L
e
v
e
n
s
v
e
r
h
a
l
e
n
v
a
n
v
l
u
c
h
t
e
l
i
n
g
e
n
bestemming nijmegen
Bestemming Nijmegen Levensverhalen van vluchtelingen John van Oppen
Uitgave: Gemeente Nijmegen 2009
1
COLOFON Ontwerp omslag: Ontwerp binnenwerk: Foto’s: Druk: Copyright:
Deel2 Ontwerpers, Nijmegen Monique van Gelder Bert Beelen (10, 12, 28, 34, 38, 50, 54), Mariska Hofman (26), John van Oppen (42) , Gerard Verschooten (24, 46), Leo IJsvelt (6, 8, 14, 16, 18, 20, 22, 30, 32, 36, 40, 44, 48, 52) OBT bv, Den Haag Gemeente Nijmegen / De Gelderlander 2009
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN: 978-90-814167-1-9
Voorwoord Alle mensen die in dit boekje aan het woord komen, zijn jaren geleden gevlucht vanuit hun vaderland en uiteindelijk in Nijmegen terechtgekomen. Het zijn doorzetters. Ze hadden het moeilijk in het land van herkomst, maar ook in Nederland wachtte hen tegenslag. Ze raakten uitgeprocedeerd over een verblijfsvergunning en moesten jarenlang in de illegaliteit zien te overleven. Totdat zij, dankzij het generaal pardon, in 2008 toch een definitieve verblijfsvergunning kregen. ‘Mijn leven stond al die jaren stil’, hoorde ik van enkelen van hen. Wat hen nog het meest dwars zat, was dat ze niet mochten werken, waardoor ze afhankelijk werden en in een isolement terecht kwamen. Na jarenlang verblijf in opvangcentra en aansluitend bij mensen thuis in tijdelijke onderkomens, biedt het generaal pardon van 2008 eindelijk een vaste basis voor verblijf. In Nijmegen hebben uiteindelijk meer dan 300 vluchtelingen gebruik kunnen maken van dat generaal pardon. In dit boek stellen we een aantal van hen aan u voor. Misschien komt u ze nog tegen in Nijmegen, als collega op de werkvloer, als ouder van een klasgenootje van uw kind of als nieuwe buur in uw wijk. Nijmegenaren en landgenoten hebben zich in al die jaren hun lot aangetrokken en hebben hen onderdak geboden, een bed, brood en bad. Want teruggaan was voor een deel van hen onmogelijk. Nu kunnen ze echt aan hun toekomst gaan werken. Net als al die andere vluchtelingen die in het verleden in Nijmegen hun thuisbasis hebben gevonden, al die mensen die kleur geven aan onze stad.. Ik ben ervan overtuigd dat hen zal gaan lukken, want zij weten wat doorzetten is. Ik wens hen veel geluk en ik dank al diegenen die hen de afgelopen jaren die helpende hand hebben gereikt. Lenie Scholten Wethouder Integratie
3
Met speciale dank aan Kamal Majidpour, Sandra van Tweel, Vluchtelingen & Nieuwkomers Zuid-Gelderland, Stichting Gast (Geef Asielzoekers een toekomst), dr. M. van den Muijsenbergh, Bob van Huet en Marie-Josée.
Inleiding Ieder mens heeft het recht om te streven naar levensgeluk. Sommige mensen doen dat op een manier die ons minder goed uitkomt. Ze ontvluchten de uitzichtloze situatie in hun geboorteland om hier een toekomst op te bouwen, al voldoen ze niet aan onze strenge criteria om erkenning te krijgen als politiek vluchteling. Deze bundel bevat de levensverhalen van uitgeprocedeerde asielzoekers. Ze verbleven jarenlang illegaal in Nederland en zochten hun toevlucht in Nijmegen. De meeste van hen vielen in 2008 alsnog onder het door de regering afgekondigde generaal pardon. Waarom konden ze nooit terug naar hun geboorteland? Hoe hebben ze zich hier gered tijdens hun jarenlange verblijf als illegaal? Wie heeft hen geholpen? Hoe zien ze hun toekomst? De serie verhalen, eerder verschenen in dagblad De Gelderlander, legt een verscheidenheid aan vluchtmotieven en overlevingsstrategieën bloot. De serie werd bekroond met een oorkonde, verbonden aan de Zilveren Zebra 2008, een nationale prijs voor artikelen en documentaires die de multiculturele samenleving op genuanceerde wijze belichten.
5
Iran Hadi Akbari Uriani
Zijn relatie bezweek onder de permanente druk van onzekerheid, armoede en afhankelijkheid van de hulp van anderen.
Geen legitimatie? Dan ook geen vaderschap Veertien jaar terug kwam hij helemaal alleen uit Iran. De asielprocedure sleepte voort als een slang met hernia. Na zeven jaar van hot naar her te zijn getrokken, kwam Hadi Akbari Uriani in Groesbeek terecht. Om er te gaan samenwonen met een Poolse die hij hier had leren kennen. Zij had twee kinderen uit een eerder huwelijk met een Nederlander. “Ik beschouwde ze als de mijne.” Op een zwarte dag bleven de twee kleintjes slapen bij vriendjes. Daar ontstond woningbrand en zijn stiefkinderen kwamen om. Naast alle verdriet en stress kreeg het stel in 2004 een dochter. Hadi wilde haar aangeven op het stadhuis en erkennen als zijn kind. “Ik moest me legitimeren, maar kon geen geldig document tonen, want inmiddels uitgeprocedeerd en daarmee illegaal.” Anderhalf jaar later bezweek hun relatie onder de permanente druk van onzekerheid, armoede en afhankelijkheid van de hulp van anderen. Zijn ex nam hun dochter mee naar een nieuwe vriend. “Ik wilde een bezoekregeling, maar bereikte niets omdat ik het vaderschap nooit had erkend. Dag in, dag uit had ik mijn kind verzorgd, luiers verschoond, alles. En opeens was ik haar kwijt, als illegaal was ik machteloos en rechtenloos. Sinds hun vertrek heb ik mijn dochter niet meer gezien.”
Hadi wilde zijn dochter erkennen, maar werd ijskoud weggestuurd
Hadi is één van de uitgeprocedeerde asielzoekers waarvoor burgemeester De Graaf een verklaring heeft afgegeven. Die verklaring bevestigt dat hij al geruime tijd in de regio Nijmegen verblijft. De reactie van de IND had Hadi vervolgens relatief snel binnen: hij bleek ook te voldoen aan alle andere, aanvullende regels voor het generaal pardon en kon een identiteitskaart ophalen. “Het eerste wat ik deed, was naar de gemeente stappen om alsnog mijn kind te erkennen. En diezelfde dag heb ik me ook meteen gemeld bij uitzendbureaus om te gaan werken als kok. Dit is mijn nieuw vaderland en hier wil ik mijn draai vinden. Moet lukken, toch?”
7
Mauretanië Abdallahi Sow
Een oude dame bood hem een kamer aan in haar woning. Als tegenprestatie hielp hij in de huishouding, zodat zij nog niet naar het verzorgingshuis hoefde.
Eindelijk voelt Abdu zich écht welkom in Nijmegen Abdallahi Sow (39) is zielsblij met de flatwoning die hij kreeg toegewezen nadat hij, als één van de 23.000 uitgeprocedeerde asielzoekers in Nederland, onder het generaal pardon viel. In redelijk goed Nederlands zegt hij: “Ik leefde de laatste jaren in Hatert in een noodopvang, op een piepklein kamertje en ben dankbaar dat ik nu deze mooie woning mag huren.” Toch loopt niet alles zoals de vluchteling uit Mauretanië had gehoopt, sinds hij zijn verblijfsvergunning in handen heeft. “Al die instanties, al die bureaucratie waar je voortdurend doorheen moet ploeteren. Overal zijn formulieren voor en altijd klopt er wel iets niet in die papierwinkel. Je hebt bijna een dagtaak aan het herstellen van fouten van anderen. Bij de zorgverzekeraar, bij de nutsbedrijven, bij de fiscus, bij CWI en UWV, het is om gek van te worden.” Het eerste wat Abdallahi deed toen hij zijn pasje in handen had, was werk zoeken. Maar dat viel tegen. “Ik heb vroeger Engels en Frans gestudeerd. Dacht wel een baan te vinden als leraar Frans of Engels in het onderwijs. Maar de zorg, of de bewaking, trekken me ook. Toch wil het maar niet lukken om een vaste baan te bemachtigen. Terwijl ik beslist niet wil leven van de bijstand. Ik was hier al veel te lang afhankelijk van anderen. Mocht als asielzoeker helemaal niks ondernemen. Nu ik eindelijk de kans heb
‘Dankzij de onbaatzuchtige hulp van ongelooflijk veel Nederlanders heb ik het gered’
om aan mijn toekomst te bouwen, wil ik die ook benutten.” Hij groeide op in Nouakchott, de hoofdstad van Mauritanië. Zocht een betere toekomst buiten Afrika en kwam tien jaar geleden in Nederland terecht, waar hij binnen twee jaar was uitgeprocedeerd. De IND verklaarde zijn vluchtverhaal voor niet-ontvankelijk, maar Abdallahi weigerde terug te gaan naar de rand van de Sahel. Hij dook onder en kreeg daarbij hulp vanuit een Nijmeegs noodfonds, dat gevoed wordt door giften van kerken, particulieren en gemeente. “Een vriendelijke, bejaarde mevrouw uit de Heilig Landstichting vond het onmenselijk dat ik van de ene op de andere dag op straat werd gezet. Ze bood me een kamer aan in haar ruime woning en als tegenprestatie deed ik de huishouding. Ik hielp haar, totdat ze naar een verzorgingshuis moest.” Via die weldoenster had Abdallahi ondertussen steeds meer mensen leren kennen. “Als die vrienden des huizes met vakantie gingen, gaven ze mij de sleutel om op hun huis te passen. Dankzij die onbaatzuchtige hulp van ongelooflijk veel Nederlanders, heb ik me als illegaal kunnen redden. Al die jaren heb ik mijn best gedaan om me voorbeeldig te gedragen en een aangename landgenoot te zijn. De pardonregeling is de beloning daarvoor. Nu pas voel ik me pas echt welkom in Nederland.”
9
Bosnië Familie Lukavica
De twee kinderen en hun moeder kregen na negen jaar alsnog een verblijfsvergunning, de gezinsvader wacht nog steeds op uitsluitsel.
Te lang, te vaak heen en weer tussen hoop en vrees In Bosnië zou het leven altijd een gruwel blijven. Daarom vroegen Samira Lukavica en haar man Dragan hier in mei 2000 asiel aan. “Kun je nagaan hoe lang we nu al in wurgende, bijna gekmakende onzekerheid wachten op het definitieve antwoord of we als compleet gezin mogen blijven of niet,” zegt Samira. Zij is 37 nu en het stel kreeg in de tussentijd in Nijmegen twee kinderen: Tanja (8) en Alexander (6). Zolang hun procedure liep en ze dus legaal in Nederland waren, huurde Vluchtelingenwerk in het Willemskwartier een woning voor het gezinnetje. Met meubels en wasmachine: afdankertjes van sympathisanten. Voor de boodschappen kregen ze leefgeld van Vluchtelingenwerk en ook medische zorg is zo geregeld. “Maar Dragan en ik wilden niet steeds afhankelijk zijn van de hulp van anderen. We wilden niets liever dan zelf werken. Maar dat móchten we niet eens. En als je toch zwart gaat werken, ben je in overtreding en volgt uitzetting.” Dat verklaart wellicht waarom het gezin uitgeprocedeerd raakte. En tot vandaag de dag nog steeds niet de gemoedsrust heeft gevonden waar het zo naar verlangt. In het kader van het generaal pardon kreeg Samira, chemisch laborante van beroep, van de IND uiteindelijk een mooie brief waaruit blijkt dat zij en hun beide kinderen onder het generaal
De Lukacia’s wachten nog steeds in een wurgende onzekerheid
pardon vallen en dus permanent mogen blijven. Maar echtgenoot Dragan? Daarover liet en laat de IND zich niet uit. Samira vertrouwt het daarom nog steeds niet. Ze is al veel te lang, te vaak heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees. Waarom heeft de IND hun drietjes inmiddels wél geldige papieren verstrekt, en heeft haar man er nog steeds geen? Samira: “Ik geloof pas in de goede afloop als we alle vier onze verblijfsdocumenten in handen hebben.” En Dragan? Hij berust in zijn lot. Slijt zijn dagen als huisman en is verder druk met cursussen taal, maatschappelijke oriëntatie en Nederlandse geschiedenis. “Omdat ik erop vertrouw dat het goed komt. Ooit krijg ik een paspoort en een burgerservicenummer. Dan kan ik aan de slag in mijn oude beroep als bankwerker.”
11
Afghanistan Nizam Borhani
Zoals de meeste leeftijdsgenoten in zijn geboorteland, waar volgens Unesco bijna 70 procent analfabeet is, ging Nizam nooit naar school.
Ongeschoold maar absoluut niet dom Hij glundert als hij de brief van de IND tevoorschijn haalt waarin staat dat hij zijn verblijfsvergunning kan komen ophalen. Nizam Borhani heeft bereikt waar hij op hoopte, toen hij september 2000 vertrok uit Shebergan, een stadje in de noordpunt van Afghanistan. Als kind is Nizam (34) nooit regelmatig naar school geweest. Zoals de meeste leeftijdsgenoten in zijn geboorteland, waar volgens Unesco bijna 70 procent analfabeet is. Daar staat tegenover dat Nizam een flinke dosis straatslimheid heeft ontwikkeld sinds hij als 11-jarige zijn kostje bij elkaar moest zien te scharrelen in de textielhandel. In dat wereldje hoorde hij ook over een mogelijke vluchtroute uit zijn land in oorlog en zo kwam hij hier terecht. De IND had er vijf jaar voor nodig om zijn vluchtverhaal te verifiëren. Pas op 6 augustus 2005 kreeg Nizam definitief te horen dat zijn bewijsmateriaal te zwak was. Vanaf dat moment was hij asielzoeker non grata, werd hij afgesneden van alle opvangvoorzieningen en moest hij het land uit. Nizam mag dan ongeschoold zijn, hij is niet gek. De vijf wachtjaren in de opvang waarin hij niet mocht leren of werken, had hij slim benut. Hij had die zee aan tijd gevuld met doen waar hij goed in is: netwerken bouwen. “Zo heb ik hier heel veel
‘Over burka’s worden meer tv-uren volgepraat, dan je er vrouwen in ziet rondlopen’
Afghanen leren kennen. Toen ik me daarna als illegaal moest zien te handhaven, hebben zij mij geholpen. Ik trok van adres naar adres. Iedereen wist dat er een generaal pardon zat aan te komen en daar hebben we geduldig op gewacht.” Met Nederlanders had hij in die bijna drie jaren van illegaliteit amper contact. “Daardoor spreek ik de taal nog zo slecht.” Waar hij als ongeschoolde analfabeet werk vindt, nu hij één van 23.000 uitgeprocedeerde asielzoekers is die via een burgemeestersverklaring zijn ‘pardon’ heeft gekregen? “Geen probleem”, glundert Nizam. “Ik pak elk baantje aan en voel me nergens te goed voor.” Maar zijn ultieme droom is toch een stoffenzaakje met speciale kleding voor Afghaanse bruiloften en andere traditionele feesten. “Burka’s? Haha, die ga ik heus niet verkopen. Daar valt geen droog brood mee te verdienen. Er is helemaal geen vraag naar. Hier worden op televisie meer uren volgepraat over burka’s, dan je er vrouwen in ziet rondlopen.”
13
Oekraïne Djavóad Rauf
“Er zijn altijd mensen die misbruik proberen te maken van jouw geldnood en zwakke positie als illegaal.”
‘Zwartwerken was mijn redding’ Bijna vijf jaar doolde hij illegaal door Nederland. Dankzij Wieneke, die hij leerde kennen in het restaurant waar hij zwart werkte als hulpkok, bleef hij op het rechte pad. Ze gingen samenwonen in haar woning en het eerste wat Djavóad Rauf deed toen hij zijn pasje in handen had, was een reisbureau binnenlopen om een zonvakantie naar Spanje te boeken voor zijn tweetjes: “Wieneke wilde dat al heel lang, maar ik miste er de papieren voor. Jarenlang mocht en kon ik niks, nu kan opeens alles.” Djavóad Rauf (22) heeft een Oekraïnse moeder en een Afghaanse vader. Zijn ouders troffen elkaar tijdens de bezetting van Afghanistan door de voormalige Sovjet-Unie. Zijn vader was gaan studeren in Krivoy Rog, wat zoveel betekent als ‘kromme hoorn’: de stad in het zuiden van de voormalige Sovjetrepubliek Oekraïne heeft zo’n vorm en is - gemeten van de ene naar de andere punt - 130 kilometer lang. “Afghanen worden daar gezien als handlangers van de taliban, als landverraders. Vanwege mijn Afghaanse voor- en achternaam werd ik als kind enorm gepest, uitgescholden en geslagen.” Toen Djavóad 12 was en het huwelijk stukliep, zocht zijn moeder een uitweg. Ze kocht een plekje in een smokkelwagen met Zwitserland of Engeland als bestemming. “Maar opeens stopte dat busje, midden in de nacht. Wij tweeën werden eruit gejaagd, met enkel
‘Het smokkelbusje stopte en joeg ons de straat op. We wisten niet waar we waren’
de kleren aan ons lijf. Moeder was in tranen. Ze had geen flauw idee in welk land we waren. Bleken we tweehonderd meter van de poort van het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Zevenaar te zitten.” Dat gebeurde eind 1999. Pas tweeëneenhalf jaar later werd hun aanvraag definitief afgewezen. Vanaf dat moment waren ze afgesneden van alle voorzieningen en begon een zwerftocht langs opvangadresjes. “Moeder ging uiteindelijk samen wonen met een nieuwe Afghaanse vriend die een verblijfsvergunning had. Ik kon niet goed met hem overweg en zocht iets anders. Als illegaal mag je echter tot je achttiende naar school, daarna ben je rechteloos. Zonder werkvergunning is het dan moeilijk om netjes te blijven. Ik werkte zwart, als krantenbezorger, hulpkok en bouwvakker, om ergere verleidingen te weerstaan. Er zijn altijd mensen die misbruik maken van jouw geldnood: ‘Wil jij dit pakketje afgeven?’ Het is mij nipt gelukt ‘nee’ te blijven zeggen. Pas nu ik een burgerservicenummer heb, zijn Wieneke en ik onafhankelijk van iedereen.” Hij werkt nu vijf dagen in de week als timmerman bij De Kroon in Gendt. En ’s avonds gaat hij naar school om zijn vakbekwaamheid te verhogen. “We doen aan interieurbouw en maken ramen, kozijnen, kasten, deuren, noem maar op. Het werk bevalt me uitstekend. Wieneke en ik hebben het goed samen.”
15
Angola Familie Teca
Je bent vlugger door een Afrikaans oerwoud heen, dan door het asieldossier van dit gezin.
Een ander schietgebedje voor Janneke Er is een steen uit het hart van de Teca’s gehaald. Je ziet het aan moeder Marian en vader Luqueto (44). Ze stralen hoop en opluchting uit, hun gezichten staan niet langer dof van de zorgen. Ze hebben een gevecht van levensbelang achter de rug. Het duurde dertien jaar en de afloop bleef lang ongewis. Dankzij het generaal pardon is er een happy end gekomen aan hun dwaaltocht, maar tot voor kort leek het lot een andere wending te nemen. De Teca’s vluchtten in 1995 uit Angola. Luqueto zat op een christelijk schooltje, gesticht door missionarissen. Hij kon enkel een baan als beroepsmilitair krijgen. De burgeroorlog brak uit en de diepgelovige jongeman kreeg opdrachten waar geen mens aan wil gehoorzamen. Je richt geen wapen op familie of speelkameraadjes van vroeger. Luqueto deserteerde, met Marian en hun éénjarig zoontje Manuel. Vanaf het moment dat ze hier kwamen, ging alles mis wat fout kan lopen in een land waar op papieren regels doorslaggevender zijn dan menselijk inlevingsvermogen. Luqueto kreeg paniekaanvallen zo gauw IND, Vreemdelingenpolitie of zijn advocaat hem wezen op de kans van overplaatsing naar uitzendcentrum Ter Apel. “Dat nooit”, gilde Luqueto dan en uit pure angst liep hij dan
Paniekaanval van vader Luqueto werd het gezin Teca bijna fataal
hard weg, waardoor hij stempels misliep die zijn voorlopige verblijfsvergunning hadden moeten verlengen. Hun asiel-dossier werd er nóg dikker en complexer door, dan het al was. Je ging nog sneller door een Afrikaans oerwoud heen, dan door de stapel paperassen die beslissend was voor hun toekomst. Een poos lang raakten de Teca’s aangewezen op kerkasiel, in Leeuwarden, waar dochter Janneke ter wereld kwam. Marian was acht maanden zwanger toen een verloskundige haar voor het eerst onderzocht, in een zijbeuk van het godshuis. Al die jaren als illegaal hielden ze één doel voor ogen: een betere toekomst voor hun inmiddels drie kinderen. Dat kon alleen door hen volledig te laten ‘vernederlandsen’. Met hulp van autochtone kennissen is dat gelukt. Manuel (15) zit op het Montessori College en voetbalt bij Oranje Blauw, Janneke (12) wil later bij de politie of kapster worden. “En ik word later prinses”, flapt Santina (6) eruit. Luqueto wil liefst vandaag al een baan “zoals iedereen die het beste wil bereiken voor zijn gezin.” En Janneke? Zij fluistert voortaan een ander schietgebedje voor het slapen gaan. “Elke avond bad ik voor de verblijfsvergunning. Ik voelde dat het goed zou komen.”
17
Libanon Khalid Nery
Na de zoveelste explosie tijdens de burgeroorlog had hij genoeg van alle ellende. Khalid besloot zijn geluk elders te beproeven en dat werd Nederland.
Als je levenslang vluchteling bent... Zoals zoveel Palestijnen vluchtten zijn ouders na de Zesdaagse Oorlog in 1967 uit Israël. Ze vestigden zich in Libanon waar Khalid Nery ter wereld kwam. Nooit vond hij er rust. Zijn gastland werd geteisterd door een burgeroorlog en als buitenlander zonder status had hij het extra zwaar. “Na de zoveelste explosie had ik genoeg van alle ellende. Ik besloot mijn geluk elders te zoeken”, zegt Khalid. “Hoe hard ik ook werkte, in Libanon viel geen toekomst op te bouwen. Had ik na maanden zwoegen eindelijk iets bereikt, was ik in één dag alles weer kwijt.” Als automonteur geloofde hij in betere kansen in Europa. Liet met VN-papieren zien dat hij statenloos was, maar de IND weigerde hem toe te laten. Liever dan terug te gaan begon Khalid in 2000 aan een zwerftocht langs opvanghuizen. Aanvankelijk leefde hij op plekken voor daklozen, later op kamers in Nijmegen, beschikbaar gesteld door vrijwilligers die begaan waren met zijn lot. “Ze bezorgden me een poosje een kamer hier, dan weer daar.” Soms moest hij die delen met een andere illegaal en af en toe stopten zijn helpers hem kleren toe, of een bankbiljet. “Het waren doorgaans oude mensen met een christelijke achtergrond. Om iets terug te doen hielp ik hen én de buren bij zware klus-
‘Ik ben er trots op dat ik in die acht jaar als illegaal nooit een boete heb gekregen’
sen in huis en tuin.” Op andere momenten werkte hij zwart. Als steigerbouwer, stratenmaker en dakdekker. “Ik leefde extreem zuinig want je wist nooit hoe lang je moest wachten op de volgende betaalde klus.” De Vreemdelingenpolitie zat ondertussen niet stil en vatte Khalid vier keer in de kraag: “Ooit liep ik stom toevallig langs een café waar trammelant was. Ik was echt op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Als passant moest ik de politie papieren tonen. Negen maanden lang werd ik opgesloten.” Nog drie keer werd hij overgebracht naar een uitzetcentrum en steeds kwam hij na maanden toch weer vrij omdat geen land een statenloze vluchteling overneemt. Hij kreeg een Nederlandse vriendin en woonde drie jaar met haar samen in Neerbosch-Oost. De relatie liep spaak. “Zij kon niet meer tegen de permanente stress. Altijd geldzorgen. Steeds die hartkloppingen als politie in de buurt was. Nooit zekerheid over je toekomst. Toch kreeg ik in die acht jaar als illegaal niet één boete. Zelfs in de grootste nood heb ik me altijd correct gedragen.” Daardoor viel het generaal pardon hem uiteindelijk ook ten deel. “Voor het eerst in mijn 38-jarige leven ben ik een burger met normale rechten en plichten.”
19
Turks Koerdistan Hasan Yilmazer
De oproep voor militaire dienst gebruikte hij als laatste strohalm om een verblijfsvergunning te bemachtigen in een land met betere leefomstandigheden.
Ereschuld aan talloze gastvrije pleeggezinnen In het dorpje in Turks Koerdistan waar hij opgroeide, doorliep Hasan Yilmazer enkel de basisschool. Toekomstperspectief kreeg hij er nooit. Net 17 jaar kwam er een brief waarin de Turkse regering hem opriep voor militaire dienstplicht. Dat bracht Hasan op een idee: hij gebruikte de oproep als allerlaatste strohalm om een verblijfsvergunning te bemachtigen in een land met betere leefomstandigheden. “Het Turkse leger is in conflict met Koerdische opstandelingen. Ik gaf de IND in 1999 als verklaring dat ik mijn geboortestreek had verlaten om niet het risico te lopen er als soldaat te moeten vechten.” Drie jaar deed de IND erover om dat ‘smoesje’ juridisch te weerleggen. Vanaf ‘02 was Hasan illegaal hier en gingen de opvangdeuren van overheidswege dicht. Hoe redde hij zich die volgende zes jaar, waarin hij zich nergens in het openbaar kon vertonen zonder problemen te riskeren? “Turkse en Koerdische families die al langer in de regio Nijmegen woonden, ontfermden zich over mij. Zoiets is vanzelfsprekend in onze cultuur. Als iemand van jouw mensen in nood is, help je. Al ben je nog zo klein behuisd, al duurt het nog zo lang. Daar staat tegenover dat van mij hetzelfde verwacht mag worden, als
Zes jaar lang zat hij als illegaal verstopt bij Koerdische gezinnen
het straks beter met mij gaat en iemand mij vragend aankijkt. Kwestie van ereschuld.” Zo woonde hij als ‘pleegzoon’ in gezinnen. Om geen misbruik te maken van hun gastvrijheid, bleef Hasan nooit te lang in hetzelfde gezin en hielp hij consequent bij huishoudelijke taken. Hij leerde op die manier koken en dat komt van pas, nu het generaal pardon voor hem geldt en hij betaald werk mag zoeken. “Ik hoop op een leerwerktraject in de horeca.” Nederlands spreken gaat hem steeds beter af, sinds hij Linda leerde kennen. Hij ontmoette haar in de cafetaria van een Turkse vriend waar Hasan wel eens koffie drinkt. “Ik vond haar meteen al aardig. Mijn vriend leerde mij goede openingszinnen: ‘Hallo, vind je het goed dat ik hier aanschuif? Wil je een kopje koffie van mij?’ Zo kwamen we dichter bij elkaar.” Hij hoopt ooit met haar te gaan samenwonen. “In die zes illegale jaren stond mijn leven stil. Alle verloren tijd wil ik inhalen door vanaf nu dubbel hard aan de toekomst te bouwen. Liefst samen met Linda.”
21
Sudan Asherf Mergani
Het vliegticket richting Schiphol had hij gekocht van het spaargeld dat hij vergaarde door zuinig te leven en lange uren te draaien in een hotel.
Net op tijd vrij voor de geboorte van zijn zoontje Vijf jaar jaar lang zat Asherf Mergani hier illegaal ondergedoken. De meest traumatische ervaring uit die tijd? Het moment waarop de Vreemdelingenpolitie in de Benedenstad onverwacht de woning van zijn zwangere Nederlandse vriendin binnendrong. “Ze riepen: ‘meekomen!’ en voerden me geboeid af.” Zes maanden en vier dagen bleef hij opgesloten, in afwachting van uitzetting naar thuisland Sudan. “Mijn vriendin kwam iedere week op bezoek. Zij was wanhopig, ik stond machteloos.” Vluchtelingenwerk en zijn advocaat probeerden alles om Asherf voorlopig vrij te krijgen, op humanitaire gronden. Dat lukte pas toen zijn vriendin was uitgeteld. “Ik was maar net op tijd terug om bij de bevalling te kunnen zijn.” Zijn zoontje is nu drie jaar oud en het samenwonen is omgezet in een soepele latrelatie. “Een buitenstaander kan maar moeilijk vatten hoe zwaar een relatie lijdt onder de permanente dreiging van uitzetting, nooit mogen werken en je nergens kunnen vertonen”, zegt Asherf. Nu pas, sinds hij via het generaal pardon een verblijfsvergunning heeft gekregen, durft hij op straat te komen zonder bang te zijn voor een tik op de schouder en de vraag: ‘papieren, graag.’ Nu pas kan hij weer zonder pillen in slaap vallen. Hij arriveerde op 1 maart 1998 in Nederland. Rechtstreeks vanuit
‘De politie drong de woning van mijn zwangere vriendin binnen en riep: meekomen!’
Afrika een vliegtuig naar Schiphol genomen. Het ticket had hij gekocht van het spaargeld dat hij vergaarde door zuinig te leven en lange uren te draaien in een hotel. De IND was niet onder de indruk van zijn betoog dat Soedan in oorlog was, dat hij was opgeroepen voor militaire dienst en niet naar het front wilde. Toch duurde het vijf jaar voordat zijn vluchtverhaal juridisch weersproken en Asherf uitgeprocedeerd was. Maar toen had hij dus al een vriendin met een kinderwens. En een vriendengroep, vergaard bij vrijwilligerwerk op jaarlijkse spektakelstukken zoals de Vierdaagse en Colourful City. Feesttent opzetten? Bel Asherf, die zegt nooit nee. Catering nodig? Asherf fikst het wel even. Zijn vertrouwen in de toekomst keert terug. “Ik ben al 35. Hoogste tijd om wat te gaan verdienen. Met mijn diploma’s op mbo-niveau en mijn handigheid, moet dat lukken in de horeca. Als startpunt. Want uiteindelijk wil ik een eigen eethuis openen, hier in Nijmegen.”
23
Servië Desanka Perica
“Zes jaar zwierf ik als illegaal door Nijmegen. Soms sliep ik noodgedwongen in auto’s.”
Toiletjuffrouw hoopt op heel veel overuren Wie de zestig voorbij is, begint na te denken over stoppen met werken. Zo niet Desanka Perica (rechts op de foto). Ze is 62 en hoopt binnenkort haar eerste baantje te krijgen in Nederland. En al gaat het om ongeschoold werk, ze kijkt er verwachtingsvol naar uit. “In Joegoslavië zat ik op kantoor. Maar ik spreek slecht Nederlands. Voor telefoniste ben ik dus niet geschikt. Ik accepteer alles: toiletjuffrouw, schoonmaakster, lopende band. Als ik maar verdien. Zodat ik kan sparen. Mijn twee kinderen en drie kleinkinderen zijn in armoede achtergebleven in Servië. Ik doe dit allemaal voor hen.” De familie van Desa is orthodox-christelijk. Ze leefden in Kroatië, een overwegend katholiek land. Dat ging goed totdat Joegoslavië uit elkaar spatte en de burgeroorlog uitbrak. Minderheden kregen het in alle deelrepublieken zwaar te verduren en haar gezin migreerde naar Servië, waar de bevolking grimmig reageerde op de volksverhuizing uit andere regio’s, ook al waren die nieuwkomers ‘medegelovigen’. Ten einde raad vertrok Desanka, inmiddels gescheiden, in 1999 naar Nederland. “Ik gokte op een verblijfsvergunning. In het kader van gezinshereniging zouden mijn zoon, dochter en kleinkinderen mij met-
Ze wil nu gaan flink sparen voor haar in Servië achtergebleven kinderen en kleinkinderen
een daarna kunnen volgen.” Dat bleek een misrekening. Ze raakte uitgeprocedeerd en in 2002 moest ze het opvanghuis uit. Vanaf dat moment zwierf Desa door Nijmegen. Soms, als niemand een bank of bed voor haar had, overnachtte ze in auto’s. “Zelfs op die inktzwarte momenten was teruggaan naar Servië geen optie. Liever nog had ik zelfmoord gepleegd.” Dat het zover nooit gekomen is, dankt Desa aan Vluchtelingenwerk, het Internationaal Vrouwencentrum (IVC) en het Joegoslavisch Centrum in de Tooropstraat. Daar bekommerden mensen zich beurtelings om haar lot. Ze kon nu eens hier, dan weer daar logeren. Desnoods in een caravan of auto, bij iemand voor de deur. “Als een vrouw van 61 zó moet leven, zó arm en eenzaam, en toch niet terug wil naar haar kinderen, zegt dat iets over wat ze in haar land heeft moeten doorstaan”, zegt Sava Miceva (links op de foto), een Joegoslavische vriendin die al dik 35 jaar in het Waterkwartier woont. Via het generaal pardon kreeg Desa na zes illegale jaren een pasje en sofinummer. “Ik ga na mijn inburgeringscursus hard werken en zoveel mogelijk overuren draaien. Voor mijn kinderen.”
25
Armenië Haig Ghazarian
Bijzondere sieraden ontwerpen voor andere juweliers, met daarnaast een eigen winkel. Dat is zijn toekomstdroom en die lijkt weldra uit te zullen komen.
Gouden toekomst voor hardwerkende Armeniërs In Armenië was Haig Ghazarian (30) een talentvol wielrenner. Maar hij ergerde zich ook dood aan de potentatenkliek die de touwtjes in handen hield na de afscheiding van de Sovjet-Unie. Het leek nooit goed te komen met het land en in 1997 besloot hij zij geluk elders te zoeken. Samen met zijn enige, drie jaar oudere broer Petros en een vriend vond hij, via Rusland, een weg naar Nederland. Pas zeven jaar later was de IND uitgepraat met het trio. Vanaf dat moment waren ze illegaal hier. In de tussentijd was er echter zoveel gebeurd dat teruggaan uitgesloten was. Petros was aan de HAN afgestudeerd in management, economie en recht; Haig in Schoonhoven met lof geslaagd voor alle vakdiploma’s goudsmeden. Bovendien hadden hun ouders en oma inmiddels dezelfde vluchtweg genomen als hun twee enige (klein)kinderen. “Petros en ik werden als illegalen afgesneden van alle voorzieningen, maar stonden niet op straat. We konden in Lindenholt intrekken bij onze ouders, die wel nog in procedure waren en dus nog steeds een opvanghuis hadden.” Nóg later, toen zijn ouders ook uitgeprocedeerd raakten, was er al zicht op dat de voltallige familie kans maakte op het generaal pardon. Om die reden regelde Vluchtelingenwerk alvast een vervangende huurwoning in Grootstal.
Al de dag nadat hij zijn verblijfsvergunning kreeg, vond Haig een baan
Haig: “Petros en ik hadden het geluk dat we nog mochten studeren toen we hier kwamen. Voor asielzoekers die iets later arriveerden, waren de regels aangescherpt. Wij konden de wachttijd in de opvang optimaal benutten om aan de toekomst te bouwen.” Al één dag nadat Haig een pasje met sofinummer kreeg, ging hij voltijds werken als goudsmid. In een diamantzaak in de Zaanse Schans. “Ver van Nijmegen, dat wel. Daarom logeer ik doordeweeks vaak bij een vriend in Amsterdam. Toch wil ik hier in Nijmegen een eigen zaak beginnen. Sieraden ontwerpen voor andere juweliers, met daarnaast een eigen winkel. Petros en ik trekken daar nu hard aan. We zoeken naar de beste locatie. Zolang we die niet gevonden hebben, willen we onze sieraden alvast te koop aanbieden via een webwinkel. Daar leggen we nu de laatste hand aan. We hopen hem weldra operationeel te krijgen, compleet met Kamer van Koophandel- , btw-nummer en alle andere formaliteiten.” En zijn ouders? Zijn moeder volgt nu taallessen, met zijn vader gaat het minder goed. Bij een valpartij tijdens een fietstocht brak hij beide knieën. “Maar Armeniërs zijn ambitieus en echte toekomstbouwers. Overal in de wereld zijn ze succesvol. Ons gaat het hier ook lukken. Zeker weten.”
27
Irak Nawraz Jamal-Ali
“Wees niet bang. Ik zit heus niet te vlassen op een uitkering. Ik ga wit werken als automonteur nu het hier eindelijk mag.”