Itte del ten
ten rels
Landbouw op de Veluwe en in de Gelderse Vallei; een historische schets
le0 :hts
door Ad Nooij
rast
Inleiding
ian
Wie goed wil boeren, moet op een goede plek zitten. Niet te droog, want dan willen de
erij
gewassen niet groeien. Maar ook niet te vochtig, want het gewas houdt meestal niet van natte voeten. ln de CelderseVallei, maar meer nog op de westelijke flank van deVeluwe, kunnen
refWE
tm)m.
WE r
ik; NU
ten r0e ng''o
boeren goede plekken vinden. Zeker de eerste bewoners waren zeer afhankeli,;k van de natuurlijke omstandigheden en daarom zeer kieskeurig bij het zoeken naar een goede vestigingsplaats. In een zeer lange geschiedenis van groeiende landbouwkundige kennis, waarbij elke volgende generatie gebruik kon maken van de verworven kennis van hun voorouders, is de afhankelijkheid van de natuur geleidelijk minder geworden, zonder overigens te verdwijnen. Zo Ieerde men in een ver verleden dijken aan te leggen om het kwelwater van de Veluwe om te leiden. Ook het gereedschap waarover de boer beschikte, werd steeds geavanceerder. Bovendien was men zeer wel in staat nieuwe gewassen te selecteren die beter pasten bij de toenmalige productieomstandigheden. Het gebruik van mestmethoden, cruciaal voor de akkerbouw, ontwikkelde zich in de loop der eeuwen. Het is een grote misvatting te menen dat de landbouw tot aan het begin van de twintigste eeuw een conservatieve bedrijfstak was waar op een gedachtelozewijze tradities van vader op zoon werden overgedragen. Ook in de CelderseVallei en op deVeluwe is steeds sprake geweest van nieuwe ontwikkelingen, mede in antwoord op veranderde omstandigheden.
dit )est
0e
lrt0e el(, ?ze
De natuurlijke omgeving De Crebbeberg en de Wageningse Berg zijn twee markante elementen in het Iandschap. Het zijn de eindpunten van de Utrechtse Heuvelrug en het Veluwe-massief die ongeveer 150.000 jaar geleden, in de vóórlaatste lJstijd, zijn ontstaan door de stuwende werking van de grote gletschers die vanuit Scandinavië over dit gebied schoven. Door deze ijsmassa werd de loop van de grote rivieren in een westelijke richting afgebogen. De twee stuwwallen waren in het zuiden hoefijzervormig met elkaar verbonden, maar deze verbinding is verdwenen door de eroderende werking van de Rijn. Toen in een volgende klimatologische periode met hogere temperaturen het landijs was gesmolten, lag tussen de stuwwallen het laaggelegen en vochtige gebied dat we nu de CelderseVallei noemen. ln de laatste lJstijd (ongeveer 70.000 jaar geleden) was Nederland niet met ijs bedekt. In de CelderseVallei ontstond een toendraachtige vegetatie. Krachtige westenwinden verplaatsten veel zand. Crote delen van oostelijk Nederland werden bedekt met zogenaamde dekzanden. ln de Celderse Vallei ontstonden de hoger gelegen zandruggen in oost-west richting die we vinden bij Bennekom (de Kraats), Ede en Lunteren. Later, veel latet zouden dit ideale vestigingsplaatsen worden voor landbouwers. Klimaatveranderingen bleven optreden. Ongeveer 15.000 jaar geleden was het klimaat opnieuw aanzienlijk milder dan in de laatste lJstijd; het land werd nu geleidelijk bedekt met bossen. In de CelderseVallei met zijn slechte afwatering ontstonden venen en moerasbossen. Voor bewoning was dit gebied voorlopig niet geschikt. De eerste bewoners in dit gebied vestigden zich op de randen van de stuwwallen.
Prehistorie Deze eerste bewoners kunnen we nog geen boeren noemen, zij waren jagers en verzamelaars
die leefden van wat zij in de omgeving aantrofíen. Wanneer het voedsel schaars begon te worden, trokken zij verder. In de zandverstuivingen op het Mosselsche Zand, ten zuiden van Otterlo, zijn yachtkampjes uit het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum gevonden (ca. 9000 tot 5000 voor Chr.). Celeideliyk aan proberen de mensen hun bestaanszekerheid te vergroten en gaan zij meer aan landbouw doen. Tussen 4000 en 3000 voor Chr. ontstonden de eerste boerennederzettingen in deze omgeving. De landbouw had toen nog een zeer primitieÍ karakter. Door het platbranden van een stuk bos ontstond een akker. Verbrandingsas werkte als 'kunstmest'. Na enige tijd was deze kunstmest echter uitgewerkt en zat er niets anders op dan elders weer een nieuwe akker aan te leggen. Vanuit ons hedendaags perspectief zouden we clit roofbouw noemen. Het is duidelilk dat een dergelijk landbouwsysteem slechts in stand kan blijven bij een zeer geringe bevolkingsdruk, zodat de bosvegetatie de kans krijgt zich te herstellen. ln werkelijkheid was er wel degelijk sprake van een aantasting van de bosvegetatie. Dat werd mede veroorzaakt door de bosbeweiding (varkens) en de ijzerindustrie die zeer veel hout vereiste. Ondanks het zeer primitieve karakter van deze landbouw kunnen we toch spreken van een belangrijke stap in de ontwikkeling naar minder afhankelijkheid van de natuur. De ontwikkeling van de landbouw maakte het mogelijk dat mensen zich permanent gingen vestigen. Hierdoor was de basis gelegd voor een verdere ontwikkeling van het maatschappelijke leven. Uit de Bronstijd en de vroege l)zertijd (2000 tot 500 voor Chr.) zijn kleine nederzettingen bekend. Deze bestonden uit enkele boerderilen waarvan de bewoners regelmatig een nieuwe standplaats moesten zoeken wanneer de grond was uitgeput. Uit deze periode stammen de Keltische Velden. Dit zijn vierkante veldjes van ongeveer 0 bij 40 meter, aígescheiden door lage walletjes. Omdat er per huishouden een aantal veldjes beschikbaar was, kon men een vorm van vruchtwisseling toepassen. Op een deel werd haver en gerst verbouwd. De overige percelen lagen braak oí werden benut voor het weiden van vee. Dit systeem kon echter niet verhinderen, dat de boerderijen regelmatig verplaatst moesten worden. KeltischeVelden zijn te zien bij deVijfsprong in Lunteren en langs de Panoramaweg in Bennekom. Onze kennis over deze periode berust geheel op archeologische vondsten. Omdat schriftelijke bronnen ontbreken, spreken we van prehistorie.
i"" I
fi t;;
l:, ; I
1., I
I
,,,;,'1. 'r.
i.i:_,: i.:
' )'*
l',,
''4t'
| ,,. Bij de
o,
gevondt
schapp
zendel wesleil Wanne
dan zij Sint Jar eeroer
Ook
hr
De ont Rond c
ontwik Veldhu
Vallei
brink,
Indei Romeinse tild en Middeleeuwen Ook over de hierop volgende periode zijn de gegevens aanvankelijk nog zeer schaars. In de Romeinse tiid (tot 450 na Chr.) was sprake van sterke bevolkingsgroei. Er ontstonden Srotere nederzettingen, met name in het gebied ten zuiden van de Riyn. De Rijn was de grensrivier van het Romeinse Rijk. Noordelijk van deze rijksgrens waren in een gebied van 50 kilometer grotere bevolkingsconcentraties niet toegestaan. De Romeinen aarzelden niet om met geweld deze verdedigingslinie in stand te houden. In 1968 en1971/2 is in Ede-Veldhuizen een nederzetting uit de Romeinse tijd opgegraven. Deze nederzetting was tenminste 7,5 ha groot en bestond grotendeels uit drieschepige woon-stalhuizen. De grootste boerderijen waren ongeveer 50 meter lang en B meter breed. Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk volgde een langdurige periode van Srote maatschappelijke turbulentie. Het was de periode van deVolksverhuizingen. Voor de ontwikkeling van de landbouw waren deze omstandigheden zeer ongunstig. Nadien tijdens het bewind van
de Frankische koningen ontstond meer orde en rust, zij het dat deze orde met oorlogen tot stand werd gebracht. Maar ook de kerkelijke organisatie van het Christendom, met bisschoppen en kloosters, speelde een belangrijke rol in de ordening van de toenmaliSe maat-
$r;rrl,l; i'r-f,q*rri
belang
bleek weinig
,
Reeds
hofstel
voor
d
srC,ntQ
die de r!
chter
Het
hc
Lrp oe cies is
zeril n8 sch ijn
I
deze
I
aars
nte van
000 )ten )rsIe raK-
H* ne
i*.' ,,
r
il
l
.,.':
,.,w r.1$",,,..
ffi
\1
,lrfr.
.,,
il,:
I at5 dan
we
',,W,' '
.,
lr
]t';!-
Kan
hte
i,,.'1"
1'&ilreFl -
"b-
die een
Bij de opgravingen rond 1970 in Mariëndaal w,erden restanten van een oude Romeinse nederzetting gevonden. (foto Frans van Oort)
niet
schappij, onder meer door kerkstichtingen. Kerkstichtingen zijn het werk geweest van zendelingen, maar ook van bisschoppen en kloosters. De kleine nederzettingen op de westelijke rand van de Veluwe waren als kerspel opgenomen in de kerkelijke organisatie. Wanneer dat precies is gebeurd, weten we niet. Als er documenten in die tijd zijn opgesteld, dan zijn die verloren gegaan. Wel is bekend dat de kerk van Ede in de dertiende eeuw bij de Sint Janskerk te Utrecht behoorde. Maar het kerspel Ede kan misschien wel enkele eeuwen eerder ziln gesticht. De boeren betaalden een grondbelasting, de tiende, aan de SintJanskerk. Ook het kerspel Bennekom, zo is uit latere tijd bekend, was verbonden aan de Sint Janskerk. De ontwikkeling van kerspelen is tussen 1 I00 en 1200 voltooid. Rond de millenniumwisseling, maar misschien ook wel veel eerder, waren nederzettingen tot
zijn
ontwikkeling gekomen in Wageningen, Bennekom (Berinchem, Hal en Hoekelum),
KKC-
tên ' f.ven. rgen
uwe
rde toor een Ytge ''D_
lijke
lde )tere
Veldhuizen, Ede, Doesburg, Lunteren en Wekerom. In het zuidelijke gedeelte van de Celderse Vallei lagen deze nederzettingen nabij de'l 5 m hoogtelijn. De boerderijen lagen rond de brink, een pleinvormige ruimte met een drinkpoel voor het vee, en hadden elk hun percelen in de gemeenschappelijke eng (ook es of enk genoemd). Rogge, gerst en haver waren de belangrijkste producten. Hoewel deze boeren te maken hadden met (kerkelijke) grondheren, bleek dat zij zich konden ontwikkelen tot een groep van vrijwel eigengeërfde boeren met weinig heerl ijke verpl ichtingen.
tvter reter
veld oerroot aren
rling van
I
tot
met taat-
l
Reeds vóór de millenniumwisseling kwamen in het centrum van het toenmalige Europa het hofstelsel en het leenstelsel tot ontwikkeling. Met name het hofstelsel is belangrijk geweest voor de organisatie van de Iandbouw. Crond was in deze tijd het voornaamste kapitaal en grootgrondbezitters maakten dit kapitaal rendabel door het stichten van hoeven. De boeren die deze hoeven exploiteerden, waren verplicht tot leveranties aan de grondheer en het verrichten van allerlei herendiensten. Het hofstelsel is ook van betekenis geweest voor de ontginning van de Kraats ïe Bennekom. Op deze zandrug ten westen van Bennekom werden grote hoeven gesticht. Wanneer dit precies is gebeurd, is niet bekend, maar niet later dan de twaalfde eeuw. Anders dan in de nederzettingen op de'l 5 m hoogtelijn hadden deze hoeven elk hun eigen eng. Naar alle waarschijnlijkheid zijn boerderijen als de Crampel, de Harn, Harslo, en Dickenes de opvolgers van deze hoeven. Harslo had ook een verdedigingsfunctie tegenover de bisschop van Utrecht.
$t.r*r,l:ri f:'lil1i'.il'lí
l
Hier was dus de invloed van de graaf van Celre tastbaar aanwezig. In veel gevallen woonde de eigenaar niet zelÍ op de middeleeuwse hoeve. Het bedrijf werd beheerd door een boer die de status van pachter had. Aanvankelijk werd de pacht voldaan in natura, maar met de geleideliyke ontwikkeling van een geldeconomie in de periode na de kruistoch-
Deb Voor
Ook
rcsel< '.-D.'
_
pelijk ontsti
ten werd deze vervangen door geldpacht. De pachter werkte met inwonend personeel. De omvang van de engen in de Kraats doet vermoeden dat het soms een aanzienlijk aantal
veror
mensen betrof. Deze grote hoeven hebben het beeld van de Bennekomse Kraats tot ver in de 20e eeuw bepaald, een aantal van deze bedrijven is pas toen gesplitst. Het hoevenlandschap ten noorden en ten zuiden van de Kraats is later ontgonnen, en wel in de 13e eeuw. Cezien de grote regelmaat in de verkaveling moet bij deze ontginning sprake zijn geweest van een centraal gecoórdineerde onderneming. OnLlekend is echter wie de regisseur was van deze ontginning. Mogelijk was dit de graaf van Celre. De stegen die op een onderlinge afstand liggen van ongeveer 550 meter, hebben alle eenzelfde noord-zuid oriëntatie met sloten aan de oostzijde. Door de lage ligging was dit gebied vooral geschikt voor het weiden van vee en voor hooiwinning. Ook het LunterseVeldis in deze periode ont5ionnen. De graaf van Celre had in navolging van Hollandse landheren bepaald dat woeste gronden tot het bodemregaal behoorden. In hedendaagse termen zouden we van domeingronden spreken. De ontginning van deze gronden verschafte hem en zijn opvolgers aldus een aanzienlijke bron van inkomsten en vergrootte bovendien zijn macht tegenover de andere grondheren.
wijst
zten
r
opSel zorS Benn
buurt -'b-
'
'
desel Vel
ul
ue
ol
u
itgar
pen
\
ZOUdI
boere
dige
r
ar spr
Een wankel evenwicht Van oudsher was de mestvoorziening de zwakke schakel in een landbouwsysteem. Wanneer boeren op een vaste plek willen blijven boeren, dan moet deze grond tegen uitputting worden beschermd. Dat was de voornaamste reden waarom boeren vee hielden. Tussen akkerbouw en veeteelt bestond een wankel evenwicht. Er moest voldoende vee zijn om het boulvland te bemesten, maar de voedering van dit vee mocht niet al te zeer ten koste gaan van de productie. Het vee graasde op de lager gelegen natte gronden, maar na de oogst ook op de stoppelvelden. Het spreekt vanzelf dat dit het nodige overleg vereiste tussen de boeren die één of meer percelen bezaten op de es. Dit overleg kreeg de vorm van een buurtoÍ buurtsr:hap. In de buurtschap hadclen alle eigengeëríde boeren zeggenschap naar de mate dat zij grond hadden in de eng. Maar niet alleen het gebruik van de eng vroeg om regelgeving, dat gold ook voor de heidevelden.
naSe\
pen/ ( weidr eeuw
lijke
1
van l defi n CCUW
verlo
keu ril
Werl
In de
Van zeer grote betekenis voor een verhoogde mestproductie was de plaggenbemesting.
mens
Op de heide werden plaggen gestoken en getransporteerd naar de stallen, waar deze plaggen rverden bemest door het vee. Telkens kwam een nieuwe laag plaggen in de potst:rl. In het voorjaar ging deze nrassa naar het bouwland. Door cleze plaggenbemesting werden mine-
van d
ralen van buiten het bedrijí naar het bouwland gebracht. De heide, de woeste grond,
West.
was daarom van uitermate groot belang voor de Iandbouw. We moeten het aantal hectares heidegrond dat wercl afgeplagd niet onderschatten. Voor elke hectare bouwlancl was ongeveer zeven hectare heidegrond nodig. Na het aíplaggen moest deze grond bovenciien nog zevcn jaar ongemoeid bliyven liggen voor de ontwikkeling van een nier-rwe zode. Te intensievc afplagging leidde tot zandverstuivingen. De fraaie zandverstuivingen die in onze tijd door Natuurmonumenten in stand worden gehouclen op deVeluwe, zijn in íeite een natuurramp als gevolg van roofbouw.
oe de
12
1:.,:,.:.:.:,,,1
zi1 va
WAS €
0L
pe
werd belan Maar
onDel
de
1É
De buurtschap
)-J
il
reel. rntal
nde wel n
ing
wie r die zu
id
:hikt
Voor de instandhouding en het goede beheer van de heidegronden was regelgeving vereist. Ook dit was een belangrijke taak van de buurtschappen. De eigengeërfde boeren stelden regels op voor het gebruik van de woeste gronden. Ook het gebruik van de gemeenschappelijke hooilanden in het Binnenveld was aan regels gebonden. De buurtschappen zijn dus ontstaan op grond van zeer praktische overwegingen en hebben niets te maken met een soms veronderstelde solidaristische mentaliteit van de middeleeuwse mens. In veel buurtschappen zien we dat in toenemende mate ook publieke Íuncties worden uitgeoefend. Slicher van Bath wijst erop dat in de 16e, 17e en vooral de 1Be eeuw veel bepalingen in buurtreglementen zijn opgenomen die uitstijgen boven de directe belangen van de landeigenaren, zoals de armenzorg en het aanstellen van een schoolmeester en koster. Een voorbeeld hiervan vinden we in Bennekom. In 1648 werd jonker Sloot van de havezathe Boekeloo in Bennekom door de
buurtschap toestemming verleend zich een stukje land dat tot de buurt behoorde toe te eigenen "mits dat sijn Edele in het school enen kacheloven ofte stoof sal laten maken ende deselve school eens versien met noodwendige bancken, alles op sijn Edeler kosten". (Een Veluws Dorp, blz. 1B8t De buurtschappen hebben tot in de 19e eeuw hun Íunctie behouden. Door de liberale voor-
i van
uitgangsfilosofie van die tijd kwamen de buurtschappen onder vuur te liggen. De buurtschap-
oen-
pen werden gezien als een achterhaalde organisatie. Individualisme en persoonlijk gewin zouden beter zijn voor de economische ontwikkeling. Maar de boeren, zeker ook de grote
ver)otte
neer
ïting LSSEN
om gaan
ook refen
uurtrt zii
boeren, handhaafden uit welbegrepen eigenbelang de bestaande organisatie met een zorgvuldige regeling van toegangsrechten tot de gemeenschappelijke gronden. Wel was er inmiddels al sprake van een zekere mate van individualisering. De introductie van knollen en spurrie als nagewas - geteeld na de oogst van het hoofdgewas - leidde ertoe dat in een aantal buurtschappen, onder andere in Ede-Veldhuizen en in Bennekom bepalingen werden opgenomen die het weiden van paarden, varkens en schapen op de gemeenschappelijke eng verboden. In de 1 9e eeuw waren bovendien de publieke functies van de buurtschap overgenomen door de burgerlijke gemeente. Ook de verkoop van percelen was niet langer ongebruikelijk. De Markenwet .l van 886 die de opheffing van buurtschappen regelde, kanaliseerde deze ontwikkeling. De definitieve doorbraak kwam echter met de introductie van de kunstmest. Hiermee werd het eeuwenlange wankele evenwicht tussen akkerbouw en veeteelt doorbroken. De heideplaggen verloren hun betekenis voor de landbouw en daarom verdween de noodzaak van een nauwkeurige reglementering van het gebruik van de woeste gronden.
, dat
,ting. ggen
r
het
rineond, tares tveer even sieve cloor ranrp
Werken in een markteconomie ln de vroege middeleeuwen was er nog weinig beroepsdiííerentiatie. Verreweg de meeste mensen moesten in hun levensonderhoud voorzien door op het veld te werken. Alleen leden van de geestelijke stand en de adel waren van deze arbeid vrijgesteld, als grondheren leefden .l zij van afdrachten door de boeren. In de periode na de Kruistochten (ongeveer 100 tot 1350) was er sprake van een krachtige demograíische en economische groei. In deze periode zijn in West-Europa veel steden ontstaan en is er veel nieuw land ontgonnen. Voor de landbouw in de buurt van de steden bood dit mogelijkheden voor handel en enige specialisatie. Hoewel de periode van 1350 tot.l 500 een ernstige demografische en economische terugval kende, werd niettemin bezien over een langere periode de productie van handelsgewassen steeds belangrijker. Vanzelfsprekend bleven boerderijen voornamelijk gericht op zelfvoorziening. Maar desondanks was met name in de 16e eeuw de productie voor een externe markt niet onbelangrijk, ook op de Veluwe en in de Celderse Vallei. De sterke bevolkingstoename in de 16e eeuw veroorzaakte een stijging van de graanprijzen en dat leidde tot een vraag naar
lii,l;c.iri',1
I
tl.r il.t'r,rr,rli
goedkopere graansoorten. Daarmee werd boekweit een gewild handelsproduct, een situatie die tot in de 19e eeuw zou blijven bestaan. Ook de productie van tabak en honing was van
g:'t"i1"kï:1"'
o"
Hor
o":::l_*'"::g":lg'
Ind
CeI t.^ -
Boekweit
ln Ede, Scherpenzeel en Barneveld was tegen het midden van de 1 9e eeuw ongeveer de helft vanhet|andbouwareaa|metboekweitbetee|d.Boekweitwerdvooreenbe|angrijkdee|aígezet in de Hollandse steden. Maar de teelt van boekweit had ook andere voordelen. Het was een gewas dat bij een grote inzet van arbeid leidde tot hoge opbrengsten. Daar kwam bij dat boekweit maar half zoveel mest nodig had als rogge. Tegen het eind van de 19e eeuw verdween
zaal i
ooe l
bije íoer
I
boekweitvandeakkers.Dithaddee|stemakenmetda|endepríjzenVan8raana|sgevo|gvan import uit Rusland en Noord-Amerika. Maar belangrijk was ook de introductie van kunstmest. Enerzijds omdat het mestbesparende effectvan de boekweitteelt zijn betekenis verloor, anderzijds omdat kunstmest anders dan bij andere gewassen geen duidelilk opbrengstverhogend effect bii boekweit bleek te hebben.
Deo De
:
trn
een
K
de
le
Door
handt derijp
van
Tabak
Tabak was typisch een product voor de handel. Er waren handelaren die de verkoop regelden,
maar ook voorschotten gaven. Een sterke
in de tweede helft van de 17e eeuw, met een hoogtepunt in het begin van de 1Be eeuw. Wageningen, Nijkerk, Amersfoort en Arnhem waren belangrijke concentra-
00ere
tiepunten. De tabaksteelt was intensief, vrouwen en kinderen hadden een belangrijk aandeel in de werkzaamheden. Om het zaad te laten voorkiemen, werd wel gebruik gemaakt van de warme bak. De bladeren van de volgroeide tabaksplant werden aízonderlijk geplukt en gedroogd in speciale droogschuren waar de wind vrij spel had. In de loop van
den gi nge
Mest sen a akker
van
d
toene Een b me5t.
de 1Be eeuw verloor de inlandse tabak
akker van Í
terrein ten BUnste van de koloniale tabak. De teelt van aardappelen kreeg nu meer
consump-
renda
eeuw cons( Onda deel kunnr groei,
uitbreiding van de tabaksteelt vindt plaats
betekenis. Voor de menselijke
i
VEENC
DOUW
Tabakschuren inWageningen rond 1890.
tie was deze aardappelenteelt van groot Ontleend aan H.K. Roessingh, lnlandse tabak. Wagen n gen 1 97 6 (vereenvoud i gd). belang, vooral als we bedenken dat indertijd van een ha aardappelen drie maal zoveel mensen zich konden voeden als van
Inten Door
i
een
ha graan. Een opleving van de binnenlandse tabaksteelt vond plaats tijdens de Napoleontische
oorlogen. Door het 'Continentale Stelsel' wilde Napoleon Engeland economisch isoleren, maar Engeland reageerde hierop met een contrablokkade. Oudere lezers zullen zich een vergelijkbare situatie herinneren uit de Tweede Wereldoorlog.
,fïr;s:;'*'r;
í*"ftcxd
srever
kleinr naaf
I
omoa derha onrSrr
ratre
van
Honing In de tweede helÍt van de 1Be en de eerste helft van de 19e eeuw was de bijenhouderij in de CelderseVallei van betekenis. Barneveld, Putten, Woudenberg en Renswoude waren belangrijke centra. In het voorjaar werden de bijenvolken naar het rivierengebied gebracht (fruit en kool-
)
lft
zaad), en in de zomer tijdens de bloei van de boekweit weer terug gehaald. De bloesem van boekweit was belangrijk voor de honingproductie, terwijl omgekeerd de aanwezigheid van de
/as
bijen belangrijk was voor de opbrengsten van de boekweitteelt. In het najaar konden de bijen
lat
foerageren op de heidevelden.
en an
De omkering
tst.
De tweede helft van de 19e eeuw was
er-
een keerpunt in de geschiedenis van
n0
de landbouw op de zandgronden. Door de groeiende internationale handel stegen de prijzen van veehou-
derijproducten veel sneller dan die
van akkerbouwproducten, waardoor ln,
veehouderij voor de boeren een meer rendabele bedriifstak werd. ln de 19e
eeuw zien we een toename van de
//']
)r {i
\l
4 {
ft \
consumptie
van vlees en
vet.
Ondanks de armoede waaronder een
deel van de bevolking gebukt ging, kunnen we hier spreken van een De
boterbereiding op de boerderij. Schoolplaat
circa 1910.
groeiende welvaart. De Veluwse (Nationaal Schoàmuseum, Rotteídam. Ontleencl aan Martijn boeren, gewend aan productie voor Bakker, Boterbereiding in de late negentiende eeuw. de markt - naast zelfvoorziening - Zutphen 1991)' gingen in toenemende mate over op het produceren van boter en het mesten van varkens. Mest werd daardoor minder schaars. Celeidelijk aan zien we een omkering in de relatie tussen akkerbouw en veeteelt. Voorheen was veeteelt vanwege de mest noodzakelijk voor de akkerbouw. Maar nu komt de akkerbouw door de teelt van veevoedergewassen meer in dienst van de veeteelt. Deze omkering in het productiesysteem is een duidelijke indicatie van de toenemende welvaart in dit deel van de werelo. Een belangrijke factor in de omkering van het productiesysteem was de toepassing van kunstmest. In de tijd van de plaggenbemesting werden mineralen van de heidevelden naar de akkers vervoerd. Door kunstmest op de akkers te brengen, vindt opnieuw een externe aanvoer van mineralen plaats. Nu echter niet afkomstig van de heidevelden maar verkregen door mijnbouw in verafgelegen gebieden.
Intensivering en bedrijfssplitsing )en
tne
)en
Door de nieuwe combinatie van akkerbouw en veeteelt waren de bedrijven aanzienlijk intensiever geworden. Dat betekende dat men ook op een relatief kleine oppervlakte, althans kleiner dan voordien, een redelijk gezinsinkomen kon halen. Daarmee was de weg geopend naar de splitsing van bedrijven. Bovendien was er een extra vraag ontstaan naar bedrijven omdat door verbeterde medische en hygiënische omstandigheden de kindersterfte aÍnam en derhalve het aantal erígenamen in de boerengezinnen toenam. De kunstmest maakte nieuwe ontginningen op voorheen schrale gronden mogelijk. Ondernemingen als de HeideMij en de
S**ru;r órlg*;*,d
15
CrondMij zijn er groot door Eeworden. Maar de boerenbedrijven op de
nieuwe
welger
de kle
gronden konden relatief klein
delen.
blijven. Door kunstmest was opbrengst van
de de de akkers hoog. Boven-
midde
dien werd het in-
oer I
komen
Voormalige schaapskooi aan de Langesteeg te Bennekom. (foto Ad Nooii)
coópe Hoop.
schaps
beschr
indel "Daarl
aangevuld door het houden van varkens en kippen. Zo ontstaat met
Sener€
name
schapl I ijken
in de eerste helft van de 20e
eeuw geleidelijk een nieuw landschapsbeeld op de Veluwerand en in de Celderse Vallei, een landschap met zeer talrijke en veelal kleine boerderijen. In dit verband moet ook de pluimveeteelt genoemd worden. Van oudsher liepen op de boerenerven kippen rond. Zii scharrelden zelf hun voedsel bij elkaar, en vroegen niet veel meer werk dan het op tijd weghalen van de eieren. Maar ook hier is in de loop van de l9e eeuw sprake van een commercialisering. Een rapporteur voor de Staatscommissie die in 1906 de toestand van de landbouw moest bekijken, schreef: "Had men vroeger op eene boerderij 6 à 12 kippen, thans heeft men er 100 à 300, ja zelís nog meer" (Bieleman, blz.317). Wat scharrelkippen waren wist men toen nog niet, om de eenvoudige reden dat er geen andere dan scharrelkippen bestonden. De ontwlkkelingen die zich gedurende de laatste halve eeuw hebben voltrokken
woner landbr
Veluw
ren
In
(Een V
En ver De ge: natuur het vo omstar
in de pluimveesector zijn genoegzaam bekend. Kip en ei zijn goedkoper dan ooit, maar de
werK I Zo me onrecf
kip die zich mag gedragen als kip wordt een hobbykip genoemd.
Ook
k
zii rla De voortgaande modernisering van de landbouw werd geremd door een tweetal factoren. De toegenomen betekenis van de rundveehouderij vestigde nog eens extra de aandacht op de slechte ontwatering van de graslanden in de Vallei. Ook de verspreide ligging van percelen als gevolg van de vele bedrijfssplitsingen in het verleden, werkte belemmerend. Deze over-
de Rijl ZOCK
€
taak dr
in
een
wegingen, maar ook de geplande aanleg van de A-12, mondden uit in een ruilverkaveling waartoe in 1939 werd besloten. De uitvoering van de werkzaamheden, met ondermeer een kanalisering van de Grift, vond na de oorlog plaats.
zou zi
De Bennekomse Kraats
geheel
Een aparte vermelding verdient de ontwikkeling in de Bennekomse Kraats. Zoals eerder vermeld, zijn in een ver verleden hier grote hoeven gesticht, elk met een eigen eng. Het proces van bedrijfssplitsing is hier veel later opgetreden dan elders het geval was. In 1938 schriyft de sociograaf Van Eck dat in afwijking van ontwikkelingen elders, bijna geen van de Bennekomse boerderijen is gesplitst. Deze bewering van Van Eck is onjuist. Ook in Bennekom zijn veel bedrijven gesplitst. Maar de bedrijven waren zo groot, dat ook de
Maar r Aan ht
verdeelde bedrijven nog groot waren.
Hij wijst
terecht
op de manier waarop in
de
Bennekomse boerenÍamilies huwelijkspartners werden gekozen. Volgens Van Eck hebben de Bennekomse boeren een duideliik standsbewustzijn. Daarom sloten zij zich niet aan bij de
#l*v
q.,i?
l'lfglie.'i:f
Si
ndsd
comm de 20e
mel
e(
specia vraSen
we dat
Dikwij
de
bor
Vallei
0en
coóperatieve zuivelfabriek Concordia in Ede, maar richtten een eigen zuivelÍabriek op, de Hoop.Yan Eck noemt als reden: "De Bennekomse boeren vormden een groep van tamelijk welgestelde boeren, die graag zelf heersen en het niet kunnen uitstaan de zeggenschap met de kleine Veluwse boer te moeten delen." (blz.41). Wanneer de land-
lein
schapsarchitect Bijhouwer
er
/or)oe-
de
de 0e de
/entnru
Id
van
)en. met rrste
20e llei,
(oe
in
het
midden van de jaren vijftig een beschrijving geeft van de zandrug in de Kraats, zegt hij het volgende: "Daarlangs verheft zich een serie
der grootste boerderijen in
de
gehele streek. De families, die hier wonen, behoren tot de leiders der landbouworganisaties van de Zuid-
Veluwe; hun plaats in cÍe maatschappij laat zich het beste vergelijken met die van de scholteboeren in de Achterhoek en Twente." (Een Veluws Dorp, blz. 82).
Deze boerclerij is nog in bedrijf, binnen de bebouwde kont, aan de Halderbrinkweg te Bennekom. (íoto Ad Nooij)
rnd.
:op
En verder
een
De geschiedenis van de landbouw in de CelderseVallei is een geschiedenis van toenemende natuurbeheersing, toenemende specialisering en toenemende commercialisering. Zoals uit het voorgaande duidelijk is geworden, hebben boeren zich steeds aangepast aan veranderde omstandigheden. Boeren zijn daarbij ongetwijfeld eerder bedachtzaam dan overmoedig te werk gegaan. Dat heeft hun vaak het verwijt opgeleverd daï zij conservatief zouden zijn. Zo meenden de liberale Verlichtingsdenkers van het begin van de 19e eeuw dat de boeren ten
rde tans aren )pen (Ken
roe
onrechte vasthielden aan de gemeenschappelijke exploitatie van de gemene gronden. Ook kregen in het begin van de 20e eeuw de boeren van landbouwvoorlichters te horen dat zij de zaken anders moesten aanpakken. Toen op advies van de Staatscommissie van I906
.De
de Rijksvoorlichtingsdienst werd opgericht en ook het landbouwkundige onderwijs en onderzoek een extra stimulans kreeg, onderstreepten de nieuwe voorlichters het belang van hun taak door alom te verkondigen dat de situatie in de landbouw aan het eind van de l9e eeuw in een deplorabele situatie verkeerde en dat de boeren veel extra scholing nodig hadden. Sindsdien bestaat de mythe dat de eigenlijke geschiedenis van de landbouw pas begonnen zou zijn in de 20e eeuw, dat er toen pas sprake was van mechanisering, rationalisering en commercialisering. Sindsdien bestaat ook de mythe dat de landbouw in deze streken tot aan de 20e eeuw gericht zou zijn geweest op zelfvoorziening. De geschiedenis toont echter een
loe eten )ver-
:ling een
)r0er êno 'o' WAS.
Seen
rk in
K0e
rde n0e
ii
de
geheel ander beeld. Maar de geschiedenis heeft niet alleen een verleden, maar rolt ook door naar de toekomst. Aan het eind van de 20e eeuw heeft de Iandbouw in de CelderseVallei opnieuw te maken met een aantal problemen die vragen om creatieve oplossingen. De ongekende mate van specialisatie en schaalvergroting in de varkenshouderij- en pluimveesector stelt ons voor vragen op het terrein van milieubelasting, dierenwelzijn, en dierziektebestrijding. Ook zien we dat door bedrijfsbeëindiging veel fraaie oude boerderijen hun agrarische functie verliezen. Dikwijls worden deze boerderijen omgebouwd tot luxe woonhuizen, maar niet zelden krijgt de boerderij een niet-agrarische bedrijfsfunctie. Een ander probleem is dat in de Celderse Vallei veel agrarische bedrijven in feite te klein zijn om zich staande te houden in een eco-
nomisch klimaat dat wordt gekenmerkt door toenemende liberalisering op mondiaal niveau. Wanneer niet wordt gekozen voor bedri jísbeëi ndigi ng en ook een specialisatie in
En hoe
niet bij
king he en fam
"De
ag
De toe
of pluimveehouderij te ver is, zoeken deze brug een varkens-
boeren een oplossing in bedrijfsverbreding. Door allerlei nevenactiviteiten aan te pakken, zoals het houden van rijpaarden of
Bron - rel
een minicamping, probeert men een inkomen op te bouwen,
- Brui
eventueel aangevuld met een betaalde baan buiten de landModerne bedrijfsgehouwen aan de Langesteeg te Bennek()m bouw. Ligt hier de redding van (fokt Ad Nooij) het platteland en de agrarische cultuur? De meningen zijn verdeeld. Sommigen juichen deze ontwikkeling toe, anderen vrezen dat dit zal leiden tot een toenemende 'verrommeling' van het landschap. Al deze overwegingen hebben ertoe geleid dat in'l 990 deValleicommissie werd ingesteld. Naar goed Nederlands gebruik is er intensief overleg gepleegd tussen vertegenwoordigers van allerlei belangengroepen, zoals landbouw recreatie, milieu, landschap, Semeenten, provincie en rijksoverheid. De oplossing wordt gezocht in een ruimtelijke herinrichting van het gebied met een zekere mate van ruimtelijke scheiding tussen landbouw, milieu en recreatie. Dit impliceert dat er veel agrarische bedrijven verplaatst moeten worden, en dat is duur. Mogelijk te duur voor een overheid die drastisch wil bezuinigen. Hoe gaan de boeren op de bedrijven met intensieve veehouderij verder? Na de recente Srote uitbraken van varkenspest, mond- en klauwzeer en vogelpest, wordt telkens verkondigd dat het roer moet worden omgegooid. Maar na verloop van tiJd blijkt de animo voor radicale koerswijzigingen - die onvermiidelijk veel overheidsgeld kosten - snel verdwenen.
LJ
- Biel - Blin (lê/r
-
Eck,
Ams
-
Een
- Elze
de(
Mec
- Cro
del -
LOTT
wer
- Oor
vool
-
Roe
-
Roe
lBe
- Slicl
- Slicl
Utr€ - Tate
mili wut
- Voel
Neo - Vallt
Een ligboxenst,tl aan de Dickenesweg te Benrtekom. (foto
Ad Nottii)
ordt rnde
liaal
ordt n8
gr
in
En hoe gaan de boeren op de kleine bedrijven verder? Ogenschijnlijk
zijn hun perspectieven niet bijster gunstig. Onderzoekers hebben er echter op gewezen dat deze boeren de beschikking hebben over een bijzonder soort kapitaal, namelijk een uitgebreid netwerk van vriendenen familierelaties waardoor veel werkzaamheden in eigen beheer kunnen worden uitgevoerd. "De agrarische bedrijven in deVallei zijn daarom, ... niet klein te krijgen." (De Bruin, blz.2). De toekomst zal ons leren of deze voorspelling terecht is.
:1erij
leze ri
j
Ís-
,en:oa ls
rof men ,Ven,
een
andvan SChE
eren
Bronnen - Bieleman, J., Geschiedenis van de landbouw in Nederland 1500 - 7950. Amsterdam 1992 - Bieleman, J., (redactie), Anderhalve eeuw Celderse Iandbouw. Croningen 1995 - BIink, H., Ceschiedenis van den boerenstand en de landbouw in Nederland Croningen .l 902 - Bruin, R. de, H. Oostindie en J. D. van der Ploeg, Niet klein te krijgen. Bedrijfsstijlen in cle Celderse
Val
leí. Wageningen
1
991
.
- Eck, H.J. van, Boeren en fabrieksarbeiders; een socíografie van de gemeente
Ede.
Amsterdam 1938
- Een Veluws Dorp; een herinneringswerk voor Ir. M.M. van Hoffen. 1958 - Elzebroek, A.T.C., Geschiedenís van het landbouwkundíg gebruik van het zuidelijk deel
van
de Celderse Vallei. WagenÍngen, Vakgroep Landbouwplantenteelt en graslandkunde;
Mededeling 100;1990
teld. rgers
- Crootheest, A.C. van, Kraats en Binnenveld, een historische notítíe. Historische Werkgroep de Kraats, I9BB
1ten,
i van
uen r dat nde I Van moet ngen
- Lommen,
P., S.
van der A, en A.Yos, Boerderijen en landelijke bouwkunst in Ede;
werkdocument.
- Oort, F.C. van,'En het landschap veranderde'; ruilverkaveling Ede-Veenendaal, een weldaad voor de streek. De Zandloper 2OO1 -4, pp 2 - 36.
- Roekel, C. van, Het buurtboek van Bennekom. Capelle a.d. lJssel .l 998 - Roessingh, H.K., Inlandse tabak. Expansie en contractie van een handelsgewas in de 17e en l Be eeuw in Nederland Wageningen lTutphen 1979 .l
- Slicher van Bath, 8.H., Mensch en Land in de Middeleeuwen, Deel /. Assen 945. - Slicher van Bath, 8.H., De agrarische geschiedenis van West-Europa 500 1850. Utrecht 1960 - Tatenhove, Jan van, Milieubeleid onder dak? Beleídsvoeringsprocessen in het Nederlandse milieubeleid in de periode 1970 - 1990; nader uitgewerkt voor de Celderse Vallei. Wageningen 1993.
-Voet, L. Het platteland, maatschappelijk en economisch. ln: Algemene Ceschiedenis der -
Nederlanden, deel II, pp. a50 - 486. Utrecht 1 950. Valleicommissie, P/an van aanpak GelderseVallei. 1993
lnJ
Boerderijen Dickenes
oe
Dickenesweg 4, 4A en 5 te Bennekom. door Ad Nooij Dickenes kan terugzien op een lange geschiedenis die begon in de 13e eeuw. In die tijd vond de ontginning plaats van de zandrug ten westen van het doro Bennekom en werden
:-
bedrijven gesticht zoals Harslo, De Harn,
poe het rartij,
rde met jden.
zijn riken SITU
-
aling bonfru it-
ntuin rchtig
Bruxvoort, Schoonhoven, Raven en Dickenes (ook geschreven als Dikkenes en Dickenest). Dit waren grote bedrijven, veel groter dan de boerderijen die gelegen waren rond de brinken van Bennekom, de Hal, en Hoekelum.
\ \ Situatieschets Dickenes in drievoud. (Crootschalige Basiskaart Nederland, Genteente Ede, ROB, aídeling Realisatie)
Van de oorspronkelijke boerderij is niets bewaard gebleven. De Dickenes op de Dickenesweg nr 5 is gebouwd in 191O, maar op de plaats die op de situatieschets is aangeduid met '2' staat een boerderij waarvan de muurankers het jaartal .l 775 vormen. Deze boerderij vinden we ook terug op de kadastrale kaart van 1832. Nog weer een andere boerderij, ook een Dickenes, heeft bij benadering op plaats .l gestaan. Deze boerderij, die in 1945 is afgebrand, staat niet op de kadastrale kaart van 1832, en is dus van latere datunr dan
de boerderij van 1775. De boerderij van 19.1 0, op plaats 3, is een gemeentelijk monument. De naam'Dickenes'is dus verbonden aan drie boerderijen. Bij de nu volgende beschrijving zullen we ons beperken tot twee van deze boerderijen, namelijk de boerderij van 1775 op Dickenesweg 4 en 4A, en die van 1910 op Dickenesweg 5. De eerste zullen we aangeven als
n0e DOer-
k
tl"t
als
Ederf
toe-
ffi
een
Athterzijcle
ttn
de hoerdt'rij Dickenes-1 775. (foto Centeentearchtei Ede)
en de tweede als Dickenes-1910. Voor beide boerderijen zullen we nader ingaan op de geschiedenis van eigendom en bewoning. Vervolgens geven we aÍzonderlijk Dickenes-.1 775
voor Dickenes-l775 en Dickenes-.1
9.1
0 een beschrijving van de boerderij respectievelijk als
De aar ven al: 1910,
gebouw en als bedrijf.
Marinr
Eigenaren en bewoners
Nerger
Over de eerste eeuwen van Dickenes is weinig bekend. De verpondingskohieren van .l 1 65 1 tot 684 vermelden dat Dickenes eigendom was van
de heer van
Rosendael;
Hermen Hermsen betaalde een pachtgeld van 37 caro-
l//
\k
I
Jochen Jochen
Willen
ue tl
Dick,
en lq sluiver. ln 1715 wordt Jorden
een
Willemsen als pachter vermeld. Eigenaar is dan nog steeds de heer van
lierel voort
Rosendael, maar
Kraat
lusgulden
:,- 7
trouw(
in
1729
v.tn Dickwres, zoals dit eruit zag op het eerste kadastrale minutttplan van IB.l2.
bliykt Dickenes te zijn overgedragen .rdn een nieuwe de pachter van Dickenes. Nog is Evert Ceurtsen In 1752 eigenaar, de heer van Heeckeren. .l bedrag als in 165-l . hetzelÍde steeds bedraagt cle pacht 37 carolusgulden en 9 stuiver, exact Voor de pachter moet dat zeer ongunstig zijn geweest, aangezien de prijzen van landbouw.l producten in de periode tussen 650 en 1750 een dalende tendens lieten zien. Het register van de kadastrale kaart van 1832 vermeldt dat Ceorg Lodewijk Carel Hendrik .l graaf van Ranzow eigenaar is van Dickenes. Dit is dus de boerderij die in 775 is gebouwd. De percelen die in 1832 tot Dickenes behoren, zijn weergegeven in bovenstaande íiguur. Dickenes is dan evenals in de voorgaande eeuwen nog eigendom van een elders wonende .l grootgrondbezitter. Dat verandert in 870. Dan wordt Dickenes verkocht aan Marinus Adams, landbouwer te Bennekom. Boerenland komt in boerenhand. Bij de volgende overdrachten van eigendom en boedelscheidingen zien we steeds de bekende Bennekomse namen verschijnen. Aan het begin van de twintigste eeuw zijn Cornelis Kroesbergen en Marinus van Steenbergen eigenaar van Dickenes-l775. Í1et eigencktm
I
Boen
relati kenn doch
niet t
De sti< van D
bestaar
drijven
0e
opl
waren
van de
Erisl
compt(
boer,
I
Martijn
In 1910 werd een geheel nieuwe boerderij gebouwd. Waarschijnlijk was de nieuwbouw van .l Dickenes de eerste boerderij in Bennekom waarvoor krachtens de Woningwet van 901 een bouwvergunninp; vereist was. Op 2 juni 1910 stuurden de gebr. Mekking, timmerlieden en aannemers te Bennekom, een met de hand geschreven brief aan de 'Weled. Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders der Cemeente Ede':
>tddt
name
zonder beroep, wonende te Bennekom. Dat zij adressanten voornemens zijn een boerderii met schuur e.a. te doen bouwen op een erf genaamd "Dikkenest" te Bennekom, kaclastraal bekend oncler Sectie E No's 86-87-88. Eén en ander volgens biigaande tekening. Redenen waarom zij Uw Edl. Achtbare beleefdelijk verzoeken, hen de daartoe vereischte vergunning om gemelde boerderij e.a. te bouwen, wel te wíllen verlenen'"
I
DOeren
Droer v
dio -'' - ó eer
de "Met verschuldigde eerbied geven te kennen G. Kroesbergen en M. v. Steenbergen, beiden
rl
Di<
boerde
In
195
twee
lijk
zr
Aar
Steenbt
aoer
srlijk k als
van (en0.
I
Van
n dat
De aard van de percelen waarop de nieuwe boerderij zal worden gebouwd, wordt omschreven als hakhout. De nieuwe boerderij, die we in het vervolg zullen aanduiden als Dickenes1910, Iigt aan de zuidkant van de huidige Dickenesweg, schuin tegenover Dickenes-1775. Marinus van Steenbergen die wordt genoemd in de brief van de gebr. Mekking woonde op Nergena en was ongehuwd. Ziln broer, Aart van Steenbergen, had een dochter, Aaltje, die trouwde met Reijer Jochemsen. Voor hen werd Dickenes-1910 gebouwd. De broer van Aaltje, Jochem van Steenbergen, was gehuwd met Willempje Jochemsen, de zuster van Reijer Jochemsen; broer en zus waren dus gehuwd met zus en broer. Jochem van Steenbergen en Willempje Jochemsen kwamen te wonen op Dickenes-1775.
S VAN
dael; aal
de
caroI tver.
)roen vern08 van 17
29
over-
euwe
.Nog
De beschrijving van de opeenvolgende eigenaren van de twee boerderijen, die beide de naam Dickenes dragen, toont aan dat de familierelaties complex zijn. Voor de moderne stedeling met
een beperkte oriëntatie op de eigen familie, ziln deze relaties wellicht moeilijk te volgen. Boeren in de Kraats hebben echter geen moeite met het traceren van deze ingewikkelde familierelaties. Dat komt mede omdat voor hen de huwelijken van grote betekenis zijn voor de voortzetting van het bedrijf, hetgeen overigens niet hoeft te betekenen dat er geen affectieve relatie tussen de huwelijkspartners zou zijn of zou ontstaan. Huwelijken van boeren in de Kraats zijn, of waren, daarom in sterke mate standsgebonden. Toen eens een boerendochter kennis kreeg aan een onderwijzer, werd haar duidelijk te verstaan gegeven dat een boerendochter niet kon aankomen met'een kale onderwijzer'. Het zal duidelijk zijn, dat'kaal'hier niet bedoeld is om het uiterlijk van de betrokkene te beschrijven.
1651. )ouw-
'iguur.
De stichting van een nieuwe boerderij in 1910 betekende een verdeling van het gebied van Dickenes. Een dergelijke afsplitsing had ook al eerder plaats gevonden, gegeven het bestaan van een Dickenes op positie 1 van de situatieschets. In deze periode zijn veel bedrijven gesplitst. Dat was mogelijk omdat met name door de toepassing van kunstmest,
nende
de opbrengsten per hectare veel
dams,
waren geworden. De boerderij op positie van de situatieschets is in 1945 verbrand.
rndrik )uwd.
hoger .l
)eKen-
Er is toen een noodgebouw neergezet,
rrnelis
compleet met stal, zodat de gedupeerde boer, Henri Nicolaas Adams, zoon van Martijn Adams, verder kon. Deze boerderij staat er nog, maar is sterk gewijzigd, met name het woonhuis, en is inmiddels geen boerenbedrijÍ meer. Een kleinzoon van de broer van Martijn Adams heeft tegenwoordig een boerderij een stukje verderop aan de Dickenesweg, op nummer 1; deze boerderij is in 1939 gebouwd.
w van
)l
een
len en leeren
Seiclen
erderij tastraal
twee zonen eischte
balkluik en een cleel van de gevelankers van Díkkenes0 over naar Het 1910' (ftttrt cemeentearchíei Ede) van Reijer Jochemsen, name-
ln 1954 ging Dickenes--l
9i
lijk Aart Cerrit en Marinus. De laatste was gehuwd met een dochter uit het geslacht Van Steenbergen. Na het overlijden van Marinus in 1983 wonen zijn weduwe, Willemina van
Steenbergen, en haar zwager Aart Cerrit op de boerderij. Zoals hierboven vermeld kwamen Jochem van Steenbergen en Willempje.iochemsen te wonen op Dickenes-1775. Later hebben
te ls
ge
elkaar,
de zonen Cerrit en Arie de boerderij overgenomen. Thans wordt het bedrijf gevoerd door
halve
Jochem, zoon van Cerrit. Deze beschrijving van familierelaties laat zien dat op Dickenes een aantal belangrijke boerengeslachten hun sporen hebben achtergelaten, namelijk Adams, Jochemsen, Kroesbergen en Van Steenbergen. Wie het telefoonboek van Bennekom opslaat, zal ook nu nog deze namen vaak tegenkomen rnet een adres in de Kraats.
allermi woordi
1
naar b( aanEen
koeien
De boerderij Dickenes-1910
Senaan
Biy de bouwaanvraag voor Dickenes1910 zijn ook bouwtekeningen, originele blauwdrukken, overgelegd.
O
il
!
__l
I
IL
t
I
stads-n
Destijd
Zoals de plattegrond laat zien, is Dickenes-.1 91 0 een hallehuisboerderij met een dwarsgebouwd woonhuis. Het voorhuis (woonhuis) heeft een met du Nord gedekt zadeldak, het achterhuis (deel en stallen) heeft een zadeldak met wolÍseind waarvan de bovenste helft is bedekt
gesmoorde tuiles
6.90
i -ïï
doorge
-
o".t
lI;:,-
I
L'F
l
l't \,
met riet en de onderste helft met gesmoorde Hollandse pannen. De boerderij staat op de gemeentelijke monumenten lijst.
De dw.rrsdoorsnede gee[l een '1
'-7--Í-ï,r-*,-l ttl
I
o-'t-. r
t
li I
qP.".i'...,.*
*r,n .u-,.-- |
"l
,eÉ
+
!
--
4
45d
!
q ts
het midden zien we de grote deuren die toegang geven tot de deel, met daarboven de toegang tot de hooizolder. Vanaf de hooizolder kon het hooi
i
I
ét(nt1.4 ,9.'-1., Plattegrond van de boerderij Dickenes-1910,
i
- -----'.90
I
zeer
karakteristiek beeld van een boerderij uit de eerste helft van de 20e eeuw. In
:
--.
rrr -.J' -].^^,
gemakkelijk door een luik in de vloer naar de koeienstal neergelaten worden. In elk van de zijbeuken bevindt zich een deur naar resp. de koeienstal en de paardenstal. Deze indeling komen we niet meer tegen biy boerderijen van meer recente datum. Hooi wordt tegenwoordig niet meer opgeslagen op een hooizolder. Hooi is vervangen door kuilgras dat verpakt is in
balen die in plastic zijn gewikkeld. Cras kan ook nat worden ingekuild
waarbij een verzurinBsproces
zorg,t
voor de conservering. De plattegrond geeft een nauwkeurig beeld van de
9*o.r)oo-ntrti Dwarsdoorsnede van de boerderij Dickenes-I
91 0
oorspronkelijke functie van deze boerderij. Een belangrijk deel van de ruim-
Luc:htÍotr
De bor De prar
derij
is,
breedte
voorhui zor8vu paarder I
Op
de
'zinrt
n
i
emme namel zoveel waars(
te is gereserveerd voor de koeienstal. In de winter stonden de koeien op de stal, netjes naast elkaar, de kont boven de grup. Dat is inmiddels een nostalgisch beeld, waarbij we gemakshalve graag vergeten dat deze situatie voor koeien die oorspronkelijk steppedieren zijn, allerminst aangenaam was. De grupstal is verleden tijd. Moderne boerderijen hebben tegenwoordig een loopstal (ligboxenstal) waar de koeien vrij kunnen gaan en staan, en waar zij zich naar behoefte kunnen aanmelden bij de automatische melkmachine. Voor de koe is dat veel aangenamer en voor de boer is het efÍiciënter, zelÍs zo efficiënt dat in toenemende mate de
ren ,Den
loor een
lms, laat,
koeien ook in de zomer in de stal blijven. Maar dat vinden de koeien weer minder aangenaam. Er is ook een paardenstal, want in 1910 was de mechanisatie nog maar beperkt doorgevoerd. Om het hooi in de stal te krijgen, waren paarden onontbeerlijk. De geut, in stads-nederlands de goot, was de ruimte die we tegenwoordig ltijkeuken zouden noemen. Destijds geheel het werkdomein van de boerin.
nes-
oriegd.
,
is
derij 1U IS.
met ,.i^l
+
-+-l
eincl rdekt
met De rlijke
zeel derij
w.
tn
ruren
met
rizolhooi vloer
r Lt('nuoto v,1t)
ooeraent Pn
cil ur(
k(,n(s-
I / 1.
Hooi
De boerderij Dickenes-1 775 De prachtige luchtíoto, gemaakt in 1952, laat zien dat ook Dickenes-1 775 en T-huis boerderij is, het woonhuis staat dwars op het achterhuis. Het voorhuis (woonhuis) met een breedte van 22 meter stak ruimschoots uit ter weerszijde van het achterhuis. Helaas is dit .l voorhuis in 984 verbrand. Het nieuwevoorhuis is aanzienlijk kleiner.Vóór het huis ligteen zorgvuldig aangelegde tuin. Het achterhuis was gebouwd als koeienstal, met in de hoek de
rpge-
paardenstal.
worvindt rnsta
I
eling boer-
S VCT-
is in rkeld. rku ilcl 7
Orat
3rond
nde
Op de deel van het achterhuis vonden tijdens de oorlogsjaren de bijeenkomsten plaats van de 'zingschool'. Dit was een koor dat onder leiding stond van Dirk Hol, de vader van de huidige organist van de Nederlandse Hervormde Kerk. Om een goede akoestiek te krijgen, waren emmers en melkbussen aan de zoldering gehangen. Het vierstemmige repertoire bestond voor-
namelijk uit psalmen, maar een enkele maal werd het Wilhelmus gezongen. Dat gebeurde met
boer-
zoveel enthousiasme dat bewoners van Achterberg, aan de andere kant van de CelderseVallei,
rr-rim-
waarschuwden dat men toch vooral iets voorzichtiger moest zijn.
Naast het huis staat een grote schuur waarvan de muurankers zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde het jaartal 1789 vermelden. Ook deze schuur heeft een wolfsdak. De hooibergen, op de foto zichtbaar, zijn inmiddels verdwenen. Hooibergen passen niet meer in de moderne bedrijfsvoe-
ring. De opbouw ervan is
zijn
<
kensr
opKo bedri
te
arbeidsintensieÍ en er zijn legenwoordig meer efficiënte alternatieven. De foto toont ook de traditionele schaapskooi. Toen de schapen
werden vervangen door varkens is ook de buitenkant van de schaapskooi aangepast; in de zijmuur wer-
den extra deuren
De naast Dickenes-l775 gelegen schuur uit 1789. (foto
aangebracht.
Inmiddels is de schaapskooi in zijn Cemeentearchief Ede) oude glorie hersteld, en niet zo lang geleden voorzien van een nieuwe deken (rieten dak). Maar er zijn na 1952 ook nieuwe elementen toegevoegd. Niet alleen ziln er nieuwe stallen gebouwd, waarover straks meer, maar naast de grote schuur met het jaartal 1789 staat nu ook een afzonderlijk woonhuis voor de ouders van de huidige boer. Dat de ouders niet meer onder hetzelíde dak wonen als de opvolgen met diens gezin, is een uiting van gezinsindividualisering en van betrekkelijk recente datum.
Het bedrijf Dickenes-191 0 Na de stichting in 1910 is Dickenes een aantal malen verbouwd. ln 1927
Het
is op aanvraag van Reijer Jochemsen vergunning verleend voor een verbouwing, waardoor nu aan beide zijden
( JOK
van de deel een lange grupstal voor koeien ontstond. Op deze wijze werd het mogelijk aanzienlijk meer koeien te houden; schaalvergroting wordt dat genoemd. In 1948 waren er
er
reeds 48 koeien, later is dat aantal uitgegroeid tot ongeveer 100. Tot ongeveer het midden van de jaren vijftig waren er ook nog twee vaste boerenknechten. ln 1976 werd de volgende stap
I
DOer€
we
bezig
van t
gezet in het proces van schaalvergroting. De bestaande boerderij was met zijn grupstallen niet
werd
meer geschikt voor moderne rundveehouderij. Op de hoek van de Heuvelweg en de Veensteeg werd op eigen grondgebied een moderne boerderij gebouwd. Dit bedrijf werd de
gebru enkel
eerste jaren geleid door een bedrijísleider. Het rundvee van Dickenes werd overgebracht naar
is ó-" ses '-
dit moderne bedrilÍ. Dickenes was echter niet alleen een melkveebedriyf. In 1947 wordt toestemming verleend voor de bouw van een kippenopfokhok. Hiermee wordt de weg
dat o
ingeslagen naar de intensieve veehouderij: in I950 twee kippenhokken aan de Harsloweg, in
1955 een kippenhok tegenover de woning, in 1959 alweer een kippenhok, in 1960 een kippenhok van 10 bij 40 meter, in 1963 een uitbreidinB van twee kippenhokken en in 1964 een kippenschuurvan 100 m. Naastmelkveeen kippen waren erookvarkens. In 1965 wordt nog een varkensschuur gebouwd. Dickenes-l910 heeft een ontwikkeling doorgemaakt die aangeduid kan worden met de termen schaalvergroting en intensivering, een ontwikkeling die karakteristiek is voor veel agrarische bedrijven. Dat geldt ook voor de laatste fase in dat proces, namelijk de afbouw. De koeien zijn niet meer te vinden op Dickenes; zoals gezegd
fjar rru.e
í,ríi**v?
vertot Dicke
tot
ee
Histo Dicke hebbt
-
SCNC
end
rote <er5
rde nel-
zijn deze verhuisd naar een nieuw bedrijf. De varkensschuur is gesloopt; in 1990 zijn de varkensrechten verkocht. Ook de grote kippenschuur, 100 meter lang, is in het kader van een opkoopregeling gesloopt; de kippenrechten zijn verkocht. Dickenes-19.1 0 is niet langer een bedrijf, maar een woonboerderij.
een
0e vern
iet
r'oe-
te
)'
JêN' -
atre-
itiorpen
IS
IS
aps-
werrcht.
zijn ranS UWE
voor
.-t. I dtJ relijk Huis en boerderij Dickenes -1910. (foto Ad Nooij) I van
ijden
lelijk 3n er
I Van ,
ct:n -'"r
r niet
nde rd de naar ,vordt
weg -'9, in ) een
1961 //ordt
n
dat
-'zesrl -ó-
Het bedriff Dickenes-1 775 Ook dit bedrijf heeft een lange geschiedenis als groot melkveebedrijí. Er was een vaste boerenknecht, totdat de zonen op leeftijd kwamen. Een dienstbode is er altijd geweest; er waren immers geen boerendochters, en boerenzoons werden (worden?) niet geacht zich bezig te houden met huishoudelijke taken. Evenals op Dickenes-1910 is ook hier na verloop van tijd een duidelijke keuze gemaakt voor de intensieve pluimveehouderij. Het rundvee werd afgestoten in 1970. Crond werd verhuurd voor de teelt van mais; een ander deel is in gebruik bij een boomkwekerij. ln 196a werd de eerste grote kippenschuur gebouwd. Deze is enkele jaren geleden vervangen door een schuur van aanzienlijk grotere omvang. Het bedrijf is gespecialiseerd in slachtkuikenmoederdieren. De eieren gaan naar de broederij, een bedrijf dat op zijn beurt de kuikens levert aan een kuikenmesterij. Dergelijke agrarische bedrijven vertonen weinig overeenkomsten met onze traditionele voorstelling van een boerderij. Dickenes, een eerbiedwaardige boerderij met een respectabele leeíti;d, heeft zich ontwikkeld tot een omvangrijk en zeer eigentijds bedrijf voor intensieve pluimveehouderij.
Historische betekenis Dickenes-.1 910 staat op de gemeentelijke monumentenlijst. Argumenten die tot dit besluit hebben geleid zijn: - schoonheid, met name vanwege de voor de bouwtijd kenmerkende wijze van bouwen en detailleren
i,ftr'ft"r:,i r lr-,yt
;J
- cultuurhistorische waarde, met name als voorbeeld van een jonge variant van het hallehuistype met een dwarsgebouwd voorhuis en een karakteristieke schuur annex schaapskooi.
Zoals uit bovenstaande beschrijving van de twee boerderijen blijkt, heeft echter niet alleen Dickenes-.1 910, maar het gehele Dickenes-complex een bijzondere historische betekenis. In de geschiedenis van Dickenes weerspiegelt zich de historische ontwikkeling van de landbouw op deze westelijke zandrug van Bennekom, met als karakteristieke kenmerken: - stichting als boerenhoeve in het hofstelsel van de 13e eeuw - eeuwenlange consolidatie van het grondbezit, - overgang van een heerlijk goed naar boeren-eigendom in de 1 9e eeuw, - bestendiging van het bezit door standsgebonden huwelijken, - enkele bedrijfssplitsingen na intensivering van de productie (kunstmest) in begin van de 20e eeuw, - ontwikkeling tot een modern melkveebedrijf, - overstap naar intensieve pluimveehouderij in tweede helft van de 20e eeuw, - gezinsindividualisering blijkens de bouw van een afzonderlilke woning voor de ouders na overdracht van bedriif aan zoon (Dickenes-1 775), - beëindiging van het bedrijf en nieuwe bestemming als woonboerderij (Dickenes-l910).
Bronnen - Edelman-Vlam, A.W. en C.H. Edelman, Over belangrijk grondbezit te Bennekom in
:fl
Ë-€ ,lJ' rLJ
(Croots( ROB, af,
het
verleden. EenVeluws Dorp; een herinneringswerk voor lr.M.M. van Hoffen. Bennekom 2.i., 136-162 - Cemeentearchief Ede: verpondingskohieren, kadastrale leggers, gereconstrueerd
De Ha
deriy D boerde westen
Deze
bevolkingsregister.
- Interviews met:
,
wegen
- Mevr. W. Jochemsen - Van Steenbergen, - Henri Adams en zijn echtgenote Tiny van Beek, - Cerrit van Steenbergen en zijn echtgenote Willy Ravenhorst
het is
e
met m[
Zoals
- Kadastrale Atlas Bennekom 1832
Ieem
,
b,
westzij
Bij het verzamelen van
gegevens is veel hulp verkregen van Wout Vereniging Oud-Bennekom) en Evert Somer (Cemeentearchief Ede)
Hol (Historische
waarsc
derij,
r
DOVCN
Zoals
b
OCZE
S
verdiep maa ive Kamer
Het
I
is
kamer
voor
,
z
woroef man v; duidelil
Y_
een
Boerderii D" Harn
i. In
Harnsedijkje 2 en 2a te Bennekom
)uw
door Ad Nooil
I I
*t\
I
,--=--v-È{
I
^-r.0^ounu,n
={_- _WUaUl {_/ I
(Crootschalige Basiskaart Nederland, genteente ROB, aideling Rea/isatiel
Ede,
Dwarsdoctrsnede van de stenen k,tnter van boerderii De Harn.
De Harn is een L-huisboerderij die, evenals de in het voorafgaande artikel beschreven boerderij Dickenes, van zeer oude datum is. Een eerste vermelding dateert van -l398. Ook deze boerderij is gelegen op de zandrug die in het verlengde van de Westbreukelder eng naar het westen loopt. Op de kadastrale kaart van I832 is De Harn gelegen aan den Breukelder Weg. Deze weg die in het verlengde lag van de West-Breukelderweg, komt in het huidige wegenplan niet meer voor. Maar de Harn heeft nog een tweede bijzonderheid; het is een boerderij met een stenen kamer. Tegenwoordig zijn alle ltoerderijen opgetrokken met muren van steen, en zijn er dus vele stenen kamers, maar dat was vroeger niet het geval. Zoals gebruikelijk in vroeger eeuwen had ook De Harn muren van hout of van met Ieem bestreken vlechtwerk. Aan de noordne
westzijde is echter in het verre verleden, waarschijnlijk bij de stichting van de boer-
derij, een stenen kamer gebouwd die boven de rest van de boerderij uitsteekt. Zoals blijkt uit de dwarsdoorsnede bestaat
deze stenen kamer uit meer dan één verdieping; de kelder steekt boven het maaiveld uit, waardoor de eigenlijke kamer op een hoger niveau ligt.
Het is niet waarschijnlijk dat de stenen kamer een verdedigingsfunctie had, daar-
voor zijn de muren te dun. Wel
mag
worden aangenomen dat de eigenaar een man van aanzien is geweest en dat ook
duidelijk wilde laten zien. Opvallend
is
zicht op lsoerclerij De Harn clcxtr dc ltonten heen. Links is de verhoogde.stencn kanrer te zien. (foto Een prachtig
Centeentearchief Ede)
overigens dat de stenen waarmee de kamer is opgebouwd niet alleen van een groot formaat ziin, maar bovendien tweedehands. Dat kwam vroeger vaker voor, want gebakken stenen waren zeer kostbaar. We zullen nader ingaan op de geschiedenis van eigendom en bewoning. Vervolgens geven we een beschrijving van de boerderij respectieveliik als gebouw en als bedrijÍ.
17eee
nen k; voornI
in ster wijze'
Iijk Eigenaren en bewoners
w
I I
Verpondingskohieren tonen aan dat in 1737 )an Cerritsen eigenaar was van de Harn en dat CerritTeunissen en Hermen Hermsen toen pachters waren. Deze Hermen Hermsen kan gezien het tijds-
verschil niet dezelÍde persoon zijn als zijn naamgenoot die wij tegen kwamen
als pachter van Dickenes in 165-1 en 1 684. In de periode 1 780 tot 1789 vermelden de verpondingskohieren dat Frank Teunissen eigenaar is van De Harn.
Kennelijk heeft de pachter kans gezien het bedrijÍ te kopen. De legger bij de kadastrale atlas van 1 832 geeft aan dat Aart van Sleenbergen eigenaar w.rs toen ''..' van De Harn. ln bijgaande figuur zijn de Llit cle kadastrale atlas 18,12. tn lichtgrijs zijn weergege- percelen weergegeven, in bezit van Aart vendepercelendieíndeonmiddelliikeomgevíngvan van Steenbergen, voor zover deze een De Harn in bezit ziin vart Aart van Steenl';ergen, eigenaar aaneengeslotÀ gebied rond De Harn van De Harn. ln donkergriis de percelen in bezit v;tn VOÍl]l€O. Opgemerkt mOet WOrden, dat Frartk van Essen. bewoner van De Harn.Ter oriëntatie is ge:heel rechts cle huidige Dreeslaan in5;etekend. Aart van Steenbergen ook eigenaar was van andere percelen in een wijdere clmgeving. De Harn bleef in het bezit van de familie .l Van Steenbergen tot 1904, en was vervolgens tot 922 eigendom van Jacob Mandersloot en daarna tot 1929 van Willem en Roelof Mandersloot. Daarna kwam De Harn in bezit van de Íamilie Wisgerhoí, eerst tot 1978 van Cerrit Wisgerhof, een neef van Roelof Mandersloot, daarna van zijn zoon Barend Wisgerhof tot 1996. In het Edese gemeentearchief vonden wii een notitie van J.C. Hartgers over de bewonersgeschiedenis van De Harn. Aan deze notitie en aan Hartgers' reconstructie van huisnummers in Bennekom, is het volgende ontleend. Van 1818 tot 1847 was Frank van Essen bewoner van De Harn. Deze was behalve pachter van De Harn en de daarbij behorende percelen, ook eigenaar van veel andere percelen in de nabijheid van De Harn. Achtereenvolgende generaties van de familieVan Essen hebben langdurig op De Harn gewoond. Pas in 1929 zien we een nieuwe naam verschijnen. Cerrit WisgerhoÍ vestigt zich dan, als eigenaar, op De Harn. (Volgens Barend Wisgerhof woonde de familie van Essen niet op nr. 2, maar op nr 4).
vt
oeze
s
Daa(,
7
aan de zijde bakhu
wel
zc
niet
sp
een
D
Sesroo
.t953
maar
i
afbrek,
wer0
een
ri
b-''
'
Ook ir
zigingr
die in nog al
0e oos wiyzigi
Op de
ten. Va de tegr du idel
knechl Overip iets ov
De inc we ter Het
is
ruimte ken is
ln het
dubbe geeft t,
Bouwgeschiedenis
ts een
Een boerderij met een leeÍti1d van meer dan zes eeuwen heeft veel verbouwingen meegemaakt. Iníormatie hierover verschaft o.m. L.H. Boot (zie bronvermelding). Verstoringen in het
ziyde
r,
rwee
s
metselpatroon van de gevel van de stenen kamer laten zien dat in de gevels aan resp. de noord-, de zuid- en de westzilde oude kloosterkozijnen zijn dichtgemetseld. Wanneer dat is gebeurcl, is onbekend. Een belangrijke verbouwing vond plaats tegen het eind van de
loopde
de
kru
mest.
17e eeuw. Toen werd namelijk de ste-
aat len
nen kamer ten dele ingebouwd in een
ng.
voorhu is (woongedeelte) dat eveneens in steen werd opgetrokken. Op deze
als
wijze werd het wooncomfort aanzien-
lijk
vergroot.
Op de plattegrond
is
deze stenen ombouw duidelijk zichtoe
baar, zij het dat de keuken destijds niet aan de zuidzijde, maar aan de noord-
ten
zijde van het woonhuis lag, tussen
eze
bakhuis en geut. Voor die tijd was dat wel zo praktisch. Eigenlijk kunnen we
tn
lds-
niet spreken van een bakhuis; het
als
was
nen
een bakoven die vanuit de keuken
en
gestookt werd. Op een plattegrond van
,
lq5J is deze oven nog aanwezig, maar in 1955 is deze verdwenen. Het
ver-
dat
afbreken van de oven, die niet meer werd gebruikt, maakte het mogelijk
arn. zien
een raam aan te brengen in
de clat
8evel.
.l
deze Pl,tttegrond ,,an boerrterij De Harn
in
1q55.
ang-
Ook in 840 vond nog een aantal wijzigingen plaats in de bouw van het woonhuis. Van grotere betekenis is echter de verbouwing die in 1870 heeft plaats gevonden. Toen is namelijk het achterhuis (het bedrijfsgedeelte) dat nog altijd van hout was, grotendeels in steen opgetrokken; alleen het bovenste gedeelte van de oostgevel is van hout gebleven. Bij de verbouwing van 1955 kreeg, in samenhang met een wijziging van het interieur, de zuidelijke gevel een ander aanzien. Op de plattegrond zien we een opvallende combinatie van traditionele en moderne elementen. Van recente datum zijn uiteraard de wc en de douche. Maar van veel oudere datum moet de tegen de zuidgevel gesitueerde ruimte zijn die wordt aangeduid als knechtenhok. Dit hok, duidelijk gescheiden van het woonhuis, was vanuit de deel met een stalleer bereikbaar. Het knechtenhok, ook wel aangeduid als keet, was de slaapplaats van de boerenknecht. Overigens zegt de benaming 'knechtenhok' alsmede de plaats daarvan in de boerderij, wel iets over de sociale verhoudingen zoals die vroeger golden. De indeling van de bedrijfsruimte heeft dezelfde grondvorm als bij Dickenes. Ook hier zien we ter weerszijde van de deel de grupstallen voor het vee en de stal voor de werkpaarden. Het is dus niet verwonderlijk dat ook de oostgevel waar de toegangsdeuren naar de bedrijÍsruimte zijn gericht, veel gelij-
lerrit
kenis vertoont met Dickenes.
le de
In het midden zien we de grote dubbele deeldeur die toegang geeft tot de deel. In deze deur
was
rde Aart een I arn
oat was
nilie )t en
nde loot, r wij
een eno.
:hter
nde
is "'o n het
c. de
lat
is
nde
een kleine personendeur, een
loopdeur, gemaakt. Ter weerszijde van de grole deur zijn er twee staldeuren voor het met de kruiwagen uitrijden van de mest. Bij een latere moderni-
Tekening van de oostgevel van De Harn.
iti:;; ,',..,'.r
,i .] l :,ll't,,t,;,.i
sering is de grup in de stal met een meter verdiept en afgedekt met een rooster; op deze wijze werd de mest verzameld in een kelder die regelmatig werd leeg gezogen. Het arbeidsintensieve kruien van de mest behoorde toen tot het verleden.
Het bedrijf Zoals reeds bleek uit de beschrijving van het achterhuis, was De Harn een melkveebedrijf. ln de jaren dertig en veertig, toen Cerrit WisgerhoÍ - later met hulp van de zonen Barend en Jacob - het bedrijf voerde, waren er ongeveer 12 koeien. Een vaste knecht werd toen al te duur. Het maaien, met de zeis, werd uitbesteed; dit was seizoensarbeid. In de wintermaanden werd door arbeiders veel tild besteed aan het verzamelen van hout uit de akkermaalsbossen. De bakkers maar ook de thuisbakkers, hadden immers veel hout nodig voor hun ovens. Het hout werd in bossen aangeleverd, gebonden met wilgentenen. Behalve de 12 koeien waren er op De Harn ook ongeveer 120 varkens, en dat was veel voor die tild en bovendien een kleine 2000 kippen. ln de naoorlogse landbouw was schaalvergroting noodzakelijk om als boer te kunnen overleven. In welke richting moest De Harn groeien? De kippen werden in 1955 weggedaan. Dat was in de tijd dat de intensieve veehouderij opkwam met de zeer grote hokken, maar die richting is Barend Wisgerhoí niet ingeslagen. Cekozen werd voor een verdere uitbouw van het melkveebedrijf. In 1987 werd een nieuwe stal gebouwd, een moderne loopstal. Het aantal koeien groeide naar ongeveer 45. Hiervoor moest extra weidegrond worden gehuurd; ook in de uiterwaarden bij Wageningen hebben koeien van De Harn gelopen. Een verdere groei was noodzakelilk om het inkomen op peil te houden, maar tegelijkertijd maakten de melkquota een p;roei zeer moeilijk. Het bijkopen van melkrechten en later ook van mestrechten was een kostbare en riskante zaak. Maar de keerzijde van de medaille was, dat een eventuele verkoop van melk- en mestrechten veel geld opleverde. Uiteindelijk hebben de beperkte mogelijkheden voor verdere uitgroei en het ontbreken van een opvolger, geleid tot de beëindiging van het melkveebedrijf.
Vroeg Muura
zien
d
$ebout
woninl
zijn
r
waarbi
van
h,
aan d( a
rch ie
plaatsj,
ln een wordt
J
WCOUV
aanSec
heeft u een stL bouwlt Steven:
het Lur Een nieuwe functie .l In 996 werd De Harn verkocht. De aannemers Adams en Van de Kamp, de nieuwe eigenaren, zijn van plan een paardenpension te beginnen op De Harn, uiteraard niet voor werkpaarden maar voor luxe paarden. Dit maakt een verbouwing noodzakelijk en dat gaat niet zonder slag of stoot, want het pand is inmiddels een rijksmonument. De loopstal van 1987 wordt grondig verbouwd. Later is nog een nieuwe 'rijbak' gebouwd, een ruimte waar de klanten overdekt kunnen paardrijden. De Harn heeft dan een recreatieve functie gekregen, de agrarische productiefunctie is na ruim zes eeuwen definitief verleden tiid.
Deze l, een on
Bronnen Boot, L.H., Boerderij 'De Harn'te Bennekom. De Kostersteen 79, pp.1-B Cemeente archief Ede: verpondingskohieren, kadastrale Ieggers, gereconstrueerd bevolkingsregister. Hartgers, J.C., Reconstructie huisnummers Bennekom 1B.l B I962. Cemeentearchief Ede. Interview met Barend Wisgerhoí en diens echtgenote Arisje van de Lagemaat, eigenaars en .l bewoners van De Harn tot 996 Kadastrale Atlas Celderland 1832: Bennekom.
NB Bij het verzamelen van gegevens is veel hulp verkregen van Wout Hol (HistorischeVereniging Oud-Bennekom) en Evert Somer (Cemeentearchief Ede)
il:
i
r'
:."'
t';'
'li
Voorzija muuranl,