Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijnen collectieve voorzieningen asielzoekers Maart 2012 (DEFINITIEF)
Colofon
De Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers zijn in 2007 opgesteld en in 2009 en 2011 herzien, met medewerking van de volgende GGD’en en organisaties: GGD Groningen GGD Fryslân GGD Nederland Gezondheid Centrum Asielzoekers (GCA) Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) In versie 2009 is gewijzigd: - Wet Publieke Gezondheid (in plaats van Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid) - Hygiënecode voor de voedselverzorging in zorginstellingen, Voedingscentrum, september 2008, Den Haag.(in plaats van september 2003) In versie 2011 is gewijzigd: - Definities privévertrek en collectieve ruimte vastgesteld - Hoofdstuk 2.1Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen - Hoofdstuk 4.1 Ventilatie - Hoofdstuk 6 Reiniging, desinfectie en sterilisatie - Hoofdstuk 9 Meldingsplicht infectieziekten - Ruimten in gebruik door externe organisaties (GCA en Speelzaal/Kinderopvang) gewijzigd verplaatst naar hoofdstuk 10
Deze uitgave is te downloaden via: www.lchv.nl Contact
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Postbus 2200 1000 CE Amsterdam T 020 555 54 15 F 020 555 56 71 E-mail:
[email protected] Web: www.lchv.nl © Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 2 van 51
Inhoud
Colofon—2 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Inleiding—6 Voor wie zijn deze richtlijnen bedoeld—6 Bewoners—6 Waarom is een goede hygiëne belangrijk?—7 Wat zijn micro-organismen?—7 Hoe verspreiden micro-organismen zich?—8 Hoe kunnen infectierisico’s worden beperkt?—8 Opbouw richtlijnen—8
2 2.1 2.2
Persoonlijke hygiëne—10 Hygiëneregels voor bewoners—10 Hygiëneregels voor medewerkers—11
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Bouw en inrichting—13 Algemeen—13 Gemeenschappelijke ruimten en speciale faciliteiten—14 Verblijfsvertrekken—14 Collectieve toiletruimte—15 Collectieve doucheruimte—15 Collectieve keuken—16 Collectieve Strijk- en wasruimte—17 Collectieve Schoonmaak – en opslagruimte—17 Receptie—17
4 4.1 4.2 4.3
Gezond binnenmilieu—18 Ventilatie—18 Temperatuur- en vochtbalans—19 Rookbeleid—19
5 5.1 5.2 5.3
Legionellapreventie—20 Risicofactoren—20 Beheersmaatregelen—21 Monstername—21
6 6.1 6.1.1 6.1.2 6.1.3 6.1.4 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.3 6.4
Reiniging, desinfectie en sterilisatie—22 Reinigen—22 Droog reinigen—22 Nat reinigen—23 Werkvolgorde reinigen—24 Onderhoud schoonmaakmateriaal—24 Desinfectie—26 Wanneer desinfecteren?—26 Chemische desinfectie oppervlakken—26 Chemische desinfectie instrumenten en voorwerpen—27 Werkwijze chemische desinfectie—27 Thermische desinfectie instrumenten en textiel—28 Persoonsgebonden kleding—28 Linnengoed—29 Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 3 van 51
7
Dierplaagbeheersing—30
8 8.1
Afvalverwerking—32 Gesloten opslagplaats—32
9 9.1 9.2 9.3
Infectiebestrijding in het opvangcentrum—33 Melding infectieziekten—33 Meldingsplicht voor hoofden van instellingen (artikel 26)—33 Meldingsplicht voor behandelend (huis) artsen GCA (artikel 21, 22 en 25)—34
10 10.1 10.1.1 10.2 10.2.1 10.2.2 10.2.3 10.2.4 10.2.5 10.2.6 10.2.7
COA ruimten in gebruik door externe organisaties—35 Medische ruimten (behandelkamers)—35 Instrumenten reinigen, desinfecteren of steriliseren—36 Speelzaal / kinderopvang—39 Hygiënisch handelen—39 Handhygiëne—39 Persoonlijke hygiëne—40 Hygiëne tijdens het verschonen—42 Wondverzorging—43 Hoe om te gaan met bloed—43 Persoonlijke beschermingsmiddelen—44
11
Literatuurlijst—45
12
Bijlage 1 Voorbeeld Schoonmaak programma—47
13
Bijlage 2: De opvang: stap voor stap—50
14
Bijlage 3: Afkortingenlijst—51
14
Bijlage 3: Afkortingenlijst—49
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 4 van 51
TOELICHTING Opvang Asielzoekers in Nederland vanaf 1 juli 2011 (Zie voor schematisch overzicht ook bijlage 2) Centrale Ontvangst Locatie (COL) in Ter Apel. Aankomst in de opvang Een asielzoeker die asiel aanvraagt in Nederland, meldt zich bij een aanmeldcentrum van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De vreemdelingenpolitie doet identiteitsonderzoek, controleert documenten en neemt vingerafdrukken af. Ook krijgen de asielzoekers een verplichte tbc-screening. Asielzoekers worden door het COA opgevangen in een asielzoekerscentrum (AZC). De eerste opvang van asielzoekers vindt plaats in de centrale ontvangstlocatie (COL). Proces Opvang Locatie (POL). Asielzoekers die in de eerste fase van de asielprocedure zitten (de Algemene Asielprocedure), worden opgevangen in een proces opvang locatie. Deze bevinden zich in de buurt van een IND-behandelkantoor. Regulier Asiel Zoekers Centrum (AZC) verspreid over heel Nederland. Na de eerste fase van de asielprocedure worden asielzoekers opgevangen in een regulier AZC. Op de AZC's krijgen de asielzoekers begeleiding, gericht op de fase waarin zij in de asielprocedure zitten. Zo krijgen de bewoners bijvoorbeeld begeleiding bij de oriëntatie in Nederland, de inburgering in Nederland of de voorbereiding op terugkeer. Vertrek uit de AZC Na de asielprocedure verlaat de asielzoeker de opvanglocatie van het COA. 1. Eigen woonruimte Bij een positief besluit, komt de asielzoeker in aanmerking voor een eigen woonruimte in Nederland. 2. Vrijheids Beperkende Locatie (VBL) Als een asielzoeker geen verblijfsvergunning krijgt, dan heeft hij/zij nog maximaal vier weken recht op opvang bij het COA. Daarna dient hij/zij Nederland en dus ook de opvang van het COA te verlaten.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 5 van 51
1
Inleiding
Voor u liggen de hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen in opvangcentra voor asielzoekers. Deze richtlijnen vervangen de in 2002 opgestelde hygiënerichtlijnen. Bij het opstellen van deze hygiënerichtlijnen is waar mogelijk uitgegaan van het binnen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) gehanteerde Programma van Eisen bouw en wonen.(2005) Het uitgangspunt voor deze hygiënerichtlijnen is om verspreiding van micro-organismen te voorkómen of te beperken. Dit is onder meer te realiseren door het naleven van diverse maatregelen, zoals een goede persoonlijke hygiëne, adequate reiniging van ruimten en zo nodig desinfectie van voorwerpen en materialen. Bovendien is het van belang om op een juiste wijze om te gaan met medische hulpmiddelen en verdient de opslag van gekoelde en steriele materialen de nodige aandacht. In Nederland bestaat een aantal soorten opvangcentra voor mensen die asiel willen aanvragen of hebben aangevraagd. Deze centra zijn van blijvende aard of bestaan slechts tijdelijk. Bovendien kan de functie van het centrum in de loop van de tijd wijzigen. In 2010 is de asielprocedure gewijzigd, zie blz. 6 of voor schema hiervan bijlage 2 COA: de opvang: stap voor stap. 1.1
Voor wie zijn deze richtlijnen bedoeld De richtlijnen zijn geschreven voor de medewerkers in AZC’s (Asielzoekers -centra) die zich bezighouden met het opstellen van het beleid voor de AZC’s. Aan de hand van de normen die in de richtlijnen zijn vastgelegd, worden protocollen (procedures en werkinstructies) opgesteld voor asielzoekers en medewerkers.
1.2
Bewoners In deze hygiënerichtlijnen wordt onder bewoners de asielzoekers verstaan. Het aantal bewoners, de landen van herkomst, de leeftijdsopbouw en de samenstelling van de bewoners (wel of niet in gezinsverband) variëren per opvangcentrum. Bovendien vindt roulatie plaats binnen de soorten opvangcentra doordat mensen overgeplaatst worden of nieuw instromen. Mogelijkheden voor transmissie van infectieziekten hangen samen met de landen van herkomst waar specifieke infectieziekten voorkomen en met de (mogelijk lage) vaccinatiestatus van de bewoners. Risico’s zijn o.a. besmetting met Hepatitis A, Hepatitis B, Hepatitis C, HIV, MRSA, schurft, tuberculose. Bewoners hebben vaak in moeilijke omstandigheden geleefd en een lange, risicovolle reis ondernomen waardoor bij aankomst de lichamelijke conditie verminderd kan zijn. Het cultuurverschil (bijvoorbeeld andere wijzen van eten bewaren, geen eten weggooien, onbekendheid met of ander gebruik van sanitaire voorzieningen) kan tevens bijdragen tot transmissie van infectieziekten. Door het gemeenschappelijk gebruik van leef- en slaapruimten en of bijvoorbeeld sanitaire voorzieningen en doordat bewoners zelf koken en meehelpen met de schoonmaak van het centrum, is eveneens overdracht van micro-organismen mogelijk.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 6 van 51
Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV) Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV) zijn bewoners jonger dan achttien jaar, die bij binnenkomst in Nederland niet worden begeleid door een ouder of een meerderjarige bloed- of aanverwant. De AMV’s vormen een kwetsbare groep, die als zodanig specifieke aandacht behoeft. Het COA zorgt voor de huisvesting en de begeleiding van deze minderjarige bewoners. De jongeren tussen 13 en 18 jaar worden in verschillende woonvormen opgevangen, zoals de procesopvanglocatie AMV, op de campus of kleinschalige opvang (KWE of KWG). De gekozen woonvorm is afhankelijk van leeftijd en vaardigheden. De jongeren worden 24 uur per dag begeleid door het COA medewerkers of de begeleiding wordt uitbesteed aan contractpartners (veelal jeugdorganisaties). Privévertrek of Collectieve ruimte Definitie Privévertrek: ruimte die gebruikt wordt door mensen die samenwonen in een vrijwillig gekozen langdurig verband (familie, sociale eenheid, plaatsingseenheid). Een plaatsingseenheid is een eenheid die bestaat uit minimaal één of meerdere personen, vrijwillig gekozen met als doel passende woonruimte in de opvang of daarbuiten te vinden. Bijvoorbeeld vier alleenstaande mannen die ervoor kiezen om gezamenlijk een plaatsingseenheid te vormen om op het centrum of daarbuiten bij elkaar te kunnen wonen. Definitie Collectieve ruimte: Alles wat niet aan bovenstaande beschrijving van privévertrek voldoet, Met andere woorden: een door meerdere mensen - onvrijwillig - gezamenlijk gebruikte ruimte. Ter verduidelijking: in een woonunit bewoond door: - een gezin of een plaatsingseenheid is de gehele woonunit een privévertrek. - meerdere mensen uit verschillende gezinnen zijn de slaapkamers een privévertrek en de overige ruimtes: woonkamer, keuken, toilet en douche collectieve ruimtes. 1.3
Waarom is een goede hygiëne belangrijk? Een goede hygiëne is van belang om de kans op overdracht van infecties tijdens het verblijf te voorkomen. Door het ontbreken en/of niet naleven van de hygiëneregels, kunnen infectieziekten zich snel verspreiden. Dit kan gevolgen hebben voor de gezondheid en veiligheid van bewoners en medewerkers en voor de algemene bevolking.
1.4
Wat zijn micro-organismen? Micro-organismen zijn voor het blote oog onzichtbaar. Tot de micro-organismen behoren bacteriën, virussen, schimmels en gisten, parasieten en protozoën. Micro-organismen komen overal voor, bijvoorbeeld op de huid, in de keel, op meubelen, gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig. Een aantal micro-organismen is ziekteverwekkend. Als de mens hiermee in aanraking komt, kan hij ziek worden. Of iemand ziek wordt, hangt af van een aantal factoren. Allereerst is de hoeveelheid micro-organismen waarmee iemand besmet wordt van belang. Verder speelt het ziekmakend vermogen (de virulentie) van het micro-organisme een belangrijke rol. Of besmetting uiteindelijk tot een infectie leidt, is mede afhankelijk van de conditie van de persoon. Een bepaalde besmetting kan bij de ene mens ziekte veroorzaken, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 7 van 51
Onder gunstige omstandigheden kunnen micro-organismen uitgroeien tot grote aantallen. Om zich te vermeerderen hebben ze vocht en voedsel nodig. De snelheid waarmee ze zich vermenigvuldigen is afhankelijk van de temperatuur. Bij een temperatuur tussen de 10 °C en 50 °C zijn de omstandigheden ideaal. Een goede hygiëne is erop gericht om besmetting te voorkomen en het aantal schadelijke micro-organismen tot een minimum te beperken. 1.5
Hoe verspreiden micro-organismen zich? Micro-organismen kunnen zich op de volgende manieren verspreiden, via: handen; lucht (via druppels door aanhoesten, huidschilfers of stof); voedsel en water: voorwerpen, zoals een antislip douchemat; lichaamsvloeistoffen (speeksel, braaksel, ontlasting, urine of bloed); seksueel contact; dieren, zoals huisdieren en insecten.
1.6
Hoe kunnen infectierisico’s worden beperkt? Door extra aandacht te besteden aan hygiëne kunnen infectierisico’s worden beperkt. Medewerkers die in direct contact komen met bewoners dienen op de hoogte te zijn van een hygiënische werkwijze en kunnen dit ook toepassen in de dagelijkse praktijk. Het gaat daarbij niet alleen om een schone leefomgeving en een goede persoonlijke hygiëne, maar tevens om het voorkomen van risicovol gedrag, waardoor micro-organismen zich kunnen verspreiden en vermenigvuldigen tot grote hoeveelheden. Om te voorkomen dat bewoners en medewerkers een infectie oplopen, is een gezonde leefomgeving (binnen- en buitenmilieu) van belang. Daarnaast zijn goede afspraken met betrekking tot de schoonmaak en onderhoud van een pand belangrijk. In verband met de verschillende achtergronden (land, cultuur, taal) is het van belang dat de bewoners, op hun eigen niveau, een goede uitleg/instructie en begeleiding op het gebied van hygiëne krijgen. Wanneer er toch sprake is van een verhoogd risico op besmetting door bijvoorbeeld een incident waardoor een open wond is ontstaan of een bewoner met een (infectie)ziekte, moet er op een juiste manier gehandeld worden.
1.7
Opbouw richtlijnen De richtlijnen zijn opgebouwd uit verschillende onderwerpen, te weten: Persoonlijke hygiëne medewerkers en bewoners; Bouw en inrichting; Binnenmilieu; Legionellapreventie; Schoonmaak; Dierplaagbeheersing; Afvalverwerking; Infectieziekten melding; COA ruimten in gebruik door externe organisaties; Medische ruimte; Speelzaal / Kinderopvang. In 2010 is de organisatiestructuur van het COA met name de medische opvang gewijzigd. Het Geneeskundig Centrum Asielzoekers(GCA) en de Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers (PGA) zijn de externe organisaties, die de medische opvang uitvoeren. Op verzoek van het COA zijn de hoofdstukken die betrekking hebben op externe organisaties naar het eind van de richtlijnen verplaatst.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 8 van 51
Bij het opstellen van deze hygiënerichtlijnen is rekening gehouden met andere richtlijnen (bijvoorbeeld de Arbo-richtlijnen). Dit is gedaan vanwege de raakvlakken. Aspecten met betrekking tot veiligheid, brandpreventie en bouw- en woningtoezicht zijn slechts ten dele opgenomen. Alleen indien er een overlap met infectiepreventie aanwezig is, is dit gedaan. Symbolen: Ieder voorschrift in deze richtlijnen is aangegeven met een symbool met de volgende betekenis: wetboek = wettelijk verplicht voorschrift, bijvoorbeeld het opstellen van een risicoanalyse en beheersplan ten behoeve van legionellapreventie. Deze punten worden door de overheid of de GGD getoetst. handje = landelijk vastgestelde norm, bijvoorbeeld het aantal aanwezige toiletten op het terrein. Deze punten worden door de GGD getoetst. lachebek = advies, is wenselijk, bijvoorbeeld een afvinkschema voor de schoonmaak. Deze punten worden niet door de GGD getoetst. Cursief gedrukte teksten in een kader zijn bedoeld als tip!
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 9 van 51
2
Persoonlijke hygiëne
Ieder mens draagt ontelbare, al dan niet ziekmakende, micro-organismen bij zich. Een groot deel van de infecties wordt door mensen overgedragen. Om verspreiding van micro-organismen naar andere mensen tegen te gaan, is een goede persoonlijke hygiëne belangrijk. In collectieve voorzieningen voor asielzoekers, waarbij meerdere personen in een kamer verblijven, is er tussen bewoners veel contact. Ook is er regelmatig contact tussen medewerkers en bewoners. 2.1
Hygiëneregels voor bewoners Zorg dat de bewoners worden voorgelicht over de wijze waarop infectieziekten kunnen worden overgebracht. Dit kan bijvoorbeeld door het verstrekken van foldermateriaal in verschillende talen of een mondelinge voorlichting, onder andere bij binnenkomst. Om de kans op infecties te voorkomen, wordt gezamenlijk gebruik van persoonlijke spullen afgeraden.
Attendeer de bewoners op de volgende regels: Gebruik alleen schoon servies en bestek. Deel dit niet met een ander. Gebruik alleen uw eigen toiletartikelen zoals tandenborstel, scheermesjes, kam en crèmes. Gebruik alleen uw eigen handdoek. Draag alleen uw eigen kleding. Slaap of lig alleen op uw eigen bed en beddengoed. Laat gezamenlijke keukens schoon achter. Draag zorg voor de schoonmaak van privévertrekken
Een goede lichamelijke hygiëne is van belang.
Attendeer de bewoners op de volgende hygiëneregels: Was de handen na gebruik van het toilet. Was de handen na contact met lichaamsvochten zoals, speeksel, slijm, braaksel, ontlasting, urine, wondvocht of bloed. Gebruik een wegwerpzakdoek bij hoesten of snuiten. Gooi deze zakdoek direct na gebruik weg in de afvalbak. Gooi gebruikte pleisters en verbandmiddelen direct na gebruik weg in de afvalbak. Douche dagelijks. Douche in ieder geval na inspannende activiteiten zoals sporten of na vuile activiteiten. Draag tijdens het douchen badslippers. Droog na het douchen uw lichaam met een schone handdoek. Ventileer en lucht privévertrekken dagelijks. Beoefen veilige seks.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 10 van 51
2.2
Hygiëneregels voor medewerkers Ieder mens draagt ontelbare, al dan niet ziekmakende, micro-organismen bij zich. Een groot deel van de infecties wordt door mensen overgedragen. Om verspreiding van micro-organismen naar andere mensen tegen te gaan, is een goede persoonlijke hygiëne belangrijk. Handhygiëne en kleding Er is regelmatig contact tussen medewerkers en bewoners. Om te voorkomen dat er infecties worden overgedragen van medewerkers naar bewoners en andersom, moeten de medewerkers aan een aantal hygiëne regels voldoen. Kleding is hierbij een belangrijk onderdeel. Trek bij een te verwachten verontreiniging vooraf beschermende kleding en handschoenen aan. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een ruimte verontreinigd is door bloed, ontlasting, urine of braaksel en gereinigd moet worden. Trek schone kleding aan indien de kleding zichtbaar is verontreinigd. Denk hierbij aan vervuiling door bloed, ontlasting, speeksel, braaksel of ander vuil. Naast een besmetting via de kleding, is het ook mogelijk om via andere wegen een besmetting op te lopen. Pas handhygiëne toe op in ieder geval de volgende momenten: na gebruik van het toilet; na contact met lichaamsvochten zoals, bloed, wondvocht, speeksel, sperma, braaksel, urine, of ontlasting; na hoesten, niezen of snuiten; na vuile werkzaamheden. Persoonlijke beschermingsmiddelen Het is van belang dat de medewerkers op de hoogte zijn van de aanwezige risico’s tijdens hun werk en dat zij weten hoe op dat moment te handelen. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn te gebruiken bij personen met zichtbare bloedbevuiling of wonden, zichtbare verwaarlozing of vervuiling. Voorbeelden van persoonlijke beschermingsmiddelen zijn nitril handschoenen, (filter)mondneusmaskers, plastic schorten of stevige dikke fouilleerhandschoenen. Met deze middelen kan men overdracht voorkomen van onder andere tuberculose, Hepatitis B, Hepatitis C, HIV, schurft en luizen. Zorg dat de medewerkers goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden waarop infectieziekten kunnen worden overgebracht (Zie hiervoor http://www.rivm/cib/infectieziekten) Een bekend risico is het bijt-, krab- en prikaccident waarbij bloed-bloedcontact kan voorkomen. Bijt-, krab- en prikaccidenten Wanneer er door middel van een bijt-, krab- of prikaccident bloed-bloedcontact is geweest, moeten er direct maatregelen worden getroffen. Onderstaande stappen dienen te worden genomen als er een accident heeft plaatsgevonden tussen een medewerker en een bewoner of tussen bewoners onderling. Stel een protocol ‘bijt-, krab- en/of prikaccidenten’ op. Hierin moet in ieder geval het volgende worden vermeld: Laat het wondje goed doorbloeden. Spoel het wondje af met water of fysiologisch zout. Desinfecteer vervolgens met een wonddesinfectiemiddel, bijvoorbeeld alcohol 70-80%. Dek het wondje af. Meldt u zonder uitzondering onmiddellijk en in ieder geval binnen 2uur bij de instantie die volgens uw lokale protocol het accident moet behandelen. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 11 van 51
Tref een regeling wat te doen als dergelijke accidenten buiten kantooruren plaatsvinden. Het is belangrijk dat degene (de bron) met wie het bloed-bloedcontact is geweest, bekend is om het risico van hepatitis B, C en HIV te bepalen. Het risico van besmetting is afhankelijk van het accident en het resultaat van een eventueel brononderzoek. -
Vaccinatie hepatitis B Medewerkers die het risico lopen om in aanraking te komen met bloed of andere lichaamsvloeistoffen waar sporen van bloed in kunnen voorkomen, wordt aangeraden om zich te laten vaccineren tegen hepatitis B. Dit geldt voor de meeste medewerkers. Deze kunnen door bijvoorbeeld bijt-, krab- of prikaccidenten in aanraking komen met bloed. Door het uitvoeren van een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) door de Arbodienst kunnen deze risico’s bepaald worden en de mensen die hiermee in aanraking kunnen komen. Motiveer medewerkers binnen een asielzoekerscomplex zich te laten vaccineren tegen hepatitis B. Geef voorlichting over het belang van vaccinaties en de risico’s die men loopt als men zich niet laat vaccineren. Een vaccinatie tegen hepatitis B bestaat uit een serie van in totaal drie vaccinaties. Vier tot zes weken na de laatste vaccinatie wordt via bloedonderzoek aangetoond of het lichaam voldoende antistoffen heeft aangemaakt tegen hepatitis B. Als dit het geval is, bieden de vaccinaties waarschijnlijk levenslange bescherming tegen hepatitis B. Als men de ziekte niet kan oplopen, kan men deze ook niet overdragen op anderen. Overigens biedt de vaccinatie geen bescherming tegen andere bloed overdraagbare aandoeningen zoals hepatitis C en HIV.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 12 van 51
3
Bouw en inrichting
De huisvesting op de AZC’s is zeer divers: oudere gebouwen, bungalowparken, caravans of zgn. prefab woonunits. Het aantal bewoners per leefruimte wisselt. Als bij deze leefruimte geen afzonderlijke douches en toiletten zijn, is er een afzonderlijk sanitair blok op het terrein. De Centrale Ontvangst Locatie (COL) in Ter Apel, waar de asielzoekers zich melden na binnenkomst in Nederland, heeft slaapzalen. 3.1
Algemeen Het COA hanteert een programma van eisen voor alle centra. In dit programma van eisen zijn de navolgende voorschriften en voorwaarden van toepassing: 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Arbeidsomstandighedenwet. Het Bouwbesluit (laatste versie). Het Bouwprocesbesluit. De voorschriften en verordeningen van rijks-, provinciale- en gemeentelijke overheidsdiensten, waaronder de laatst uitgebrachte versie van het Bouwprocesbesluit. De normbladen en -voorschriften die met NEN, NEN-EN, NVN, NEN-ISO, NPR's + titel zijn vermeld in de deelcatalogus 'Overzicht van normen voor de Bouwwereld' laatste uitgave, zoals gepubliceerd door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut, voor zover daarvan in het Programma van Eisen niet is afgeweken. Van toepassing zijnde publicatiebladen van de Inspectiedienst Sociale Zaken werkgelegenheid (I-SZW), dienst voor Inspectie en Informatie. Brandweernormen, zoals vermeld in het vigerende Bouwbesluit en Modelbouwverordening inclusief supplementen. voorschriften Brandveiligheid NEN2535 lokale brandweereisen; Milieu- en Veiligheidswetgevingen, waaronder de Hinder- en Veiligheidswet. voorschriften Legionella NEN 6265; Algemene maatregel van bestuur legionellapreventie. Geboden Toegang, nieuwste uitgave. Relevante beleidsstukken van het COA, zoals bijv. inz. Asbestbeleid. Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdiensten. Wet bescherming persoonsgegevens. Hygiënerichtlijnen LCHV voor collectieve voorzieningen asielzoekers
De bouw en inrichting van de gebouwen zijn van belang in verband met de schoonmaak van de verschillende ruimten. Ruwe muren, veel stoffering en niet bereikbare hoeken kunnen een belemmering zijn voor een goede reiniging. Daarnaast is het bovendien van belang dat er tijdig onderhoudswerkzaamheden worden verricht.
Schakel bij onderhoudswerkzaamheden of verbouwingen mensen met expertise in. Hierdoor wordt voorkomen dat er werkzaamheden op een onjuiste wijze worden uitgevoerd of dat er onderdelen worden vergeten of over het hoofd worden gezien.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 13 van 51
3.2
Gemeenschappelijke ruimten en speciale faciliteiten De meeste AZC’s bestaan uit verschillende gedeelten: Gemeenschappelijke (openbare) ruimten zoals o.a. gangen, trappen, douche- en toiletruimtes, was- en droogruimte, kantine, recreatieruimte; Semi openbare ruimten voor COA, vreemdelingendienst, Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), Vluchtelingenwerk, (VWN), PGA en GCA medische opvang (kantoren en behandelkamers), keukens, lesruimte, sportruimte, speelzaal/kinderopvang; Privévertrekken; Buitenruimte. Het COA heeft in 2005 in een ‘Programma van eisen’ voor de verschillende opvanglocaties eisen gesteld aan de ruimtes in het opvangcentrum. Alle ruimten binnen: Reinig alle ruimten huishoudelijk (stof- en vlekvrij) en zorg ervoor dat ze ook gemakkelijk schoon te maken zijn. Zorg ervoor dat wanden afwasbaar en eenvoudig bij te werken zijn en dat plafonds geluidsabsorberend zijn. Vervaardig de vloeren van vlek-, kras- en peukbestendig materiaal, dat eenvoudig te onderhouden is. Zorg ervoor dat deuren goed reinigbaar en eenvoudig bij te werken zijn. Lucht de verschillende ruimtes dagelijks. Voorzie de radiatoren van thermostaatknoppen, tenzij er een kamerthermostaat is. Radiatorverwarming gebaseerd op 21 °C overdag en 16 °C ’s nachts. De buitenruimten waar kinderen kunnen/mogen spelen: Zorg ervoor dat de grondafwerking zacht, kindvriendelijk en goed te onderhouden is. Aan verschillende ruimten worden extra eisen gesteld. Deze worden hieronder vermeld.
3.3
Verblijfsvertrekken Privévertrek Privévertrek is een ruimte die gebruikt wordt door mensen die samenwonen in een vrijwillig gekozen langdurig verband (familie, sociale eenheid, plaatsingseenheid). De privévertrekken worden minimaal vier maal per jaar gecontroleerd door een medewerker van het COA. Tijdens de jaarlijkse hygiëne-audit door de GGD worden de uitkomsten van deze interne audit bekeken. Tevens vindt één keer per 6 weken een (signalerend) kamerbezoek plaats.
Laat het COA medewerker de volgende aspecten controleren en registreren:
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 14 van 51
Het vertrek is voorzien van een schone, deugdelijke koelkast waarbij de temperatuur tussen de 4 °C en 7 °C is afgesteld. Er is een mogelijkheid om medicatie in de koelkast te bewaren, indien dit nodig is, met behoud van privacy. Bedden zijn voorzien van een matras met water afneembare matrashoes. Het hoofdkussen is van een materiaal dat gewassen kan worden. Een kussen met een plastic hoes eromheen is niet wenselijk in verband met transpiratie. Bij wisseling van bewoners worden matras en kussen gereinigd door het COA. De bedombouw is glad, afwasbaar en onbeschadigd. Onder een beschadiging wordt in dit geval verstaan een zodanige beschadiging dat een goede reiniging wordt belemmerd. Een kras op een bed is niet erg, maar roestplekken daarentegen wel. Er is een (vlam dovende) afvalemmer in het vertrek aanwezig. Deze moet voorzien zijn van een plastic zak. Nachtventilatie is mogelijk door middel van rooster of raamconstructie. Maximaal 4 alleenstaande personen per slaapkamer(PvE 2005) (In de toekomst zal n.a.v. concept PvE 2011 worden uitgegaan van één- en tweepersoonskamers, wanneer is nog onbekend) Per bewoner minimaal 5 m2 vloeroppervlak beschikbaar. (PvE 2005) Op de COL slapen mannen en vrouwen gescheiden op slaapzalen. (geen max. aantal vastgesteld)
Collectieve ruimtes Een collectieve ruimte is een door meerdere mensen - onvrijwillig - gezamenlijk gebruikte ruimte. Jaarlijks vindt een hygiëne-audit van de collectieve ruimtes plaats door de GGD. 3.4
Collectieve toiletruimte Toiletten vormen een bron van bacteriën als ze slecht worden schoongemaakt of in slechte staat zijn. Voor een goede toilethygiëne is bovendien de aanwezigheid van een handenwasgelegenheid onontbeerlijk. De normen die gelden rondom de toiletten: Zorg voor minimaal één toilet per acht bedden. Dit is ongewijzigd. Voorzie collectieve toiletruimtes van een handenwasgelegenheid met een zeepdispenser en handdoekjes voor éénmalig gebruik. Vervaardig de vloer rondom het toilet van materiaal dat geen vocht doorlaat of opneemt en gemakkelijk schoon te houden is. Voorzie de wanden tot tenminste 1,50 meter vanaf de vloer van materiaal dat geen vocht absorbeert en gemakkelijk schoon te maken is. Vervaardig de overige delen van de wanden en het plafond van materiaal dat niet door water en waterdamp kan worden aangetast. Zorg ervoor dat deuren goed reinigbaar zijn, eenvoudig bij te werken en afsluitbaar door middel van een ‘vrij’ en ‘bezet’ slot. Verhinder inkijk van boven en onder de deuren. Zorg voor sanitair containers in collectieve toiletruimtes. Zorg voor sanitair containers op toiletten in privévertrekken. Voorzie het toilet van goede verlichting.
3.5
Collectieve doucheruimte Een schone douche, eventueel bad of wastafel is niet alleen prettig om in te douchen of te wassen, maar beperkt onder andere ook het risico van het oplopen van voetschimmel. Een goede ventilatie in de douche/badruimte is noodzakelijk om schimmelvorming op muren en plafonds te voorkomen. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 15 van 51
Voor doucheruimten: Zorg voor minimaal 1 douche en een wastafel per 8 bedden. Vervaardig wanden van glad, vocht- en kras bestendig en afwasbaar materiaal tot aan het plafond. Voorzie de afvoer van een afneembaar rooster en een stankafsluiter. Zorg ervoor dat deuren goed reinigbaar zijn. Verhinder inkijk van boven en onder de deuren. Vervaardig de vloer van materiaal dat geen vocht doorlaat of opneemt, gemakkelijk schoon te houden is en eventueel gedesinfecteerd kan worden. Bevestig in de doucheruimte minimaal twee kledinghaakjes voor het ophangen van kleding zodat deze niet nat wordt of op de grond ligt. Zorg ervoor dat de vloer afschot heeft zodat (schrob)water vanzelf afvloeit richting de afvoer. Werk de aansluiting van de vloer en de wand af met holle plinten. 3.6
Collectieve keuken In elk opvangcentrum zijn één of meerdere keukens aanwezig. In veel gevallen maken bewoners gebruik van een gezamenlijke keuken. Bij iedere vorm van voedselvoorziening dienen de regels rondom hygiëne en voedselveiligheid te worden nageleefd. Bewoners krijgen instructie over de werking en het gebruik van de aanwezige apparatuur. Bouwtechnische eisen waaraan men in ieder geval dient te voldoen, staan hieronder vermeld. Zorg dat de vloer goed reinigbaar en eenvoudig te onderhouden is. Vervaardig oppervlakken die in contact kunnen komen met eet- en drinkwaren van glad, afwasbaar en niet toxisch materiaal en deze moeten in goede staat verkeren, gemakkelijk schoon te maken zijn. Zorg ervoor dat keukenapparatuur onbeschadigd en goed te reinigen is. Apparatuur dient zodanig geplaatst te worden dat de keuken (vloer en wanden) goed te reinigen zijn. Zorg voor passende voorzieningen voor het reinigen van gereedschappen en materialen en het wassen van de eetwaren. Voorzie de wand boven het aanrechtblad tot tenminste 60 cm van materiaal dat glad en gemakkelijk schoon te maken is. Plaats een voorziening om de handen te wassen. Plaats een afvalemmer met deksel in de ruimte. Deze moet voorzien zijn van een plastic zak. Voorzie bewoners van handdoeken en vloeibare zeep.
Voor gemeenschappelijke keukens waar de bewoners zelf koken heeft het COA een programma van eisen opgesteld: Zorg voor minimaal vier kookpitten per acht bedden. Zorg dat er per vier kookpitten één spoelbak aanwezig is die is voorzien van een mengkraan. Berg materialen en droge waren op in een aanrechtblok met afsluitbare onderen/of bovenkastjes en/of losse kast(en). Zorg voor mechanische afzuiging in de vorm van een afzuigkap. Zorg voor nachtventilatie in de vorm van een rooster of raamconstructie. Zorg voor voldoende (kunst)licht, twee x 18 W met opaal kap, 400 lux Voorzie wanden van een harde afwerking, die afwasbaar is (minimaal tot 1.80 m hoog) en eenvoudig bij te werken. Zorg ervoor dat deuren goed reinigbaar zijn en eenvoudig bij te werken. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 16 van 51
3.7
Collectieve Strijk- en wasruimte Vuil wasgoed kan besmet zijn met schadelijke ziektekiemen. Daarom is het van belang dat het vuile wasgoed wordt gescheiden van de schone was. Bewoners krijgen instructie over de werking en het gebruik van de aanwezige apparatuur. Was- en strijkruimte: Vervaardig vloer en wanden van materiaal dat geen vocht doorlaat of opneemt en gemakkelijk schoon en te onderhouden is. Zorg ervoor dat deuren goed reinigbaar zijn en eenvoudig bij te werken. Voorzie de was- en strijkruimten van één of meer ventilatieopeningen of beweegbare ramen die rechtstreeks in verbinding staan met de buitenlucht. Zorg voor minimaal één wasmachine, één wasdroger en één strijkvoorziening per twintig bedden. Reinig de was- en strijkruimte minimaal één maal per dag huishoudelijk en zo nodig vaker (bij zichtbare verontreiniging).
3.8
Collectieve Schoonmaak – en opslagruimte Het is belangrijk de schoonmaakmaterialen dagelijks en/of na de werkzaamheden op de juiste wijze te reinigen, te drogen en op te ruimen. Zo wordt voorkomen dat vuil schoonmaakmateriaal besmetting tot gevolg heeft. Bewoners krijgen instructie over hygiëne, schoonmaken en verschillende schoonmaakmiddelen.
3.9
Voorzie de ruimte waar de schoonmaakmaterialen worden bewaard van een ophangsysteem. Dit om te voorkomen dat materialen zoals bezems, trekkers e.d. op de vloer staan. Op de vloer blijven de materialen vuil en langdurig vochtig. Voorzie de ruimte van een uitstortgootsteen. Hier kan het vuile water worden verwijderd en kunnen de materialen worden gereinigd. Zorg dat er ventilatie in deze ruimte aanwezig is. Zorg voor de aanwezigheid van een handenwasgelegenheid met de benodigde voorzieningen (zeepdispenser en papieren doekjes). Plaats lekbakken voor het opslaan van de vloeibare schoonmaakmiddelen.
Receptie De receptie is de centrale plek bij calamiteiten. Bij de receptie zijn een EHBO-koffer, AED (Automated External Defibrillator) en BHV-koffer aanwezig.
Zorg dat de inhoud van de EHBO-koffer volledig is. Zorg dat de inhoud van de BHV-koffer compleet is. Zorg ervoor dat houdbaarheidsdatum van verbandmateriaal niet verlopen is. Controleer twee keer per jaar de inhoud van de koffers.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 17 van 51
4
Gezond binnenmilieu
Een gezond binnenmilieu betekent dat de lucht schoon en fris is en weinig stofdeeltjes, vluchtige stoffen en micro-organismen bevat. Ook de temperatuur en de vochtigheid van de lucht mogen niet te laag of te hoog zijn. Wanneer onvoldoende aandacht aan een gezond binnenmilieu wordt besteed, kan dit leiden tot bijvoorbeeld slaperigheid, concentratievermindering, verergering van allergieën, prikkeling van ogen, neus of keel, luchtwegaandoeningen, een groter kans op overdracht van infectieziekten, vermoeidheid, prikkelbaarheid en hoofdpijnklachten. De volgende factoren zijn van belang: 4.1
Ventilatie Ventilatie is bedoeld om schone lucht toe te voeren en vervuilde lucht en vocht af te voeren. Ventileren Ventileren is het voortdurend verversen van lucht: het vervangen van verontreinigde binnenlucht door minder verontreinigde buitenlucht, bijvoorbeeld door het openzetten van ramen en ventilatieroosters. Door voldoende en correct te ventileren kan er gezorgd worden voor een gezond leefklimaat. Daarnaast is ventilatie ook belangrijk voor het afvoeren van hinderlijke geuren en anderszins schadelijke stoffen. Als mechanische ventilatie niet het gewenste resultaat oplevert, dient onderzocht te worden of de capaciteit van de mechanische ventilatie voldoende is. Zorg voor een goed onderhoudsprogramma. LET OP: zonder onderhoud vermindert de capaciteit jaarlijks met wel 10%. COA heeft geen landelijk onderhoudscontract voor mechanische ventilatie afgesloten Het onderhoudscontract mechanische ventilatie dient op locatieniveau geregeld te worden. Luchten Luchten is het in korte tijd verversen van alle verontreinigde binnenlucht door het wijd openzetten van ramen en deuren. Lucht gedurende ongeveer tien minuten. Hierdoor wordt alle lucht in de ruimte ververst, terwijl de temperatuur redelijk constant blijft. In de meeste gevallen is de temperatuur binnen tien minuten weer op peil. Luchten is geen vervanging van ventilatie. Ook wanneer er voldoende gelucht wordt, blijft ventileren noodzakelijk!
Zorg ervoor dat de ventilatievoorzieningen permanent en optimaal werken. Zorg voor periodiek onderhoud van mechanische ventilatie (volgens voorschrift van de fabrikant/leverancier) en voor het reinigen van ventilatieroosters. Reinig minimaal één keer per vijf jaar de kanalen. Dit geldt ook voor de kanalen waar alleen afzuiging door plaatsvindt. Reinig de ventilatieroosters één keer per kwartaal. Vervang bij mechanische ventilatie minimaal één keer per jaar de aanwezige filters. Zet in sanitaire ruimten raampjes open (indien aanwezig) of plaats een ventilatiekanaal of mechanische ventilatie.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 18 van 51
4.2
Temperatuur- en vochtbalans De behaaglijkheid in een ruimte is onder andere afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid van de lucht. Als mensen in een ruimte verblijven komt veel vocht vrij, bijvoorbeeld door ademen en transpireren. In een vochtige omgeving kan condens optreden. Dit bevordert de groei van huisstofmijten, schimmels en bacteriën. Gezondheidseffecten die kunnen optreden zijn ontsteking van het neusslijmvlies (hooikoortsachtige verschijnselen), luchtweginfecties, astma of eczeem. In een te droge omgeving, wanneer er niet voldoende wordt geventileerd, kan er een te lage luchtvochtigheid ontstaan, wat weer kan leiden tot irritatie van ogen, neus en keel en verminderde weerstand tegen infecties. Afspraken voor temperatuur- en vochtbeheersing: Stel de temperatuur in verblijfsruimtes in op 21 °C. Zorg voor de aanwezigheid van zonwering en gebruik deze tijdig (vanaf 22 °C). Voorkom dat de temperatuur lager is dan 17 C en hoger wordt dan 27 C. Voorkom temperatuurschommelingen binnen korte tijd van meer dan 5 °C. Schaf een hygrometer aan. Controleer regelmatig de relatieve luchtvochtigheid in gezamenlijke ruimten. NB: Een te lage temperatuur, lager dan 15 °C, bevordert schimmelgroei en een hoge relatieve vochtigheid de aanwezigheid van huisstofmijt. De luchtvochtigheid moet tussen de 35% en 70% liggen. Deze kan beïnvloed worden door extra ventileren en het regelen van de temperatuur. Bij langdurig te lage relatieve vochtigheid kan deze omhoog gebracht worden door natte schone handdoeken op de verwarming te leggen. Gebruik hiervoor géén waterbakjes. Want deze zijn een bron voor groei van ongewenste microorganismen. Wanneer het vochtgehalte ondanks maatregelen, zoals voldoende ventilatie, te hoog blijft, moet worden gezocht naar bronnen van vocht in het gebouw, bijvoorbeeld lekkage, doorslaand vocht of optrekkend vocht. Raadpleeg een deskundige van de GGD, afdeling medische milieukunde of milieu en gezondheid, als er geen oplossing wordt gevonden.
4.3
Rookbeleid Bij verbranding van tabak ontstaat veel rook. Rook bestaat uit gassen en vaste deeltjes microstof, een mengsel van honderden verschillende schadelijke stoffen. Deze stoffen hebben een nadelige invloed op de luchtwegen en de longen van zowel de roker als die van de meeroker. Een AZC is een openbaar, rookvrij gebouw. Alleen buiten en in de privévertrekken mag gerookt worden, mits de medebewoners en COA geen bezwaar hebben. Rook alleen in de daarvoor aangewezen ruimte. Wijs, indien nodig, speciale ruimten aan waar gerookt mag worden.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 19 van 51
5
Legionellapreventie
In dit hoofdstuk worden de richtlijnen weergegeven voor het uitvoeren van legionellapreventie. Iedere opvangvoorziening beschikt reeds over een risicoanalyse en legionellabeheersplan waarin de situatie en de te nemen maatregelen vermeld staan. Meer informatie over de legionellabacterie en de ziekte legionellose is te vinden op de website www.rivm.nl/cib/infectieziekten-AZ/infectieziekten/legionellose/ van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. 5.1
Risicofactoren Om de risicofactoren in kaart te brengen moet het volgende worden uitgevoerd: Stel een risicoanalyse op waarin de knelpunten die kunnen zorgen voor uitgroei van legionellabacteriën in de waterinstallatie, in kaart worden gebracht. De eigenaar van de waterinstallatie is hiervoor verantwoordelijk. De gebruiker van de installatie wordt in de praktijk vaak ingeschakeld om de beheersmaatregelen uit te voeren. Voor het opstellen van een risicoanalyse en een beheersplan kan gebruik worden gemaakt van de aangepaste ISSO-publicatie 55.1 over legionellapreventie in leidingwater. Risicofactoren die de vermeerdering van legionellabacteriën in het watersysteem bevorderen zijn: Een langdurige verblijftemperatuur tussen de 25°C en 50°C. Legionellabacteriën kunnen zich dan vermenigvuldigen tot hoge concentraties. Stilstaand water en een lange verblijftijd (langer dan een week); Een biofilm 1 fungeert als voedingsbron en bescherming voor legionellabacteriën. De vorming van een biofilm wordt enigermate beïnvloed door de aanwezigheid van voedingsstoffen in het water en het materiaal van het leidingnet. Een belangrijkere oorzaak voor de vorming van een biofilm is de aanwezigheid van plaatsen waar de waterdoorstroming stagneert (zogenaamde dode einden) en een optimale temperatuur. De aanwezigheid van eencellige organismen waarin legionella kan parasiteren zoals amoeben. Risico beperkende factoren zijn: Watertemperaturen onder 20°C. Hierbij treedt geen groei op; Watertemperaturen boven 50°C. Hierboven treedt geen groei maar langzame afsterving op; Watertemperaturen boven 60°C. Hierboven treedt geen groei maar snelle afsterving op; Doorstroming en korte verblijftijd, dit is echter onvoldoende om eenmaal gevormde biofilm te verwijderen. Zorg dat de installatie voldoet aan de gestelde eisen in de Waterwerkbladen. De Water-Werkbladen zijn een uitwerking van de norm NEN 1006. Wat in de werkbladen wordt gesteld, moet worden beschouwd als standaardvoorwaarden waaraan leidingwaterinstallaties moeten voldoen om te worden geaccepteerd als zijnde in overeenstemming met NEN 1006.
1 Een biofilm is een slijmlaagje aan de binnenkant van een buiswand (in dit geval een leiding). Soms is dit slechts een dunne aanslag, in ernstige gevallen kan het een hele dikke laag zijn met zowel dood als levend materiaal. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 20 van 51
5.2
Beheersmaatregelen Als de risicofactoren bekend zijn moet het volgende gebeuren: Stel aan de hand van de risicoanalyse een beheersplan op. Hierin moet een omschrijving staan van alle maatregelen die moeten worden genomen om de groei van de legionellabacterie te beheersen. Bij het ontbreken van expertise is het raadzaam de leverancier en/of waterbehandelingsfirma een risicoanalyse en beheersplan op te laten stellen. Algemene beheersmaatregelen: Zorg dat de temperatuur van het uitgaande water van een warmwatervoorraadtoestel is afgesteld op een minimale temperatuur van 60 °C. Plaats thermostaatkranen. Door de hoge temperatuurnorm van 60 °C bestaat namelijk de kans op verbrandingsgevaar. Door het plaatsen van thermostaatkranen is dit risico niet aanwezig.
5.3
Zorg dat de temperatuur van het uitgaande water van een koud waterleiding een maximale temperatuur van 25 °C heeft. Meet en registreer wekelijks de temperatuur van het water in de warm- en koud waterleidingen op de meest kritische tappunten en in de leiding voor en na het warmwatertoestel. Verwijder de delen in het watersysteem waar geen doorstroming plaatsvindt. Spoel tappunten die niet frequent worden gebruikt (minder dan één keer per week) wekelijks kort (bijvoorbeeld twee minuten) door zodat langdurige stilstand van water wordt voorkomen. Zorg dat er een procedure is waarin staat vermeld ‘wat te doen bij een verhoogde concentratie legionellabacteriën in het water’. Zorg ook dat de verantwoordelijke medewerkers op de hoogte zijn van de procedure en hier naar handelen. Zorg dat de temperatuur van het uitgaande water van een koud waterleiding een maximale temperatuur heeft van 20 °C.
Monstername Door het nemen van watermonsters kan worden gecontroleerd wat de concentratie legionellabacteriën is in de desbetreffende waterinstallatie. Laat ieder half jaar het water controleren op de aanwezigheid van legionellabacteriën. Het aantal watermonsters dat genomen wordt, is afhankelijk van het aantal aanwezige tappunten. Zie hiervoor onderstaande tabel:
Totaal aantal tappunten van de
Aantal watermonsters
collectieve watervoorziening
tot en met 50 51 – 100
101 – 200 201 – 400 401 – 800 801 – 1600 Meer dan 1600
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
2 4
6
8 10 12 14
Pagina 21 van 51
6
Reiniging, desinfectie en sterilisatie
Voor het schoonmaken van de algemene ruimten is in sommige centra een schoonmaakdienst ingehuurd. In de meeste centra voeren bewoners in het kader van zelfwerkzaamheid deze schoonmaakwerkzaamheden zelf uit. Doorgaans worden deze bewoners door een medewerker van de schoonmaakdienst begeleid. In alle gevallen zijn de bewoners zelf verantwoordelijk voor het schoonhouden van hun privévertrekken. Ongeacht wie de schoonmaak uitvoert, dient aan de onderstaande criteria te worden voldaan: Om overdracht van ziektekiemen zoveel mogelijk te beperken is het belangrijk dat de ruimte goed wordt schoongemaakt. Ook de ruimte kan door de aanwezigheid van stof en vuil een bron zijn voor ziektekiemen. 6.1
De locatiemanager is te allen tijde eindverantwoordelijk voor de schoonmaak. Er wordt gewerkt volgens een schoonmaakschema.
Reinigen Reinigen is het verwijderen van zichtbaar vuil en organisch materiaal (o.a. bloed). Reinigen kan zowel nat als droog worden uitgevoerd. Nat reinigen wordt uitgevoerd al dan niet met een schoonmaakmiddel (bij het gebruik van microvezeldoekjes geen schoonmaakmiddel) en met behulp van mechanische actie (schrobben, boenen en wrijven). Droog reinigen wordt uitgevoerd met behulp van stofwissers, bezems en vegers. De keuze voor nat of droog reinigen is afhankelijk van de aard van de vervuiling. Reiniging van de vloer gebeurt bij voorkeur met een droog systeem omdat de vloer dan na reiniging direct weer begaanbaar is. Bij aangehecht vuil is droge reiniging niet afdoende en moet een nat systeem gebruikt worden. Reiniging moet volgens een vast schema gebeuren. Vaak wordt een deel van de reiniging door de huishoudelijke dienst uitgevoerd en een ander deel door een extern bedrijf. Het werken volgens een schoonmaakschema waarin exact is aangegeven wie wat doet zorgt ervoor dat de reiniging regelmatig gebeurt. Het is wenselijk om een afvinklijst te gebruiken waarop de uitgevoerde werkzaamheden worden genoteerd.
6.1.1 Droog reinigen Definities Stof afnemen Met een stofbindende of vochtige (wegwerp)doek stof verwijderen van meubilair en voorwerpen. Gebruik van stofdoeken wordt afgeraden omdat daarmee stof en ziektekiemen worden verplaatst in plaats van verwijderd en mogelijk in de lucht worden verspreid. Stofzuigen Met een stofzuiger het tapijt en andere poreuze vloeroppervlakken door middel van mechanisch opgewekte luchtstroom schoon zuigen, waarbij ook het onzichtbare (diepliggende) vuil verwijderd wordt. Het nadeel van stofzuigen is dat stofdeeltjes in de lucht gaan dwarrelen, zorg daarom dat de stofzuiger is voorzien van een Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 22 van 51
stoffilter. Een gewoon stoffilter houdt echter zeer kleine stofdeeltjes niet tegen, daarvoor is een HEPA (High Efficiency Particulate Air) filter nodig. Stofwissen Met behulp van een stofwisapparaat en een stofbindende wegwerpdoek stof en losliggend vuil verwijderen. Dit heeft sterk de voorkeur op gladde vloeren, ook in verband met het verwijderen van deeltjes die allergische reacties kunnen veroorzaken. Bij verontreiniging met zand, kruimels e.d. kan voor het stofwissen eerst geveegd worden. Vegen Met een bezem een gladde vloer schoonmaken. Het nadeel van vegen is dat het vuil grotendeels wordt verplaatst. Een gladde vloer daarom liever stofwissen.
6.1.2 Nat reinigen Nat reinigen doe je met een huishoudelijk schoonmaakmiddel. Natte reinigings methoden zijn nat afnemen, dweilen, moppen en schrobben. Er zijn verschillende huishoudelijke schoonmaakmiddelen, die voor verschillende doeleinden gebruikt worden, o.a. Een allesreiniger, een middel dat eiwitten en vetten oplost en voor de meest voorkomende vervuiling te gebruiken is Een sanitair reiniger (kalkoplosser) voor kalkaanslag in douches en toiletten en urinesteen in toiletten Een glasreiniger, voor het streeploos verwijderen van vingerafdrukken e.d. Nadeel van natte reiniging is dat er wittige vochtvlekken kunnen achterblijven die moeilijk te verwijderen zijn. Daarom is naspoelen van belang. Meubilair en voorwerpen Met behulp van een sopje (= allesreiniger met handwarm water) voorwerpen en materialen ontdoen van aangekoekt vuil. Werkwijze Gebruik een schone doek of borstel Draag bij het reinigen van mogelijk besmette materialen onderzoekshandschoenen Sop voorwerpen en materialen af of zet ze eventueel even in de week Na het afsoppen de voorwerpen en materialen afspoelen met schoon water en laten drogen aan de lucht. Vergeet niet de handcontactpunten op te nemen in het schoonmaakschema. Handcontactpunten zoals de deurklink en het lichtknopje moeten dagelijks worden gereinigd. Vloeren Schoonmaken met een twee-emmersysteem met mop (dweil aan een stok) en pers, zodat er een scheiding tussen ‘schoon’ en ‘vuil’ water is. Het schone water bevat allesreiniger. Werkwijze Maak altijd eerst de vloer schoon (stofwissen, vegen of stofzuigen) alvorens er nat wordt schoongemaakt. Pers de mop na het soppen uit boven de ‘vuile’ emmer. De vloer blijft na reiniging nat achter en is korte tijd onbegaanbaar Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 23 van 51
Sanitair Sanitair is te onderscheiden in ‘schoon’ (wastafel, tegels) en ‘vuil’ sanitair (binnenkant toiletpot, lage tegels naast toilet). Voor schoon en vuil sanitair aparte emmers gebruiken (bijvoorbeeld met aparte kleuren). Werkwijze Gebruik bij dagelijkse reiniging van schoon en vuil sanitair een sanitair reiniger, een kalkoplosser of een allesreiniger Gebruik wegwerpdoekjes of opnieuw te gebruiken sopdoeken, die wasbaar zijn bij 60°C. In bijlage 1 (hoofdstuk 12) is een schoonmaakschema opgenomen waarin per onderdeel staat aangeven wat de aanbevolen frequentie van schoonmaak is.
6.1.3 Werkvolgorde reinigen Het is belangrijk dat medewerkers bij het schoonmaken de juiste volgorde hanteren, omdat anders een oppervlak juist vuil wordt gemaakt. Werk dus altijd van schoon naar vuil. Gebruik schoonmaakmaterialen na een vuil gedeelte niet weer voor een schoner gedeelte. Werkwijze Begin met schoon schoonmaakmateriaal Reinig eerst droog. Eerst stof afnemen, vervolgens de vloer stofwissen of zuigen. Werk van schoon naar vuil en van hoog naar laag. Maak een emmer met sopwater klaar. De temperatuur van het sopwater moet handwarm zijn om te zorgen dat het schoonmaakmiddel goed oplost Zorg voor een juiste dosering. Lees goed de gebruiksaanwijzing op de verpakking Meng verschillende schoonmaakmiddelen nooit met elkaar, dit kan gevaarlijk zijn en de werking verminderen Reinig vervolgens nat; d.w.z. nat afsoppen of onderdompelen, naspoelen met heet water en nadrogen met een schone doek Dweil als laatste de vloer. Gebruik hiervoor het twee-emmersystem. Maak altijd eerst de minst vuile ruimte schoon en vervolgens de vuilere ruimten. Neem zowel voor de keuken als voor de douche- en de toiletruimte altijd schoon sop. Na het soppen van de vloer naspoelen met water en eventueel nadrogen. Bij voorkeur aan de lucht laten drogen Ververs het sopwater tussendoor als het zichtbaar vervuild is. Gooi na afloop van het schoonmaken het sopwater direct weg in een uitstortgootsteen. Als die er niet is, gebruik dan het toilet (en vergeet niet daarna het toilet schoon te maken). 6.1.4 Onderhoud schoonmaakmateriaal Het is belangrijk de schoonmaakmaterialen dagelijks en/of na de werkzaamheden op de juiste wijze te reinigen, te drogen en op te ruimen en indien nodig te vervangen. Zo kan men voorkomen dat oppervlakken en voorwerpen besmet raken door het gebruik van vuil schoonmaakmateriaal. Werkwijze Stofdoeken: een stofbindende doek is voor éénmalig gebruik; Reinigingsdoekjes: vochtige doekjes voor éénmalig gebruik, te gebruiken voor het reinigen van kleine oppervlakken of materialen; Vochtige doeken en sopdoeken na gebruik wassen op minimaal 60ºC; Microvezeldoekjes na gebruik wassen op minimaal 60ºC. Gebruik geen schoonmaakmiddel bij een microvezeldoekje (zie voor uitgebreide instructie het kader hieronder) Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 24 van 51
Sponzen en zemen: Gebruik sponzen en zemen alleen voor het reinigen van ramen en spiegels omdat in een spons of zeem altijd vocht en grote aantallen micro-organismen achterblijven; Stofzuiger: papierzak tijdig verwisselen. Stoffilter vervangen volgens advies van de fabrikant. Stofzuigermond na elk gebruik ontdoen van aangekleefd vuil; Stofwisser: na gebruik reinigen. Wisdoekje tijdig vervangen en na gebruik wegwerpen. Stofwisser na gebruik ophangen; Dweilen/moppen: na gebruik wassen op 60ºC of anders weggooien. Daarna droog opbergen; Emmers: na gebruik goed schoonspoelen met heet water en daarna goed drogen; Kunststofborstels: na gebruik grondig met heet water uitspoelen, uitslaan en ophangen; Toiletborstels: gebruik toiletborstels alleen toiletgebonden. Na gebruik goed naspoelen en regelmatig vernieuwen Bezems, trekkers e.d.: van aanhangend vuil ontdoen. Hang het materiaal op om te zorgen dat eventueel vocht er uit kan druppelen en de bezemharen niet uit elkaar gaan staan. Materiaalwagen: wekelijks huishoudelijk reinigen Emmers, kunststof borstels, bezems, trekkers etc. die gebruikt zijn bij de reiniging van iets dat mogelijk besmet was met bloed, andere lichaamsvochten en zeer hardnekkige micro-organismen moet na reiniging minstens vijf minuten gedesinfecteerd worden zoals beschreven wordt bij 2.4 Berg de schoonmaakmaterialen en -middelen op in een aparte werkkast met uitstortgootsteen. De werkkast minimaal eenmaal per maand huishoudelijk reinigen. In de werkkast dient een ophangsysteem aanwezig te zijn voor de schoonmaakmaterialen.
Microvezeldoekjes Er wordt steeds vaker gebruik gemaakt van microvezeldoekjes. Microvezeldoekjes bestaan uit vezels die zijn gesplitst om een ultra fijne structuur te krijgen. Deze ultra fijne structuur is kleiner dan de meeste bacteriën en stofdeeltjes. Er zijn twee typen vezeldoekjes: droge en vochtige. Droge microvezeldoekjes Bij wrijving ontstaat statische elektriciteit waardoor stof en bacteriën als door een magneet worden aangetrokken en vastgehouden tussen de vezels. Vochtige microvezeldoekjes Door de samenstelling van de vezels en door de splitsingstechniek ontstaan ontelbare microscopisch kleine oppervlakken waardoor vloeistof tussen de vezels wordt opgezogen en vastgehouden. Het vezelnetwerk kan vier maal zijn eigen gewicht aan vocht opnemen. - Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder chemicaliën. - Maak de doekjes alleen klam vochtig onder de kraan. Het is dus niet nodig de doekjes in een emmer nat te maken en uit te wringen. - Vouw het doekje 2 of 3 maal waardoor er respectievelijk 8 of 16 vlakken ontstaan waarmee je kan reinigen. Met elk vlak kan een nieuw oppervlakte worden gereinigd. - Spoel de microvezeldoekjes tussentijds niet uit, maar gebruik een schoon klam vochtig doekje. - Doe doekjes die vervuild raken, direct in de was. - Was de doekjes bij een temperatuur van tenminste 60 ºC zonder wasverzachter. - Droog de doekjes en bewaar deze tot gebruik droog. - Bevochtig de doekjes vlak voor gebruik. Het is niet de bedoeling dat de doekjes na de was procedure vochtig worden opgeslagen.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 25 van 51
6.2
Desinfectie Desinfecteren is het doden of inactiveren van micro-organismen op levenloze oppervlakken alsmede op de huid en slijmvliezen tot een aanvaardbaar niveau. Desinfectie van oppervlakken en instrumenten kan zowel chemisch als thermisch worden gerealiseerd. Thermische desinfectie verdient waar dat mogelijk is de voorkeur boven chemische desinfectie. Desinfectie is nodig voor oppervlakken en instrumenten die bevuild zijn met schadelijke micro-organismen of met bloed of lichaamsvloeistoffen met zichtbare bloedsporen. Desinfectie is ook nodig voor materialen en instrumenten die in aanraking komen met de intacte huid of slijmvliezen.
6.2.1 Wanneer desinfecteren? Desinfectie is in veel gevallen niet nodig. Desinfecteren is alleen noodzakelijk wanneer er een uitbraak is van een besmettelijke infectieziekte en bij verontreiniging met schadelijke micro-organismen of met bloed of lichaamsvloeistoffen met zichtbare bloedsporen Indien er sprake is van een besmettelijke infectieziekte dan dient altijd de GGD en/of een adviseur infectiepreventie te worden geraadpleegd.
6.2.2 Chemische desinfectie oppervlakken In Nederland mag alleen gebruik worden gemaakt van wettelijk toegelaten middelen voor desinfectie. Deze middelen zijn herkenbaar aan het N-registratienummer. Deze middelen moeten conform het wettelijke gebruiksvoorschrift dat op de verpakking is aangebracht, gebruikt worden. Een lijst met toegelaten, dan wel aangemelde middelen is te vinden op de website van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden(Ctgb), www.ctgb.nl. Gebruik voor desinfectie van oppervlakken alleen middelen die zijn toegelaten (of aangemeld 2 ) door het Ctgb en zijn voorzien van een N-nummer. Chemische desinfectie van oppervlakken kan op verschillende manieren, met alcohol 70-80% of chloortabletten. Gebruik alcohol 70-80% bij kleine oppervlakken kleiner dan 0,5 m². Gebruik chloorverbindingen bij oppervlakken groter dan 0,5 m2 (Nahypochloriet, Na-dichloorisocyanuraat of tosylchlooramide, hier verder te noemen ‘chloortabletten’)
Motivatie: Het advies is om voor het desinfecteren van oppervlakken gebruik te maken van chloor 250 ppm, chloor 1000 ppm en van alcohol 70-80%. Chloor 250 ppm wordt gebruikt bij besmettingen die veroorzaakt worden door bacteriën en sommige virussen. Indien er bloed is gemorst dan moet 1000 ppm worden gebruikt omdat de virussen die mogelijk in het bloed aanwezig kunnen zijn zoals het hepatitis B, hepatitis C virus en het HIV niet door 250 ppm chloor worden geïnactiveerd. Bij bloed kan ook gebruik worden gemaakt van alcohol 70-80%. Maar dat laatste mag vanwege brandbaarheid en bedwelming alleen gebruikt worden op kleine oppervlakken die niet groter zijn van een halve vierkante meter. Voor desinfectie moet altijd eerst worden gereinigd omdat chloor en alcohol onwerkzaam worden in de aanwezigheid van vuil.
2 In de periode van 2008 t/m 2014 geldt dat desinfectiemiddelen (biociden) die zijn aangemeld, maar nog geen toelating hebben op de Nederlandse markt, vooralsnog gebruikt mogen worden. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 26 van 51
Gebruik chloor nooit in combinatie met andere schoonmaakmiddelen of met heet water (lauwwarm is wel goed). Het gebruik van huishoudchloor (bleekmiddel) als desinfectiemiddel is bij de wet verboden.
6.2.3 Chemische desinfectie instrumenten en voorwerpen Chemische desinfectie van instrumenten en voorwerpen door onderdompeling moet altijd uitgevoerd worden in een afsluitbare bak. Onderdompeling van instrumenten en voorwerpen in een chemisch desinfectiemiddel alleen toepassen als thermische desinfectie niet mogelijk is. In tegenstelling tot desinfectiemiddelen voor oppervlakken kunnen desinfectiemiddelen voor medische instrumenten voorzien zijn van een CE-merk. Deze desinfectiemiddelen hoeven niet door het Ctgb toegelaten te worden (en van een N-registratie te zijn voorzien). Desinfectiemiddelen die voorzien zijn van een CE-merk zijn alleen bedoeld voor een specifiek medisch hulpmiddel en dus niet voor andere toepassingen. In alle gevallen is het belangrijk om de instructie van de fabrikant nauwkeurig te volgen. Gebruik voor desinfectie van instrumenten en voorwerpen bij voorkeur alcohol 70-80%. Gebruik indien alcohol 70-80% niet voldoet een desinfectiemiddel dat is toegelaten (of aangemeld 3 ) door het Ctgb en voorzien van een N-nummer of een desinfectiemiddel voorzien van een CE-merk voor een specifiek medisch hulpmiddel. 6.2.4 Werkwijze chemische desinfectie Reinig oppervlakken, instrumenten en voorwerpen altijd huishoudelijk voordat er gedesinfecteerd wordt. Motivatie: Dit is noodzakelijk omdat alle desinfectiemiddelen door organisch materiaal deels onwerkzaam worden gemaakt. Een desinfectans werkt sneller en beter naarmate het te desinfecteren materiaal schoner is.
Draag bij het desinfecteren altijd wegwerphandschoenen. Gebruik een desinfectans strikt volgens voorschrift. De juiste volgorde van handelingen, een juiste dosering, voldoende inwerktijd en goed naspoelen en nadrogen, zijn bepalend voor de effectiviteit en veiligheid van het proces.
Desinfectie met een chlooroplossing: Maak chlooroplossingen pas vlak voor gebruik aan met koud of lauwwarm waterwater, omdat bij blootstelling aan de lucht de concentratie (actief) chloor snel terugloopt. Bij gebruik van te heet water ontstaat chloorgas dat giftig is voor de mens. Los afhankelijk van de concentratie chlooroplossing die gebruikt moet worden de juiste hoeveelheid tabletten op. Laat een chlooroplossing minimaal 5 minuten inwerken. Spoel na desinfecteren met een chlooroplossing na met schoon water.
3 In de periode van 2008 t/m 2014 geldt dat desinfectiemiddelen (biociden) die zijn aangemeld, maar nog geen toelating hebben op de Nederlandse markt, vooralsnog gebruikt mogen worden. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 27 van 51
Desinfectie met alcohol 70-80% Oppervlakken Zorg dat de oppervlaken, instrumenten en voorwerpen die gedesinfecteerd moeten worden goed gereinigd, afgespoeld en gedroogd zijn. Desinfecteer oppervlakken zodanig met alcohol 70-80% dat het oppervlak ten minste 30 seconden nat blijft Laat het oppervlak aan de lucht drogen Instrumenten en voorwerpen Dompel instrumenten en voorwerpen minimaal vijf minuten onder in de alcohol 70-80% Neem instrumenten en voorwerpen met schone handschoenen uit de bak Leg instrumenten en voorwerpen te drogen op een schone doek Berg instrumenten en voorwerpen op in een schone lade of kast. Neem beschermende maatregelen bij de desinfectieprocedure zoals beschermende kleding en handschoenen en bij gebruik van 1000 ppm chloor ook een veiligheidsbril. Ventileer de ruimte. 6.2.5 Thermische desinfectie instrumenten en textiel De meest effectieve vorm van desinfectie is blootstelling aan heet water van 60 – 100°C of aan stoom. Des te hoger de temperatuur des te korter de contacttijd. Thermische desinfectie is bedoeld voor instrumenten en materialen (ook textiel) die niet voor invasieve ingrepen worden gebruikt. Instrumenten die wel voor invasieve ingrepen worden gebruikt moeten steriel zijn. 6.2.5.1
Werkwijze thermische desinfectie instrumenten Reinig en spoel de instrumenten voorafgaand aan de desinfectie. Gebruik een schone (uitkook)pan en zo nodig een keukenthermometer. Breng water aan de kook en laat de instrumenten minimaal 1 minuut op 100°C doorkoken. Neem de instrumenten met een (koren)tang uit de pan. Leg ze te drogen op een schone doek. Berg ze op in een schone lade of kast.
6.2.5.2
Werkwijze thermische desinfectie textiel Verzamel het textiel in een wasmand. Was met gebruik van een totaalwasmiddel (dus geen fijnwasmiddel of wasmiddelen die bestemd zijn voor speciale kleuren etc.) bij een temperatuur van 60ºC. Was op een standaardwasprogramma met centrifugeren. Gebruik geen verkorte wasprogramma’s. Droog het textiel bij voorkeur in een wasdroger. Houd schoon en vuil textiel goed gescheiden (bij voorkeur niet in dezelfde ruimte). Bewaar het schoon textiel in een schone en stofvrije ruimte tot gebruik.
6.3
Persoonsgebonden kleding Daar waar er door de bewoners de kleding zelf wordt gewassen, moet er worden geattendeerd op de volgende punten: Gebruik geen verkort wasprogramma en was de kleding volgens het wasvoorschrift. Houd het schone, het vuile en het besmette wasgoed gescheiden van elkaar. Droog de was in een wasdroger.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 28 van 51
6.4
Linnengoed Onder linnengoed wordt gerekend: lakens, slopen, dekbedovertrekken, molton onderleggers, dekens, dekbedden, kussens, handdoeken en washandjes. Schoon linnengoed en schone kleding is van belang om een goede persoonlijke hygiëne te kunnen waarborgen.
Maak gebruik van een wasserij die voldoet aan de door de Stichting Certex 4 aanbevolen maatregelen Verzamel en transporteer vuil wasgoed altijd in gesloten (plastic) zakken. Draag bij het verzamelen van het vuile wasgoed plastic handschoenen. Dit om eventuele besmetting via het wasgoed te voorkomen. Bewaar het schoon linnengoed in een schone en stofvrije ruimte tot gebruik. Verwijder de verpakking pas direct voor gebruik. Was na iedere wisseling van een bewoner de deken en het kussen. Verschoon minimaal één keer per week het linnengoed van de bedden.
4 Certex is een aan het ISO 9002 gerelateerd kwaliteits-programma gericht op integrale kwaliteit van textielverzorging.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 29 van 51
7
Dierplaagbeheersing
Warenwet Op 1 januari 2006 is een Europese Hygiëneverordening in werking getreden. In artikel 82 van deze verordening wordt verwezen naar de verplichting tot het hebben van een beheersplan. Dit moet gebeuren volgens de beginselen van HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points). Middels dit systeem geven bedrijven zelf aan waar en in welke fase van hun behandelingsproces er gevaren voor de gezondheid van de consument zouden kunnen ontstaan. Vervolgens zetten zij een bewakingssysteem op dat de geïdentificeerde risico’s beheersen. Eén risico betreft dierplagen. Hiervoor is het Integrated Pest Management (IPM) ontwikkeld. Wat is IPM? IPM is gebaseerd op de internationale principes van het Integrated Pest Management. Het heeft als doel het duurzaam voorkomen (dus niet alleen bestrijden!) van dierplagen in productieprocessen, (groot)keukens, horeca en overige ruimtes waar voedsel verbruikt en/of genuttigd wordt. IPM kan worden toegepast door de leverancier van grondstoffen tot en met de winkelier in de straat (maar ook door voorzieningen die slechts heel beperkt voedsel verstrekken). IPM is gericht op een grondige inspectie van de omgeving, het uitvoeren van een maximaal maatregelenpakket om dierplagen te weren en eventueel toepassing van alternatieve bestrijdingsmethodes. Chemische bestrijdingsmiddelen worden alleen als laatste hulpmiddel en zeer beperkt ingezet. Voor wie is deze regeling bedoeld? De regeling is van toepassing op elk bedrijf dat eet- of drinkwaren bereidt, verwerkt, behandelt, verpakt, vervoert, distribueert of verhandelt. Kortom, zowel de zorginstelling als asielzoekerscentra krijgen met deze verplichting te maken. Schade De meest voorkomende dieren die overlast veroorzaken zijn ratten, muizen, kakkerlakken, duiven, bed wantsen en wespen. Aantasting door dierplagen van de omgeving en producten brengt nogal wat kosten met zich mee. Doorknagen van (computer)kabels legt niet alleen de werkzaamheden stil maar deze storing zal ook weer opgelost moeten worden. Weggooien van door knaagdieren of insecten aangetaste producten kost veel tijd en geld. Om nog maar niet te spreken over de aantasting van de goede naam van het bedrijf. De kosten die hiermee gemoeid zijn wegen niet op tegen de kosten van het introduceren van IPM. IPM is meer dan alleen maar bestrijden. Vrijwel elk bedrijf en elke collectieve voorziening hanteert wel een kwaliteitssysteem of doet aan ongediertebestrijding. Maar IPM is anders. Extra is een uitgebreide aanvang inventarisatie en opvolgend een jaarlijkse audit. Het rapport over de aanvang inventarisatie bevat adviezen over weringmaatregelen op bouwkundig, hygiënisch, klimatologisch en logistiek gebied waarmee u dierplagen buiten de deur houdt. Met de jaarlijkse audit wordt een geactualiseerd beeld van het niveau van inspanning dat nodig is voor het behouden van een dierplaagvrije omgeving gegeven.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 30 van 51
Toezicht De Inspectie van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) zal het toezicht op de voedselveiligheid in bedrijven in het algemeen en maatregelen ter wering van dierplagen in het bijzonder de komende tijd intensiveren. Een goed IPM plan, inclusief logboek (verplicht) geeft de handhavende instanties een duidelijk inzicht in de getroffen maatregelen ter voorkoming van dierplagen. Samengevat Een bedrijf heeft de plicht om consumenten een dierplaag- en bestrijdingsmiddelvrij product te leveren. Door toepassing van IPM wordt door middel van preventieve maatregelen een zo maximaal mogelijk resultaat verkregen. Zorg voor een beheersplan ten aanzien van dierplagen. Houd een logboek bij met betrekking tot de beheersing van dierplagen. Gebruik geen bestrijdingsmiddelen ter preventie van dierplagen. Laat bestrijdingsmiddelen alleen toepassen door een dierplaagbestrijder met een vakbekwaamheidsdiploma. Dierplaagbeheersing: Voorkomen is beter dan genezen Dierplaagbeheersing is gebaseerd op drie principes: 1. Voorkom dat een plaag van dieren het gebouw binnenkomt Verwijder wild struikgewas binnen 2 meter van het gebouw. Een hoge begroeiing zorgt ervoor dat knaagdieren een schuilplaats kunnen vinden. Door dit weg te halen ontstaat een open ruimte die de dierplagen moeten oversteken en waar ze beter zichtbaar zijn voor roofvogels etc. Het neerleggen van grind binnen deze afstand, schrikt dierplagen extra af. Bescherm ventilatieopeningen in muren en stootvoegen. De huismuis kan al door een opening van een halve centimeter kruipen. Zorg ervoor dat tussen deuren en ramen geen kieren zitten. Let erop dat binnen ook vloeren en muren zoveel mogelijk kiervrij zijn. Laat geen deuren onnodig openstaan. Ca. 15 cm brede, gladde stroken op buitenmuren voorkomen dat dierplagen makkelijk naar boven kunnen klimmen. Plaats horren voor de ramen die geopend kunnen worden. 2. Verminder de aantrekkelijkheid van het verblijven in (omgeving van) het gebouw Ruim rommel in en om het gebouw op, zodat dierplagen zich minder gemakkelijk kunnen verschuilen. Leeg afvalcontainer(s) zowel binnen als buiten het gebouw zo vaak dat de bakken niet overlopen en er geen afval naast gezet wordt. Dierplagen die het gebouw binnentrekken zijn op zoek naar drie dingen: een schuilplaats, water (vooral ratten) en voer. Zaken die in een gemiddeld gebouw ruim voorhanden zijn. Beperken van hun toegang tot voedselbronnen is relatief eenvoudig. Laat geen etenswaren onafgedekt staan. Plaats producten van de muren en van de grond. Knaagdieren hebben een slecht gezichtsvermogen en willen graag langs de muren lopen zodat ze aan één zijde bescherming hebben. Door producten van de vloer en de wand te plaatsen worden ze beter zichtbaar en kunnen ze zich niet meer verschuilen. Dicht plekken waar leidingen de muur in gaan (de zogenaamde doorvoeren) tussen de verschillende afdelingen af met deugdelijke (niet-doorknaagbare) materialen. Pur-schuim is prima door te knagen, en biedt dus geen uitkomst. Gebruik in plaats hiervan cement. Via kabelgoten kunnen muizen en ratten zich razendsnel verplaatsen. 3. Controleer binnenkomende goederen Controleer binnenkomende goederen (en ook de pallets!) op aanwezigheid van vraatschade, uitwerpselen, buiksmeersporen etc. Buiksmeersporen zijn bruine/zwarte plekken die ontstaan doordat de vettige vacht van knaagdieren steeds langs dezelfde plek (bijvoorbeeld een stuk pallet) komt.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 31 van 51
8
Afvalverwerking
Afval kan, indien het niet adequaat en frequent wordt opgeslagen en verwijderd, een bron van ziektekiemen zijn. Afval trekt bovendien ongedierte aan, die op hun beurt weer ziektekiemen bij zich kunnen dragen. De opslag en verwijdering van afval moeten om die reden aan strenge eisen voldoen. 8.1
Gesloten opslagplaats Indien er sprake is van een gesloten opslagplaats moet deze voldoen aan de volgende extra eisen: Vervaardig de vloer en de wanden van materiaal dat geen vocht doorlaat of opneemt en gemakkelijk schoon te maken en te onderhouden is. Voorzie de vloer van een schrobputje. Het schrobputje moet voorzien zijn van een afneembaar rooster en een stankafsluiter. De vloer moet op afschot liggen zodat (schrob)water vanzelf afvloeit richting een schrobputje. Houd de opslagplaats zodanig schoon dat ratten en ander ongedierte niet worden aangetrokken. Voer afval minimaal één maal per week af. De containers mogen niet overlopen. Zorg dat de containers altijd gesloten zijn. Laat de afvalemmers in de verschillende ruimten niet overlopen, de frequentie van legen moet afgestemd worden aan het gebruik, met een minimum frequentie van één keer per dag. Sluit een contract af met een bedrijf in sanitair containers. Zorg dat op het damestoilet een container wordt geplaatst en dat deze, afhankelijk van gebruik en buitentemperatuur, gewisseld wordt.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 32 van 51
9
Infectiebestrijding in het opvangcentrum
9.1
Melding infectieziekten In Nederland zijn diverse ‘bronnen’ waaruit signalen van infectieziekte (dreigingen) naar voren komen: - meldingen van artsen en laboratoria - meldingen uit instellingen - kortdurende onderzoeken - langdurige lopende surveillanceprogramma’s. In de Wet Publieke Gezondheid, zijn hiertoe twee routes vastgelegd: - meldingsplicht voor hoofden van instellingen (artikel 26) - meldingsplicht voor behandelend artsen en laboratoria (artikel 21, 22, 25)
9.2
Meldingsplicht voor hoofden van instellingen (artikel 26) Ter bestrijding van verspreiding infectieziekten is in artikel 26 van de Wet Publieke Gezondheid opgenomen dat Het hoofd van de COA-opvanglocatie is verplicht de GGD afdeling infectieziekten op de hoogte te brengen als in de instelling bij de bewoners, het verzorgend of begeleidend personeel ‘een ongewoon aantal zieken’ voordoen met: - maag- en darmaandoeningen, - geelzucht, - huidaandoeningen - andere aandoeningen van vermoedelijke infectieuze aard Het hoofd van de COA-opvanglocatie moet inschatten wat voor zijn instelling ‘een ongewoon aantal zieken’ is. Hij vaart hierbij op eigen observaties, signalen van cliënten, ouders, verzorgenden en groepsbegeleiding. Verder kan hij zich hierbij laten ondersteunen door de (GCA) arts die de eerstelijnszorg levert in de instelling of door de GGD. Bepaal, in overleg met de arts infectieziekten van de GGD, welke maatregelen er moeten worden genomen. In Wet Publieke Gezondheid Artikel 26 Meldingen instellingen versie januari 2012, is vastgesteld dat onder deze meldingsplicht vallen: Alle COA-opvang locaties, waar mensen één of meer dagdelen per etmaal Verblijven of samenkomen. Reden voor deze meldplicht is dat in deze COA-opvang locaties vaker dan gemiddeld voor infectieziekten kwetsbare groepen mensen verblijven 5 . Binnen deze kwetsbare groepen kunnen infectieziekten sneller verspreiden of een hogere ziektelast veroorzaken. Ook is de kans op introductie van infectieziekten hoger door de aankomst van mensen uit hoog endemische landen. Doordat bewoners van COA opvanglocaties snel en regelmatig naar andere COA opvang locaties verplaatst worden kunnen infectieziekten snel verspreidt worden. Daarbij komt dat door de woonomstandigheden soms ook een verhoogd risico op overdracht van ziekteverwekkers is.
5 Bijvoorbeeld (al dan niet volledig gevaccineerde) kinderen < 12 jaar, zwangere vrouwen, mensen met een verminderde weerstand. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 33 van 51
Niet meldingsplichtig zijn: - woonverblijven die overeenkomen met een gezinswoning (d.w.z. waarin één gezin met aantal kinderen verblijft). Onderstaande tabel geeft de GGD handvatten om hoofden van COA-opvanglocaties en artsen werkzaam in COA-opvanglocaties te informeren over het gewenste moment van melding. Aandoening Maagproblemen, Darmproblemen, Braken en/of Diarree Geelzucht Schurft Huiduitslag Overige ernstige aandoeningen
9.3
Wanneer melden bij de GGD afdeling infectieziekten? Melden bij vermoeden op: - verspreiding binnen de instelling en/of - een gedeelde voedselbron als oorzaak van de klachten. Eén geval melden Melden bij vermoeden op verspreiding van schurft binnen de instelling Melden indien twee of meer gevallen van plotseling optredende huiduitslag binnen 2 weken binnen één groep 6 optreden Melden bij vermoeden.
Meldingsplicht voor behandelend (huis) artsen GCA (artikel 21, 22, 25) Een behandelend arts is verplicht bij de GGD melding te doen van meldingsplichtige infectieziekten
De behandelende arts geeft bij melding de volgende gegevens aan de GGD afdeling infectieziekten: Volledige NAW persoonsgegevens (+ geboortedatum) van de zieke(n) Aard, ernst en verloop van de klachten Vaccinatie toestand Datum eerste ziekteverschijnselen Vermoeden van meerdere besmettingen Eventueel bekende bron
Bepaal, in overleg met de arts infectieziekten van de GGD, welke maatregelen er moeten worden genomen.
6 Een groep is niet generiek te definiëren. Hoe een groep wordt gedefinieerd is afhankelijk van de woonomstandigheden/organisatiestructuur ed. Dit is ter beoordeling van het hoofd van de instelling. Hij kan zich hierbij laten ondersteunen door de GGD. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 34 van 51
10
COA ruimten in gebruik door externe organisaties
10.1
Medische ruimten (behandelkamers) Met ingang van 2010 is de medische opvang asielzoekers gewijzigd. Uitgangspunt is dat de zorg maximaal aansluit op de reguliere zorg in Nederland. De huisarts is verantwoordelijk voor de eerstelijnszorg aan asielzoekers, net zoals dat voor Nederlandse burgers het geval is. Er is een splitsing gemaakt tussen publieke en curatieve gezondheidszorg. De Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers (PGA) gericht op preventie, screening en behandeling van tbc, is een taak van gemeenten en hun GGD’en. Het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) zorgt voor toegang tot de curatieve zorg; bijvoorbeeld huisartsen, tandartsen en ziekenhuizen. Het GCA is een landelijk opgezette huisartsenpraktijk en het eerste aanspreekpunt voor de medische zorg aan asielzoekers. Alle asielzoekers worden bij het GCA ingeschreven en binnen deze praktijk aan de deelnemende huisartsen toegewezen. In de opvangcentra zijn medische ruimten en/of een behandelkamer aanwezig. Indien deze ruimte alleen wordt gebruikt om cliënten door te verwijzen, dan hoeft de ruimte niet te voldoen aan de normen die in deze paragraaf staan vermeld. Indien er in de medische ruimte medische handelingen worden verricht, dient de ruimte wel aan de onderstaande normen te voldoen. COA faciliteert externe organisaties zoals GCA en de GGD’en voor het uitvoeren van o.a. medische zorg voor asielzoekers. COA is verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van deze ruimten; inclusief schoonmaak (tenzij anders afgesproken). COA en GGDnl hebben over de materiële voorzieningen nodig voor de uitvoering van PGA dienstverlening landelijke afspraken gemaakt. 7 Indien een arts, of praktijk ondersteuner huisarts (POH)/verpleegkundige, spreekuur heeft op het centrum, die kleine medische handelingen (zoals injecteren, hechten etc.) uitvoert dan dienen hiervoor faciliteiten (o.a. geschikte huisvesting) en materialen (o.a. een huiddesinfectiemiddel, steriele materialen, naaldencontainer met UN keurmerk) aanwezig te zijn. Dit geldt ook voor ruimtes waar de GCA /PGA werkt. Voor de behandel/spreekkamers gelden de volgende eisen:
Voorzie elke behandel/spreekkamer(s) van huisarts en POH/verpleegkundigen van voldoende licht, een handenwasgelegenheid met warm en koud stromend water, een zeepdispenser, handalcohol 70-80%, wegwerphanddoekjes en een afvalemmer (met plastic zak) met voetpedaal. Zorg ervoor dat behandel/spreekkamer(s) zodanig zijn gesitueerd dat de ruimte te allen tijde bereikbaar is voor hulpdiensten.
Het kalibreren en onderhouden van medische apparatuur en de levering van medische artikelen valt onder de verantwoordelijkheid van de GCA. Hier hoort ook het onderhoud bij. Reinigen, desinfecteren en steriliseren gebeurt volgens de richtlijnen. Het GCA heeft zelf nog geen audits. De ruimte is voorzien van: Een met kunststof beklede onderzoeksbank voorzien van papierrol. Een afsluitbare kast waar steriele materialen, instrumenten, verband en medicijnen etc. bewaard kunnen worden. Een naaldencontainer met UN-keurmerk. 7 Zie “Afspraken GGD NL en COA over materiële voorzieningen PGA op locatie, okt.2010” (GGD-Kennisnet: 50981) Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 35 van 51
Nitriel handschoenen 8 , plastic schorten, beschermbril, neus/mondmasker. Deze dienen te allen tijde te worden gebruikt. Een afsluitbare koelkast met digitale temperatuuraflezing en automatische alarmering waar vaccins bewaard worden ten behoeve van het Rijks Vaccinatie Programma vallen onder beheer van de PGA/GGDen. Infectieziekteprotocollen (digitaal). Indien er in behandelkamers van opvangcentra kleine medische ingrepen verricht worden, moet er voldoende werkruimte aanwezig zijn waar instrumenten gereinigd, gedroogd, verpakt en gesteriliseerd kunnen worden. COA faciliteert gescheiden afvoer(bak) van lichaamsvloeistoffen(zoals urine, bloed, sputum ed.) GCA zorgt dat zij hier op hygiënische en verantwoorde manier mee omgaat
Aangezien Tuberculose steeds vaker voorkomt in de Asielzoekerscentra, is het wenselijk om een sputum ophoestruimte en een laboratorium t.b.v. TBC-onderzoek te hebben. Deze ruimten dienen te zijn voorzien van onderdruk. Zie hiervoor Handboek TBC-bestrijding Nederland van de Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding, 2008 pagina 139 – 142.
Medisch afval: Er is een beschermde opslagmogelijkheid voor infectieus, medisch afval. Sla medisch afval op in een aparte afgesloten afvalbak. Zorg dat er geen kruisbesmetting mogelijk is. 10.1.1 Instrumenten reinigen, desinfecteren of steriliseren Vanuit hygiënisch oogpunt gaat de voorkeur uit naar het gebruik van disposable materiaal (voor eenmalig gebruik). Indien instrumenten hergebruikt wordt, is het van belang dat de instrumenten op een juiste wijze gereinigd en gedesinfecteerd of gesteriliseerd worden. Reinigen volstaat voor alle instrumenten en materialen die niet in aanraking komen met de huid van de cliënt én niet bevuild zijn met bloed. Desinfecteren is noodzakelijk voor alle instrumenten en materialen die bevuild zijn met bloed, maar niet gesteriliseerd worden. Steriliseren is noodzakelijk voor alle instrumenten die de huid doorboren (naald) of in contact kunnen komen met de beschadigde huid (pincet, speculum). Als basisregel geldt: reinigen gaat altijd vooraf aan desinfecteren of steriliseren. wijze van gebruik:
schoonmaakmethode:
komt niet in aanraking met de huid en is niet met bloed bevuild bevuild met bloed
reinigen reinigen en desinfecteren*
komt in aanraking met de beschadigde huid of reinigen en steriliseren doorboort de huid *voor werkwijze desinfecteren zie hoofdstuk 6.1.6.*
8 Nitriel handschoenen worden niet aangetast door alcohol, bieden goede bescherming tegen bacteriën, virussen en chemicaliën en ‘pinholes’ in de handschoen worden sneller gesignaleerd. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 36 van 51
Reinigen Alvorens te steriliseren moeten de gebruikte instrumenten worden gereinigd. Het reinigen kan handmatig gebeuren, maar mag ook met een ultrasone reiniger worden uitgevoerd. Werkwijze: Trek handschoenen aan. Wees voorzichtig met het handmatig reinigen. Instrumenten kunnen scherp zijn! Los het reinigingsmiddel volgens de gebruiksaanwijzing op. Gebruik zonodig borstels om de instrumenten goed schoon te maken. Spoel de instrumenten daarna met voldoende warm water. Trek de handschoenen uit, gooi deze weg en reinig of desinfecteer de handen zorgvuldig. 7) Droog de instrumenten goed met een schone doek, tissue of keukenrol voordat ze verpakt worden in laminaatzakjes. 8) Controleer de instrumenten op beschadigingen en roest. 1) 2) 3) 4) 5) 6)
Roest kan het gevolg zijn van onvoldoende reiniging. Met name bloedresten werken bijzonder corrosief, ook op roestvrij stalen instrumenten. Neem bij het reinigen van instrumenten die zijn gebruikt voor invasieve ingrepen de juiste beschermende maatregelen, zoals beschermende kleding, een spatbril en eventueel chirurgisch mondneusmasker. Het verpakken van instrumenten Het verpakken van instrumenten is nodig om steriele materialen steriel te houden. Het is niet mogelijk onverpakte instrumenten steriel te bewaren. Bij het verpakken van instrumenten moeten onderstaande punten in acht worden genomen. Werkwijze: 1) Zorg dat de instrumenten droog zijn voordat deze worden verpakt in de laminaatzakjes. 2) Verpak instrumenten per stuk in laminaatzakjes. 3) Seal of plak de laminaatzakjes zodanig dicht dat er altijd een peel-off naad van minimaal 2 cm. vrij blijft waarmee het laminaatzakje later weer gemakkelijk kan worden geopend (gebruik geen nietmachine om de zakjes te sluiten). Houd aan de andere zijde een seal naad van 0,8 cm. aan. Sterilisatie Steriliseren is een proces dat alle micro-organismen op of in een voorwerp doodt of inactiveert zodanig dat de kans op de aanwezigheid van levende organismen per gesteriliseerde eenheid kleiner is dan één op een miljoen. Sterilisatie is nodig voor instrumenten en textiel die de barrière van de huid en/of de slijmvliezen doorbreken en derhalve in aanraking komen met steriele weefsels. Sterilisatie instrumenten en textiel Als basisregel geldt: reinigen gaat altijd vooraf aan steriliseren. Na huishoudelijke reiniging en/of reiniging in een ultrasoon reinigingsbad moeten de instrumenten en het textiel verpakt worden in laminaatzakjes voor sterilisatie. Steriliseren wordt uitgevoerd met behulp van een stoomsterilisator. In de stoomsterilisator moet de juiste temperatuur en de juiste druk worden opgebouwd. De stoomsterilisator behoeft gedegen onderhoud dat met een onderhoudscontract geborgd moet worden. Bij verpakt steriliseren wordt gebruik gemaakt van laminaatzakjes. Maak in de stoomsterilisator alleen gebruik van laminaatzakjes waarop een indicator is aangebracht die van kleur verandert tijdens sterilisatie. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 37 van 51
Het kan voorkomen dat beroepsgroepen (tandartsen, huisartsen e.d.) zelf nadere regels hebben opgesteld met betrekking tot sterilisatie. Raadpleeg, als u tot een van deze beroepsgroepen behoort, altijd eerst deze regels voordat u gaat steriliseren. Werkwijze sterilisatie instrumenten en textiel Droog de gereinigde instrumenten en het textiel voor verpakking en/of sterilisatie. Verpak de instrumenten en het textiel per stuk. Belaad de sterilisator maximaal voor drievierde vol en zorg dat de wanden en het plafond van de sterilisator vrij blijven (volg de aanwijzingen van de fabrikant). Leg de laminaatzakjes nooit op de laminaatzijde (doorzichtige zijde). Als u de instrumenten niet rechtop kunt zetten verspreid de laminaatzakjes dan over de tray, leg ze op de papierzijde en niet op elkaar. Stel het sterilisatieprogramma in. De meest gebruikelijke instelling is: 3 minuten op 134°C of 15 minuten op 121°C. Check, indien nodig de temperatuur- en drukmeter op de stoomsterilisator. Maak het sterilisatieproces helemaal af en onderbreek nooit tussendoor het sterilisatieprogramma. Laat technische mankementen door de fabrikant oplossen en start het sterilisatieproces helemaal opnieuw. Verpak de instrumenten in nieuwe laminaatzakjes. Plak een stickertje met de sterilisatiedatum op de laminaatzijde van de verpakking (dus niet op de papierzijde schrijven). Sla de droge gesteriliseerde (verpakte) instrumenten en textiel op in een gesloten kast of lade. Opslag en bewaren van gesteriliseerde instrumenten en textiel Gebruik de gesteriliseerde instrumenten binnen zes maanden na sterilisatie of bepaal de houdbaarheidstermijn van gesteriliseerde instrumenten en textiel aan de hand van een vastgesteld puntensysteem. Zie hiervoor de richtlijn R5301 ‘Richtlijnen steriliseren en steriliteit’, oktober 1992 en bijlage.(verwijzing). Houd een logboek bij waarin per sterilisatiedatum met behulp van een batchnummer 9 wordt bijgehouden welke materialen gesteriliseerd zijn. Hanteer het principe first in, first out (dus wat het eerste gesteriliseerd is, wordt ook weer het eerst gebruikt). De verpakking van gesteriliseerde materialen is kwetsbaar. Door verkeerde behandeling gaat de steriliteit verloren. Neem daarbij de volgende regels in acht: Schrijf of stempel niet op de verpakking. Maak geen bundels van laminaatzakken. Gebruik geen nietjes, paperclips of elastiekjes. Bewaar laminaatzakjes niet op plaatsen waar ze nat kunnen worden. Gebruik het gesteriliseerde instrument of voorwerp niet als de verpakking: beschadigd of gescheurd is; (deels) geopend is; vochtig is of vochtkringen vertoont; vuil is geworden.
9 Indien uit onderzoek blijkt dat materiaal niet goed gesteriliseerd is moeten alle materialen met hetzelfde batchnummer afgekeurd worden en opnieuw gesteriliseerd worden. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 38 van 51
10.2
Speelzaal / kinderopvang Bij een AZC Speelzaal/kinderopvang is er niet of nauwelijks sprake is van een opvoedkundig aspect, tevens wordt er door ouders niet voor betaald. Daarom voldoet een AZC Speelzaal/kinderopvang niet aan de criteria van de Wet Kinderopvang of Wet Oké en kan dus niet als zodanig geïnspecteerd worden. Omdat een AZC speelzaal/kinderopvang veelal geleid wordt door (niet geschoolde) vrijwilligers, heeft de werkgroep gemeend om in dit hoofdstuk speciaal voor deze vrijwilligers de hygiëneaspecten speelzaal/kinderopvang extra uit te werken. De opvang in een speelzaal in een AZC zal over het algemeen bestaan uit ‘het enige uren onderbrengen’ van baby’s, peuters en kleuters. De kinderen worden door vrijwilligers begeleid. De opvang zal voornamelijk gericht zijn op het bezighouden van de kinderen en heeft niet of nauwelijks een opvoedkundig aspect. De opvang moet vooral veilig en hygiënisch zijn. Om de veiligheid en de gezondheid van de kinderen te kunnen waarborgen moeten jaarlijks de gezondheids- en veiligheidsrisico’s door middel van een risicoinventarisatie in kaart gebracht worden Gebruik hiervoor de risicomonitor. Meer informatie hierover is te vinden op: www.ggdkennisnet.nl/lchv van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (gezondheidsmanagement) www.veiligheid.nl van Stichting Consument en veiligheid (veiligheidsmanagement)
10.2.1 Hygiënisch handelen Iedere mens draagt ontelbare, al dan niet ziekmakende, micro-organismen bij zich. Een groot deel van de infecties wordt door mensen overgedragen. Om verspreiding van micro-organismen naar andere mensen tegen te gaan is een goede persoonlijke hygiëne belangrijk. In een speelzaal/kinderopvang is er tussen de kinderen onderling veel contact. Ook is er veelvuldig contact tussen de vrijwilligers en de kinderen. De vrijwilligers kunnen bij de verzorging van de kinderen de micro-organismen van het ene kind via hun handen overbrengen naar een ander kind. Daarom is voor hen persoonlijke hygiëne extra belangrijk. Het is van belang dat de vrijwilligers op de hoogte zijn van de aanwezige risico’s en dat zij weten hoe op dat moment te handelen. Zorg dat de vrijwilligers op de hoogte zijn van de mogelijkheden waarop infectieziekten kunnen worden overgebracht. Meer informatie over infectieziekten is te vinden op www.rivm.nl. Tevens kunt u contact opnemen met uw lokale GGD afdeling Infectieziekten. 10.2.2 Handhygiëne Ziektekiemen worden onder meer via de handen overgedragen. Een goede handhygiëne door vrijwilligers, maar ook door de kinderen, is een van de meest effectieve manieren om besmettingen te voorkomen. Sieraden belemmeren een goede handhygiëne omdat micro-organismen zich onder sieraden kunnen nestelen. De handhygiëne verbetert door geen sieraden te dragen aan handen of polsen.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 39 van 51
Wanneer moeten de handen worden gewassen? Voor: het aanraken en bereiden van voedsel; het eten of het helpen bij eten; wondverzorging. Na: hoesten, niezen en snuiten; toiletgebruik/billen afvegen; het verschonen van een kind; contact met lichaamsvochten zoals, speeksel, snot, braaksel, ontlasting, urine, wondvocht of bloed; buiten spelen; contact met vuil textiel of de afvalbak; schoonmaakwerkzaamheden. Handen wassen gaat als volgt: Maak de handen onder de kraan nat en voorzie ze vervolgens van een laagje vloeibare zeep uit een dispenser. Wrijf de handen (gedurende 10 seconden) over elkaar waarbij de vingertoppen, duimen, gebieden tussen de vingers en de polsen worden ingewreven; Spoel de handen al wrijvend af onder stromend water; Sluit de kraan met de elleboog of met een wegwerphanddoek. Droog de handen af met een wegwerphanddoek. Vergeet hierbij niet de polsen en de huid tussen de vingers te drogen. Indien er geen gelegenheid is om handen te wassen, kunnen de handen ook ingewreven worden met handalcohol 70-80%. Let op: handalcohol 70-80% heeft geen reinigende werking en kan alleen gebruikt worden bij visueel schone handen. De werkwijze met handalcohol 70-80% is als volgt: gebruik net zoveel handalcohol 70-80% als er in de holte van de handpalm past. Wrijf de handen hier mee in, ook tussen de vingers en de handrug totdat de huid droog is.
10.2.3 Persoonlijke hygiëne Wondjes Wondvocht en bloed kunnen een besmettingsbron zijn. Zorg dat open wondjes altijd zijn afgedekt met een waterafstotende pleister. Nagelverzorging Onder lange nagels, kunstnagels en geschilferde of gebrokkelde nagellak kunnen micro-organismen zich hechten en vermeerderen. Zorg dat vrijwilligers die lichamelijke zorg aan een kind verlenen op het volgende letten: korte nagels; geen nagellak; geen kunstnagels. Wat te doen bij een besmettelijke ziekte van een vrijwilliger? Neem contact op met de Arbo-arts wanneer een vrijwilliger (mogelijk) besmettelijke ziekteverschijnselen heeft, zoals diarree. Deze beoordeelt of het personeelslid wel of niet mag blijven werken en onder welke voorwaarden. Hierbij wordt rekening gehouden met het risico van besmetting van anderen.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 40 van 51
Hoest- en niesdiscipline Micro-organismen uit de neus, mond en keel kunnen zich op verschillende manieren verspreiden. Door hoesten en niezen worden micro-organismen via onzichtbare speekseldeeltjes verspreid in de lucht. Als deze vochtdruppeltjes door een ander worden ingeademd, nestelen de micro-organismen zich bij deze persoon in de neus, mond, keel of longen met mogelijk ziekte tot gevolg (=druppelinfectie). Wanneer de hand voor de mond wordt gehouden, kan besmetting optreden via de handen. Een andere verspreidingsweg is via snot of slijm. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kind dat een snottebel wegveegt en met de vuile hand speelgoed vastpakt. Via het “besmette” speelgoed kan een ander kind op een later tijdstip besmet raken. Neem de volgende maatregelen in acht om besmetting te voorkomen en leer dit de kinderen aan: Hoest of nies niet in de richting van een ander. Leer de kinderen het hoofd weg te draaien of het hoofd te buigen. Houd tijdens het hoesten of niezen de binnenkant van de elleboog voor de mond. Was de handen na hoesten, niezen of neus afvegen. Voorkom snottebellen door de kinderen op tijd de neus af te laten vegen. Tevens is het belangrijk de ruimten voldoende te ventileren en te luchten, zie hiervoor ook Hoofdstuk 4 Binnenmilieu.
Zakdoeken Bij het afvegen van de neus komen er ziektekiemen op de zakdoek en de handen. Hergebruikte zakdoeken zijn een onderschatte besmettingsbron. In een warme (broekzak) en vochtige omgeving gedijen micro-organismen goed. Bij hergebruik van de vuile zakdoek is er een reële kans dat besmetting via de handen wordt overgedragen. Gebruik altijd wegwerpzakdoeken of tissues en gooi die na gebruik meteen weg. Was of desinfecteer vervolgens de handen. Tandenpoetsen Een tandenborstel kan besmet raken door bacteriën uit de mond, een vuile beker of een vervuilde tandenborstelhouder. Als een tandenborstel niet goed wordt uitgespoeld kunnen ziektekiemen op de borstel achter blijven. Wanneer de borstel na gebruik niet kan drogen, groeien micro-organismen uit. Ziektekiemen kunnen van borstel naar borstel overgebracht worden als bijvoorbeeld meerdere borstels met de haren tegen elkaar of met de borstel naar beneden in één beker worden opgeborgen. Wanneer in een AZC speelzaal/kinderopvang ervoor gekozen wordt om tanden van kinderen te poetsen, dan zijn de volgende maatregelen van belang. Deze maatregelen kunnen ook aan de kinderen aangeleerd worden.
Geef ieder kind een eigen tandenborstel. Zorg dat de borstel, of de plek waar de borstel wordt opgeborgen, is voorzien van de naam van het kind (met watervaste viltstift, gebruik geen leukoplast). Spoel de borstel na gebruik goed uit. Berg borstels gescheiden van elkaar op. Zorg ervoor dat ze na gebruik aan de lucht kunnen drogen. Was bekers waarin tandenborstels opgeborgen worden wekelijks af. Vervang de tandenborstels minimaal één keer per 3 maanden.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 41 van 51
Toilethygiëne Ontlasting en urine kunnen micro-organismen bevatten, waardoor handen en sanitair besmet kunnen raken. Besmetting van handen komt veel voor en daardoor eveneens besmetting van alle contactoppervlakken in de sanitaire ruimte. Dit zijn oppervlakken die na toiletbezoek met de handen worden aangeraakt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de spoelknop, de kraan, de handdoekhouder, de lichtschakelaar of de deurklink. Besmette oppervlakken kunnen fungeren als overdrachtsmedium. Op een later tijdstip kunnen langs deze weg overgebrachte micro-organismen via handmondcontact infecties teweegbrengen. Om risico’s te beperken zijn de volgende zaken van belang: Plaats toiletten en wasbakken op kindhoogte. Was de handen na toiletbezoek en stimuleer de kinderen om dit ook te doen. Plaats de wasbak in de sanitaire ruimte. Gebruik vloeibare zeep en papieren handdoeken. Gebruik geen potjes Houd bij peuters toezicht, om te voorkomen dat ze vergeten de handjes te wassen. Als er toch potjes worden gebruikt dan het potje na ieder gebruik leeggooien in het toilet, omspoelen met warm water en vervolgens schoonmaken met een sopje en een aparte borstel. Droog het potje met een papieren handdoekje. Berg potjes na gebruik op. Was hierna de handen.
10.2.4 Hygiëne tijdens het verschonen Het verschonen van een kind brengt risico’s met zich mee vanwege het mogelijke contact met ontlasting/urine. Er is een aanzienlijke kans dat het kind, de verzorger of de omgeving besmet raakt met bacteriën. Waar moet op gelet worden tijdens het verschonen? Houd het verschonen strikt gescheiden van voedselbereiding door middel van aparte werktafels met aparte watertappunten; wanneer aparte werktafels niet aanwezig zijn is een scheiding in tijd, een acceptabel alternatief. Hiervoor kan men gebruik maken van een tijdsschema waarin duidelijk wordt aangegeven wanneer de tafel gebruikt wordt voor het bereiden van voedsel en wanneer voor het verschonen. Hierbij dient na elk gebruik de tafel goed gereinigd en zonodig gedesinfecteerd te worden. Verschoon kinderen op een aankleedkussen. Vervang het aankleedkussen als het beschadigd is. Zorg dat de bekleding van het aankleedkussen goed te reinigen is. Gebruik bij voorkeur geen stoffen hoes, indien wel een stoffen hoes gebruikt wordt, dient deze na elk gebruik vervangen te worden. Plaats een handenwasgelegenheid in de verschoonruimte. Gooi luiers na gebruik direct in een luieremmer of in een gesloten afvalemmer (met voetpedaal). Zorg voor een schone verschoonplek Reinig het verschoonkussen na iedere verschoning. Mocht u een handdoek op het verschoonkussen willen leggen dan moet deze na iedere verschoning (ook bij een plasluier) in de was. Maak het verschoonkussen na ieder dagdeel schoon.
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 42 van 51
Reiniging verschoonkussen: Maak een oplossing (van allesreiniger in water) in een fles of plantenspuit. Leeg de plantenspuit met de oplossing dagelijks, daarna omspoelen en drogen. Spuit of giet de oplossing op een wegwerpdoekje. Wanneer een katoenen doekje gebruikt wordt, moet dat direct na gebruik in de was. Reinig het verschoonkussen. Droog het verschoonkussen na met een wegwerpdoek of een katoenen handdoek. Het verschoonkussen mag niet gereinigd worden met billendoekjes. Er blijft een vette laag op het verschoonkussen achter die een broedplaats kan zijn voor microorganismen. Reinigingsdoekjes kunnen wel gebruikt worden voor het reinigen van het verschoonkussen. Wanneer moet er gedesinfecteerd worden? In principe is het niet nodig het verschoonkussen te desinfecteren. Zorgvuldig huishoudelijk schoonmaken en drogen is voldoende. Indien het verschoonkussen vervuild is met bloed of bloederige diarree, dan dient het wel gedesinfecteerd te worden op de volgende wijze: . Maak het verschoonkussen eerst huishoudelijk schoon en droog. Ontsmet het kussen daarna met alcohol 70%. Laat de alcohol aan de lucht drogen. Was de handen. Zie voor uitgebreide uitleg over desinfecteren paragraaf 6.2 Gebruik geen geprepareerde alcoholdoekjes, maar alcohol 70% uit een fles, in combinatie met een schone droge doek.
10.2.5 Wondverzorging Wanneer een kind een open wondje heeft, moet infectie voorkomen worden. Draag hierbij nitril onderzoekshandschoenen. Was de handen voor en na wond- of huidverzorging zorgvuldig. Spoel het wondje met water schoon. Dek het wondje af om te voorkomen dat wondvocht of bloed tot besmetting van de omgeving leidt. Verwissel de pleister of het verband regelmatig en in ieder geval als het doordrenkt is met wondvocht of bloed.
10.2.6 Hoe om te gaan met bloed Wat is het risico van bloed? In bloed kunnen virussen aanwezig zijn zoals het hepatitis B of C-virus of HIV. Via bloed-bloedcontact kunnen de virussen op anderen worden overgedragen. Bij bloedbloedcontact komt het bloed van de ene persoon direct in contact met het bloed van een andere persoon. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand zich prikt aan een gebruikte injectienaald. De kans op besmetting is klein en besmetting vindt niet plaats als de huid intact is. Het hepatitis B- en C- virus en HIV zijn niet overdraagbaar via normaal sociaal contact. Welke maatregelen moeten genomen worden om bloedoverdraagbare aandoeningen te voorkomen? Draag onderzoekshandschoenen bij mogelijk contact met bloed, wondvocht of lichaamsvochten die zichtbaar met bloed zijn vermengd. Onderzoekshandschoenen hoeven niet steriel te zijn. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 43 van 51
Gooi na gebruik de onderzoekshandschoenen direct weg. Was daarna de handen met water en zeep. Verwijder bloed als volgt: Neem het bloed, met handschoenen aan, op met een papieren tissue. Maak de ondergrond schoon met water en allesreiniger. Droog het oppervlak en desinfecteer daarna met alcohol 70%. Laat de alcohol aan de lucht drogen. (Zie ook de bijlage desinfecteren). Was met bloed bevuild linnengoed op 60°C of indien dit niet mogelijk is het langste wasprogramma op 40ºC.
10.2.7 Persoonlijke beschermingsmiddelen Handschoenen Het dragen van (niet steriele) handschoenen is beperkt tot specifieke zorghandelingen, zoals het verschonen van een kind met diarree, verzorgen van een wond en stomaverzorging. Het dragen van niet steriele handschoenen: Voorkomt contact van de handen met, ontlasting, speeksel, slijm, braaksel, urine, ontlasting, wondvocht of bloed. Verkleint de kans dat micro-organismen op de handen van vrijwilligers wordt overgedragen naar de kinderen. Verkleint de kans dat micro-organismen via de handen van vrijwilligers worden overgebracht van het ene naar het andere kind.
Draag nitril 10 handschoenen voor éénmalig gebruik wanneer de handen in contact kunnen komen met bloed, lichaamsvocht, slijmvliezen of niet intacte huid. Was de handen alvorens de handschoenen aan te doen. Draag alleen handschoenen tijdens contact met het kind en trek deze direct na de handelingen weer uit. Ze mogen tijdens het dragen niet in contact komen met omgevingsmaterialen zoals telefoons, deurknoppen, apparatuur, toetsenborden etc. Wrijf direct na het uittrekken van de handschoenen de handen in met handalcohol 70-80% of was ze met water en zeep. De handschoenen altijd binnenste buiten uittrekken, waarbij uitsluitend de binnenkant van de handschoen aangeraakt mag worden. Draag geen ringen onder de handschoenen.
10 Nitriel onderzoekshandschoenen worden niet aangetast door alcohol, bieden goede bescherming tegen bacteriën, virussen en chemicaliën en ‘pinholes’ in de handschoen worden sneller gesignaleerd. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012 Pagina 44 van 51
11
Literatuurlijst
Afspraken GGD NL en COA over materiële voorzieningen PGA op locatie, okt.2010 GGD-Kennisnet http://www.ggdkennisnet.nl/thema/publieke-gezondheidszorgasielzoekers-pga/dossiers/85 (afgesloten gedeelte GGD kennisnet; werkt na inloggen op GGD Kennisnet) Artikel 26 meldingen; www.rivm.nl > LCI-draaiboek, Wet publieke gezondheid, Artikel 26 meldingen instellingen. Asiel procedure en opvang; www.COA.nl Draaiboek melding van legionellabacteriën in water Factsheet Gezondheidszorg voor asielzoekers in Nederland, november 2010; COA/GCA/GGDnl/MCA Handboek TBC-bestrijding Nederland van de Commissie voor Praktische Tuberculosebestrijding, 2008 pagina 139 – 142.(te downloaden via http://www.kncvtbc.nl/Site/Components/SitePageCP/ShowPage.aspx?ItemID=df90d fd5-8ffe-464a-90e6-8ceb74b87eb6&SelectedMenuItemID=c3c05e9a-8408-4419b504-37a9d335f19a ) Hygiënerichtlijnen voor Arrestantenverblijven LCHV (jan 2010) Hygiënerichtlijnen voor psychiatrische instellingen LCHV (juli 2010) Hygiënerichtlijnen voor Medisch kinderdagverblijven en Boddaertcentra LCHV (januari 2009) Hygiënecode voor de voedselverzorging in zorginstellingen, Voedingscentrum, september 2008, Den Haag. De LCI-protocollen infectieziekten van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM www.rivm.nl/cib Legionellapreventie in leidingwater, Ministerie van VROM, Hoofdstuk IIC van het Waterleidingbesluit, informatieblad, december 2004. Nadere specificatie Contract Takenpakket Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers 2009-2011, GGD NL GGD kennisnet http://www.ggdkennisnet.nl/thema/publiekegezondheidszorg-asielzoekers-pga/dossiers/85 (afgesloten gedeelte GGD kennisnet; werkt na inloggen op GGD Kennisnet) Opvang Stap voor stap vanaf 1/07/2010; www.COA.nl PGA Landelijk instrumentarium GGD-NL(GGD Kennisnet: 50626) COA: Programma van Eisen AZC 2005 Richtlijnen WIP, Stichting Werkgroep Infectie Preventie, Leiden. Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 45 van 51
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 46 van 51
12
Bijlage 1 Voorbeeld Schoonmaak programma
afvalbak (buitenzijde) afvalbak
●
In te vullen door schoonmaakbedrijf
●
●
afvalbak (binnen-/buitenzijde) wastafel, planchet en omliggende tegelwand spiegel reinigen toiletpot (binnen-/buitenzijde) doorspoelinstallatie, tegelwand rondom pot douchekraan/-kop/ -wand douchekraan, -kop
●
randen, richels, radiator, vensterbank, deuren wasmachine/-droger
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
douchewand overige tegelwanden
●
●
●
●
●
●
●
●
●
●
● ●
●
●
●
plafond, luchtroosters, lichtarmaturen afvoerputjes
●
●
●
●
vloeren
●
●
●
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
●
desinfecteren
drogen
naspoelen
product
reinigen
periodiek
elementen
wekelijks
dagelijks
schoonmaakprogramma sanitaire ruimtes
opmerkingen met een vochtige doek reinigen afvalzak vervangen met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen streepvrij reinigen met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen indien nodig ontkalken huidvet, kalkzeep verwijderen vlekken verwijderen met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen klamvochtig reinigen vervuiling (haren) verwijderen vegen, dweilen
Pagina 47 van 51
afvalbak (buitenzijde) afvalbak
●
In te vullen door schoonmaakbedrijf
●
●
afvalbak (binnen-/buitenzijde) tafels, stoelen, lage kasten, vensterbanken plinten, randen, richels, schilderijlijsten radiatoren
● ●
●
● ●
●
●
vingertasten, schopstrepen deuren glas van deuren (kast)deuren
●
● ●
●
●
●
spinrag
●
lichtarmaturen
●
tapijt en inloopmatten vloeren
●
●
●
● ●
●
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
●
desinfecteren
drogen
naspoelen
product
reinigen
periodiek
elementen
wekelijks
dagelijks
schoonmaakprogramma recreatieve ruimtes
opmerkingen met een vochtige doek reinigen afvalzak vervangen met een vochtige doek reinigen horizontale vlakken met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen streepvrij reinigen met een vochtige doek reinigen verwijderen met ragebol klamvochtig reinigen stofzuigen vegen, dweilen
Pagina 48 van 51
afvalbak (buitenzijde) afvalbak
●
In te vullen door schoonmaakbedrijf
●
●
afvalbak (binnen-/buitenzijde) kookplaten reinigen
●
●
●
desinfecteren
drogen
naspoelen
product
reinigen
periodiek
elementen
wekelijks
na het koken
schoonmaakprogramma keukens
opmerkingen met een vochtige doek reinigen afvalzak vervangen met een vochtige doek reinigen denk aan inwerktijd! met een vochtige doek reinigen
●
●
●
●
aanrechtblad, spoelbak, kranen, tegels spoelbak
●
●
●
●
●
●
●
voorzijde aanrechtblok (kastdeurtjes etc.) tafels (bovenzijde) wastafel, kraan en omliggend tegelwerk afzuigkap (boven-/onderzijde) afzuigkap (filters) oven/grill/magnetron (binnen-/buitenzijde) bovenzijde (aanrecht)kasten vloer
●
●
●
●
●
●
aanslag verwijderen met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen met een vochtige doek reinigen in vaatwasser reinigen met een vochtige doek reinigen klamvochtig
●
vegen, dweilen
●
● ● ●
● ●
●
●
● ●
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 49 van 51
13
Bijlage 2: De opvang: stap voor stap
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 50 van 51
14
Bijlage 3: Afkortingenlijst
AA
Algemene Asielprocedure
AC
aanmeldcentrum
AMV
Alleenstaande Minderjarige Vreemdeling
ATC
Aanvullend Tijdelijk Centrum
AZC
Asielzoekerscentrum
COA
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
COL
Centrale Ontvangst Locatie (binnenkomst NL in Ter Apel)
GCA
Gezondheids Centrum Asielzoekers (curatieve gezondheid)
GLO
Gezins Locatie
KWE
Kleinschalige Wooneenheid
KWG
Kleinschalige Woongroep
PGA
Publieke Gezondheidszorg Asielzoekers (preventieve gezondheid)
POH
Praktijk Ondersteuner Huisarts
POL
Proces Opvang Locatie
RVT
Rust- en Voorbereidingstermijn
VA
Verlengde Asielprocedure
VBL
Vrijheids Beperkende Locatie
www.coa.nl
Hygiënerichtlijnen voor collectieve voorzieningen asielzoekers maart 2012
Pagina 51 van 51