KWALITEITSUITVRAAG Verslagjaar 2014 DICA transparantieportaal Structuurindicatoren
Versie 2015.5 1
Inhoudsopgave 1 Documenthistorie ............................................................................................................................ 4 2 Verklaring coderingen ..................................................................................................................... 5 3 ONCOLOGIE -‐ Uitvraag over 2014 ................................................................................................... 6 3.1 ALGEMENE DEEL ....................................................................................................................... 6 3.2 MAMMACARCINOOM ............................................................................................................ 10 3.3 COLORECTAAL CARCINOOM .................................................................................................. 13 3.4 LEVERTUMOREN ..................................................................................................................... 15 3.5 PERITONEAAL METASTASEN .................................................................................................. 18 3.6 OESOFAGUS/MAAGCARCINOOM ........................................................................................... 20 3.7 PANCREAS/DISTALE GALGANGCARCINOOM .......................................................................... 24 3.8 NEUROENDOCRIENE TUMOREN ............................................................................................. 28 3.9 SCHILDKLIERCARCINOOM ...................................................................................................... 30 3.10 MELANOOM ......................................................................................................................... 33 3.11 WEKE DELEN TUMOREN ....................................................................................................... 36 3.12 PROSTAATCARCINOOM ........................................................................................................ 38 3.13 NIERCELCARCINOOM ........................................................................................................... 41 3.14 TESTISCARCINOOM .............................................................................................................. 45 3.15 BLAASCARCINOOM ............................................................................................................... 48 3.16 GYNAECOLOGISCHE ONCOLOGIE ......................................................................................... 51 3.16.1 OVARIUMCARCINOOM .................................................................................................. 52 Versie 2015.5 2
3.16.2 ENDOMETRIUMCARCINOOM ........................................................................................ 53 3.16.3 CERVIXCARCINOOM ...................................................................................................... 53 3.16.4 VULVACARCINOOM ....................................................................................................... 54 3.17 LONGCARCINOOM ............................................................................................................... 56 3.18 HOOFD-‐HALS ONCOLOGIE .................................................................................................... 61 3.19 NEURO-‐ONCOLOGIE: GLIOMEN ........................................................................................... 65 4 NIET-‐ONCOLOGISCHE AANDOENINGEN ........................................................................................ 67 4.1 BARIATRISCHE CHIRURGIE ...................................................................................................... 67 4.2 CHIRURGIE BIJ KINDEREN ....................................................................................................... 70 4.3 VAATCHIRURGIE ALGEMEEN .................................................................................................. 73 4.4 PARKINSON ............................................................................................................................ 78 4.5 LAGE RUG HERNIA .................................................................................................................. 79 4.6 LAGE RUG STENOSE ................................................................................................................ 82
Versie 2015.5 3
1 Documenthistorie Versie Datum
Auteur
Omschrijving
2014.1 18-‐01-‐2015
DICA
Alle aanpassingen t.o.v. uitvraag over 2013 doorgevoerd, inclusief:
2015.3 27-‐02-‐2015
DICA
-‐
structuurvragen indicatorensets ZINL
-‐
nieuwe diagnosen SONCOS-‐document
-‐
wijzigingen o.b.v. concept SONCOS-‐ normering 3.0
Verwijderen vragen die niet in indicatorensets ZINL voorkomen: -‐ Algemene deel -‐ Weke delen tumoren -‐ Neuro-‐endocriene tumoren -‐ Longcarcinoom -‐ Bariatrische chirurgie -‐ Algemene vaatchirurgie -‐ Aneurysma chirurgie -‐ Carotis chirurgie Toevoegen vragen : -‐
2015.4 03-‐03-‐2015
DICA
Longcarcinoom (voor invoer cardiothoracaal centra: vraag 1c, 3, 12 -‐16) -‐ Blaascarcinoom (vraag 1b en 1c) -‐ Algemene vaatchirurgie (vraag 2 en 4) Toevoegen vragen : -‐
Lage rug stenose (vraag 1-‐5)
2015.5 05-‐03-‐2015
DICA
Verwijderen structuurvraag 2 uit Parkinson indicatorenset
Versie 2015.5 4
2 Verklaring coderingen Indien a en b met Nee ….
Per sectie zijn er enkele vragen waarmee bepaald kan worden of het nodig is de overige vragen van de sectie te beantwoorden. Met rode tekst is de opmerking gemarkeerd die aangeeft welke vragen hier bedoeld worden. Indien aan deze blauwe ‘voorwaarden’ wordt voldaan, dan zijn de vervolgvragen binnen de sectie en daarmee de normen (!) niet relevant.
*Met refer-‐ entiecentrum
Met een * en schuin gedrukte tekst worden hulpteksten aangegeven die de vragen in de uitvraag begeleiden.
www…….
Bij een gele markering wordt er nog een gegeven c.q. verwijzing gemist en moet dus nog ingevuld worden.
(norm: Ja)
Groene markering: staat voor een onvoorwaardelijke norm. Anders gezegd, de groene normen gelden altijd. De norm in dit voorbeeld is dus ‘Ja’. LET OP: Indien door beantwoording van de eerste paar vragen een gehele sectie kan worden overgeslagen, dan geldt geen enkele norm (zie opmerking over blauwe markering hierboven).
(norm: 20 of meer)
Blauwe markering: deze norm is voorwaardelijk. Door de invulling van een andere vraag, wordt bepaald of deze norm wel of niet geldt. De norm in dit voorbeeld is 20 of meer.
ZINL
Met een rode markering worden de vragen aangegeven uit de sets voor publieke transparantie die aangeboden zijn aan het Zorg Instituut Nederland
Nummering vraag
Donkergroen: indien het nummer van de vraag gemarkeerd is dan heeft een wijziging of toevoeging van de vraag plaatsgevonden ten opzichte van eerdere versie.
Versie 2015.5 5
3 ONCOLOGIE -‐ Uitvraag over 2014 (peildatum 31 december 2014)
3.1 ALGEMENE DEEL 1.
2. 3.
4.
Wordt in uw ziekenhuis voor iedere patiënt in het (digitale) dossier vastgelegd wie de hoofdbehandelaar is? Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Is er in uw ziekenhuis voor iedere patiënt een vast contactpersoon (casemanager)? Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Wordt er in uw ziekenhuis van patiënten die besproken worden op een multidisciplinaire bespreking een verslag van die bespreking naar de huisarts gestuurd? Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) a. Welk percentage van de verpleegkundigen op de dagbehandeling waar cytostatica worden toegediend, heeft de aantekening oncologie of volgt hiervoor de opleiding?* Antwoord:
procent b. Welk percentage van de verpleegkundigen op de klinische afdeling interne geneeskunde waar oncologiepatiënten worden verpleegd, heeft de aantekening oncologie of volgt hiervoor de opleiding?* Antwoord: Afdeling interne oncologie: procent *Indien er sprake is van een dagbehandeling of klinische afdeling interne geneeskunde waar ook niet-‐oncologische behandelingen plaatsvinden, graag het percentage invullen voor de verpleegkundigen die zorg verlenen aan de oncologie-‐patiënten. Een afdeling longziekten waar patiënten met longkanker worden behandeld kunt u hier buiten beschouwing laten.
Versie 2015.5 6
5. 6.
7.
a. Heeft uw ziekenhuis een spoedeisende hulp waar 24 uur per etmaal, 7 dagen per week expertise in oncologische zorg beschikbaar is voor alle oncologische patiënten en behandelingen waaraan uw ziekenhuis zorg verleent? Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) b. Indien ‘Nee’, met welke zorginstelling heeft u schriftelijk vastgelegde afspraken om bovengenoemde zorg aan patiënten te leveren? Antwoord: a. Hoeveel internisten met registratie in het aandachtsgebied oncologie zijn er in uw ziekenhuis werkzaam? Antwoord: Aantal: b. Hoeveel chirurgen met certificering in de oncologische of gastro-‐intestinale chirurgie zijn er in uw ziekenhuis werkzaam? Antwoord: Aantal: (norm: 2 of meer) a. Heeft u op uw ziekenhuislocatie de mogelijkheid om radiotherapie te geven? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, met welk radiotherapie instituut heeft u schriftelijk vastgelegde afspraken voor het verwijzen van patiënten bij wie radiotherapie geïndiceerd is? Antwoord: Instituut: c. Indien ‘Nee’, worden patiënten in uw ziekenhuis die in aanmerking komen voor chemo-‐radiotherapie verwezen naar een ziekenhuis waar beide behandelingen op 1 locatie gegeven kunnen worden? Antwoord: Ja/Nee d. Indien ‘Nee’ (bij c.), met welk instituut heeft u schriftelijk vastgelegde afspraken over doorlooptijden, verantwoordelijkheden, opvang van complicaties en dergelijke? Antwoord: Instituut:
Versie 2015.5 7
8.
a. Heeft u op uw ziekenhuislocatie de beschikking over een afdeling Klinische Genetica? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, met welk instituut heeft u schriftelijk vastgelegde afspraken voor het verrichten van klinisch genetisch onderzoek bij uw patiënten? Antwoord: Instituut: Heeft uw ziekenhuis 1 of meerdere stomaverpleegkundigen? 9. Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) a. Heeft uw ziekenhuis een pijnteam? 10. Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) b. Hoeveel anesthesiologen met registratie in de pijngeneeskunde zijn er op uw ziekenhuislocatie werkzaam? Antwoord: Aantal: (norm: 1 of meer) a. Heeft uw ziekenhuis een multidisciplinair team palliatieve zorg?* 11. Antwoord: Ja/Nee b. Welke zorgverleners zijn onderdeel van dit team: Antwoord: -‐ Medisch specialisten: Aantal: (norm: 2 of meer) -‐ Verpleegkundigen**: Aantal: (norm: 1 of meer) c. Hoe vaak komt het multidisciplinaire palliatieve team bijeen? Antwoord: op indicatie / 1 keer per week / minder dan 1 keer per week *Norm van toepassing per 01-‐01-‐2017. **Het gaat om een verpleegkundige met specifieke expertise in palliatieve zorg, bij voorkeur een oncologieverpleegkundige of verpleegkundig specialist oncologie of anesthesiologie/pijngeneeskunde.
Krijgen alle patiënten met een oncologische aandoening in uw ziekenhuis standaard psychosociale zorg aangeboden
Versie 2015.5 8
12. Ja/nee (norm: ja) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen of o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Welke vervolgacties gaat u ondernemen? Te ondernemen acties: Opmerkingen:
Versie 2015.5 9
3.2 MAMMACARCINOOM Nr. 1.
a. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met borstkanker door middel van chirurgie behandeld? Antwoord: Ja/Nee b. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met borstkanker door middel van systemische therapie behandeld? Antwoord: Ja/Nee c. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met borstkanker palliatief behandeld? Antwoord: Ja/Nee Indien 1a en 1b beiden met ‘Nee’ zijn beantwoord, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
2.
a. Wat is het totaal aantal nieuw gediagnosticeerde patiënten* met invasief borstkanker of DCIS dat op uw ziekenhuislocatie is behandeld** door chirurg en/of medisch oncoloog in de periode 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2014? Antwoord: Aantal: b. Wat is het totaal aantal nieuw gediagnosticeerde patiënten met een lokaal, regionaal of afstandsrecidief van hun borstkanker dat op uw ziekenhuislocatie is behandeld** door chirurg en/of medisch oncoloog in de periode 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2014? Antwoord: Aantal: *Zowel geopereerde als niet geopereerde patiënten; patiënten met recidief borstkanker bij 2a niet meetellen **Chirurgie en/of systemische therapie, geen patiënten die alleen radiotherapie in uw instituut hebben ondergaan. Wel inclusief overname therapie van elders en second opinions bij patiënten daadwerkelijk gezien door chirurg of medisch oncoloog in uw instituut maar elders behandeld.
Versie 2015.5 10
3.
4.
5.
Internist oncologen a. Hoeveel internisten zijn er werkzaam op uw ziekenhuislocatie? Antwoord: Aantal: b. Hoeveel van deze internisten behandelen nieuwe patiënten met borstkanker? Antwoord: Aantal: c. Hoeveel gecertificeerde internist-‐oncologen zijn er werkzaam op uw ziekenhuislocatie? Antwoord: Aantal: d. Hoeveel gecertificeerde internist-‐oncologen werkzaam op uw ziekenhuislocatie hebben in het verslagjaar borstkankerpatiënten behandeld? Antwoord: Aantal: Chirurgen a. Hoeveel NVvH chirurgen zijn er werkzaam op uw ziekenhuislocatie? Antwoord: Aantal: b. Hoeveel NVvH chirurgen op uw ziekenhuislocatie behandelen nieuwe patiënten met borstkanker? Antwoord: Aantal: c. Hoeveel gecertificeerde NVCO-‐chirurg-‐oncologen zijn er werkzaam op uw ziekenhuislocatie? Antwoord: Aantal: d. Hoeveel gecertificeerde NVCO-‐chirurg-‐oncologen, werkzaam op uw ziekenhuislocatie hebben in het verslagjaar borstkankerpatiënten behandeld? Antwoord: Aantal: Radiotherapeuten a. Hoeveel radiotherapeuten zijn betrokken bij uw ziekenhuis? Antwoord: Aantal: b. Hoeveel radiotherapeuten zijn betrokken bij de behandeling van nieuwe patiënten met borstkanker?* Antwoord: Aantal: c. Hoeveel radiotherapeuten hebben als aandachtsgebied borstkanker? Antwoord: Aantal: * met betrokken radiotherapeuten wordt bedoeld het totaal aantal radiotherapeuten dat
Versie 2015.5 11
bestralingen uitvoert bij patiënten uit uw ziekenhuis.
6.
7.
a. Is de voorziening tot invriezen van tumorweefsel op uw ziekenhuislocatie aanwezig? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, wordt er gebruik gemaakt van faciliteiten elders voor het invriezen van tumorweefsel? Antwoord: Ja, nl. …………………………./Nee a. Wordt op uw ziekenhuislocatie bij alle patiënten met borstkanker de behoefte aan psychosociale zorg standaard en bij herhaling in kaart gebracht met een gevalideerd signaleringsinstrument? (bijvoorbeeld met behulp van de LAST-‐meter) Antwoord: Ja/Nee b. Maakt op uw ziekenhuislocatie een klinisch psycholoog onderdeel uit van het multidisciplinaire mammateam (vast of op afroep)? Antwoord: Ja/Nee Opmerkingen: U voldoet aan de hier uitgevraagde structuurnormen. U voldoet niet aan de volgende normen: ..
Versie 2015.5 12
3.3 COLORECTAAL CARCINOOM Nr. 1.
a. Worden er op uw ziekenhuislocatie colonresecties verricht voor benigne of maligne colon pathologie? Antwoord: Ja/Nee b. Worden er op uw ziekenhuislocatie rectumresecties verricht voor benigne of maligne rectum pathologie? Antwoord: Ja/Nee c. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met colorectaal carcinoom met systemische therapie behandeld? Antwoord: Ja/Nee d. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met colorectaal carcinoom palliatief behandeld? Antwoord: Ja/Nee *Indien 1a. en 1b. met ‘Nee’ beantwoord worden, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
2.
a. Hoeveel colonresecties werden in uw ziekenhuis verricht in het jaar 2014 voor maligne en benigne pathologie? Maligne: (dit aantal graag overnemen uit de DSCA, indicator 2a) Benigne: b. Hoeveel rectumresecties werden in uw ziekenhuis verricht in het jaar 2014 voor maligne en benigne pathologie? Maligne: (dit aantal graag overnemen uit de DSCA, indicator 2b) Benigne: (norm colorectale chirurgie: som van de aantallen bij 2a plus 2b is 50 of meer) (norm rectumchirurgie: som van de aantallen bij 2b is 20 of meer)
Conclusie (automatisch gegenereerd)
Versie 2015.5 13
o o
U voldoet aan de gecontroleerde normen U voldoet niet aan de gecontroleerde normen
Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 14
3.4 LEVERTUMOREN
1.
a. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met primaire levertumoren door middel van chirurgie behandeld? S Antwoord: Ja/Nee b. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met levermetastasen door middel van chirurgie en/of RFA behandeld? S Antwoord: Ja/Nee c. Indien ‘Nee’ bij 1a en/of 1b, naar welk ziekenhuis worden patiënten bij wie leverchirurgie geïndiceerd is doorverwezen? Ziekenhuis 1: Ziekenhuis 2: d. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met primaire levertumoren door middel van systemische therapie behandeld? S Antwoord: Ja/Nee e. Indien ‘Nee’ bij 1d, naar welk ziekenhuis worden patiënten bij wie systemische therapie voor primaire levertumoren geïndiceerd is doorverwezen? Ziekenhuis: f. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten met primaire levertumoren palliatief behandeld? Antwoord: Ja/Nee Indien 1a. en 1b. alle twee met ‘Nee’ beantwoord worden, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
2.
Welke specialisten maken deel uit van het team dat in uw ziekenhuis patiënten waarbij leverchirurgie wordt verricht behandeld? S -‐ Lever chirurgen: Aantal: (norm: 2 of meer) -‐ MDL-‐artsen*: Aantal: (norm: 2 of meer) -‐ Interventie-‐radiologen: Aantal: (norm: 2 of meer) -‐ Pathologen: Aantal: (norm: 1 of meer)
Versie 2015.5 15
-‐ -‐ -‐
Radiotherapeut: Aantal: (norm: 1 of meer) Internist-‐oncologen: Aantal: (norm: 1 of meer) Nucleair geneeskundige: Aantal: (norm: 1 of meer)
* Het gaat hier alleen om MDL artsen die in staat zijn interventiescopieën te verrichten, waar onder ERCP met stentplaatsing.
3.
4.
5.
6.
7.
Kunnen er in uw ziekenhuis interventie-‐Ecg’s worden verricht? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Kan er in uw ziekenhuis op de operatiekamer echografie van de lever worden verricht? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) a. Kan er in uw ziekenhuis radiofrequente ablatie (RFA/HIFU) van levermetastasen worden verricht? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) b. Indien ‘Nee’, met welk ziekenhuis zijn er schriftelijk vastgelegde afspraken voor het verrichten van RFA’s bij patiënten bij wie dit geïndiceerd is? Ziekenhuis 1: Ziekenhuis 2: a. Kan er in uw ziekenhuis Stereotactic Body Radiation Therapy (SBRT) worden verricht? S Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, met welk radiotherapie-‐instituut zijn er schriftelijk vastgelegde afspraken voor het verrichten van SBRT bij patiënten bij wie dit geïndiceerd is? Antwoord: Hoeveel lever/galwegresecties werden er op uw ziekenhuislocatie verricht in 2014? NVvH Antwoord: Aantal: (norm: 20 of meer)
Versie 2015.5 16
Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 17
3.5 PERITONEAAL METASTASEN a. Vindt er in uw ziekenhuis Hypertherme Intraperitoneale Chemotherapie plaats (HIPEC)? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, naar welk ziekenhuis worden patiënten bij wie HIPEC geïndiceerd is 1. doorverwezen? Antwoord: Indien a. met ‘Nee’ beantwoord wordt, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
2.
3.
4.
5.
Hoeveel specialisten met aantoonbaar specifieke expertise voeren HIPEC behandelingen in uw ziekenhuis uit? S -‐ HIPEC chirurgen: Aantal: (norm: 2 of meer) -‐ Anesthesiologen: Aantal: (norm: 2 of meer) -‐ Perfusionisten: Aantal: (norm: 2 of meer) -‐ Andere: Antwoord: Is uw ziekenhuis vertegenwoordigd in de landelijke HIPEC werkgroep? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Hoeveel HIPEC behandelingen werden er in 2014 verricht in uw ziekenhuis? S Antwoord: 2014: Aantal: (norm: 20 of meer) Wordt er in uw ziekenhuis een database bijgehouden van alle patiënten die een HIPEC behandeling ondergaan, inclusief gegevens over complicaties? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen?
Versie 2015.5 18
Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 19
3.6 OESOFAGUS/MAAGCARCINOOM
1.
a. Vinden er op uw ziekenhuislocatie resecties voor slokdarm-‐ of maagcarcinoom plaats? Antwoord: Slokdarmresecties Ja/Nee Maagresecties Ja/Nee b. Worden patiënten ziekenhuislocatie met slokdarm-‐ of maagcarcinoom op uw ziekenhuislocatie systemisch behandeld (evt. in combinatie met radiotherapie)? Antwoord: Ja/Nee c. Vinden er op uw ziekenhuislocatie palliatieve behandelingen voor slokdarm-‐ of maagcarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee Indien zowel 1a. als 1b. met ‘Nee’ beantwoord worden, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden. Indien bij 1a ‘Ja’ wordt ingevuld, dan openen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 Indien bij 1b ‘Ja’ wordt ingevuld, dan openen 2, 3, 4, 5, 9
2.
Hoeveel slokdarm-‐ en/of maagresecties vonden er in uw ziekenhuis plaats in 2014? ZINL Slokdarmresecties: (dit aantal graag overnemen uit DUCA indicator 2*) (norm: 20 of meer) Maagresecties: (dit aantal graag overnemen uit DUCA indicator 2*) (norm: 20 of meer) * Het betreft hier de optelsom van curatieve, palliatieve en profylactische slokdarm-‐ en/of maagresecties.
3.
Welke niet-‐chirurgische behandelmethoden* voor slokdarm-‐ of maagcarcinoom worden in uw ziekenhuis verricht? ZINL Antwoorden: Chemotherapie Ja /Nee Radiotherapie Ja/Nee Chemoradiotherapie Ja/Nee Plaatsen van stent Ja/Nee
Versie 2015.5 20
Targeted therapie Ja/Nee * Het gaat hier zowel om curatieve als palliatieve behandelmethoden.
4.
-‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
a. Is er in uw ziekenhuis een wekelijks multidisciplinair overleg waarop patiënten met slokdarm-‐maag carcinoom voorafgaand aan de behandeling besproken worden? ZINL Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) b. Zijn de volgende disciplines standaard vertegenwoordigd bij dit wekelijkse multidisciplinaire slokdarm-‐maag overleg? ZINL Een Slokdarm-‐maag chirurg? Antwoord: Ja/Nee Een Maag-‐darm-‐lever arts? Antwoord: Ja/Nee Een Internist-‐oncoloog? Antwoord: Ja/Nee Een Radiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee Een gespecialiseerd verpleegkundige / casemanager? Antwoord: Ja/Nee (norm: alle bovenstaande vragen Ja) c. Is er een samenwerkingsovereenkomst met één of meer referentiecentra* voor consultatie waarin onderlinge afspraken zijn vastgelegd? ZINL Antwoord: Ja/Nee d. Is er een mogelijkheid tot wekelijkse consultatie van een vertegenwoordiger van het referentiecentrum* bij dit multidisciplinaire overleg? ZINL Antwoord: Ja/Nee e. Uit welk referentiecentrum* is deze vertegenwoordiger afkomstig? Antwoord: *Indien u zelf het referentiecentrum bent kunt u bij 2c en 2d ‘Ja’ en bij 2e de naam van uw eigen ziekenhuis invullen. N.B. Naast het feit dat een referentiecentrum moet voldoen aan de algemene en tumorspecifieke SONCOS-‐normen, dient het bovendien second opinions te verlenen en actief te
Versie 2015.5 21
zijn in onderzoek en onderwijs, blijkend uit deelname en initiatie van wetenschappelijk onderzoek, relevante publicaties en organisatie van (supra)regionale nascholingsactiviteiten.
5.
6.
Hoeveel geregistreerde MDL-‐artsen zijn er op uw ziekenhuislocatie met ervaring in interventiescopieën (dilataties, stentplaatsing, orale endo-‐echografie)? ZINL Antwoord: interventie-‐MDL-‐artsen: (norm: 2 of meer) Door hoeveel chirurgen* worden resecties voor slokdarm-‐ en/of maagkanker op uw ziekenhuislocatie uitgevoerd? ZINL Antwoord: Chirurgen aantal: (norm: 2 of meer) * Chirurg: een door de NVvH gecertificeerde gastro-‐intestinaal of oncologisch chirurg.
7.
8.
Hoeveel van de anesthesiologen op uw ziekenhuislocatie zijn specifiek toegewijd aan de slokdarm-‐maag chirurgie? ZINL Antwoord: Anesthesiologen: (norm: 2 of meer) Krijgen alle patiënten die een operatie ondergaan vanwege een slokdarm-‐ of maagcarcinoom in uw ziekenhuis standaard het bestaan van een patiëntenorganisatie (SPKS*) medegedeeld. ZINL Antwoord: Ja /Nee *Stichting voor Patiënten met Kanker aan het Spijsverteringskanaal http://www.spks.nfk.nl/
9.
a. Wordt erop uw ziekenhuislocatie bij patiënten met een maagcarcinoom standaard onderzocht of er een indicatie is voor onderzoek naar een erfelijk gen dat maagcarcinoom kan veroorzaken? ZINL Antwoord: Ja /Nee b. Krijgen familieleden van de patiënt met een maagcarcinoom waarbij mogelijk sprake is van een erfelijke aanleg, op uw ziekenhuislocatie standaard een screening aangeboden op de aanwezigheid van maagcarcinoom? ZINL Antwoord: Ja /Nee c. Wordt er op uw ziekenhuislocatie bij patiënten met een maagcarcinoom standaard gescreend op Helicobacter pylori? ZINL
Versie 2015.5 22
Antwoord: Ja /Nee d. Worden familieleden van patiënten met een maagcarcinoom waarbij Helicobacter pylori is geconstateerd, standaard gescreend op aanwezigheid van Helicobacter pylori? ZINL Antwoord: Ja /Nee Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 23
3.7 PANCREAS/DISTALE GALGANGCARCINOOM a. Vinden er op uw ziekenhuislocatie resecties voor pancreas-‐ of distaal galgangcarcinoom plaats? Antwoord: Resecties pancreascarcinoom Ja/Nee Resecties galgangcarcinoom Ja/Nee b. Vinden er op uw ziekenhuislocatie andere behandelingen, zoals systemische therapie, eventueel gecombineerd met radiotherapie plaats voor patiënten met pancreas-‐ en/of galwegcarcinoom? 1. Antwoord: Ja/Nee c. Vinden er op uw ziekenhuislocatie palliatieve behandelingen voor pancreascarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee Indien bij 1a. en 1b. twee keer ‘Nee’ geantwoord wordt, dan hoeven alle onderstaande vragen niet ingevuld te worden. Indien bij 1a. ‘Nee’ geantwoord wordt, dan hoeven vraag 5, 6 en 7 niet ingevuld te worden
Zijn de volgende faciliteiten beschikbaar op uw ziekenhuislocatie en zo niet met welk ziekenhuis zijn er schriftelijke afspraken gemaakt over verwijzing van patiënten waarbij het service-‐level is vastgelegd? a. Een adequaat conform eisen NVMDL ingerichte endoscopie-‐afdeling met ‘uitslaapkamer’ voor bewaking na ingreep? S -‐ eigen ziekenhuislocatie: Antwoord: Ja/Nee (norm: ja) -‐ ander ziekenhuis/centrum, namelijk*: Antwoord: 2. of: Antwoord: b. Faciliteiten voor het verrichten van interventie ERCP’s? S -‐ eigen ziekenhuislocatie: Antwoord: Ja/Nee (norm: ja) -‐ ander ziekenhuis/centrum, namelijk*: Antwoord: of: Antwoord: c. Faciliteiten voor zowel diagnostische als therapeutische orale endo-‐echografie? S -‐ eigen ziekenhuislocatie: Antwoord: Ja/Nee Versie 2015.5 24
-‐
ander ziekenhuis/centrum, namelijk*: Antwoord: of: Antwoord:
* Maak een keuze uit de lijst. Indien instelling niet voorkomt in de lijst, beantwoord dan de volgende vraag (vraag 'of').
a. Is er in uw ziekenhuis een wekelijks multidisciplinair overleg waarop patiënten met een pancreas-‐ of galwegcarcinoom voorafgaand aan de behandeling besproken worden? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) b. Zijn bij het wekelijkse multidisciplinaire overleg in ieder geval de volgende specialisten vertegenwoordigd? S -‐ Een Chirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Maag-‐Darm-‐Lever-‐arts? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Internist-‐oncoloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee 3. -‐ Een gespecialiseerd verpleegkundige / casemanager? Antwoord: Ja/Nee (norm: alle bovenstaande vragen Ja) c. Is er een mogelijkheid tot wekelijkse consultatie van een vertegenwoordiger van het referentiecentrum bij het multidisciplinaire overleg*? S Antwoord: Ja/Nee d. Uit welk referentiecentrum is deze vertegenwoordiger afkomstig? Antwoord: * De vertegenwoordiger van het referentiecentrum is fysiek of via videoverbinding aanwezig bij het overleg. Indien u zelf het referentiecentrum bent kunt u bij 2c ‘Ja’ en bij 2d de naam van uw eigen ziekenhuis invullen.
4.
Hoeveel geregistreerde MDL-‐artsen zijn er op uw ziekenhuislocatie met ervaring in interventiescopieën (ERCP, dilataties, stentplaatsing, orale endo-‐echografie)? S
Versie 2015.5 25
Antwoord: Aantal: (norm: 2 of meer) Hoeveel chirurgen met aantoonbaar specifieke expertise in pancreas en galwegcarcinoom chirurgie voeren pancreasresecties uit? S Antwoord: Aantal: (norm: 2 of meer) 5. Hoeveel pancreaticoduodenectomieen voor pancreas-‐ of galwegcarcinoom vonden er in uw ziekenhuis plaats in 2014? NVvH Pancreaticoduodenectomieen: (norm: 20 of meer) Hoeveel van de anesthesiologen in uw ziekenhuis hebben aantoonbaar specifieke expertise in pancreas-‐ en galgwegcarcinoom chirurgie? S 6. Antwoord: Anesthesiologen: (norm: 2 of meer) Hoeveel van de interventieradiologen in uw ziekenhuis hebben aantoonbaar specifieke expertise in de diagnostiek en behandeling van pancreas-‐ en galgwegcarcinoom? S 7. Antwoord: Interventieradiologen: (norm: 2 of meer) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen: Versie 2015.5 26
Versie 2015.5 27
3.8 NEUROENDOCRIENE TUMOREN a. Bent u een referentiecentrum voor neuro-‐endocriene tumoren? Antwoord: Ja/Nee 1. b. Is uw ziekenhuis in bezit van het Europese certificaat voor kenniscentra* voor endocriene tumoren? S Antwoord: Ja/Nee * Het betreft het certificaat van de European Neuroendocrine Tumor Society (ENETS)
a. Worden er in uw ziekenhuis neuro-‐endocriene tumoren behandeld? Antwoord: Ja/Nee b. Worden patiënten in uw ziekenhuis met een gemetastaseerde neuroendocriene tumor of tumor die mogelijk niet in eerste instantie resectabel is overlegd met een referentiecentrum? 2. Antwoord: Ja/Nee c. Zo ja, met welk referentiecentrum wordt overlegd? Antwoord: Indien bij 2a. ‘Nee’ geantwoord wordt, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
a. Is er in uw ziekenhuis een multidisciplinair overleg waarop alle patiënten met een neuro-‐endocriene tumor besproken worden? S 3. Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) b. Zijn de volgende disciplines standaard vertegenwoordigd bij dit multidisciplinaire overleg? -‐ Een Chirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Maag-‐darm-‐lever arts? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Internist-‐oncoloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee Versie 2015.5 28
-‐ -‐ -‐ -‐
Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee Een Nucleair geneeskundige? Antwoord: Ja/Nee Een gespecialiseerd verpleegkundige / casemanager? Antwoord: Ja/Nee (norm: alle bovenstaande vragen Ja) Hoeveel nieuwe patiënten met een neuro-‐endocriene tumor werden er in 2014 in uw ziekenhuis behandeld? S 4. -‐ Totaal aantal behandeld: Aantal: (norm: 20 of meer) -‐ Aantal behandeld met systemische therapie: Aantal: (norm: 10 of meer) -‐ Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 29
3.9 SCHILDKLIERCARCINOOM Vinden er in uw ziekenhuis behandelingen plaats vanwege schildkliercarcinoom? Antwoord: Ja/Nee 1. Indien met ‘Nee’ geantwoord wordt, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
a. Worden patiënten met schildkliercarcinoom in uw ziekenhuis besproken in een multidisciplinair overleg dat ten minste 1 keer per 2 weken plaatsvindt? S Antwoord: Ja/Nee (norm: ja) b. Zijn de volgende specialisten standaard aanwezig bij dit multidisciplinaire overleg: S -‐ 2. -‐ Een Chirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Internist-‐endocrinoloog? Antwoord: Ja/Nee Een Nucleair geneeskundige? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee (norm: alle bovenstaande vragen Ja) -‐ Hoeveel chirurgen verrichten in uw ziekenhuis (bij)schildklieroperaties? Antwoord: 3. Hoeveel internisten met speciale expertise in de behandeling van schildkliercarcinoom behandelen patiënten met schildkliercarcinoom in uw ziekenhuis? Antwoord: a. Hoeveel operaties van de schildklier of de bijschildklieren vonden er in uw ziekenhuis plaats in 2014? S Antwoord: Schildklieroperaties: Bijschildklieroperaties: (norm: 20 of meer (bij)schildklieroperaties ) 4. b. Bij hoeveel patiënten vond er een schildklieroperatie plaats voor carcinoom in 2014?S Antwoord: Aantal: c. Bij hoeveel patiënten vond er een operatie plaats voor een loco-‐regionaal recidief van Versie 2015.5 30
schildkliercarcinoom in 2014? S Antwoord: Aantal: d. Hoeveel halsklierdissecties voor schildkliercarcinoom vonden er in uw ziekenhuis plaats in 2014? S Antwoord: Aantal: a. Worden er in uw ziekenhuis I-‐131 behandelingen gegeven bij patiënten met schildkliercarcinoom? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, naar welk ziekenhuis worden patiënten met schildkliercarcinoom bij wie een I-‐131 behandeling geïndiceerd is, doorverwezen? 5. Ziekenhuis 1: Ziekenhuis 2: c. Indien ‘Ja’, hoeveel I-‐131 ablatie-‐behandelingen werden er gegeven bij patiënten met schildkliercarcinoom in 2014? S Antwoord: Aantal: (norm: 10 of meer) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen: Versie 2015.5 31
Versie 2015.5 32
3.10 MELANOOM Nr.
1.
Worden in uw ziekenhuis patiënten met de (verdenking op) melanoom gezien? ZINL Antwoord: Ja/Nee Indien ‘Nee’ dan hoeven alle andere vragen niet ingevuld te worden
2.
Is uw ziekenhuis één van de 14 verwijscentra* voor de behandeling van gemetastaseerd melanoom (melanoomcentra)? Antwoord: Ja/Nee *In Nederland zijn door de NZA 14 ziekenhuizen aangewezen voor de behandeling van gemetastaseerd melanoom (stadium IIIc en IV) met immunotherapie of targeted therapies.
Indien ‘Ja’ dan ook vragen 8 en 9 te beantwoorden. Indien ‘Nee’ dan hoeven vragen 8 en 9 niet beantwoord te worden.
3.
4
5
6.
Binnen hoeveel werkdagen kunnen patiënten met verdenking melanoom worden gezien op de afdeling dermatologie in uw ziekenhuis? (exclusief ver gevorderd stadium melanoom) ZINL Antwoord: Aantal dagen (norm: 2 of minder) Hoeveel chirurgen op uw ziekenhuislocatie hebben aantoonbare ervaring in het chirurgisch verwijderen van schildwachtklieren op lokalisaties specifiek voor melanoom? ZINL Antwoord: Chirurgen aantal (norm: 2 of meer) Wordt in uw ziekenhuis standaard verwezen naar informatie over Stichting Melanoom? Antwoord: Ja/Nee a. Is er in uw ziekenhuis een “zorgpad melanoom” aanwezig? ZINL Antwoord: Ja/Nee b. Wordt in uw ziekenhuis het “zorgpad melanoom” gepubliceerd op de website van het ziekenhuis? ZINL Antwoord: Ja/Nee
Versie 2015.5 33
7.
8.
9.
c. Is er in uw ziekenhuis een patiënten versie van het “zorgpad melanoom” welke op de website van het ziekenhuis wordt gepubliceerd? ZINL Antwoord: Ja/Nee Worden patiënten met een stadium IIIc en/of stadium IV melanoom standaard verwezen naar een melanoomcentrum* of met het melanoomcentrum overlegd in dien verwijzing niet zinvol is? ZINL Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) *In Nederland zijn 14 ziekenhuizen aangewezen voor de behandeling van gemetastaseerd melanoom (stadium IIIc en IV) met immunotherapie of targeted therapies. Volgens de SONCOS normen dient iedere patiënt met een dergelijk stadium van de ziekte verwezen te worden naar 1 van de melanoomcentra. Alleen na overleg met het centrum kan daar van afgeweken worden. a. Worden patiënten die in uw ziekenhuis gediagnosticeerd zijn met een gevorderd stadium melanoom (stadium IIIc/IV) voorafgaand aan de behandeling besproken in een wekelijks multidisciplinair overleg? ZINL Antwoord: Ja/ Nee (norm: Ja) b. Zijn bij dit wekelijkse multidisciplinaire overleg de volgende specialisten vertegenwoordigd: -‐ Een Chirurg-‐oncoloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Internist-‐oncoloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een gespecialiseerd verpleegkundige / casemanager? Antwoord: Ja /Nee (norm: alle antwoorden ja) Hoeveel internist-‐oncologen op uw ziekenhuislocatie hebben aantoonbare expertise en ervaring met immunotherapieën en ‘targeted therapies’? ZINL
Versie 2015.5 34
Antwoord: Aantal: (norm: 2 of meer) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 35
3.11 WEKE DELEN TUMOREN a. Vinden er in uw ziekenhuis resecties voor weke delen sarcomen plaats? Antwoord: Ja/Nee b. Vindt er in uw ziekenhuis systemische behandeling van weke delen sarcomen plaats? Antwoord: Ja/Nee 1. c. Vinden er op uw ziekenhuislocatie palliatieve behandelingen voor weke delen tumoren plaats? Antwoord: Ja/Nee Indien 1a en 1b met ‘Nee’ beantwoord worden, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
a. Is er in uw ziekenhuis een multidisciplinair overleg voor het bespreken van het diagnostisch en behandel beleid bij patiënten met een weke delen sarcoom? S Antwoord: Ja/Nee (norm: ja) b. Hoe vaak vindt dit multidisciplinaire overleg plaats? S Antwoord: 1 keer per week / 1 keer per 2 weken / <1 keer per 2 weken (norm: 1 keer per week) c. Zijn bij dit wekelijkse multidisciplinaire overleg de volgende specialisten vertegenwoordigd: S 2. -‐ Een Chirurg-‐oncoloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Internist-‐oncoloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een gespecialiseerd verpleegkundige / casemanager? Antwoord: Ja /Nee (norm: alle antwoorden ja) c. Is bij dit multidisciplinaire overleg een vertegenwoordiger van het referentiecentrum aanwezig*? Antwoord: Ja/Nee Versie 2015.5 36
d. Uit welk ziekenhuis is de vertegenwoordiger van het referentiecentrum* voor weke delen sarcomen afkomstig? Antwoord: *De vertegenwoordiger van het referentiecentrum is fysiek of via videoverbinding aanwezig bij het overleg. Indien u zelf een referentiecentrum bent kunt u bij 2c ‘Ja’ en bij 2d de naam van uw eigen ziekenhuis invullen. N.B. Naast het feit dat een referentiecentrum moet voldoen aan de algemene en tumorspecifieke SONCOS-‐normen, dient het bovendien second opinions te verlenen en actief te zijn in onderzoek en onderwijs, blijkend uit deelname en initiatie van wetenschappelijk onderzoek, relevante publicaties en organisatie van (supra)regionale nascholingsactiviteiten.
a. Hoeveel patiënten ondergingen 1 of meerdere resecties voor weke delen sarcomen op uw ziekenhuislocatie in 2014? S Antwoord: Aantal: (norm: 10 of meer) 3. b. Hoeveel patiënten ondergingen 1 of meer systemische behandelingen voor weke delen sarcomen in uw ziekenhuis in 2014? Antwoord: Aantal: Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Versie 2015.5 37
Opmerkingen:
3.12 PROSTAATCARCINOOM
1.
2
3.
4.
a. Vinden er op uw ziekenhuislocatie resecties voor prostaatcarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, naar welk ziekenhuis worden patiënten met prostaatcarcinoom waarbij resectie geïndiceerd is verwezen? Antwoord: a. Vindt er op uw ziekenhuislocatie bestraling voor prostaatcarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, naar welk radiotherapie instituut worden patiënten met prostaatcarcinoom waarbij bestraling geïndiceerd is verwezen? Antwoord: a. Vindt er in uw ziekenhuis systemische behandeling van prostaatcarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee b. Zo ja, is er in uw ziekenhuis een internist-‐oncoloog werkzaam met specifieke belangstelling voor en kennis van de systeembehandeling van prostaatcarcinoom? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) c. Indien patiënten een systemische behandeling moeten ondergaan die niet in uw ziekenhuis wordt gegeven, naar welk ziekenhuis worden patiënten met prostaatcarcinoom verwezen? Antwoord: Indien 1a, 2a en 3a met ‘Nee’ geantwoord wordt, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden. a. Hoe vaak vindt het multidisciplinaire overleg voor patiënten met prostaatcarcinoom in uw ziekenhuis plaats? S Antwoord: nooit / <1 keer per 2 weken/ 1 keer per 2 weken / 1 keer per week
Versie 2015.5 38
(norm: 1 keer per week) b. Zijn de volgende specialisten aanwezig bij deze multidisciplinaire bespreking? S -‐ uroloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ internist-‐oncoloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ radiotherapeut Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ nucleair geneeskundige Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ radioloog (op afroep) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ patholoog (op afroep) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ casemanager Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) c. Is bij de multidisciplinaire bespreking een vertegenwoordiger van het referentiecentrum aanwezig*? S Antwoord: Ja, altijd / Ja, meestal / Ja, maar zelden / Nee (norm: Ja, altijd) d. Uit welk ziekenhuis is de vertegenwoordiger van het referentiecentrum* voor prostaatcarcinomen afkomstig? Antwoord: * De vertegenwoordiger van het referentiecentrum is fysiek of via videoverbinding aanwezig bij het overleg. Indien u zelf het referentiecentrum bent kunt u bij 4d de eigen ziekenhuisnaam invullen. N.B. Naast het feit dat een referentiecentrum moet voldoen aan de algemene en tumorspecifieke SONCOS-‐normen, dient het bovendien second opinions te verlenen en actief te zijn in onderzoek en onderwijs, blijkend uit deelname en initiatie van wetenschappelijk onderzoek, relevante publicaties en organisatie van (supra)regionale nascholingsactiviteiten.
a. Worden patiënten behandeld voor prostaatcarcinoom in uw ziekenhuis standaard besproken in het multidisciplinaire overleg voorafgaand aan de operatie? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) 5. b. Worden patiënten behandeld voor prostaatcarcinoom in uw ziekenhuis standaard besproken in het multidisciplinaire overleg na afloop van de behandeling? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Versie 2015.5 39
Hoeveel prostatectomieën werden er in uw ziekenhuis uitgevoerd in 2014? S 6. Antwoord: (norm: 20 of meer) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 40
3.13 NIERCELCARCINOOM
1.
a. Vinden er op uw ziekenhuislocatie resecties voor niercelcarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, naar welk ziekenhuis worden patiënten met niercelcarcinoom gediagnosticeerd in uw ziekenhuis verwezen voor resectie? Antwoord: c. Vinden er in uw ziekenhuis systemische behandelingen voor niercelcarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee d. Indien ‘Nee’, naar welk ziekenhuis worden patiënten met niercelcarcinoom verwezen voor systemische behandeling? Antwoord: Als bij 1a en 1c allebei ‘Nee’ wordt geantwoord, dan hoeven onderstaande vragen 2, 3, 4 en 5 niet beantwoord te worden. Als bij 1a ‘Nee’ wordt geantwoord, dan hoeven vragen 3 en 4 niet beantwoord te worden. Als bij 1c ‘Nee’ wordt geantwoord, dan hoeft vraag 5 niet beantwoord te worden
2.
a. Hoe vaak vindt er multidisciplinaire overleg voor patiënten met niercelcarcinoom in uw ziekenhuis plaats? S Antwoord: nooit / <1 keer per 2 weken/ 1 keer per 2 weken / 1 keer per week (norm: 1 keer per week) b. Zijn de volgende specialisten aanwezig bij deze multidisciplinaire bespreking? S -‐ uroloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ internist-‐oncoloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ radiotherapeut Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ radioloog (op afroep) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ patholoog (op afroep) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ casemanager Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) c. Is bij de multidisciplinaire bespreking een vertegenwoordiger van het
Versie 2015.5 41
referentiecentrum aanwezig*? S Antwoord: Ja, altijd / Ja, meestal / Ja, maar zelden / Nee (norm: Ja, altijd) d. Uit welk ziekenhuis is de vertegenwoordiger van het referentiecentrum* voor niercelcarcinomen afkomstig? Antwoord: * De vertegenwoordiger van het referentiecentrum is fysiek of via videoverbinding aanwezig bij het overleg. Indien u zelf het referentiecentrum bent kunt u bij 2d de eigen ziekenhuisnaam invullen. N.B. Naast het feit dat een referentiecentrum moet voldoen aan de algemene en tumorspecifieke SONCOS-‐normen, dient het bovendien second opinions te verlenen en actief te zijn in onderzoek en onderwijs, blijkend uit deelname en initiatie van wetenschappelijk onderzoek, relevante publicaties en organisatie van (supra)regionale nascholingsactiviteiten.
3.
4.
Hoeveel nieuwe patiënten met niercelcarcinoom werden er in totaal in uw ziekenhuis gediagnosticeerd of behandeld in 2014? S Antwoord: (norm: 20 of meer) a. Hoeveel operatieve oncologische ingrepen aan de nier werden er op uw ziekenhuislocatie verricht in 2014? S Antwoord: Aantal: (norm: 10 of meer) b. Vinden er op uw ziekenhuislocatie ook resecties voor niercelcarcinoom plaats bij patiënten met een mononier of een supra-‐diafragmatische trombus? -‐ Mononier Antwoord: Ja/Nee -‐ Supra-‐diafragmatische trombus Antwoord: Ja/Nee c. Vinden er in uw ziekenhuis niersparende operaties voor niercelcarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee d. Zo ja, Is er op uw ziekenhuislocatie de mogelijkheid om percutane true-‐cut biopsieën te verrichten van de nier bij patiënten met een niercelcarcinoom? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja)
Versie 2015.5 42
5.
a. Vindt er in uw ziekenhuis immunotherapie en/of targeted therapy voor niercelcarcinoom plaats? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ja, is er in uw ziekenhuis een internist-‐oncoloog werkzaam met specifieke kennis en ervaring met immunotherapie en/of targeted therapy voor niercelcarcinoom? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) c. Door welke specialisten wordt op uw ziekenhuislocatie systemische behandeling van niercelcarcinoom uitgevoerd? S -‐ Uroloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Nee) -‐ Internist-‐oncoloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ Andere specialist Antwoord: Ja/Nee (norm: Nee) d. Indien patiënten een systemische behandeling moeten ondergaan die niet in uw ziekenhuis wordt gegeven, naar welk ziekenhuis worden patiënten met niercelcarcinoom dan verwezen? S Antwoord: e. Hoeveel patiënten met niercelcarcinoom werden er in uw ziekenhuis systemisch behandeld in 2014? S Antwoord: Aantal: (norm: 10 of meer) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gestelde normen o U voldoet niet aan de volgende normen: …….. Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord:
Versie 2015.5 43
o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar:………… o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen:………..
Opmerkingen:
Versie 2015.5 44
3.14 TESTISCARCINOOM a. Worden er op uw ziekenhuislocatie patiënten behandeld met stadium I testiscarcinoom? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Ja’, hoeveel nieuwe patiënten met stadium I testiscarcinoom werden er in totaal in uw ziekenhuis behandeld in 2014? S Antwoord: Aantal: (norm: 5 of meer) c. Worden er in uw ziekenhuis patiënten behandeld met hogere stadia testiscarcinoom (hoger dan stadium I)? 1. Antwoord: Ja, alle stadia / Ja, maar alleen ‘good risk’ tumoren / Nee d. Naar welke ziekenhuizen/instituten worden patiënten met stadia van het testiscarcinoom die in uw ziekenhuis niet worden behandeld, verwezen? -‐ Ziekenhuis voor chirurgie: Antwoord: -‐ Ziekenhuis voor systemische therapie: Antwoord: -‐ Instituut voor radiotherapie: Antwoord: Indien 1a en 1c met ‘Nee’ geantwoord wordt, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden. Indien 1a met ‘Ja’ en 1c met ‘Nee’ wordt beantwoord, dan hoeft verder alleen vraag 2 beantwoord te worden
a. Hoe vaak vindt het multidisciplinaire overleg voor patiënten met testiscarcinoom in uw ziekenhuis plaats? S Antwoord: nooit / minder dan 1 keer per 2 weken/ 1 keer per 2 weken / 1 keer per 2. week (norm: 1 keer per week) b. Zijn de volgende specialisten aanwezig bij deze multidisciplinaire bespreking? S Versie 2015.5 45
-‐ uroloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ internist-‐oncoloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ radiotherapeut Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ radioloog (op afroep) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ patholoog (op afroep) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ casemanager Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) c. Is bij de multidisciplinaire bespreking een vertegenwoordiger van het referentiecentrum aanwezig*? S Antwoord: Ja, altijd / Ja, meestal / Ja, maar zelden / Nee (norm: Ja, altijd) d. Uit welk ziekenhuis is de vertegenwoordiger van het referentiecentrum* voor testiscarcinomen afkomstig? Antwoord: * De vertegenwoordiger van het referentiecentrum is fysiek of via videoverbinding aanwezig bij het overleg. Indien u zelf het referentiecentrum bent kunt u bij 2d de eigen ziekenhuisnaam invullen. N.B. Naast het feit dat een referentiecentrum moet voldoen aan de algemene en tumorspecifieke SONCOS-‐normen, dient het bovendien second opinions te verlenen en actief te zijn in onderzoek en onderwijs, blijkend uit deelname en initiatie van wetenschappelijk onderzoek, relevante publicaties en organisatie van (supra)regionale nascholingsactiviteiten.
Indien in uw ziekenhuis ook hogere stadia testiscarcinoom (hoger dan stadium I) worden behandeld, hoeveel nieuwe patiënten met testiscarcinoom hoger dan stadium I 3. werden er in uw ziekenhuis behandeld in 2014? S Antwoord: (norm: 10 of meer ) a. Worden er in uw ziekenhuis retroperitoneale lymfeklierdissecties voor testiscarcinoom verricht? Antwoord: Ja/Nee 4. b. Indien ‘Ja’, hoeveel retroperitoneale lymfeklierdissecties werden er op uw ziekenhuislocatie verricht in 2014? S Antwoord: (norm: 5 of meer) Versie 2015.5 46
Is er in uw ziekenhuis een internist-‐oncoloog werkzaam met aantoonbaar specifieke expertise in het testiscarcinoom en de systeemtherapie voor deze tumorsoort? S 5. Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Wordt patiënten bij wie systeemtherapie gestart wordt standaard semenpreservatie aangeboden voorafgaand aan de behandeling? S 6. Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 47
3.15 BLAASCARCINOOM a. Worden er in uw ziekenhuis patiënten behandeld voor spierinvasief blaascarcinoom? Antwoord: Ja/Nee Indien 1a met ‘Nee’ geantwoord wordt, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
b. Indien ‘Ja’, welke behandelingen voor spierinvasief blaascarcinoom vinden in uw ziekenhuis plaats? Antwoord: b1. Chirurgie Ja/Nee b2. Radiotherapie Ja/Nee b3. Systemische therapie Ja/Nee c. Indien, ‘Nee’ bij de vragen b1, b2 of b3, naar welk ziekenhuizen/instituten worden patiënten verwezen? 1. -‐ Ziekenhuis voor chirurgie: Antwoord: -‐ Ziekenhuis voor systemische therapie: Antwoord: -‐ Instituut voor radiotherapie: Antwoord: d. Indien ‘Ja, bij chirurgie’, hoeveel nieuwe patiënten met spierinvasief blaascarcinoom ondergingen een cystectomie in uw ziekenhuis in 2014? S Antwoord: Aantal: (norm: 10 of meer) e. Indien ‘Ja, bij chirurgie’, welke vormen van urinedeviatie na cystectomie voor spierinvasief blaascarcinoom worden in uw ziekenhuis uitgevoerd? Antwoord: Brickerse blaas Ja/Nee Continente pouch Ja/Nee Orthotope blaas Ja/Nee Anders LLLLLLLLLLLLLL Indien ‘Ja, systemische therapie’, Is er in uw ziekenhuis een internist-‐oncoloog werkzaam met aantoonbaar specifieke expertise in het blaascarcinoom en 2. systeemtherapie voor deze tumorsoort? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Versie 2015.5 48
a. Hoe vaak vindt het multidisciplinaire overleg voor patiënten met blaascarcinoom in uw ziekenhuis plaats? S Antwoord: nooit / minder dan 1 keer per 2 weken/ 1 keer per 2 weken / 1 keer per week (norm: 1 keer per week) b. Zijn de volgende specialisten aanwezig bij deze multidisciplinaire bespreking? S -‐ uroloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ internist-‐oncoloog Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ radiotherapeut Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ radioloog (op afroep) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ patholoog (op afroep) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) -‐ casemanager Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) c. Is bij de multidisciplinaire bespreking een vertegenwoordiger van het 3. referentiecentrum aanwezig*? Antwoord: Ja, altijd / Ja, meestal / Ja, maar zelden / Nee (norm: Ja, altijd) d. Uit welk ziekenhuis is de vertegenwoordiger van het referentiecentrum* voor blaascarcinomen afkomstig? Antwoord: * De vertegenwoordiger van het referentiecentrum is fysiek of via videoverbinding aanwezig bij het overleg. Indien u zelf het referentiecentrum bent kunt u bij 3d de eigen ziekenhuisnaam invullen. N.B. Naast het feit dat een referentiecentrum moet voldoen aan de algemene en tumorspecifieke SONCOS-‐normen, dient het bovendien second opinions te verlenen en actief te zijn in onderzoek en onderwijs, blijkend uit deelname en initiatie van wetenschappelijk onderzoek, relevante publicaties en organisatie van (supra)regionale nascholingsactiviteiten.
Indien ‘Ja, bij chirurgie’, neemt uw ziekenhuis deel aan de landelijke registratie van invasief blaascarcinoom van de Nederlandse Vereniging voor Urologie? S 4. Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen Versie 2015.5 49
o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen
Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 50
3.16 GYNAECOLOGISCHE ONCOLOGIE 1.
a. Vinden er op uw ziekenhuislocatie resecties voor gynaeco-‐oncologische tumoren plaats, zoals ovarium-‐, cervix-‐, endometrium-‐ of vulva carcinoom? Antwoord: Ja/Nee b. Vinden er op uw ziekenhuislocatie systemische of radiotherapeutische behandelingen plaats bij patienten met gynaeco-‐oncologische tumoren? Antwoord: Ja/Nee c. Vinden er op uw ziekenhuislocatie palliatieve behandelingen plaats bij patiënten met gynaecologische tumoren? Antwoord: Ja / Nee Indien zowel a. als b. met ‘Nee’ beantwoord zijn, dan hoeven onderstaande vragen (2 en 3) en alle secties niet verder ingevuld te worden.
2.
a. Is er in uw ziekenhuis een wekelijks gynaeco-‐oncologisch multidisciplinair overleg waarin patiënten voorafgaand aan de behandeling besproken worden? ZINL Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) b. Welke specialisten zijn standaard bij dit gynaeco-‐oncologisch multidisciplinair overleg aanwezig? ZINL -‐ Een Gynaecoloog (GOA of GO)* Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Internist-‐oncoloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een gespecialiseerd verpleegkundige / casemanager? Antwoord: Ja/Nee (norm: alle antwoorden op ja) * Het betreft hier een gynaecoloog-‐oncoloog (GO) of gynaecoloog met aandachtsgebied oncologie (GOA) .
c. Is er een mogelijkheid tot wekelijkse consultatie van een gynaeco-‐oncoloog (GO) Versie 2015.5 51
uit het gynaeco-‐oncologisch centrum** bij dit overleg? ZINL Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) d. Uit welk ziekenhuis is de gynaeco-‐oncoloog van het gynaeco-‐oncologisch centrum** afkomstig? Antwoord: **Indien u zelf het gynaeco-‐oncologisch centrum bent dan kunt u bij 2d de eigen ziekenhuisnaam invullen. NB. Een gynaeco-‐oncologisch centrum voldoet aan de criteria beschreven in de nota “Stijgbeugel”, versie 1.0 2012. Dit document kunt u vinden op www.nvog-‐documenten.nl
3.
1.
Hoeveel gynaecoloog-‐oncologen (GO) e/o gynaecologen met als aandachtsgebied de gynaecologische oncologie (GOA) zijn er werkzaam in uw ziekenhuis’? ZINL Antwoord: GO’s: GOA’s: (de norm is dat het samen 2 of meer is) 3.16.1 OVARIUMCARCINOOM
a. Vinden er op uw ziekenhuislocatie resecties voor ovariumcarcinoom plaats bij patienten die hiermee gediagnosticeerd zijn? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, naar welk ziekenhuis worden patiënten verwezen voor chirurgie, wanneer zij in uw ziekenhuis gediagnosticeerd zijn met ovariumcarcinoom? Ziekenhuis: Indien ‘Nee’ bij 1a, dan hoeven onderstaande vragen niet ingevuld te worden.
2.
a. Participeerde uw ziekenhuis in 2014 in de Dutch Gynaeco Oncologic Audit (DGOA)? ZINL Antwoord: Ja /Nee (norm: Ja) b. Werden alle debulkingsoperaties voor primair ovariumcarcinoom in uw ziekenhuis uitgevoerd in 2014 ingevoerd in de DGOA? ZINL Antwoord: Ja /Nee (norm: Ja)
Versie 2015.5 52
c. Hoeveel debulkingoperaties voor ovariumcarcinoom (primair, interval of recidief) werden er in 2014 op uw ziekenhuislocatie uitgevoerd? ZINL Antwoord: Aantal: (norm: 20 of meer) 1.
1.
3.16.2 ENDOMETRIUMCARCINOOM
Wordt de diagnostiek en in opzet curatieve behandeling van endometriumcarcinoom in uw ziekenhuis uitgevoerd? a. chirurgische behandeling: Antwoord: ja, lage en hogere stadia* / ja, alleen lagere stadia* / nee b. Indien niet alle stadia in uw ziekenhuis worden geopereerd, naar welk ziekenhuis worden chirurgische patiënten verwezen? Ziekenhuis: c. Worden er in uw ziekenhuis in opzet curatieve systemische behandelingen gegeven voor endometriumcarcinoom? Antwoord: ja, lage en hogere stadia* / ja, alleen lagere stadia* / nee d. Naar welk ziekenhuis worden patiënten bij wie een in opzet curatieve systemische behandeling geïndiceerd is verwezen? Antwoord: * lagere stadia zijn stadium I en klinisch niet manifeste stadium II endometrium carcinoom. Stadium Ib, III en IV zijn de hogere stadia. 3.16.3 CERVIXCARCINOOM
a. Vinden er chirurgische behandelingen voor cervixcarcinoom plaats in uw ziekenhuis? Ja, alleen 1A-‐1 / Ja, 1A-‐2 en hogere stadia / Nee b. Indien niet alle stadia in uw ziekenhuis worden geopereerd, naar welk ziekenhuis worden patiënten verwezen?
Versie 2015.5 53
Ziekenhuis: c. Is uw ziekenhuis één van de erkende gynaecologisch oncologische centra*? S Antwoord: Ja / Nee (norm: Ja, als bij 1A ‘Ja, 1A en hogere stadia’ geantwoord) * Een gynaeco-‐oncologisch centrum voldoet aan de criteria beschreven in de nota “Stijgbeugel”, versie 1.0 2012. Dit document kunt u vinden op de DICA website www.clinicalaudit.nl/transparantieportaal/documenten-‐transparantieportaal-‐zorg
2.
1.
Hoeveel radicale hysterectomieën voor cervixcarcinoom werden er in 2014 op uw ziekenhuislocatie uitgevoerd? S Antwoord: Aantal: (norm: 20 of meer) 3.16.4 VULVACARCINOOM
a. Vinden er chirurgische behandelingen voor vulvacarcinoom plaats in uw ziekenhuis? Ja, alleen stadium 1A / Ja, 1A en hogere stadia / Nee b. Indien niet alle stadia in uw ziekenhuis worden geopereerd, naar welk ziekenhuis worden patiënten verwezen? Ziekenhuis: c. Is uw ziekenhuis één van de erkende gynaecologisch oncologische centra*? S Antwoord: Ja / Nee (norm: Ja, als bij 1a ‘Ja, 1A en hogere stadia’ geantwoord) * Een gynaeco-‐oncologisch centrum voldoet aan de criteria beschreven in de nota “Stijgbeugel”, versie 1.0 2012. Dit document kunt u vinden op de DICA website www.clinicalaudit.nl/transparantieportaal/documenten-‐transparantieportaal-‐zorg
2.
Hoeveel lokale excisies, eventueel in combinatie met sentinel node of liesklierdissectie, voor vulvacarcinoom werden er in 2014 op uw ziekenhuislocatie uitgevoerd? S Antwoord: Aantal: (norm: 20 of meer)
Versie 2015.5 54
Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 55
3.17 LONGCARCINOOM Nr.
1.
a. Vinden er in uw ziekenhuis behandelingen voor longcarcinoom plaats? Antwoord: a1. Longresecties: Ja/Nee a2. Radiotherapie: Ja/Nee a3. Systemische therapie: Ja/Nee b. Naar welk instituut* worden patiënten met longcarcinoom gediagnosticeerd in uw ziekenhuis verwezen voor: Antwoord: Longresectie: (Chemo)radiatie: Stereotactische radiotherapie (SBRT) Systemische therapie: c. Wordt in uw centrum patiënten met een longcarcinoom geopereerd door de cardio-‐ thoracaal chirurg?** *Indien patiënten niet verwezen worden maar in het eigen instituut behandeld worden kunt u hier het eigen ziekenhuisnaam / radiotherapie-‐instituut invullen. ** Deze vraag betreft een hulpvraag om te bepalen welke extra vragen ingevoerd moeten worden door de centra met cardio-‐thoracaal chirurgen en die hun patiënten NIET registreren in de Dutch Lung Surgery Audit (DLSA). Over registratiejaar 2015 worden deze indicatoren ook voor de cardio-‐thoracaal chirurgen berekend vanuit de ingevoerde patiënten in de DLSA. Indien bij 1a. alle vragen met ‘Nee’ beantwoord worden, dan hoeven onderstaande vragen niet verder ingevuld te worden, wel de vragen bij 1b. Indien bij 1c met ‘Ja’ wordt beantwoord dan moet u de vragen 3, 12 t/m 16 invoeren.
Hoeveel nieuw met longcarcinoom gediagnosticeerde patiënten werden er in 2014 in uw ziekenhuis behandeld? ZINL 2. Antwoord: Aantal: (norm: 25 of meer) Hoeveel longoperaties en mediastinoscopieën heeft u verricht? Antwoord: Resecties vanwege primair longcarcinoom Aantal: 3. Mediastinoscopieën Aantal: Metastasectomieën Aantal: Versie 2015.5 56
Overige thoracale ingrepen Aantal: Wordt de patiënt met een verdenking op of met longcarcinoom vooraf geïnformeerd indien de patiënt bij een vervolgafspraak door een andere longarts dan de vaste longarts wordt gezien (bij onvoorziene verhindering van de vaste longarts)? Antwoord: • Ja, de patiënt wordt geïnformeerd wanneer hij/zij zich meldt op de polikliniek 4. • Ja, indien de verhindering vóór de dag waarop de afspraak plaatsvindt bekend is, wordt de patiënt voor aankomst op de polikliniek geïnformeerd • Nee • Niet van toepassing, op onze ziekenhuislocatie hebben patiënten met longcarcinoom geen vaste longarts • Anders, namelijk ___ Wie is op uw ziekenhuislocatie het vaste aanspreekpunt voor de patiënt met longcarcinoom?* ZINL Antwoord: • De behandelend longarts • Een casemanager • Longverpleegkundige • Oncologieverpleegkundige 5. • Verpleegkundig specialist • Physician Assistant • Niet van toepassing • Anders, namelijk ___ * Conform Soncos norm: voor alle patiënten is een case manager beschikbaar of een andere persoon die goed bereikbaar moet zijn voor patiënten en in staat is om deze in contact te brengen met de relevante zorgverlener. Krijgt de patiënt met longcarcinoom een telefoonnummer mee op papier dat hij/zij buiten kantoortijden kan bellen voor dringende vragen? ZINL 6. Antwoord: Versie 2015.5 57
Ja, en de patiënt krijgt meteen iemand aan de lijn Ja, en de patiënt krijgt in principe iemand aan de lijn, en heeft anders de mogelijkheid om een voicemailbericht achter te laten • Ja, en de patiënt kan uitsluitend een voicemailbericht achterlaten • Nee, de patiënt krijgt op papier geen telefoonnummer mee dat ’s avonds, ‘s nachts en in het weekend bereikbaar is Hanteert uw ziekenhuislocatie een antwoordtermijn voor telefoontjes, van de patiënt met longcarcinoom, waarbinnen hij antwoord op zijn vraag krijgt? ZINL Antwoord: • Ja, de patiënt krijgt direct telefonisch antwoord • Ja , telefoontjes van de patiënt moeten binnen ___ uur worden beantwoord • Ja, telefoontjes van de patiënt moeten binnen ___ dag(en) worden beantwoord • Nee, hierover zijn geen afspraken vastgelegd Krijgt de patiënt met longcarcinoom de mogelijkheid om via elektronische weg vragen te stellen aan zijn/haar zorgverleners? ZINL Antwoord: Ja/Nee Hanteert uw ziekenhuislocatie een antwoordtermijn voor elektronische vragen van de patiënt met longcarcinoom, waarbinnen hij antwoord op zijn vraag krijgt? ZINL Antwoord: • Ja, elektronische vragen van de patiënt moeten binnen ___ uur worden beantwoord • Ja, elektronische vragen van de patiënt moeten binnen ___ dag(en) worden beantwoord • Nee, hierover zijn geen afspraken vastgelegd Hoeveel minuten worden er per patiënt voor het eerste consult ingepland bij de longarts op uw ziekenhuislocatie? ZINL Antwoord: minuten Hoe gaat uw ziekenhuislocatie om met patiënten die meer tijd willen inruimen of nodig hebben dan standaard wordt ingepland voor een consult bij de longarts? ZINL • •
7.
8.
9.
10.
11.
Versie 2015.5 58
Antwoord: • Er wordt meer tijd ingepland als patiënten die tijdens het maken van de afspraak aangeven • Patiënten krijgen meer tijd als dat tijdens het consult nodig blijkt • Patiënt kan op korte termijn een extra consult krijgen • Dit is niet mogelijk • Anders, namelijk ___ Zijn bij het wekelijkse multidisciplinaire overleg in uw ziekenhuis de volgende specialisten vertegenwoordigd? S -‐ Een Longarts? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Long-‐ of thoraxchirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee 12. -‐ Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Nucleair geneeskundige? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een gespecialiseerd verpleegkundige / casemanager? Antwoord: Ja/Nee (norm: alle antwoorden Ja) Welk percentage van de patiënten met een niet-‐kleincellig longcarcinoom wordt preoperatief in een MDO besproken?* ZINL Antwoord: Percentage 13. * Deze vraag is alleen relevant indien de patiënten met een niet-‐kleincellig longcarcinoom worden geopereerd door cardio-‐thoracaal chirurgen en deze patiënten NIET registreren in de DLSA.
Percentage van de patiënten waarbij het klinisch en pathologisch stadium bekend is?* ZINL Antwoord: Klinisch TNM Stadium** Percentage Antwoord: Pathologisch TNM Stadium Percentage 14. * Deze vraag is alleen relevant indien de patiënten met een niet-‐kleincellig longcarcinoom worden geopereerd door cardio-‐thoracaal chirurgen en deze patiënten NIET registreren in de DLSA. ** Het betreft hier een klinisch TNM stadium dat bekend is ten einde van het laatste preoperatieve multidisciplinair overleg.
Versie 2015.5 59
Percentage patiënten, dat een electieve resectie onderging vanwege primair niet-‐ kleincellig longcarcinoom, dat besproken is in het multidisciplinair overleg, met een wachttijd van ≤ 21 dagen tussen het laatste MDO en de chirurgische behandeling. * ZINL 15. Antwoord: Percentage * Deze vraag is alleen relevant indien de patiënten met een niet-‐kleincellig longcarcinoom worden geopereerd door cardio-‐thoracaal chirurgen en deze patiënten NIET registreren in de DLSA.
Hoeveel longresecties (anatomische segmentresecties, lobectomieën, pneumonectomieën) werden er in 2014 op uw ziekenhuislocatie verricht?* ZINL 14. Antwoord: Aantal: (norm: 20 of meer) *Indien u deelneemt aan de DLSA het antwoord op deze vraag overnemen uit indicator 4.
Wordt in uw ziekenhuis VATS lobectomie aangeboden bij patiënten die een resectie 15. ondergaan, vanwege een niet-‐kleincellig longcarcinoom? ZINL Antwoord: Ja/Nee Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 60
3.18 HOOFD-‐HALS ONCOLOGIE Vinden in uw ziekenhuis chirurgische behandelingen plaats van de volgende tumoren in het hoofd-‐hals gebied? -‐ Lip en Mondholte carcinoom Antwoord: Ja/Nee -‐ Oro-‐, Naso of Hypofarynx carcinoom Antwoord: Ja/Nee -‐ Larynx carcinoom Antwoord: Ja/Nee -‐ Neus(bij)holte carcinoom Antwoord: Ja/Nee 1. -‐ Speekselklier carcinoom Antwoord: Ja/Nee -‐ Gehoorgang/middenoor carcinomen Antwoord: Ja/Nee -‐ Lymfekliermetastasen plaveiselcelcarcinoom Antwoord: Ja/Nee Indien alle bovenstaande vragen met ‘Nee’ beantwoord worden, dan hoeven onderstaande vragen niet verder ingevuld te worden.
Is uw ziekenhuis een door de Nederlandse Werkgroep Hoofd Hals Tumoren (NWHHT) erkend hoofd-‐hals oncologisch centrum, of een ‘preferred partner’ van zo’n centrum? Antwoord: Ja, HHO centrum/ Ja, preferred partner HHO centrum/Nee 2. Indien ‘Ja, HHO centrum’ wordt gekozen, dan opent zich vraag 3. Indien ‘Ja, preferred partner’ wordt gekozen, dan opent zich vraag 4.
a. Indien ‘Ja, HHO centrum’, hoeveel nieuwe patiënten met bovenstaande diagnosen werden in uw ziekenhuis beoordeeld in 2014? S Antwoord: 2014: Aantal: (norm: 200 of meer) b. Indien ‘Ja, HHO centrum’, welke specialisten maken onderdeel uit van het team dat hoofd-‐hals oncologische patiënten in uw ziekenhuis behandeld? S 3. -‐ Hoofd-‐hals chirurgen? Aantal: CC (norm: 3 of meer) -‐ Reconstructief chirurgen?* Aantal: CC (norm: 2 of meer) -‐ Hoofd-‐hals radiotherapeuten? Aantal: CC (norm: 3 of meer) -‐ Hoofd-‐hals internist-‐oncoloog? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Hoofd-‐hals radioloog? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Patholoog? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Nucleair geneeskundige? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Gespecialiseerd verpleegkundige? Aantal: CC (norm: 1 of meer) Versie 2015.5 61
-‐ Diëtist? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Fysiotherapeut? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Mondhygiënist? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Tandarts maxillofaciaal prothetist? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Logopedist? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Psychosociale zorgverlener? Aantal: CC (norm: 1 of meer) (norm: alle antwoorden Ja) *Dit kunnen ook hoofd-‐hals chirurgen zelf zijn, mits deze getraind zijn in de microchirurgie
a. Indien ‘Ja preferred partner ’, hoeveel nieuwe patiënten met bovenstaande diagnosen werden in uw ziekenhuis beoordeeld in 2014? S Antwoord: 2014: Aantal: (norm: 80 of meer) b. Indien ‘Ja, preferred partner’, welke specialisten maken onderdeel uit van het team dat hoofd-‐hals oncologische patiënten in uw ziekenhuis behandeld? S -‐ Hoofd-‐hals chirurgen? Aantal: CC (norm: 2 of meer) -‐ Reconstructief chirurgen?* Aantal: CC (norm: 2 of meer) -‐ Hoofd-‐hals radiotherapeuten? Aantal: CC (norm: 2 of meer) -‐ Hoofd-‐hals internist-‐oncoloog? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Hoofd-‐hals radioloog? Aantal: CC (norm: 1 of meer) 4. -‐ Patholoog? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Nucleair geneeskundige? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Gespecialiseerd verpleegkundige? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Diëtist? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Fysiotherapeut? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Mondhygiënist? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Tandarts maxillofaciaal prothetist? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Logopedist? Aantal: CC (norm: 1 of meer) -‐ Psychosociale zorgverlener? Aantal: CC (norm: 1 of meer) (norm: alle antwoorden Ja) *Dit kunnen ook hoofd-‐hals chirurgen zelf zijn, mits deze getraind zijn in de microchirurgie Versie 2015.5 62
a. Hoeveel uitgebreide ablatieve resecties met reconstructies werden in 2014 in uw ziekenhuis uitgevoerd bij patiënten met een hoofd-‐hals tumor? S Antwoord: 2014: Aantal: (norm: 20 of meer) 5. b. Hoeveel patiënten met een hoofd-‐hals tumor waarbij de schedelbasis betrokken was, ondergingen in 2014 een resectie van deze tumor in uw ziekenhuis? S Antwoord: 2014: Aantal: (norm: 10 of meer) a. Heeft uw ziekenhuis een radiotherapieafdeling waar uw patiënten met een hoofd-‐ hals tumor bij wie bestraling geïndiceerd is, behandeld worden? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, met welk radiotherapie instituut heeft u een convenant met afspraken over het medische beleid bij patiënten met een hoofd-‐hals tumor? Antwoord: 6. c. Hoeveel nieuwe patiënten met een hoofd-‐hals tumor werden in het radiotherapie-‐ instituut* behandeld in 2014? S Antwoord: 2014: Aantal: (norm: 50 of meer) *Dit betreft uw eigen radiotherapie-‐instituut of het radiotherapie-‐instituut waarmee u een convenant heeft.
Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen:
Versie 2015.5 63
tekst>
Opmerkingen:
Versie 2015.5 64
3.19 NEURO-‐ONCOLOGIE: GLIOMEN Nr.
1.
Belangrijk: Het betreft hier nieuwe normen ten aanzien van de behandeling van gliomen, geldend vanaf het jaar 2015, deze uitvraag over 2014 is daarom inventariserend en geeft zicht op het realiteitsgehalte om aan de norm te kunnen gaan voldoen mocht niet het geval zijn. a. Vinden er op uw ziekenhuislocatie behandelingen voor gliomen plaats? Antwoord: Ja/Nee b. Indien ‘Nee’, naar welk instituut worden patiënten met gliomen gediagnosticeerd in uw ziekenhuis verwezen: Antwoord: c. Indien ‘Ja’, voldoet uw instituut aan de voorwaarden zoals die in het document* ‘kwaliteitscriteria gliomen mei 2014’ van de Landelijke Werkgroep Neuro-‐Oncologie (LWNO)? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) *Dit document is te vinden op de DICA-‐website http://www.clinicalaudit.nl/transparantieportaal/documenten-‐transparantieportaal-‐zorg Indien bij 1a. ‘Nee’ geantwoord wordt, dan hoeven onderstaande vragen niet verder ingevuld te worden.
Is er in uw ziekenhuis een neuro-‐oncologie verpleegkundige beschikbaar met een eigen spreekuur? S 2. Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) a. Hoe vaak vindt het multidisciplinaire overleg voor patiënten met een (verdenking op) een glioom plaats? S Antwoord: nooit / 1 keer per 2 weken / 1 keer per week (norm: 1 keer per week) 3. b. Welke specialisten met het aandachtsveld neuro-‐oncologie zijn bij dit multidisciplinaire overleg vertegenwoordigd? S -‐ Een Neurochirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Neuroloog? Antwoord: Ja/Nee Versie 2015.5 65
4.
-‐ Een Radiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Internist-‐oncoloog Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Radioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Patholoog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Neuro-‐oncologie verpleegkundige? Antwoord: Ja/Nee (norm: alle antwoorden Ja) c. Worden patiënten met progressie of een recidief glioom na eerdere behandeling opnieuw in dit multidisciplinaire overleg besproken? S Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) d. Hoeveel nieuwe patiënten met een glioom werden er in 2014 in dit multidisciplinaire overleg besproken? S Antwoord: 2014: Aantal: (norm: 50 of meer) Hoeveel hersentumor gerelateerde operaties voerde het in uw multidisciplinaire bespreking participerende neurochirurgisch centrum uit in 2014? S Antwoord: 2014: Aantal: (norm: 50 of meer) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen • Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen: •
Versie 2015.5 66
4 NIET-‐ONCOLOGISCHE AANDOENINGEN
4.1 BARIATRISCHE CHIRURGIE 1.
Worden er op uw ziekenhuislocatie chirurgische ingrepen voor morbide obesitas verricht (bariatrische chirurgie)? Antwoord: Ja/Nee Indien ‘nee’ geantwoord wordt hoeven de onderstaande vragen niet ingevuld te worden
2.
a. Hoeveel primaire bariatrische procedures werden er op uw ziekenhuislocatie verricht in 2014? ZINL Antwoord: Aantal: (norm: 100 of meer) b. Participeerde uw ziekenhuislocatie in 2014 in de Dutch Audit for the Treatment of Obesitas (DATO) en werden alle primaire bariatrische procedures ingevoerd? NVvH Antwoord: Ja / Nee (norm: Ja) c. Door hoeveel chirurgen werden bariatrische ingrepen in 2014 in uw ziekenhuis uitgevoerd? ZINL Antwoord: Aantal: d. Geef per chirurg aan hoeveel primair bariatrische procedures door hem/haar in 2014 werden uitgevoerd? ZINL Chirurg 1: Aantal: Chirurg 2: Aantal: Hier moet het aantal chirurgen verschijnen dat bij 2b is ingevuld! e. Hoeveel patiënten ondergingen op uw ziekenhuislocatie en per chirurg in 2014 een primair bariatrische procedure van de volgende typen? ZINL -‐ Gastric band plaatsingen? Aantal: -‐ Gastric sleeve resecties? Aantal: -‐ Gastric bypasses? Aantal: -‐ Bilio Pancreatic diversions (Scopinaro)? Aantal: -‐ Duodenal switch procedures? Aantal:
Versie 2015.5 67
-‐ -‐ 3.
Gastric wrap procedures? Aantal: Mini-‐gastric bypass procedures (Omega loop)? Aantal:
a. Zijn de volgende specialisten werkzaam op uw ziekenhuislocatie onderdeel van het multidisciplinaire team dat de intake, indicatiestelling en begeleiding van patiënten met morbide obesitas uitvoert? ZINL -‐ Een Internist met aandachtsgebied obesitas? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een bariatrisch chirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Anesthesioloog met aandachtsgebied obesitas? Antwoord: Ja/Nee -‐ Diëtist? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Psycholoog c.q. psychiater? Antwoord: Ja/Nee -‐ Een Verpleegkundig specialist? Antwoord: Ja/Nee (norm: alle antwoorden Ja) b. Wordt elke patiënt die op uw ziekenhuislocatie een bariatrische ingreep ondergaat peroperatief besproken in een multidisciplinair overleg*? ZINL Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) *Bij het multidisciplinair overleg zijn alle zorgverleners zoals genoemd in vraag 3a aanwezig.
7.
8.
Is voor iedere patiënt die een bariatrische ingreep op uw ziekenhuislocatie ondergaat een aanspreekpunt bekend? ZINL Antwoord: Ja/Nee Bestaat uw begeleidingstraject uit 5 jaar, nadat uw patiënten geopereerd zijn? ZINL Antwoord: Ja/Nee Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling,
Versie 2015.5 68
patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen:
Opmerkingen:
Versie 2015.5 69
4.2 CHIRURGIE BIJ KINDEREN 1.
a. Worden er op uw ziekenhuislocatie chirurgische ingrepen bij kinderen verricht? Antwoord: Ja/Nee b. Is uw ziekenhuislocatie één van de erkende kinderchirurgische centra? Antwoord: Ja/Nee c. Indien Nee, met welk kinderchirurgisch centrum zijn er afspraken over verwijzing en second opinion? Antwoord: Indien bij 1a ‘nee’ is ingevuld hoeven de onderstaande vragen niet beantwoord te worden
2.
3.
Zijn de volgende faciliteiten beschikbaar op uw ziekenhuislocatie? NVvH a. Een kinderafdeling waar ‘rooming-‐in’ mogelijk is? Antwoord: Ja/Nee (norm: ja) b. Een dagverpleging aangepast aan kinderen, met kinderverpleegkundigen? NVvH Antwoord: Ja/Nee (norm:ja) c. Een operatiekamer, verkoeverkamer, afdeling spoedeisende hulp, polikliniek, laboratorium en afdeling beeldvormende diagnostiek adequaat voor kinderen toegerust? NVvH Antwoord: Ja/Nee (norm:ja) d. Een poliklinisch spreekuur voor het anesthesiologische pre-‐assessment en de peroperatieve voorlichting toegespitst op kinderen? Antwoord: Ja/Nee (norm: ja) a. Worden er in uw ziekenhuis operaties voor hernia inguinalis verricht bij kinderen tussen de 6 maanden en 2 jaar oud? Antwoord: Ja/Nee b. Worden er in uw ziekenhuis operaties verricht voor testisafwijkingen bij kinderen tussen de 6 maanden en 2 jaar oud?
Versie 2015.5 70
Antwoord: Ja/Nee c. Hoeveel inguinoscrotale operaties* werden er op uw ziekenhuislocatie verricht bij kinderen onder de 2 jaar oud in 2014?** NVvH Antwoord: Aantal: (norm: 20 of meer) * met inguinoscrotale operaties worden alle operaties bedoeld voor testisafwijkingen of hernia inguinalis, waarbij dubbelzijdige afwijkingen die in één operatiezitting zijn behandeld als één operatie geteld moeten worden ** per 1 juli 2015 wordt deze NVvH norm aangepast naar: ‘tenminste 20 inguinoscrotale operaties per ziekenhuislocatie per jaar bij kinderen tussen 0 tot en met 15 jaar oud’.
4.
a. Worden er in uw ziekenhuis operaties voor hypertrofische pylorusstenose bij kinderen verricht? Antwoord: Ja/Nee b. Worden deze operaties gedaan of direct gesuperviseerd door een chirurg die gecertificeerd is voor chirurgie bij kinderen? NVvH Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) c. Hoeveel operaties voor hypertrofische pylorusstenose werden er op uw ziekenhuislocatie verricht in 2014? NVvH Antwoord: Aantal: (norm: 10 of meer) Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen:
Versie 2015.5 71
Opmerkingen:
Versie 2015.5 72
4.3 VAATCHIRURGIE ALGEMEEN
Belangrijk: de vragen van vaatchirurgie algemeen moeten altijd worden ingevoerd, indien de zorginstelling arteriële vaatbehandelingen uitvoert.
1.
Wordt er op uw ziekenhuislocatie arteriële vaatchirurgie verricht? Antwoord: Ja/Nee Indien ‘Nee ‘geantwoord wordt hoeven de onderstaande vragen niet ingevuld te worden
2.
a. Welke van de volgende specialisten, aantoonbaar geschoold in het cardiovasculair risicomanagement, zijn lid van het vasculair behandelteam in uw ziekenhuisorganisatie?’ NVvH-‐H&V -‐ Vasculair internist*? Antwoord: Ja/Nee -‐ Cardioloog*? Antwoord: Ja/Nee -‐ Neuroloog*? Antwoord: Ja/Nee -‐ Vaatchirurg (NVvH gecertificeerd)*? Antwoord: Ja/Nee (norm: één van bovenstaande antwoorden op ‘Ja’) *De medisch specialisten in het vasculair behandelteam zijn aantoonbaar geschoold in cardiovasculair risicomanagement
b. Hoeveel (endo)vasculair specialisten behandelen vaatpatiënten binnen uw ziekenhuisorganisatie? NVvH-‐H&V Vaatchirurgen NVvV gecertificeerd: CC (norm: 2 of meer) Interventieradiologen NGIR geregistreerd: CC (norm: 2 of meer) c. Welke van de onderstaande zorgverleners, aantoonbaar geschoold in cardiovasculair risicomanagement, is/zijn beschikbaar voor de begeleiding van vaatpatiënten in uw ziekenhuis? NVvH-‐H&V -‐ Verpleegkundige? Antwoord: Ja/Nee -‐ Vasculair verpleegkundige? Antwoord: Ja/Nee -‐ Physician assistant? Antwoord: Ja/Nee (norm: minimaal 1 zorgverlener)
Versie 2015.5 73
3.
a. Wordt 100% van de arteriële en complex veneuze operatieve vasculaire interventies in uw ziekenhuis uitgevoerd door of onder supervisie van een gecertificeerd vasculair* specialist? NVvH-‐H&V) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) b. Wordt 100% van de arteriële en complex veneuze endovasculaire interventies in uw ziekenhuis uitgevoerd door of onder supervisie van een gecertificeerde endovasculair** specialist? NVvH-‐H&V) Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) *Gecertificeerd vasculair specialist is een Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) gecertificeerd vaatchirurg **Gecertificeerd endovasculair specialist is een Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) gecertificeerd vaatchirurg met de endovasculaire aantekening en/of een Nederlands Genootschap voor Interventie Radiologie (NGIR) geregistreerde interventieradioloog, met de aantekening vasculair.
4.
a. Hoe vaak vindt de multidisciplinaire patiëntenbespreking voor vaatpatiënten in uw ziekenhuis plaats? NVvH-‐H&V) Antwoord: 1 keer per week / 1 keer per 2 weken / minder dan 1 keer per 2 weken / nooit (norm: 1 keer per week) b. Wordt de uitkomst van de multidisciplinaire bespreking vastgelegd in het dossier van de patiënt? NVvH-‐H&V) Antwoord: Ja / Nee (norm: Ja) c. Zijn de volgende specialisten aanwezig bij deze multidisciplinaire bespreking? -‐ NVvV gecertificeerd vaatchirurg Ja/Nee (norm: Ja) -‐ endovasculair specialist* Ja/Nee (norm: Ja) -‐ vasculair specialist** (op afroep) Ja/Nee (norm: Ja) -‐ cardioloog (op afroep) Ja/Nee (norm: Ja) -‐ anesthesist (op afroep) Ja/Nee (norm: Ja) -‐ neuroloog (op afroep) Ja/Nee (norm: Ja) -‐ nefroloog (op afroep) Ja/Nee (norm: Ja) (norm: alle antwoorden op ‘Ja’)
Versie 2015.5 74
* De endovasculair specialist is aanwezig naast de NVvV gecertificeerd vaatchirurg. Gecertificeerd endovasculair specialist is een Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) gecertificeerd vaatchirurg met de endovasculaire aantekening en/of een Nederlands Genootschap voor Interventie Radiologie (NGIR) geregistreerde interventieradioloog, met de aantekening vasculair. **De vasculair specialist is aantoonbaar geschoold in cardiovasculair risicomanagement
5.
Wordt in uw ziekenhuis cardiovasculair risicomanagement* aangeboden conform de vigerende richtlijnen? NVvH-‐H&V Antwoord: Ja / Nee (norm: Ja) Wordt het cardiovasculair risicomanagement* protocollair vastgelegd in de status van de patiënt? NVvH-‐H&V Antwoord: Ja / Nee (norm: Ja) *Cardiovasculair risicomanagement bestaat uit: diagnostiek, behandeling en follow-‐up van risicofactoren voor hart-‐ en vaatziekten, inclusief leefstijladviezen en begeleiding
6.
a. Krijgen vaatpatiënten in uw ziekenhuis naast de mondelingen informatie, voorafgaand aan de behandeling ook schriftelijk of digitaal informatiemateriaal* aangereikt? (NVvH-‐H&V) Schriftelijke informatie: Ja / Nee Digitale informatie: Ja / Nee (norm: één van bovenstaande antwoorden op Ja) *Het betreft informatiemateriaal over de behandelmethode, de kans op complicaties, de nazorg, de leefstijladviezen, contactpersoon binnen en buiten kantooruren.
b. Krijgt de patiënt die onder behandeling is van een (endo)vasculair specialist in uw ziekenhuis dezelfde dag antwoord van een deskundige als hij/zij telefonisch vragen stelt? (NVvH-‐H&V) Antwoord: Ja / Nee (norm: Ja) Biedt uw ziekenhuisorganisatie de patiënt de mogelijkheid om bij het 1e consult met de vaatchirurg en/of verpleegkundig specialist alle benodigde non-‐invasieve onderzoeken op 1 dag aaneensluitend te plannen? (NVvH-‐H&V)
Versie 2015.5 75
7.
1.
2.
3.
Antwoord: Ja / Nee (norm: Ja) ANEURYSMA VAN DE AORTA ABDOMINALIS Worden er op uw ziekenhuislocatie aneurysma’s van de abdominale aorta behandeld? Antwoord: Ja/Nee Indien ‘Nee’geantwoord wordt hoeven de onderstaande vragen niet ingevuld te worden Is op uw ziekenhuislocatie 24/7 een (endo)vasculair aorta aneurysma interventieteam* beschikbaar? ZINL Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) *Een (endo)vasculair aorta aneurysma interventieteam bestaat minimaal uit een NVvV gecertificeerde vaatchirurg en/of een endovasculair specialist. Worden alle aneurysma aorta abdominalis procedures op uw ziekenhuislocatie uitgevoerd door of onder supervisie* van een (endo)vasculair specialist? ZINL Antwoord: Ja/Nee (norm: Ja) * Onder supervisie betekent dat in het kader van een opleiding of scholingsprogramma de interventie kan worden uitgevoerd door een “leerling” waarbij deze wordt gesuperviseerd door een gecertificeerd (endo)vasculair specialist.
4.
Hoeveel patiënten met een aneurysma van de aorta abdominalis in aortasegment C werden in uw ziekenhuis primair electief geopereerd in 2014 en ingevoerd in de DSAA? ZINL Antwoord: Aantal: CC (norm: 20 of meer) *Het betreft hier operatieve of endovasculaire interventies, acute interventies worden niet meegeteld. U kunt dit aantal vinden onder indicator 1 van de Dutch Surgical Aneurysma Audit (DSAA)
1.
CAROTISLIJDEN Worden er op uw ziekenhuislocatie carotisoperaties verricht? Antwoord: Ja/Nee
Versie 2015.5 76
Indien ‘Nee’ geantwoord wordt hoeven de onderstaande vragen niet ingevuld te worden
2.
Hoeveel medisch specialisten op uw ziekenhuislocatie voeren carotis endarteriectomieën (CEA) of carotis stenting (CAS) uit? -‐ Vaatchirurgen*? CC -‐ Interventieradiologen**? CC -‐ Cardioloog? CC -‐ Overigen, nl * Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie (NVvV) geregistreerd vaatchirurg ** Nederlands Genootschap voor Interventie Radiologie (NGIR) geregistreerd interventieradioloog met de aantekening vasculair
3.
Bij hoeveel patiënten werd in uw ziekenhuis een carotisinterventie uitgevoerd in 2014 en geregistreerd in de Dutch Audit for Carotis Interventions (DACI)? ZINL Antwoord: Aantal: CC (norm: 20 of meer) * U kunt dit aantal vinden onder indicator 1 van de Dutch Audit for Carotis Interventions (DACI)
Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 77
4.4 PARKINSON
1.
2.
Aantal patiënten met (een verdenking op) de ziekte van Parkinson (DBC 0501) onder behandeling per ziekenhuislocatie. ZINL Antwoord: Aantal FTE van gespecialiseerde parkinsonverpleegkundige per ziekenhuis. Antwoord: Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 78
4.5 LAGE RUG HERNIA 1.
2.
3.
4. 5.
Hoeveel patiënten met lage rug hernia zijn op uw ziekenhuislocatie geopereerd in het verslagjaar? Antwoord: Aantal nieuw geopereerde patiënten per operatietechniek a. Per chirurgische procedure lumbaal geïnstrumenteerd Antwoord: b. Per chirurgische procedure hernia operatie Antwoord: Hoeveel wervelkolomchirurgen (neuro-‐ en orthopedisch chirurgen) opereren patiënten met lage rug hernia op peildatum, per ziekenhuislocatie? Antwoord: Beschikt uw ziekenhuislocatie over een multidisciplinair rugteam? ZINL Antwoord: Ja/Nee Maken de onderstaande zorgprofessional deel uit van het multidisciplinair rugteam ZINL -‐ Neurochirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Orthopedisch chirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Neuroloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Anesthesioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Reumatoloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Traumachirurg? Antwoord: Ja/Nee -‐ Radioloog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Revalidatiearts? Antwoord: Ja/Nee -‐ (Pijn)Psycholoog? Antwoord: Ja/Nee -‐ Fysiotherapeut? Antwoord: Ja/Nee -‐ Ergotherapeut? Antwoord: Ja/Nee -‐ Physician assistent? Antwoord: Ja/Nee -‐ Gespecialiseerd verpleegkundige? Antwoord: Ja/Nee -‐ Transfer verpleegkundige? Antwoord: Ja/Nee -‐ Anders, namelijk Antwoord: Multidisciplinair rugteam: team van 2 of meer professionals op gebied van lage rug problematiek.
Versie 2015.5 79
6.
7
Welke behandelmethoden voor de behandeling van lage rug hernia worden er op uw ziekenhuislocatie uitgevoerd? Chirurgische behandelmethoden -‐ Klassieke 'open herniaoperatie'(lumbale/dorsale of bilaterale discectomie) Antwoord: Ja/Nee -‐ Microscopische discectomie ) Antwoord: Ja/Nee -‐ Micro endoscopische discectomie (MED), micro-‐tube herniaoperatie Antwoord: Ja/Nee -‐ Percutane transforaminale endoscopische discectomie (PTED) Antwoord: Ja/Nee -‐ Laminectomie Antwoord: Ja/Nee -‐ Interarcuaire decompressie (microchirurgische behandeling voor stenose met intact houden van de wervelboog) Antwoord: Ja/Nee -‐ Anders, namelijk... Pijnbehandeling (invasief): -‐ Spinal Cord Stimulation) Antwoord: Ja/Nee -‐ Wortelblokkade / Facettaire blokkade) Antwoord: Ja/Nee Conservatieve behandeltrajecten: -‐ Multidisciplinaire behandeling met opname ) Antwoord: Ja/Nee -‐ Multidisciplinaire behandeling zonder opname Antwoord: Ja/Nee -‐ Monodisciplinair Fysiotherapie Antwoord: Ja/Nee -‐ Monodisciplinair Psychologie Antwoord: Ja/Nee -‐ Medicatie Antwoord: Ja/Nee -‐ Anders, namelijk…. Beschikt uw ziekenhuislocatie over een zorgpad lage rug hernia? Antwoord: Ja/Nee Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u
Versie 2015.5 80
ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 81
4.6 LAGE RUG STENOSE 1. 3.
4.
Hoeveel patiënten met lage rug stenose zijn op uw ziekenhuislocatie geopereerd in het verslagjaar? ZINL Antwoord: Hoeveel wervelkolomchirurgen (neuro-‐ en orthopedisch chirurgen) opereren patiënten met lage rug stenose op peildatum, per ziekenhuislocatie? ZINL Antwoord: Welke behandelmethoden voor de behandeling van lage rug stenose worden er op uw ziekenhuislocatie uitgevoerd? ZINL Chirurgische behandelmethoden -‐ Klassieke 'open herniaoperatie'(lumbale/dorsale of bilaterale discectomie) Antwoord: Ja/Nee -‐ Microscopische discectomie ) Antwoord: Ja/Nee -‐ Micro endoscopische discectomie (MED), micro-‐tube herniaoperatie Antwoord: Ja/Nee -‐ Percutane transforaminale endoscopische discectomie (PTED) Antwoord: Ja/Nee -‐ Laminectomie Antwoord: Ja/Nee -‐ Interarcuaire decompressie (microchirurgische behandeling voor stenose met intact houden van de wervelboog) Antwoord: Ja/Nee -‐ Anders, namelijk... Pijnbehandeling (invasief): -‐ Spinal Cord Stimulation) Antwoord: Ja/Nee -‐ Wortelblokkade / Facettaire blokkade) Antwoord: Ja/Nee Conservatieve behandeltrajecten: -‐ Multidisciplinaire behandeling met opname ) Antwoord: Ja/Nee -‐ Multidisciplinaire behandeling zonder opname Antwoord: Ja/Nee -‐ Monodisciplinair Fysiotherapie Antwoord: Ja/Nee -‐ Monodisciplinair Psychologie Antwoord: Ja/Nee
Versie 2015.5 82
5.
-‐ Medicatie Antwoord: Ja/Nee -‐ Anders, namelijk…. Beschikt uw ziekenhuislocatie over een zorgpad lage rug stenose? Antwoord: Ja/Nee Conclusie (automatisch gegenereerd) o U voldoet aan de gecontroleerde normen o U voldoet niet aan de gecontroleerde normen Indien u niet aan een of meerdere normen voldoet, welke vervolgacties gaat u ondernemen? Antwoord: o Instelling stopt of en inmiddels gestopt met de betreffende behandeling, patiënten worden verwezen naar: o Instelling gaat door met de betreffende behandeling en de volgende acties zullen worden ondernomen om aan de normen te gaan voldoen: Opmerkingen:
Versie 2015.5 83