Kwaliteitsverschil audit grote en middelgrote accountantskantoren
Bachelorscriptie Naam:
Tamara Heuyerjans
Studentnummer:
6048986
Docent :
Dhr. R. van Loon
Opleiding:
Bedrijfseconomie variant Accountancy and Control
Universiteit:
Universiteit van Amsterdam
Datum:
25-06-2012
Inhoudsopgave
1 Abstract……………......................................................................................p. 4 2 Inleiding…………………………………………………………………….p. 5 3 Definities 3.1 Introductie…………………………………………………………….…..p. 7 3.2 Auditkwaliteit……………………………………………………….…….p. 7 3.2.1
Minimaliseren van audit failures……………….…………………..p. 8
3.2.2
Keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte Accountantskantoor………………………………………………..p.10
3.3 Grote accountantskantoren………………………………………………..p. 11 3.4 Middelgrote accountantskantoren………………………………………...p. 12 3.5 Conclusie……………………………………………………………….…p. 13 4
Keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte accountantskantoor 4.1 Introductie……………………………………………………………….p. 14 4.2 Industrie-expertise………………………………………………………..p. 14 4.3 Reputatie van het accountantskantoor……………………………….…..p. 17 4.4 Prijzen van de audit……………………………………………………...p. 18 4.5 Conclusie…………………………………………………………….…...p. 18
5 Minimaliseren van audit failures 5.1 Introductie…………………………………………………………….….p. 20 5.2 Onafhankelijkheid…………………………………………………….….p. 20 5.3 Earningskwaliteit…………………………………………………….….. p. 21 5.4 Restatements……….……………………………………………….…….p. 22 5.5 Going concern………….…………………………………………….…...p. 24 5.6 Conclusie…………………………………………………………….…....p. 26
2
6 Discussie 6.1 Introductie………………………………………………………………....p.28 6.2 Industrie-expertise…………………………………………………………p. 28 6.3 Reputatie....................................…………………………………………..p. 29 6.4 Prijzen……………………………………………………………………...p.30 6.5 Onafhankelijkheid…………………………………………………………p. 30 6.6 Earningskwaliteit…………………………………………………………..p. 31 6.7 Restatements………………………………………………………………p. 32 6.8 Going Concern……………………………………………………………..p. 32 6.9 Conclusie…………………………………………………………………..p. 33 7 Conclusie…………………………………………………………….….…..p. 34 Bijlage 1: Geraadpleegde literatuur………………………...…….…………..….…p. 38 Bijlage 2: Grote en middelgrote kantoren in Nederland en netto-omzet…….….….p. 40
3
1 Abstract Er zijn talloze rechtszaken tegen de grote vier accountantskantoren. Ondanks de grote rechtszaken tegen de grote vier accountantskantoren, zijn de grote vier kantoren nog steeds marktleiders. In deze thesis wordt daarom onderzocht: In hoeverre wijkt de auditkwaliteit van grote accountantskantoren af in positieve of negatieve zin van de middelgrote accountantskantoren. Vele onderzoeken zijn uitgevoerd om het verschil van auditkwaliteit van de grote vier accountantskantoren en de overige accountantskantoren te testen. Hieruit komt voort dat de grote vier accountantskantoren een betere auditkwaliteit afgeven. Echter wordt in deze thesis een onderscheid gemaakt tussen middelgrote accountantskantoren en kleine accountantskantoren. Hierbij worden de middelgrote accountantskantoren vergeleken met de grote vier accountantskantoren. Recenter literatuur meet het verschil van auditkwaliteit tussen middelgrote en de grote vier accountantskantoren. In deze thesis staan audit failures en de keuze van bedrijven voor de grootte accountantskantoor centraal voor auditkwaliteit. Voor de keuze van bedrijven voor de grootte accountantskantoor worden industrie-expertise, reputatie en de prijzen van de accountantskantoren vergeleken. Voor het minimaliseren van audit failures wordt hierbij onafhankelijkheid, going concern, restatements en earningskwaliteit vergeleken. Na het vergelijken van auditkwaliteit tussen middelgrote en de grote vier accountantskantoren wordt aan de hand van de literatuur verondersteld dat de grote vier accountantskantoren voorlopers zijn op de middelgrote kantoren op basis van reputatie en industrie-expertise. Over de prijzen van de audit is weinig bekend. Echter wijst recenter onderzoek uit dat op het punt van minimalisatie van audit failures de middelgrote accountantskantoren gelijkwaardig zijn aan de grote vier accountantskantoren. Om een compleet antwoord te kunnen geven, dient in de toekomst meer onderzoek gedaan te worden naar de middelgrote accountantskantoren.
4
2 Inleiding Enron was oorspronkelijk een energiebedrijf dat in 2001 failliet ging. De oorzaak van het faillissement was fraude in het financiële jaarverslag. De controles op de financiële verslaggeving zijn door de accountants van Arthur Anderson, één van de internationale top vijf accountantskantoren, niet goed uitgevoerd. Arthur Anderson wordt aansprakelijk gehouden voor de fraude van Enron. Het grote kantoor heeft bewijsmateriaal vernietigd, dat van belang was voor een betrouwbare accountantscontrole. Hierdoor werd aan de kwaliteit van de audit, die Arthur Anderson leverde, getwijfeld. Dit heeft Arthur Anderson in opspraak gebracht en uiteindelijk geleid tot het einde van Arthur Anderson. Ondanks de ‘onschendbare’ reputatie van Arthur Anderson is het door één grote fraude misgelopen met een groot kantoor. De Big 5, de vijf grootste accountantskantoren, werd nu ingedampt tot de Big 4, de vier grootste accountantskantoren. Ondanks de grootte van het accountantskantoor, heeft Arthur Anderson onacceptabele auditkwaliteit afgegeven. Naast het schandaal van Enron zijn er nog talloze andere fraudeschandalen waarbij de grote vier accountantskantoren zijn aangeklaagd. Ondanks deze grote rechtszaken, zijn de grote vier kantoren nog steeds marktleiders. Middelgrote bedrijven zoals BDO en Grant Thornton proberen zich steeds verder naar boven te ontwikkelen om zich tot de vier grootste accountantskantoren te voegen, maar dit is nog niet gelukt. Is het verschil van de kwaliteit, ondanks vastgestelde regelgevingen, van de audit dan anders? Deze vraag is voor deze scriptie vertaald in de volgende probleemstelling:In hoeverre wijkt de auditkwaliteit van grote accountantskantoren af in positieve of negatieve zin van de middelgrote accountantskantoren.
Op de volgende deelvragen wordt ingegaan om tot een antwoord te komen op de centrale probleemstelling:
Wat is de definitie van auditkwaliteit?
Welk onderscheid wordt er gemaakt tussen grote en middelgrote accountantskantoren?
Op welke basis ligt de keuze van een bedrijf voor een bepaalde grootte van het accountantskantoor en wat is de link met auditkwaliteit?
Wat is het verschil in audit failures tussen middelgrote en grote kantoren?
5
In de literatuur wordt de kwaliteit van de audit veel besproken. Er zijn veel vergelijkingen en indicaties waarbij auditkwaliteit centraal staat. In deze scriptie wordt auditkwaliteit gekoppeld aan de keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte van accountantskantoor en de audit failures die een audit kan bevatten. Voor audit failures zijn er vier indicatoren uitgekozen om de kwaliteit van de audit te vergelijken tussen middelgrote en grote accountantskantoren. Deze indicatoren zijn onafhankelijkheid, earningskwaliteit, restatements en going concern. Daarnaast wordt een link van de keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte van een accountantskantoor gelegd met de kwaliteit van de audit. De keuze is gebaseerd op de prijzen van de audits, reputatie van het accountantskantoor en de industrie-expertise van de accountantskantoren.
De structuur van deze thesis is als volgt: Allereerst wordt de definitie van auditkwaliteit beschreven. Vervolgens wordt onderscheid gemaakt tussen de grote vier accountantskantoren en de middelgrote accountantskantoren. Daarna worden in paragraaf 4 indicatoren gegeven waarom een bedrijf voor een bepaalde grootte van een accountantskantoor kiest. De literatuur ondersteunt de keuze van bedrijven door een link te leggen met auditkwaliteit. Vervolgens worden in paragraaf 5 aan de hand van vier componenten van audit failures een vergelijking gemaakt tussen de grote en middelgrote accountantskantoren. In paragraaf 6 wordt de literatuur uit paragraaf 4 en paragraaf 5 tot een discussie gebracht. Tenslotte wordt in paragraaf 7 de conclusie omschreven.
6
3 Definities
3.1
Introductie
In de volgende paragraaf worden de belangrijkste definities toegelicht die nodig zijn voor het literatuuronderzoek. Eerst wordt de definitie beschreven van auditkwaliteit. Vervolgens worden twee factoren, minimaliseren van audit failures en de keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte van een accountantskantoor beschreven. Deze staan centraal staan bij de definitie van een goede auditkwaliteit. Ten eerste ontstaat een goede auditkwaliteit door het minimaliseren van audit failures, hierbij staan in dit stuk vier indicatoren centraal. Deze vier indicatoren worden beschreven en er wordt uitgelegd waarom ervoor gekozen is. Daarnaast wordt de keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte van een kantoor gelinkt met de definitie van een goede auditkwaliteit. De definitie van auditkwaliteit is nodig om de auditkwaliteit van grote en middelgrote accountantskantoren in paragrafen 4 en 5 met elkaar te kunnen vergelijken. Tenslotte worden grote en middelgrote accountantskantoren respectievelijk in paragraaf 3.3 en 3.4 toegelicht.
3.2
Auditkwaliteit
De accountant geeft een verklaring dat de financiële rapportage van de organisatie een juist en getrouw beeld geeft. Deze accountantsverklaring wordt weergegeven in een auditrapport. In dit rapport wordt het onderzoek naar de processen in een bedrijf de accountantscontrole op de financiële verslaggeving omschreven. De werkelijke geleverde kwaliteit van de audit wordt pas duidelijk na een bepaalde tijd. Een goede auditkwaliteit definiëren is moeilijk. De Angelo (1981, p.186) definieert auditkwaliteit als de kans dat een materiële fout in de financiële verslaggeving wordt gerapporteerd. Francis (2004) legt de relatie tussen deze materiële fouten en de auditkwaliteit. Materiële fouten in jaarverslagen kunnen leiden tot slechte kwaliteit van de audit. De kwaliteit van de geleverde audits van accountantskantoren wordt bepaald door het vakmanschap van de accountant om materiële fouten eruit te halen en deze op te nemen in het financieel rapport.
7
Indien accountants deze fouten niet rapporteren of niet genoeg bewijsmateriaal hebben geleverd, leidt dit tot audit failure. Hierdoor zijn de General Accepted Accounting Principles (GAAP) niet goed nageleefd en heeft de accountant gefaald om een accuraat rapport af te geven (Sundgren en Svanström, 2011, p.11). Als de accountant deze rol goed vervult, leidt dat tot een goede auditkwaliteit. In dit stuk staan vier vormen van audit failures centraal: going concern, earningskwaliteit, restatements en onafhankelijkheid. Daarnaast wordt in de literatuur auditkwaliteit gelinkt aan de keuze voor een bepaalde grootte van een accountantskantoor. De redenen voor de keuze voor een bepaalde grootte accountantskantoor zijn: industrie-expertise, de reputatie van het accountantskantoor en de prijzen van de audits.
3.2.1 Minimaliseren van audit failures
Audit failures ontstaan door het falen van het afleveren van een accuraat rapport. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn. Deze redenen die in deze thesis worden gegeven zijn:
1. Accountants zijn niet onafhankelijk 2. Going concern is niet goed vastgelegd in het auditrapport 3. Restatements vinden plaats na het afgeven van auditrapport 4. De earnings zijn niet goed gerapporteerd
De eerste reden is dat een accountant niet onafhankelijk is van zijn klant, waardoor het auditrapport niet representatief is. Een belangrijke rol die een accountant dient te vervullen, is een onafhankelijke partij die de situatie van het bedrijf beoordeelt (Watts en Zimmerman, 1981, p.67). Onafhankelijkheid is hierbij een belangrijk begrip, omdat het een veel besproken discussiepunt is. Een accountant dient onafhankelijk te zijn in mind en appearance. Dit wil volgens Arens (2012, p.134) zeggen dat accountants een gedachtegang (in mind) behoren te hebben, waarbij géén sprake is van bevooroordeling. Daarnaast wordt deze gedachtegang uitgevoerd (appearance) tot een onafhankelijk auditrapport.
8
Een accountant dient niet alleen onafhankelijk te zijn, ook wordt in de wetgeving van Statement on Auditing Standards (SAS) beschreven dat in het oordeel van de accountant onzekerheid over going concern vastgelegd dient te worden. Dit betekent dat de accountant de continuïteit van iedere klant opneemt in het auditrapport over een periode van één jaar na dato van het auditrapport (Geigher en Rama, 2006, p.2). Als later blijkt dat een organisatie failliet gaat, is het going concern niet goed overzien door accountants. Het accuraat afgeven van going concern in het auditrapport is in de literatuur een manier om te concluderen dat een auditrapport goed is afgegeven. Naast het onjuist aangeven van going concern, kan het voorkomen dat materiële fouten in het financieel rapport nog aangepast dienen te worden. Deze restatements hadden, net als bij going concern, al vooraf gerapporteerd dienen te worden door de accountants. Restatements zouden niet nodig zijn als de kwaliteit van de audit goed is. Palmrose en Scholz (2000, p.3) veronderstellen dat restatements tot een lagere auditkwaliteit leiden.
Laatste reden voor het falen van het afleveren van een goed auditrapport is dat earnings niet goed zijn gerapporteerd. Earningskwaliteit is de redelijkheid van de gerapporteerde winst. Earningsmanagement en accruals worden in de literatuur als hulpmiddel gebruikt om de kwaliteit van de earnings vast te stellen (Sundgren en Svanström, 2011, p.4). Earningsmanagement is de manier waarop managers hun winsten rapporteren, die voor derde partijen het gunstigst oogt. Accruals zijn toekomstige uitgaven, waar vooraf een post op de balans wordt opgemaakt. De hoogte van de accruals worden door de managers opgesteld, waardoor deze door manager gemanipuleerd kunnen worden. Earnings worden naar de wensen van het management hoger of lager gerapporteerd (Cahan, 1992, p.81). Hierdoor dient de accountant alert te zijn op de accruals. Als de belangen van de managers worden behartigd, betekent dat gerapporteerde earnings van deze klanten van lagere kwaliteit zijn. Dit leidt tot audit failure ( Schipper en Vincent, 2003).
9
3.2.2 Keuze voor grootte accountantskantoor
De keuze voor een bepaalde grootte van een accountantskantoor wordt door verschillende factoren bepaald. De eerste factor is industrie-expertise, waarbij expertise leidt tot een betere kwaliteit audit. Volgens Ashton (1991) is industrie-expertise positief gecorreleerd met de mogelijkheid om problemen te identificeren in financiële jaarverslagen. Door deze problemen op tijd te identificeren leidt dat tot een betere kwaliteit van de audit. De tweede factor van de keuze voor een bepaalde grootte accountantskantoor is de reputatie van het kantoor. Een goede reputatie zorgt ervoor dat bedrijven een goed bekenstaand accountantskantoor inhuren om de financiële jaarverslagen te controleren (Simunic en Stein, 198, p.170). Doordat een goed bekendstaand accountantskantoor de bedrijven controleert, geeft dit voor investeerders en andere belangrijke partijen zekerheid dat de audit van het bedrijf representatief is. De laatste factor is de prijs van de audit. In het algemeen wordt verondersteld hoe beter de kwaliteit, hoe hoger de prijs (differentiatiestrategie).
10
3.3
Grote accountantskantoren
In de literatuur worden verschillende benamingen gebruikt voor het aangeven van de grootste accountantskantoren. Deze verschillen worden veroorzaakt door het jaartal van onderzoek. De grootste accountantskantoren worden aangeduid als de Big ’. De N duidt hierop het aantal grootste accountantskantoren wereldwijd. Dit aantal veranderde door de jaren heen, doordat kantoren met elkaar gingen fuseren. Fusies waren nodig om wereldwijde service te kunnen bieden.
Tot 1989 bestonden acht grootste accountantskantoren en die werden uitgedrukt als de Big 8. Deze bestonden uit: 1. Arthur Anderson 2. Arthur Young & Co 3. Coopers & Lybrand 4. Ernst & Whinney 5. Deloitte Haskins & Sells 6. KPMG 7. Price Waterhouse 8. Touche Ross
In 1989 fuseerden Ernst & Whinney met Arthur Young. Door deze fusie werd Ernst & Young gevormd. In dat zelfde jaar vond nog een fusie plaats. Deloitte Haskins & Sells werd samengevoegd met Touche Ross tot Deloitte & Touche. Door deze samenvoegingen werd de Big 8 verkleind tot de Big 6. De Big 6 werd in 1998 de Big 5 door de samenvoeging van Price Waterhouse en Coopers & Lybrand. Deze vormden samen PricewaterhouseCoopers.
Vervolgens ging in 2001 Enron failliet. De oorzaak van het faillissement was fraude in het financiële jaarverslag. Arthur Anderson, één van de Big 5, heeft meegewerkt aan de fraude en werd daarvan in 2002 beschuldigd. Doordat het accountantskantoor aansprakelijk werd gehouden, kwam er een einde aan de positie van Arthur Anderson. Hierdoor werd de Big 5 verkleind tot de Big 4. De Big 4 zijn hedendaags de grootste vier internationale accountantskantoren bestaande uit: PwC (PricewaterhouseCoopers), Deloitte & Touche , Ernst & Young en KPMG.
11
3.4
Middelgrote accountantskantoren
De overige kantoren, in de literatuur beschreven als non-Big N, zijn de accountantskantoren naast de vier grootste accountantskantoren. De overige accountantskantoren hebben betrekking op de middelgrote en kleinere accountantskantoren. Middelgrote accountantskantoren neigen naar de grootte van de Big N. In de literatuur is niet altijd duidelijk op welke omvang de overige kantoren betrekking hebben. Indien er geen andere literatuur beschikbaar is, wordt de literatuur over de overige kantoren gebruikt om een indicatie te geven voor de middelgrote kantoren. Deze literatuur wordt vergeleken met de literatuur die wel beschikbaar is over middelgrote kantoren. Om een indicatie te geven welke kantoren onder de middelgrote kantoren vallen, is een bijlage van de top 30 kantoren in Nederland toegevoegd (Het Financieel Dagblad, 2012).
12
3.5
Conclusie
De kwaliteit van de geleverde audits van accountantskantoren wordt bepaald door het vakmanschap van de accountant om deze materiële fouten eruit te halen en deze op te nemen in het financieel rapport. Indien accountants deze fouten niet rapporteren of niet genoeg bewijsmateriaal hebben geleverd, leidt dit tot audit failure. In dit stuk staan vier soorten audit failures centraal:
1. Accountants zijn niet onafhankelijk 2. Going concern is niet goed vastgelegd in het auditrapport 3. Restatements vinden plaats na het afgeven van auditrapport 4. De earnings zijn niet goed gerapporteerd
Naast de audit failures, hebben ook de keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte betrekking op de auditkwaliteit. Deze keuzes zijn gebaseerd op industrie-expertise, reputatie van het accountantskantoor en op de prijs van de audit. De keuze van een bedrijf voor een accountantskantoor heeft indirect betrekking op de kwaliteit van de audit. In de literatuur wordt de benaming Big N gebruikt voor het aangeven van de grootste accountantskantoren. In 1989 bestond er een Big 8 en tegenwoordig is deze ingedampt door fusies en een faillissement tot de Big 4, de grootste vier accountantskantoren. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen de Big N en de overige kantoren. De overige accountantskantoren hebben betrekking op middelgrote en kleine accountantskantoren. De middelgrote kantoren zijn de kantoren net onder de grote vier kantoren.
13
4. Keuze van bedrijven voor bepaalde grootte accountantskantoor
4.1
Introductie
De keuze van cliënten voor een accountantskantoor speelt een belangrijke rol voor de auditkwaliteit, uitgaande dat een bedrijf kiest voor een accountantskantoor vanwege het afleveren van een goede dienst. De dienst is hierbij het leveren van een accountantsverklaring, waarin staat dat de jaarrekening van de organisatie een waarheidsgetrouw beeld geeft. De keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte van het accountantskantoor wordt in de literatuur beredeneerd door industrie-expertise, de reputatie van het accountantskantoor en de prijzen van de audit. Aan de hand van deze factoren wordt de auditkwaliteit en de keuze voor een bepaalde grootte van het accountantskantoren met elkaar vergeleken.
4.2
Industrie-expertise
Accountants die kennis hebben van een bepaalde industrie zijn in staat om problemen die zich voor doen in een industrie te begrijpen (Biggs e.a., 1988, p. 148). Volgens Ferguson e.a. (2003, p. 432) komt wereldwijde industrie-expertise tot stand door gestandaardiseerde trainingprogramma’s, standaard audit programma’s, switchen van experts tussen kantoren en voorsprong op technologische ontwikkelingen. Solomon e.a. (1999) beargumenteert dat industrie-expertise zorgt voor een betere kennis door ervaring met de industrie, waardoor experts een beter oordeel kunnen geven in het auditrapport. Het vermogen om een beter oordeel te kunnen geven, leidt tot een betere auditkwaliteit. De ervaring van accountantskantoren met de industrie komt volgens Francis e.a. (2004) door het aantal klanten in dezelfde industrie. Hierdoor kunnen de accountantskantoren zich specialiseren in een industrie. Deze specialisatie leidt tot industrie-expertise. Choi (2010) en Francis en Yu (2009) beargumenteren dat een beter oordeel kan worden gegeven door grotere accountantskantoren, omdat deze kantoren meer mogelijkheden hebben om in-house-expertise te delen, waaronder capabel personeel.
14
Echter is de tijd die een accountantskantoor besteed aan een klant gelijk. Blokdijk e.a. (2004, p.5) beargumenteert dat de grote vier kantoren dezelfde aantal uren besteden voor gelijke klanten dan de minder grote kantoren. Het onderscheid wordt volgens hem gemaakt doordat de tijd die aan de audit wordt gewerkt anders is ingedeeld. De grote vier accountantskantoren besteden meer aandacht aan risico en planning en minder aan het testen en de afronding van de audit. Dit is mogelijk door de meer technische auditprocessen die de grote vier zich kunnen veroorloven. Planning en risico dienen volbracht te worden door de ervaren accountants. Hierdoor veronderstelt Blokdijk e.a. (2004) dat de auditkwaliteit bij de grote vier kantoren hoger liggen dan bij de minder grote kantoren door de expertise om de tijdbesteding aan de audit beter te kunnen indelen. Naast besteding van meer aandacht aan risico en planning, zijn de investeringen in training van werknemers en in Research and Developement (R&D) belangrijke factoren voor accountantskantoren om zichzelf te onderscheiden van andere kantoren. Sirois en Simunic (2011, p.36) beschrijven dat investeringen in R&D leiden tot beter ingerichte processen. Door investeringen wordt er een marktvoordeel behaald, waarbij Sirois en Suminic stellen dat grotere kantoren zich meer investeringen kunnen veroorloven. Deze investeringen worden niet alleen behaald door R&D, maar ook door het investeren in het trainen van werknemers. De kosten van trainingen van werknemers liggen voor de grote vier kantoren hoger dan voor de overige kantoren (Sirois en Simunic, 2011, p.44). Hierdoor betalen de grote vier kantoren hogere salarissen voor gekwalificeerd personeel. Investeringen in R&D en in trainingen van personeel leiden tot meer industrie-expertise.
Ondanks de stelling van Sirois en Simunic dat de overige kantoren minder kunnen besteden aan trainingen, wordt in Accountancynieuws (2011) beargumenteerd dat voormalige accountants van de grote vier accountantskantoren later werkzaam zijn bij een middelgroot of klein accountantskantoor. Deze accountants hebben trainingen en ervaringen meegekregen van de grote vier kantoren.
15
Bovenstaande literatuur beschrijft dat goedgetraind en capabel personeel een concurrentiefactor is voor accountantskantoren. Deze industrie-expertise zorgt voor een betere auditkwaliteit. Om de grote en middelgrote accountantskantoren met elkaar te kunnen vergelijken, hebben Sundgren en Svanstro (2011, p.23) een onderzoek in Zweden verricht naar de vraag hoeveel gecertificeerde accountants werkzaam zijn bij de zes grote kantoren. Onder de grote zes kantoren vallen KPMG, PwC, Deloitte & Touche en Ernst & Young en de twee grootste middelgrote bedrijven (in Zweden) BDO en Grant Thornton. Hieronder staan de resultaten.
229
Grant Thornton
155
BDO
585
Ernst & Young
Aantal gecertificeerde accountants
156
Deloitte & Touche
808
PwC 440
KPMG 0
200
400
600
800
1000
Grafiek 1: Aantal gecertificeerde accountants per accountantskantoor in Zweden
BDO en Deloitte & Touche hebben een vergelijkbaar aantal gecertificeerde accountants in dienst. Opvallend is dat Grant Thornton meer gecertificeerde accountants in dienst heeft dan Deloitte & Touche. Ondanks het feit dat Grant Thornton meer gecertificeerde accountants in dienst heeft, staat Deloitte & Touche bekend als één van de grootste vier accountantskantoren. Dit kan verklaard worden door het verschil in omzet. In de periode van 2009 en 2010 had Deloitte & Touche een omzet van 1356 SEK miljoen (151 miljoen euro) en Grant Thornton 886 SEK miljoen (98,77 miljoen euro). Dit omzetverschil is ook in Nederland aan te tonen in bijlage 2. In 2010 behaalde Grant Thornton samen met de fusie van ESJ een omzet van 70,2 miljoen euro en Deloitte & Touche een omzet van 632 miljoen (Het Financieel Dagblad, 2012).
16
4.3
Reputatie van het accountantskantoor
De grote vier accountantskantoren zijn internationaal gevestigd en hebben daardoor een internationale reputatie opgebouwd (Simunic and Stein, 1987, p.170). Hierdoor kiezen veel bedrijven grote accountantskantoren om de audits uit te voeren. Riley (2001, p. 456) stelt dat bedrijven niet altijd in staat zijn om het product-kwaliteitsverschil tussen accountantskantoren te kunnen vaststellen. Dientengevolge baseren zij hun keuze op de reputatie van een accountantskantoor. De reputatie van een accountantskantoor wordt in de literatuur gelinkt aan de auditkwaliteit. Een reputatie wordt aangetast door audit failures. Als deze audit failures van grote omvang zijn, kan het de reputatie zo aantasten dat een internationaal accountantskantoor verdwijnt. Dit is in 2002 gebeurd bij het internationale topaccountantskantoor Arthur Anderson. Een internationale reputatie opbouwen is een grote investering voor accountantskantoren. Grote accountantskantoren hebben een groot klantenbestand en hebben daardoor meer te verliezen bij een audit failure (De Angelo, 1981, p 189 ). De Angelo (1981, p. 189) stelt dan ook dat grote accountantskantoren, toen nog de Big 8, betere kwaliteit afleveren doordat zij afhankelijk zijn van hun reputatie. Palmrose (1988, p.57) ondersteunt DeAngelo in zijn onderzoek. Rechtszaken die aangespannen worden tegen accountantskantoren gaan gepaard met hoge kosten. Naast de kosten die rechtszaken met zich meebrengen, wordt ook de reputatie aangetast. Dit zorgt voor een stimulans voor accountantskantoren om audit failures te minimaliseren en daardoor een goede kwaliteit audit te leveren (Palmrose, 1988, p.57). Hierbij concludeert Palmrose (1988, p.) dat tegen Big 8 accountantskantoren minder rechtszaken wordt aangespannen dan de middelgrote accountantskantoren, waardoor de kwaliteit van de audit van grote accountantskantoren beter is.
Bovenstaande literatuur beargumenteert dat grote accountantskantoren afhankelijk zijn van hun reputatie en daardoor minder rechtszaken tegen zich hebben. Echter stellen Lys en Watts (1994, p.65) dat de grote fraudeschandalen gepaard gaan met een rechtszaak tegen een groot accountantskantoor. Dit kan verklaard worden door het deep pockets principe. Het deep pockets principe betekent dat de goede financiële positie van grote accountantskantoren een reden is voor derden om een groot accountantskantoor aan te klagen (Palmrose, 1988, p. 58).
17
4.4
Prijzen van de audit
Prijzen van de audits van grotere accountantskantoren zijn hoger. Ondanks deze hogere auditprijzen, zijn de grote vier kantoren nog steeds wereldwijd marktleider. Bedrijven zijn bereid om meer te betalen voor de vier grote kantoren en volgens Sirios en Suminic (2011, p. 33) betekent een hogere prijs een betere kwaliteit. Industrie-expertise is een belangrijke factor bij de keuze van klanten voor een accountantskantoor. Bedrijven zijn bereid meer te betalen voor de audit als het kantoor meer expertise heeft (Ferguson, 2003, p. 433). Een hogere prijs van de audit komt tot stand door industrie-expertise. Bij industrie-expertise is de kwaliteit van de audit beter. De kosten van trainingen van werknemers liggen voor de grote vier kantoren hoger dan voor de overige kantoren (Sirois en Simunic, 2011, p.44). Hierdoor betalen de grote vier kantoren hogere salarissen voor gekwalificeerd personeel. Als de grote vier kantoren meer investeren in hun personeel, worden de salarissen hoger, die vervolgens doorwerken in de prijzen van de audit. Hopi en Langli (2009, p.2) hebben geen bewijs gevonden dat een hogere prijs van de audit tot meer going concern opinies leidt. Hierdoor wordt door hen geconcludeerd dat prijzen niet factor bepalend zijn voor het afgeven van een going concern in de audit. Going concern is een van de factoren van audit failure, die later in deze thesis naar voren komt.
4.5
Conclusie
Accountants die kennis hebben van een bepaalde industrie zijn in staat om problemen die zich voor doen in een industrie te begrijpen. Industrie-expertise zorgt voor een betere kennis door ervaring met de industrie, waardoor experts een beter oordeel kunnen geven in het auditrapport. Het vermogen om een beter oordeel te kunnen geven, leidt tot een betere auditkwaliteit. De grote vier accountantskantoren zijn internationaal gevestigd en hebben daardoor een internationale reputatie opgebouwd. Hierdoor kiezen veel bedrijven grote accountantskantoren om de audits uit te voeren. Bedrijven zijn niet altijd in staat om het product-kwaliteitsverschil tussen accountantskantoren te kunnen vaststellen. Hierdoor baseren zij hun keuze op de reputatie van een accountantskantoor. Een reputatie wordt aangetast door audit failures. 18
Als deze audit failures van grote omvang zijn, kan het de reputatie zo aantasten dat een internationaal accountantskantoor verdwijnt. Grote accountantskantoren zijn afhankelijk van hun reputatie en zullen daardoor minder rechtszaken tegen zich hebben. Grote fraudeschandalen gaan namelijk gepaard met een rechtszaak tegen een groot accountantskantoor. Dit kan verklaard worden door het deep pockets principe. Industrie-expertise is een belangrijke factor bij de keuze van klanten voor een accountantskantoor. Bedrijven zijn bereid meer te betalen voor de audit als het kantoor meer expertise heeft. Prijzen van de audits liggen hoger bij de grotere accountantskantoren. Ondanks deze hogere auditprijzen, zijn de grote vier accountantskantoren nog steeds wereldwijd marktleider. Bedrijven zijn bereid om meer te betalen voor de vier grote kantoren
19
5 Minimaliseren van audit failures
5.1
Introductie
De kwaliteit van de geleverde audits van accountantskantoren wordt bepaald door het feit of de accountant in staat is materiële fouten op te nemen in het financieel rapport. Indien accountants deze fouten niet rapporteren of niet genoeg bewijsmateriaal hebben geleverd, leidt dit tot audit failure. Het minimaliseren van audit failures leidt tot een betere kwaliteit van de audit. In dit stuk staan vier soorten audit failures centraal die in deze paragraaf worden beschreven bestaande uit: onafhankelijkheid, earningskwaliteit, restatements en going concern.
5.2
Onafhankelijkheid
Derde partijen kunnen niet vertrouwen op het financieel jaarrapport indien de accountant niet onafhankelijk is (Hope en Langli, 2009, p.4). Volgens onderzoek van DeAngelo (1981, p.186) ligt de relatie van onafhankelijkheid bij de grootte van het kantoor. Als het kantoor groter is, kan onafhankelijkheid verwezenlijkt worden. Onafhankelijkheid zorgt volgens DeAngelo (1981) voor betere auditkwaliteit. Watts en Zimmerman (1986) ondersteunen het onderzoek van DeAngelo waarbij de grootte van het accountantskantoor positief gecorreleerd is met onafhankelijkheid. Watts en Zimmerman (1986) suggereren dat onafhankelijkheid gerelateerd is aan klanten fees, hoe groter het accountantskantoor hoe minder afhankelijk het kantoor is van de inkomsten voortkomende uit één klant. De economische band tussen accountantskantoor en klant zorgt ervoor dat accountantskantoren bereid zijn om te voldoen aan de eisen van de klant. Ook de onderzoeken van Nelson (2002) en Trompeter (1994) ondersteunen deze correlatie. Bij bovenstaande onderzoeken wordt verondersteld dat hoe afhankelijker een accountantskantoor is van de klant, hoe meer een accountant toegeeft aan de klant. Hieruit komt voort dat de onafhankelijkheid geschaad wordt.
20
Ook Lawrence (2011, p.60) ondersteunt het standpunt van bovenstaande literatuur. Hij suggereert dat grote accountantskantoren onafhankelijker zijn dan kleinere accountantskantoren. Kleinere accountantskantoren hebben volgens hem een hechtere band met de klant. Door deze band wordt de onafhankelijkheid in twijfel getrokken. Lawrence heeft echter in zijn onderzoek geen duidelijk bewijs voor zijn standpunt kunnen vinden. Naast de afhankelijkheid van de klant, is reputatie een belangrijke factor om onafhankelijkheid te stimuleren. Als reputatie wordt geschaad, verliezen accountants huidige en toekomstige klanten. Reputatieverlies wordt mede veroorzaakt door het aantal rechtszaken tegen een accountantskantoor. Als er veel aandacht wordt besteed aan reputatie, wordt meer aandacht besteed aan onafhankelijkheid (Kallaper, 2003).
Zowel kleine, middel als grote accountantskantoren worden gecontroleerd door toezichthoudende organisaties en standaardregelgevingen. Deze toezichthoudende organisaties en standaardregelgevingen dienen ervoor te zorgen dat onafhankelijkheid gewaarborgd is. Voor kleine, middel en grote accountantskantoren zijn deze verplicht om een acceptabel auditrapport af te leveren. Door deze bevoegdheid is de onafhankelijkheid bij ieder accountantskantoor volgens de norm gewaarborgd. Audits zorgen voor een economische relatie tussen klant en accountantskantoor. Bij iedere audit, zowel bij een groot als middelgroot of klein kantoor, bestaat het risico dat onafhankelijkheid in het geding komt (Heutink, 2005, p.54).
5.3
Earningskwaliteit
Audit failure kan ontstaan doordat earnings niet goed zijn gerapporteerd. Volgens Sundgren en Svanström (2011, p.4) zijn discretionary accruals en earningsmanagement indicatoren om earningskwaliteit te meten. Discretionary accruals dienen bij een goede auditkwaliteit zo laag mogelijk te zijn. Beckers e.a. (2008) heeft in zijn onderzoek earningsmanagement gelinkt aan auditkwaliteit. In zijn onderzoek komt naar voren dat discetionary accruals 2,5 % hoger liggen bij de overige kantoren.
21
Balsam e.a. (2003) hebben ook onderzoek gedaan naar accruals. Zij vonden dat abnormale accruals smaller zijn voor bedrijven die geaudit zijn door industrie-experts. Een accountantskantoor met industrie-expertise levert een betere earningskwaliteit (Francis, 2004, p.353). Kleinere accountantskantoren zijn meer geneigd om agressieve accounting policies te gebruiken dan grotere kantoren. Hierdoor worden de belangen van de managers behartigd. Dit wil zeggen dat gerapporteerde earnings van deze klanten van lagere kwaliteit zijn ( Schipper en Vincent, 2003).
Bovenstaand literatuur beaamt dat grotere kantoren met industrie-expertise een betere earningskwaliteit afleveren. Hunt en Lulseged (2007, p.242) beweren dat middelgrote en kleinere kantoren hun grote klanten streng beoordelen op accruals. Deze beoordeling komt voort uit de accrualtest die zij hebben verricht. Hierbij wordt de omzetgrootte van het kantoor gelinkt aan de absolute waarde van discretionary accruals van de totale activa. In het onderzoek van Boone (2009) worden de niveaus van accrualmanagement en earningsmanagement vergeleken van de grote vier kantoren en de middelgrote accountantskantoren. Hieruit blijkt dat zowel de grote vier kantoren als middelgrote kantoren een lager niveau van accrualmanagement hebben. Daarnaast hebben beiden een hoger niveau van werkelijke earningsmanagement. Hieruit blijkt dat het niveau van earningsmanagement bij klanten van de grote vier kantoren en de middelgrote kantoren gelijk zijn. De grote vier accountantskantoren en middelgrote kantoren leveren daardoor een audit met gelijke kwaliteit (Boone e.a., 2009, p.29)
5.4
Restatements
Minder Restatements leiden volgens de literatuur tot betere kwaliteit van de audit (Palmrose en Scholz, 2004). Een restatement is een aanpassing van een financieel rapport doordat een materiële fout gemaakt is door de accountant die onacceptabel is volgens GAAP op het moment dat de accountantsverklaring voor het financieel jaarrapport wordt afgeleverd. Volgens onderzoek van Abidin (2008) hebben grotere accountantskantoren minder restatements door te voeren bij klanten dan middelgrote bedrijven. Dit wijst op een betere kwaliteit audit voor de grote vier accountantskantoren.
22
Echter wordt beschreven dat middelgrote bedrijven risicovollere klanten controleren, waardoor restatements een gevolg is (Abidin, 2008, p.18). Restatements hebben voor een groot deel een negatief effect op toekomstige netto inkomsten. Restatements hebben voor grotere bedrijven, die door de grote vier accountantskantoren worden geaudit, een groter effect. Restatements mogen niet groter zijn dan 5% van de totale activa. Restatements die een materieel effect hebben zijn de afgelopen vier jaar verminderd. 42% van de bedrijven met restatements hebben een zwakheid in hun interne controle. Kleine accountantskantoren met grote en kleine bedrijven als klant, zijn minder geneigd om materiële zwakheid van de interne controle te controleren (Plumlee en Limbardi, 2008, p.6). Church and Schefchik (2012) hebben gebreken van de audit vergeleken tussen de vier grote kantoren en vier grote middelkantoren, waaronder het aantal restatements. De vier grote middelkantoren (second tier) bestaan uit: BDO Seidman, Crowe Horwath, Grant Thornton en MC Gladrey & Pullen. In grafiek 2 wordt het resultaat weergeven van het aantal restatements tussen 2004 en 2009. 23
25 20 15
12
12
Big 4 10 5
Second tier
5 3
5
1
2
2
3 1
0
0
1
0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
Totaal
Grafiek 2: Aantal Restatements
Uit het onderzoek van Church en Schefchik (2012, pp.52-53) blijkt dat er 35 gebreken zijn gevonden door restatements. Hierbij zijn de ratio’s van restatements voor de grote vier kantoren 6,2% en voor de middelgrote kantoren 4,1%. Ondanks dat restatements afgelopen jaren zijn verminderd, zijn bij de (grote) middelgrote accountantskantoren gemiddeld minder restatements doorgevoerd dan de grote vier accountantskantoren.
23
Francis en Yu (2009, p.17) bevestigen dit percentage voor de grote vier kantoren. Zij hebben onderzoek verricht in het jaar 2003 tot en met 2006 en komen uit op een percentage van 5,67%. Dit percentage is vergelijkbaar met het percentage van Church en Schefchik van 6,2%. De oorzaak van 0,5% verschil ligt aan de verschillende jaartallen waarop de onderzoeken zijn gebaseerd. Francis en Yu (2009, p.17) onderscheiden grote vier kantoren met de overige kantoren, waarbij het percentage van de restatements van de overige kantoren gemiddeld 10% zijn. Het verschil met het onderzoek van Church en Schefchik komt doordat zij alleen de grote middelgrote bedrijven gebruiken in hun onderzoek en Francis en Yu alle overige kantoren.
5.5
Going concern
In de Statement on Auditing Standards (SAS) no. 59 (AICPA, 1988), wetgeving voor het auditrapport, wordt de onzekerheid over going concern vastgelegd. Dit wil zeggen dat de accountant de continuïteit van iedere klant opneemt in het auditrapport over een periode van één jaar na dato van het auditrapport (Geigher en Rama, 2006, p.2). Going Concern is een professionele beoordeling door de accountants waarbij de kennis over de continuïteit van een bedrijf wordt gerapporteerd. De Fond e.a. (2002 ) beschrijft het falen van going concern als het ontbreken van het rapporteren van een going concern opinie door accountants, terwijl de klant failliet is gegaan. Een going concern opinie is niet preferabel voor klanten, omdat het investeerders, banken, leveranciers en andere kredietverschaffers weerhoudt om zaken met de klant te doen. Door dit tegengestelde effect, kan het going concern opinie een factor zijn tot faillissement (Boone e.a., 2010, p. 334). Boon e.a. (2010, p. 345) hebben een zwak bewijs gevonden dat de kans dat de grote vier kantoren een going concern opinie afgeven voor mogelijke risicovolle klanten groter is dan voor middelgrote accountantskantoren. Concluderend wordt hierbij beschreven dat de omstandigheden van een klant beter worden weergegeven door de grote vier accountantskantoren en daardoor een betere auditkwaliteit afleveren. Echter, dit bewijs is zwak en het kan daardoor niet met volle zekerheid geconcludeerd worden.
24
Vanstraelen (2002, p.179) heeft een onderzoek verricht naar de going concern rapporten in België. Hieruit volgde met betrekking tot de grootte van het kantoor dat die meer going concern rapporten afgeven dan kleinere accountantskantoren. In het onderzoek werd gesproken van een Big 6 (KPMG, Ernst & Young, Deloitte, Touch, PWC en Arthur Anderson) tegenover de overige accountantskantoren. Dit kan volgens Van Straelen (2002) verklaard worden doordat kleinere accountantskantoren meer afhankelijk zijn van hun klanten. Ondanks dat Boon en Vanstraelen een positief verband hebben met grote kantoren en going concern rapporten, heeft Mutchler (1997, p. 304) in zijn onderzoek geen significant verschil gevonden. Hierbij heeft hij het verschil in aantal van goingconcernrapporten van de grote zes kantoren en de overige accountantskantoren getoetst. Ook Reynolds en Francis (2000) veronderstellen in hun onderzoek dat de vijf grote accountantskantoren een gelijk aantal going concern rapporten afgeven aan grotere klanten ten opzichte van de grootste drie middelgrote bedrijven. Het AFM (2010) heeft een rapport geplaatst dat de grote vier accountantskantoren in Nederland onvoldoende werkzaamheden heeft verricht om te veronderstellen dat de continuïteit van een bedrijf gewaarborgd is. Hierdoor wordt de going concern opinie van de grote vier accountantskantoren in twijfel getrokken.
25
5.6
Conclusie
Het minimaliseren van audit failures leidt tot een betere kwaliteit van de audit. In dit stuk staan vier soorten audit failures centraal bestaande uit: onafhankelijkheid, earningskwaliteit, restatements en going concern. Ten eerste kunnen derde partijen niet vertrouwen op het financieel jaarrapport indien de accountant niet onafhankelijk is. Hoe groter het accountantskantoor, hoe minder afhankelijk het kantoor is van de inkomsten voortkomende uit één klant. Als er veel aandacht wordt besteed aan reputatie, wordt meer aandacht besteed aan onafhankelijkheid. Echter worden zowel kleine, middel als grote accountantskantoren gecontroleerd door toezichthoudende organisaties en standaardregelgevingen. Deze toezichthoudende organisaties en standaardregelgevingen dienen ervoor te zorgen dat onafhankelijkheid gewaarborgd is. Audits zorgen voor een economische relatie tussen klant en accountantskantoor. Bij iedere audit, zowel bij een groot als middelgroot of klein kantoor, bestaat het risico dat onafhankelijkheid in het geding komt. Daarnaast ontstaat audit failure doordat earnings niet goed zijn gerapporteerd. Discretionary accruals en earningsmanagement zijn indicatoren om earningskwaliteit te meten. Discretionary accruals dienen bij een goede auditkwaliteit zo laag mogelijk te zijn. Discretionary accruals zijn bij de grootste vier kantoren en kantoren met meer industrieexpertise auditkwaliteit lager. Er wordt echter ook beweerd dat middelgrote en kleinere kantoren hun grote klanten streng beoordelen op accruals. Daarnaast blijkt dat zowel de grote vier kantoren als middelgrote kantoren een lager niveau van accrualmanagement en een hoger niveau van werkelijke earningsmanagement hebben. Ten derde leiden minder Restatements tot betere kwaliteit van de audit. Grotere accountantskantoren voeren minder restatements door. Dit wijst op een betere kwaliteit audit voor de grote vier accountantskantoren. Echter wordt beschreven dat middelgrote bedrijven risicovollere klanten controleren. Ondanks dat de grote vier accountantskantoren minder restatements doorvoeren, zijn bij de (grote) middelgrote accountantskantoren gemiddeld minder restatements doorgevoerd dan de grote vier accountantskantoren. Tenslotte is going concern een professionele beoordeling door de accountants waarbij de kennis over de continuïteit van een bedrijf wordt gerapporteerd. De omstandigheden van een klant worden beter weergegeven door de grote vier accountantskantoren en daardoor wordt een betere auditkwaliteit afgeleverd.
26
Onderzoeken tonen echter aan dat er geen verschil is tussen middelgrote en grote accountantskantoren met betrekking tot het afgeven vaan een going concern opinie aan grote klanten. In 2010 heeft AFM een rapport geplaatst waarbij zij ontevreden zijn over de going concern opinie van de grote vier accountantskantoren.
Onderstaande tabel geeft een totaalbeeld van de criteria weer met de veronderstelling dat de grote vier accountantskantoren beter voldoen aan de vier criteria van audit failures. Daarnaast wordt een verklaring gegeven waarom de grote vier verondersteld worden beter te voldoen aan de criteria. Als laatste worden argumenten gegeven tegen de veronderstellingen dat de grotere accountantskantoren beter voldoen aan de criteria.
Criteria Onafhankelijkheid
Earningskwaliteit
Restatement
Going Concern
Veronderstelling Verklaring Grotere accountantskantoren Minder afhankelijk zijn onafhankelijker van de klant
Tegenargument Iedere audit zorgt voor relatie tussen klant en accountantskantoor Discretionary accruals Kleinere Niveau zijn hoger bij de accountantskantoren Accrualmanagement en middelgrote en gebruiken eerder Earningsmanagement zijn kleinere agressieve gelijk voor zowel de accountantskantoren accounting grote als middelgrote policies accountantskantoren Grotere accountantskantoren Middelgrote Onderzoek toont aan voeren minder accountantskantoren dat minder restatements restatements door controleren zijn doorgevoerd bij twee risicovollere klanten middelgrote kantoren dan grotere ten opzichte van de grote accountantskantoren vier accountantskantoren Grotere accountantskantoren Minder afhankelijk Geen bewijs geven eerder going concern van de klant af
Tabel 1: Criteria audit failures
27
6 Discussie 6.1
Introductie
In dit hoofdstuk wordt de reeds besproken literatuur verder geanalyseerd, om een antwoord op de probleemstelling en deelvragen te geven.
6.2
Industrie-expertise
De eerste factor die betrekking heeft op de keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte accountantskantoor is industrie-expertise. Industrie-expertise komt voort uit specialisatie en in-house expertise. Choi (2010) en Francis en Yu (2009) beargumenteren dat een beter oordeel gegeven doordat grotere accountantskantoren doordat deze kantoren meer mogelijkheden hebben om in-house expertise te delen. Blokdijk e.a. (2004) ondersteunt de argumentatie van Choi en Francis door te veronderstellen dat de industrie-expertise bij de grote vier kantoren hoger liggen dan bij de minder grote kantoren. Deze expertise komt tot stand door het beter in kunnen delen van de tijdbesteding aan de audit. Investeringen worden niet alleen behaald door R&D, maar ook door het investeren in het trainen van werknemers. De kosten van trainingen van werknemers liggen voor de grote vier kantoren hoger dan voor de overige kantoren (Sirois en Simunic, 2011, p.44). In Accountancynieuws (2011) wordt beargumenteerd dat voormalige accountants van de grote vier accountantskantoren later werkzaam zijn bij een middelgroot of klein accountantskantoor. Deze accountants hebben trainingen en ervaringen meegekregen van de grote vier kantoren. Ondanks het feit dat in Accountancynieuws beaamd wordt dat ook de middelgrote accountantskantoren capabel personeel heeft, wordt dit eigenlijk onbewust weerlegd doordat dit personeel bij de grote vier accountantskantoren vandaan komt. Dit wil zeggen dat de grote vier accountantskantoren capabeler personeel heeft. Om de grote en middelgrote accountantskantoren met elkaar te kunnen vergelijken, hebben Sundgren en Svanstrom (2011, p.23) een onderzoek in Zweden verricht hoeveel gecertificeerde accountants werkzaam zijn bij de zes grote kantoren. Grant Thornton heeft meer gecertificeerde accountants in dienst dan Deloitte & Touche.
28
Ondanks het feit dat Grant Thornton meer gecertificeerde accountants in dienst heeft, staat Deloitte & Touche bekend als één van de grootste vier accountantskantoren. Dit kan verklaard worden door het verschil in omzet. De conclusie op dit aspect is daarom dat grotere accountantskantoren meer industrie-expertise hebben, maar dat de middelgrote kantoren dichterbij komen om zichzelf vergelijkbaar te stellen aan de grotere kantoren. Het obstakel is de wereldwijde omzet en reputatie.
6.3
Reputatie
De grote vier accountantskantoren zijn internationaal gevestigd en hebben daardoor een internationale reputatie opgebouwd (Simunic and Stein, 1987, p.170). Hierdoor kiezen veel bedrijven grote accountantskantoren om de audits uit te voeren. Riley (2001, p. 480) stelt dat bedrijven niet altijd in staat zijn om het productkwaliteitsverschil tussen accountantskantoren kunnen vaststellen. Hierdoor baseren zij hun keuze op de reputatie van een accountantskantoor. De Angelo (1981, p. 189) stelt dan ook dat grote accountantskantoren, toen nog de Big 8, betere kwaliteit afleveren doordat zij afhankelijk zijn van hun reputatie. Rechtszaken die aangespannen worden tegen accountantskantoren gaan gepaard met hoge kosten. Dit zorgt voor een stimulans voor accountantskantoren om audit failures te minimaliseren en daardoor een goede kwaliteit audit te leveren. Palmrose (1988, p.57) ondersteunt het standpunt van De Angelo. Palmrose (1988, p.57) concludeert dat tegen Big 8 accountantskantoren minder rechtszaken worden aangespannen dan de middelgrote accountantskantoren, waardoor de kwaliteit van de audit van grote accountantskantoren beter is. Lys en Watts (1994, p.65) stellen echter dat de grote fraudeschandalen gepaard gaan met een rechtszaak tegen een groot accountantskantoor. Palmrose en Lyss & Watss spreken elkaar tegen, maar concluderen beiden dat de grote vier accountantskantoren een betere reputatie hebben. De conclusie is dat tegen de grote vier accountantskantoren meer rechtszaken worden aangespannen dan tegen middelgrote accountantskantoren. Dit kan verklaard worden door het deep pocket principe. Hierbij blijft echter de vraag of tegen de middelgrote kantoren geen rechtszaken ontstaan vanwege het deep pocket principe, omdat deze ook financieel sterk staan. Dit kan worden afgeleid uit de omzetten van het jaar 2010 in de bijlage van Het Financieel Dagblad. 29
Ondanks de goede omzetten van de middelgrote kantoren, wordt in de literatuur hier niets over geschreven. De conclusie van het bovengenoemde deelonderzoek is daarom dat de grote vier accountantskantoren een betere reputatie hebben.
6.4
Prijzen
Prijzen van de audits zijn hoger van de grotere accountantskantoren. Ondanks deze hogere auditprijzen, zijn de grote vier kantoren nog steeds wereldwijd marktleider. Bedrijven zijn bereid om meer te betalen voor de vier grote kantoren en volgens Sirios en Suminic (2011, p. 33) betekent een hogere prijs een betere auditkwaliteit. Hopi en Langli (2009, p.2) hebben géén bewijs gevonden dat een hogere prijs van de audit voor meer going concern opinies leidt. Hierdoor wordt door hen geconcludeerd dat prijzen niet factor bepalend zijn voor het afgeven van een going concern in de audit.
Daarom is de conclusie dat verondersteld wordt dat prijzen hoger zijn voor de grote vier accountantskantoren, maar in de literatuur niet duidelijk is wat hierbij het verschil is met de prijzen van middelgrote accountantskantoren. Daarnaast wordt beaamd dat prijzen niet factor bepalend zijn voor going concern opinie, één van de componenten van audit failure.
6.5
Onafhankelijkheid
Eerste factor van audit failure is onafhankelijkheid. Derde partijen kunnen niet vertrouwen op het financieel jaarrapport, indien de accountant niet onafhankelijk is. Hoe groter het accountantskantoor, hoe minder afhankelijk het kantoor is van de inkomsten voortkomende uit één klant. Zowel kleine, middel als grote accountantskantoren worden echter gecontroleerd door toezichthoudende organisaties en standaardregelgevingen. Deze toezichthoudende organisaties en standaardregelgevingen dienen ervoor te zorgen dat onafhankelijkheid gewaarborgd is. Audits zorgen voor een economische relatie tussen klant en accountantskantoor. Bij iedere audit, zowel bij een groot als middelgroot of klein kantoor, bestaat het risico dat onafhankelijkheid in het geding komt.
30
Hieruit kan worden geconcludeerd dat in de literatuur onafhankelijkheid bij de grote vier accountantskantoren beter is. Een middelgroot kantoor is echter geen klein kantoor, waardoor in de literatuur niet duidelijk is in hoeverre dit geldt voor middelgrote accountantskantoren. Daarnaast zijn er instellingen die onafhankelijkheid toetsen. De conclusie voor het component onafhankelijkheid is dat niet kan worden vastgesteld in hoeverre de grote vier accountantskantoren onafhankelijker zijn dan de middelgrote accountantskantoren.
6.6
Earningskwaliteit
Ook kan audit failure ontstaan doordat earnings niet goed zijn gerapporteerd. In het onderzoek van Beckers e.a. (2008) komt naar voren dat discetionary accruals 2,5 % hoger liggen bij de overige kantoren. Balsam e.a. (2003) ondersteunt het onderzoek van Beckers e.a. (2008). Hij veronderstelt dat abnormale accruals smaller zijn voor bedrijven die geaudit zijn door industrie-experts. Een accountantskantoor met industrie-expertise levert een betere earningskwaliteit (Francis, 2004, p.353). In tegenstelling tot Balsem en Beckers, beweren Hunt en Lulseged (2007, p.242) dat middelgrote en kleinere kantoren hun grote klanten streng beoordelen op accruals. Dit wordt ondersteund door het onderzoek van Boone (2009). In het onderzoek van Boone (2009) blijkt dat zowel de grote vier kantoren als middelgrote kantoren een lager niveau van accrualmanagement en een hoger niveau van werkelijke earningsmanagement hebben. De grote vier accountantskantoren en middelgrote kantoren leveren daardoor een audit met gelijke kwaliteit (Boone e.a., 2009, p.29). Aangezien het onderzoek van Balsam zowel betrekking heeft op kleine kantoren als op middelgrote kantoren, zou daarin het verschil kunnen liggen van de discretionary accruals. Dit komt doordat kleinere accountantskantoren meer geneigd zijn om agressievere accounting policies te hanteren. Dit kan van de middelgrote bedrijven niet gezegd worden en het onderzoek van Boone ondersteunt dit ook. De conclusie op het component earnings is daarom dat earningskwaliteit voor middelgrote en de grote vier accountantskantoren gelijk zijn.
31
6.7
Restatements
Ten derde leiden minder Restatements tot betere kwaliteit van de audit. Grotere accountantskantoren voeren minder restatements door bij klanten dan middelgrote bedrijven. Dit wijst op een betere kwaliteit audit voor de grote vier accountantskantoren. Opvallend is echter dat middelgrote bedrijven risicovollere klanten controleren. Ondanks het feit dat de grote vier accountantskantoren minder restatements doorvoeren, zijn bij de (grote) middelgrote accountantskantoren gemiddeld minder restatements doorgevoerd dan bij de grote vier accountantskantoren. Francis en Yu (2009, p.17) onderscheiden grote vier kantoren met de overige kantoren, waarbij de restatements van de overige kantoren op een gemiddeld percentage van ongeveer 10% liggen. Het verschil met het onderzoek van Church en Schefchik kan verklaard worden uit het feit dat zij alleen de grote middelgrote bedrijven gebruiken in hun onderzoek en Francis en Yu alle overige kantoren. Hieruit wordt het aantonen van het verschil van audit failure tussen de middelgrote accountantskantoren enerzijds en grote accountantskantoren anderzijds moeilijk.
Nader onderzoek is nodig om het vast te stellen, maar uit deze literatuur kan worden gedestilleerd dat middelgrote en grote accountantskantoren beiden weinig restatements hebben.
6.8
Going Concern
De laatste factor van audit failure is het ontbreken of onterecht afgeven van een going concern opinie. Boon e.a. (2010, p. 345) hebben een zwak bewijs gevonden dat de kans dat de grote vier kantoren een going concern opinie afgeven voor mogelijke risicovolle klanten groter is dan voor middelgrote accountants. Vanstraelen (2002, p.179) heeft een onderzoek verricht naar de going concern rapporten in België. Hieruit volgde, net als bij het onderzoek van Boon e.a. (2010), met betrekking tot de grootte van het kantoor dat de grote vier accountantskantoren meer going concern rapporten afgeven dan kleinere accountantskantoren. Ondanks dat Boon en Vanstrael een positief verband hebben gevonden tussen de grootte van accountantskantoren en going concern rapporten, heeft Mutchler (1997, p. 304) in zijn onderzoek geen significant verschil gevonden.
32
Ook Reynolds en Francis (2000) bewijzen in hun onderzoek dat de vijf grote accountantskantoren niet meer going concern rapporten afgeven aan grotere klanten dan de grootste drie middelgrote bedrijven. Door het AFM (2010) wordt zelfs aan de werkzaamheden van de grote vier accountantskantoren getwijfeld met betrekking tot de going concern opinie.
Concluderend voor going concern is dat er meer going concern rapporten door de grote vier accountantskantoren worden afgegeven ten opzichte van de overige kantoren. Echter, er is een tussengroep, de middelgrote kantoren. Deze worden in de literatuur als gelijkwaardig beschouwd als het om afgeven van going concern gaat.
6.9
Conclusie
In de volgende tabel wordt het verschil in auditkwaliteit samengevat aan de hand van de criteria. Op het gebied van industrie-expertise en reputatie zijn de grote vier accountantskantoren verder ontwikkeld dan de middelgrote accountantskantoren. Het verschil van de prijzen en onafhankelijkheid zijn in de literatuur onbekend. Tenslotte zijn de earningskwaliteit, restatements en going concern van gelijke kwaliteit voor de middelgrote en de grote vier accountantskantoren.
Grote vier Middelgrote Industrie-expertise
x
Reputatie
x
Gelijk
Onbekend
Prijzen
x
Onafhankelijkheid
x
Earningskwaliteit
x
Restatements
x
Going Concern
x
Tabel 2: Vergelijking componenten auditkwaliteit
33
7 Conclusie Er zijn talloze fraudeschandalen waarbij de grote vier accountantskantoren zijn aangeklaagd. Ondanks deze grote rechtszaken, zijn de grote vier kantoren nog steeds marktleiders. Middelgrote bedrijven zoals BDO en Grant Thornton proberen zich steeds verder naar boven te ontwikkelen om zich tot de vier grootste accountantskantoren te voegen, maar dit is nog niet gelukt. Is het verschil van de kwaliteit, ondanks vastgestelde regelgevingen, van de audit dan anders? Deze vraag is vertaald in deze thesis naar de volgende probleemstelling: In hoeverre wijkt de auditkwaliteit van grote accountantskantoren af in positieve of negatieve zin van de middelgrote accountantskantoren.
Om antwoord te kunnen geven op de centrale probleemstelling, is in deze thesis ingegaan op verschillende deelvragen:
Wat is de definitie van auditkwaliteit?
Welk onderscheid wordt er gemaakt tussen grote en middelgrote accountantskantoren?
Op welke basis ligt de keuze van een bedrijf voor een bepaalde grootte van het accountantskantoor en wat is de link met auditkwaliteit?
Wat is het verschil in audit failures tussen middelgrote en grote kantoren?
De accountant geeft een verklaring af dat de financiële rapportage van de organisatie een juist en getrouw beeld geeft. Deze accountantsverklaring wordt weergegeven in een auditrapport. In dit rapport wordt het onderzoek naar de processen in een bedrijf de accountantscontrole op de financiële verslaggeving omschreven. De werkelijke geleverde kwaliteit van de audit wordt pas duidelijk na een bepaalde tijd. Materiële fouten in jaarverslagen kunnen leiden tot slechte kwaliteit van de audit. De kwaliteit van de geleverde audits van accountantskantoren wordt bepaald door het vakmanschap van de accountant om deze materiële fouten eruit te halen en deze op te nemen in het financieel rapport. Indien accountants deze fouten niet rapporteren of niet genoeg bewijsmateriaal hebben geleverd, leidt dit tot audit failure. Hierdoor zijn de General Accepted Accounting Principles (GAAP) niet goed nageleefd en heeft de accountant gefaald om een accuraat rapport af te geven.
34
Als de accountant deze rol goed vervult, leidt dat tot een goede auditkwaliteit. In dit stuk stonden vier vormen van audit failures centraal: going concern, earningskwaliteit, restatements en onafhankelijkheid. Daarnaast wordt in de literatuur auditkwaliteit gelinkt aan de keuze voor een bepaalde grootte van een accountantskantoor. De redenen voor de keuze voor een bepaalde grootte accountantskantoor zijn: industrie-expertise, de reputatie van het accountantskantoor en de prijzen van de audits. In de literatuur wordt de benaming Big N gebruikt voor het aangeven van de grootste accountantskantoren. In 1989 bestond er een Big 8 en tegenwoordig is deze ingedampt door fusies en een faillissement tot de Big 4, de grootste vier accountantskantoren. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen de Big N en de overige kantoren. De overige accountantskantoren hebben betrekking op middelgrote als op kleine accountantskantoren. De middelgrote accountantskantoren zijn de kantoren net onder de grote vier accountantskantoren.
De keuze van bedrijven voor een bepaalde grootte van het accountantskantoor wordt in de literatuur beredeneerd door industrie-expertise, de reputatie van het accountantskantoor en de prijzen van de audit. Aan de hand van deze factoren werd de auditkwaliteit en de keuze voor een bepaalde grootte van het accountantskantoren met elkaar vergeleken. Industrie-expertise zorgt voor een betere kennis door ervaring met de industrie, waardoor experts een beter oordeel kunnen geven in het auditrapport. Het vermogen om een beter oordeel te kunnen geven, leidt tot een betere auditkwaliteit. De grote vier accountantskantoren zijn internationaal gevestigd en hebben daardoor een internationale reputatie opgebouwd. Grotere accountantskantoren hebben meer industrie-expertise, maar middelgrote kantoren komen dichterbij om zichzelf vergelijkbaar te stellen aan de grotere kantoren. Bedrijven zijn niet altijd in staat om het product-kwaliteitsverschil tussen accountantskantoren te kunnen vaststellen. Hierdoor baseren zij hun keuze op de reputatie van een accountantskantoor. Een reputatie wordt aangetast door audit failures. Als deze audit failures van grote omvang zijn, kan het de reputatie zo aantasten dat een internationaal accountantskantoor verdwijnt. Grote accountantskantoren zijn afhankelijk van hun reputatie en zullen daardoor minder rechtszaken tegen zich hebben. Grote fraudeschandalen gaan namelijk gepaard met een rechtszaak tegen een groot accountantskantoor. Dit kan verklaard worden door het deep pockets principe.
35
Hierbij blijft echter de vraag bestaan of tegen de middelgrote kantoren geen rechtszaken ontstaan vanwege het deep pockets principe, omdat deze ook financieel sterk staan. Bedrijven zijn bereid om meer te betalen voor de vier grote kantoren. Een hogere prijs leidt tot een hogere kwaliteit, maar het verschil in prijs van middelgrote en grote accountantskantoren is uit de bestaande literatuur niet duidelijk.
Daarnaast leidt het minimaliseren van audit failures tot een betere kwaliteit van de audit. In dit stuk stonden vier soorten audit failures centraal: onafhankelijkheid, earningskwaliteit, restatements en going concern. De literatuur concludeert dat de grote vier accountantskantoren onafhankelijker zijn dan de kleinere accountantskantoren. Een middelgroot kantoor is echter geen klein kantoor, waardoor in de literatuur niet duidelijk is in hoeverre dit geldt voor middelgrote accountantskantoren. Daarnaast zijn er instellingen die deze onafhankelijkheid toetsen. De conclusie voor het component onafhankelijkheid is dat niet kan worden vastgesteld in hoeverre de grote vier accountantskantoren onafhankelijker zijn dan de middelgrote accountantskantoren. Ten tweede is de kwaliteit op het gebied van earningskwaliteit gelijk voor middelgrote en grote accountantskantoren. Discretionary accruals en earningsmanagement zijn indicatoren om earningskwaliteit te meten. Discretionary accruals dienen bij een goede auditkwaliteit zo laag mogelijk te zijn. Discretionary accruals zijn bij de grootste vier kantoren en kantoren met meer industrie-expertise auditkwaliteit lager. Er wordt echter beweerd dat middelgrote en kleinere kantoren hun grote klanten streng beoordelen op accruals. Daarnaast blijkt dat zowel de grote vier kantoren als middelgrote kantoren een lager niveau van accrualmanagement en een hoger niveau van werkelijke earningsmanagement hebben. De conclusie op het component earnings is daarom dat earningskwaliteit voor middelgrote en de grote vier accountantskantoren gelijk zijn. Ten derde wordt aangetoond dat het aantal restatements zowel meer als minder zijn voor middelgrote accountantskantoren ten opzichte van de grote vier accountantskantoren. Nader onderzoek is nodig om het vast te stellen, maar uit de literatuur kan worden gedestilleerd dat middelgrote en grote accountantskantoren beiden weinig restatements hebben. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat het aantal restatements dichtbij elkaar liggen voor middelgrote en de grote vier accountantskantoren.
36
Tenslotte worden goingconcernrapporten consequenter afgegeven door de grote vier accountantskantoren ten opzichte van de kleinere accountantskantoren. Echter, er is een tussengroep, de middelgrote kantoren. Deze worden in de literatuur als gelijkwaardig beschouwd als het om afgeven van going concern gaat.
Samenvattend kan worden gesteld dat de grote vier accountantskantoren zowel meer industrie-expertise hebben als betere reputatie hebben ten opzichte van de middelgrote accountantskantoren. De middelgrote accountantskantoren komen echter steeds dichterbij en de kantoren zouden dit in de toekomst kunnen veranderen. Daarnaast leidt het minimaliseren van audit failures tot een betere kwaliteit van de audit. Hierbij wordt in de oudere literatuur verondersteld dat grote accountantskantoren een betere kwaliteit leveren ten opzichte van overige accountantskantoren. In recenter onderzoek wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen groot, middelgroot en klein accountantskantoor. Hieruit blijkt dat de middelgrote kantoren op het gebied van audit failures gelijkwaardig zijn aan de grote vier accountantskantoren. De literatuur is beperkt, waardoor in de toekomst meer onderzoek naar de auditkwaliteit van middelgrote accountantskantoren gedaan moet worden.
Door het literatuuronderzoek van deze thesis kan geconcludeerd worden dat de auditkwaliteit van de grote vier accountantskantoren in positieve zin afwijkt van middelgrote kantoren op basis van industrie-expertise en reputatie. Middelgrote accountantskantoren ontwikkelen zich steeds meer om op het niveau te komen van de grote vier accountantskantoren. Op het gebied van audit failures zijn de grote en middelgrote accountantskantoren gelijkwaardig, waardoor de afwijking langzamerhand verdwijnt. Middelgrote accountantskantoren zullen steeds meer aandacht besteden aan reputatie en industrie-expertise om zich in de toekomst tot de grote vier accountantskantoren te kunnen voegen.
37
Bijlage 1: Geraadpleegde literatuur Abidin, Beattie en GoodacreAudit, 2008. Market Structure, Fees and Choice following the Andersen Break-up: Evidence from the UK. Department of Accounting and Finance University Avenue. Pp. 1-48. Arens, Alvin A., Beasley, Mark S., Elder, J. Elder, 2012. Auditing and Assurance Services. Harlow: Pearson Education Limited 14e druk. Ashton, Alison, 1991. Experience and error frequency knowledge as potential determinants of Audit Expertise. The Accounting Review. Volume 66. Pp. 218-239 Balsam, Steven, Krishan, Jagan en Yang Joon, 2003. Auditor industry specialization and earnings quality. A journal of practice & theory. Pp. 1-46. Becker, C., DeFond, M., Jiambalvo, J., Subramanyam, K. R., 1998. The effect of audit quality on earnings management. Contemporary Accounting Research. Biggs, F, Mock, Theodore, Watkinds, Paul, 1988. Auditor’s Use of Analytical Review in Audit Program Design Authors. The Accounting Review. Volume 63. Pp. 148-161 Blokdijk Hans, Drieenhuizen Fred, Simunic Dan A, Stein Michael, 2004. An analysis of Cross-sectional differences in big and non-big public accounting firms’ Audit programs. University of Oregon. Boone, J., I. Khurana, and K. Raman. 2010. Do the Big 4 and the second-tier firms provide audits of similar quality? Journal of Accounting and Public Policy. Volume 29 pp. 1-48. Cahan, Steven F, 1992. The effect of Antitrust Investigations on Discretionary Accruals: A Refined Test of the Political-Cost Hypothesis. The Accounting Review. Volume 67 pp. 77-95. Church, K. Bryan and Schefchik, Lori B., 2012. PCAOB inspections and Large accounting firms. Accounting Horizons American Accounting Assocation Volume 26 pp.43-63. DeAngelo, L., 1981. Auditor size and audit quality. Journal of Accounting and Economics. Francis, J. 2004, What do we know about audit quality? The britisch Accounting Reviews. Volume 36 pp.345-369. Francis and Yu, 2009. Office Size of Big 4 Auditors and Client restatements. Research program for PricewaterhouseCoopers. Pp. 1-56 Ferguson Andrew, Francis Jere R., Stokes J. Donald, 2003. The effects of firm-wide and office-level industry expertise on Audit pricing. The Accounting Review. Volume 78 pp. 429-448. Geiger Marshall A, Rama Dasaratha, 2006. Audit Firm size and Going-Concern Reporting Accuracy. Accounting Horizons. Volume 20. Pp. 1-17 Heutink, Sander, 2005. Hoezo ‘AFM’ vist in de verkeerde vijver? De Accountant. Volume 112. p.54. Hope, Ole-Kristian en Langli, John Christian, 2009. Auditor Independence in a Private Firm and Low Litigation Risk Setting. The Accounting Review. pp 1-56. Hunt, K Allen en Lulseged, Ayalew. 2007. Client importance and non-Big 5 auditors’reporting decisions. Journal of Accounting and Public Policy. pp. 212-248. Lawrence, A., Minutti-Meza, M and Zhang, P, 2011. Can Big 4 versus Non-Big 4 differences in Audit-qulity proxies be attributed to client characteristics? The Accounting Review. Volume 86 pp. 259-286. Lys, T., and R.L. Watts, 1994. Lawsuits against auditors. Journal of Accounting Research. Pp. 65-93.
38
Mutchler Jane F, Hopwood William, McKeown James, 1997. The influence of contrary information and mitigating factors on audit opinion decisions on bankrupt companies. Journal of Accounting Research. Volume 35 pp. 295-310. Palmrose Zoe-Vonna, 1988. An analysis of Auditor litigation and audit service quality. The Accounting Review. Volume 63 pp. 55-73. Palmrose, and S. Scholz. 2000. Restated financial statements and auditor litigation. Working paper. University of Southern California. Plumlee, Marlene en Lombardi, Teri, 2008. An analysis of the underlying Causes of Restatements. University of Utah and University of Indiana. Riley, J. G., 2001. Silver signals: twenty-five years of screening and signaling, Journal of Economic Literature. Volume 39. Pp. 432–478. Reynolds, Kenneth and Francis, Jere, 2000. Does size matter? The influence of large clients on office-lever auditor reporting decisions. Journal of Accounting and Economics. Volume 30 pp. 375-400. Schipper, Katherine en Vincent, Linda, 2003. Earnings quality. Accounting Horizons. pp. 97-110. Simunic, D en Stein, M, 1987. Product differentiation in Auditing: Auditor Choice in the market for Unseasoned New issues. Research monograph 13. Sirois, Louis-Philippe en Simunic Dan A, 2011. Auditor Size and Quality Revisited: The importance of Audit Technology. University of Britisch Columbia Solomon Ira, Schields, Michael en Whittington Ray, 1999. What do Industry-Specialist Auditors know? Journal of Accounting Research. Volume 37. Pp. 191-208 Sundgren Stefan, Svanström, 2011. Audit office size, Audit Quality and Audit Pricing: Evidence from small and medium sized entities. Umeå University (Sweden) pp. 1-48. Vanstraelen Ann, 2002. Auditor economic incentives and going-concern opinions in a limited litigious continental European business environment: empirical evidence from Belgium. Accounting and Business Research. Volume 32 pp. 171-186. Watts, Ros , Zimmerman, Jerold, 1979. The Demand for and supply of accounting theories: the market for excuses. The Accounting Review. Volume 2.
39
Bijlage 2: Grote en middelgrote kantoren in Nederland en nettoomzet in miljoenen 2010 1. PwC
€664,3
2. KPMG
€635,4
3. Deloitte & Touch
€632
4. Ernst & Young
€618,7
5. BDO
€215
6. Flynth
€177,8
7. Accon AVM
€109,7
8. Mazars
€90,5
9. Baker Tilly Berk
€81,1
10. Grant Thornton + ESJ
€70,2
11. De Jong & Laan
€66,4
12. Alfa
€66,3
13. Abab
€57,4
14. Grant Thornton
€52
15. Countus
€47,5
16. Meeuwsen Ten Hoopen
€42,1
17. DRV
€37,4
18. Witlox Van den Boomen
€36,2
19. KroeseWevers
€28,1
20. Foederer DFK
€26,1
21. Koenen en Co
€26
22. Van Oers
€25,8
23. PKF Wallast
€23,8
24. Crop
€23,5
25. Schipper Accountants
€23,2
26. HLB van Daal
€22
27. HLB Schippers
€21,5
28. RSM Niehe Lancée
€18,4
29. Jan
€18,3
30. ESJ
€18,2
Bron: Het Financieel Dagblad (24 januari 2012) 40