FÊTES
CLAUDE DEBUSSY………Les Ingénus arr. Leen Van der Roost WOUTER LENAERTS……… Pantomime, Colombine, Dans la grotte CLAUDE DEBUSSY………Le Faune arr. Leen Van der Roost FRANK NUYTS………Sur d’almes cadences Cythère À Clymène L’Amour par terre CLAUDE DEBUSSY………Fantoches arr. Martin Valcke JAN VAN DER ROOST……… En Bateau, Sur l’herbe JEF NEVE………À la promenade
i.s.m. Gemeente Sint-Katelijne-Waver
GALANTES
‘De la musique avant toute chose’, luidt de openingszin uit Paul Verlaines Art Poétique, het poëtische manifest van de symbolisten. Wanneer tegen het einde van de negentiende eeuw een groep jonge dichters zich keerde tegen al te romantische en idealiserende poëzie, zetten zij meteen ook een esthetische visie neer die niet alleen de literatuur maar ook de muziek diepgaand zou beïnvloeden. In opdracht van het jonge Vlaamse ensemble Les Fêtes Galantes bogen vier toonaangevende Vlaamse componisten zich over de gedichten van Paul Verlaine, die van nature schreeuwen om een muzikale vertaling. Aangevuld met toonzettingen van Debussy en met Kurt Van Eeghem als verteller, brengt Les Fêtes Galantes een muzikale hommage aan de zelfverklaarde Prince des Poètes. In de loop van de negentiende eeuw zocht de steeds groeiende burgerij een manier om de culturele en wetenschappelijke interesses ook los van kerk en staat te delen en te verspreiden. Zo ontwikkelden zich vooral in de grote steden culturele salons — samenkomsten van gelijkgezinden die vaak hele netwerken vormden. Ook culturele tegenbewegingen vonden in deze salons een forum. De Parijse dichter Stéphane Mallarmé ontving vooraanstaande schrijvers bij hem thuis voor esthetische discussies en inspireerde zo een nieuwe generatie literatoren. Eén van deze jonge vernieuwers in Mallarmés entourage was Paul Verlaine (1844-1896), de geestelijke vader van wat later het symbolisme genoemd zou worden. Bij Verlaine wrikte de poëzie zich definitief los van het idealiserend romantisme van de negentiende eeuw en ontstond een uitgesproken interesse voor de meer sombere en mysterieuze kanten van het leven. Een typisch fin de siècle-gevoel uitte zich bij Verlaine in een voorkeur voor taboeonderwerpen als alcohol, drugs en criminaliteit. Onderwerpen waarnaar hij gezien zijn levensomstandigheden niet ver hoefde te zoeken. Tijdens zijn studie rechten in Parijs werd hij gebeten door de literatuur en reeds op jonge leeftijd publiceerde hij een aantal merkwaardige dichtbundels. Niet langer gemotiveerd voor een functie binnen de maatschappij, brak Verlaine zijn studies vroegtijdig af en vestigde hij zich als hoofd LES FÊTES GALANTES
7
van een persbureau in Parijs met zijn zeventienjarige zwangere verloofde Mathilde. Kort na zijn huwelijk met Mathilde in 1870 leerde Verlaine de merkwaardige jonge dichter Arthur Rimbaud kennen. Rimbaud trok in bij Verlaines gezin en gaf hiermee het startsignaal voor een complexe liefdesverhouding tussen beide dichters. Samen leidden zij een libertijns leven met een overmatig gebruik van absint en hasj. Hun stormachtige relatie kwam tot een dramatische apotheose toen Verlaine in 1873 in een Brussels hotel twee kogels op Rimbaud afvuurde en hem verwondde aan de pols. Tijdens een tweejarig verblijf in de gevangenis zocht Verlaine troost in het katholicisme dat zijn latere werk zou beïnvloeden. Ondanks zijn religieuze zwenk kwam Verlaine na zijn vrijlating opnieuw in de marginaliteit terecht. Zijn overmatig drank- en druggebruik werd hem op 8 januari 1896 uiteindelijk fataal. Het nadrukkelijke pessimisme van Verlaine maakte hem tot het prototype van de poète maudit, de gekwelde dichter die zichzelf buiten de maatschappij plaatst en zijn isolement als bron van inspiratie omarmt. Wat op het eerste zicht oogt als een gedegenereerde vorm van literatuur, blijkt echter het tegendeel te zijn. Samen met Verlaine vormen Arthur Rimbaud en Stéphane Mallarmé de kern van de zogenaamde symbolisten. Een uiterst nauwkeurige woordkeuze verbergt subtiele suggesties naar een bedoelde betekenis: woorden dienen enkel als sleutels tot een parallelle werkelijkheid die ontsloten wordt via bepaalde symbolen. Een correcte interpretatie van hun symbolistische gedichten veronderstelde dus ook een zekere vertrouwdheid met deze symbolen, wat het maatschappelijk isolement van de symbolisten enkel vergrootte. Met hun focus op het evoceren van emoties en stemmingen door betekenisassociaties en met hun voorliefde voor woordklanken, cultiveerden de symbolisten bepaalde aspecten van de poëzie die sinds de renaissance nagenoeg volledig verdwenen waren, zoals een doorgedreven aandacht voor ritmische versvoeten en muzikale klanken. Verlaines tweede dichtbundel Fêtes Galantes verscheen in 1869 en getuigt al van zijn interesse in de schaduwkant van leven en maatschappij. Gebruikte beelden uit een voorbije wereld geven de bundel bovendien een onmiskenbaar melancholische tint. Inspiratie vond Verlaine voornamelijk in de dromerige schilderijen van de achttiende-eeuwse schilders 8
LES FÊTES GALANTES
Jean-Honoré Fragonard en Jean Antoine Watteau. Niet dat Verlaine hun verstrooiende en naïeve werkelijkheid literair vertaalde, eerder integendeel. De schilderijen van Fragonard en Watteau tonen een galante wereld vol humor en schijn, onder meer door hun afbeelding van een aantal herkenbare figuren uit de commedia dell’arte, het Italiaanse humoristische volkstoneel. Verlaines gedicht Fantoche beschrijft bijvoorbeeld een aantal handelingen van bekende personages uit de commedia dell’arte. Typisch voor de commedia dell’arte is het gebruik van maskers die dieperliggende emoties proberen te verbergen. Het symbolisme dat in Fêtes Galantes stilaan vorm krijgt, gebruikt hetzelfde procedé: een aantal aangereikte woorden staat symbool voor een dieperliggende betekenis die enkel via de omweg van die symbolen bereikbaar is. De virtuoze omgang met literaire symbolen wekte grote interesse bij vele componisten van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Verlaine had zelf verschillende malen gewezen op het belang van ‘muzikaliteit’ in zijn gedichten, dus de stap naar muzikale toonzetting van deze gedichten was evident. Claude Debussy (1862-1918) toonde al vanaf de jaren 1880 een grote interesse voor het symbolisme, en dat was niet toevallig: vanaf de vroege jaren 1870 werd Debussy’s familie financieel ondersteund door Madame Antoinette Mauté, de schoonmoeder van Paul Verlaine. In totaal zette Debussy achttien van Verlaines gedichten op muziek, waarvan de twee bundels Fêtes Galantes uit 1892 en 1904 de bekendste zijn. De volledige titel Fêtes Galantes pour Madame Vasnier doet vermoeden dat Debussy de bundel schreef voor zijn eerste liefde Marie-Blanche Vasnier, een getalenteerde zangeres. Beide bundels bevatten drie teksten van Verlaine, getoonzet in de vorm van de mélodie die als chiquere tegenhanger van het Franse chanson kan gelden. Anders dan het Duitse Lied is een mélodie doorgaans erg kort. De gecondenseerde stijl sluit niet toevallig heel goed aan bij Verlaines drang naar het samentrekken van complexe emoties in één enkel begrip. Fantoche is het slotlied van de eerste verzameling Fêtes Galantes en is in vergelijking met de andere mélodies van de verzameling verrassend speels en lichtvoetig. Melancholischer van aard is Les Ingénus, het eerste lied van de tweede bundel, waar de begeleidingsinstrumenten ook een belangrijke rol krijgen en als het ware een tapijt vormen waarop de vocale lijn zweeft. Ook in Le LES FÊTES GALANTES
9
Faune komt de algemene sfeer eerder uit de begeleidende instrumenten: met een steeds herhaald melodisch en ritmisch patroon weet Debussy perfect de meerduidigheid van Verlaines gedicht te verklanken. Van de tweeëntwintig gedichten uit Fêtes Galantes zette Debussy er zes op muziek. Verlaines suggestieve verbeeldingskracht en vooral zijn beklemtoning van de ‘muzikaliteit’ van zijn teksten maakte zijn gedichten erg geliefd bij latere componisten, waarvan Gabriel Fauré de bekendste is. Maar ook vandaag worden componisten gebeten door Verlaines poëzie: “Ik ontdekte een dichter wiens beelden gemakkelijk konden getransponeerd worden naar onze huidige tijden.”, verklaart de Vlaamse componist Frank Nuyts (*1957). “Het adoreren van het eeuwige en haast onvatbare vrouwelijke is niet verdwenen uit de harten van de huidige generatie, net zomin als twijfel en onrust bij het ontdekken van schaduwplekken in je karakter of dat van je geliefde. Wat een verrassing om ook te ontdekken hoe de vorm en de versvoeten van die gedichten een ongelooflijk interessante en gevarieerde structuur voor een compositie kunnen suggereren. Verlaine zei dat in zijn woorden de muziek het haalt op de inhoud ervan. Een invitation à la danse voor een componist om die boude stelling ook te verwezenlijken.” Ook Jan Van der Roost (*1956) merkte Verlaines muzikale vertaalbaarheid op: “De algemene sfeer van de teksten, die soms nogal bizar of ironisch is, heeft mee de muziek van mijn Deux Poèmes bepaald. Vooral qua samenklanken zijn er een paar typische wendingen of kleuren die wat ‘Debussyaans’ zijn: dat was een bewuste keuze. Het melodische aspect heb ik eerder syllabisch en dus per lettergreep gedacht, wat doorgaans goed met een Franse tekst samengaat. Ik heb met andere woorden eerder voor verhalende tekstverklankingen gekozen. Op een paar plaatsen wordt er overigens niet gezongen maar gesproken, zodat de instrumentale omlijsting daar voor de nodige sfeer zorgt, en de tekst als het ware het verhaal zelf vertelt.” In combinatie met composities van de Vlaamse jazz-grootheid Jef Neve (*1977) en de jonge pianist-dirigent Wouter Lenaerts (*1981) wordt Verlaines inspirerende bundel Fêtes Galantes vanuit alle mogelijke invalshoeken belicht. Arne Herman
10
LES FÊTES GALANTES
O N Z E - L I E V E - V R O U W - WAV E R O R AT O R I U M E N W I N T E R T U I N In 1841 begonnen acht zusters Ursulinen uit Tildonk in Onze-Lieve-Vrouw-Waver een school voor volksonderwijs en een pensionaat voor meisjes uit de gegoede klasse. Door het degelijke onderwijs kreeg de instelling een internationale faam; ze had zelfs leerlingen van buiten Europa. Door de groei van de school moesten herhaaldelijk nieuwe vleugels worden aangebouwd. Ondanks de verschillende bouwfasen, functies en stijlen vertonen ze langs buiten toch een zekere homogeniteit door de neogotische afwerking na de Eerste Wereldoorlog. Na Wereldoorlog I werd de oude kapel, na de bouw van de imposante nieuwe kapel in 1907, verkleind en heringericht als een oratorium, een gebedsruimte voor de Congregatie van Maria-Onbevlekt-Ontvangen. Bij die gelegenheid kreeg de neoclassicistische ruimte neogotische koorbanken die bijzonder goed harmoniëren met de stucwerkversiering en de schilderijen. Het meest bekend is ongetwijfeld de wintertuin uit 1900, een ijzeren constructie met kleurrijk glas, die was bedoeld als ontvangst- en ontmoetingsruimte. De ontwerper is jammer genoeg niet gekend. De art-nouveauversiering met plant- en bloemmotieven verwijst naar ochtend, dag en avond. Het warme gele licht dat door het glas valt, geeft ook op donkere dagen een zonnige sfeer. De marmeren beeldjes rond de fontein stellen Sara, Rebecca, Rachel en Ruth voor, vier bijbelse vrouwen die als voorbeeld dienden voor de kostschoolmeisjes. Bij de heropbouw van de school na de Eerste Wereldoorlog heeft men de wintertuin verplaatst en een kwartslag gedraaid zodat de symboliek die naar de ochtend verwijst, nu op het zuiden is gericht.
LES FÊTES GALANTES
11
LES FÊTES GALANTES Sprankelende harpklanken, de warme zang van cellotonen en een menselijke stem die alle emoties kan vertolken, dat is Les Fêtes Galantes. Harpiste Leen Van der Roost, celliste Veerle Simoens en sopraan Emilie De Voght gaan op zoek naar pareltjes uit de muziekliteratuur en naar bijzondere verhalen om enkele intrigerende concertprogramma’s samen te stellen. De unieke combinatie van hun instrumenten vormt de basis voor het ontdekken van een verrassend repertoire. ‘Les Fêtes Galantes’ verwijst naar de achttiende eeuwse exclusieve huiskamerfeesten die door de High Society werden georganiseerd. Deze onconventionele sfeer van toen wil het ensemble vertalen naar een hedendaagse context. Leen Van der Roost studeerde aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Antwerpen bij Sophie Hallynck en speelt als freelance harpiste bij onder meer de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen en Brussels Philharmonic. Veerle Simoens studeerde aan het Conservatorium van Antwerpen bij France Springuel en wordt regelmatig als celliste gevraagd bij Opera Vlaanderen en het Brussels Philharmonic. Emilie De Voght studeerde bij Dina Grossberger aan het Koninklijk Conservatorium Brussel en wordt gevraagd door vocale ensembles als het Vlaams Radio Koor, Collegium Vocale Gent en La Petite Bande. K U R T VA N E E G H E M Kurt Van Eeghem volgde een opleiding aan Studio Herman Teirlinck en aan de Theaterschool Amsterdam. Vanaf 1975 speelde hij theater bij verschillende gezelschappen, en met zijn eigen ensemble Het ei. Hij begon zijn televisiecarrière in 1980 met het muziekprogramma Hitring. In 1984 presenteerde hij de quiz Namen Noemen en later het comedyprogramma Kurtoisie. Regelmatig was hij te zien in het panel van de satirische show De Rechtvaardige Rechters. Op de radio presenteerde hij het programma Heldenmoed op Radio 1, en tot juni 2007 presenteerde hij Het Salon op Radio 1. Van 2009 tot medio 2011 presenteerde hij het radioprogramma De Sporen op Klara. Begin 2012 presenteert hij Cum Laude op deze zender.
12
LES FÊTES GALANTES
CLAUDE DEBUSSY
LES INGÉNUS
Les hauts talons luttaient avec les longues jupes, En sorte que, selon le terrain et le vent, Parfois luisaient des bas de jambes, trop souvent Interceptés ! — et nous aimions ce jeu de dupes. Parfois aussi le dard d’un insecte jaloux Inquiétait le col des belles sous les branches, Et c’étaient des éclairs soudains de nuques blanches, Et ce régal comblait nos jeunes yeux de fous. Le soir tombait, un soir équivoque d’automne : Les belles, se pendant rêveuses à nos bras, Dirent alors des mots si spécieux, tout bas, Que notre âme depuis ce temps, tremble et s’étonne. DE ARGELOZEN De hoge hakjes streden met de lange rokken, En waar de bodem golfde of de wind bewoog Lichtte een glimpje kuit op, te vaak aan ons oog, Dat dit bedrieglijk spel zozeer beviel, onttrokken. En als soms een insect, afgunstig, met een prik De boezems van de schonen dreigde te belagen, Dan flitsten blanke halsjes op tussen de hagen, En ‘t was een lust voor onze jonge dwaze blik. De avond viel, een najaarsavond leek het wel: De schonen, dromerig in onze arm gevlijd, Lispelden woorden, zo intiem, dat sinds die tijd Ons hart nog immer natrilt en zich vragen stelt.
13
WOUTER LENAERTS
PANTOMIME
Pierrot, qui n’a rien d’un Clitandre, Vide un flacon sans plus attendre, Et, pratique, entame un pâté. Cassandre, au fond de l’avenue, Verse une larme méconnue Sur son neveu déshérité. Ce faquin d’Arlequin combine L’enlèvement de Colombine Et pirouette quatre fois. Colombine rêve, surprise De sentir un cœur dans la brise Et d’entendre en son cœur des voix. PANTOMIME Pierrot, die niets heeft van Clitander, Ledigt een fles, zet zijn tanden In een pastei, en passant. Cassandra, aan ’t eind van de laan, Stort veronachtzaamd een traan, Om haar onterfde verwant. Boef Harlekijn verzint toeren Om Colombine te ontvoeren En draait vier keer om zijn as. Colombine mijmert, ze hoort een Hart in de wind, en wordt door de Stemmen in haar hart verrast.
14
COLOMBINE
COLOMBINE
Léandre le sot, Pierrot qui d’un saut De puce Franchit le buisson, Cassandre sous son Capuce,
Leander, de hals, Pierrot, die net als Een kikker Springt over ’n struik, Cassander, in huik Gewikkeld,
Arlequin aussi, Cet aigrefin si Fantasque Aux costumes fous, Ses yeux luisants sous Son masque,
En ook Harlekijn, Bizar en vilein Oplichter In todden en strikken, Gemaskerd, zijn blikken Oplichtend,
— Do, mi, sol, mi, fa, — Tout ce monde va, Rit, chante Et danse devant Une belle enfant Méchante
‘do, mi, sol, mi, fa,’ Dat hele stel maakt Strapatsen, Gedans en gezing Voor één zo’n leuk ding Vol fratsen
Dont les yeux pervers Comme les yeux verts Des chattes Gardent ses appas Et disent : «À bas Les pattes!»
Met ogen vol smoezen En groen als van poezen, Die standjes Uitdelen, en zeggen Bij ’t valstrikken leggen: ‘Weg, handjes!’
— Eux ils vont toujours ! — Fatidiques cours Des astres Oh ! dis-moi vers quels Mornes ou cruels Désastres
Maar wat houdt ze tegen? O, lot, dat melkwegen Doet wenden, Naar welke verschieten Van wreedheid, verdriet en Ellende
L’implacable enfant Preste et relevant Ses jupes, La rose au chapeau, Conduit son troupeau De dupes ?
Zal, meedogenloos, en Haar hoedje vol rozen, Haar rokken Omhoog, zij haar meute Ontzinde pineuten Meelokken!
15
Là! je me tue à vos genoux! Car ma détresse est infinie, Et la tigresse épouvantable d’Hyrcanie Est une agnelle au prix de vous.
DANS LA GROTTE
Oui, céans, cruelle Clymène, Ce glaive qui, dans maints combats, Mit tant de Scipions et de Cyrus à bas, Va finir ma vie et ma peine! Ai-je même besoin de lui Pour descendre aux Champs-Élysées? Amour perça-t-il pas de flèches aiguisées Mon cœur, dès que votre œil m’eut lui?
CLAUDE DEBUSSY
LE FAUNE
Un vieux faune de terre cuite Rit au centre des boulingrins, Présageant sans doute une suite Mauvaise à ces instants sereins
Een oude stenen faun staat grijnzend In het midden van het grastapijt, En kent beslist al het vileine Vervolg der onaandoenlijkheid
Qui m’ont conduit et t’ont conduite, — Mélancoliques pèlerins, — Jusqu’à cette heure dont la fuite Tournoie au son des tambourins.
Die mij geleidde, jou geleidde, Treurige pelgrims als we zijn, Tot aan dit uur, dat gaat verglijden Dwarrelend op de tamboerijn.
FRANK NUYTS
SUR D’ALMES CADENCES CYTHÈRE
IN DE GROT Zie! Aan uw voeten dood ik me nu! Mateloos immers is mijn leed, Zelfs de geduchte Hyrcanische tijger, zo wreed, Is als een lam vergeleken met u. Wrede Clymene, onder uw ogen Zijn door dit zwaard, dat in bloedig duel Menige Cyrus en Scipio al heeft geveld, Weldra mijn leven en lijden vervlogen! Sterker nog: heb ik een zwaard van node Om het Elysium binnen te treden? Amor heeft immers mijn hart met zijn pijlen doorsneden Op het moment dat uw ogen me doodden?
16
DE FAUN
CYTHERA
Un pavillon à claires-voies Abrite doucement nos joies Qu’éventent des rosiers amis;
Een lieflijk tuinprieel verhult De zaligheid die ons vervult En ademt uit bevriezende rozen.
L’odeur des roses, faible, grâce Au vent léger d’été qui passe, Se mêle aux parfums qu’elle a mis;
De rozengeur omstrengelt kies, Dankzij de lichte zomerbries, Het parfum dat zij heeft gekozen.
Comme ses yeux l’avaient promis, Son courage est grand et sa lèvre Communique une exquise fièvre;
Zoals haar blik al had voorspeld Is ze stoutmoedig, en haar lippen Laten verfijnde koortsen glippen.
Et l’Amour comblant tout, hormis La faim, sorbets et confitures Nous préservent des courbatures.
En daar slechts Honger Liefde velt, Hoeden sorbets en confituren Ons voor erotische kwetsuren.
17