Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijnen voor verpleeghuizen en woonzorgcentra Augustus 2012
Colofon
De richtlijnen zijn in 2007 opgesteld, herzien in 2012 door: GGD Amsterdam GGD Gooi- en Vechtstraak GGD Hart voor Brabant GGD Kennemerland Verpleeghuis Naaderheem Verpleeghuis Wittenberg Werkgroep Infectie Preventie (WIP)
Deze uitgave is te downloaden via: www.lchv.nl Contact
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Postbus 2200 1000 CE Amsterdam T 020 555 54 15 F 020 555 56 71 E-mail:
[email protected] Web: www.lchv.nl © Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 2 van 59
Inhoud
Colofon—2 Begrippen en afkortingen—7 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Inleiding—8 Voor wie zijn deze richtlijnen bedoeld?—8 Wat is de relatie met de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP)?—8 Opbouw richtlijnen—8 Waarom is een goede hygiëne belangrijk?—9 Hoe verspreiden micro-organismen zich?—9 Waarom vormen cliënten in verpleeghuizen en woonzorgcentra een risicogroep?—9 Hoe kunnen infectierisico’s worden beperkt?—10
2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
Persoonlijke hygiëne medewerkers—11 Handhygiëne—11 Algemeen—11 Wanneer is een goede handhygiëne van belang?—12 Techniek handreiniging—12 Techniek handdesinfectie—12 Persoonlijke verzorging—14 Kleding—14 Algemeen—14 Dienstkleding—14 Privékleding—14 Persoonlijke beschermingsmiddelen—15 Beschermende kleding—15 Handschoenen—15 Mondneusmasker en beschermende bril of mondneusmasker met spatscherm—16
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Omgang met cliënten—17 Hulp bij de wasbeurt—17 Mondverzorging—17 Sondevoeding—17 Hoortoestellen—18 Voet- en handverzorging—18 Overledenen verzorgen—18
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.5
Omgang met lichaamsvloeistoffen—19 Bloed—19 Sputum—19 Bronchiaal toilet—19 Urine en feces—19 Katheter—19 Dagelijkse verzorging van de urineopvangzak—20 Dagelijkse verzorging van het stomazakje—20 Incontinentiemateriaal—20 Tracheacanule—21
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 3 van 59
5
Wondverzorging—22
6 6.1 6.2 6.3
Omgang met en opslag van medicijnen en steriele middelen—23 Algemeen—23 Medicijnen—23 Steriele instrumenten en materialen—23
7 7.1 7.2 7.3 7.3.1 7.3.2 7.4
Preventie van infectieziekten—24 Accidenteel bloedcontact—24 Melding infectieziekten—24 Vaccineren—25 Influenza—25 Hepatitis B—25 Infectie- en hygiënecommissie—26
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Isolatie—27 Algemeen—27 Contactisolatie—27 Druppelisolatie—27 Aërogene isolatie—28
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
MRSA—29 Algemeen—29 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen—29 Omgang met wasgoed, afval en serviesgoed—30 Omgang met incontinentiemateriaal, po, katheterzak en waskommen—30 Wondverzorging—30 Schoonmaak—31
10 10.1 10.2 10.3 10.4
Norovirus—32 Algemeen—32 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen—32 Schoonmaak—33 Omgang met wasgoed en afval—33
11 11.1 11.2 11.3 11.4
Clostridium difficile—35 Algemeen—35 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen—35 Omgang met incontinentiemateriaal, po, katheterzak en waskommen—35 Schoonmaak—35
12 12.1 12.2 12.3 12.4
Scabiës (schurft)—36 Algemeen—36 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen—36 Omgang met kleding en beddengoed—37 Schoonmaak—37
13 13.1 13.2 13.3 13.4
Onderhoud en gebruik van apparatuur—38 Pospoeler—38 Vernevelapparatuur—38 Zuurstofapparatuur—39 Uitzuigapparatuur—39
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 4 van 59
14 14.1 14.2 14.3 14.4
Voedselveiligheid—40 Algemeen—40 Persoonlijke hygiëne—40 Opslag en temperatuur—40 Bouwtechnische eisen—40
15
Legionellapreventie—41
16 16.1 16.2 16.3 16.3.1 16.3.2 16.3.3 16.4 16.4.1 16.4.2 16.4.3 16.4.4 16.4.5 16.4.6 16.4.7 16.4.8 16.4.9 16.4.10 16.4.11 16.5 16.6
Reinigen en desinfectie—42 Algemeen—42 Reinigen—42 Desinfectie—42 Mengschema chlooroplossingen—43 Oppervlaktedesinfectie met een chlooroplossing—43 Oppervlaktedesinfectie met alcohol 70%—44 Schoonmaakmateriaal—44 Borstels—44 Emmers—44 Materiaalwagen—44 Microvezeldoekje—44 Moppen—45 Reinigingsmiddelen—45 Sopdoeken—45 Sponzen—45 Stofwisapparaat—45 Stofzuigers—45 Werkkast—45 Wasgoedverwerking—46 Dierplaagbeheersing—46
17 17.1 17.2
Afval—47 Afval zonder infectierisico—47 Scherp afval—47
18 18.1 18.2
Paramedici—48 Algemene maatregelen—48 Pedicure en manicure—48
19
Kappers—49
20 20.1 20.2 20.2.1 20.2.2 20.2.3 20.2.4
Huisdieren—50 Huisdieren op bezoek—50 Huisdieren voor verblijf—50 Algemeen—50 Reiniging—50 Honden—50 Katten—51
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 5 van 59
21
Behandeling van vervuilde cliënten vanuit de thuissituatie—52
22 22.1 22.2 22.3
Bouw en inrichting van de woonzorgomgeving—53 Vloeren en wanden—53 Inrichting en materialen—53 Ventilatie—53
23
Bronvermelding—55
24 24.1 24.2
Bijlagen—56 Schema indicatie en beschermingsmiddelen—56 Standaard schoonmaakschema—57
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 6 van 59
Begrippen en afkortingen
CE-merk
CE staat voor conformiteit met de Europese richtlijnen. Desinfectiemiddelen voor (een) specifieke (groep) medische hulpmiddelen zijn voorzien van een CE-merk. Deze desinfectiemiddelen mogen alleen hiervoor gebruikt worden en dus niet voor (bijvoorbeeld) oppervlaktedesinfectie.
CIb
Centrum voor Infectieziektebestrijding.
Ctgb
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb oordeelt onder meer over de toelating van oppervlaktedesinfectiemiddelen op basis van Europees geharmoniseerde wet- en regelgeving. Desinfectiemiddelen die door het Ctgb zijn toegelaten, zijn voorzien van een N-nummer.
Fifo-principe
‘First in, first out’-principe. Dit betekent dat producten die het eerst geleverd zijn ook het eerst gebruikt moeten worden. De nieuwe voorraad moet dus altijd achteraan gezet worden en de oude voorraad moet naar voren worden geschoven.
GGD
Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst.
KRP
Kwaliteitsregister Pedicures.
LAP
Landelijk Afvalbeheerplan.
LCHV
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid.
MRSA
Meticilline-Resistente Staphylococcus Aureus.
ppm
De Engelse afkorting ppm staat voor parts per million, oftewel delen per miljoen, en past in het rijtje procent (‘per honderd’) en promille (‘per duizend’). Dat wil dus zeggen dat 1 ppm één deel in 1.000.000 is ofwel duizend keer minder dan een promille. In een overzichtelijk rijtje: 1 procent = 10-2, 1 promille = 10-3, 1 ppm = 10-6.
RIVM
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
WIP
Werkgroep Infectiepreventie.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 7 van 59
1
Inleiding
Deze richtlijnen zijn bedoeld als leidraad voor het hygiënisch werken in een verpleeghuis, een woonzorgcentrum of een voorziening voor kleinschalig wonen. Middels hygiënisch werken kan worden voorkomen dat er een overdracht van microorganismen plaatsvindt van cliënt naar cliënt, van medewerker naar medewerker en van cliënt naar medewerker en vice versa. Voor de leesbaarheid van deze richtlijn zal in de rest van de tekst worden gesproken over ‘verpleeghuizen en woonzorgcentra’.
1.1 Voor wie zijn deze richtlijnen bedoeld? De richtlijnen zijn geschreven voor alle medewerkers in een verpleeghuis, een woonzorgcentrum of een kleinschalige woonvoorziening die zich bezighouden met het uitvoeren van een of meer van de genoemde werkzaamheden in de richtlijn. Dit betekent dat de richtlijnen niet alleen zijn bedoeld voor de verzorgenden, maar ook voor de schoonmaakmedewerkers, de voedingsassistenten, de paramedici, et cetera. Zij bieden immers ook een vorm van zorg waarbij hygiëne een rol speelt.
1.2
Wat is de relatie met de richtlijnen van de Werkgroep
Infectiepreventie (WIP)? De WIP-richtlijnen bevatten handvatten voor het maken en verbeteren van infectiepreventiebeleid. Dit beleid richt zich op het voorkómen van infecties die het gevolg zijn van verleende gezondheidszorg. De hygiënerichtlijnen van het LCHV zijn ook geschreven ter voorkoming van infecties, maar richten zich op een andere doelgroep. De WIP-richtlijnen zijn namelijk bedoeld voor beleidsmakers, terwijl het LCHV zich richt op medewerkers in verpleeghuizen en woonzorgcentra. Hierdoor zijn de LCHV-richtlijnen een praktische uitwerking van het door de WIP vastgestelde beleid.
1.3 Opbouw richtlijnen De richtlijnen zijn opgebouwd uit verschillende onderwerpen, te weten: Persoonlijke hygiëne medewerkers Omgang met cliënten Omgang met lichaamsvloeistoffen Wondverzorging Omgang met en opslag van medicijnen en steriele middelen Preventie van infectieziekten Isolatie MRSA Norovirus Clostridium Scabiës Onderhoud en gebruik van apparatuur Voedselveiligheid Reinigen en desinfectie Afval Paramedici Kappers Huisdieren Behandeling van vervuilde cliënten vanuit de thuissituatie Bouw en inrichting van de woonzorgomgeving. Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 8 van 59
Ieder voorschrift in deze richtlijn is aangegeven met een symbool met de volgende betekenis: wetboek = wettelijk verplicht voorschrift, bijvoorbeeld het opstellen van een risicoanalyse en beheersplan ten behoeve van legionellapreventie. Deze punten worden door de overheid of de GGD getoetst. handje = landelijk vastgestelde norm. Deze punten worden bij het toezicht getoetst, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een handenwasgelegenheid met alle benodigdheden om de handen op een hygiënische wijze te kunnen wassen. lachebek = advies, is wenselijk. Deze punten worden bij het toezicht niet getoetst, bijvoorbeeld het bijhouden van een afvinkschema voor de schoonmaakwerkzaamheden. Cursief gedrukte teksten in een kader zijn bedoeld als tip!
1.4 Waarom is een goede hygiëne belangrijk? Een goede hygiëne is van belang om het risico op overdacht van ziekmakende micro-organismen tijdens het verblijf in de instelling te verkleinen. Door het ontbreken en/of niet naleven van de hygiëneregels kunnen micro-organismen zich snel verspreiden. Dit kan gevolgen hebben voor de gezondheid en veiligheid van de cliënten en de medewerkers.
1.5 Hoe verspreiden micro-organismen zich? Micro-organismen kunnen zich verspreiden via direct of indirect contact met: handen lucht (via druppels door aanhoesten, huidschilfers of stof) voedsel en water voorwerpen, zoals een postoel, een deurklink of kleding lichaamsvloeistoffen (contact met speeksel, braaksel, wondvocht, feces of bloed) dieren, zoals huisdieren en insecten.
1.6
Waarom vormen cliënten in verpleeghuizen en
woonzorgcentra een risicogroep? Cliënten van verpleeghuizen en woonzorgcentra vormen vanwege hun kwetsbaarheid en onderliggend lijden een risicogroep. De cliënten zijn in te delen in verschillende categorieën: a) Cliënten die vanwege psychogeriatrische problematiek zijn opgenomen. Deze mensen hoeven geen lichamelijke klachten te hebben en zijn voornamelijk zorgbehoeftig. b) Cliënten die vanwege somatische aandoeningen zijn opgenomen. Deze mensen hebben in meerdere of mindere mate verzorging nodig. Een aantal van de cliënten heeft meer kans op het ontwikkelen van een infectie. De risicofactoren zijn onder andere: intensief contact specifieke lichamelijke aandoeningen bedlegerigheid minder besef van hygiëne. Door het ouder worden kunnen bovendien verscheidene natuurlijke verdedigingsmechanismen tegen ziekmakende micro-organismen afnemen, zoals: de afname van de werkzaamheid van het immuunsysteem; het niet meer optimaal functioneren van de trilharen, zodat de afvoer van slijm onvoldoende is en de luchtwegen hierdoor slecht gereinigd worden; Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 9 van 59
-
-
het droger worden van de huid en het verminderen van de circulatie in de huid, waardoor gemakkelijk wondjes ontstaan; een verminderde urineproductie doordat men minder drinkt; er vindt stagnatie plaats van urine, waardoor er een verhoogde kans is op groei van microorganismen; de beschadiging van huid en slijmvliezen door intensief (be)handelen, waardoor de kans op infecties groter wordt.
Een bijkomend probleem is een onduidelijke uiting van infecties, waardoor een infectie niet altijd (tijdig) herkend wordt. De meest voorkomende infecties in verpleeghuizen en woonzorgcentra zijn: urineweg-, luchtweg-, maag-darm- en wondinfecties. Door het vele handcontact van de medewerkers en vrijwilligers bij de verzorging van cliënten kunnen micro-organismen makkelijk van de ene naar de andere cliënt worden overgebracht.
1.7 Hoe kunnen infectierisico’s worden beperkt? Door hygiënemaatregelen te treffen kan de overdracht van micro-organismen en dus het infectierisico worden beperkt. Hiervoor moeten medewerkers op de hoogte zijn van hygiënische werkwijzen en deze kennis toepassen in de dagelijkse praktijk. Dit geldt zowel voor de medische handelingen, zoals een wondverzorging, medicijnverstrekking en de verzorging van een cliënt met een infectie(ziekte), als voor de schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden. In deze richtlijnen wordt kennis over hygiënische werkwijzen gegeven. Bovendien worden er handvatten aangeboden voor een praktische toepassing van deze kennis.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 10 van 59
2
Persoonlijke hygiëne medewerkers
Door het frequente en intensieve contact tussen medewerkers en cliënten van verpleeghuizen en woonzorgcentra is er meer kans op besmetting. Het risico om als medewerker zelf gekoloniseerd te raken is groot en de kans om anderen, met name de cliënten, te besmetten is dus ook aanwezig. Omdat de cliënten vaak een verminderde weerstand hebben, zal bij hen het gevolg van een infectie vaak ernstiger zijn. Een goede persoonlijke hygiëne is dus zowel in het eigen belang als in dat van de cliënten noodzakelijk. Centraal bij de persoonlijke hygiëne staan de handhygiëne, het niet dragen van sieraden, de verzorging van de haren en het dragen van bedrijfs- en/of beschermende kleding.
2.1
Handhygiëne
2.1.1 Algemeen Handhygiëne is de belangrijkste maatregel om risico op overdracht van microorganismen te verminderen. In het algemeen worden ‘handreiniging met water en zeep’ en ‘het inwrijven van de handen met handalcohol’, wat betreft de preventie van kruisinfecties, als aan elkaar gelijkwaardig beschouwd. De keuze zal dan worden bepaald door de praktische uitvoerbaarheid (aanwezigheid wastafel etc.) en de mate van bevuiling van de handen. Wanneer de handen zichtbaar verontreinigd zijn, dienen ze altijd te worden gewassen met water en gewone, vloeibare zeep en vervolgens te worden gedroogd. Indien de handen visueel schoon en droog zijn, mag men, in plaats van reiniging met water en zeep, de handen desinfecteren met handalcohol. Handreiniging houdt in: het wassen van de handen met water en vloeibare zeep, gevolgd door het afdrogen van de handen, en heeft als doel het verwijderen van vuil. Zie voor techniek handreiniging 2.1.3. Handdesinfectie houdt in: het inwrijven van de handen met handalcohol totdat de handen droog zijn, en heeft als doel het doden van de micro-organismen die op de handen aanwezig zijn. Zie voor techniek handdesinfectie 2.1.4. Handalcohol heeft als voordeel dat hij op de plek van de verzorging gebruikt kan worden en onafhankelijk is van de aanwezigheid van een wasbak. Daarnaast zit er een terugvettend middel in dat uitdrogen van de handen voorkomt. Uit het oogpunt van gebruiksgemak heeft handalcohol daarom de voorkeur boven het handen wassen met vloeibare zeep. Gebruik alleen de handalcohol die is opgenomen door of aangemeld bij het Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden). Op de site http://www.ctb.agro.nl is het register van toegelaten middelen te downloaden (onder het kopje ‘toelatingen’ bestrijdingsmiddelendatabank). Handverzorging houdt in: het zodanig verzorgen van de handen met een huidcrème of huidlotion dat uitdrogen van de huid wordt voorkomen. Ook het verzorgen van de nagels valt onder handverzorging.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 11 van 59
2.1.2 Wanneer is een goede handhygiëne van belang? Pas handhygiëne toe op de volgende momenten: voor aanvang van de werkzaamheden en na pauzes na niezen en het snuiten van de neus na toiletgebruik voor en na contact met voedsel.
Pas handhygiëne toe bij het uitvoeren van handelingen bij cliënten. Doe dit in ieder geval op de volgende momenten 1 : * 1) voor contact met de cliënt 2) voor schone/steriele handelingen (zoals bijvoorbeeld een wondbehandeling of het bereiden van eten) 3) na contact met lichaamsvloeistoffen of uitscheidingsproducten (feces, urine, bloed en wondvocht) 4) na contact met de cliënt 5) na het aanraken van de omgeving van de cliënt (bijvoorbeeld het bedhek en het nachtkastje). * Als de handen net voor het contact met een cliënt al gewassen of gedesinfecteerd zijn, omdat men bijvoorbeeld net contact heeft gehad met een andere cliënt, dan hoeft dat niet opnieuw te gebeuren. Moment 1) en 4) vallen dan als het ware samen.
Draag handschoenen wanneer de handen in contact kunnen komen met lichaamsvloeistoffen. Pas handhygiëne toe na het uittrekken van handschoenen. Dek wondjes aan de handen af met vochtwerende pleisters.
2.1.3 Techniek handreiniging Neem bij het reinigen van de handen de volgende instructie in acht (zie figuur 1): Maak de handen eerst goed nat onder de kraan en voorzie ze vervolgens van een laagje vloeibare zeep uit de dispenser. Wrijf de handen gedurende 10 seconden goed over elkaar. Wrijf hierbij de polsen, de vingertoppen, de duimen en de gebieden tussen de vingers goed in. Spoel de handen goed af. Maak bij voorkeur gebruik van een kraan met elleboog- of voetbediening, zodat de kraan niet met de hand hoeft te worden dichtgedraaid. Indien een elleboog- of voetbediening ontbreekt, draai de kraan dan dicht met behulp van een papieren doekje. Droog de handen goed af met een schone doek of eenmalige handdoeken. Vergeet hierbij niet de polsen en de huid tussen de vingers te drogen. 2.1.4 Techniek handdesinfectie Neem bij het desinfecteren van de handen met handalcohol de volgende instructie in acht (zie figuur 2): Neem uit de dispenser een hoeveelheid handalcohol passend in het kuiltje van de handpalm. Breng de handalcohol op de droge handen aan. Wrijf de handen zorgvuldig over elkaar totdat ze droog zijn. Wrijf hierbij ook de polsen, de vingertoppen, de duimen en de gebieden tussen de vingers grondig in met de handalcohol.
1 Deze momenten van handhygiëne zijn gebaseerd op het advies ‘My five moments for hand hygiene’ van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), zoals opgenomen in de ‘WHO Guidelines on Hand Hygiëne in Health Care’. Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 12 van 59
Het gebruik van lotions of crèmes kan helpen om kloofjes en uitdroging van handen als gevolg van handreiniging of –desinfectie te voorkomen. Gebruik alleen lotions en crèmes uit een tube of dispenser.
Figuur 1. Techniek handreiniging
Figuur 2. Techniek handdesinfectie
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 13 van 59
2.2 Persoonlijke verzorging Draag geen hand- en polssieraden. Ook gladde ringen, horloges en lange kettingen zijn niet toegestaan. Piercings mogen, mits deze de hygiëne niet in de weg staan en/of in contact kunnen komen met de cliënten. Zorg dat de haren kort zijn of dat lang haar bijeengebonden of opgestoken is. Houd de nagels kort en draag geen nagellak of kunstmatig aangebrachte nagels.
Motivatie: Medewerkers die kunstmatig aangebrachte nagels dragen, hebben vaker grotere aantallen pathogene micro-organismen op de handen dan medewerkers zonder kunstnagels. Kunstnagels en lange nagels belemmeren een goede handhygiëne, waardoor na het gebruik van handdesinfectans of het wassen van de handen met water en zeep nog micro-organismen op de handen aanwezig kunnen zijn. Meerdere uitbraken van zorginfecties zijn toegeschreven aan medewerkers die kunstnagels droegen. Nagellak kan gaan afbladderen en op niet-intacte nagellak kunnen microorganismen achterblijven.
Draag schone hoofddoekjes die strak om het hoofd gebonden zijn. Zorg ervoor dat baarden en snorren schoon en kort geknipt zijn.
2.3 Kleding In verpleeghuizen en woonzorgcentra is vaak een beleid vastgesteld over het dragen van kleding. Dit kan dienstkleding of privékleding zijn. Draag vanuit hygiënisch oogpunt dienstkleding (minimaal een jasje) in plaats van privékleding bij het uitvoeren van verpleegkundige handelingen. Zie ook paragraaf 2.4.1 over beschermende kleding. Motivatie: Dienstkleding is van materiaal gemaakt dat bestendig is tegen hoge wastemperaturen. Daarnaast wordt de kleding alleen op de werkplek gedragen. 2.3.1
Algemeen
Algemene regels ten aanzien van de kleding: Trek dagelijks en bij visuele verontreiniging schone kleding aan. Draag over de kleding geen shawls, vesten, lange kettingen en dergelijke. Draag kleding met korte mouwen. Draag gladde kleding die niet pluist of loshangt. Ga niet in de kleding waarin gewerkt is naar huis, maar trek deze op de werkplek uit om verspreiding van micro-organismen te voorkomen. 2.3.2 Dienstkleding Draag de dienstkleding gesloten. 2.3.3 Privékleding Zorg dat er extra privékleding op de werkplek aanwezig is, zodat kleding kan worden vervangen bij eventuele verontreiniging. Was de kleding volgens wasvoorschrift en droog deze in de droogtrommel en/of strijk deze. In beide gevallen ondergaat de kleding een hittebehandeling waardoor micro-organismen worden gedood.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 14 van 59
2.4
Persoonlijke beschermingsmiddelen
2.4.1 Beschermende kleding Beschermende kleding is kleding die over de privékleding of dienstkleding wordt gedragen met als doel verontreiniging van de kleding en overdracht van microorganismen via kleding te voorkomen. Er zijn drie soorten beschermende kleding: een jasschort met korte mouw een jasschort met lange mouw een vochtwerend schort. Jasschorten zijn van goed reinigbaar materiaal en vochtwerende schorten zijn meestal van plastic. Een voorbeeld van een situatie waarin beschermende kleding gedragen wordt, is tijdens het wassen van een cliënt, aangezien hier mogelijk contact met lichaamsvloeistoffen is en de eigen kleding nat kan worden.
Draag beschermende kleding over de kleding. Draag de beschermende kleding gesloten, zodat de dienst- of privékleding wordt beschermd. Trek de beschermende kleding na afloop van de handeling direct uit. Gooi in het geval van een plastic schort deze direct weg. Doe een stoffen jasschort aan het eind van de dienst in de was.
2.4.2 Handschoenen Draag waar dat staat voorgeschreven schone nitril onderzoekshandschoenen, die voldoen aan de normeringen NEN-EN 374, NEN-EN 420 en NEN-EN 455 2 . Nitril onderzoekshandschoenen worden niet aangetast door alcohol, bieden een goede bescherming tegen micro-organismen en chemicaliën en pinholes (zeer kleine gaatjes) in de handschoen worden sneller gesignaleerd, doordat de handschoen openscheurt. Door het gebruik van nitril handschoenen in plaats van latex wordt voorkomen dat medewerkers een latexallergie opbouwen en worden problemen voorkomen bij cliënten met een latexallergie. Vinyl, polyethyleen en polyvinyl handschoenen zijn niet geschikt, omdat ze onvoldoende bescherming bieden door de aanwezigheid van pinholes, de doorlaatbaarheid voor micro-organismen en andere middelen, zoals hormoonzalven en cytostatica. Draag handschoenen wanneer de handen in contact kunnen komen met bloed, lichaamsvloeistoffen, slijmvliezen, niet-intacte huid of behandelmaterialen die (mogelijk) besmet zijn. Gebruik handschoenen eenmalig en bij dezelfde cliënt. Trek ze na gebruik direct uit. Vermijd tijdens het dragen van handschoenen contact met deurknoppen, telefoon, apparatuur, toetsenborden, et cetera. Was of desinfecteer de handen na het uittrekken van de handschoenen. Bij het uittrekken van de handschoenen kunnen de handen namelijk besmet zijn geraakt. Indien bij bloedafname gebruik wordt gemaakt van een gesloten afnamesysteem (bijvoorbeeld een vacuümsysteem), dan hoeven er geen handschoenen te worden gedragen.
2 De nitril handschoenen moeten voldoen aan de volgende normeringen: NEN-EN 374 (beschermende handschoenen tegen chemicaliën en micro-organismen); NEN-EN 420 (beschermende handschoenen – algemene eisen en beproevingsmethode); NEN-EN 455 (medische handschoenen voor eenmalig gebruik). Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 15 van 59
2.4.3
Mondneusmasker en beschermende bril of mondneusmasker met spatscherm Er bestaan verschillende typen mondneusmaskers. Op indicatie van de deskundige infectiepreventie wordt bepaald welk type mondneusmasker gedragen moet worden tijdens een uitbraak van een infectieziekte. Draag een chirurgisch mondneusmasker met neusklem en een beschermende bril, of een mondneusmasker met spatscherm, bij iedere handeling waarbij de kans bestaat op spatten in het gezicht, zoals bij een bronchiaal toilet. Beschermende brillen moeten een volledige boven- en zijbescherming hebben. Plaats het masker en de bril/het spatscherm bij dergelijke handelingen binnen handbereik, zodat ze indien nodig direct gepakt kunnen worden. Gooi het masker direct na gebruik weg. Reinig en desinfecteer een beschermbril na gebruik of gooi wegwerpbrillen direct weg na gebruik.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 16 van 59
3
Omgang met cliënten
Cliënten van verpleeghuizen en woonzorgcentra worden zoveel mogelijk gestimuleerd om zichzelf te verzorgen. Daar waar een cliënt dit zelf niet meer kan, nemen de medewerkers het over.
3.1 Hulp bij de wasbeurt Iedere cliënt moet gewassen worden met zijn eigen wasbenodigdheden. Zorg dat iedere cliënt in het bezit is van het volgende: zeep, een kam, een tandenborstel, tandpasta en zo nodig scheerbenodigdheden en een gebittenbakje een schone handdoek schone waskommen van roestvrij staal of kunststof een schone washand of wegwerpwasdoekjes. Gebruik de gehele verpakking wegwerpwasdoekjes voor één cliënt en neem voor elk lichaamsdeel een nieuw schoon doekje. Zorg dat alle benodigde materialen binnen handbereik staan. Pas na het uitvoeren van de werkzaamheden handhygiëne toe.
3.2 Mondverzorging Werk volgens de richtlijnen ‘Mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten in verpleeghuizen’ van Verenso. Deze richtlijn is te verkrijgen via www.verenso.nl.
3.3 Sondevoeding Sondevoeding bestaat er in twee vormen: zelf op te lossen voeding en industrieel bereide kant-en-klare sondevoeding. De voorkeur gaat uit naar kant-en-klare voeding, omdat deze onder gecontroleerde omstandigheden is bereid. Sondevoeding kan continu of in bolus worden toegediend.
Pas handhygiëne toe voor het aansluiten of toedienen van de voeding. Het is niet nodig om handschoenen te dragen. Vervang bij continue toediening de zak of fles met voeding binnen 24 uur. Vervang het toedieningssysteem tot aan de sonde bij continue toediening na maximaal 96 uur. Spoel het voedingssysteem van een continu systeem door met water uit een flink stromende kraan wanneer de voedingszak wordt gewisseld. Bewaar sondevoeding die in bolus wordt toegediend na openen afgesloten in de koelkast gedurende maximaal 24 uur. Noteer de datum en tijd van openen. Een uitzondering hierop vormt sondevoeding die niet in de koelkast mag worden bewaard (in verband met klonteren bij lage temperaturen). Gebruik deze voeding direct na openen en gooi restjes weg. Sluit bij bolustoediening de voedingssonde of PEG-katheter na elke toediening af met een schoon dopje. Spoel bij bolustoediening de voedingssonde of de PEG-katheter na iedere toediening van voeding en/of medicijnen door met 20-30 cc kraanwater. Doe dit minimaal vijf keer per dag. Gebruik voor het doorspoelen een spuit. Spuiten mogen cliëntgebonden binnen maximaal 24 uur worden hergebruikt, mits de cliënt geen schimmelinfectie (waar dan ook in het lichaam) heeft en de spuit niet beschadigd is. Noteer voor
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 17 van 59
dit hergebruik de bewonersnaam en de datum en het tijdstip van ingebruikname op de zuiger en gooi gebruikte spuiten iedere avond weg. Reinig de spuit, indien deze wordt hergebruikt, na gebruik in een sopje en leg de stamper en huls los van elkaar te drogen op een schone en droge doek, of in een uitlekbakje waarin geen water kan blijven staan. Maak het aanrecht na reiniging droog met papier.
3.4 Hoortoestellen Reinig het oorstukje van een hoortoestel minimaal één keer per week volgens voorschrift van de fabrikant. Lees de instructie van de fabrikant over het gebruik van het hoortoestel.
3.5 Voet- en handverzorging Voetproblemen ontstaan meestal door een combinatie van factoren, zoals een verminderde circulatie en een verminderd gevoel in voeten en handen ten gevolge van vaatziekten, neurologische aandoeningen of diabetes mellitus. Hierdoor merkt de cliënt de wondjes zelf vaak niet op.
Laat de voetverzorging bij risicocliënten (diabetici) over aan een erkende pedicure en/of podotherapeut(e) met aantekening ‘diabetische voet’ of een medisch pedicure geregistreerd in het KRP (Kwaliteitsregister Pedicures). Inspecteer, bij de dagelijkse verzorging, de handen en voeten op aanwezigheid van wondjes, kloven, eeltplekken en likdoorns, ingegroeide nagels en dergelijke. Overleg over verdere behandeling. Reinig en desinfecteer handverzorgingsinstrumenten voor algemeen gebruik (zoals nagelschaartjes en vijltjes) na ieder gebruik. Zie de informatie per instrument in bijlage 24.2.
3.6 Overledenen verzorgen Indien een cliënt overlijdt, moet deze persoon op de juiste wijze worden verzorgd. In de meeste gevallen voert de uitvaartorganisatie een groot deel van de taken uit. Ook kan het zijn dat de familie een aantal handelingen uitvoert. Indien deze taak door een medewerker van de instelling wordt verricht, dan moeten onder meer de volgende handelingen worden uitgevoerd en de hygiëneregels in acht worden genomen: het verwijderen van infusen, katheters, sondes en stomamateriaal het opvangen van urine en feces het sluiten van de mond en ogen het knippen van de nagels het wassen van het lichaam het afdekken van verwondingen het aanbrengen van incontinentiemateriaal. Houd rekening met de volgende aandachtspunten: Plaats alle te gebruiken materialen, zoals een afvalbak, een waszak en een UNgekeurde naaldcontainer voor scherpe voorwerpen, binnen handbereik. Draag handschoenen bij de bovenstaande werkzaamheden. Draag beschermende kleding over de kleding om besmetting met bloed, feces, urine en andere lichaamsvochten van de overledene te voorkomen. Verwijder na afloop van alle handelingen eerst het afval en vervolgens de handschoenen en de beschermende kleding en pas ten slotte handhygiëne toe.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 18 van 59
4
Omgang met lichaamsvloeistoffen
4.1 Bloed Bloed kan overdraagbare ziekten (hiv, hepatitis B en C) bevatten. Daarom moeten bloed, met bloed verontreinigde voorwerpen, met bloed vermengde lichaamsvloeistoffen (o.a. urine, feces, sputum) en wondvocht als besmet worden beschouwd. Om overdracht van ziekten te voorkómen, moeten bij de omgang met bloed de volgende regels in acht worden genomen: Plaats alle te gebruiken materialen binnen handbereik. Draag handschoenen bij werkzaamheden waarbij direct contact met bloed kan plaatsvinden. Ook bij het verzorgen van de insteekplaats van een infuus moeten handschoenen worden gedragen. Deponeer gebruikte naalden direct na gebruik in de daarvoor bestemde UNgekeurde naaldcontainer. Steek naalden nooit terug in het beschermhoesje. Vul de container niet boven de aangegeven vullijn. Verwijder direct na het beëindigen van de werkzaamheden verontreinigd geraakte kleding of linnengoed, trek de handschoenen uit en pas handhygiëne toe. Trek bij het opruimen van gemorst bloed handschoenen aan. Neem het gemorste bloed op, reinig de plek vervolgens met allesreiniger en desinfecteer deze daarna met alcohol 70% of chloor. Zie ook paragraaf 16.3. Pas handhygiëne toe na het beëindigen van de handelingen.
4.2 Sputum Plaats alle te gebruiken materialen binnen handbereik. Draag beschermende kleding en handschoenen tijdens het verlenen van hulp bij het ophoesten of bij het uitzuigen van slijm. Raak tijdens deze handelingen geen andere voorwerpen aan. Dit om mogelijke verspreiding van micro-organismen te voorkomen. Vang sputum op in een wegwerp sputumpot. Deze mag nooit langer dan 24 uur door een cliënt worden gebruikt. Leeg de pot in de slokop of de pospoeler en deponeer de pot in een afvalzak óf gooi een afgesloten sputumpot direct weg. Pas handhygiëne toe na het beëindigen van de handelingen.
4.3 Bronchiaal toilet Plaats alle te gebruiken materialen binnen handbereik. Draag bij bronchiaaltoilet een chirurgisch mondneusmasker en een bril. Gebruik de uitzuigapparatuur op de juiste wijze. Zie hiervoor paragraaf 13.4. Gebruik wegwerpopvangmateriaal. Gebruik per cliënt apart materiaal. Als dit niet mogelijk is, dan moet het materiaal na ieder gebruik huishoudelijk gereinigd en gedesinfecteerd worden. Pas handhygiëne toe na het beëindigen van de handelingen.
4.4
Urine en feces
4.4.1 Katheter Reinig dagelijks tijdens een gewone onderwasbeurt de uitwendige genitaliën en het gebied rondom de katheter met water of met wegwerpwasdoekjes.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 19 van 59
4.4.2 Dagelijkse verzorging van de urineopvangzak De katheter en het opvangsysteem vormen een gesloten systeem. Onderbreking van het gesloten systeem verhoogt de kans op het binnendringen van microorganismen. Om urineweginfecties te voorkomen, moet er hygiënisch gewerkt worden. Urineopvangzak met aftapkraan Gebruik bij een verblijfskatheter een opvangzak met een aftapkraan. Ontkoppel het opvangsysteem alleen van de katheter bij het verwisselen van de katheter, bij het spoelen van de blaas, bij verstopping door gruis of bloedstolsels in de katheter, bij lekkage van het systeem of als de zak vies gaat ruiken. Desinfecteer de koppeling tussen de katheter en het opvangsysteem met alcohol 70% bij het aansluiten van een nieuwe zak. Draag handschoenen tijdens het aftappen. Zorg dat het kraantje tijdens het aftappen niet in aanraking komt met het urinaal of de beker waarin de urine wordt opgevangen. Voorkom tijdens het aftappen dat de omgeving wordt besmet door spatten. Trek de handschoenen na de handelingen uit en pas handhygiëne toe. Leeg het urinaal of de beker bij voorkeur in een pospoeler, en anders in het toilet. Voorkom ook hier spatten. Urineopvangzak zonder aftapkraan In principe gelden hiervoor dezelfde maatregelen als voor zakken mét aftapkraan. Echter, als een zak vol is, dan moet deze altijd worden ontkoppeld en verwisseld, waardoor het gesloten systeem wordt onderbroken. Neem daarom extra maatregelen: Draag tijdens de werkzaamheden altijd handschoenen. Desinfecteer de schaar, indien gebruikt voor het openknippen van de zak, met alcohol 70%. Voorkom spatten tijdens het legen. Voer de lege zak af met het gewone huisvuil. 4.4.3 Dagelijkse verzorging van het stomazakje Het voorkómen van lekkage van feces of urine bij cliënten met een stoma vereist primair de aandacht. Daarom moet het aanleggen van stomahulpmiddelen door geschoold personeel (eventueel de cliënt zelf) gebeuren. Aangezien handschoenen blijven kleven aan de plakkers hoeven ze niet gedragen te worden. Een zeer goede uitvoering van de handhygiëne na afloop van de handelingen is hierdoor uiteraard onmisbaar. Plaats alle te gebruiken materialen binnen handbereik. Raak tijdens de handelingen geen andere voorwerpen aan. Dit om mogelijke verspreiding van micro-organismen te voorkomen. Deponeer gebruikte materialen direct na gebruik in de daarvoor bestemde afvalbak of waszak. Pas handhygiëne toe na afloop van de handelingen. 4.4.4 Incontinentiemateriaal Draag handschoenen bij het verwijderen van incontentiemateriaal. Werp het incontentiemateriaal direct na vervanging in een plastic zak en verwijder deze zak direct. Verwissel incontinentiemateriaal minimaal één keer per acht uur.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 20 van 59
De
4.5 Tracheacanule meeste tracheacanules bestaan uit een binnen- en buitencanule. Verwijder de binnencanule twee maal per dag. Trek handschoenen aan voor verwijdering van de binnencanule. Maak de binnencanule schoon met een gaasje onder stromend water. Gebruik wattenstokjes. Gebruik geen pijpenragers, want zij kunnen de canule beschadigen. Droog de canule na reiniging met een gaasje of een tissue. Trek de handschoenen na de handelingen uit en pas handhygiëne toe.
Motivatie: De canule moet na reiniging gedesinfecteerd worden met alcohol 70% om te voorkomen dat bacteriën uit het kraanwater een besmetting van de longen en de luchtwegen veroorzaken. Door het invasieve karakter van de canule is dit een reëel risico.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 21 van 59
5
Wondverzorging
Het wondbeleid wordt door de arts of wondverpleegkundige vastgesteld. Tijdens de wondverzorging moeten in ieder geval de volgende hygiënemaatregelen worden genomen: Pas vóór en ná de wondbehandeling handhygiëne toe. Draag handschoenen en beschermende kleding tijdens de wondbehandeling. Draag bij de spoeling van een wond ook een bril of een mondneusmasker met spatscherm indien er een risico op spatten is. Leg vóór de wondverzorging alle benodigde materialen klaar op een schone ondergrond en binnen handbereik. Plaats een verbandemmer en/of afvalzakje(s) binnen handbereik, zodat vuil wondmateriaal direct kan worden weggegooid. Houd de deur van de kamer tijdens de wondverzorging gesloten en verricht tijdens het verwisselen van het verband geen handelingen waarbij luchtwervelingen en stofverplaatsing optreden. Voorbeelden van dergelijke handelingen zijn: het opmaken van bedden, het reinigen van de kamer en het rondlopen door de kamer. Door luchtwervelingen en stofverplaatsing kan besmetting van de wond optreden. Gooi de handschoenen weg na het verwijderen van het wondmateriaal. Trek nieuwe handschoenen aan voordat de wond met nieuw, schoon materiaal wordt verzorgd, of pas met pincetten de ‘no touch’-methode toe. Hierbij hoeven geen handschoenen te worden gedragen, aangezien de wond en het materiaal niet worden aangeraakt. Houd bij de omgang met wondverzorgingsmaterialen rekening met de volgende aandachtspunten: Let op de vervaldatum van alle producten en materialen. Niet alle zalven en vloeistoffen zijn onbeperkt houdbaar. Vermeld de openingsdatum en -tijd op flessen met vloeistoffen voor de wondspoeling. De vloeistof mag na opening nog 24 uur worden gebruikt. Gebruik tubes in plaats van potjes met zalf. Dit omdat potten zalf gemakkelijker verontreinigd raken door er met vuile materialen in te zitten. Als er toch potten gebruikt worden, pak dan elke keer dat er zalf uit de pot genomen wordt een nieuwe handschoen of spatel en gooi deze na eenmalig gebruik weg. Hiermee wordt verontreiniging van de zalf voorkomen. Gebruik zalven en crèmes cliëntgebonden. Vermeld de naam van de cliënt en de openingsdatum op de tubes of potjes zalf. Reinig verbandmandjes en –karren minimaal eenmaal per week.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 22 van 59
6
Omgang met en opslag van medicijnen en steriele middelen
6.1 Algemeen Werk volgens de ‘Landelijke instructie Voor Toediening Gereedmaken (VTGM) van medicatie in verpleeg- en verzorgingshuizen’ van de V&VN.
6.2 Medicijnen Controleer maandelijks en in ieder geval voor uitgifte de uiterste houdbaarheidsdatum van medicijnen. Medicijnen mogen niet gebruikt worden als de uiterste gebruiksdatum is overschreden. Bewaar medicijnen volgens voorschrift. Bij de vermelding ‘bewaren tussen 15 en 25 °C’ is dat bij kamertemperatuur en ‘gekoeld bewaren’ betekent dat de medicijnen in de koelkast bewaard moeten worden tussen de 2 en 7 °C. Controleer dagelijks en registreer wekelijks de temperatuur van de koelkast met medicijnen (≥ 2 °C en ≤ 7 °C) en leg hiervoor een thermometer in de koelkast. Noteer de openingsdatum op medicijnen die na openen beperkt houdbaar zijn om zo de houdbaarheid te kunnen controleren. Houd de medicijnkoelkast en -kar schoon. Reinig ze minimaal maandelijks en bij zichtbare verontreiniging direct. Hanteer het ‘first in, first out’ (fifo)-principe. Dit betekent dat medicijnen die het eerst geleverd zijn ook het eerst gebruikt moeten worden. De nieuwe voorraad moet in de medicijnkast dus altijd achteraan gezet worden en de oude voorraad moet naar voren worden geschoven. Zorg daarbij voor een overzichtelijke indeling. Reserveer een aparte koelkast voor medicijnen. Indien deze er niet is, moeten de medicijnen in een afgesloten bak in de levensmiddelenkoelkast gezet worden. Lees regelmatig de bijsluiters van de medicijnen, zodat u op de hoogte blijft van mogelijke veranderingen in bewaartemperatuur, houdbaarheid en gebruik.
6.3 Steriele instrumenten en materialen Controleer maandelijks en in ieder geval voor uitgifte de vervaldatum van steriele instrumenten en materialen. Vouw de verpakking van steriele materialen niet en gebruik geen elastiekjes of nietjes om de materialen te bundelen. Sla steriele instrumenten en materialen droog en stofvrij op in een kast die afgesloten kan worden of op een aparte plank, zodat er in ieder geval voldoende scheiding is met andere materialen. Bewaar de instrumenten en materialen geordend. Zet en bewaar steriele producten niet op de vloer. Gebruik steriele materialen alleen indien de verpakking: onbeschadigd is; ongeopend is; geen vochtplekken vertoont en niet vochtig is; niet vuil is. Hanteer het fifo-principe.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 23 van 59
7
Preventie van infectieziekten
Zowel cliënten als medewerkers kunnen infecties overbrengen. Het is dus van belang om situaties waarbij groot risico op overdracht bestaat te melden, zodat de juiste maatregelen genomen kunnen worden. Voorbeelden van zulke situaties zijn: het prikken aan een met bloed besmette naald en bij infecties (bijvoorbeeld steenpuisten, diarree, et cetera) van de medewerkers zelf.
7.1 Accidenteel bloedcontact Voorkom prikaccidenten en daarmee bloed-bloedcontact door medewerkers te attenderen op de volgende aandachtspunten: Doe nooit het hoesje weer terug over de naald. Plaats een UN-gekeurde naaldcontainer binnen handbereik wanneer er geprikt wordt en deponeer gebruikte naalden hier direct in. Vul de naaldcontainer niet boven de aangegeven vullijn.
Neem direct de volgende maatregelen (in onderstaande volgorde) wanneer er toch bloed-bloedcontact is geweest: Laat de wond goed doorbloeden. Spoel de wond uit met water of fysiologisch zout. Desinfecteer de wond met alcohol 70% of chloorhexidine 0,5% in alcohol 70%. Meld het accident aan de leidinggevende of contactpersoon genoemd in het eigen prikaccidentenprotocol voor verdere beoordeling en risico-inschatting. Spoel bij een spataccident op de huid of slijmvliezen (oog, mond) het oppervlak direct grondig schoon met fysiologisch zout of eventueel water. Werk volgens de Landelijke Richtlijn Prikaccidenten van het RIVM (www.rivm.nl/Onderwerpen/Ziekten_Aandoeningen/P/Prikaccidenten).
Zorg dat er een schriftelijk prikaccidentenprotocol is met daarin relevante namen en telefoonnummers en breng alle medewerkers op de hoogte van dit protocol.
7.2 Melding infectieziekten Medewerkers in verpleeghuizen en woonzorgcentra die besmet zijn met ziekmakende micro-organismen kunnen een infectiebron vormen voor de cliënten. Daarom is het van belang dat medewerkers het melden als zij infecties hebben, zodat beoordeeld kan worden of het verantwoord is om de werkzaamheden voort te zetten of dat er naar vervangende werkzaamheden moet worden gezocht. De melding kan worden gedaan bij bijvoorbeeld het afdelingshoofd of de bedrijfsarts. Meld in elk geval: iedere infectie aan de handen steenpuisten luchtweginfectie huidaandoeningen acute diarree opname in een buitenlands ziekenhuis (i.v.m. een verhoogd risico op MRSA). De aanwezigheid van andere aandoeningen kan altijd in vertrouwen met de bedrijfsarts besproken worden. De arts beoordeelt of de infectie een mogelijk risico vormt voor de cliënten. Bekeken zal worden welke werkzaamheden er wel en welke er niet kunnen worden verricht. Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 24 van 59
Het hoofd van de instelling is volgens artikel 26 van de Wet publieke gezondheid verplicht om de GGD, waarin de instelling gelegen is, op de hoogte te stellen van het optreden van een ongewoon aantal zieken met maag- en darmaandoeningen, geelzucht, huidaandoeningen of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard in de cliëntenpopulatie of bij het begeleidend of verzorgend personeel.
Bepaal, in overleg met de afdeling Infectieziektebestrijding van de plaatselijke GGD, welke maatregelen er moeten worden genomen.
7.3
Vaccineren
7.3.1 Influenza Influenza (griep) is een infectieziekte die zowel via de lucht als via de handen verspreid wordt. Een goede handhygiëne is daarom belangrijk. Doordat medewerkers dagelijks in contact komen met mogelijke infecties, waaronder ook griep, wordt er geadviseerd om jaarlijks de griepprik te nemen. Motiveer medewerkers om zich jaarlijks te vaccineren tegen de griep. Des te meer medewerkers in een verpleeghuis of woonzorgcentrum gevaccineerd zijn, des te lager zal het aantal griepgevallen onder de cliënten in een verpleeghuis of woonzorgcentrum zijn. Stem het beleid af op het beleid van Verenso. Verenso is de beroepsvereniging van specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriaters. In mei 2009 is de richtlijn ‘Influenzapreventie in verpleeghuizen en verzorgingshuizen’ uitgebracht. Hierin is opgenomen dat personeel van verpleeghuizen dient te worden gevaccineerd tegen influenza (griep). Bron: http://www.verenso.nl.
7.3.2 Hepatitis B Medewerkers lopen het risico om in aanraking te komen met bloed of andere lichaamsvloeistoffen waar sporen van bloed in kunnen voorkomen. Hierdoor kan men onder andere de infectieziekte hepatitis B oplopen. In de volksmond wordt hepatitis wel geelzucht genoemd. Geelzucht is echter een verschijnsel als gevolg van een ontstoken lever. Dit komt ook voor bij andere ontstekingen van de lever, die niet door hepatitis B worden veroorzaakt. Hepatitis B is een ernstige infectieziekte, die wordt veroorzaakt door het hepatitis Bvirus. Dit virus dringt de levercellen binnen en veroorzaakt daar een ontsteking. Afhankelijk van de ernst van de ontsteking treden meer of minder klachten op, maar klachten kunnen ook geheel ontbreken. Hepatitis B is zeer besmettelijk. Het virus bevindt zich niet alleen in bloed, maar kan zich ook in lichaamsvloeistoffen, zoals sperma en vaginaal vocht, van cliënten en dragers bevinden. Bloed is het meest besmettelijk. Door middel van accidenteel bloedcontact (prikaccidenten, spataccidenten, et cetera) loopt men tijdens de werkzaamheden het risico besmet te worden. Laat medewerkers vaccineren tegen hepatitis B. Een vaccinatie tegen hepatitis B bestaat uit een serie van in totaal drie vaccinaties. Vier tot zes weken na de laatste vaccinatie wordt via bloedonderzoek aangetoond of het lichaam voldoende antistoffen heeft aangemaakt tegen hepatitis B. Als dit het geval is, dan bieden de vaccinaties waarschijnlijk levenslange bescherming tegen hepatitis B. Als men de ziekte niet meer kan oplopen, kan men deze ook niet meer Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 25 van 59
overdragen op anderen. Overigens biedt de vaccinatie geen bescherming tegen andere bloedoverdraagbare aandoeningen, zoals hepatitis C en hiv.
7.4 Infectie- en hygiënecommissie De infectie- en/of hygiënecommissie adviseert over het voorkómen van infecties en stelt richtlijnen op voor medewerkers. Daarnaast signaleert en verzamelt de commissie vragen met betrekking tot infecties die cliënten en medewerkers oplopen, om zo tot een optimale bestrijding van infectieziekten te komen. Elk verpleeghuis moet over een dergelijke commissie beschikken.
Zorg voor de aanwezigheid van een infectie- en/of hygiënecommissie in uw instelling. Laat de commissie erop toezien dat deze hygiënerichtlijnen in de praktijk worden nageleefd. Laat in de commissie in ieder geval de volgende medewerkers zitting nemen: de beleidsmedewerker de deskundige infectiepreventie de specialist ouderengeneeskunde de medewerkers van de verpleging/verzorging de leidinggevende van de facilitaire dienst.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 26 van 59
8
Isolatie
8.1 Algemeen Isolatie is het nemen van extra beschermende maatregelen bij een cliënt met een infectieziekte, om verspreiding van deze ziekte te voorkomen. De indicatie voor isolatie wordt door de arts, in overleg met de deskundige infectiepreventie, gesteld. Er zijn drie typen isolatie te onderscheiden en deze worden in de onderstaande tekst toegelicht. Daarnaast staat er in bijlage 24.1 een overzicht van de belangrijkste indicaties voor isolatie en de bijbehorende beschermingsmiddelen.
Zorg voor de aanwezigheid van protocollen voor de verschillende vormen van isolatie. Hierin moet worden beschreven hoe de beschermende maatregelen moeten worden uitgevoerd. Raadpleeg de deskundige infectiepreventie over de te nemen maatregelen.
8.2 Contactisolatie Contactisolatie is nodig bij cliënten die een ziekte hebben die zich via contact verspreidt. Een voorbeeld hiervan is infectieuze diarree en Clostridium. Onderstaande hygiënemaatregelen zijn nodig om verspreiding van zulke ziektes te voorkomen: Plaats de cliënt op een eenpersoonskamer. Indien dit niet mogelijk is, mag bij uitzondering verpleging op de zaal plaatsvinden. Reinig en desinfecteer medisch en verpleegkundig materiaal dat in direct contact is geweest met de cliënt indien dit materiaal niet persoonsgebonden is. Trek een schort en handschoenen aan vóór ieder contact met de cliënt. Trek de handschoenen uit en pas handhygiëne toe na contact met de cliënt. Bekijk het protocol dat op de afdeling aanwezig is. Bij enkele infectieziekten, zoals MRSA, moet uitgebreide contactisolatie worden toegepast. Hierbij wordt naast een beschermend schort en handschoenen ook een mondneusmasker gedragen. Dit gebeurt op indicatie van de arts en/of de deskundige infectiepreventie.
8.3 Druppelisolatie Druppelisolatie is nodig bij cliënten die een ziekte hebben die zich via druppels over een afstand van ongeveer 1,5 meter verspreidt. Een voorbeeld hiervan is influenza (griep). Onderstaande hygiënemaatregelen zijn nodig om verspreiding van zulke ziektes te voorkomen: Plaats de cliënt op een eenpersoonskamer. Geef bij de ingang van de kamer aan dat het druppelisolatie betreft en dat bezoekers zich moeten melden bij de medewerkers. Reinig en desinfecteer medisch en verpleegkundig materiaal dat in direct contact is geweest met de cliënt indien dit materiaal niet persoonsgebonden is. Draag bij het betreden van de kamer van de cliënt een schort en FFP1mondneusmasker. Verwijder deze beschermingsmiddelen na het uitvoeren van de verzorgende handelingen. Pas handhygiëne toe na contact met de cliënt en het uittrekken van de beschermende kleding. Bekijk het protocol dat op de afdeling aanwezig is. Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 27 van 59
8.4 Aërogene isolatie Aërogene isolatie moet worden toegepast bij cliënten die een ziekte hebben die zich alleen via hele kleine druppeltjes verspreidt. Een voorbeeld van een dergelijke ziekte is tbc (open).
Bekijk het protocol dat op de afdeling aanwezig is.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 28 van 59
9
MRSA
Onderstaande normen gelden naast de algemene voorzorgsmaatregelen zoals eerder in deze richtlijn omschreven.
9.1 Algemeen MRSA (Methicilline-Resistente Staphylococcus Aureus) is een bacterie die ongevoelig is voor veel soorten antibiotica. Voor mensen met een sterk verminderde weerstand, zoals cliënten in een verpleeghuis of woonzorgcentrum, kan de bacterie infecties veroorzaken die moeilijk te behandelen zijn. Om te voorkomen dat andere cliënten besmet raken met MRSA is uitgebreide contactisolatie noodzakelijk tijdens de verzorging van een besmette cliënt, de schoonmaak van de kamer en tijdens het opmaken/afhalen van het bed. Buiten deze momenten is uitgebreide contactisolatie niet nodig. De cliënt mag dus gewoon deelnemen aan activiteiten. Omdat de bacterie met name wordt overgedragen via de handen is een goede handhygiëne zeer belangrijk. Dit geldt zowel voor de medewerkers die de cliënt verzorgen en/of de kamer schoonmaken als voor de cliënten zelf. Daarnaast kan MRSA ook via stofdeeltjes, afkomstig van bijvoorbeeld de lakens of de pyjama van een besmette cliënt, worden verspreid.
Verzorg een cliënt die besmet is met MRSA op een eenpersoonskamer. Deze kamer is voorzien van eigen sanitaire voorzieningen. Leg cliënten met MRSA uit wanneer en hoe ze handhygiëne moeten toepassen. Personeel met psoriasis of eczeem mag een cliënt met MRSA niet verzorgen. Personen met een dergelijke huidafwijking raken namelijk sneller gekoloniseerd door de bacterie en zijn moeilijker te behandelen.
9.2 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen Persoonlijke beschermingsmiddelen (wegwerpschort met lange mouwen, handschoenen en een chirurgisch mondneusmasker met neusklem) zijn verplicht: tijdens de verzorging van de cliënt (dus óók bij het tillen en rechtop zetten van de cliënt en bij het opschudden van kussens); tijdens de schoonmaak van de kamer; tijdens het bed opmaken/afhalen. Trek de persoonlijk beschermingsmiddelen vóór het binnengaan van de kamer aan om besmetting van kleding en schone materialen te voorkomen. Druk de neusklem goed aan om te voorkomen dat bacteriën langs de rand van het masker de neus van de medewerker besmetten. Het dragen van een muts is níét nodig.
Doorloop na de verzorging de volgende stappen en hanteer de onderstaande volgorde: In de kamer: trek eerst de handschoenen uit en gooi deze weg was dan direct de handen met water en zeep of desinfecteer ze met handalcohol trek daarna het schort uit en gooi deze weg
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 29 van 59
doe als laatste het mondneusmasker af (houd hierbij alleen de zijkant vast) en gooi deze weg gebruik voor afval een pedaalemmer voorzien van een zak.
Na verlaten van de kamer: was de handen nogmaals met water en zeep of desinfecteer ze met handalcohol. Voor de afvoer van afvalzakken, wasgoed of po zie de instructies hieronder. Indien er geen verzorgende activiteiten plaatsvinden, kunnen andere disciplines (zoals voedingsassistenten, technische dienst) en de familie zonder beschermende kleding de kamer binnenkomen. Men dient na het verlaten van de kamer altijd handhygiëne toe te passen.
9.3 Omgang met wasgoed, afval en serviesgoed Deponeer tijdens de verzorging geen zakken en andere spullen op de grond. Deponeer afval meteen in een afvalemmer zonder deksel of in een pedaalemmer, zodat de handen niet besmet raken. Knoop de afvalzak dicht als deze voor drie kwart gevuld is. Druk geen lucht uit de zak om te voorkomen dat bacteriën via de uitgedrukte lucht in het gezicht worden geblazen. Deponeer wasgoed meteen in een ondoorlaatbare zak in een zakhouder of een waskar. Knoop de waszak dicht als deze voor drie kwart gevuld is. Druk geen lucht uit de zak om te voorkomen dat bacteriën via de uitgedrukte lucht in het gezicht worden geblazen. Neem de dichtgeknoopte afval- en/of waszak, indien van toepassing, na het uittrekken van de persoonlijke beschermingsmiddelen mee bij het verlaten van de kamer en breng deze meteen naar de spoelruimte. Was daarna de handen met water en zeep of desinfecteer ze met handalcohol. Serviesgoed heeft geen aparte behandeling nodig. Wel moet het gebruikte dienblad met serviesgoed direct na het ophalen in de etenskar worden gezet. Pas hierna handhygiëne toe.
9.4
Omgang met incontinentiemateriaal, po, katheterzak en
waskommen Gebruik geen incontinentiebox voor gebruikt incontinentiemateriaal. Doe gebruikt incontinentiemateriaal in een afvalzakje en gooi dit weg in de afval- of pedaalemmer op de kamer. Leeg een katheterzak in het toilet op de kamer van de cliënt of in de persoonsgebonden postoel. Gooi de katheterzak daarna weg in de afval- of pedaalemmer op de kamer van de cliënt. Trek de beschermende middelen uit vóór het verlaten van de kamer (zie paragraaf 9.2) en desinfecteer een gebruikte po vervolgens in de pospoeler. Reinig persoonsgebonden waskommen huishoudelijk op de kamer van de cliënt. Desinfecteer waskommen voor algemeen gebruik in de pospoeler.
9.5 Wondverzorging Maak bij een wondverzorging geen gebruik van (de inhoud van) de verbandkar van de afdeling, omdat deze daarbij besmet kan raken met MRSA. Bewaar verbandmaterialen in een persoonsgebonden mandje op de kamer van de besmette cliënt. Maak dit mandje wekelijks schoon.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 30 van 59
9.6 Schoonmaak Tijdens de schoonmaakwerkzaamheden van de schoonmaakdienst dient de kamer van de besmette cliënt dagelijks als laatste te worden gereinigd. Hiervoor is normaal reinigen voldoende. Desinfectie met chloor dient alleen bij het opheffen van de isolatie te worden uitgevoerd. Draag tijdens de schoonmaakwerkzaamheden persoonlijke beschermingsmiddelen (zie paragraaf 9.2). Voorzie de stofzuiger van een HEPA-filter. HEPA-filters zijn beter in staat fijne stofdeeltjes (met MRSA) op te zuigen.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 31 van 59
10
Norovirus
Onderstaande normen gelden naast de algemene voorzorgsmaatregelen zoals eerder in deze richtlijn omschreven.
10.1 Algemeen Norovirussen zijn zeer besmettelijke virussen die een ontsteking van het slijmvlies van het maag-darmkanaal veroorzaken. In de volksmond wordt dit vaak ‘buikgriep’ genoemd. Dit virus komt veelvuldig voor; ook in verpleeg- en verzorgingshuizen. Braken en diarree zijn de meest opvallende symptomen. Het norovirus is erg besmettelijk en wordt overgedragen via de fecaal-orale route. Dat wil zeggen dat ontlasting en braaksel de besmettelijke virusdeeltjes bevatten en dat deze op de een of andere manier (meestal via de handen) in de mond terechtkomen. Ook besmetting via de lucht als gevolg van braken is mogelijk. Al enkele dagen voor het ziek worden tot dagen erna kan het virus in de ontlasting zitten. Het norovirus wordt onder meer overgebracht via handen die na toiletbezoek niet of niet goed zijn gewassen. Als een besmet persoon voedsel klaarmaakt, dan kan het virus ook in het eten terechtkomen en zo weer nieuwe mensen besmetten. Voor uitgebreide informatie wordt verwezen naar de richtlijnen zoals vermeld op de site: http://www.rivm.nl/Bibliotheek/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/ LCI_richtlijnen/LCI_richtlijn_Calicivirusinfectie.
Zorg voor een protocol, waarin beschreven is hoe de beschermende maatregelen moeten worden uitgevoerd. Raadpleeg de deskundige infectiepreventie over de te nemen maatregelen. Bekijk tijdens een uitbraak (bijvoorbeeld dagelijks bij de ochtendoverdracht) de instructiefilm Norovirus, je ziet het niet maar het is er wel, gemaakt door de GGD Rotterdam-Rijnmond. In deze film ziet u hoe het norovirus zich verspreidt en welke maatregelen er genomen kunnen worden. De film is gratis te downloaden: www.ggd.rotterdam.nl/filmnorovirus.
10.2 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen Omdat het norovirus via de handen kan worden overgebracht op anderen is handhygiëne heel belangrijk. Hierbij moeten de handen altijd worden gewassen met water en zeep. Gebruik geen handalcohol, want het norovirus is hier niet gevoelig voor. Hanteer bij een cliënt met het norovirus de volgende eisen ten aanzien van de kleding van de medewerkers: Draag kleding die bij voorkeur wasbaar is op 60 °C. Draag een schort met lange mouwen, het liefst wegwerp, en handschoenen. Draag een FFP1-mondneusmasker bij werkzaamheden waarbij men in aanraking kan komen met braaksel of diarree en bij het opmaken/afhalen van het bed. Zorg dat er maskers in de directe nabijheid van besmette cliënten zijn. Gooi de persoonlijke beschermingsmiddelen direct na gebruik weg in een afsluitbare afvalbak, bij voorkeur met pedaal. Was direct daarna de handen met water en zeep en droog ze af aan een papieren handdoekje.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 32 van 59
10.3 Schoonmaak Hieronder staat per ruimte of apparaat beschreven wanneer er gereinigd en gedesinfecteerd moet worden. Indien er gesproken wordt over desinfectie wordt een chlooroplossing van 1000 ppm bedoeld. In paragraaf 16.3.1 staat beschreven hoe de juiste concentratie chlooroplossing wordt verkregen. Algemene ruimtes en keuken Geef kamers en zalen dagelijks een normale schoonmaakbeurt. Neem hierbij handcontactpunten, zoals telefoons, deurklinken/-knoppen en leuningen, en andere contactoppervlakken, zoals tafels en voedselbereidingsplaatsen, mee. Kamers en zalen van zieke cliënten Reinig de kamers en zalen van zieke cliënten dagelijks als laatste onderdeel van de schoonmaakronde. Gebruik voor elke kamer en zaal schoon sop en wegwerpdoekjes. Gebruik bij voorkeur kamer- of zaalgebonden dweilemmers, die direct na het schoonmaken op de kamer/zaal worden gereinigd en gedroogd en in deze ruimte worden bewaard. Sanitaire ruimten Reinig en desinfecteer een bad en/of douche dagelijks na ieder gebruik. Reinig de toiletten driemaal per dag huishoudelijk, desinfecteer daarnaast de gezamenlijke toiletten en de toiletten van zieke cliënten ook driemaal per dag. Reinig en desinfecteer van ‘schoon’ naar ‘vuil’ en vergeet niet de hand- en contactpunten goed te reinigen. Gebruik bij het reinigen bij elk toilet schoon sop. Po of postoel Gebruik po’s en postoelen persoonsgebonden. Indien dit niet mogelijk is, reinig en desinfecteer de po of postoel dan na gebruik; de po bij voorkeur in een pospoeler.
10.4 Omgang met wasgoed en afval Reiniging en afvoer van materialen Sluit afvalemmers af met een deksel met voetbediening. Knoop de afvalzak dicht als hij voor driekwart gevuld is. Druk geen lucht uit de zak om te voorkomen dat virusdeeltjes via de uitgedrukte lucht in het gezicht worden geblazen. Breng de zak afgesloten naar het afvalpunt. Leeg en reinig afvalemmers in de toiletruimten dagelijks. Reinig ook de buitenkant van de afvalemmers als er diarree of braaksel op zit. Doe incontinentiemateriaal meteen in een plastic zak en sluit de zak zonder de lucht eruit te persen. Transporteer de zak afgesloten naar het afvalpunt. Reinig en droog schoonmaakspullen, zoals emmers, dagelijks na reiniging van de kamer van een zieke cliënt. Textiel, zoals doeken en moppen, moet gewassen worden op 60 °C. Gebruik bij voorkeur wegwerpmaterialen. Reiniging en afvoer van verontreinigd textiel Vermijd bij het opmaken van het bed het ‘wapperen’ met gebruikte lakens. Doe het gebruikte linnengoed ter plaatse in waterdichte waszakken en duw bij het sluiten geen lucht uit de zak. Transporteer de zak afgesloten naar een waslocatie. Laat het wasgoed en de kleding waarop diarree of braaksel zit zo heet mogelijk wassen. Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 33 van 59
Bewaar schoon en vuil textiel niet in dezelfde ruimte. Bewaar het schone textiel in een schone en stofvrije ruimte en het vuile textiel in een afgesloten zak.
Wanneer er binnen korte tijd herintroductie van het virus lijkt plaats te vinden, dienen alle hygiënemaatregelen weer te worden ingevoerd.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 34 van 59
11
Clostridium difficile
Onderstaande normen gelden naast de algemene voorzorgsmaatregelen zoals eerder in deze richtlijn omschreven.
11.1 Algemeen Clostridium difficile is een bacterie die veel voorkomt in de darmen, maar die daar doorgaans geen problemen veroorzaakt. Pas als de drager van Clostridium difficile bepaalde antibiotica gebruikt, en de weerstand ernstig afgenomen is, kan deze bacterie gaan uitgroeien en gifstoffen (toxines) produceren waar mensen ziek van worden. Clostridium difficile is een sporenvormer die lang kan overleven; dagelijkse schoonmaak is daarom belangrijk.
Plaats de cliënt op een eenpersoonskamer.
11.2 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen Persoonlijke beschermingsmiddelen (wegwerpschort met mouwen en handschoenen) zijn verplicht: tijdens de verzorging van de cliënt; tijdens het bed opmaken/afhalen. Trek vóór het binnengaan van de kamer de persoonlijke beschermingsmiddelen aan om besmetting van kleding en schone materialen te voorkomen. Doorloop na de verzorging de volgende stappen: trek eerst de handschoenen uit trek daarna het schort uit deponeer het schort en de handschoenen in een afvalemmer/-zak was de handen direct met water en zeep ((hand)alcohol is niet werkzaam bij deze bacterie).
11.3
Omgang met incontinentiemateriaal, po, katheterzak en
waskommen Gebruik geen incontinentiebox voor gebruikt incontinentiemateriaal. Doe gebruikt incontentiemateriaal in een afvalzakje en gooi dit weg in de afval- of pedaalemmer op de kamer. Trek de beschermende middelen uit vóór het verlaten van de kamer en desinfecteer een gebruikte po vervolgens in de pospoeler. Reinig persoonsgebonden waskommen huishoudelijk op de kamer van de cliënt. Desinfecteer waskommen voor algemeen gebruik in de pospoeler.
11.4 Schoonmaak Tijdens de schoonmaakwerkzaamheden van de schoonmaakdienst dient de kamer van de besmette cliënt dagelijks grondig te worden gereinigd. Reinig de kamer van de cliënt dagelijks als laatste onderdeel van de schoonmaakronde. Draag tijdens de schoonmaakwerkzaamheden persoonlijke beschermingsmiddelen.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 35 van 59
12
Scabiës (schurft)
Onderstaande normen gelden naast de algemene voorzorgsmaatregelen zoals eerder in deze richtlijn omschreven.
12.1 Algemeen Scabiës is een besmettelijke aandoening die wordt veroorzaakt door een klein beestje, de schurftmijt. Dit beestje is niet met het blote oog te zien. De vrouwtjesmijt graaft gangetjes oppervlakkig in de huid en legt daar haar eitjes. Het meest voorkomende symptoom is jeuk, maar er zijn allerlei huidafwijkingen mogelijk, zoals roodheid, blaasjes en schilfering. Bij mensen komt scabiës in twee varianten voor: normale scabiës en scabiës crustosa. Bij normale scabiës bedraagt het gemiddeld aantal volwassen vrouwtjes per cliënt: zeven tot dertien. Bij scabiës crustosa is het aantal mijten vele malen groter. Deze vorm komt vaak voor bij zieke mensen die door bijvoorbeeld afweerstoornissen of neurologische aandoeningen minder jeuk door de mijten ervaren. Hierdoor krabben ze minder, waardoor er minder sterfte onder de mijten is en het aantal mijten in de huid zeer groot kan worden (tot tienduizenden). Meer informatie over (de bestrijding van) scabiës is te vinden in de toolkit van het RIVM 3 . Overdracht vindt bij normale scabiës voornamelijk plaats via langdurig (langer dan 15 minuten) huidcontact, dat bijvoorbeeld plaatsvindt bij wassen en zalven. Ook via besmet beddengoed of kleding van de cliënt kan besmetting plaatsvinden. Scabiës crustosa is door het grote aantal mijten zeer besmettelijk en vluchtig contact met een besmette cliënt, zoals het opmaken van een bed, kan al tot overdracht leiden.
Plaats de cliënt op een eenpersoonskamer totdat hij/zij door een dermatoloog genezen is verklaard.
12.2 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen Normale scabiës Verpleeg een cliënt met normale scabiës in contactisolatie. Dit houdt in dat bij handelingen waarbij direct huidcontact plaats kan vinden, gebruik moet worden gemaakt van een wegwerpschort met lange mouwen en handschoenen. Bij vluchtig huidcontact, zoals bij het schudden van de hand, hoeven geen persoonlijke beschermingsmiddelen te worden gedragen. Scabiës crustosa Draag bij het betreden van de kamer van een cliënt met scabiës crustosa altijd een wegwerpschort met lange mouwen en handschoenen, ook wanneer er geen direct huidcontact plaatsvindt.
3 De toolkit scabiës van het RIVM is te vinden op http://toolkits.loketgezondleven.nl/infectieziekten/. Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 36 van 59
12.3 Omgang met kleding en beddengoed Normale scabiës Was kleding, beddengoed en knuffels die in de 72 uur voorafgaand aan of tijdens de behandeling in direct contact zijn geweest met de huid van de besmette cliënt op minimaal 50 °C. Bewaar materialen die niet op 50 °C kunnen worden gewassen (zoals dekens en sommige knuffels) gedurende 72 uur in een dichtgeknoopte plastic zak bij kamertemperatuur. Noteer de datum en de tijd op de zak. Scabiës crustosa Bewaar al het beddengoed, de knuffels en de kleding gedurende 72 uur in dichtgeknoopte plastic zakken en voer ze dan pas af naar de wasserij. Indien dit niet mogelijk is, moet de wasserij vooraf worden ingelicht. Lucht het matras van de cliënt na behandeling gedurende 72 uur bij kamertemperatuur (18-20 °C). Voorzie het matras vervolgens van een nieuwe beschermhoes. Indien deze behandeling niet mogelijk is, moet het matras worden vernietigd.
12.4 Schoonmaak Normale scabiës Reinig de kamer van de cliënt op normale wijze en met de standaard frequentie. Omdat er bij normale scabiës geen grote verplaatsing van de mijten in de omgeving plaatsvindt, zijn er geen extra maatregelen nodig. Scabiës crustosa Reinig de kamer van de cliënt gedurende de besmetting grondig met wegwerpreinigingsmaterialen. Zorg dat er ook achter en onder de meubels en de andere voorwerpen wordt schoongemaakt. Indien er geen wegwerpmaterialen worden gebruikt, moeten reinigingsmaterialen direct na gebruik worden gewassen op minimaal 50 °C. Plaats, indien mogelijk, de cliënt direct na de eerste behandeling in een andere eenpersoonskamer. Betreed de oorspronkelijke kamer van de cliënt niet gedurende 72 uur. Reinig de kamer na deze periode huishoudelijk. Was de gordijnen op minimaal 50 °C of bewaar ze gedurende 72 uur in een dichtgeknoopte plastic zak.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 37 van 59
13
Onderhoud en gebruik van apparatuur
13.1 Pospoeler Een goede reiniging en desinfectie van po’s en urinalen is van groot belang om de verspreiding van infecties (bijvoorbeeld urineweginfecties) via deze materialen tegen te gaan. Omdat bij handmatige schoonmaak het risico groter is dat dit onvoldoende gebeurt, gaat de voorkeur uit naar reiniging en desinfectie in een pospoeler. Algemene aandachtspunten tijdens het gebruik van de pospoeler: Leeg de po of het urinaal niet handmatig in het toilet, de slokop of de pospoeler. Dit omdat de handen of de omgeving door spatten besmet kunnen raken. Zet de po of het urinaal dus met inhoud in de pospoeler. Bedien en belaad de pospoeler volgens het protocol. Houd schone en vuile materialen gescheiden. Laat urinalen waar na desinfectie nog water in zit ondersteboven uitlekken.
13.2 Vernevelapparatuur In de meeste vernevelapparatuur wordt een luchtstroom door een vloeistofreservoir met medicatie (eventueel verdund met fysiologisch zout) geleid. Zo ontstaat er een aërosol die via een mondstuk of kapje wordt ingeademd. Als het vloeistofreservoir besmet is, kunnen micro-organismen tot in de longblaasjes doordringen en zo het longweefsel koloniseren en infecteren. Neem daarom bij het gebruik van de apparatuur de onderstaande maatregelen in acht. Inhalators Gebruik alle onderdelen die met de adem van de cliënt in contact komen, waaronder het masker, het mondstuk, de koppelstukken en de geneesmiddelencups, cliëntgebonden. Reinig na elke verneveling het medicijncupje en het masker of het mondstuk met lauw water en afwasmiddel. Spoel ze na reiniging af en droog ze met bijvoorbeeld een tissue. Eventueel kan de medicijncup direct na reiniging op de houder worden geplaatst. Door het apparaat vervolgens aan te zetten droogt de kamer snel. Reinig de apparatuur eenmaal per dag en desinfecteer het vervolgens met alcohol 70%. Laat het aan de lucht drogen. Vervang het filter van de compressor minimaal eenmaal per jaar. Gebruik voor het oplossen van medicamenten een steriele fysiologische zoutoplossing. Gebruik bij voorkeur een ampul om de steriliteit te waarborgen. Indien er een naald en een spuit worden gebruikt om de vloeistof uit de ampul te halen, mogen deze maar één keer worden gebruikt. Voorzetkamers Gebruik de voorzetkamers van verstuivers persoonsgebonden. Maak voorzetkamers wekelijks schoon. Haal de onderdelen hiervoor uit elkaar en reinig ze in een sopje. Spoel alleen na met water indien dit is voorgeschreven door de fabrikant. Laat de losse onderdelen op een schone doek aan de lucht drogen (droog ze dus niet af). Eventueel kan de voorzetkamer direct na reiniging op de houder worden geplaatst. Door het apparaat vervolgens aan te zetten droogt de kamer snel.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 38 van 59
13.3 Zuurstofapparatuur Algemene hygiënemaatregelen die moeten worden genomen bij het gebruik van de zuurstofapparatuur: Vervang de slang van de zuurstofkatheter naar de bril wekelijks en bij zichtbare verontreiniging. Vervang de slang van de zuurstofconcentrator/–cilinder naar de zuurstofkatheter bij zichtbare verontreiniging en/of mechanische problemen. Reinig het filter wekelijks. Reinig bij de opslag van de apparatuur de niet-wegwerponderdelen en berg deze droog op zonder aangekoppeld reservoir. Vul het reservoir, indien gebruikt, met steriel water. Wegwerpsystemen voor het bevochtigen van zuurstof kunnen in gebruik blijven tot het water op is. Tegenwoordig wordt er veel gebruikgemaakt van kant-en-klare, met steriele vloeistof gevulde plastic reservoirs. Deze reservoirs hebben de voorkeur boven herbruikbare systemen. Koppel de kant-en-klare reservoirs pas aan als de apparatuur gebruikt gaat worden.
13.4 Uitzuigapparatuur Het uitzuigen van bronchiaalslijm kan noodzakelijk zijn bij cliënten die zelfstandig ademen, maar ook bij cliënten die kunstmatig beademd worden. Het uitzuigen is nodig om de luchtwegen vrij te houden van slijm. Gebruik uitsluitend steriele uitzuigkatheters voor eenmalig gebruik. Reinig en desinfecteer de materialen na gebruik. Vervang wegwerpopvangpotten of –zakken na uiterlijk 48 uur of eerder wanneer ze vol zijn. Leeg niet-wegwerpopvangpotten elke 24 uur. Vervang de slang tussen de opvangpot en de cliënt (waaraan de steriele uitzuigkatheter wordt gekoppeld) elke 24 uur. Maak gebruik van een wegwerpslang tussen het zuigsysteem en de opvangzak. Vervang deze slang als deze zichtbaar vuil is en na elke cliënt. Voer gebruikte wegwerpzakken gesloten af als huishoudelijk afval. Voorkom hierbij lekkage.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 39 van 59
14
Voedselveiligheid
14.1 Algemeen Om te voorkomen dat cliënten ziek worden van het voedsel moet er op een hygiënische wijze worden gewerkt. Voedselinfecties en -vergiftigingen veroorzaken jaarlijks bij meer dan één miljoen mensen in Nederland maag-darmklachten. Om de gezondheid van cliënten te kunnen waarborgen, dient er een aantal maatregelen rondom voedselverwerking te worden getroffen. Hieronder staan enkele belangrijke punten uitgewerkt. Werk volgens de ‘Hygiënecode voor de voedselverzorging in zorginstellingen en Defensie’ en/of de ‘Hygiënecode voor Woonvormen’.
14.2 Persoonlijke hygiëne Neem bij alle voedselvoorzieningen de persoonlijke hygiëne van de medewerkers en/of vrijwilligers in acht. Via mensen (handen, hoesten, kleding e.d.) kunnen heel gemakkelijk ziekteverwekkers worden overgedragen.
Zorg dat medewerkers die helpen bij de bereiding en uitgifte van maaltijden zich houden aan de eisen ten aanzien van de persoonlijke verzorging (zie paragraaf 2.2). Laat zorgmedewerkers een beschermend schort over de (dienst)kleding dragen tijdens de bereiding en uitgifte van maaltijden. Verwissel het schort na schoonmaakwerkzaamheden (zoals het afwassen van de vuile vaat) of draag tijdens deze werkzaamheden een ander schort/extra (wegwerp)schort. Was de handen voorafgaand aan voedselbereiding, na schoonmaakwerkzaamheden en na toiletbezoek.
14.3 Opslag en temperatuur De temperatuur van levensmiddelen is van groot belang voor de houdbaarheid en de veiligheid van levensmiddelen. Bewaar bederfelijke eet- en drinkwaren afgedekt en gedateerd in de koelkast bij een temperatuur van maximaal 7 °C. Gooi producten weg indien de houdbaarheidsdatum is verlopen. Controleer en registreer wekelijks de temperatuur van de koelkast. Consumeer warm aangeleverde producten of maaltijden direct. Gooi warme producten/maaltijden die over zijn weg; deze mogen niet worden bewaard. Bewaar schoonmaakmiddelen gescheiden van voedingsmiddelen. Bewaar gevaarlijke stoffen (zoals bepaalde schoonmaakmiddelen) in een gesloten kast die niet toegankelijk is voor de cliënten. Hanteer het fifo-principe.
14.4 Bouwtechnische eisen Zorg dat de vloer goed reinigbaar, splintervrij en stroef is. Voorzie de wand boven het aanrechtblad tot ten minste 60 cm hoogte van materiaal dat glad en gemakkelijk schoon te maken is. Plaats in of in de onmiddellijke nabijheid van de keuken een voorziening om de handen te wassen. Voorzie deze handenwasgelegenheid minimaal van een zeepdispenser en handdoekjes voor éénmalig gebruik, en bij voorkeur ook van een handalcoholdispenser. Plaats een pedaalemmer in de ruimte.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 40 van 59
15
Legionellapreventie
Een zorginstelling is verplicht om te voorkomen dat er een verhoogde concentratie legionellabacteriën in het water aanwezig is. De instelling beschikt hiervoor over een risicoanalyse en beheersplan voor het uitvoeren van beheersmaatregelen. Meer informatie over de legionellabacterie en de ziekte legionellose is te vinden op de website http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/legionella en in de LCI-richtlijn Legionellose. Deze is te vinden via onderstaande link: http://www.rivm.nl/Bibliotheek/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/L CI_richtlijnen/LCI_richtlijn_Legionellose. Voldoe aan de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit ten aanzien van legionellapreventie.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 41 van 59
16
Reinigen en desinfectie
16.1 Algemeen Onder reiniging wordt verstaan: het met een zeepoplossing verwijderen van zichtbaar vuil alsmede zichtbaar en onzichtbaar organisch materiaal om te voorkomen dat micro-organismen zich kunnen handhaven, vermeerderen en worden verspreid. Onder desinfectie wordt verstaan: het inactiveren van micro-organismen op levensloze oppervlakken alsmede op de intacte huid en de slijmvliezen. Desinfectie is gericht op het minimaliseren van micro-organismen tot een aanvaardbaar geacht niveau. Meestal is huishoudelijke reiniging van oppervlakken en ruimtes voldoende en hoeft er niet gedesinfecteerd te worden. Desinfectie wordt alleen toegepast onder bijzondere omstandigheden, zoals bij sommige besmettelijke infectieziekten en na het morsen van bloed.
16.2 Reinigen De reiniging van vloeren moet volgens een vast schema gebeuren. Vaak wordt de reiniging van grote oppervlakken door de huishoudelijke dienst geregeld en is een extern bedrijf belast met de uitvoering. De frequentie waarmee alle ruimten, oppervlakken, apparaten en meubilair moeten worden gereinigd, is opgenomen in het schoonmaakschema in paragraaf 24.2. Ook schoonmaakmaterialen moeten worden schoongemaakt. Zie hiervoor paragraaf 16.4.
Werk volgens een schoonmaakschema. Het is wenselijk om een afvinklijst te gebruiken, waarop de uitgevoerde periodieke werkzaamheden worden genoteerd.
16.3 Desinfectie In Nederland mag in de gezondheidszorg alleen gebruik worden gemaakt van wettelijk toegelaten middelen voor desinfectie. Desinfectiemiddelen voorzien van een CE-markering zijn bedoeld voor een specifiek medisch hulpmiddel en mogen niet voor andere toepassingen worden gebruikt. Voor de desinfectie van oppervlakken, zoals vloeren en meubilair, mogen in de gezondheidszorg alleen middelen gebruikt worden die zijn voorzien van een N-nummer. Deze middelen zijn getest en toegelaten door het Ctgb. Een uitzondering hierop vormt alcohol, want alcohol is het enige toegelaten desinfectiemiddel dat niet over een N-nummer beschikt.
Gebruik voor de desinfectie van een specifiek medisch hulpmiddel alleen middelen die zijn voorzien van een CE-markering. Gebruik voor de desinfectie van vloeren, materialen en andere oppervlakken alleen alcohol of middelen voorzien van een N-nummer.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 42 van 59
Dit beleid heeft ertoe geleid dat voor oppervlaktedesinfectie in Nederland alleen gebruik kan worden gemaakt van chlooroplossingen met een concentratie van 250 of 1000 ppm 4 en van alcohol 70 – 80%.
Gebruik alcohol 70% of chloor 1000 ppm voor de desinfectie van oppervlakken besmet met bloed. Gebruik alcohol 70% alleen bij oppervlakken kleiner dan 0,5 m2. Gebruik alcohol 70% of chloor 250 ppm indien oppervlaktedesinfectie nodig is en het oppervlak niet besmet is met bloed. Gebruik alcohol 70% alleen bij oppervlakken kleiner dan 0,5 m2.
Motivatie: Chloor 250 ppm wordt gebruikt bij gewone besmettingen die veroorzaakt worden door bacteriën en sommige virussen. Indien er bloed is gemorst, dan moet er 1000 ppm worden gebruikt. Virussen die in het bloed aanwezig kunnen zijn, zoals het hepatitis B en C-virus en hiv, worden namelijk niet door chloor 250 ppm geïnactiveerd. Bij bloed kan ook gebruik worden gemaakt van alcohol 70%. Dit laatste mag vanwege het brandgevaar echter alleen gebruikt worden op oppervlakken die kleiner zijn dan een halve vierkante meter.
16.3.1 Mengschema chlooroplossingen Gebruik onderstaand schema om de juiste chlooroplossing te verkrijgen. Let op: onderstaand schema is gebaseerd op de hoeveelheid werkzaam chloor per tablet. Dit wijkt af van het totale gewicht van een tablet. Mengschema:
tabletten à 1,0 g werkzaam chloor tabletten à 1,5 g werkzaam chloor
Aantal tabletten 1 1 1 2
watervolume (in liters) 4 1 6 3
ppm
g%
250 1000 250 1000
0,025 0,1 0,025 0,1
16.3.2 Oppervlaktedesinfectie met een chlooroplossing Trek handschoenen aan. Draag bij oppervlakken besmet met bloed ook een veiligheidsbril en ventileer de ruimte waarin gewerkt wordt. Dit in verband met de hogere chloorconcentratie waarmee gedesinfecteerd moet worden. Neem de bevuiling op met de keukenrol of wegwerphanddoekjes en gooi ze weg in een vuilniszak. Gooi direct daarna ook de handschoenen weg. Trek nieuwe handschoenen aan. Reinig het oppervlak met een allesreiniger. Spoel het oppervlak na met schoon water en droog het met een schone doek of papier. Maak de chlooroplossing pas vlak voor gebruik aan met koud of lauwwarm water. Bij blootstelling aan de lucht loopt de concentratie (actief) chloor namelijk snel terug. Bij gebruik van heet water ontstaat chloorgas dat giftig is voor de mens. Gebruik chloor nooit in combinatie met andere schoonmaakmiddelen. Sop het oppervlak in met de chlooroplossing en laat deze minimaal vijf minuten inwerken. Spoel het oppervlak vervolgens na met schoon water. Gooi de schoonmaakmaterialen na het desinfecteren weg of was ze op 60°C.
4 In het mengschema in paragraaf 16.3.1 staat beschreven hoe de juiste concentratie chlooroplossing wordt verkregen. Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 43 van 59
16.3.3 Oppervlaktedesinfectie met alcohol 70% Trek handschoenen aan. Neem de bevuiling op met de keukenrol of wegwerphanddoekjes en gooi ze weg in een vuilniszak. Gooi direct daarna ook de handschoenen weg. Trek nieuwe handschoenen aan. Reinig het oppervlak met een allesreiniger. Spoel het oppervlak na met schoon water en droog het met een schone doek of papier. Dep de plek met de alcohol. Zorg dat het oppervlak minimaal 30 seconden nat blijft van de alcohol. Laat het vervolgens aan de lucht drogen. Gebruik voor desinfectie geen middelen zoals Dettol, lysol en huishoudchloor (bleekmiddel). Deze middelen zijn niet (meer) wettelijk toegelaten voor desinfectie.
16.4 Schoonmaakmateriaal Voor alle methoden van reiniging en desinfectie wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van wegwerpmaterialen. Bij niet-wegwerpmaterialen is het van belang dat het schoonmaakmateriaal dagelijks na de werkzaamheden op een juiste wijze wordt gereinigd, gedroogd en eventueel wordt gedesinfecteerd en opgeruimd. Zo kan men voorkomen dat er met vuile voorwerpen gereinigd wordt en een tegenovergesteld resultaat bereikt wordt. Desinfecteer schoonmaakmaterialen na reiniging indien ze zijn gebruikt voor de reiniging van een oppervlak of materiaal dat mogelijk besmet is geweest met bloed of andere lichaamsvochten. Maak hierbij gebruik van chemische desinfectie (m.b.v. chloor of alcohol 70%) of thermische desinfectie. Dit laatste vindt plaats door de materialen op minimaal 60 °C te wassen met een totaalwasmiddel. 16.4.1 Borstels Indien borstels noodzakelijk zijn, maak dan gebruik van kunststof borstels. Houten borstels zijn onvoldoende te reinigen. Maak kunststof borstels na gebruik schoon. Spoel ze vervolgens na met schoon water en berg ze met de borstelkop naar beneden hangend op, om aan de lucht te drogen. Gebruik toiletborstels alleen toiletgebonden. Reinig de toiletborstel huishoudelijk wanneer deze zichtbaar is verontreinigd. Laat de borstel vervolgens hangend drogen. Bewaar hem droog tot het volgende gebruik. 16.4.2 Emmers Maak emmers na gebruik huishoudelijk schoon, spoel ze vervolgens schoon en berg ze droog op. 16.4.3 Materiaalwagen Reinig de materiaalwagen wekelijks huishoudelijk. 16.4.4 Microvezeldoekje In instellingen wordt steeds vaker gebruikgemaakt van microvezeldoekjes. Microvezeldoekjes bestaan uit vezels die zijn gesplitst om een ultrafijne structuur te krijgen. Deze ultrafijne structuur is kleiner dan de meeste bacteriën en stofdeeltjes. Microvezeldoekjes kunnen zowel droog als vochtig worden gebruikt. Droge microvezeldoekjes Bij wrijving ontstaat statische elektriciteit, waardoor stof en bacteriën als door een magneet worden aangetrokken en vastgehouden worden tussen de vezels.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 44 van 59
Vochtige microvezeldoekjes Door de samenstelling van de vezels en door de splitsingstechniek ontstaan ontelbare microscopisch kleine oppervlakken, waardoor vloeistof tussen de vezels wordt opgezogen en vastgehouden. Het vezelnetwerk kan viermaal zijn eigen gewicht aan vocht opnemen. Algemene aandachtspunten: Gebruik de microvezeldoekjes altijd zonder reinigingsmiddelen, tenzij anders voorgeschreven door de leverancier. Maak de doekjes vlak voor gebruik klamvochtig onder de kraan of met door de leverancier voorgeschreven middelen. Leg de doekjes niet in een emmer water, want hierdoor raken ze verzadigd en verliezen ze hun reinigende werking. Vouw de doekjes een aantal malen dubbel, zodat er meerdere vlakken ontstaan. Gebruik een nieuw, schoon vlak zodra de werking minder wordt. Spoel de microvezeldoekjes tussentijds niet uit, maar stop verontreinigde doekjes direct in de was. Microvezeldoekjes trekken vuil zó goed aan dat handmatig uitspoelen geen zin heeft. Alleen machinaal wassen kan een vies doekje weer schoon krijgen. Was de doekjes met een vloeibaar wasmiddel, zonder wasverzachter, bij een temperatuur van ten minste 60 ºC. Droog ze vervolgens. Gebruik geen korrelig waspoeder, dit verstopt namelijk de vezelstructuur van de doekjes. Bewaar schone doekjes droog tot gebruik. Sla ze nooit vochtig op, om uitgroei van micro-organismen te voorkomen. 16.4.5 Moppen Gebruik bij voorkeur wegwerpmoppen. Indien dit niet mogelijk is, was de moppen dan na elke werkdag (in de wasserij) met een totaalwasmiddel volgens wasvoorschrift en droog deze vervolgens (bij voorkeur in de droger). Stop nietwegwerpmoppen na reiniging van een sanitaire ruimte in de was. 16.4.6 Reinigingsmiddelen Tegenwoordig wordt er veel gebruikgemaakt van sproeiflacons om detergens te sproeien op kleine te reinigen oppervlakken. Gooi sproeiflacons met detergens dagelijks leeg, spoel ze om en droog ze (handmatig of in de vaatwasser) om uitgroei van micro-organismen te voorkomen. Een uitzondering vormen kant-en-klare sproeiflacons die volgens advies van de fabrikant mogen worden gebruikt totdat ze leeg zijn. 16.4.7 Sopdoeken Zorg dat de sopdoeken van wegwerpmateriaal zijn of op 60 C gewassen kunnen worden. Was niet-wegwerpsopdoeken volgens wasvoorschrift. Stop nietwegwerpsopdoeken na reiniging van een sanitaire ruimte in de was. 16.4.8 Sponzen Gebruik sponzen alleen voor het schoonmaken van ramen en spiegels, omdat in een spons altijd vocht en grote aantallen micro-organismen achterblijven. Was de sponzen op 60 °C. 16.4.9 Stofwisapparaat Reinig het stofwisapparaat dagelijks huishoudelijk. Verwijder het doekje dagelijks en bij zichtbare verontreiniging. 16.4.10 Stofzuigers Reinig de stofzuiger, inclusief het borstelmondstuk, maandelijks huishoudelijk. 16.4.11 Werkkast Reinig de werkkast minimaal eenmaal per maand huishoudelijk. Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 45 van 59
16.5 Wasgoedverwerking Het vuile wasgoed is besmet met (ziekmakende) bacteriën. Om besmetting via het wasgoed te voorkomen, moet er zorgvuldig mee om worden gegaan. Houd het vuile wasgoed gescheiden van het schone. Verwijder dagelijks het vuile wasgoed in gesloten zakken van de afdelingen. Draag handschoenen bij het sorteren van de was. Sla de vuile en schone was niet op in dezelfde ruimte. Sla het vuile wasgoed in gesloten rolcontainers op.
16.6 Dierplaagbeheersing Plaagdieren kunnen verschillende ziekteverwekkers overdragen op mensen en moeten daarom geweerd worden uit de instelling. Meld het bij je leidinggevende als je (sporen van) plaagdieren ziet in de instelling. Zorg dat de instelling een beleid heeft voor dierplaagbeheersing. Plaagdieren worden aangetrokken door vuil en etensresten. Bewaar geopende verpakkingen met levensmiddelen afgesloten.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 46 van 59
17
Afval
Het afval dat in verpleeghuizen en woonzorgcentra wordt geproduceerd kan worden onderscheiden in afval met een infectierisico en zonder infectierisico. Voor afval met een infectierisico wordt verwezen naar het LAP2 (Landelijk afvalbeheerplan 2).
17.1 Afval zonder infectierisico Het afval zonder infectierisico vormt geen ander risico dan gewoon huishoudelijk afval. Gebruikt wondmateriaal, lege katheterzakken en incontinentiemateriaal vallen binnen deze categorie. Let op: volle katheterzakken en drainflesjes vormen wel een infectierisico en moeten als speciaal afval worden afgevoerd. Verzamel het afval in plastic zakken. Vervang dagelijks de zakken en transporteer deze dichtgebonden naar de rolcontainer met deksel. Plaats de rolcontainer in een aparte ruimte, waar geen schone materialen worden opgeslagen. Zorg voor een goede ventilatie in de opslagruimte voor afval.
17.2 Scherp afval Plaats een UN-gekeurde naaldcontainer binnen handbereik tijdens handelingen met injectienaalden, mesjes en andere scherpe voorwerpen en deponeer gebruikte naalden en scherpe voorwerpen hier direct in. Vul de naaldcontainers niet boven de indicatielijn voor de maximale hoeveelheid. De naaldcontainers moeten in hun geheel worden afgevoerd naar het afvalverwerkingsbedrijf.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 47 van 59
18
Paramedici
In verpleeghuizen en woonzorgcentra komen paramedici met verschillende cliënten in aanraking. Het risico dat hierbij overdracht van ziektekiemen plaatsvindt, is altijd aanwezig. Het is daarom belangrijk dat deze mensen een goede persoonlijke hygiëne in acht nemen en dat er ook ten aanzien van de materialen waarmee gewerkt wordt een aantal hygiëneregels wordt gehanteerd.
18.1 Algemene maatregelen Voor paramedici gelden dezelfde regels ten aanzien van de persoonlijke hygiëne als voor de medewerkers (zie hoofdstuk 2). Dit houdt onder andere in: een goede handhygiëne, het niet dragen van hand- en polssieraden, het dragen van schone kleding en het gebruik van handschoenen en beschermende kleding wanneer dit noodzakelijk is. Algemene aandachtspunten: Bedek de behandeltafel per cliënt met een schoon laken. Indien de cliënt geheel gekleed op de behandeltafel plaatsneemt, hoeft de tafel niet bedekt te worden. Wel moet de cliënt dan de schoenen uittrekken. Neem de materialen en de apparatuur die tijdens therapie worden gebruikt op in het schoonmaakschema.
18.2 Pedicure en manicure Bij de behandeling van aandoeningen door een pedicure vindt altijd verstuiving van droge huidstof of aërosolen plaats, vooral bij gebruik van een freesmotor. Hierdoor raakt de directe omgeving besmet met micro-organismen. Werk volgens de werkwijzen beschreven in de WIP-richtlijn voor de verpleeg-, woon- en thuiszorg ‘Infectiepreventie bij voetzorg in de tweede lijn’ (www.wip.nl).
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 48 van 59
19
Kappers
Kappers in verpleeghuizen en woonzorgcentra komen met verschillende cliënten in aanraking. Het risico dat hierbij overdracht van micro-organismen plaatsvindt, is altijd aanwezig, bijvoorbeeld wanneer een cliënt een infectie van de hoofdhuid heeft. Daarnaast kan bloed-bloed contact optreden via wondjes en dergelijke. In de kapsalon van een verpleeghuis of woonzorgcentrum moet daarom hygiënisch gewerkt worden. Voor kappers gelden dezelfde regels ten aanzien van de persoonlijke hygiëne als voor de medewerkers (zie hoofdstuk 2). Dit houdt onder andere in: een goede handhygiëne, het niet dragen van hand- en polssieraden en het dragen van schone kleding. Daarnaast zijn de ‘Code van de kapper’ en de WIPrichtlijn voor de verpleeg-, woon- en thuiszorg ‘Veilig werken voor kappers in het verpleeghuis’ van toepassing. De Code van de kapper is verkrijgbaar via het Hoofdbedrijfschap Ambachten (www.hba.nl). Voer de werkzaamheden uit volgens de ‘Code van de kapper’ en de werkwijzen zoals beschreven in de WIP-richtlijn ‘Veilig werken voor kappers in het verpleeghuis’. Reinig scharen, kammen en borstels na elke cliënt. Gebruik bij voorkeur de eigen haarborstel van de cliënt. Gebruik voor iedere cliënt schone plastic rollers of metalen krulspelden. Als de rollers of krulspelden niet goed kunnen worden gereinigd, moeten de eigen rollers of krulspelden van de cliënt worden gebruikt.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 49 van 59
20
Huisdieren
In veel verpleeghuizen en woonzorgcentra is de aanwezigheid van huisdieren geen ongewoon verschijnsel. Toch moet men bedenken dat deze dieren ook potentiële overbrengers van ziektekiemen kunnen zijn. Om dit zoveel mogelijk in de hand te houden moet een aantal richtlijnen gehanteerd worden die betrekking hebben op de toelating van huisdieren op de afdelingen.
20.1 Huisdieren op bezoek Huisdieren die op bezoek komen, zullen in het algemeen honden en katten zijn. Van deze dieren is niet bekend of ze voldoende gevaccineerd zijn en waar zij mee in aanraking komen buiten het verpleeghuis of het woonzorgcentrum. Daarom moeten de volgende regels in acht worden genomen: Laat de dieren aangelijnd lopen. Dieren moeten schoon en vrij van vlooien zijn.
20.2 Huisdieren voor verblijf In het verpleeghuis of het woonzorgcentrum kunnen verschillende huisdieren verblijven in de algemene ruimtes en op de kamers van cliënten.
20.2.1 Algemeen Leg schriftelijk vast wie er verantwoordelijk is voor het schoonmaken van de kattenbakken, kooien en dergelijke. Wanneer een cliënt verantwoordelijk is voor de schoonmaak van zijn/haar huisdier, dan moet er worden afgesproken wie deze taak overneemt indien de cliënt hier zelf niet (meer) toe in staat is. Laat huisdieren bij binnenkomst en vervolgens minimaal jaarlijks controleren en zo nodig vaccineren door een dierenarts. Onderzoek, voordat men op de afdeling huisdieren aanschaft of toelaat, of cliënten allergisch voor de huisdieren zijn. Leg vast in welke ruimtes huisdieren mogen komen. Was altijd de handen na het verzorgen van de dieren en hun hokken, manden en dergelijke. Laat ook cliënten hun handen wassen nadat ze de dieren hebben aangeraakt. 20.2.2 Reiniging Draag bij de reiniging van hokken, kooien, manden en bakken beschermende kleding en wegwerphandschoenen. Reinig dagelijks de voerbakken. Reinig de verblijfsmaterialen (hokken en dergelijke) een- of tweemaal per week, afhankelijk van het aantal dieren. Neem de hokken, kooien en dergelijke op in het schoonmaakschema. 20.2.3 Honden Leg schriftelijk vast wie er verantwoordelijk is voor het uitlaten van de hond. Zorg dat de eigenaar beschikt over een bench, waarin de hond kan verblijven tijdens de verzorging van de cliënt. Voorkom vlooien, bijvoorbeeld door gebruik van een vlooienband of een antivlooienmiddel. Laat de dierenarts hierover adviseren.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 50 van 59
20.2.4 Katten Voorkom vlooien, bijvoorbeeld door gebruik van een vlooienband of een antivlooienmiddel. Laat de dierenarts hierover adviseren. Zorg dat de eigenaar beschikt over een bench, waarin de kat kan verblijven tijdens de verzorging van de cliënt. Geef aan dat kortharige katten de voorkeur hebben.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 51 van 59
21
Behandeling van vervuilde cliënten vanuit de thuissituatie
Het komt weleens voor dat cliënten vanuit een thuissituatie opgenomen worden in een verpleeghuis of woonzorgcentrum, waarbij het duidelijk is dat zij al enige tijd niet meer voor zichzelf konden zorgen. Deze cliënten kunnen naast de vervuiling ook allerlei besmettelijke ziektes en ongedierte meebrengen naar de instelling. Vervuilde cliënten kunnen via een opname in het ziekenhuis in een verpleeghuis of woonzorgcentrum worden geplaatst. In dit geval heeft men bij de cliënt de lichamelijke en geestelijke problematiek gediagnosticeerd en is er een behandelplan in gang gezet. Ook kan het voorkomen dat een vervuilde cliënt op een crisisafdeling in een verpleeghuis of woonzorgcentrum wordt opgenomen via een Vangnet op een sociale indicatie. In dat geval heeft de instelling de taak om de vervuilde cliënt te behandelen. Laat medewerkers de juiste maatregelen voor hun persoonlijke hygiëne nemen, zoals beschreven in hoofdstuk 2. Cliënten die rechtstreeks vanuit een thuissituatie worden opgenomen, kunnen geïnfecteerde wonden of een besmettelijke ziekte hebben, waaronder parasitaire besmettingen, zoals hoofdluis en schurft. Deze problematiek moet gediagnosticeerd worden en er moet een behandelplan voor worden opgesteld. Pas direct de juiste maatregelen toe indien er bij de cliënt een infectieziekte (bijvoorbeeld scabiës) wordt geconstateerd of vermoed. Vervuilde cliënten moeten gewassen worden, maar door de vaak jarenlange vervuiling kan het te rigoureus ‘schoonboenen’ van een cliënt gevolgen hebben voor de gezondheid of zelfs tot de dood leiden. Bij het rigoureus schoonboenen daalt de lichaamstemperatuur van vervuilde cliënten namelijk drastisch, met alle gevolgen van dien. Daarom moet bij het schoonboenen ‘gedoseerd’ te werk worden gegaan. Stel een protocol op voor het wassen en behandelen van een vervuilde cliënt en stel deze in werking bij een vervuilde cliënt. Zorg dat vervuilde cliënten alleen van hun kamer gaan indien ze helemaal schoongeboend zijn óf indien de lichaamsdelen die nog niet schoon zijn bedekt zijn.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 52 van 59
22
Bouw en inrichting van de woonzorgomgeving
22.1 Vloeren en wanden Zorg dat de vloeren van goed reinigbaar materiaal zijn, dat bestand is tegen de meest voorkomende reinigingsmiddelen. Zorg dat de vloer naadloos is. Vaste vloerbedekking (tapijt) in kamers, in gangen en op trappen wordt afgeraden, omdat goede reiniging hiervan vaak niet mogelijk is. Zorg dat de muren en de plafonds glad afgewerkt en onderhoudsvriendelijk zijn en geen naden of kieren bevatten. Mogelijk ongedierte kan zich hier anders schuilhouden.
22.2 Inrichting en materialen Al het meubilair, ook dat van de cliënten zelf, moet goed gereinigd kunnen worden. Met stof beklede stoeltjes, banken en dergelijke worden afgeraden, omdat bij incontinentie het materiaal verontreinigd kan worden. De bekleding kan bestaan uit een wasbare, losse hoes over een plastic beschermlaag. Tegenwoordig zijn er vele mogelijkheden in kunststof bekleding. Meubilair van ongelakt hout en beschadigd meubilair is af te raden, omdat dit eveneens niet goed gereinigd kan worden.
Voorzie huiskamers van een mogelijkheid om de handen te wassen. Dit betekent dat er naast een wasgelegenheid in ieder geval ook een zeepdispenser en papieren handdoeken aanwezig moeten zijn. Voorzie huiskamers van een koelkast. Wanneer er in de huiskamer gegeten wordt, kunnen in de koelkast de bederfelijke producten gezet worden, zoals bijvoorbeeld kaas, vleeswaren en melk. Vervaardig het aanrecht en de kastjes van goed te reinigen materiaal.
22.3 Ventilatie Ventilatie is bedoeld om zuurstof toe te voeren en vervuilde lucht en vocht af te voeren. Als er een infectieziekte in een verpleeghuis of woonzorgcentrum heerst, is het van belang dat cliënten niet onnodig besmet raken. Een van de maatregelen die genomen kan worden, is zorgen voor frisse, goed geventileerde ruimten. Daarnaast is ventilatie ook belangrijk voor het afvoeren van hinderlijke geuren en anderszins schadelijke stoffen. Voor cliënten met luchtwegproblemen (astma) is ventilatie extra belangrijk. Als mechanische ventilatie niet het gewenste resultaat oplevert, dient onderzocht te worden of de capaciteit van de mechanische ventilatie voldoende is. Zonder onderhoud vermindert de capaciteit. Ventileren Ventileren is het voortdurend verversen van lucht: het vervangen van verontreinigde binnenlucht door minder verontreinigde buitenlucht, bijvoorbeeld door het openzetten van ramen en ventilatieroosters. Door voldoende en correct te ventileren kan er gezorgd worden voor een gezond leefklimaat. Luchten Luchten is het in korte tijd verversen van alle verontreinigde binnenlucht door het wijd openzetten van ramen of deuren. Lucht gedurende ongeveer tien minuten. Hierdoor wordt alle lucht in de ruimte ververst, terwijl de temperatuur redelijk Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 53 van 59
constant blijft. In de meeste gevallen is de temperatuur binnen tien minuten weer op peil. Luchten is geen vervanging voor ventilatie. Ook wanneer er voldoende gelucht wordt, blijft ventileren noodzakelijk! Afspraken met betrekking tot ventileren en luchten: Open tijdens het gebruik van de gemeenschappelijke ruimten altijd de luchttoevoer (ramen of ventilatieroosters). Zorg ervoor dat de ventilatievoorzieningen optimaal werken. Zorg voor periodiek onderhoud van mechanische ventilatie en voor het reinigen van ventilatieroosters. Zet in sanitaire ruimten raampjes open (indien aanwezig) of plaats een ventilatiekanaal of mechanische ventilatie.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 54 van 59
23
Bronvermelding
-
-
CIb, Centrum voor Infectieziektebestrijding. Calcivirus http://www.rivm.nl/cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/calicivirus. CIb, Centrum voor Infectieziektebestrijding. Toolkit scabiës http://toolkits.loketgezondleven.nl/infectieziekten/. Voedingscentrum, Hygiënecode voor Zorginstellingen, 2001, Den Haag. CIb, Centrum voor Infectieziektebestrijding. Legionellose http://www.rivm.nl/cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/legionellose. College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden: Register van toegelaten middelen (www.ctb.agro.nl/portal/page?_pageid=33,46731&_dad=portal&_schema=PO
RTAL). -
-
-
-
-
Hoofdbedrijfschap Ambachten: Code van de kapper (www.hba.nl). Landelijk afvalbeheerplan http://www.lap2.nl/. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Landelijke Richtlijn Prikaccidenten. April 2007 (www.rivm.nl/Onderwerpen/Ziekten_Aandoeningen/P/Prikaccidenten). Verenso (www.verenso.nl): - Richtlijn ‘Mondzorg voor zorgafhankelijke cliënten in verpleeghuizen’. - Richtlijn ‘Influenzapreventie in verpleeghuizen en verzorgingshuizen’. Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN). Landelijke instructie Voor Toediening Gereedmaken van medicatie in verpleeg- en verzorginghuizen. Utrecht, april 2008. WIP-richtlijnen voor de verpleeghuis-, woon- en thuiszorg (www.wip.nl): - Veilig werken voor pedicures en podotherapeuten. - Veilig werken voor kappers in het verpleeghuis. World Health Organization (WHO). WHO Guidelines on Hand Hygiene in Health Care. World Health Organization 2009, Genève, Zwitserland.
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 55 van 59
24
Bijlagen
24.1 Schema indicatie en beschermingsmiddelen Indicaties met bijbehorende beschermingsmiddelen
Indicatie
Influenza (A en B) MRSA2
Aparte
Over-
kamer
schoenen1
Ja of cohort-
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja (FFP1)
Nee
Nee
Nee
Ja (FFP1)
Nee
Nee
Ja
Ja7
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja3
Nee
Nee
Nee
Ja
3
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja (FFP2)
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja3
Ja
Ja3
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja (FFP1)
verpleging Ja
Ja (Chirurgisch)
Ja of Norovirus4
cohortverpleging
Pneumonie – Bronchitis met Multiresistente microorganismen (bijv. ESBL)5 Overige infecties met multiresistente microorganismen6 Scabiës8 Clostridium difficile tbc5
Ja Ja, liefst met sluis
1
Draag nooit overschoenen, maar zorg dat de werkschoenen goed reinigbaar zijn. Deze maatregel geldt voor schoonmakers en personeel belast met de verzorging en therapie op de kamer. 3 Wegwerpschort met lange mouwen. 4 Deze maatregelen gelden bij kans op contact met diarree en/of braaksel. 5 Deze maatregel geldt zowel voor bezoek als personeel. 6 Deze maatregelen gelden bij kans op contact met cliëntenmateriaal. 7 Voorschort. 8 Deze voorzorgmaatregelen worden genomen bij de verzorging van de cliënt. 2
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 56 van 59
24.2 Standaard schoonmaakschema Hieronder staat de minimale reinigingsfrequentie van verschillende oppervlakken en materialen vermeld. Daarnaast moeten alle oppervlakken en materialen direct gereinigd worden bij zichtbare verontreiniging. Let op: dit schema geldt niet bij uitbraken. Bij uitbraken moet er gereinigd worden volgens het desbetreffende protocol. Opmerkingen
Anders
Wekelijks
Aanbevolen reinigingsfrequentie Dagelijks
Onderwerp
Algemeen (vloeren, meubilair, et cetera) Behandeltafel
(Eet)tafel
Let op onderzijde tafelblad (m.n. buitenste rand wordt vuil, doordat cliënten zich naar de tafel toe trekken)
Handcontactpunten
Kasten
1x/3maanden
Koelkast
Bovenkant kasten maandelijks Binnen- en buitenkant reinigen
(afdelingskoelkast) Koelkast (van
1x/maand
Binnen- en buitenkant reinigen
bewoners) Oefenmatten Stoel (zitting en
1x/maand
armleuningen) Tillift (frame) Ventilatiekanalen
1x/5jaar
Ventilatieroosters Vloeren Waskar
Gebruik tilmatten cliëntgebonden
1x/3maanden
Medicijn- en verbandkamer Instrumenten
Na ieder gebruik
Reinigen én desinfecteren met alcohol 70%
Na ieder gebruik
Reinigen, desinfecteren met alcohol 70% én
(niet-steriel) Instrumenten (steriel)
steriliseren of wegwerpmaterialen gebruiken
Medicijnkar
1x/maand
Medicijnkoelkast
1x/maand
Binnen- en buitenkant reinigen
Nagelschaartje
Na ieder gebruik
Reinigen en desinfecteren
Na ieder gebruik
Reinigen en desinfecteren in pospoeler of
algemeen gebruik Verbandbekken
handmatig met alcohol 70%. Bij voorkeur wegwerpmateriaal gebruiken Verbandkar
(binnen- en buitenzijde)
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 57 van 59
Opmerkingen
Anders
Wekelijks
Aanbevolen reinigingsfrequentie Dagelijks
Onderwerp
Persoonlijke hulpmiddelen cliënt Hoortoestellen
Volgens voorschrift fabrikant; aan de
buitenkant afnemen met alcohol 70% Loophulpmiddelen
Rolstoel
Siliconenkussen
Sanitaire ruimten Bad, badbrancard,
Na ieder gebruik
badkuip en
Na cliënten met open wonden of een infectie (bijv. MRSA) na reiniging ook desinfecteren
luchtkussen Douche (algemeen
Na cliënten met open wonden of een infectie
gebruik)
(bijv. MRSA) na reiniging ook desinfecteren
Douche (privé) Douchemat
Na ieder gebruik schoonspoelen en hangend
laten drogen. Na reiniging hangend drogen. Douchestoel
Na iedere wasbeurt
Gebitskom
Afwassen, met de hand of in de
afwasmachine (níét in de spoelkeuken!) Po
Na ieder gebruik
Reinigen en desinfecteren in de pospoeler. Bij afwezigheid pospoeler: handmatig reinigen en vervolgens (indien po nietclientgebonden is) desinfecteren met chloor 250 ppm of alcohol 70%.
Postoel (bril en
Na ieder gebruik
zonodig overige
Na reiniging ook desinfecteren indien stoel niet cliëntgebonden is of is vervuild met
delen)
bloed of ontlasting
Toilet (algemeen
Ten minste
Na contact met wond/decubitus en bij
gebruik)
2x/dag
zichtbare verontreiniging zitting reinigen én
Waskom
Na ieder gebruik
desinfecteren Wastafel Weegstoel
Goed nadrogen en droog bewaren
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 58 van 59
Opmerkingen
Anders
Wekelijks
Aanbevolen reinigingsfrequentie Dagelijks
Onderwerp
Slaapkamer Bedframe
Bedgordijnen Bedhek
1x/3maanden
Machinaal wassen
Dekbedden
Machinaal wassen
(katoen) en dekbedhoezen Laken (onder
dekbed) Nachtkastje
Let op onderzijde blad (m.n. buitenste rand
wordt vuil, doordat cliënten het nachtkastje naar zich toe trekken) Sprei
1x/3maanden
Machinaal wassen
Hygiënerichtlijnen voor Verpleeghuizen en Woonzorgcentra (augustus 2012)
Pagina 59 van 59