4 Opbouw en methode À l’affiche Elk atelier wordt voorafgegaan door een À l’affiche. Hier vernemen de leerlingen wat ze in dit atelier zullen leren en oefenen. Het is belangrijk dat de leerlingen ervaren dat ze vooruitgang boeken. Om hun vooruitgang te kunnen meten, moeten zij zich goed bewust zijn van wat ze al kunnen en wat ze aan het leren zijn. Daarom overlopen we samen bij het begin van een atelier wat er op het programma staat in de À l’affiche. ‘Si tu ne sais pas où tu vas, tu risques de mettre longtemps pour y arriver.’ Expliquer à l’apprenant la progression des objectifs, c’est mettre le but final à sa portée. C’est lui montrer comment il peut construire son apprentissage, par l’acquisition et la maîtrise de chacun des objectifs, du plus petit (de type linguistique) aux plus grands (de type communicatif et actionnel). Christine Tagliante dans La classe de langue, CLE International, Paris, 2006
À L’AFFICHE : Wat zullen we leren? Vertrekpunt : Authentieke DOCUMENTEN
uit Doc / CD/ DVD LEVER DU RIDEAU
AVANT LA
LA LECTURE / L’ÉCOUTE
LECTURE
/ L’ÉCOUTE
On regarde, on voit / OPSPOREN On apprend / MEMORISEREN
LEERINHOUD
Au travail / PRODUCEREN OEFENINGEN in PAC
WOORDENSCHAT
THEORIE in DOC
on regarde, on voit on apprend
ACTES de PAROLE
taalhandelingen
au travail
MOTS en ACTION woordenschat van de basistekst
CONCERT DES SONS
au travail on regarde, on voit on apprend
FAMILLE de MOTS
thematische woordenvelden
au travail SPRAAKKUNST on regarde, on voit on apprend
FESTIVAL des VERBES
vervoeging van de werkwoorden
au travail on regarde, on voit on apprend
RÈGLES du JEU
spraakkunst + theorie
au travail
EVALUATIE Portfolio : zelf-
en co-evaluatie
ENTRACTE:
lees- en luistervaardigheidsopdracht vanuit authentiek materiaal
9
Vertrekpunt:
Documents
• authentieke of semi-authentieke lees- en luisterdocumenten
p
• levendige dialogen aansluitend bij de leefwereld van de jongere (qua inhoud, qua presentatie) In de verschillende Ateliers van Documents staan teksten, tekeningen en authentieke of
semi-authentieke documenten.
We bekijken en lezen dat bronmateriaal in de eerste plaats om de inhoud te begrijpen. In de tweede plaats putten we uit het vertrekmateriaal al wat nodig is (uitdrukkingen, woordenschat, grammaticale structuren) om onze manier van communiceren rijker en efficiënter te maken.
Herkenbaarheid: de leefwereld van de jongeren De inhoud van het aangeboden tekst- en illustratiemateriaal sluit nauw aan bij de leefwereld van de jongeren. De communicatiesituaties die aan bod komen zijn situaties waarin de leerlingen zich kunnen bevinden: in de klas, in winkels, in het station, onder vrienden, op een sportmanifestatie … Ook de levendige illustraties en de frisse lay-out prikkelen de nieuwsgierigheid van de leerlingen en nodigen uit om te lezen.
Tekstsoorten In En Scène! 4 maken de leerlingen kennis met een brede waaier van tekstsoorten (informatieve, prescriptieve, argumentatieve, narratieve, artistiek-literaire).
10
Atelier 1
enquêtemateriaal, informatieve artikels over emoties en tradities, een test, een uittreksel uit een dagboek, instructies voor acteurs, een achttiental tekstsoorten (waaronder een recept, een wedstrijdformulier, opschriften en een recensie), maar ook dialogen, straatinterviews, brieven, e-mails en berichten op een forum. Er zijn ook gedichtjes, een toneelfragmentje, fragmentjes uit romans en films.
Atelier 2
dialogen, een verslag van de leerlingenraad, informatieve artikels over gezondheid en hygiëne, getuigenissen van jongeren, artikels op een site over een film, stripverhaal, fragment van een roman, filmfragmenten.
Atelier 3
dialogen, kaften van boeken en tijdschriften, enquêteresultaten en tabellen, een radioreportage met straatinterviews, een filmreportage met boekbesprekingen, een affiche van een beurs, een quiz over sprookjesfiguren, toneelaffiches, een filmreportage over het Festival van Avignon, een test over Astérix en de Galliërs, een interview met Goscinny, fragmenten uit een roman en uit een stripverhaal.
Atelier 4
dialogen, aankondigingen in grootwarenhuizen, boodschappenlijstjes, een reclamefolder van een grootwarenhuis, e-mailberichten, korte artikels in een tijdschrift, artikels op een site rond het milieu, reclameboodschappen in tijdschriften en op televisie, een fragment uit een roman, een komisch kortverhaal en Franse liedjes.
Atelier 5
dialogen, een recept, een gebruiksaanwijzing, een gedicht, instructies op internet en in een tijdschrift, een reclame, krantenartikels, een fabel van Jean de La Fontaine, een wat langer artikel in een jongerentijdschrift, een sketch.
Atelier 6
dialogen, een toeristische folder, een gedicht, een informatief artikel rond lawaai, een test over overlevingskansen in gevaarlijke situaties, een kortverhaal en een fragment uit een Franse roman.
Atelier 7
dialogen, een artikel op een site van sportkampen, zoekertjes op internet in verband met vakantiejobs, wettelijke informatie rond vakantiejobs, getuigenissen in een jeugdtijdschrift over vrijwilligerswerk, Franse liedjes en een fragment van een Franse roman.
Taal De gebruikte taal is die van een welbepaalde spreker in een specifieke communicatiesituatie. Aan de hand van zorgvuldig gekozen voorbeelden leren de leerlingen dat jongeren onderling anders praten dan tegen volwassenen. Ze leren het juiste taalregister te gebruiken. Zoals in de eerste graad, komt in de teksten het Standaardfrans aan bod. De leerlingen moeten eerst de wetmatigheden in het Standaardfrans ontdekken en fixeren voor ze met afwijkende structuren kennismaken. Bepaalde veelvoorkomende woorden uit het populair taalgebruik van de jongeren worden ook gebruikt.
Lever du rideau: Leerinhoudelijke gedeelte • voorkennis mobiliseren en hypothesen formuleren • controleren of de inhoud begrepen is Gesproken of geschreven teksten en authentieke documenten dienen in de eerste plaats om er informatie uit te halen. Elke scène begint met inhoudsvragen. In Lever du rideau, lezen of luisteren we in de eerste plaats om iets te vernemen. Wat vernemen we? Wat is de bedoeling van de schrijver/spreker? We lezen/luisteren in de eerste plaats om te begrijpen! Lever du rideau is in de eerste scène van een atelier uitvoerig. In andere scènes stellen we vooral vragen naar de tekstsoort en enkele algemene vragen om te controleren of de inhoud begrepen is. En Scène! begeleidt de leerling in twee stappen naar zelfstandig begrijpen.
11
AVANT
LA LECTURE
/ L’ÉCOUTE
Het formuleren van verwachtingen voor er geluisterd of gelezen wordt, zorgt ervoor dat er een zekere nieuwsgierigheid is, een zekere luisterbereidheid, een motivatie om méér te weten te komen. De leerling is actief betrokken bij het lesgebeuren. Er is een gunstig klimaat om bij te leren.
Stap 1.1 Het brondocument verkennen en hypothesen formuleren Bij gesproken teksten: De dialogen worden voorafgegaan door documenten (dat kunnen tekeningen, foto’s of authentieke documenten zijn ) die een kader scheppen waarin de gesprekken plaatsvinden. Dit kader zorgt ervoor dat de leerling een bepaalde verwachting krijgt over wat zal komen. De leerlingen zeggen wat ze verwachten over de inhoud en over het verloop van het gesprek. De vragen en de oefeningen die de leerlingen leiden staan in Pages d’action en in de didactische wenken in de handleiding. At 1 sc 1 De illustraties scheppen een kader waarin de dialogen plaatsvinden. De leerlingen raden waar en wanneer het verhaal plaatsvindt.
Bij geschreven teksten: Ook bij geschreven teksten formuleren de leerlingen verwachtingen over de inhoud en de opbouw. Door de aard van de vragen wijzen we erop dat de lay-out van de tekst, de titels, de ondertitels, de indeling in rubrieken of paragrafen en de bijhorende illustraties informatie geven over het soort tekst (een publiciteit, een folder, een advertentie, een quiz … ). At 1 sc 6 De vorm en de opbouw van de tekst helpen om te raden wat de inhoud zou kunnen zijn. At 6 sc 7 De leerlingen raden op basis van de illustraties en de titel waarover het gaat.
Stap 1.2 Hypothesen delen met anderen Als de leerlingen de kans krijgen om hun hypothesen te vergelijken met die van hun klasgenoten, verhoogt hun luisterbereidheid meestal aanzienlijk. Die uitwisseling van ideeën werkt motiverend. De leerlingen zullen met grotere aandacht luisteren of lezen om te weten te komen wie het bij het juiste eind heeft.
LECTURE /
ECOUTE
Stap 2.1 Beluisteren of lezen van de teksten en controleren van de hypothesen Na het verkennen van het bronmateriaal en het formuleren van hypothesen gaan de leerlingen luisteren/lezen om te controleren of de inhoud klopt met hun verwachtingen. Bij deze manier van werken gaan de leerlingen zeer gericht lezen en luisteren om te controleren of zij goed geraden hebben. (o.a. At 6 sc 7)
Stap 2.2. Controleren aan de hand van vraagjes of de inhoud begrepen is Om de oefeningen in En Scène! op te lossen is het nodig de teksten meerdere keren te beluisteren of te lezen. Het is niet nodig om meteen alles te begrijpen. Het is belangrijk dat de leerlingen (en de leerkrachten) dit beseffen en aanvaarden. Leren begrijpen gebeurt niet in een stap, maar groeit stapsgewijs. Bij elke lees- of luisterstap hoort een andere opdracht en gaan we dieper in op de inhoud. Meerdere soorten oefeningen komen aan bod om te controleren of de inhoud begrepen is.: o.a. Vrai / faux, meerkeuzevragen, open vragen,
Vaak wisselen lees- en luistervaardigheid mekaar af. At 1 sc 1, At 5 sc 1, At 7 sc 1,
12
Zelfstandig nieuwe teksten begrijpen Het uiteindelijke doel is dat de leerling zelfstandig nog niet geziene teksten kan begrijpen en dat hij in nieuwe situaties gesprekken kan volgen. De leerkracht kan de leerling stapsgewijs dichter naar dat einddoel (bege)leiden door technieken aan te leren die het begrijpen gemakkelijker maken. Hoe kunnen En Scène! en de leerkracht de leerling ertoe brengen • om gemotiveerd te zijn om te lezen en om te luisteren (bereidheid)? • om in te zien dat leren begrijpen stapsgewijs gebeurt (niet stoppen bij een moeilijk woord of een moeilijke passage)? • om te begrijpen wat er gezegd wordt? De context waarin een document aangeboden wordt, de keuze van de vragen, de opeenvolging van en de vooruitgang binnen de oefeningen helpen de leerlingen om zelf de inhoud te begrijpen. Het is helemaal niet de bedoeling om de tekst uit te leggen of te vertalen. En Scène! biedt bewust nergens vertalingen aan in voetnoot. We leren de leerlingen omgaan met blinde vlekken in de tekst en niet te stoppen bij niet geziene woorden of uitdrukkingen. Concentrez-vous! Même si vous ne comprenez pas tout, continuez à écouter.
We moedigen de leerlingen aan om zelf de betekenis af te leiden uit de context. Doordat de leerlingen de gelegenheid krijgen om hypothesen te formuleren over de inhoud, om hypothesen te delen met anderen en om herhaaldelijk eenzelfde document te beluisteren of te lezen krijgen ze de kans om vooruitgang te boeken in het begrijpen. De leerlingen zullen inzien dat begrijpen stapsgewijs groeit. Herhaaldelijk beluisteren of lezen is dus belangrijk. Niet enkel voor het begrijpen van de inhoud, maar ook omdat door het herhaaldelijk beluisteren/lezen, het onthouden gestimuleerd wordt. De leerling legt als het ware een bestand aan met uitdrukkingen en zinnen of met flarden van zinnen, die hij later weer kan gebruiken. (Toch is het goed het aantal lees- en luisterbeurten te beperken om te vermijden dat de interesse verloren gaat: drie keer bij lezen en vier keer bij luisteren als maximum.)
13
Leerinhoud + oefeningen Na de lees- of luistervaardigheid, verkennen we het bronmateriaal op zoek naar nieuwe, nog niet gekende uitdrukkingen, woordenschat, grammaticale structuren die onze communicatie kunnen verrijken en efficiënter kunnen maken.
We verdelen de nieuwe leerinhoud over zes rubrieken:
• Actes de parole • Famille de mots • Mots en action • À vos claviers! • Festival des verbes • Règles du jeu. Een atelier heeft 6 of 7 scènes. Per scène zijn er opnieuw enkele rubrieken: In Scène 1 staan spreek- en gespreksvaardigheid (Actes de parole) centraal. Het thema van de eerste scène zet de toon voor het volledig atelier. De taalhandelingen die we hier aanbrengen, bepalen de leerinhoud van de rest van het atelier. De spreekvaardigheid neemt geleidelijk aan een grotere plaats in. gespreksvaardigheid een dienst vragen/aanbieden raad geven/vragen ivm gezondheidsproblemen (dokter/apotheker) verwijten/spijt uiten iemand aanspreken voor een interview raad geven vragen/zeggen waar iets zich bevindt prijs vragen/geven/bespreken uitleggen hoe iets werkt een probleem signaleren ingrijpen in het verloop van het gesprek waarschuwen voor een gevaar telefoneren (bestellen, hulp vragen) reserveren aandacht voor taalregisters De modeldialogen staan op de cd voor de leerkracht en kunnen door de leerlingen herbeluisterd worden op de site.
spreekvaardigheid een persoon voorstellen een film of een boek voorstellen een verhaal samenvatten vertellen wat men heeft meegemaakt over zijn gezondheid praten over zijn leesgewoontes praten informatie geven over een cultureel evenement een document voorstellen: bv. publiciteit gevoelens uiten mening geven, argumenteren
In Scènes 2 tot 5/6 De leerinhoud van de daaropvolgende scènes biedt middelen aan (woordenschat, spraakkunst, communicatietechnieken) om in de voorgestelde situaties preciezer te begrijpen en om zich efficiënter uit te drukken.
14
Een voorbeeld ter illustratie: In Atelier 5 leren de leerlingen vragen en zeggen hoe je een toestel bedient of hoe je een gerecht klaar maakt. Ze leren hun instructies duidelijk structureren (scène 1). Ze leren ook hoe ze een probleem of een defect kunnen signaleren en hoe ze hun ontevredenheid kunnen uitdrukken (scène 4). Binnen deze context leren ze in Scène 1
de woordenschat om onderdelen van een toestel, handelingen en lichaamsbewegingen te benoemen (Famille de mots).
À l’affiche
Scène 1 Scène 2 ... 5/6
Portfolio
Overzicht van wat geleerd en geoefend wordt Leerinhoud per scène Actes de parole Mots en action Festival des verbes of Règles du jeu of Famille de mots À vos claviers!
Leerdoel Mondelinge interactie/Spreekvaardigheid Woordenschat van de tekst gebruiken Vervoegingen Overige spraakkunstregels Thematisch aanbrengen van woordenschat Schrijfvaardigheid
Vragenlijst waarmee gepeild wordt naar de beheersing van de communicatieve taaltaken (ERK)
Zoals gevraagd wordt in de visietekst van het Vreemdetalenonderwijs, is de keuze van de grammatica-onderwerpen en van de thematische woordenschat afhankelijk van de taalgebruiksituaties waarin de jongeren zich moeten kunnen uitdrukken. visietekst: Grammatica dient functioneel te zijn. Dat betekent het volgende: • bij grammaticaonderricht worden die grammaticale items aangebracht die een leerling nodig heeft om een taal-taak te kunnen uitvoeren. Met andere woorden de leerling verwerft de middelen om zich op een specifieke taal-taak voor te bereiden. De selectie van grammaticale items gebeurt vanuit concrete taalgebruiksituaties; • de teksten en de oefeningen waarin de leerling taalgebruik observeert, zijn zo authentiek mogelijk; • grammaticaonderricht dient om te vereenvoudigen door overzicht, niet om te compliceren met uitzonderingen; • een leerling verwerft morfosyntactische structuren om die op een realistische manier te kunnen aanwenden in zinvolle en authentieke taalgebruiksituaties. Het leren van woordenschat gebeurt voornamelijk door extensief lezen en luisteren. Daarbij probeert de leerder de betekenis van onbekende woorden uit de context af te leiden. Een leerling moet daarom veel kansen krijgen om zoveel mogelijk
met de vreemde taal om te gaan via lees- en luisteractiviteiten, zowel in als buiten de lessen. Lezen en nog eens lezen, luisteren en nog eens luisteren, ‘kilometers maken’ als belangrijke bron van input. De incidentele of ongerichte verwerving van woordenschat gebeurt echter effectiever als ze ondersteund wordt door expliciet woordenschatonderricht. Om een woord te kunnen gebruiken, volstaat het niet alleen maar de betekenis, de spelling, het register of de uitspraak te kennen. Een woord kennen houdt ook in dat de combinaties waarin het woord gebruikt wordt, gekend zijn. Efficiënt woordenschatonderwijs heeft dus aandacht voor de collocaties, d.w.z. de minimale combinaties, en ‘word partnerships’ waarin het woord voorkomt. Efficiënt woordenschatonderwijs traint ook in het opmerken van een woord en zijn collocaties. Een taalgebruiker is maar competent in de mate waarin hij een veelheid van gebruiksklare woordcombinaties uit zijn mentale voorraad te voorschijn kan halen in een bepaalde situ-atie. Bepaalde grammaticale en lexicale combinaties kunnen als chunks d.w.z. als readymade stukken zin aangeboden en geleerd worden, zonder dat ze rationeel geanalyseerd hoeven te worden.
15
De 3 stappen van het leerproces: opsporen ➔ memoriseren ➔ produceren
De verschillende fasen van het het ontdekken, het leren en het oefenen gebeuren binnen een scène volgens een vast patroon. On regarde, on voit On apprend Au travail
→ → →
opsporen en noteren van woorden en taalstructuren heldere schema’s om het memoriseren te ondersteunen oefeningen in context
On regarde, on voit → opsporen en noteren van woorden, taalstructuren en wetmatigheden
Neem de tijd die nodig is om de uitdrukkingen op te sporen in de tekst en om ze foutloos te kopiëren. Dat is een eerste belangrijke stap in het verwerken van de leerinhoud. Wat je zelf ontdekt heb, onthoud je langer! In deze fase van het leerproces willen we de leerlingen aanmoedigen om (begeleid) zelfstandig wetmatigheden in het taalgebruik te ontdekken, om die dan later spontaan te gebruiken bij het vormgeven van hun ideeën. En Scène! volgt hierin de aanbevelingen van de Visietekst in verband met Vreemdetalenonderwijs.* Dit ontdekken wordt sterk gestuurd door eenvoudige vragen die dicht bij de tekst aanleunen en die meestal het verloop van de tekst volgen. De leerlingen zoeken gericht informatie op in de teksten/documenten en noteren de gegevens in hun werkboek. Elk soort leerinhoud heeft zijn eigen systeem van ontdekkingsfase. In onderstaande tabel geven we een kort overzicht van de verschillende manieren van opsporen.
Actes de parole
Famille de mots À vos claviers! Festival des verbes Règles du jeu
Hoe zegt men dat ...? Hoe vraagt men dat ...? Hoe kan je reageren ...? Complétez la grille. woorden in woordspinnen schrijven, illustraties en woorden combineren, de betekenis binnen de context raden… Cherchez des expressions pour … de structuur van de teksten observeren herkennen van werkwoordsvormen in een rooster noteren observeren en conclusies trekken opzoeken van wetmatigheden in een rooster noteren observeren en conclusies trekken
De VORMENDE WAARDE VAN BZO (begeleid zelfstandig ontdekken) Dit onderdeel van de les vraagt tijd en kan soms overbodig lijken. Toch is het belangrijk dat de leerlingen de tijd krijgen om die stap rustig te kunnen uitvoeren. Het herkennen van de structuren en het rustig kunnen overschrijven op de juiste plaats binnen een schema zijn een eerste stap in het verwerken van de leerstof. Wat de leerlingen zelf ontdekt hebben, onthouden ze langer! Leren informatie opzoeken en daaruit conclusies trekken heeft een grote vormende waarde. Dit (begeleid) zelfstandig ontdekken (B.Z.O.) is een belangrijke stap naar (begeleid) zelfstandig leren (B.Z.L.). 16
Professor Dochy van de KUL onderzocht verschillende manieren om informatie te verwerken. Met welke methode behaal je het beste leerresultaat? - De leraar legt uit. → 4,5% - De leerling leest. → 11% - Een groepsdiscussie → 56% - De leerling ontdekt zelf. → 75% (= on regarde, on voit) - De leerling legt uit aan anderen. → 82% In de eerste graad sluiten de opdrachten nauw aan bij het verloop van de tekst. In de tweede graad wordt de afstand tussen de vragen en het document wat groter, worden de vragen algemener en worden ze niet meer noodzakelijk in de volgorde van de tekst aangeboden. Er wordt stapsgewijs naar de leerautonomie toegewerkt.
* Visietekst: 4.2 Grammatica in opbouw In een functioneel grammaticaonderwijs is het belangrijk dat, vanuit zinvolle communicatieve contexten, onder (be-ge)leiding van de leraar, de leerling zelf de grammatica leert opbouwen en aldus leervaardigheid ontwikkelt. In dat proces spelen bepaalde lees- en luisterstrategieën een belangrijke rol. Opbouw betekent dat: • de leerling het functioneren van grammaticale structuren in zinvolle communicatieve contexten (in gespreksituaties, in authentieke of plausibele
• •
•
lees en/of luisterteksten …) (her)ontdekt en observeert. hij de regel mee formuleert (fase van conceptualisatie) gebruiksvriendelijke overzichten en tabellen de leraar in staat stellen de (nieuwe) gegevens en wetmatigheden te visualiseren en voor de leerling te verduidelijken, de leerling de grammaticale wetmatigheid via een brede waaier aan oefenvormen integreert en fixeert (gaande van de opstap van gesloten vormgerichte oefeningen over halfopen opdrachten tot communicatieve productieactiviteiten).
Tips van gebruikers: Gevarieerd werken met On regarde, on voit . • Tijdens de les opzoeken: per twee of in kleine groepjes. Verbeteren klassikaal of met de correctiesleutel. • Regelmatig deze stap volledig zelfstandig en individueel uitvoeren in de BZL-uren. • Thuis individueel voorbereiden, in de klas verbeteren met correctiesleutel of antwoorden overlopen met verbetering op i-board. • Mondeling oplossen. • Het werk verdelen onder verschillende groepjes en de informatie laten uitwisselen.
On apprend → heldere schema’s om het memoriseren te ondersteunen Het ontdekken van de woorden, de structuren alleen is niet voldoende. De opgedane kennis moet ook ingestudeerd en onthouden worden om ze achteraf te kunnen reproduceren. Glasheldere schema’s kunnen het memoriseren vergemakkelijken. Voor het instuderen van elk van de verschillende onderwerpen heeft de leerling meestal twee mogelijkheden. Hij kan de schema’s in Pages d’action gebruiken of hij kan de verschillende woordenschatlijsten in Trou du souffleur (Documents) gebruiken. De spraakkunst vindt hij terug in Grammaire En Scène.
17
• Studeren in De manier waarop de kennis gebundeld wordt, verschilt volgens de aard van de scène. Actes de parole/Mots en action Famille de mots À vos claviers! Festival des verbes/Règles du jeu
voorbeeldzinnen met vertaling in Documents. lijsten met vertaling in Documents heldere schema’s in Documents heldere schema’s vaak ondersteund door tekeningen in de spraakkunst (Grammaire En Scène)
Zoals de ‘souffleur’ in de schouwburg de acteurs de vergeten tekst influistert, biedt dit naslagwerkje aan de leerlingen alle informatie die nodig is om te studeren.
On apprend in Actes de parole (lijst per atelier) In elk atelier staan in de eerste scène bepaalde taalhandelingen centraal. In Actes de parole vinden de leerlingen de neerslag van hun opzoekwerk: de lijst van de gevonden uitdrukkingen met vertaling. De uitdrukkingen en de zinnetjes worden in zinvolle dialoogjes aangebracht. Dat vergemakkelijkt het memoriseren. In sommige ateliers is er nog een tweede lijst, omdat er tweemaal taalhandelingen ingeoefend worden. De leerlingen leren de uitdrukkingen in Documents (afdekken met de mica). De verschillende taalhandelingen zijn per rubriek genummerd. Bij het aanduiden van de leerstof kan de leerkracht verwijzen naar de nummers van de rubriek. Bij spreekoefeningen waar voordien aangereikte taalhandelingen opnieuw gebruikt moeten worden, kan de leerkracht verwijzen naar de betreffende rubriek in deze lijst.
On apprend in Mots en action (lijst per atelier) Mots en action is de tweede lijst. Die hoort bij de eerste scène van elk atelier. Dit is een selectie van nieuwe woorden die voorkomen in de basistekst van Scène 1. Het gaat echter niet om alle nieuwe woorden of uitdrukkingen. Uitdrukkingen die dienen om de taalhandelingen uit te voeren, werden al vooraf ingeoefend en staan in de lijst van Actes de parole. De overblijvende nieuwe woorden staan in Mots en action. De woorden, aangeboden met een voorbeeldzin en met de vertaling, staan per woordsoort. In de linkerkolom staan de woorden die actief ingeoefend zullen worden. Ze worden in dezelfde betekenis aangeboden als in de basistekst. Andere betekenissen komen niet voor in deze lijst. In de voorbeeldzin staat het in te oefenen woord in het oranje. Als de leerling het blad afdekt met het rode micaatje, ziet hij enkel de Nederlandse vertaling en de onvolledige zin. De leerling vertaalt het woord en vervolledigt zo de zin.
18
Zelfstandige naamwoorden • Zelfstandige naamwoorden worden in de lijst met het bepaald lidwoord gegeven. Bij zelfstandige naamwoorden moet de leerling ook het lidwoord invullen. La raison Quelle est la raison de son départ?
de reden
• Indien het lidwoord l’ of les is, wordt tussen haakjes vermeld of het mannelijk of vrouwelijk is: l’intimité (f.) Tout le monde a droit à un peu d’intimité. de privacy les trucs (m.pl.) Je t’interdis de toucher à mes trucs. de spullen • Indien in de invulzin niet het bepaald lidwoord, maar een onbepaald lidwoord, een samengetrokken lidwoord, een bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord staat, dan moet de leerling enkel het zelfstandig naamwoord invullen. l’argent de poche J’ai payé ce CD de mon argent de poche. het zakgeld • Indien een zelfstandig naamwoord een vrouwelijke of een meervoudsvorm heeft die afwijkt van de algemene regel, dan wordt deze vorm ook vermeld. le cheval, les chevaux Je vais au manège pour voir mon cheval Sambati. het paard, de paarden Werkwoorden • Werkwoorden worden in deze rubriek aangebracht als woordenschat. Hier gaat het dus om de betekenis en niet om de vervoeging. Ze worden dan ook in de infinitief aangebracht. fouiller Je t’interdis de fouiller dans ma chambre. snuisteren • Zodra de vervoeging actief herhaald of ingeoefend is in Festival des verbes, of voordien aangebracht is in Actes de parole, kan er ook gevraagd worden deze werkwoorden in vervoegde vorm in te vullen in de voorbeeldzinnen. disparaître J’ai mis mon vélo là et il a disparu (passé composé). verdwijnen • Voltooide deelwoorden die als lexicon aangebracht worden voor ze actief in Festival des verbes aan bod komen, staan als voltooid deelwoord in de lijst en niet als infinitief. disparu Disparu. Mireck a quitté l’école lundi vers 17 heures à verdwenen Molenbeek. Depuis on ne l’a pas revu. Bijvoeglijke naamwoorden • Bijvoeglijke naamwoorden staan in de mannelijke vorm. Als de vrouwelijke of de meervoudsvorm afwijkt van de algemene regel, wordt de vorm erbij gegeven. jaloux, jalouse Ma soeur est très jalouse, elle pense jaloers toujours que maman me donne plus. Uitdrukkingen • Sommige woorden worden opgenomen in de vaste uitdrukking waar ze deel van uitmaken. attirer l’attention Le prof frappe sur la table pour attirer l’attention. de aandacht trekken
Wij hebben ernaar gestreefd om de woorden en uitdrukkingen zoveel mogelijk in een courante, voor de leerling herkenbare context aan te bieden. De context moet de leerling helpen om het woord beter te onthouden. Ook minidialoogjes kunnen een mnemotechnische context zijn.
On apprend in Famille de mots (lijst per atelier) In elk atelier worden woordenschatvelden volgens thema’s ontdekt en ingeoefend. Die woordenschat wordt gebundeld in de derde lijst volgens hetzelfde principe als bij Actes de parole. Waar mogelijk staan de woorden samen in een logisch verband. Veelal staan de woorden alfabetisch gerangschikt.
On apprend in À vos claviers Zoals eerder al vermeld staat vanaf En Scène! 4 de spraakkunst niet meer gebundeld in Documents. De leerlingen beschikken over een aparte spraakkunst die ze de volgende jaren verder kunnen gebruiken.
19
Au travail Dit is de oefenfase. Wat in On regarde, on voit ontdekt is, wordt in Au travail grondig ingeoefend. De schema’s in On apprend kunnen bij twijfel of in de correctiefase geraadpleegd worden. Bij de verschillende leerinhouden (Actes de parole, Mots en action, Famille de mots, À vos claviers!, Festival des verbes en Règles du jeu) vinden we dezelfde kenmerken terug in de oefeningen: het oefenen in context, de progressieve opbouw, de integratie van de verschillende vaardigheden, het reactiveren van de leerstof van de vorige ateliers, de actieve werkvormen en ruimte voor differentiatie.
OEFENEN IN CONTEXT De oefeningen zijn dikwijls opgevat als minidialoogjes. Daardoor lijken de oefeningen soms lang en nemen ze wat meer tijd in beslag dan een eenvoudige invuloefening. Dat kan tijdverlies of overbodige lectuur lijken. Niets is minder waar. Door het afleggen van ‘kilometers’ tekst worden ze leesvaardiger en leren ze de woorden in nieuwe contexten. Het inoefenen van de woorden in voor hen herkenbare situaties zal hen helpen om de opgedane kennis op te slaan in het langetermijngeheugen. Laat de leerlingen eerst de oefeningen – in stilte, individueel of met twee – oplossen. Daarna – in de klassikale controlefase – kunnen ze de replieken met twee hardop met de gepaste intonatie lezen.
PROGRESSIEVE OPBOUW: van eenvoudig (toespitsen op een probleem) naar complex (letten op meerdere aspecten) Het is de bedoeling dat de leerling geleidelijk aan meer zelfvertrouwen krijgt in het hanteren van de Franse taal. Het is dus belangrijk dat hij de ene succeservaring na de andere kan opdoen. De problemen die in de oefeningen aan bod komen zijn daarom goed gedoseerd. Veelal gaat het in drie stappen: herkennen, begrijpen en daarna zelf toepassen. INTEGRATIE
VAN DE VERSCHILLENDE VAARDIGHEDEN
De verschillende vaardigheden komen voor bij de verschillende scènes. Een luisteropdracht kan bijvoorbeeld aanleiding geven tot een spreek- of schrijfopdracht.
REACTIVEREN
VAN DE LEERSTOF VAN DE VORIGE ATELIERS
Woordenschat of spraakkunst die voordien is ingeoefend wordt meerdere keren opgefrist in andere contexten en andere ateliers. Op die manier wordt de kennis verder gefixeerd en eigen gemaakt.
WERKEN
MET TWEE EN GROEPSWERK WORDEN GESTIMULEERD
De leerlingen werken uiteraard met twee om hun dialogen in te oefenen, maar ook in andere scènes werken ze met twee. De spraakkunstoefeningen zijn dikwijls in de vorm van minidialoogjes.
20
PLAATS
VOOR DIFFERENTIATIE EN CREATIEVERE OEFENINGEN
Extra oefeningen voor differentiatie zijn aangeduid met het logo PLUS. In de didactische wenken staan verwijzingen naar extra oefeningen of varianten om te differentiëren. Voorbeelden van opbouw van de oefeningen in de verschillende rubrieken:
Au travail in Actes de parole De leerling moet in de eerste plaats kennis maken met een groot aanbod van courante uitdrukkingen. Hij moet de kans krijgen die veelvuldig in veelvoorkomende, duidelijk omschreven situaties te oefenen. Het is belangrijk dat hij de tijd krijgt om die uitdrukkingen te fixeren voordat hij vrije spreekopdrachten krijgt. De eerste oefeningen zijn gericht op produceren naar model met variabele componenten (transfer). Vrijere spreekoefeningen waarin de leerling kan en mag zeggen wat hij wil sluiten de reeks oefeningen af. • • • • • • • • • •
begrijpen van de uitdrukkingen: PAC 428.1 combinaties maken en deze gebruiken om een dialoog aan te vullen: PAC 428.2, 495.2 de juiste reactie kiezen in een context: PAC 97.1 zeggen wat vooraf gaat: PAC 496.5 zinnen in de juiste volgorde zetten om tot een logisch opgebouwde dialoog te komen: PAC 264.2A, 349.5, 429.3 een dialoog aanvullen: PAC 97.2, 428.2B oefenen van de uitspraak en intonatie: beluisteren en lezen van de modeldialoog (bij alle dialogen) een stap naar het maken van een dialoog: PAC 98.3, 257.4, 350.5c, 429.3d met behulp van een stramien (in het Nederlands) een lichte variante maken op de modeldialoog een vrijere spreekopdracht: PAC 261.2C, 349.4E vrij uitdrukken wat men wil zeggen binnen een opgegeven communicatieve situatie: PAC 100.8, 250, 264,2c, 497.6d
• In een tâche, drukken de leerlingen zich uit vanuit hun eigen situatie
21
Au travail in Mots en action In de eerste scène van een atelier, na het inoefenen van de taalhandelingen, oefenen we de overige nieuwe woordenschat van de basisdialogen met een extra rubriek: Mots en action. De meeste woorden en uitdrukkingen van de basisdialogen zullen de leerlingen ondertussen uit de context begrepen hebben. De dialogen werden ondertussen meerdere keren beluisterd of gelezen. Dat betekent echter nog niet dat ze in staat zijn om actief de woorden te gebruiken. De titel zegt het zelf: de woorden komen in actie! Hier oefenen we dus de nieuwe woordenschat in, zodanig dat de leerling ze spontaan kan gebruiken als hij ze nodig heeft. Alle woorden en uitdrukkingen die opgenomen zijn in de lijst achteraan in DOC worden ingeoefend. Woorden die al gezien zijn, worden soms terug opgenomen en verder ingeoefend. Verder zijn er de nieuwe woorden die voor het eerst voorkomen of woorden die al eerder voorkwamen, maar niet ingeoefend werden. Het aantal oefeningen verschilt volgens de hoeveelheid woorden die nieuw zijn. Het is aangeraden de oefeningen in de volgorde te maken zoals ze voorkomen. Enerzijds stijgt de moeilijkheidsgraad geleidelijk (de problemen die aan bod komen zijn zorgvuldig gedoseerd), anderzijds bouwen de oefeningen verder op elkaar. Een greep uit de oefeningen: • De leerlingen beluisteren zinnen met transparante woorden en noteren de vertaling. Daarna oefenen ze op de uitspraak. PAC 21.1, 172.1 • De leerlingen maken gebruik van hun voorkennis om de betekenis te raden: PAC 172.1, 264.1 • De woorden worden in eerste instantie per woordsoort ingeoefend. In dit soort oefeningen testen we of de leerlingen het woord begrepen hebben en het in een context kunnen inpassen. Ze oefenen de schrijfwijze door het woord correct over te nemen: PAC 24.5, 100.1 De werkwoorden staan in infinitiefvorm bovenaan als hint. We oefenen hier dus enkel op de betekenis van het woord, niet op de vervoeging. PAC 23.1 De zelfstandige naamwoorden die ingevuld moeten worden staan bovenaan als hint. Ook het lidwoord is al in de zin vermeld. Ook in de volgende oefeningen wordt hetzelfde geoefend. De leerlingen maken inhoudelijk logische zinnen. Creatieve leerlingen zullen soms tot minder logische maar humoristische oplossingen komen. In dit soort oefeningen kan het goed te zijn om de leerlingen er op te wijzen dat de spraakkunst hen kan helpen om tot een oplossing te komen. Zoals bijvoorbeeld PAC 102.3, 266.3 Quelles phrases bizarres! De leerlingen kunnen geholpen worden door hen te wijzen op de morfologie van de woorden. Een mannelijk woord kan niet gewisseld worden met een vrouwelijk en een enkelvoud niet met een meervoud. •
Een stapje verder gaan we als we vragen om het woord of de uitdrukking zelf te vormen en te schrijven. 104.7 Invuloefening in de vorm van een grille of een kruiswoordraadsel. De hint bestaat erin dat de leerlingen weten hoeveel letters het woord telt. PAC 103.5, 267.5 een synoniem geven zonder hints PAC
22
•
Enkele moeilijkere oefeningen PAC 435.9 de leerlingen zoeken tegengestelden PAC 174.8A-B de leerlingen oefenen in het afleiden van woorden PAC 27.9, 105.9 de leerlingen gebruiken een woordenboek om de betekenis op te zoeken
•
Combinaties maken en deze gebruiken in een zin. Naarmate het aantal combinatiemogelijkheden groter is, verhoogt uiteraard de moeilijkheidsgraad van de oefening. PAC 24.6 A EN B zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden combineren en de combinatie gebruiken in een zin PAC 25.7 werkwoorden combineren met een bepaling/Franse zinnen aanvullen met de juiste combinatie PAC 291.10 woorden in de juiste volgorde zetten en zo correct zinnen vormen en zinnen vertalen met gebruik van de gevonden combinaties. Deze oefening is iets moeilijker. De werkwoorden moeten ook vervoegd worden. pac 435.8 Zinnen vormen met enkele kernwoorden
Zoals in de andere scènes, wordt ook hier in context geoefend. De oefeningen zijn dikwijls opgevat als dialoogjes. Laat de leerlingen eerst de oefeningen in stilte, individueel of met twee, oplossen. Daarna – in de klassikale controlefase – kunnen ze de replieken met twee hardop met de gepaste intonatie lezen.
Au travail in Famille de mots Voor de scène waarin semantische velden ingeoefend worden gelden dezelfde kenmerken zoals beschreven in Actes de parole en Mots en action, omdat de opbouw van de oefening veel punten van gelijkenis vertoont met deze scènes.
Au travail in À vos claviers Au travail in Festival des verbes Binnen een reeks oefeningen komen de nieuw aangebrachte werkwoorden eerst aan bod. In elk Festival des verbes bouwen we echter verder op wat al gekend is en herhalen we de leerstof van de vorige ateliers. De oefeningen benadrukken de gelijkenissen en de verschillen tussen bepaalde groepen werkwoorden en bevorderen het inzichtelijk leren. In de oefeningen komen de verschillende vaardigheden aan bod. Ook bij de vervoegingen is het auditieve heel belangrijk: het ondersteunt het memoriseren (de leertips van Basile Facile). • • • • • •
herkennen van de werkwoorden en de tijd waarin ze vervoegd zijn: pac 35.1, 35.2, 47.1, 47.2 oefenen op de concordantie van werkwoord met het onderwerp: pac oefenen op de vervoeging: pac 37.4b, 37.5, 111,3 oefenen op de betekenis en de vervoeging: pac 113.7 oefenen op het gebruik van de tijd: pac 50.5 oefenen op het juiste gebruik van de wijzen: pac 38.7, 40.9, 114.8
Au travail in Règles du jeu Bij oefenreeksen waar het gaat om zinsbouw oefenen we uiteraard eerst op de woordvolgorde in de zin. Bij oefenreeksen waar het om morfologie gaat, oefenen we op het herkennen van de woordsoort, het herkennen van een mannelijke of een vrouwelijke vorm (geschreven of gesproken), het in een reeks aanduiden van de juiste vorm die nodig is in een bepaalde context, het correct aanvullen van zinnen. Of het nu om morfologie of om zinsbouw gaat, de oefeningen zijn altijd opgebouwd van eenvoudig naar complex. Het is dus goed om ze in de aangeboden volgorde te maken. Ook in de spraakkunstoefeningen zijn luister-, spreek- en schrijfoefeningen geïntegreerd. Een voorbeeld: l’adjectif qualificatif pour qualifier et pour apprécier: luisteren (288.2), spreken (o.a. 292.13) en schrijven (292.11, 292.12)
23
Niet- leerinhoudelijk gedeelte Entracte In Entracte verkennen de leerlingen enkele authentieke documenten die aansluiten bij het thema en/of de situaties van het atelier. We oefenen heel gericht op lees- en luistertechnieken en strategieën. Hier wordt geen nieuwe leerinhoud aangeboden. De leerkracht kan een keuze maken binnen het aanbod volgens de interesse en het niveau van de leerlingen en volgens de beschikbare tijd. We richten onze aandacht op een bepaalde tekstsoort en oefenen op de lees- en luistertechnieken die bij deze tekstsoort meest efficiënt zijn. We leren omgaan met blinde vlekken in een tekst en leren de betekenis van de woorden afleiden uit de context. In Lisez futé oefenen ze leesvaardigheid. In Écoutez futé oefenen ze luistervaardigheid (teksten op CD of op DVD).
Atelier 1
Atelier 2
Atelier 3
Atelier 4
Atelier 5
Atelier 6
24
Tri de documents Baby-sitter blues, Marie-Aude Murail L’amitié, c’est quoi pour vous? Le petit prince et le renard, A. de Saint-Exupéry Plaisir de dire La liste, Rose Comment se saluer aux quatre coins du monde Mon corps, je le soigne! C’est du propre! Persepolis, Marjane Satrapi Moi et les filles, Didier Lévy Elle me dit, Mika Encre ou écran? Lisons Astérix, par Toutatis Oscar et la dame rose, E-E. Schmitt La pub à la télé Le monde en question 99 F, Frédéric Beigbeder La nouvelle épicerie, René Goscinny Le suremballage Le café, Oldelaf Quinze jours SANS… Bougez pour mieux comprendre! Hervecuisine, le blog des gourmands Le marchand de chaussures L’aventure, c’est quoi? Mike Horn, conquérant de l’impossible Trop de bruit nuit Un moment de folie, René Goscinny Le jeu de la tentation, Mikaël Ollivier
X X X X
X X X X X
X X X X
X
X X X
X X X X X
X X X
X X X
X X X X X X X X X
X X
Atelier 7
Un cœur gros comme ça Les vedettes s’engagent La chanson des restos, les Enfoirés Là, Yannick Noah Le pouvoir du sourire, E-E. Schmitt
X X
X
X X X
Webquest Bij meerdere ateliers hoort ook een webquest. Hierbij lezen en/of beluisteren de leerlingen de tekst op de site of internet. De leerkracht vindt de vragen in het leerkrachtengedeelte van de site. Zo kunnen deze oefeningen gebruikt worden als evaluatie- of differentiatiemateriaal. 92 152 213 320 470 523
Traditions Persepolis: le contexte historique Astérix et ses créateurs Défi pour la terre Mike Horn Les organisations humanitaires Le T.G.V.
CE + CO CE CE CE CE + CO CE CE
25