersonen van de school/het bestuur en vanuit het bureau van de LKC – werd aangestuurd op mediation Het onderzoeksrapport bevat conclusies en aanbevelingen aan enerzijds de LKC en anderzijds de wetgever. Op 16 november 2011 vond in Utrecht een symposium plaats waar het onderzoeksrapport werd gepresenteerd. De organisatie van de studiedag was in handen van de Stichting Onderwijsgeschillen. Naast een presentatie door de onderzoekers heeft de Voorzitter van de LKC, prof. mr. A.G. Castermans, een eerste reactie op de uitkomsten van het onderzoek gegeven en heeft drs. M.F. Hess, adviseur burgercontacten van de Nationale ombudsman, een inleiding gehouden over de wijze waarop de Nationale ombudsman klachten benadert. De dag werd naast een aantal leden van klachtencommissies ook bijgewoond door vertegenwoordigers van het Ministerie van OCW, de Onderwijsinspectie, de Nationale ombudsman, vertegenwoordigers van de sectorraden, besturen- ouder- en personeelsorganisaties, advocaten en andere geïnteresseerden. Na de centrale inleiding gingen de deelnemers in werkgroepen uiteen om te discussiëren over door de inleiders aangedragen stellingen. Op de website van Stichting Onderwijsgeschillen: www.onderwijsgeschillen.nl is een uitgebreid verslag van het symposium te vinden. Het rapport “Klagen kan verbeteren” zal met de uitkomsten van het symposium worden aangeboden aan de Minister van OCW en de Tweede Kamer. Op deze wijze verwachten de LKC en Stichting Onderwijsgeschillen een bruikbare bijdrage te leveren aan de evaluatie van de klachtenregeling.
Jaarverslag 2011
5
Beleidswijzigingen van Commissie De Commissie heeft in de loop der jaren in haar jaarverslagen haar beleid en werkwijze verwoord en naar buiten gebracht. Het afgelopen jaar heeft de LKC op een aantal punten besloten tot een beleidswijziging.
Klachten van (ex-) personeelsleden In 2011 zijn aan de Commissie een aantal arbeidsrechtelijke kwesties voorgelegd. Het betrof klachten van werknemers over hun inschaling, overplaatsing naar een andere onderwijslocatie, outplacementvergoeding en een personeelsbeoordeling in het kader van de functionerings- en beoordelingscyclus. De Commissie heeft, na bestudering van de wetsgeschiedenis inzake de totstandkoming van het klachtrecht, het volgende geconcludeerd. De LKC is ingesteld op grond van de zogeheten Kwaliteitswet 1998. Uit de wetsgeschiedenis van deze wet blijkt dat het klachtrecht een instrument is om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dat brengt met zich mee dat een bij de LKC ingediende klacht in beginsel betrekking zal moeten hebben op kwaliteitsaspecten van het onderwijs als zodanig. Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat het klachtrecht niet als juridisch instrument wordt beschouwd en dat klachtencommissies als de LKC niet dezelfde functie behoeven te vervullen als geschillen-, bezwaar- of beroepscommissies. Dergelijke commissies hebben een taak in het beslechten van conflicten over beslissingen met rechtsgevolg, zoals beslissingen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van een werknemer. Gelet hierop hebben de op een school werkzame personeelsleden een klachtrecht, namelijk indien en voor zover de kwaliteit van het onderwijs in het geding is. Daaronder kan eventueel de bejegening van de op een school werkzame personeelsleden vallen. Indien een klacht voornamelijk betrekking heeft op rechtspositionele aangelegenheden anders dan ter zake van bejegening of kwesties die het onderwijs raken, is er echter voor de LKC geen taak weggelegd. Daarnaast kan de Commissie ook klachten van personeelsleden behandelen die betrekking hebben op discriminatie, (seksuele) intimidatie en geweld. In hoofdstuk 2 vindt u een overzicht terug van de zaken die hierop betrekking hebben gehad.
Klacht doorsturen naar het bevoegd gezag De Commissie is geen voorstander van een verplichte voorprocedure. Indien een klacht wordt ingediend bij de Commissie, zal zij in beginsel tot behandeling overgaan. Soms komt de Commissie na een eerste lezing van de klacht tot de inschatting dat de klacht sneller opgelost kan worden indien hij wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag. In januari 2011 heeft de Commissie haar vernieuwde reglement vastgesteld en hierover een nieuw artikel (4a) opgenomen, dat als volgt luidt: Artikel 4a Verwijzing naar het bevoegd gezag Indien blijkt dat er geen of onvoldoende pogingen zijn gedaan om de klacht op het niveau van de school, de instelling of het bevoegd gezag aan de orde te stellen of te behandelen, kan de Commissie de klacht toezenden aan het bevoegd gezag van de school of instelling, met het verzoek te berichten of het bevoegd gezag aanleiding ziet te trachten op het niveau van de school, de instelling of het bevoegd gezag tot een oplossing te komen. De Commissie neemt de klacht alsnog in behandeling, indien niet binnen 14 dagen is geantwoord of indien binnen 4 weken geen oplossing is bereikt. De termijn van vier weken beschouwt de Commissie als een termijn van orde zodat zij indien daar voldoende aanleiding voor is, partijen meer tijd kan verlenen om tot een oplossing te komen. In 2011 heeft de Commissie 13 keer gebruik gemaakt van artikel 4a. Begin 2012 hadden klagers in tien gevallen hun klacht uiteindelijk ingetrokken. De Commissie zal de regeling in de loop van 2012 evalueren.
6
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Mediation-pilot Onder andere naar aanleiding van verzoeken in klaagschriften en brieven van ouders om bemiddeling of hulp bij het oplossen van een probleem tussen ouders en school, is de LKC na de zomervakantie gestart met een pilot mediation. In het kader daarvan kan aan klagers en de school de mogelijkheid worden geboden om in plaats van klachtbehandeling via een procedure bij de Commissie over te gaan tot mediation. Bij de beoordeling of een klacht zich leent voor bemiddeling geldt als uitgangspunt dat de leerling nog op de bewuste school zit en partijen dus met elkaar verder moeten. De mediationgesprekken worden in dat geval gevoerd door een voorzitter en secretaris van de Commissie, beiden geregistreerd mediator. Van de vijf in 2011 gestarte mediations zijn drie klachten na een succesvolle mediaton ingetrokken. De overige twee hebben in 2012 een vervolg gekregen. Na de zomervakantie in 2012 vindt een evaluatie van de pilot plaats.
Enkele cijfers In 2011 zijn er 153 klachten bij de Commissie ingediend. De Commissie heeft dit verslagjaar ook 153 klachten afgehandeld. In 90 gevallen heeft de Commissie een schriftelijk oordeel over de klacht gegeven. In 84 gevallen betrof dat een oordeel over de inhoud van de klacht, in zes gevallen een oordeel tot niet-ontvankelijkheid. Tegen deze laatste oordelen is in vijf gevallen bezwaar ingediend. Eén van deze bezwaren is gedeeltelijk gegrond verklaard, de andere vier waren ongegrond. Een meer uitgebreide samenvatting met alle cijfers treft u aan in hoofdstuk 4, Statistiek. Er waren in de verslagperiode 2.927 scholen in het funderend onderwijs bij de Commissie aangesloten, met in totaal 827.352 leerlingen. In de BVE-sector waren 38 instellingen bij de Commissie aangesloten met 158.805 voltijddeelnemers en 89.976 deeltijddeelnemers. Er waren 8 HBO-instellingen aangesloten bij de LKC, met in totaal 52175 voltijdstudenten en 10213 deeltijdstudenten.
Wraking van en klachten over de Commissie In artikel 20 van het reglement is bepaald dat een partij een Commissielid kan wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de Commissie schade zou kunnen lijden. In 2011 heeft een klager de behandelend voorzitter gewraakt omdat deze het een dag voor de mondelinge behandeling gedane verzoek van klager om zitting uit te stellen niet honoreerde. Een wrakingscommissie bestaande uit de Voorzitter van de LKC en twee plaatsvervangend voorzitters hebben het wrakingsverzoek afgewezen omdat niet was gebleken van enige vooringenomenheid of partijdigheid van de behandelende Commissie of van een of meer van haar leden. In artikel 24 van het reglement van de Commissie is bepaald dat partijen een klacht kunnen indienen over de wijze waarop zij door de Commissie zijn bejegend. Er kan niet worden geklaagd over de inhoud van een advies van de Commissie. De Voorzitter van de Commissie behandelt deze klachten, tenzij de klacht zijn eigen optreden betreft. In dit laatste geval behandelt de plaatsvervangend Voorzitter de klacht. De Voorzitter ontving over de in 2011 behandelde zaken twee brieven van klagers over de wijze waarop de Commissie hun klachten had afgehandeld. In een geval concludeerde de Voorzitter dat er geen sprake was van een klacht over bejegening door de Commissie, maar van onvrede met het oordeel van de Commissie. In het tweede geval oordeelde de Voorzitter dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de behandelend Commissie.
Jaarverslag 2011
7
2
Werkwijze LKC: klachtbehandeling In de adviezen van de LKC is terug te vinden welk beleid de Commissie hanteert ten aanzien van zorgvuldige en correcte klachtafhandeling. Hieronder volgen enkele voorbeelden.
Principiële uitspraak over de reikwijdte van het klachtrecht Klager is een ex-werknemer van een VO-school. Hij klaagt over de weigering van die school, om een door klager zelf gekozen loopbaantraject te faciliteren. Het begeleiden van docenten naar een nieuwe baan is een vorm van nazorg. Als dat door een goede begeleider wordt verricht, stimuleert dat de bewustwording van de docent, hetgeen de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt, aldus klager. De LKC is ingesteld op grond van de Kwaliteitswet 1998. Uit de wetsgeschiedenis van deze wet blijkt dat het klachtrecht een instrument is om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dat brengt met zich mee dat een bij de LKC ingediende klacht in beginsel betrekking zal moeten hebben op kwaliteitsaspecten van het onderwijs als zodanig. Uit de wetsgeschiedenis blijkt voorts dat het klachtrecht niet als juridisch instrument wordt beschouwd en dat klachtencommissies als de LKC niet dezelfde functie behoeven te vervullen als geschillen-, bezwaar- of beroepscommissies. Dergelijke commissies hebben een taak in het beslechten van conflicten over beslissingen met rechtsgevolg, zoals beslissingen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van een werknemer. Gelet hierop hebben de op een school werkzame personeelsleden een klachtrecht, namelijk indien en voor zover de kwaliteit van het onderwijs in het geding is. Daaronder kan eventueel de bejegening van de op een school werkzame personeelsleden vallen. Indien een klacht voornamelijk betrekking heeft op rechtspositionele aangelegenheden anders dan ter zake van bejegening of kwesties die het onderwijs raken, is er echter voor de LKC geen taak weggelegd. Uit de door klager ingezonden stukken blijkt dat zijn klacht in de kern gaat over de juridische aanspraak op een bepaalde vorm van externe begeleiding na het van rechtswege eindigen van een tijdelijk dienstverband. Daarmee is eerst en vooral de rechtspositie van klager in het geding. De LKC is niet ingesteld om juridische aanspraken te beoordelen. Klager voert weliswaar terecht aan dat de begeleiding van personeelsleden van invloed kan zijn op de kwaliteit van het onderwijs, maar het verband tussen de begeleiding waarop hij in dit geval aanspraak maakt – na beëindiging van het dienstverband – en de kwaliteit van het onderwijs is te ver verwijderd om de klacht in behandeling te nemen. VO 104877 Zo ook ten aanzien van de klacht over de salarisinschaling. VO 104928
Reikwijdte klachtrecht beperkt Awb-rechtsmiddelen niet Volgens klager (docent) wordt de onderwijskwaliteit door de beslissing van de werkgever aangetast, nu er docenten lessen geven waarvoor zij niet bevoegd zijn, terwijl klager op een andere locatie wordt geplaatst. Klager rest slechts de klachtenprocedure omdat de rechtbank zijn beroep tegen de overplaatsing vanwege het ontbreken van rechtsgevolgen niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens bezwaarde is de overweging van de LKC dat het geschil een rechtspositionele aangelegenheid betreft, met dit oordeel niet verenigbaar. Bezwaarde weet niet tot welke instantie hij zich dan moet wenden. Voor klager geldt dat de bezwaar- en beroepsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht ook van toepassing is op feitelijk handelen van een bestuursorgaan jegens een ambtenaar. Bezwaarde had, conform de verwijzing in de uitspraak van de rechtbank, hoger beroep tegen het oordeel van de rechtbank kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
LKC houdt geen toezicht op taakinvulling MR of ouderraad De klacht in wezen is gericht tegen de gang van zaken rondom de benoeming van de kascontrole commissie van de oudervereniging. De MR is daarbij uitsluitend betrokken door het verzoek van klager aan de MR om deze gang van zaken te onderzoeken. De interpretatie en de toepassing
8
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
van de statuten van de oudervereniging en de inhoudelijke communicatie daarover staan niet in zodanig verband met de kwaliteit van het onderwijs, dat er een taak voor de LKC is weggelegd in de vorm van een oordeel over de betrokkenheid van de MR daarbij. De LKC zal daarom de klacht over de inhoudelijke activiteiten van de MR in verband met de uitleg en toepassing van de statuten niet in behandeling nemen. PO 105144 In bezwaar tegen dit kennelijk-oordeel overweegt de voorzitter dat er voor de LKC geen taak is weggelegd in het toezicht op de wijze waarop de MR zijn taken vervult. De MR is een democratisch gekozen orgaan en een waardering van de verrichte werkzaamheden komt tot uiting in de uitslag van de volgende verkiezingen. De klacht is in essentie gericht tegen de gang van zaken op de jaarvergadering van de oudervereniging van 18 november 2010. Behandeling van de klacht draagt niet bij aan verhoging van de kwaliteit van het onderwijs. Dit oordeel wordt ook in bezwaar gedeeld temeer daar de LKC een advies uitbrengt aan het bevoegd gezag en dit bevoegd gezag geen zeggenschap heeft over het doen en laten van de oudervereniging. PO 105167
Geen inhoudelijke behandeling van de klacht Niet tweemaal over dezelfde kwestie In een eerder ingediende klacht heeft de vader van klaagster zich beklaagd over de door de school gedane melding van ongeoorloofd verzuim. Omdat over dezelfde gebeurtenis niet twee keer geklaagd kan worden, spreekt de Commissie zich niet over deze melding uit. PO 104779
Geen advies over schadevergoeding Het bevoegd gezag verklaart een klacht over een stagebedrijf en de begeleiding vanuit de eigen opleidingsorganisatie gegrond, maar onderneemt verder geen actie. Klaagster stelt bij de LKC o.a. dat het gepast zou zijn dat de opleiding de door de leerlinge gemaakte kosten, bestaande uit schoolgeld, boekengeld en uitgaven voor speciale kleding zou vergoeden. De Commissie spreekt zich over dit onderdeel van de klacht niet uit. BVE 104804 De LKC laat eisen tot schadeloosstelling buiten haar oordeel. PO 104865, BVE 104867
Termijnoverschrijding Oude zaak wordt recent bekend Met zekere regelmaat wordt een klacht ontvangen waarbij de betreffende gebeurtenissen zich meer dan een jaar geleden hebben afgespeeld. Conform artikel 4.2b van het reglement van de Commissie is een dergelijke klacht in beginsel te laat ingediend. Waar dit niet evident uit de stukken blijkt, wordt klager in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom hij meent dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Zo klaagde in oktober 2010 een voormalige leerlinge van een school over de inhoud van een verslag dat in december 2008 was opgesteld. Dit verslag kwam in augustus 2010 in bezit van klaagster. De gedraging waarover werd geklaagd was
Jaarverslag 2011
9
beduidend langer geleden dan de door de Commissie gehanteerde verjaringstermijn van één jaar. Klaagster had echter aannemelijk gemaakt dat zij pas kort geleden bekend was geworden met de bewoording waarin een medewerker van de school zich over haar zou hebben uitgelaten. Het was niet aannemelijk dat klaagster eerder hiervan op de hoogte had kunnen zijn. De klacht was ingediend binnen een redelijke termijn nadat klaagster bekend was geworden met de gewraakte gedraging. De overschrijding van de verjaringstermijn werd daarom verschoonbaar geacht. PO 104779
Klacht na hervonden zelfvertrouwen Klaagster dient in oktober 2010 bij het bevoegd gezag en begin 2011 bij de LKC een klacht in over een in maart 2008 door de basisschool van haar zoon verstrekt advies voor voortgezet onderwijs. De Commissie neemt in beginsel geen klachten in behandeling over gebeurtenissen die zich langer dan een jaar voor het indienen van de klacht hebben afgespeeld. De omstandigheid dat klaagster eerst heeft gewerkt aan het herstel van het zelfvertrouwen van haar zoon en van haarzelf en pas daarna de klacht heeft ingediend, is van onvoldoende gewicht om de overschrijding van de verjaringstermijn verschoonbaar te kunnen achten. Voorts is er geen sprake geweest van een doorlopend proces dat pas het afgelopen jaar is geëindigd. PO 104893 Wegens doorlopend proces verschoonbare termijnoverschrijding. PO 104817
Behandeling van de klacht Klacht beschouwd als afgedaan De klacht over het functioneren van de leerkracht van groep 4 is door het bevoegd gezag behandeld en erkend. Verder is er (personeels)beleid op gezet. De LKC beschouwt dit klachtonderdeel als afgedaan. PO 104865
Geen nieuwe klachten toevoegen ter zitting Klagers vragen tijdens de zitting aan de Commissie ook uitspraak te doen over twee kwesties die niet in de klachtsamenvatting voorkomen. De klachtsamenvatting tot doel heeft duidelijkheid te geven over de grieven van klagers zodat de wederpartij zich op die onderdelen kan voorbereiden en verdedigen. Om die reden staat het klagers niet vrij om ter zitting nieuwe kwesties aan de klacht toe te voegen. Het verzoek is daarom afgewezen. PO 104924
Klachtbehandeling naast aangifte bij justitie. Het primaire standpunt van de school dat de klacht niet-ontvankelijk is omdat klager reeds gebruik heeft gemaakt van een andere, gerechtelijke procedure acht de Commissie niet juist. Het doen van aangifte is een strafrechtelijke route die naast het onderhavige klachttraject kan worden ingezet. Zowel de procedure als het toetsingkader als de mogelijke uitkomst van beide procedures verschillen. De Commissie acht klager derhalve ontvankelijk in zijn klacht. PO 104920
Wie kunnen er klagen Klacht ouders tegen MR niet-ontvankelijk Ouders hadden een klacht tegen de medezeggenschapsraad ingediend. Deze werd onzorgvuldig handelen verweten, omdat hij met een voorgenomen besluit had ingestemd terwijl daaraan een gebrek kleefde waarmee de medezeggenschapsraad bekend was. De Commissie overwoog onder meer dat het optreden van de medezeggenschapsraad in de uitoefening van zijn instemmingsrecht niet kan worden aangemerkt als bejegening of optreden waar het klachtrecht voor bedoeld en op van toepassing is. Dat zou zich niet verdragen met het gegeven dat de leden van de medezeggenschapsraad zonder last of ruggespraak in die raad zitten en zij uit dien hoofde de
10
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
vrijheid hebben om zelfstandig besluiten te nemen. Ouders kunnen dit besluitvormingsproces niet beïnvloeden door het indienen van een klacht. De Commissie verklaarde de klacht van klagers tegen de medezeggenschapsraad niet-ontvankelijk. PO 104849 Een ex-leerling klaagt over een docent. VO 104739 Een voormalig lid van de ouderraad klaagt over de bovenschools directeur. PO 104923 Medezeggenschapsraad klaagt over algemeen directeur. PO 104949
Overige zaken Klacht over uitvoeren LKC-advies Een oud-leerling klaagt er in 2010 over dat de school een advies van de LKC in 2006 onvoldoende heeft opgevolgd. De Commissie merkt hierover op dat klager niet kan klagen over het al dan niet uitvoeren van aanbevelingen die de LKC heeft gedaan naar aanleiding van een klacht die iemand anders in 2006 over een docent heeft ingediend. VO 104739
Rehabilitatie leerkracht in overweging gegeven Klagers verwijten de groepsleerkracht van hun zoon stelselmatig vernederen en geestelijke mishandeling. Niet alleen staan de verklaringen van partijen lijnrecht tegenover elkaar, ook uit de afgelegde getuigenverklaringen niet aannemelijk wordt dat de leerkracht de betreffende leerling op enigerlei wijze onheus heeft bejegend. Het door klagers gestelde is de Commissie in het geheel niet gebleken. Klacht ongegrond. Gelet op deze ongegrondverklaring en het feit dat gebleken is dat de leerkracht al langere tijd niet meer feitelijk op school werkzaam is, zal de Commissie het bevoegd gezag aanbevelen te onderzoeken welke middelen moeten worden aangewend om de leerkracht op een zo kort mogelijke termijn zijn werkzaamheden weer te laten hervatten en daarbij te bezien of er aanleiding is om hem te rehabiliteren ten aanzien van de onderhavige klacht. Daarbij moet de impact op verweerder van de door klagers gebruikte, naar het oordeel van de Commissie zware, kwalificaties alsook het feit dat zij diverse media hebben benaderd, worden meegewogen. PO 104858
Jaarverslag 2011
11
3
Onderwerpen uit de in 2011 afgewikkelde klachten 3.1 Communicatie Algemeen Mondelinge communicatie Onverwacht gesprek met directie Met de leerkracht en de intern begeleider had klaagster begeleidingsafspraken gemaakt over haar zoon. Het geplande evaluatiegesprek, gedeeltelijk in het bijzijn van de zoon, werd onaangekondigd door de directie gehouden. Daarbij werd gesproken over het grensoverschrijdend gedrag van de zoon. Later heeft de directie ook apart met klagers gesproken over de zorg die de school had. Alhoewel het begrijpelijk is dat een school gedragsproblemen van een leerling met zijn ouders wil bespreken, had het in dit geval voor de hand gelegen dat dit was gebeurd in aanwezigheid van de leerkracht, omdat klagers daarmee afspraken hadden gemaakt over de begeleiding. Daarnaast had de directie het gesprek niet in aanwezigheid van de zoon moeten voeren. PO 104653
Informele setting overleg met gevolgen De algemeen directeur was aanwezig bij een informele bijeenkomst met het bestuur en de GMR bij een van de leden van de GMR thuis. Tijdens deze avond heeft de algemeen directeur zijn gevoel over een kwestie willen uitspreken en gezegd dat klager (een medezeggenschapsraad) vertrouwelijke informatie had gelekt naar de gemeentelijke politiek. De Commissie was van oordeel dat de avond een formeel karakter had, doordat deze in het teken stond van het doel, de missie, doelstelling en structuur van de stichting en haar scholen. De uitspraak van de algemeen directeur kan worden opgevat als een beschuldiging die het imago en de integriteit van de MR beschadigt. Ook voor de Commissie handhaafde de algemeen directeur zijn uitspraak, maar kon zijn gevoel op geen enkele manier onderbouwen. De uitspraak en houding van de algemeen directeur zijn onprofessioneel en klachtwaardig geweest. Klacht gegrond. PO 104949 Telefoongesprek eenzijdig beëindigd onder omstandigheden niet klachtwaardig. PO 104863
12
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Schriftelijke communicatie Bestuurder/toezichthouder reageert niet op klacht Het is niet onredelijk dat de bestuursvoorzitter in zijn toezichthoudende rol, de afhandeling van de zaak heeft overgelaten aan de met uitvoerende taken belaste algemeen directeur. Het was echter zorgvuldig geweest als de bestuursvoorzitter klager in ieder geval een ontvangstbevestiging van zijn brieven had gestuurd en klager daarin uitleg had gegeven over de bestuursstructuur, zodat het klager duidelijk was waarom hij geen inhoudelijke reactie van hem kon verwachten. Door in het geheel niet te reageren op de brieven van klager heeft de bestuursvoorzitter klager hierover in het ongewisse gelaten, wat in het geheel eerder een escalerend dan een de-escalerend effect zal hebben gehad. In zoverre acht de Commissie de klacht tegen de bestuursvoorzitter gegrond. PO 104771 Ten onrechte geen informatie verstrekt over samenstelling GMR en bestuur. PO 104932
Rector afwezig Klager kreeg na 6 maanden een reactie op zijn brief. Van een professionele organisatie mag verwacht worden dat brieven beantwoord worden, ook als de persoon voor wie de brief bestemd is, afwezig is. VO 104859
Doorsturen van e-mail naar derden Een lid ouderraad heeft op persoonlijke titel een gesprek gevoerd met de algemeen directeur. De naar aanleiding van dat gesprek uitgewisselde e-mails heeft de algemeen directeur doorgestuurd naar andere leden ouderraad. Volgens klager is het in strijd met normen van fatsoen om e-mails zonder toestemming van de afzender aan derden te sturen. E-mails zijn in beginsel vertrouwelijk, tenzij uit de aard van de e-mail blijkt dat dit niet het geval is of de afzender van de e-mail op voorhand toestemming geeft om deze desgewenst onder derden te verspreiden. Of de e-mails naar hun aard verspreid konden worden onder de leden van de ouderraad hangt af van de omstandigheden van het geval. Relevante omstandigheden zijn in dit geval dat klager lid was van de ouderraad, met de algemeen directeur een gesprek heeft gevoerd en e-mails heeft gewisseld over een aangelegenheid die de algemeen directeur kort daarop met de ouderraad zou gaan bespreken. Voorts is van belang dat klager in deze e-mails heeft gerefereerd aan het standpunt dat de ouderraad over de te bespreken kwestie innam en zou blijven innemen. Onder die omstandigheden is het de algemeen directeur niet te verwijten dat hij de e-mails heeft beschouwd als ter zake doende informatie die hij mocht verstrekken aan de leden van de ouderraad. Klacht ongegrond. PO 104923 Algemeen directeur bagatelliseert klacht, toonzetting van zijn e-mails is aanmatigend. PO 104947
Gescheiden ouders Vier jaar geen informatie Begin 2006 heeft de school met klager besproken dat hij, evenals zijn ex-echtgenote belast met het ouderlijk gezag, geïnformeerd zal worden over de vorderingen van zijn zoon. Het eerstvolgende contact tussen school en klager is daarna van maart 2010. Buiten klager om is voor zijn zoon in 2006 schoolmaatschappelijk werk ingeschakeld en is zijn zoon in de jaren daarna steeds besproken in het zorgadviesteam. In deze situatie, waarbij duidelijk was geworden dat de school klager lange tijd niet op de hoogte had gesteld van de ontwikkelingen van zijn zoon, had bovendien verwacht mogen worden dat tegemoet was gekomen aan het verzoek van klager om 36 vragen schriftelijk te beantwoorden. Klacht gegrond. PO 104644
Jaarverslag 2011
13
School geeft kind mee aan moeder Het is niet aan de school om tussen gescheiden ouders partij te kiezen. Dit bleek weer eens uit de kwestie waarbij de intern begeleider een leerling liet meenemen door zijn moeder naar een centrum voor crisisopvang. Achteraf bleek dat het kind feitelijk door de vader werd verzorgd. Toen moeder haar kind ophaalde van school was vader daar juist voor overleg aanwezig. Doordat hij van de overdracht van zijn kind werd weggehouden kreeg hij daar op dat moment niets van mee. Vader diende daar o.a. een klacht over in. De Commissie oordeelde dat de intern begeleider bij Bureau Jeugdzorg/AMK had moeten verifiëren of er daadwerkelijk crisisopvang voor moeder was geregeld. Bij een bevestigend antwoord had de intern begeleider de leerling, omwille van zijn veiligheid met moeder mogen meegeven. Zonder die informatie evenwel, had zij de politie als neutrale instantie moeten verzoeken om een interventie. Daarmee was voorkomen dat de intern begeleider slechts op basis van persoonlijke indrukken en de verklaring van moeder de leerling meegaf en onttrok aan zijn vader die hem tot dat moment feitelijk had verzorgd. PO 104912
Gescheiden ouders zijn het oneens over vakantie Het ouderlijk gezag ligt bij de moeder en de vader van de leerling. Moeder wil buiten de schoolvakanties drie weken op vakantie. Vader geeft de school te kennen dit verzoek op voorhand niet toe te staan omdat zijn zoon dan lessen moet inhalen en een programma voor zijn (geestelijke) gezondheid moet onderbreken. Buiten vader om neemt de directeur het besluit om twee van de drie weken verlof toe te staan. Hij koos ervoor om niet tussen de ouders in te gaan staan. Hij wilde vrij, zonder last een beslissing nemen. Daarom heeft hij louter op het verzoek van de moeder gereageerd en niet ook bij de vader informatie ingewonnen. De Commissie overweegt dat een dergelijke keuze bij een kwestie als verlofverlening in beginsel mogelijk is. Strikt gezien is er geen noodzaak om bij een verlofaanvraag van één van beide gescheiden ouders over deze aanvraag ook overleg te starten met de andere ouder. Echter, de directeur wist van spanningen tussen de ex-echtgenoten en kende het standpunt van vader, die tegen het verzoek was. Daarom was het raadzaam geweest dat de directeur contact had opgenomen met klager (vader). Klager had dan zijn standpunt nader kunnen toelichten waarna de directeur zijn besluit had kunnen verduidelijken. Het had ertoe geleid dat klager op de hoogte raakte van de reden en duur van het verlof. Dit had tot aanpassing van zijn standpunt had kunnen leiden, zoals klager ter zitting verklaarde. PO 105128
Geen uitnodiging voor de algemene ouderavond Ook een ouder die niet het ouderlijk gezag over zijn kind heeft, heeft recht op informatie van de school. Dit is geregeld in artikel 1:377c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van dat artikel zijn er twee uitzonderingen voor het verstrekken van informatie, namelijk: het verstrekken van informatie is niet in belang van het kind, of de school zou de informatie ook niet aan de gezaghebbende ouder verstrekken. Het uitnodigen voor algemene ouderavonden valt niet onder de informatieverstrekking op grond van artikel 1:377c BW. Dat artikel heeft immers betrekking op “informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen”. Op een algemene ouderavond wordt andersoortige informatie verstrekt. Dat de school klager geen uitnodigingen stuurt voor ouderavonden vanwege de precaire verhouding tussen klager en de gezaghebbende ouder en de verzorgende grootouders, acht de Commissie te billijken. PO 105032
Privacy Wie ontvangt vertrouwelijke informatie Het is niet onzorgvuldig indien de intern begeleider met de leerkrachten van de school spreekt over een AMK-melding. Direct betrokkenen uit het onderwijsteam behoren namelijk op de hoogte te zijn van relevante informatie en ontwikkelingen over een leerling. Een indirect betrokkene, in dit
14
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
geval een logopedist die onder schooltijd op school leerlingen behandelde, hoeft niet op de hoogte te zijn van een AMK-melding. De Commissie gaf aan dat informatie van deze indirect-betrokkene over een leerling relevant kan zijn om mee te delen aan het AMK. En dat het niet onzorgvuldig geweest dat de intern begeleider de logopedist in kwestie op de hoogte had gesteld. Daarmee is voorkomen dat de logopedist later onvoorbereid, door bijvoorbeeld de ouders, erop zou worden aangesproken dat zijn kennis over de leerling het AMK heeft bereikt. PO 104771 Ouders in beginsel informeren als school over hun kind informatie verstrekt aan derden. VO 105034
Vrije ruimte van leerling en school Een leerling heeft het recht op een in zekere mate gescheiden thuis- en schoolsituatie. De ouders/ verzorgers hoeven niet altijd te weten wat er in de schoolsituatie is gebeurd. Als de school het gedrag van een leerling als een probleem ziet horen de ouders dat echter wel te weten. Hoewel de directeur heeft gesteld dat er na de eerste weken op zijn school met de betreffende leerlinge geen probleem meer was, was er voor de intern begeleider toch reden de voorvallen rond deze leerlinge maanden later in een gesprek met een gezinsbegeleidende organisatie te berde te brengen. Het is van de school onverstandig geweest dat het de voorvallen niet met de ouders heeft besproken. PO 104779
Jaarverslag 2011
15
3.2 Pedagogisch-didactische begeleiding Begeleiding Leerachterstand niet ingehaald Een leerling is met een leerachterstand groep 4 ingestroomd. De achterstand wordt dat schooljaar gedeeltelijk ingelopen. Uit de gegevens van het leerlingvolgsysteem blijkt dat hij in de groepen 5 en 6 geen vooruitgang heeft geboekt. Klaagster leidt hieruit af dat de groepsleerkracht haar zoon geen onderwijs heeft gegeven. Dat het niveau van de leerling op basis van het leerlingvolgsysteem zakte, betekent niet automatisch dat er geen of slecht onderwijs is gegeven. De school wilde de leerling laten onderzoeken door de schoolbegeleidingsdienst. Daar ging klaagster niet mee akkoord. Zij heeft het kind in het buitenland laten testen. De school mocht de uitslag van dat onderzoek niet door de schoolbegeleidingsdienst laten vertalen naar de Nederlandse onderwijssituatie of nader onderzoek laten uitvoeren. In die gevallen kan het de school niet worden verweten dat het onderwijs niet optimaal is geweest. PO 104665
Mentor signaleert niet Op het betreffende lyceum is de mentor belast met de persoonlijke begeleiding van de leerling. Blijkens de schoolgids is hij de vraagbaak voor de leerling en diens ouders/verzorgers en is hij belast met de algemene gang van zaken binnen de klas. De mentor helpt leerlingen bij het studeren, bespreekt de resultaten en informeert de ouders. De mentor blijkt tijdens het schooljaar regelmatig te hebben gesproken met klagers dochter. Dat tijdens deze gesprekken de persoonlijke omstandigheden van de leerlinge (slaapproblemen, scheiding ouders, ziekte vader) niet ter sprake zijn gekomen is wellicht opmerkelijk, maar te verklaren doordat zij geen aanleiding heeft gezien hierover met de mentor te praten. Dat de mentor, gezien de resultaten op de eerste twee rapporten van de leerlinge, geen aanleiding zag om heel uitdrukkelijk te vragen naar mogelijke problemen, kan de Commissie billijken. Echter toen de resultaten van de leerling in de derde periode een neerwaartse trend lieten zien en op het derde rapport stond dat de overgang naar havo 5 gevaar liep, had van de mentor een actievere opstelling verwacht mogen worden. Temeer daar er naast de slechtere resultaten ook sprake was van veel verzuim. Hierover had de mentor hierover contact moeten opnemen met klager, allereerst om de zorg die school had (de overgang naar havo 5 liep gevaar) te bespreken maar ook om na te gaan of klager wellicht kon verklaren waarom het minder goed ging met zijn dochter. Doordat dit contact er niet is geweest, is de school verstoken gebleven van informatie die mogelijk bruikbaar was geweest, bij de begeleiding van klagers dochter. Klager had ook zelf contact kunnen opnemen met de school, zeker nu hij door het raadplegen van Magister kon zien dat de schoolresultaten van zijn dochter achteruit gingen. Dat dit niet is gebeurd, ontslaat de school echter niet van zijn eigen verantwoordelijkheid. De mentor had zich actiever moeten opstellen toen bleek dat de resultaten van klagers dochter achteruit gingen. In die zin zijn de klachten over de begeleiding van de leerlinge en het onvoldoende informeren van klager gegrond. VO 105123
Pedagogische aanpak pesten Een leerling blijkt langdurig op school te zijn gepest. Signalen hierover heeft de school genegeerd. De Commissie plaatst vraagtekens bij de pedagogische aanpak van de school in geval van problemen met de gepeste leerling. Hij moest in voorkomende gevallen een formulier op school invullen waarop hij moest aangeven wat er was gebeurd en waarbij hij niet naar huis mocht gaan voordat de vragen door hem waren beantwoord. Voorts is de leerling op enig moment door de groepsleerkracht voor de klas gezet waarbij alle kinderen van de klas moesten aangeven hoe zij over de leerling dachten. Deze aanpak bevestigt dat de aandacht volledig en eenzijdig naar de gepeste leerling uitging
16
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
en werd tevens de indruk gewekt dat hij de oorzaak van problemen was. Het is de Commissie duidelijk geworden dat deze aanpak geen recht deed aan de aard van de problematiek en voorbij ging aan de betrokkenheid van medeleerlingen. Klacht gegrond. PO 104834
Gedragskaart Als de school ten behoeve van een leerling een bepaald pedagogisch instrument inzet, is de school hier eindverantwoordelijk voor. Zij dient aan te geven waarom het instrument wordt ingezet, wat het doel is, hoe dat doel bereikt kan worden, wie daarbij betrokken zijn en wat er van de betrokkenen wordt verwacht. In dit geval was afgesproken dat een gedragskaart ingezet zou worden ten behoeve van een leerling en dat deze leerling hierin begeleid zou worden. Omdat de leerling nauwelijks is begeleid en andere afspraken ook niet allemaal zijn nagekomen is de klacht hierover gegrond. VO 104859
Dyslexieprotocol Er is geen wettelijke verplichting tot het vaststellen van een dyslexieprotocol. Het ontbreken van een dergelijk protocol is daarmee in beginsel niet klachtwaardig. Het hanteren van een dyslexieprotocol kan het begeleiden van leerlingen met taalproblemen wel vergemakkelijken en structureren. In dat kader heeft de Commissie er met instemming kennis van genomen dat de school een jaar geleden wel een dergelijk protocol heeft vastgesteld. PO 104883
Gebrekkig rekenonderwijs Klagers zoon beschikt sinds groep 1 over een leerlinggebonden budget. Jaarlijks dient er (art. 40a Wet op het Primair Onderwijs) voor hem en in overeenstemming met zijn ouders een handelingsplan te worden opgesteld. De leerkracht was er bij aanvang van groep 8 mee bekend dat de rekenvaardigheden van klagers zoon onvoldoende waren. Zij had klagers voorgesteld om hun zoon in de klas te gaan begeleiden. Dit voorstel is door klagers afgewezen. Een dergelijk voorstel is volgens de Commissie niet gelijk te stellen met een handelingsplan als bedoeld in de wet. In oktober gaf klagers zoon aan dat hij het rekenwerk niet meer aankon. Dit leidde niet tot tijdig overleg met de ouders of een (ander) doelmatig signaal richting het zorgteam. Pas in februari was het handelingsplan gereed, hetgeen veel te laat is geweest. Een dergelijk plan dient bij het begin van het schooljaar gereed te zijn. Het was inhoudelijk niet overtuigend vanwege het daarin ongemotiveerde uitgangspunt klagers zoon terug te zetten naar rekenwerk van groep 6. De leerkracht had bij de opstelling van het plan geen interne of externe deskundigen betrokken. De begeleiding van klagers zoon wat het rekenen betreft is onvoldoende geweest. PO 104924 School beschouwt leerling lange tijd als zorgleerling, maar stelt geen handelingsplan op. PO 105106 Na vier weken ziekte contact met school op initiatief van de zieke leerling zelf. VO 104934
Stage Structureel aandacht voor stagebegeleiding vereist Een leerlinge volgt een opleiding op mbo-3 niveau en loopt in dat kader stage bij een ruitersport centrum. De moeder van de leerlinge dient een klacht in over de ruwe bejegening van haar dochter op het stage-adres en de onvoldoende begeleiding vanuit de opleiding. Soms werd de gehele manege aan een stagiaire overgelaten zonder dat er iemand anders aanwezig was. Het bevoegd gezag verklaart de klacht gegrond. Omdat de opleiding nadien geen actie onderneemt richting het stagebedrijf richt klaagster zich tot de LKC. De Commissie stelt vast dat de opleiding geen structurele aandacht heeft geschonken aan de begeleiding van de stage. Het mag weliswaar zo zijn dat de stage zich afspeelt buiten de school en dat problemen in eerste instantie op dat bedrijf moeten worden opgelost, maar dat neemt niet weg dat de opleiding erop heeft toe te zien
Jaarverslag 2011
17
dat er ruimte en gelegenheid is problemen op een stage-adres op te lossen. Het is onbegrijpelijk dat na de signalen van klaagster kennelijk niemand verantwoordelijk was om een oplossing te bewerkstelligen of ten minste te onderzoeken of leerlingen op een verantwoorde wijze aan hun stageverplichtingen konden voldoen. Voor de onderhavige klacht betekent dit dat het bevoegd gezag voorafgaand aan het uitspreken van een oordeel over de gegrondheid van de klacht een onderzoek had dienen in te stellen naar de situatie op het stagebedrijf en zich een oordeel had moeten vormen over de vraag of leerlingen daar op verantwoorde wijze stage konden lopen. Klacht gegrond. BVE 104804 Stageproblemen opleiding helpende zorg en welzijn. BVE 104977 Voldoende stagebegeleiding bij opleiding tot tandartsassistent. BVE 104820
Schooladvies Voorstel opstarten lwoo-procedure Om een aanvraag te kunnen indienen voor leerwegondersteunend onderwijs dient er bij de betreffende leerling een leerachterstand te bestaan en dient zijn intelligentiewaarde zich te bevinden tussen 75 en 90. Na een slechte entreetoets van de leerling verzocht de basisschool aan zijn ouders een aanvraagformulier voor lwoo te ondertekenen. Op het moment van dat verzoek kon daarover door de leerkracht en intern begeleider echter nauwelijks uitleg worden gegeven. Toen is ook niet toegelicht dat de school in het verleden had gewerkt met handelingsplannen om de leerling extra te begeleiden. Deze plannen waren niet bij de ouders bekend en niet door hen ondertekend. Deze gang van zaken is onzorgvuldig geweest. PO 104632
Verzoek om tweede VO-test In de hiervoor reeds geschreven kwestie verzochten de ouders om na de mislukte entreetoets, de leerling, voorafgaand aan de lwoo-prcedure, opnieuw te laten testen. De school mag, mits voldoende en deugdelijk gemotiveerd, een dergelijk verzoek afwijzen. PO 104632
Voortijdige uitstroom van praktijkonderwijs naar ROC Een leerlinge wil na het derde jaar praktijkonderwijs haar opleiding vervolgen op een ROC. Volgens haar moeder heeft de school hierover een ongemotiveerd negatief advies gegeven aan een ROC. Gebleken is dat de school klaagster heeft verteld waarom het volgens de school beter was dat klaagsters dochter op dat moment nog niet zou uitstromen. De school heeft deze redenen ook vermeld in het advies aan het ROC. De motivering van de school (waarbij is gekeken naar de jonge leeftijd van de leerlinge, haar goede leerprestaties en de voor haar thans veilige leeromgeving) is niet onbegrijpelijk en niet onredelijk. Klacht ongegrond. VO 104768
Proactief Het ligt op de weg van de school om met ouders te communiceren indien blijkt dat een leerplichtige leerling niet tijdig is ingeschreven voor een vervolgopleiding en om te zorgen dat ouders over alle relevante informatie met betrekking tot mogelijke vervolgopleidingen beschikken. BVE 104867
Hoogbegaafde leerling verwezen naar speciaal onderwijs Ouders klagen erover dat de ambulant begeleider ten onrechte heeft geadviseerd hun zoon in het speciaal onderwijs te plaatsen. De leerling heeft een toelaatbaarheidsbeschikking voor het speciaal onderwijs. Partijen zijn het erover eens dat het gedrag van de leerling het niet mogelijk maakt dat hij zal instromen in het regulier voortgezet onderwijs. Nu ook met hulp van de ambulant begeleider de gedragsverandering op een reguliere basisschool bij de leerling niet tot stand kwam is het niet onredelijk of onjuist geweest dat de ambulant begeleider verwachtte dat de gewenste
18
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
gedragsverandering bij de leerling een grotere kans van slagen had binnen een setting van het speciaal onderwijs. Op grond van deze omstandigheden kan niet vastgesteld worden dat de beoogde school voor speciaal onderwijs geen geschikte school voor de leerling was. Klacht over onjuist advies is ongegrond. PO 105118
Dossiervorming Zorggesprekken met leerling horen in leerlingdossier In het leerlingdossier worden administratieve zaken over de leerling, alsook de ontwikkelingen van de leerling bijgehouden. Bij de ontwikkelingen wordt niet alleen gedacht aan toetsgegevens en cijferlijsten maar ook aan een beschrijving van de ontwikkelingen die een leerling doormaakt op sociaal-emotioneel gebied. Het bijhouden van deze ontwikkelingen is van belang omdat op die wijze de continuïteit van de begeleiding van een leerling gewaarborgd kan worden. Op grond daarvan had in het dossier de verwijzing naar schoolmaatschappelijk werk, alsmede het gegeven dat de leerlinge gesprekken heeft gevoerd met de leerlingbegeleider in het dossier opgenomen moeten zijn. Klacht gegrond. VO 104798
Verouderd onderzoek meegezonden naar nieuwe school Bij een onderwijskundig rapport en schooladvies ten behoeve van de opvolgende school behoren die documenten uit het leerlingdossier te worden gevoegd die relevant zijn voor een juiste begeleiding van de leerling op zijn nieuwe school. Aangezien kinderen nog in ontwikkeling zijn dient met het meezenden van minder recente documenten voorzichtig te worden omgegaan. Documenten die licht werpen op de ontwikkeling van een stoornis bij een leerling kunnen wellicht relevant zijn, maar dit zal steeds zorgvuldig beoordeeld moeten worden. De school bleek een in eigen huis opgesteld, maar verouderd psychodiagnostisch onderzoek te hebben gestuurd naar de ontvangende school. Als reden wees de school op de routinematige keuze om stukken die door de eigen school waren opgesteld mee te sturen. De school had al eens eerder over klagers zoon een verkeerd document verzonden (destijds naar een REC). Klacht gegrond. SO 105074 De school kan geen onderzoeksverslag opeisen van een inmiddels uitgeschreven leerling. PO 105030 Afgifte kopie leerlingdossier binnen 12 dagen: redelijke termijn. VO 104798 Verzoek kopie leerlingdossier 26 maart, afgifte 18 mei: redelijke termijn verstreken. PO 104644
Jaarverslag 2011
19
3.3 Veiligheid In deze paragraaf aandacht voor klachten over de fysieke en mentale veiligheid van (veelal) leer lingen. Ook kwesties waarbij het gedrag van ouders de school aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen worden in dit kader behandeld.
Welzijn Voor ouders achterhouden van informatie over de leerling De zestienjarige, geadopteerde, dochter van klagers had de leerlingbegeleider van de school verteld dat zij thuis serieuze problemen had. De leerlinge stelde uitdrukkelijk dat haar ouders niet geïnformeerd mochten worden. De school verwees haar naar schoolmaatschappelijk werk (smw) dat drie gesprekken met de dochter van klagers voerde. Smw adviseerde dat intensieve hulp voor de dochter van klagers niet nodig was en de school ermee kon volstaan om haar een aanspreekpunt te bieden. In dat kader heeft de leerlingbegeleider regelmatig gesprekken met de leerlinge gevoerd. Uiteindelijk ontvluchtte de leerlinge de thuissituatie. Via Bureau Jeugdzorg raakten de ouders ervan op de hoogte dat de school reeds langer bekend was met de problemen bij hun dochter en dienden een klacht in. De Commissie overwoog dat een school haar medewerkers erop dient voor te bereiden dat zij door leerlingen in vertrouwen genomen kunnen worden. Doet zich een dergelijke situatie voor, dan is het zaak de leerling erop te wijzen dat de informatie die hij slechts in vertrouwen wil verstrekken in beginsel ook vertrouwelijk blijft, maar dat er zich situaties kunnen voordoen waardoor de medewerker van de school toch anderen, zoals de ouders, op de hoogte moet stellen. Een doorverwijzing naar schoolmaatschappelijk werk was voor de ouders vanwege hun verantwoordelijkheid voor hun minderjarige kind van dermate belang dat de school hen daarvan op de hoogte had moeten brengen. De school had dit nagelaten. Klacht gegrond. VO 104798 Een vergelijkbare casus. PO 104836
AMK-melding terecht niet aan ouders meegedeeld Een leerlinge meldt op twee momenten aan de afdelingsleider van de school dat zij en andere kinderen thuis worden geslagen. Deze periode heeft de afdelingsleider contact met het AMK en bleek dat het AMK al bekend was met het gezin vanwege basisschoolincidenten. Volgens de school was ook de leerplichtambtenaar bekend met huiselijk geweld bij het gezin. De school besluit tot een AMK-melding. Het AMK adviseert er met niemand over te praten en richting de ouders van de leerlinge te ontkennen dat de school de melding heeft gedaan. De Commissie acht het begrijpelijk dat de school onder de gegeven omstandigheden heeft gehandeld conform het advies van het AMK. Klacht ongegrond. VO 105111
Meewerken aan AMK-onderzoek Het past binnen de taken en verantwoordelijkheden van een intern begeleider op het gebied van leerlingenzorg dat deze functionaris aan een instantie als het AMK desgevraagd en desgewenst informatie verstrekt. Daarvoor is niet vereist dat er ook binnen de school een indicatie bestaat dat er (gezins)problemen bij een leerling bestaan. Ook de afwezigheid van zo’n indicatie kan informatie zijn die voor het AMK van belang is. PO 104771 Directie dient regie te voeren over informatieverstrekking aan AMK. PO 104842
20
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Status informatie aan AMK onvoldoende duidelijk In beginsel hoeft de school niet vooraf met de ouder(s) te overleggen welke informatie verstrekt gaat worden, omdat van de school onafhankelijkheid wordt verwacht bij het verstrekken van de informatie. Voorts staat het een school vrij om in een dergelijk gesprek de eigen waarneming omtrent een leerling door te geven. Dit laat onverlet dat een school bij het verstrekken van informatie aan de Raad wel duidelijk dient aan te geven welke status de verstrekte informatie heeft, zodat de Raad daarmee rekening kan houden bij zijn onderzoek. Uit het door school geaccordeerd verslag blijkt onvoldoende duidelijk welke informatie de eigen waarneming betreft en welke informatie van klaagster afkomstig is. De klacht dat de school onvolledig is geweest in de informatieverstrekking naar de Raad is gegrond. PO 104912 Informatie vanuit school aan AMK onvolledig geweest: PO 104914 Gespreksverslag over informatie school aan RvdK cryptisch en onduidelijk. PO 104962 Uitsluitend informatie verstrekken aan AMK die op zijn juistheid verifieerbaar is. PO 105018
Intimiteiten Leerling ervaart onveilig schoolklimaat Bij de dochter van klagers is een meervoudige complexe ontwikkelingsstoornis gediagnosticeerd. Zij volgt onderwijs op een REC-school cluster 4. Zij en haar ouders geven aan school verschillende signalen af over het bestaan van een onveilig schoolklimaat. De school herkent dit beeld echter niet en onderzoekt de signalen onvoldoende. Omdat het ging over seksueel getint gedrag van klasgenoten c.q. medescholieren en de dochter van klagers zich daarover wel bij haar ouders maar niet op school durfde te uiten, had met voortvarendheid een gesprek tussen haar en de vertrouwenspersoon, of een andere voor deze leerlinge neutrale functionaris van de school belegd moeten worden. De beklaagde gedragingen zijn in de klas pas gespreksonderwerp geworden toen de dochter van klagers niet meer terug kwam op school. Niet valt in te zien waarom dit klassengesprek over het ongewenst gedrag niet eerder is georganiseerd. Klacht gegrond. SO 104776
Pesten Pestsignalen door school onvoldoende onderkend Over het pesten door leerlingen van de zoon van klagers spreken de school en klagers elkaar tegen. Daar waar klagers stellen dat sprake was van een min of meer continue pestgedrag door de jaren heen geeft de school aan dat zij daar geen kennis van had maar wel heeft onderkend dat de zoon afwijkend gedrag vertoonde. De school heeft dit afwijkend gedrag als een eigenaardigheid van de leerling zelf beschouwd en als zodanig behandeld, bijvoorbeeld door het aanbieden van de SOVA-training. De Commissie overweegt hierover dat uit hetgeen klagers in het klaagschrift gedetailleerd hebben uiteengezet, uit de stukken en uit het ter zitting verhandelde een beeld naar voren komt dat de leerling langdurig met regelmaat is gepest door medeleerlingen. De Commissie neemt daarbij in aanmerking dat de directeur en de intern begeleidster ter zitting hebben verklaard dat aan het eind van de schoolcarrière van de leerling hen signalen bereikten dat hij werd gepest. Dit maakt het aannemelijk dat dit pestgedrag, zoals klagers hebben aangegeven, reeds langer duurde. De Commissie merkt hierbij op geen doorslaggevende waarde te hechten aan het door de school verstrekte overzicht van de loopbaan van klagers zoon en van de contacten met klagers waarbij veelvuldig wordt opgemerkt dat klagers akkoord zijn met de voorgestelde voortgang in begeleiding. Het verslag lijkt achteraf te zijn opgesteld en klagers hebben ook weersproken dat zij zich uitgesproken hebben over de door school voorgestelde voortgang in begeleiding. De school heeft in onvoldoende mate aandacht heeft besteed aan de aanhoudende zorg die klagers hebben uitgesproken over de positie van hun zoon. Niet alleen
Jaarverslag 2011
21
zijn klagers onvoldoende serieus genomen in hun zorg over hun zoon, maar bovendien heeft de school verzuimd een relatie te leggen tussen het pestgedrag en het gedrag van de leerling dat door school als opvallend werd gekarakteriseerd. Voorts is verzuimd het op school bestaande pestprotocol op klagers zoon toe te passen. PO 104834
Wel gedragsregels maar geen pestprotocol Onderdeel van de inspanningsverplichting om zorg te dragen voor een veilige schoolomgeving is dat een school zorgt dat er een pestprotocol is. In het pestprotocol kan worden aangegeven hoe pesten voorkomen kan worden, bijvoorbeeld door bepaalde gedragsregels af te spreken. Daarnaast behoort het protocol te voorzien in actiepunten c.q. een plan van aanpak indien er, ondanks het hanteren van gedragsregels, toch sprake blijkt te zijn van pesten. Het moet bovendien duidelijk zijn wie er bij het oplossen van het pestprobleem worden betrokken. Op de school werden alleen gedragsregels gehanteerd. Als pestproblematiek op individueel niveau wordt aangepakt dan dient hierover gerapporteerd te worden in het leerlingdossier, zodat duidelijk is wat er aan de hand is en wat de school er aan doet. Dat bleek niet te zijn gebeurd. Voor zover kon worden vastgesteld, bestond de aanpak van de school eruit dat de dochter van klaagster tijdens de pauze naar de leerkracht kon gaan als er problemen waren. Naar aanleiding van de onveilige situatie tijdens de overblijf heeft de school klaagster dringend geadviseerd om haar dochter van de overblijf te halen. Door de oplossing van het probleem bij klaagster te leggen heeft de school onvoldoende inhoud gegeven aan de op haar rustende verplichting om ook tijdens de overblijf een veilige omgeving te creëren. Klacht gegrond. PO 105106 Grensoverschrijdend gedrag van ouders en leerlingen te lang niet aangepakt. PO 105134 Aanpak pestgedrag belandt in patstelling tussen ouders en school. VO 104910 Door pestaanpak is er een aantoonbaar sterk verbeterde, veiligere situatie ontstaan. PO 104932
Naakt douchen De dochter van klaagster is 7 jaar oud. Zij is in het schooljaar 2010-2011 op school gekomen in groep 3. In de schoolgidsen 2010-2011 en 2011-2012 staat vermeld dat kinderen vanaf groep 3 na de gymles moeten douchen en daarbij hun onderbroek niet mogen aanhouden. In groep 3 heeft de leerlinge na de gymles altijd zonder onderbroek gedoucht. Aan het begin van het schooljaar 2011-2012 heeft klaagster bij de directie het verzoek neergelegd of haar dochter in het vervolg niet meer zou hoeven douchen na de gymles. De directie heeft dit verzoek afgewezen. Daarop heeft klaagster verzocht of haar dochter dan met haar onderbroek aan zou mogen douchen. Ook dit verzoek is door de directie afgewezen. De Commissie stelt voorop dat het aanleren van gezond gedrag een van de belangrijkste uitgangspunten is van bewegingsonderwijs. Douchen na de gymles valt ook onder dergelijk gezond gedrag. In zoverre mag een school de leerlingen dan ook verplichten na afloop van de gymles te douchen. Het je in bijzijn van anderen bloot tonen vergt bij vrijwel ieder mens het overwinnen van bepaalde schaamtegevoelens. Deze gevoelens ontstaan bij het ontdekken van de eigen lichamelijke grens ten opzichte van die van een ander en zullen zich – afhankelijk van tal van factoren – meer of minder krachtig ontwikkelen. De factoren die schaamtegevoel beïnvloeden kunnen van allerhande aard zijn, zoals culturele, sociale, religieuze of fysieke factoren. Vaststaat dat schaamtegevoelens nooit los van de omgeving kunnen worden beschouwd. Het – bewust of onbewust – voorbijgaan aan dergelijke gevoelens kan de grens van iemands lichamelijke integriteit overtreden. Gelet op het voorgaande doet de vraag zich voor of er rechtvaardiging bestaat voor het dwingen van een leerling zich in de groep te ontbloten. De school heeft in dat kader aangevoerd dat uitzonderingsposities tot groepsdruk kunnen leiden. Wat dat betreft erkent de Commissie dat het toelaten van uitzonderingen bij het douchen tot groepsdruk kan leiden, maar daartegen afgewogen acht zij de lichamelijke integriteit van de leerling van een hogere orde. Het nastreven van optimaal hygiënische omstandigheden is op zichzelf een goede reden om leerlingen
22
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
na de gymles naakt te laten douchen. De Commissie meent echter dat het douchen met onderbroek aan niet zodanig minder hygiënisch is dat dit rechtvaardigt dat kinderen tegen hun wil of die van hun ouders hun schaamtegevoelens opzij moeten zetten. Overigens is de Commissie van oordeel dat een school wel bevoegd is aan het douchen in onderbroek nadere – hygiënische – voorwaarden te stellen, bijvoorbeeld dat de desbetreffende leerlingen geacht worden na het douchen met schoon droog ondergoed terug de klas in te gaan. De school heeft voorts aangevoerd dat het openbare karakter van de school in de weg zou staan aan het maken van onderscheid tussen leerlingen die wel en leerlingen die niet bloot onder de douche gaan. Het is de Commissie echter niet duidelijk geworden dat de school onderscheid zou aanbrengen tussen (groepen) leerlingen door bepaalde leerlingen, van wie de ouders dat wensen, met een onderbroek aan te laten douchen. Hooguit kan worden gezegd dat de school daardoor een onderscheid zou toelaten. De Commissie ziet niet in, noch heeft de school duidelijk gemaakt, op welke wijze daarmee inbreuk zou worden gemaakt op het openbare karakter van de school. De openbare school respecteert juist de verschillen van de leerlingen. Dat, zoals de school stelt, het beleid inzake het douchen na de gymles wordt onderschreven door de MR, doet aan het hiervoor overwogene niet af. Nog daargelaten dat de Commissie uit de door de school overgelegde stukken geen officieel standpunt van de MR over dit onderwerp heeft kunnen afleiden, acht de Commissie het recht op lichamelijke integriteit van de leerling van zo fundamentele aard, dat geen schoolbeleid – door de MR onderschreven of niet – een uitzondering op dit recht zou rechtvaardigen. De redenen die de school voor de verplichting tot naakt douchen heeft aangevoerd vormen onvoldoende rechtvaardiging voor de schending van de lichamelijke integriteit die met naakt douchen kan samenhangen. Daarom had de directie positief behoren te reageren op het verzoek van klaagster om haar dochter met een onderbroek aan onder de douche te laten gaan na de gymles. Klacht gegrond. PO 105124
Jaarverslag 2011
23
3.4 Optreden (tegen leerling) Deze paragraaf richt zich op het fysieke, verbale en sanctionerende optreden van de school en de medewerkers van de school ten opzichte van, in de meeste gevallen, leerlingen.
Fysiek Overgevoelig voor aanrakingen Het is in Nederland aanvaard dat een basisschoolleerkracht een leerling aanraakt zoals het ter bemoediging of troost op schoot nemen van kleuters of een hand op de schouder leggen, en het bij de arm pakken van een leerling om zijn aandacht te krijgen. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweersters fysieke aanpak verder ging of bestraffend van aard was. Terzijde merkt de Commissie op dat overgevoeligheid voor aanrakingen een symptoom van DCD kan zijn. Een leerkracht dient daar rekening mee te houden. Klaagster heeft echter aangegeven dat haar zoon niet overgevoelig was, zodat er geen reden is te veronderstellen dat de groepsleerkracht op dat punt verkeerde inschattingen heeft gemaakt. PO 104665
Vastpakken van leerling veroorzaakt geweldsincident Een leerling is gediagnosticeerd met ADHD, PPD-NOS en ODD. Hij kan niet tegen onverwachte veranderingen en verzet zich hevig als hij wordt vastgepakt. Dit is beschreven in het voor de leerling geldende plan van aanpak. Daarin staan ook handelingsadviezen. Moeder klaagt erover dat haar zoon bij een incident is geschopt door een leerkracht. Dit incident is ontstaan door de wijze waarop de locatieleider de leerling, in afwijking op de handelingsadviezen, heeft vastgepakt. De leerling is sinds het incident niet meer toegelaten op de school. Omdat de visies van klaagster en leerkracht verschillen en ook de getuigenverklaringen elkaar tegenspreken, kan niet vastgesteld worden of de leerkracht een schoppende of een afwerende beweging heeft gemaakt. De Commissie acht dit onderdeel van de klacht niet aannemelijk gemaakt en derhalve ongegrond. Echter, de school heeft niet gehandeld conform het vastgestelde plan van aanpak en heeft daarmee bijgedragen aan de escalatie. Voorts werd een belangrijk onderdeel van het plan van aanpak nog niet uitgevoerd en had de school recent nog verklaard klagers zoon de gewenste begeleiding te kunnen bieden. Daarom heeft de school te snel aangegeven handelingsverlegen te zijn. Omdat het het eerste heftige incident betrof, de leerling pas kort op de school zat en het plan van aanpak nog niet volledig werd uitgevoerd, had de school de leerling na een afkoelingsperiode en onder strikte voorwaarden weer tot de school dienen toe te laten. De klacht over het onthouden van onderwijs is gegrond. SO 105138 Tik op de billen erkend, leerkracht biedt excuses aan en wordt berispt. SO 104937
Verbaal Zo, ben je daar weer eens De communicatie ten tijde van de ziekte van klagers dochter is gebrekkig geweest. Nadat klager zijn dochter had ziek gemeld is vier weken later weer contact geweest toen de leerlinge haar mentor verzocht om huiswerk. Op dat moment heeft de mentor gevraagd om een doktersverklaring, wat een ongepaste eerste reactie is richting een leerling die langdurig ziek is (geweest). Verder heeft het de Commissie verbaasd dat er vanuit school niet eerder contact is gezocht met de leerlinge om te informeren hoe het met haar ging en te kijken of er zicht op was wanneer zij de lessen weer kon volgen. Klagers stelt dat toen zijn dochter weer op school kwam, enkele docenten vervelende opmerkingen hebben gemaakt: “Zo, ben je daar weer eens”, ”Zo, nou jij verschijnt ook zomaar weer. Ga die toets maar maken” en “Je hebt je werk niet op tijd
24
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
ingeleverd, dan heb je nu een probleem. Je blijft zitten. Daar ga ik persoonlijk voor zorgen.” De leerlinge heeft dit gemeld aan de mentor, die zei dat zij dergelijke reacties van leraren maar van zich moest laten afglijden. Uit het verweerschrift en het ter zitting verklaarde heeft de Commissie geconcludeerd dat verweerder niet weerspreekt dat enkele docenten zich ongelukkig hebben geuit jegens de leerlinge, en wel op een wijze die klager en zijn dochter als repressief kunnen hebben opgevat. Klacht hierover gegrond. VO 104934
Zelfreflectie leerkracht na verbale uithaal Een leerkracht was tegen haar leerlingen in de klas met krachttermen fors uit haar slof geschoten. De klacht was dat zij de gevolgen van haar daad onvoldoende had ingezien. Die conclusie deelde de Commissie niet. De leerkracht had na het voorval met de klas besproken dat haar gedrag niet goed was geweest. Tijdens een apart gesprek met de dochter van klaagster had de leerkracht haar excuses gemaakt. Op de dag van het voorval had zij gesproken met klaagster en excuses aangeboden. Dat zij daarbij had gezegd dat zoiets (het uit haar slof schieten) nu eenmaal kan gebeuren is wellicht onhandig geweest. Maar daaruit kan niet worden afgeleid dat zij geen inzicht had in de gevolgen van haar eigen gedrag. PO 104632
Sancties en straf Medewerking vereist aan indicatietraject De zoon van klaagster is in mei geïndiceerd voor cluster-4 onderwijs. Vanwege deze indicatie ontvangt hij op zijn reguliere basisschool ambulante begeleiding. In november van hetzelfde jaar heeft klaagster, zonder resultaat, getracht om de cluster-4 indicatie ongedaan te maken. De directeur heeft aangevoerd dat de zoon van klaagster op school kon worden gehandhaafd dankzij de sedert mei 2009 als gevolg van de indicatie beschikbaar gekomen leerlinggebonden financiering en de daarmee bekostigde ambulante begeleiding. Het is niet aannemelijk te achten dat een cluster-4-indicatie, die wordt afgegeven voor ernstige gevallen, reeds zes maanden na afgifte kan vervallen omdat de problemen voorbij zouden zijn bij de leerling. Het is derhalve niet onbegrijpelijk dat de directeur omstreeks november aan klaagster heeft voorgehouden dat haar zoon niet op de school zou kunnen blijven als diens indicatie zou komen te vervallen. Klaagster heeft dit als een dreigement gevoeld maar niet kunnen of willen inzien dat de school haar zoon niet kon handhaven zonder indicatie. Een dergelijk oordeel komt de school toe. Dat de aanzegging van een mogelijke verwijdering als een dreigement kon overkomen is niet gebleken. Klacht ongegrond. PO 104817 Twee jaar dreigen met een AMK-melding terwijl ouders hun zoon niet willen laten testen. PO 105030
Rebound, schorsing, verwijdering Rond de zoon van klager hadden zich verschillende incidenten voorgedaan, waardoor volgens de school de situatie onbeheersbaar was geworden en de veiligheid voor de leerling zelf en andere leerlingen niet meer gegarandeerd kon worden. Ouders willen slechts instemmen met een Reboundplaatsing als de school rechtspositionele maatregelen treft jegens de afdelingsleider en de adjunct-directeur. Uiteindelijk neemt het bestuur een voorgenomen besluit tot verwijdering. Klagers zoon wordt hangende deze procedure geschorst. Alhoewel het zeer onwenselijk is dat een leerling voor een periode langer dan een week de toegang tot de school wordt ontzegd, acht de Commissie het in dit geval - gezien de voorgeschiedenis, gezien het feit dat de school zichzelf niet meer in staat acht om klagers zoon goed te begeleiden, gezien de voorwaarden van klager om mee te werken aan een oplossing en gezien het feit dat de school ervoor zorgt dat de zoon van klager thuis leerstof krijgt en de school daarover ook overleg met de leerling heeft - niet klachtwaardig dat hij in afwachting van de definitieve verwijdering is geschorst. VO 104907
Jaarverslag 2011
25
Tweede schorsingsbesluit onzorgvuldig De Commissie toetst bij een schorsing of de school de procedurele regels met betrekking tot schorsen heeft gevolgd. Het behoort tot de beleidsvrijheid van de school om te bepalen in welk geval tot schorsing wordt besloten. Ten aanzien daarvan stelt de Commissie zich terughoudend op en beoordeelt of de school het besluit tot schorsing in redelijkheid heeft kunnen nemen. Relevant in deze casus is de gang van zaken rond de tweede schorsing. Die werd de dochter van klaagster opgelegd omdat volgens de schoolleiding de dochter van klaagster medeleerlingen had bedreigd. De dochter van klaagster bestreed dit voor de Commissie. Zij lichtte ter zitting toe dat zij niet door school was gehoord voordat tot schorsing werd besloten, hetgeen de conrector niet weersprak. Omdat er in het kader van de klachtprocedure bovendien geen verklaringen waren ingediend die het verhaal van de medeleerlingen voldoende aannemelijk maakten, had de school niet tot een dermate zwaarwegend besluit als een externe schorsing van drie dagen mogen overgaan. Het voornemen van de school om de leerlinge te verwijderen was gebaseerd op de beide schorsingen. Omdat het tweede schorsingsbesluit in redelijkheid niet genomen had mogen worden, werd het voorgenomen verwijderingsbesluit niet gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde reden. Daarom kwam de Commissie in haar advies tot de conclusie dat de school niet had mogen overgaan tot het voorgenomen besluit om de dochter van klaagster te verwijderen. VO 104938 Straf voor in het gezicht slaan van medeleerling; schorsing drie dagen niet onredelijk. PO 105035
Straf voor kwetsende e-mail Enkele leerlingen versturen een kwetsende e-mail over een docente. Eén van de passages van de e-mail is herschreven door klager (een meerderjarige leerling). Deze is bekend met het beleid van de school dat leerlingen geen “vervelende, gemene of anonieme e-mailberichten” via het computernetwerk van school mogen versturen. Nog los van het antwoord op de vraag of het ingrijpen van klager heeft geleid tot een mildere passage, overweegt de Commissie dat haar uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager oprecht de intentie had de inhoud van het e-mailbericht te verzachten. Zijn keuze voor het voorkomen van een kwetsende e-mail is echter niet de juiste geweest. In beginsel wordt iedereen die fysiek meewerkt aan het opstellen van een e-mailbericht, mede verantwoordelijk voor de inhoud van dat bericht. In dit soort gevallen telt niet alleen de intentie van een schrijver, maar ook het resultaat. En dat is in dit geval een kwetsende e-mailboodschap. Een kwetsende boodschap minder kwetsend maken, maakt het nog geen niet-kwetsende boodschap. Indien klager daadwerkelijk niet wilde dat een kwetsende e-mail werd verstuurd of indien hij aan het opstellen van een dergelijke e-mail niet wilde meewerken, had hij andere opties tot zijn beschikking om zijn standpunt kenbaar te maken. Zo had hij kunnen weglopen toen duidelijk werd dat er een e-mail opgesteld werd (waarbij de Commissie van oordeel is dat, indien een e-mail wordt opgesteld men er vanuit mag gaan dat er de intentie is deze ook te versturen), had hij in plaats van het veranderen van de tekst, het bericht kunnen verwijderen of kunnen uitloggen uit het systeem. Daar heeft klager echter niet voor gekozen. Gezien bovenstaande overwegingen komt de Commissie tot het oordeel dat de schoolleiding in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager te straffen voor zijn bijdrage aan het tot stand komen van het kwetsende e-mailbericht. VO 104919
Bindend studieadvies redelijk De beslissing om klager te verwijderen dan wel hem een bindend studieadvies te geven leidt er in beide gevallen toe dat hij moet stoppen met zijn opleiding Medewerker Maatschappelijke Zorg. Wat de redelijkheid van die beslissing betreft is gebleken dat klager onvoldoende heeft kunnen voldoen aan de opleidingseisen. Bij zijn tweede stage had klager, onweersproken, meerdere opdrachten niet af en zijn derde stage is door het stagebedrijf voortijdig beëindigd als gevolg van het gedrag van klager. De begeleiding van klager vanuit de opleiding is voldoende geweest. Klager is extra begeleiding en zorg aangeboden, maar wenste daarvan geen gebruik te maken.
26
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Hij is er met regelmaat op gewezen dat hij zijn gedrag en studieresultaten diende te verbeteren, maar heeft deze kansen niet gegrepen. Gezien alle door de opleiding getroffen maatregelen enerzijds en de afwijzende houding van klager anderzijds acht de Commissie het niet realistisch dat het tijdig informeren van de moeder van klager (zoals met haar overigens was afgesproken) tot voldoende andere studieresultaten of verbeterde attitude zou hebben geleid bij klager. Klacht over bindend studieadvies ongegrond. BVE 104957
Op de grond gegooid brood opeten Een cluster-4 leerling had veel begeleiding nodig bij de lunch. Het kostte hem veel moeite zijn eten en drinken binnen de gestelde tijd op te krijgen en hij knoeide er regelmatig mee. Op een dag veegde klagers zoon het in blokjes gesneden brood van tafel. De groepsleerkracht maande hem het brood van de grond op te rapen en op te eten. Een dergelijke handelwijze dient niet tot tot het pedagogisch instrumentarium van een school te behoren. Ook vanuit hygiënisch oogpunt is deze handelwijze ongewenst. Er zijn andere middelen voorhanden om een leerling erop te wijzen dat het op de grond gooien van voedsel ongewenst gedrag is. Klacht gegrond. SO 104969
Jaarverslag 2011
27
3.5 Schoolorganisatie Algemeen Bevoegde leerkracht Ouders van leerlingen in met name het speciaal onderwijs mogen verwachten dat hun kinderen les krijgen van een bevoegde leerkracht. De Commissie acht het uit het oogpunt van kwaliteit van het onderwijs (artikel 12 WPO) ongewenst dat er structureel voor wordt gekozen niet de gehele week een bevoegde leerkracht voor een groep in te roosteren. De complexiteit van het speciaal onderwijs staat een dergelijke keuze slechts onder bijzondere omstandigheden toe. Dat dergelijke omstandigheden aanwezig zijn heeft de school niet aangevoerd. Eerder lijkt het erop dat de school uit andere, roostertechnische dan wel formatieve of financiële overwegingen de keuze heeft gemaakt om twee dagen per week geen leerkracht voor de groep te zetten. Die keuze acht de Commissie onjuist, temeer daar de bekostiging in beginsel voorziet in het benoemen van een leerkracht voor een groep. PO 104969
Veiligheidsbeleid Een school dient weliswaar te beschikken over een veiligheidsbeleid, onder andere neergelegd in de schoolgids, maar er bestaat geen verplichting een (uitgewerkt) schriftelijk vastgelegd bestraffingsbeleid te hebben. Van een school kan ook niet in redelijkheid worden verwacht een dergelijk beleid op papier te zetten omdat de wenselijkheid en zwaarte van een straf van veel factoren afhankelijk is. Uiteraard dient een school wel gedragsregels op te stellen om duidelijk te maken hoe leerlingen, ouders en personeelsleden met elkaar om dienen te gaan. PO 104665
Leerplicht Vermoeden van ongeoorloofd verzuim De leerplichtambtenaar controleert of de leerplicht wordt nageleefd. Als een leerling in een periode van vier aaneengesloten schoolweken meer dan zestien uur ongeoorloofd niet op school is gekomen, moet de schoolleiding dit op grond van artikel 21 Leerplichtwet onverwijld melden aan de gemeente. De schoolleiding kan vanwege bijzondere omstandigheden op grond van artikel 14 van de Leerplichtwet voor maximaal tien dagen per schooljaar extra verlof aan een leerling toekennen, oftewel vrijstelling geven voor de leerplicht. In de schoolgids staat vermeld dat extra verlof schriftelijk aangevraagd moet worden en dat het besluit dat de directeur hierover neemt voor beroep vatbaar is. De Commissie stelt vast dat klaagster op 14 maart in de ochtend aan school heeft doorgegeven dat haar kinderen door omstandigheden niet op school konden komen maar dat de kinderen er uiterlijk donderdag 17 maart weer zouden zijn. Klaagster heeft aldus een mededeling gedaan en uitleg gegeven. Zij heeft geen verzoek tot vrijstelling of een aanvraag voor extra verlof ingediend. Klaagster had naar aanleiding van het telefoongesprek van 17 maart met de directeur moeten en kunnen begrijpen dat de directeur zo spoedig mogelijk opheldering wilde over de afwezigheid van de kinderen. Doordat klaagster die dag het gesprek niet wilde voeren kon de school het onderzoek naar mogelijk ongeoorloofd verzuim niet verrichten. De schoolleiding had daarmee een redelijke grond om over te gaan tot melding van een vermoedelijk ongeoorloofd verzuim. Klacht ongegrond. PO 104962
28
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Bevordering Ten onrechte niet bevorderd Overgangsnormen dienen voorafgaande aan het schooljaar waarvoor ze gelden bekend gemaakt te worden en te worden gehanteerd bij de vraag of een leerling al dan niet bevorderd kan worden. In dit geval zijn de normen onjuist toegepast. Dat de formeel vastgestelde normen onvolledig bleken te zijn, kan de leerling niet worden tegengeworpen. Op grond van deze normen had hij bevorderd moeten worden. De klacht daarover is gegrond. VO 104859
Inbreng docenten t.a.v. een te bespreken leerling Een leerling diende op grond van de bevorderingsnormen als gevolg van het aantal tekorten op haar rapport te worden besproken op de overgangsvergadering. Het ligt voor de hand dat bij een bespreekgeval ook andere factoren dan de cijfers worden belicht. Niet is gebleken dat de overgangsvergadering relevante factoren buiten beschouwing heeft gelaten. Dat de factoren wellicht anders zijn gewogen dan klagers voor ogen hadden maakt de beslissing niet onjuist. Wat betreft de inbreng van de docenten tijdens de overgangsvergadering blijkt nergens uit dat deze beperkt dient te blijven tot hun eigen vakgebied. Dat de inbreng vakoverstijgend is, is niet onredelijk, ook niet als het gevolg daarvan kan zijn dat een docent voor wiens vak de leerling een voldoende heeft gehaald, het geheel overziende, tegen de bevordering van deze leerling stemt. Dat er gedurende het jaar wordt gesproken over de kansen van een leerling betekent niet dat de overgangsvergadering aan mogelijke voorspellende uitspraken gebonden is. Uiteindelijk is het de bevoegdheid van de overgangsvergadering om te beslissen of een leerling, conform de vastgestelde bevorderingsnormen, wordt bevorderd. Net zoals het de bevoegdheid van de overgangsvergadering is om te bepalen of een leerling een taak of een herkansing krijgt. VO 105093
Ongewenst dat de rapportvergadering de herexamennorm bepaalt In de regeling voor overgangsnormen is vastgelegd dat de rapportvergadering de eisen vaststelt waaraan het herexamen dient te voldoen. Daarbij kan, zo blijkt uit deze klacht, de rapportvergadering kennelijk ook de norm bepalen waaraan de leerling moet voldoen om te slagen voor zijn herexamen. In het geval van klagers zoon werd bijvoorbeeld een 7 verlangd voor het herexamen aardrijkskunde. Naar het oordeel van de Commissie heeft dit niet de voorkeur. Als algemeen aanvaard uitgangspunt voor beoordelingen geldt immers het criterium of een werk voldoende is gemaakt, waarbij het cijfer 6 geldt als voldoende. Of aan de norm is voldaan is ter beoordeling van de docent en de eventuele tweede corrector die belast zijn met de correctie van het werk. Aanbevolen wordt dat de school de regeling dat de rapportvergadering de norm voor een herexamen kan bepalen, hierop aanpast. VO 105130 Leerling mag in vwo 4 geen wiskunde B en natuurkunde volgen op grond van de overgangsnorm. VO 105059
Groepsindeling In beginsel niet afwijken van groepsindeling Op basis van een sociogram en een vriendschapsvoorkeur van elke leerling is de plaatsing van leerlingen in de nieuwe combinatiegroep uitgevoerd. In beginsel wordt niet meer afgeweken van de indeling van groepen als deze is vastgesteld. Slechts indien sprake is van onoverkomelijke bezwaren kan eventueel een verandering worden doorgevoerd. De Commissie acht dit een te billijken standpunt. Indien immers na vaststelling van de indeling (ouders van) leerlingen daarop kunnen terugkomen, is de kans reëel dat een kettingreactie van aanpassingen ontstaat die tot grote complicaties en een onwerkbare situatie kan leiden. PO 105058 Ten onrechte zonder overleg zus en stiefzus in een nieuwe groep geplaatst. PO 105067 Jaarverslag 2011
29
Postcodebeleid De indeling van de klassen behoort tot de vrije beleidsruimte behoort van de school. Vanwege die beleidsruimte beoordeelt de Commissie een klacht over groepsindeling marginaal. Dat wil zeggen dat de Commissie kijkt of de procedure correct is verlopen en of de school in redelijkheid tot deze beslissing heeft kunnen komen. De Commissie spreekt zich er dus niet over uit of een andere beslissing in haar ogen beter zou zijn. Het beleid van de school om de leerlingen te verdelen over de twee locaties van de school is gestoeld op de postcode van het woonadres van de leerling. De leerlingen zijn verdeeld over twee zogenoemde voedingsgebieden. Leerlingen afkomstig uit het ene voedingsgebied gaan naar de locatie A, leerlingen afkomstig uit het andere voedingsgebied worden ingedeeld op de locatie B. De school heeft een juiste toepassing heeft gegeven aan dit beleid door klagers dochter in te delen op de locatie B nu zij afkomstig is uit het daarbij behorende voedingsgebied. Dat de genomen beslissing als gevolg heeft dat zij zonder haar vriendinnen in groep 3 komt, hoeft op zichzelf niet onredelijk te zijn. Schoolorganisatorisch belang kan en mag prevaleren boven individueel belang. PO 104952 Selectiecriterium voor locatie A of B blijkt gewijzigd tijdens bezwaarprocedure. PO 105020
Ouderbijdrage Inzicht verlangd in ouderbijdrage uitwisselingsproject De dochter van klager nam in 4 vwo deel aan een uitwisselingsproject met een middelbare school in Frankrijk. Voor dit project gold een ouderbijdrage van D 450,- Klager vraagt op 1 maart 2010 om een uitgebreid financieel overzicht van de kosten. Na tussentijdse ontvangst van enige financiële gegevens ontvangt klager op 9 maart 2011 de begroting en afrekening van de reis. De Commissie stelt vast dat klager nog steeds niet in het bezit is van de informatie waar hij om heeft gevraagd. Hij heeft verzocht om meer gespecificeerde informatie over de reis van zijn dochter. Hij heeft alleen totaalbedragen gekregen van reis- en verblijfkosten van de gezamenlijke uitwisselingsreizen. De kosten zijn niet gespecificeerd per reisbestemming, iets wat niet al te moeilijk kan zijn. Op zijn vraag naar de verantwoording van de hoogte van de ouderbijdrage (wat iets wezenlijks anders is dan de verantwoording van de gemaakte kosten) heeft hij slechts vernomen wat de algemene beginselen zijn. En daarmee heeft hij nog steeds niet de informatie om te kunnen beoordelen of hij een in zijn ogen te hoge bijdrage heeft moeten betalen. Van een school kan niet verwacht worden dat zij tot in detail een financiële verantwoording overlegt, maar een vraag om een uitsplitsing per reisbestemming is geen onredelijk verzoek. Klacht gegrond. VO 104832
Werkgever-werknemer-vrijwilliger Overplaatsing groepsleerkracht onzorgvuldig verlopen Volgens artikel 10.6 lid 2. onder a. van de CAO PO kan de werkgever een werknemer zonder zijn instemming overplaatsen indien er sprake is van een formatietekort bij de school van de werknemer. Volgens lid 4 van dit artikel dient de werkgever die het voornemen heeft om een werknemer over te plaatsen in overleg te treden met de werknemer en bij dit overleg gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen. Indien de werknemer niet instemt met de overplaatsing dient de werkgever in zijn besluit aan te geven op welke wijze hij de belangen van de werkgever en de werknemer tegen elkaar heeft afgewogen (lid 5 van bovengenoemd artikel). De schooldirecteur heeft slechts twee weken voor de zomervakantie met de groepsleerkracht overleg gevoerd, waarbij niet is gebleken dat dit nog van invloed kon zijn op de formatie. Dit acht de Commissie, onder verwijzing naar artikel 10.6 van de CAO PO, te laat. Bij de uitvoering van die bepaling kan er niet mee worden volstaan dat er voorafgaand aan de besluitvorming bij de werknemers
30
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
een inventarisatie van wensen plaatsvindt en de getroffen werknemer over het genomen besluit (dus achteraf) wordt geconsulteerd. De schooldirecteur had de persoonlijke omstandigheden van klaagster behoren mee te wegen. De toezegging van verweerster om de motivering van de overplaatsingsbeslissing op schrift te zetten is zij pas circa twee maanden na het (herhaald) verzoek nagekomen. Door pas eind september 2010 een gemotiveerde beslissing op schrift te geven en pas toen klaagster te informeren over de mogelijkheid van bezwaar, heeft verweerster klaagster benadeeld en klaarblijkelijk een appel gedaan op haar bereidheid zich te voegen in de ontstane feitelijke situatie. Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld bij de overplaatsingsbeslissing van klaagster. Klacht gegrond. PO 104807
(Geen) toelichting op beoordelingschecklist De directeur heeft bij klaagster, groepsleerkracht, een observatie uitgevoerd aan de hand van een checklist voor ervaren niveau. Het gaat hierbij niet om een formele beoordeling in het kader van een functionerings- en beoordelingscyclus, maar om een in het kader van de Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO) gebruikelijk instrument om inzicht te krijgen in de mate waarin personeelsleden beschikken over de wettelijk vereiste competenties. Ten aanzien van de communicatie over de checklist overweegt de Commissie dat het geven van een inhoudelijke toelichting primair is voorbehouden aan degene die de checklist heeft ingevuld, in dit geval de directeur. Gebleken is dat klaagster en de directeur de checklist hebben nabesproken en daarbij is ingegaan op (een aantal van) de door de werkgever gewenste ontwikkelpunten. Daarna heeft nogmaals een gesprek tussen beiden plaatsgehad over de checklist en heeft er op instigatie van bovenschools manager een mediation tussen klaagster en de directeur plaatsgevonden. De checklist is voldoende besproken. Klacht ongegrond. PO 104881
Verwijderd uit invalpool Het bevoegd gezag werkt met een invalpool, waarin medewerkers in vaste dienst en losse invalkrachten zijn opgenomen. De losse invalkrachten kunnen zich aanmelden bij een digitaal invalsysteem en daarin aangeven wanneer en hoe vaak ze beschikbaar zijn. Via dit systeem kunnen de scholen gebruik maken van losse invalkrachten. De Commissie stelt vast dat klager in strijd met interne regels uit het systeem is verwijderd en hierover niet is geïnformeerd. Van een professionele organisatie, zoals het bevoegd gezag, mag verwacht worden dat er zorgvuldig met de medewerkers wordt omgegaan. Daartoe wordt ook het besluit gerekend om de werkrelatie met een invalkracht (tijdelijk) te beëindigen. Klacht gegrond. PO 104898
Schoolgebouw Toegang ontzegd Klaagster is de toegang ontzegd voor een periode van vier schoolweken. In de beslissing is ook opgenomen dat na die vier weken een evaluatie zou plaatsvinden. Bij een verbetering van klaagsters gedrag zou het toegangsverbod worden opgeheven. Mocht dat niet het geval zijn, dan zou het bevoegd gezag zich beraden op vervolgstappen. Er was derhalve sprake van een open einde in de beslissing. Dit is onzorgvuldig geweest. De klacht is in zoverre gegrond. PO 104665
Vader laat zich niet uit schoolgebouw sturen De directeur had de wijkagent om advies gevraagd na de verklaringen van teamleden over het gedrag van klager in school. Dit advies (u kunt bellen als hij weer komt) heeft zij opgevolgd toen klager zich op 24 januari op school meldde met de mededeling zich niet te laten wegsturen. De Commissie acht het inschakelen van de politie onder deze omstandigheden niet verwijtbaar, temeer daar het gesprek met klager zich in het schoolgebouw afspeelde. Het wellicht overmatig optreden van de politie kan de directeur niet worden aangerekend, alhoewel van haar had mogen worden verwacht dat zij in samenspraak met de wijkagent het optreden van de politie, de regie
Jaarverslag 2011
31
en de verantwoordelijkheden binnen het schoolgebouw in beginsel zou hebben afgestemd. PO 104912
Leerling wordt niet opgehaald Het is de verplichting van de (gescheiden) ouders om de school adequaat te informeren over de breng- en haalregeling die voor hun kind geldt. Maar ook in een situatie waarbij de school wel correct op de hoogte is gesteld zal de school uiteindelijk de politie mogen inschakelen indien geen van de aangewezen personen onbereikbaar blijkt en de leerling niet afhaalt van school. Het is immers niet de verantwoordelijkheid van de school om lang na het laatste lesuur of, zoals in deze kwestie, na sluiting van de school, belast te zijn met de zorg voor de leerling. PO 105142
Buitenschoolse opvang Wijziging onderwijstijd en naschoolse activiteiten Een basisschool had de regels voor de naschoolse opvang zo gewijzigd dat de ouders voortaan werden verplicht om minimaal drie middagen per week naschoolse opvang af te nemen. In het kader van die naschoolse opvang zou de school voor alle leerlingen talentontwikkeling gaan aanbieden. Door deze nieuwe verplichting veranderde echter het beleid met betrekking tot activiteiten die buiten de voor de school geldende onderwijstijd werden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Dit is een aangelegenheid die op grond van artikel 13 onder j Wet medezeggenschap op scholen (WMS) ter instemming aan de oudergeleding van de medezeggenschapsraad voorgelegd moet worden, hetgeen niet was gebeurd. Zelfs als zou blijken dat de WMS niet van toepassing was of dat het hier geen aangelegenheid betrof zoals bedoeld in artikel 13 onder j WMS, dan nog hadden de ouders dan wel de oudergeleding van de medezeggenschapsraad uit oogpunt van zorgvuldigheid hierbij betrokken moeten worden. Immers, het besluit was van groot belang voor ouders en leerlingen. De consequentie van deze regeling zou namelijk kunnen zijn dat, als niet werd voldaan aan de afnameverplichting (bijvoorbeeld omdat het te duur was voor ouders), leerlingen niet langer op de school ingeschreven konden blijven. Dat zou in strijd zijn met artikel 40 Wet op het primair onderwijs, waarin staat dat toelating van leerlingen niet afhankelijk mag worden gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders. Klacht gegrond. PO 104795
Besluitvorming bij invoering continurooster Een aantal ouders klaagt erover dat de directeur onzorgvuldig heeft gehandeld door aan de MR een voorgenomen besluit voor te leggen over de invoering van een continurooster zonder daarover eerst de ouders te raadplegen. Invoering van een dergelijk rooster betreft een wijziging van onderwijstijd. Zo’n besluit kan volgens art. 15 lid 3 WMS pas genomen kan worden na raadpleging van de ouders. Wat deze raadpleging inhoudt en op welke wijze deze moet plaatsvinden, schrijft de wet niet voor. De Commissie oordeelt dat in ieder geval elke ouder de gelegenheid moet hebben om zich uit te spreken over het voorgenomen besluit. De directeur heeft in dit geval onvoldoende invulling gegeven aan het begrip ouderraadpleging door een aanvankelijk voorstel waarover de mening van de ouders was gepeild aanzienlijk te wijzigen en over het nieuwe voorstel de ouders niet meer te raadplegen. Dit is onzorgvuldig geweest. PO 104849
Klachtbehandeling Onzorgvuldige klachtbehandeling Positief is geweest dat het bevoegd gezag door een snelle afhandeling van hun klacht klagers al op korte termijn duidelijkheid heeft gegeven over het onderwijs voor hun dochter in het volgende schooljaar. Klagers zijn echter niet gehoord. De afdoening van de diverse klachtonderdelen is onvoldoende gemotiveerd omdat van enige afweging in de visies van partijen geen blijk is gegeven en een oordeel ontbreekt over de klacht. VO 105074
32
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Interne klachtencommissie behandelt geen klachten Op het moment dat een school een interne klachtencommissie instelt, is het van belang dat de rol van die commissie duidelijk wordt beschreven. Als blijkt dat deze geen klachten behandelt maar zorg draagt voor begeleiding van klagers dan opereert de commissie onder een onjuiste naam. PO 104644 Rol contactpersoon vertrouwenspersoon. PO 104644 In afwijking op de klachtenregeling geen contactpersoon benoemd op school. PO 105051 Binnen 3 weken na ingediende klacht een gesprek met bevoegd gezag: redelijke termijn. VO 104798 Klachtprocedure met voldoende waarborgen omkleed. BVE 104977 Protocol gewenst voor interne klachtafhandeling. PO 104858
Jaarverslag 2011
33
4
Statistiek Overzicht van ingediende en afgehandelde klachten In 2011 was er sprake van een toename van het aantal nieuw ingediende klachten. Het betrof een stijging met 22 dossiers ten opzichte van 2010 naar een totaal van 153 klachten. De helft van deze aanwas is te verklaren uit het aantal klachten uit de BVE-sector (11), die in vorige jaarverslagen niet waren meegenomen. Het aantal zaken dat jaarlijks wordt afgehandeld is vergeleken met voorgaande jaren ook gestegen, toevalligerwijs ook naar 153. Op 1 januari 2012 bedroeg de werkvoorraad 19 nog niet afgehandelde klachten.
ingediende klachten
afgehandeld
2008
129
128
2009
120
132
2010
131
129
2011
153
153
Verdeling van afgehandelde klachten naar de wijze van afdoening Circa 55% van de in 2011 behandelde klachten is uitgemond in een inhoudelijk oordeel in de vorm van een advies. Van de ingediende klachten werd in vijf gevallen een beslissing genomen dat de klacht niet-ontvankelijk was, bijvoorbeeld omdat de klachten betrekking hadden op rechtspositionele aangelegenheden (vier keer). In een geval werd geklaagd over een schooladvies dat meer dan drie jaar daarvoor was gegeven. De Commissie achtte deze klacht verjaard. Een klacht is wel in behandeling genomen, waarna bleek dat in tegenstelling tot de informatie in de betreffende schoolgids, de school niet (meer) bij de Commissie was aangesloten. Dat is partijen meegedeeld, waarbij klager is gewezen op de bevoegde klachtencommissie. De laatste jaren blijkt ongeveer 40% van de ingediende klachten in de loop van het behandelingtraject bij de LKC, te worden ingetrokken. De Commissie beschouwt een klacht, waarin de klager herhaaldelijk niet heeft gereageerd op verzoeken tot het indienen van nadere informatie ook als ingetrokken. Daar was in 25 van de 61 in 2011 ingediende klachten sprake van. De Commissie heeft de mogelijkheid om het bevoegd gezag te verzoeken om zelf met klager tot een oplossing van de klacht te komen. In zeven zaken heeft de klagende partij de klacht daarna ingetrokken omdat de wijze van afdoening door het bevoegd gezag voor hem adequaat was geweest. In drie gevallen hebben klagers de klacht ingetrokken na een geslaagde mediation in het kader van de door de Commissie uitgevoerde mediation-pilot. afgehandelde dossiers
2008
128
inhoudelijk advies 79
62%
onbevoegd/niet- ingetrokken ontvankelijk 11
9%
37
29%
bemiddeld op zitting 1
1%
2009
132
76
58%
7
5%
49
37%
0
-
2010
129
72
56%
7
5%
47
37%
3
2%
2011
153
84
55%
6
4%
61
40%
2
1%
De wijze van afhandeling van de klachten Wanneer de Commissie toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de klacht (dus zonder de categorieën ingetrokken, niet-ontvankelijk, of bemiddeld), verklaart zij de klacht geheel of
34
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
gedeeltelijk gegrond dan wel ongegrond. In 2011 is een sterke daling te zien van het aantal geheel ongegronde klachten. Waarschijnlijk is dat afhankelijk van de inhoud van de ingediende klachten het afgelopen jaar, er ligt geen beleidswijziging aan ten grondslag. Tegelijkertijd is het aantal (gedeeltelijk) gegronde klachten gestegen. Daarmee blijft een groot aantal van de klachten gegrond dan wel gedeeltelijk gegrond (74%).
afdoening advies
klachten gegrond
deels gegrond
ongegrond
2008
79
15
19%
41
52%
23
29%
2009
76
18
24%
32
42%
26
34%
2010
72
8
11%
35
49%
29
40%
2011
84
15
18%
47
56%
22
26%
Verdeling van de ingediende klachten naar onderwijssoort Begin 2011 zijn de LKC voor het primair en voortgezet onderwijs en de LKC-BVE samengevoegd. Voor de jaren 2008-2010 is alleen de verdeling van ingediende klachten naar onderwijssoort voor primair en voortgezet onderwijs overgenomen. Daarnaast is het absolute aantal van ingediende klachten uit de BVE-sector geplaatst. Van het aantal klachten over 2011 was 5 procent afkomstig uit het (voortgezet) speciaal onderwijs (WEC).
PO
VO
BVE
2008
53%
47%
(14)
2009
65%
35%
(11)
2010
52%
48%
(6)
2011
52%
41%
7%
Doorlooptijd van klachten waarover een advies is uitgebracht In het reglement van de LKC is bepaald dat binnen vier weken na sluiting van het onderzoek ter zitting een advies over de klacht wordt uitgebracht (1e termijn). Deze periode van vier weken kan eenmaal met vier weken worden verlengd (2e termijn). Schoolvakanties, van een week of langer, worden voor deze termijnen niet meegerekend. Verder geldt als uitgangspunt dat de gehele procedure vanaf het in behandeling nemen van een klacht, tot het moment van het uitbrengen van een advies, niet langer duurt dan tien weken. Deze termijn van 10 weken is slechts beperkt stuurbaar. Behandeling kan namelijk langer duren, bijvoor beeld omdat partijen om uitstel vragen, geplande zittingen als gevolg van verhindering niet kunnen doorgaan, of omdat het uitbrengen van het advies wordt aangehouden omdat partijen alsnog in onderling overleg de kwestie willen beslechten. Over 2011 is het aantal klachtenprocedures dat binnen tien weken is afgehandeld flink gestegen. Het aantal adviezen dat binnen de eerste en tweede termijn is uitgebracht is redelijk constant is gebleven. Geen enkel advies is buiten de geldende termijnen uitgebracht.
Jaarverslag 2011
35
aantal binnen 1e binnen 2e adviezen termijn termijn
totale procedure < 10 weken*
totale procedure < 3 maanden*
2008
79
33
42%
78
99%
25
32%
44
56%
2009
76
59
78%
75
99%
28
37%
42
55%
2010
72
64
89%
72
100%
31
43%
54
76%
2011
84
72
86%
84
100%
51
60%
68
80%
* Er is gerekend vanaf ontvangst klachtbrief, terwijl pas gerekend hoeft te worden vanaf het moment waarop de Commissie na bestudering van het klaagschrift besloten heeft de klacht in behandeling te nemen.
Verdeling van de afgehandelde klachten naar inhoud Bij de indeling van de klachten waarover een advies is uitgebracht, hanteert de LKC de volgende indeling: - communicatie tussen school en ouders/leerlingen - pedagogisch-didactische begeleiding (begeleiden, rapportages, adviezen e.d.) - veiligheid (fysiek en mentaal, AMK, RvdK e.d.) - optreden tegen de leerling (sancties/straf, schorsen en verwijderen) - schoolorganisatie (toelating, groepsindeling, examens, leerplicht e.d.) - klachtbehandeling Na een tijdelijke terugval van het aantal klachten over communicatie in 2010 is het aantal weer ongeveer gelijk aan dat van de jaren daarvoor. Wat verder opvalt is de stijging van het aantal klachten over de wijze waarop een school(bestuur) een klacht heeft afgehandeld. Voor het overige is de verdeling van het aantal klachten over de jaren heen redelijk stabiel.
onderwerp
2011
2010
2009
2008
Communicatie
24%
12%
29%
27%
Onderwijskundige begeleiding
17%
17%
11%
16%
Veiligheid
14%
24%
16%
19%
Optreden tegen leerling
10%
17%
16%
11%
Schoolorganisatie
20%
25%
13%
19%
Klachtbehandeling
15%
5%
5%
8%
Bijzondere procedures De (behandelend) voorzitter kan beslissen een (deel van een) klacht niet in behandeling te nemen (bijvoorbeeld indien de gedraging waarover wordt geklaagd zich langer dan een jaar voor het indienen van de klacht heeft afgespeeld, zie artikel 4 2e lid onder b van het reglement van de LKC) of het onderzoek op een eenvoudige wijze af te doen (bij kennelijke gegrondheid of ongegrondheid, artikel 11 van het reglement). In het verslagjaar zijn 6 klachten niet in behandeling genomen: omdat de klacht verjaard was (1), tijdens de procedure bleek dat de school niet bij de Commissie was aangesloten (1), of het onderwerp van de klacht geen betrekking had op zaken die direct verband hielden met de kwaliteit van het onderwijs of bejegening (4, waarvan drie maal over rechtspositionele zaken). In vijf van deze zaken heeft de klager bezwaar gemaakt tegen de beslissing. De Voorzitter heeft in een geval in bezwaar besloten dat een deel van de klacht wel kon worden behandeld. Voor het overige zijn de bezwaren ongegrond geacht.
36
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
De Commissie kan ambtshalve of op verzoek van partijen besluiten een klacht versneld te behandelen (artikel 13 van het reglement). Hierbij kan gedacht worden aan klachten over bevordering, schorsing of groepsindeling. Van de 17 versneld behandelde klachten zijn er zes lopende de procedure ingetrokken (in de meeste gevallen omdat de school en klagers toch nog tot een vergelijk kwamen) en is in 11 gevallen een schriftelijk advies vastgesteld. Eén klacht is op basis van artikel 12 van het reglement schriftelijk behandeld.
versnelde behandeling
2011
Jaarverslag 2011
17
vereenvoudigde behandeling
schriftelijke behandeling
6
1
37
5
Samenstelling Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (per februari 2012)
Voorzitter dhr. prof. mr. A.G. Castermans
hoogleraar Burgerlijk Recht, lid faculteitsbestuur
Vice-voorzitters mw. mr. J.S. Duttenhofer dhr. mr. dr. L.P.M. Klijn dhr. mr. P.H.C.M. Schoemaker dhr. mr. R. van de Water dhr. mr. dr. H.G. Warmelink
directeur-bestuurder Stichting KGCA advocaat en mediator voormalig coördinerend vice-president rechtbank kindererrechter universitair hoofddocent Staatsrecht
mw. drs. M.J.M.N. van der Drift mw. drs. W.D. Hajonides van der Meulen dhr. W. Happee mw. drs. C.T.M. Jaartsveld dhr. mr. R. du Long dhr. drs. L.F.P. Niessen dhr. drs. H.L.H.H. Posthuma mw. drs. M.H.W.C. Voeten mw. drs. D. Zwarts
orthopedagoog en remedial teacher SO orthopedagoog onderwijsbegeleidingsdienst docent lwoo-vmbo schoolarts zelfstandig adviseur voormalig lid College van Bestuur VO voormalig lid centrale directie van een MBO instelling psycholoog en orthopedagoog SO klinisch psycholoog en psychotherapeut
Leden
Secretariaat Stichting Onderwijsgeschillen mw. mr. H.E. Mertens mw. L. Schouten mw. A.H. Lindeboom mw. drs. B. van Bommel dhr. drs. J. van Velzen dhr. mr. J.J. van Beek mw. mr. R.M. de Bekker dhr. mr. J.A. Breunesse dhr. mr. S.J.F. Schellens dhr. mr. M. Smulders mw. mr. A.A. Veraart mw. E.M. Clarijs mw. J. Craane-van Bakel mw. M.J. van den Elzen-van Mil mw. A. Strietman mw. E.A. Telkamp-Lafeber dhr. G. Zwijnenburg
38
directeur/-bestuurder stafmedewerker P&O adviseur informatiespecialist secretaris/ coördinator LKC secretaris secretaris secretaris secretaris secretaris secretaris secretaresse secretaresse secretaresse secretaresse secretaresse administrateur
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Jaarverslag 2011
39
Colofon
Uitgave: Ontwerp: Druk: Foto’s:
Stichting Onderwijsgeschillen Grafisch Team Digipage BV, Leidschendam Drukkerij A-twee BV, Waddinxveen Nationale Beeldbank J. van Velzen (pag. 5)
© Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Onderwijsgeschillen.
40
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs
Jaarverslag 2011
41
Stichting Onderwijsgeschillen Postbus 85191 3508 AD Utrecht telefoon: 030 - 2809590
[email protected] www.onderwijsgeschillen.nl