WO 24 SEPTEMBER 2014 20:00 O N Z E - L I E V E -V R O U W - WAV E R , O R AT O R I U M Z A A L U R S U L I N E N K LO O S T E R , B O S S T R A AT 9
LES FÊTES GALANTES E M I L I E D E V O G H T sopraan L E E N VA N D E R R O O S T h a r p V EER LE S I M O EN S cello K U R T VA N E E G H E M t e k s t e n , v e r t e l l e r
MUSICA DIVINA
5
CLAUDE DEBUSSY………Les Ingénus arr. Leen Van der Roost WOUTER LENAERTS……… Pantomime, Colombine, Dans la grotte CLAUDE DEBUSSY………Le Faune arr. Leen Van der Roost FRANK NUYTS………Sur d’almes cadences Cythère À Clymène L’Amour par terre CLAUDE DEBUSSY………Fantoches arr. Martin Valcke JAN VAN DER ROOST……… En Bateau, Sur l’herbe JEF NEVE………À la promenade
i.s.m. Gemeente Sint-Katelijne-Waver
FÊTES
GALANTES
‘De la musique avant toute chose’, luidt de openingszin uit Paul Verlaines Art Poétique, het poëtische manifest van de symbolisten. Wanneer tegen het einde van de negentiende eeuw een groep jonge dichters zich keerde tegen al te romantische en idealiserende poëzie, zetten zij meteen ook een esthetische visie neer die niet alleen de literatuur maar ook de muziek diepgaand zou beïnvloeden. In opdracht van het jonge Vlaamse ensemble Les Fêtes Galantes bogen vier toonaangevende Vlaamse componisten zich over de gedichten van Paul Verlaine, die van nature schreeuwen om een muzikale vertaling. Aangevuld met toonzettingen van Debussy en met Kurt Van Eeghem als verteller, brengt Les Fêtes Galantes een muzikale hommage aan de zelfverklaarde Prince des Poètes. In de loop van de negentiende eeuw zocht de steeds groeiende burgerij een manier om de culturele en wetenschappelijke interesses ook los van kerk en staat te delen en te verspreiden. Zo ontwikkelden zich vooral in de grote steden culturele salons — samenkomsten van gelijkgezinden die vaak hele netwerken vormden. Ook culturele tegenbewegingen vonden in deze salons een forum. De Parijse dichter Stéphane Mallarmé ontving vooraanstaande schrijvers bij hem thuis voor esthetische discussies en inspireerde zo een nieuwe generatie literatoren. Eén van deze jonge vernieuwers in Mallarmés entourage was Paul Verlaine (1844-1896), de geestelijke vader van wat later het symbolisme genoemd zou worden. Bij Verlaine wrikte de poëzie zich definitief los van het idealiserend romantisme van de negentiende eeuw en ontstond een uitgesproken interesse voor de meer sombere en mysterieuze kanten van het leven. Een typisch fin de siècle-gevoel uitte zich bij Verlaine in een voorkeur voor taboeonderwerpen als alcohol, drugs en criminaliteit. Onderwerpen waarnaar hij gezien zijn levensomstandigheden niet ver hoefde te zoeken. Tijdens zijn studie rechten in Parijs werd hij gebeten door de literatuur en reeds op jonge leeftijd publiceerde hij een aantal merkwaardige dichtbundels. Niet langer gemotiveerd voor een functie binnen de maatschappij, brak Verlaine zijn studies vroegtijdig af en vestigde hij zich als hoofd LES FÊTES GALANTES
7
van een persbureau in Parijs met zijn zeventienjarige zwangere verloofde Mathilde. Kort na zijn huwelijk met Mathilde in 1870 leerde Verlaine de merkwaardige jonge dichter Arthur Rimbaud kennen. Rimbaud trok in bij Verlaines gezin en gaf hiermee het startsignaal voor een complexe liefdesverhouding tussen beide dichters. Samen leidden zij een libertijns leven met een overmatig gebruik van absint en hasj. Hun stormachtige relatie kwam tot een dramatische apotheose toen Verlaine in 1873 in een Brussels hotel twee kogels op Rimbaud afvuurde en hem verwondde aan de pols. Tijdens een tweejarig verblijf in de gevangenis zocht Verlaine troost in het katholicisme dat zijn latere werk zou beïnvloeden. Ondanks zijn religieuze zwenk kwam Verlaine na zijn vrijlating opnieuw in de marginaliteit terecht. Zijn overmatig drank- en druggebruik werd hem op 8 januari 1896 uiteindelijk fataal. Het nadrukkelijke pessimisme van Verlaine maakte hem tot het prototype van de poète maudit, de gekwelde dichter die zichzelf buiten de maatschappij plaatst en zijn isolement als bron van inspiratie omarmt. Wat op het eerste zicht oogt als een gedegenereerde vorm van literatuur, blijkt echter het tegendeel te zijn. Samen met Verlaine vormen Arthur Rimbaud en Stéphane Mallarmé de kern van de zogenaamde symbolisten. Een uiterst nauwkeurige woordkeuze verbergt subtiele suggesties naar een bedoelde betekenis: woorden dienen enkel als sleutels tot een parallelle werkelijkheid die ontsloten wordt via bepaalde symbolen. Een correcte interpretatie van hun symbolistische gedichten veronderstelde dus ook een zekere vertrouwdheid met deze symbolen, wat het maatschappelijk isolement van de symbolisten enkel vergrootte. Met hun focus op het evoceren van emoties en stemmingen door betekenisassociaties en met hun voorliefde voor woordklanken, cultiveerden de symbolisten bepaalde aspecten van de poëzie die sinds de renaissance nagenoeg volledig verdwenen waren, zoals een doorgedreven aandacht voor ritmische versvoeten en muzikale klanken. Verlaines tweede dichtbundel Fêtes Galantes verscheen in 1869 en getuigt al van zijn interesse in de schaduwkant van leven en maatschappij. Gebruikte beelden uit een voorbije wereld geven de bundel bovendien een onmiskenbaar melancholische tint. Inspiratie vond Verlaine voornamelijk in de dromerige schilderijen van de achttiende-eeuwse schilders 8
LES FÊTES GALANTES
Jean-Honoré Fragonard en Jean Antoine Watteau. Niet dat Verlaine hun verstrooiende en naïeve werkelijkheid literair vertaalde, eerder integendeel. De schilderijen van Fragonard en Watteau tonen een galante wereld vol humor en schijn, onder meer door hun afbeelding van een aantal herkenbare figuren uit de commedia dell’arte, het Italiaanse humoristische volkstoneel. Verlaines gedicht Fantoche beschrijft bijvoorbeeld een aantal handelingen van bekende personages uit de commedia dell’arte. Typisch voor de commedia dell’arte is het gebruik van maskers die dieperliggende emoties proberen te verbergen. Het symbolisme dat in Fêtes Galantes stilaan vorm krijgt, gebruikt hetzelfde procedé: een aantal aangereikte woorden staat symbool voor een dieperliggende betekenis die enkel via de omweg van die symbolen bereikbaar is. De virtuoze omgang met literaire symbolen wekte grote interesse bij vele componisten van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Verlaine had zelf verschillende malen gewezen op het belang van ‘muzikaliteit’ in zijn gedichten, dus de stap naar muzikale toonzetting van deze gedichten was evident. Claude Debussy (1862-1918) toonde al vanaf de jaren 1880 een grote interesse voor het symbolisme, en dat was niet toevallig: vanaf de vroege jaren 1870 werd Debussy’s familie financieel ondersteund door Madame Antoinette Mauté, de schoonmoeder van Paul Verlaine. In totaal zette Debussy achttien van Verlaines gedichten op muziek, waarvan de twee bundels Fêtes Galantes uit 1892 en 1904 de bekendste zijn. De volledige titel Fêtes Galantes pour Madame Vasnier doet vermoeden dat Debussy de bundel schreef voor zijn eerste liefde Marie-Blanche Vasnier, een getalenteerde zangeres. Beide bundels bevatten drie teksten van Verlaine, getoonzet in de vorm van de mélodie die als chiquere tegenhanger van het Franse chanson kan gelden. Anders dan het Duitse Lied is een mélodie doorgaans erg kort. De gecondenseerde stijl sluit niet toevallig heel goed aan bij Verlaines drang naar het samentrekken van complexe emoties in één enkel begrip. Fantoche is het slotlied van de eerste verzameling Fêtes Galantes en is in vergelijking met de andere mélodies van de verzameling verrassend speels en lichtvoetig. Melancholischer van aard is Les Ingénus, het eerste lied van de tweede bundel, waar de begeleidingsinstrumenten ook een belangrijke rol krijgen en als het ware een tapijt vormen waarop de vocale lijn zweeft. Ook in Le LES FÊTES GALANTES
9
Faune komt de algemene sfeer eerder uit de begeleidende instrumenten: met een steeds herhaald melodisch en ritmisch patroon weet Debussy perfect de meerduidigheid van Verlaines gedicht te verklanken. Van de tweeëntwintig gedichten uit Fêtes Galantes zette Debussy er zes op muziek. Verlaines suggestieve verbeeldingskracht en vooral zijn beklemtoning van de ‘muzikaliteit’ van zijn teksten maakte zijn gedichten erg geliefd bij latere componisten, waarvan Gabriel Fauré de bekendste is. Maar ook vandaag worden componisten gebeten door Verlaines poëzie: “Ik ontdekte een dichter wiens beelden gemakkelijk konden getransponeerd worden naar onze huidige tijden.”, verklaart de Vlaamse componist Frank Nuyts (*1957). “Het adoreren van het eeuwige en haast onvatbare vrouwelijke is niet verdwenen uit de harten van de huidige generatie, net zomin als twijfel en onrust bij het ontdekken van schaduwplekken in je karakter of dat van je geliefde. Wat een verrassing om ook te ontdekken hoe de vorm en de versvoeten van die gedichten een ongelooflijk interessante en gevarieerde structuur voor een compositie kunnen suggereren. Verlaine zei dat in zijn woorden de muziek het haalt op de inhoud ervan. Een invitation à la danse voor een componist om die boude stelling ook te verwezenlijken.” Ook Jan Van der Roost (*1956) merkte Verlaines muzikale vertaalbaarheid op: “De algemene sfeer van de teksten, die soms nogal bizar of ironisch is, heeft mee de muziek van mijn Deux Poèmes bepaald. Vooral qua samenklanken zijn er een paar typische wendingen of kleuren die wat ‘Debussyaans’ zijn: dat was een bewuste keuze. Het melodische aspect heb ik eerder syllabisch en dus per lettergreep gedacht, wat doorgaans goed met een Franse tekst samengaat. Ik heb met andere woorden eerder voor verhalende tekstverklankingen gekozen. Op een paar plaatsen wordt er overigens niet gezongen maar gesproken, zodat de instrumentale omlijsting daar voor de nodige sfeer zorgt, en de tekst als het ware het verhaal zelf vertelt.” In combinatie met composities van de Vlaamse jazz-grootheid Jef Neve (*1977) en de jonge pianist-dirigent Wouter Lenaerts (*1981) wordt Verlaines inspirerende bundel Fêtes Galantes vanuit alle mogelijke invalshoeken belicht. Arne Herman
10
LES FÊTES GALANTES