L W MasterClasses Farmacotherapie voor HIV-verpleegkundigen 2014 Ontwikkeld in opdracht van de beroepsvereniging V&VN VCHA
Deze scholing is mede mogelijk gemaakt door:
Modulecoördinatoren: Nienke Langebeek
[email protected]
Hélène Wiggers
[email protected]
L&W Masterclasses Gaandeweg 18 1103 SG Amsterdam Augustus 2014
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd,opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van L&W Masterclasses. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912, het besluit van 20 juni 1974 St.b.351, zoals gewijzigd bij het besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471 en artikel 17 van de Auteursweg 1912, dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Woerden.
2
1.
Inleiding
In april 2006 heeft de Tweede Kamer een nieuwe geneesmiddelenwet vastgesteld, welke op 6 februari 2007 is aangenomen door de Eerste Kamer. Hierin wordt de voorschrijfbevoegdheid aan verpleegkundigen toegekend. Per 1 juli 2007 is de Wet BIG gewijzigd, art 36 lid 14: Tot het voorschrijven van Uitsluitend Recept (UR)-geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1s van de Geneesmiddelenwet zijn bevoegd: a. de artsen; b. de tandartsen; c. de verloskundigen, doch dezen uitsluitend voor zover het betreft handelingen; d. verpleegkundigen, die behoren tot een ter bevordering van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg bij ministeriële regeling aan te wijzen categorie, doch dezen uitsluitend: 1°. voor zover een onder a, b of c bedoelde beroepsbeoefenaar de diagnose heeft gesteld met betrekking tot de patiënt voor wie het geneesmiddel is bestemd, 2°. voor zover medische protocollen en standaarden ter zake van het voorschrijven van UR-geneesmiddelen worden gevolgd, 3°. En binnen de bij de regeling te stellen beperkingen ten aanzien van de reikwijdte van de in de aanhef bedoelde bevoegdheid.
Het gaat hierbij niet om een zelfstandige voorschrijfbevoegdheid, maar om geprotocolleerde geneesmiddelen aan gediagnosticeerde patiënten. Inmiddels is deze voorschrijfbevoegdheid voor bepaalde groepen verpleegkundigen en daarbij voor specifieke medicatie die bij deze groepen veel voorgeschreven worden, in werking getreden. (diabetesverpleegkundigen en oncologieverpleegkundigen). Andere groepen verpleegkundigen zullen wellicht op termijn volgen. Verpleegkundig specialisten hebben inmiddels wel een zelfstandige bevoegdheid binnen hun eigen specialisme. Voorschrijfbevoegdheid kan niet zonder bekwaamheid, deze kan verkregen worden door theoretische kennis opgedaan in gericht onderwijs. Tijdens de bijeenkomsten van in totaal 15.5 uur leggen een aantal gastdocenten de basis voor gestructureerde klinische besluitvorming en passeren terminologie, farmacotherapeutisch kompas en veelvoorkomende systemen de revue. In afstemming met de huidige geneeskunde en farmacologische/farmacotherapeutische opleidingen maken we gebruik van het „6-stappenplan‟ (De Vries et al, 2006). Deze methode is globaal weergegeven in bijlage 2. Deze methodiek sluit aan bij het advies van de landelijke commissie farmacotherapie-onderwijs van de NVKF&B.
Referenties: De Vries, P.G.M., Henning, R.H. & Van Bortel, L. (2006), Farmacotherapie op maat. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Schippers, E.I. & Vendrik, C.C.M. (2006), Vaststelling van een nieuwe geneesmiddelenwet, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 29 359, nr. 82.
3
2.
Modulespecifieke competenties en accreditatie
De student: • Beschikt over kennis van uitgangspunten en terminologie bij geneesmiddelenleer. • Beschikt over kennis met betrekking tot farmacologie, farmacotherapie en farmacokinetica betreffende de eigen patiëntencategorie. • Heeft inzicht in het vastgestelde formularium binnen de eigen instelling met onderbouwing daarvan en kan dit kritisch beoordelen. • Is in staat binnen het eigen deskundigheidsgebied het geneesmiddel te kiezen en voor te schrijven volgens de meest recente richtlijnen, inclusief toedieningsvorm, dosering, dosisintervallen en therapieduur. • Kan een recept uitschrijven conform de wettelijke voorschriften. • Is in staat het effect van de voorgeschreven geneesmiddelen te beoordelen en het beleid aan te passen om het gewenste effect te bereiken. • Kan geneesmiddelenmisbruik door patiënten of cliënten herkennen en onderneemt stappen om verder misbruik te voorkomen. • Kan adequaat ingrijpen indien zich ongewenste effecten of noodsituaties voordoen. • Kan het zes stappenplan voor klinische besluitvorming bij farmacotherapeutische behandeling toepassen, daarbij rekening houdend met alle facetten van evidence based practice (middelen, mogelijkheden, evidentie en de wens van de patiënt)
De module is geaccrediteerd door het kwaliteitsregister V&VN en de Registratiecommissie Verpleegkundig Specialismen.
Accrediatie is aangevraagd. Aantal punten nog toevoegen
4
3.
Overzicht bijeenkomsten
Dag 1 3/10
2 10/10
Onderwerpen 9.30-10.00
-
Module introductie farmacotherapie
Nienke Langebeek
10.00-11.00
-
De basis van farmacotherapie (terminologie)
Matthijs van Luin
11.00-11.30 11.30-13.00
Koffie/Thee - Vervolg basis farmacotherapie (terminologie)
Matthijs van Luin
13.00-14.00 14.00 – 15.00
Lunch - Complicatie en interacties/algemeen TDM
Matthijs van Luin
15.00-15.30
Koffie/Thee
15.30-16.30
-
Complicatie en interacties/algemeen TDM
Matthijs van Luin
-
Het voorschrijven van geneesmiddelen, klinische redeneren Introductie van de zes stappen methode (casuïstiek)
Matthijs van Luin
9.30-11.00
11.00-11.30
Koffie/Thee
11.30-12.30
12.30-13.30
- Vervolg - Het voorschrijven van geneesmiddelen, klinische redeneren - Introductie van de zes stappen methode (casuïstiek Lunch
13.30-15.00
-
15.00-15.30 15.30-16.30
3 31/10
Docent
9.30-11.00 11.00-11.30 11.30-12.30
12.30-13.00 13.00-14.30 14.30-15.00 15.00-16.30
HIV (korte info) en antiretrovirale middelen (werkingen en bijwerkingen en relatie naar drugs meenemen)
Koffie/Thee - Introductie nieuwe antiretrovirale middelen, bijwerkingen, interacties - Late bijwerking cART (Cardio vasculair systeem en metabole problematiek bij HIV) en farmacotherapie Koffie/Thee Vervolg Late bijwerking cART (Cardio vasculair systeem en metabole problematiek bij HIV) en farmacotherapie Lunch - Gastro intestinale farmacotherapie (alleen farmacotherapie misselijkheid/braken, diarree en maagbescherming Koffie/Thee - CZS: Antidepressiva en slaapmedicatie; wat kan wel en wat kan niet? -
Matthijs van Luin
Matthijs van Luin
Matthijs van Luin Mark van der Valk
Mark van der Valk
Eveline Roelofsen
Eric van Maarseveen
5
4.
Leeractiviteiten
Bijeenkomst 1:
vrijdag 3 oktober 2014
Module introductie farmacotherapie Docent: Nienke Langebeek
9.30 uur – 10.00 uur
Tijdens de introductie zal de gehele module daar waar nodig toegelicht worden en is er gelegenheid tot het stellen van verduidelijkingsvragen over de module en moduleopdrachten De basis van farmacotherapie
10.00 – 11.00 uur 11.30 – 13.00 uur
Docent: Matthijs van Luin Hier wordt achtereenvolgens ingegaan op de farmacodynamiek en farmacokinetiek, waarin de werking en bijwerking van geneesmiddelen aan de orde komen. Leerdoelen De cursist kan: • De basisbegrippen farmacologie, farmacodynamiek, farmacogenetica, farmacokinetiek en farmacotherapie uitleggen. • Het verschil tussen farmacologie en farmacotherapie onderscheiden. • De volgende begrippen definiëren en toelichten: o receptor o agonist o antagonist o intrinsieke activiteit o signaaltransductie o neurotransmissie o competitief en niet competitief en reversibel en niet reversibel antagonisme o formulering van een geneesmiddel o formularium o gift o dagdosis o compliance o complicatie o interactie o additie o synergisme o sensibilisatie o reboundfenomeen o tachyfylaxie o tolerantie en resistentie
6
Complicaties en interacties/algemeen TDM
14.00 – 15.00 uur 15.30 – 16.30 uur
Docent: Matthijs van Luin Hierin zal de farmacologie van de antiretrovirale middelen uitgebreid aan bod komen. Daarnaast zal er aandacht zijn voor het principe van interacties en de meest voorkomende interacties van antiretrovirale middelen. Tevens wordt de ‘Therapeutic Drug Monitoring’ TDM behandeld. Bij dit laatste staat centraal wanneer en met welk doel dit wordt ingezet. Leerdoelen: De cursist kan: • Het verschil benoemen tussen de verschillende HIV remmers qua werking samenstelling • De meest relevante interacties benoemen tussen de verschillende antiretrovirale middelen • Heeft kennis van de bronnen en weet deze te raadplegen voor recente informatie op het gebied van interacties • Heeft kennis van de meest relevante interacties tussen antiretrovirale middelen en andere geneesmiddelen cq. voedingsstoffen • Heeft kennis van het inzetten van TDM • Heeft kennis van het begrip ‘boosting’ van proteaseremmers • Kan de verschillen tussen complicaties en interacties beargumenteren en toepassen in de eigen praktijksituatie.
Voorschrijven en uitschrijven recept Docent: Matthijs van Luin
15.30 – 16.30 uur
Deze bijeenkomst staat in het teken van richtlijnen en randvoorwaarden met betrekking tot het voorschrijven van geneesmiddelen. Leerdoelen: De cursist: • Kent het systeem van toelating en vergoeding van geneesmiddelen in Nederland. • Hanteert de procedures van het melden van bijwerkingen en de kaders van de voorschrijfbevoegdheid en de daarbij behorende verantwoordelijkheden. • Hanteert de randvoorwaarden voor off-label voorschrijven. • Is zich bewust van de verantwoordelijkheden op het gebied van medicatiebewaking en kent de activiteiten van LAREB.
7
Bijeenkomst 2:
vrijdag 7 oktober 2014
Het voorschrijven van geneesmiddelen, klinisch redeneren Introductie van de zes stappen methode 9.30 – 11.00 uur 11.30 – 12.30 uur Docent: Matthijs van Luin We gaan aan de slag met de farmacotherapeutische benadering, waarbij andere vormen van therapieën uiteraard niet onvermeld zullen blijven. Aan de hand van casuïstiek wordt het proces van behandeling beschreven. Het gaat hierbij om de grote lijnen van klinische besluitvorming en de nadruk ligt niet op de inhoud van de klachten en de diagnosestelling. Leerdoelen: De cursist: • Beargumenteert de keuzes m.b.t. toedieningsvormen, doseringen, dosisintervallen van antiretrovirale therapie • Inventariseert de richtlijn die geraadpleegd wordt op instelling/afdelingsniveau. • Kan m.b.v. het 6-stappenplan het besluitvormingsproces bij het voorschrijven van deze geneesmiddelen beschrijven en onderbouwen. • Kan m.b.t. deze geneesmiddelen relevante interacties en complicaties benoemen, onderbouwen, zijn handelen daarop afstemmen en daarbij adequaat ingrijpen indien ongewenste effecten of noodsituaties zich voordoen. Ter voorbereiding: Casus 1: Een van uw patiënten klaagt over pijn in het mondgebied. Na anamnese en lichamelijk onderzoek stelt u de diagnose orale candidiasis. De patient gebruikt behalve antiretrovirale (Truvada/Kaletra) therapie ook acenocoumarol. • Welke behandeling stelt u voor? • Wat adviseert u en waarom?
Casus 2: Een 32 jarige man heeft in het verleden een anafylactische shock doorgemaakt ten gevolge van gebruik van penicilline. Er is nu een luesinfectie bij hem vastgesteld. • Is farmacotherapeutische behandeling mogelijk? • Welke opties overweegt u en waarom?
8
HIV en antiretrovirale middelen Docent: Matthijs van Luin
13.30 – 15.00 uur
De verschillende klassen antiretrovirale middelen met hun werking en de daarbij behorende bijwerkingen zullen tijdens deze bijeenkomst aan bod komen. Tevens bespreken we de combinatie druggebruik en antiretrovirale therapie, alsmede voedingssupplementen en antiretrovirale therapie. Als laatste nemen we belemmerende factoren bij de behandeling met antiretrovirale therapie onder de loep. Leerdoelen: De cursist: • Heeft kennis van de verschillende klassen antiretrovirale middelen • Kan beoordelen welke antiretrovirale middelen gecombineerd kunnen worden en welke niet en waarom niet • Heeft kennis van de inzet van antiretrovirale therapie in combinatie met druggebruik/ methadongebruik • Heeft kennis van het gebruik van voedingssupplementen bij antiretrovirale therapie
Nieuwe antiretrovirale middelen (werking, bijwerking, interacties) 15.30 – 16.30 uur Docenten: Matthijs van Luin Steeds opnieuw komen er nieuwe antiretrovirale middelen beschikbaar voor de behandeling van chronische HIV infectie. Tevens worden er middels klinisch onderzoek verschillende nieuwe middelen uitgetest met als doel data te verzamelen, zodat deze middelen aangemeld kunnen worden voor registratie. Tijdens deze bijeenkomst zal ingegaan worden op de werking (verschillende aangrijpinspunten), gemelde bijwerkingen en bekende en te verwachten interacties van deze middelen.
9
Bijeenkomst 3:
vrijdag 31 oktober 2014
Cardiovasculaire en metabole problematiek bij behandeling van HIV-infectie met ART 9.30 – 11.00 uur Docent: Marc van der Valk Antiretrovirale therapie heeft bijwerkingen op de korte termijn, welke in veel gevallen van voorbijgaande aard zijn. Veel lange termijn bijwerkingen van antiretrovirale therapie hebben effect op het cardiovasculaire systeem en de metabole problematiek, maar ook het ouder worden van de HIV patiënt geeft een hoger risico op hart- en vaatziekten en metabole verstoringen en andere aandoeningen die horen bij het ouder worden. Tijdens deze bijeenkomst wordt het CVS behandeld met specifiek de volgende onderwerpen: • Antihypertensiva • Lipiden verlagende middelen • Anti-anginosa • Glycosiden, PDE remmers en ACE inhibitors • Plaatjesaggregatieremmers • Anticoagulatia Leerdoelen: De cursist: • Kan het toepassingsdomein van geneesmiddelen op cardiovasculair en metabool gebied benoemen en relateren aan de eigen patiëntencategorie. • Beargumenteert binnen de eigen patiëntencategorie de keuzes m.b.t. toedieningsvormen, doseringen, dosisintervallen en therapieduur voor geneesmiddelen op cardiovasculair en metabool gebied • Inventariseert een richtlijn die geraadpleegd wordt op instelling/afdelingsniveau. • Kan m.b.v. het 6-stappenplan het besluitvormingsproces bij het voorschrijven van geneesmiddelen toegepast bij cardiovasculaire en metabole stoornissen beschrijven en onderbouwen. • Kan m.b.t. geneesmiddelen in cardiovasculaire en metabole indicatiegebieden relevante interacties en complicaties voor het eigen specialisme benoemen, onderbouwen, zijn handelen daarop afstemmen en daarbij adequaat ingrijpen indien ongewenste effecten of noodsituaties zich voordoen.
Gastro Intestinale farmacotherapie Docent: Eveline Roelofsen
13.00 – 14.30 uur
Leerdoelen De cursist: • Kan het toepassingsdomein van gastro-intestinale geneesmiddelen benoemen en relateren aan de eigen patiëntencategorie. • Beargumenteert binnen de eigen patiëntencategorie de keuzes m.b.t. toedieningsvormen, doseringen, dosisintervallen en therapieduur voor gastro-intestinale geneesmiddelen. • Inventariseert de richtlijn die geraadpleegd wordt op instelling/afdelingsniveau. • Kan m.b.v. het 6-stappenplan het besluitvormingsproces bij het voorschrijven van gastro-intestinale geneesmiddelen beschrijven en onderbouwen • Kan m.b.t. gastro-intestinale geneesmiddelen relevante interacties en complicaties voor het eigen specialisme benoemen, onderbouwen, zijn handelen daarop afstemmen en daarbij adequaat ingrijpen indien ongewenste effecten of noodsituaties zich voordoen
10
Centraal Zenuwstelsel: Docent: Eric van Maarseveen Antidepressiva, stemmingsstimulatoren en slaapmedicatie
15.00 – 16.30 uur
Leerdoelen: De cursist: • Kan het toepassingsdomein van hypnotica, sedativa, antidepressiva en angststoornissen benomen en relateren aan het eigen deskundigheidsgebied • Kent de farmacologische eigenschappen van de meest gebruikte hypnotica, sedativa, antidepressiva en angststoornissen • Toont inzicht in het besluitvormingsproces bij het voorschrijven van deze middelen en kan daarbij beargumenteren waarom/ wanneer een indicatie gesteld kan worden (6-stappenplan) • Kan een inschatting maken van het risico van afhankelijkheid van deze middelen en is in staat, op basis van de farmacologische eigenschappen van de verschillende middelen, een keuze te maken om de onthoudingsverschijnselen te verminderen respectievelijk de afhankelijkheid ervan tot staan te brengen • Kan een inschatting maken van het risico op overdosering met deze middelen, de complicaties op verschillende systemen ervan benoemen, zijn handelen daarop af te stemmen en daarbij adequaat ingrijpen indien ongewenste effecten of noodsituaties zich voordoen.
11
Bijlage 1
Veel gebruikte afkortingen en uitgangen binnen farmacotherapie
AZS CZS CVS PS GIS ES HPS UGS PDE ACE IBS NSAID DMARD HRT BPH HP H1
autonoom zenuwstelsel centraal zenuwstelsel cardiovasculair systeem pulmonaal systeem gastro-intestinaal systeem endocrien systeem hematopoietisch systeem urogenitaal systeem fosfodiësterase angiotensine converting enzyme irritable bowel syndrome nonsteroidal anti-inflammatory drugs disease modifying anti-rheumatic drugs hormone replacement therapy benigne prostaat hypertrofie hematopoiese histaminerg
Veel gebruikte uitgangen van farmaca Uitgang Klasse / groep -olol β receptor blokker -caïne Locaal anestheticum -dipine Calcium kanaal blokker / dihydropyrine type -tidine H2 receptor antagonist -prazole Proton pomp remmer -quine Antimalaria middelen -zosin α blokkers (niet alle) -profen Een klasse NSAID -clovir Antivirale (herpes)middelen -mycin Macroliden / aminoglycosiden -cycline Tetracycline en afgeleide antibiotica -ium Competitieve neuromusculaire blokkers -zolam benzodiazepines -zepam
Prototype propranolol Cocaïne, procaïne nifedipine Cimetidine Omeprazole Chloroquine Prazosin Ibuprofen Acyclovir Erythromycine/streptomycine Tetracycline Decamethonium (eigenlijke prototype is dtubocurarine) Diazepam
12
Bijlage 2
6-stappenplan (De Vries et al, 2006)
1 patiënt probleem
2 therapeutisch doel vaststellen
3 standaardtherapie/ niet-medicamenteus: geneesmiddelen bepalen medicamenteus:
4 controleren op geschiktheid voor de patiënt
5 therapie uitvoeren
6 evaluatieplan opstellen
13
Literatuur: De Vries, P.G.M., Henning, R.H. & Van Bortel, L. (2006), Farmacotherapie op maat. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg.