Kwaliteit van oude en nieuwe bijgebouwen op erven in Overijssel Een verkenning van typen bijgebouwen, ontwikkelingen en mogelijkheden
bijgebouwen op erven 1
inhoudsopgave 1 Inleiding Samenvatting Aanleiding Doel van de brochure Werkwijze Doorwerking resultaten Leeswijzer
2 2 2 3 3 3 3
2 Streekeigen typen bijgebouwen op erven in Overijssel Korte historie van bijgebouwen en hun omgeving Veelvoorkomende typen bijgebouwen per streek
4 4 6
Hoogveenontginningen Noordoost-Overijssel IJsselstreek Vechtdal Salland Vriezenveen Twente 5
3 Algemene beschrijving van typen bijgebouwen Hooiberg (kapberg) Kapschuur (wagenloods) Kippenhok Bakhuis Schaapskooi Aardappelkelder Botenhuis Korenspieker
7 7 8 9 10 11 12 13 14
4 Kenmerken per streek Noordwest-Overijssel IJsseldelta Staphorst-Rouveen Reestdal
15 15 16 17 18
Ontwikkelingen op erven: wat betekent dit voor oude en nieuwe bijgebouwen? Agrarische erven Agrarische erven met nevenfuncties en niet-agrarische erven met werkfuncties Voormalig agrarische erven die veranderen in woonerven Nieuwe woonerven
19 19 20 21 21 22
25 25 26 26 28
6 Tips voor herbestemming en nieuwbouw Een andere denkwijze Tips voor herbestemming Tips voor nieuwbouw Een verzameling voorbeelden
31 31 31 32 32
7
37
Aanbevelingen voor gemeenten
Bijlage: Bijgebouwen in beleid
39
Literatuurlijst
42
Colofon
43
1 Inleiding
samenvatting
Samenvatting De provincie Overijssel kent een grote diversiteit aan historische bijgebouwen op erven in het buitengebied. Elke streek kent eigen typen en kenmerken. Daarnaast worden er allerlei nieuwe bijgebouwen ontwikkeld. De bijgebouwen staan onder druk. Kleine bijgebouwen worden gesloopt en nieuwe bijgebouwen voegen over het algemeen weinig kwaliteit toe. (Kleine) bijgebouwen vormen een onderdeel van het erfensemble en de ruimtelijke kwaliteit en diversiteit van het buitengebied. De diversiteit aan hoeveelheid, type en grootte van oude bijgebouwen is per streek verschillend. Veel kleine bijgebouwen zijn in het verleden al gesloopt. Wanneer de huidige kleine bijgebouwen niet worden herbestemd, treft hen hetzelfde lot. Particulieren en bouwbedrijven gaan vaak te snel over op sloop en nieuwbouw in plaats van herbestemming. Nieuwe bijgebouwen zijn vaak uniform en geromantiseerd in plaats van duurzaam en eigentijds. Hierdoor vervlakt het landschap. De huidige ontwikkelingen op erven bieden veel kansen voor herbestemming van oude bijgebouwen en het realiseren van duurzame en eigentijdse bijgebouwen. Hierdoor kunnen het landschap en de erfensembles worden behouden, hersteld en versterkt. Deze kansen worden nog onvoldoende benut. Om deze kansen te benutten is een nieuwe denkwijze nodig bij particulieren en bouwbedrijven. Gemeenten kunnen hieraan bijdragen, zij kunnen hun burgers stimuleren en kennis aanreiken. Er is een spanning tussen de behoefte van bewoners en de mogelijkheden binnen het gemeentelijk beleid . De huidige regelgeving strookt nog niet altijd met de diversiteit en verschillende dynamieken op het platte-
aanleiding
land. Gemeenten kunnen ervoor zorgen dat het beleid en de regelgeving beter aansluiten bij de wensen en behoeften van particulieren, zodat de dynamiek op het platteland de benodigde ruimte krijgt. Aanleiding Overijssel telt duizenden boerenerven. Veel erven zijn onderhevig aan ruimtelijke verandering. Een agrarisch erf transformeert naar een woonerf, er ontstaan nevenactiviteiten zoals zorg of recreatie, of de agrarische activiteit breidt zich uit. Tot nu toe is er vooral aandacht geweest voor de grotere opgaven op het boerenerf (kwaliteit van boerderijen, stallen en woningen). Echter, vanwege de nieuwe (neven)functies op het erf, verandert ook de behoefte aan typen bijgebouwen. Was er in het verleden vooral behoefte aan agrarische bijgebouwen, bijvoorbeeld een kippenschuur, wagenloods of hooiberg, tegenwoordig dienen er andere functies gehuisvest te worden op het erf, bijvoorbeeld garage, hobbyschuur, atelier, paardenstalling of tuinhuis. Doordat de oude functies komen te vervallen, verdwijnen ook vaak de karakteristieke gebouwen die voor deze functies nodig waren. Ook verdwijnt de veelheid aan bijgebouwen om plaats te maken voor een enkel, groter gebouw. Dat is jammer, omdat juist deze bijgebouwen zo beeldbepalend zijn voor de uitstraling van het erf. De bijgebouwen vormen een directe relatie met het hoofdgebouw en de rest van het erf (ensemblewaarde) en vertellen het verhaal van het vroegere gebruik van het erf. Met het vervangen van deze oude bijgebouwen voor nieuwe, verdwijnt ook een stukje van de beleefbare geschiedenis over het werken en wonen op een boerenerf. De nieuwe bijgebouwen voegen veelal geen kwaliteit toe aan het bestaande erf. Eerder doen ze afbreuk aan de oorspronkelijke erfstructuur en de uitstraling van het erf.
2
bijgebouwen op erven 1
doel
doorwerking
werkwijze
leeswijzer
Doel van de brochure We willen met deze brochure het hergebruik van karakteristieke bijgebouwen en de nieuwbouw van streekeigen en duurzame bijgebouwen op de erven stimuleren. Op die manier blijven de oude lagen in het landschap zichtbaar en afleesbaar. De oorspronkelijke erfstructuur blijft zoveel mogelijk intact. Zo blijven erven de kwaliteitdragers van het Overijsselse landschap. Voorwaarde daarbij is dat de bijgebouwen voldoen aan de nieuwe functies die plaatsvinden op het erf. Het programma van nu zou gekoppeld moeten worden aan de bouwtypologieën van toen. Streekeigen bouwtypologieën kunnen worden doorontwikkeld op een zodanige manier dat hier nieuwe functies onderdak kunnen vinden. Initiatiefnemers dienen dan ook bewust te worden gemaakt van de historische betekenis van de bijgebouwen en dienen alternatieven aangeboden te krijgen voor nieuwe bijgebouwen die gestoeld zijn op deze historische betekenis. Werkwijze De brochure betreft een bureauonderzoek en bestaat uit twee delen. • Een inventarisatie van verschillende typen bijgebouwen per streek. • Verkenning van behoefte en aanbod van nieuwe bijgebouwen. Deze brochure wordt digitaal beschikbaar gesteld op de ervenwebsite van Het Oversticht (www.erveninoverijssel.nl) en de website ruimtelijke kwaliteit van de Provincie Overijssel (www.provincieoverijssel.nl). Ook kunnen gemeentes de digitale brochure op hun eigen website plaatsen.
1
Doorwerking resultaten De brochure wordt gepresenteerd onder de Overijsselse gemeenten op een bijeenkomst. Voor deze bijeenkomst worden de gemeenten uitgenodigd. Op deze bijeenkomst worden de vervolgstappen toegelicht. Bijvoorbeeld het doorontwikkelen van (typologieën van) streekeigen bijgebouwen of het doorontwikkelen en het stimuleren van hergebruik. Partijen als architectenbureau’s, bouwbedrijven en aannemersbedrijven kunnen hierbij betrokken worden. Leeswijzer Het rapport bestaat uit twee delen. In de hoofdstukken 2 t/m 4 worden verschillende typen bijgebouwen per streek geïnventariseerd. In de hoofdstukken 5 t/m 7 worden oplossingen en adviezen aangereikt ten aanzien van herbestemming van oude bijgebouwen en nieuwe bijgebouwen. In de bijlage is te vinden hoe bijgebouwen in het beleid zijn opgenomen.
3
1 2 Streekeigen typen bijgebouwen op erven in Overijssel
bijgebouwen als onderdeel van het
Een korte historie van bijgebouwen en hun omgeving Bijgebouwen maken samen met het hoofdgebouw, de boerderij, onderdeel uit van het erf. Bijgebouwen zijn in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw. In het voorste deel van de boerderij werd gewoond, het achterste deel was in gebruik als stal. In bijgebouwen vinden activiteiten plaats die met de agrarische functie van het erf te maken hebben. In bijgebouwen worden oogst opgeslagen, veevoer opgeborgen, dieren gehuisvest of gereedschappen en machines opgeborgen. Soms is het een combinatie van meerdere functies. Op oudere erven (17e, 18e, 19e eeuw) is er vaak sprake van een grote hoeveelheid kleine bijgebouwen. Vooral Twente kent een grote verscheidenheid aan verschillende typen bijgebouwen. Op jongere erven (’50, ’60) komen minder bijgebouwen voor en zijn ze groter. De functie van
het bijgebouw, de bedrijfsvoering, het omringende landschap, de materialen die in de omgeving voorkwamen en locale gebruiken en ambachten bepaalden de typologieën van een streek. Alle kenmerken van de bijgebouwen zitten er met een bepaalde reden, boeren deden niets voor niks. Nut en noodzaak spelen een belangrijke rol. Materialen werden vaak hergebruikt. Alleen de wat rijkere boeren konden het zich permitteren om bijzonderheden aan te brengen. Waar staan bijgebouwen op het erf? Bijgebouwen maken onderdeel uit van een erf. Het erf bestaat uit een hoofdgebouw (de boerderij; woning en stal) en bijgebouwen, samen vormen ze een compositie en een silhouet.
erfensemle
diversiteit van grote en kleine bijgebouwen in Twente
4
2 bijgebouwen op erven 2
De functionele scheiding tussen ‘voor’ en ‘achter’, tussen wonen en werken, is terug te vinden in de boerderij en het erf. ‘Voor’ bevinden zich ook de siertuin, fruitgaard en moestuin. en de erfinrichting. ‘fruitgaard, deze zijde had een sierfunctie. De vrouw hield zich bezig met ‘voor’. ‘Achter’ bevonden zich de bijgebouwen, dit was het terrein voor de
man. Een uitzondering is het bakhuis. Deze stond bij het woongedeelte van de boerderij. Ook het kippenhok stond soms aan de voorzijde. De bijgebouwen op de oudere erven staan in een losse strooiing, ze staan scheef ten opzichte van de weg en elkaar. Bijgebouwen op de jongere erven staan haaks en/of parallel ten opzichte van elkaar en de weg.
5
2 bijgebouwen op erven 2
Veelvoorkomende typen bijgebouwen per streek In bijgevoegd overzicht wordt inzichtelijk gemaakt welke meest voorkomende typen bijgebouwen er zijn (of waren) in de verschillende streken in Overijssel. Onder bijgebouwen verstaan we hier: kleinere gebouwen op het erf, bedoeld voor het uitvoeren van, aan het agrarisch bedrijf gerelateerde nevenfuncties. Het gaat dus niet om de boerderij en de veestallen. Er blijken een heleboel verschillende typen kleinere gebouwen op het erf te bestaan. De meest voorkomende bijgebouwen zijn; hooiberg, kapschuur/wagenloods, kippenhok, bakhuis (en zomerhuis), schaapskooi, aardappelkelder, botenhuis, korenspieker. Het onderstaande schema geeft aan in welke regio’s ze te vinden zijn. Enkele komen
Noordwest Overijssel
IJsseldelta
StaphorstRouveen
Reestdal
Hooiberg
nee
ja
nee
ja
Kapschuur/ Wagenloods Kippenhok Bakhuis Schaapskooi Aardappelkelder Botenhuis Korenspieker
ja ja ja nee nee ja nee
ja ja ja nee nee nee nee
ja ja nee nee nee nee
ja ja ja ja nee nee nee
maar in één of twee streken voor. Het botenhuis komt alleen in Noordwest Overijssel voor. De aardappelkelder kennen ze alleen in Salland en Twente. Andere typen die niet in het schema zijn opgenomen zijn bijenstallen, molenhuisjes (rosmolen), zomerhuizen, optrekjes die met ambacht en nijverheid te maken hadden, rommelhokken, karnhuisjes, plaggenschuren, klöpkeshuisjes (huisjes voor pastoorshulpen), ijskelders, boenhokken, enz. Deze zijn niet opgenomen omdat deze inventarisatie een selectie betreft van de acht meest voorkomende typen bijgebouwen.
Hoogveen IJsselstreek NoordoostOverijssel nee ja
nee nee nee nee
ja ja ja nee nee nee nee
Vechtdal
Salland
Vriezenveen Twente
ja
ja
nee
ja (west Twente)
ja ja ja ja nee nee nee
ja ja ja ja ja nee nee
ja ja Ja nee nee nee nee
ja ja ja ja ja nee ja
(‘nee’ betekent dat dit type bijgebouw in principe van oudsher niet voorkomt in de streek. Het kan zijn dat dit type toch sporadisch aanwezig is, bijvoorbeeld in een bepaald gebied binnen de streek).
6
3
Algemene beschrijving van acht typen bijgebouwen hooibergen
In hooibergen, ofwel kapbergen, werd hooi, stro en rogge opgeslagen. Hooibergen hebben een hijssysteem dat regelt dat het dak naar beneden en boven kan bewegen, afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen hooi. De roeden gaan dwars door het dak heen. De hoeveelheid roeden bepaalt het aantal hellingsvlakken van het dak. Er bestaan één-, twee-, drie-, vier-, vijf- en zesroedige bergen. De éénroedige worden ook wel paraplu’s genoemd. In Overijssel komen veelal vier- en vijfroedige hooibergen voor. Sommige hooibergen hebben een zadeldak of een verhoogde tasvloer. Bij een steltenberg is de tasvloer is er aan drie zijden sprake van een aankapping. De tasvloer is dermate hoog dat eronder ruimte is voor berging van gereedschap, trekkers en kleinvee. Op veel erven hebben vroeger meer dan één hooiberg gestaan. Hooibergen komen oorspronkelijk niet voor in Noordwest Overijssel, StaphorstRouveen, Vriezenveen en Twente. Wanneer er hooi werd opgeslagen, werd dit in de boerderij gedaan. Veel boerderijen in Noordwest Overijssel hebben daardoor een kamelenrug. De grote boerderijen in Twente hadden op zolder ruimte genoeg voor opslag van hooi. Wellicht heeft het pannendak van de Twentse boerderij ook meegespeeld in de brandveiligheid. Pas vanaf de 18e eeuw was deze ruimte niet groot genoeg meer en werden er hooibergen gebouwd. Deze werden vooral in het westen van Twente (Rijssen, Wierden, Markelo) gebouwd. In Vriezenveen kwamen in principe geen hooibergen voor. Het hooi werd opgeslagen in een grote schuur (schöppe). Sporadisch is er een hooiberg te vinden. Deze vierroedige hooibergen hebben een dak van stro in plaats van riet.
1
Algemene kenmerken Positie: • op het erf, vaak beschut door bebouwing en beplanting Hoofdvorm: • gelijkzijdige plattegrond (rond, vierkant, 5-hoek, enz) • eén roede in het midden of meerdere op de hoeken • flauw en steil dak • eventueel voorzien van aanbouwen (‘vleugels’) • hijssysteem (voor het laten zakken of omhoog hijsen van de kap) Gevels: • oorspronkelijk open, later (gedeeltelijk) dicht • eventuele gevelopeningen verticaal gericht • stelten of roedes dominant in het gevelbeeld Detaillering: • voorzien van (grote) dakoverstekken • potdekselwerk Materiaal/kleur • gevels (wanneer van toepassing): houten potdekselwerk (zwart) op lage gemetselde plint • dak van riet, stro, (gebakken) pan, golfplaat of metalen plaat
7
3 bijgebouwen op erven 3
kapschuur / wagenloods
Op bijna elk Overijssels erf komt een kapschuur voor of heeft er één gestaan. Vaak had de kapschuur meerdere functies; het stallen van wagens en trekkers, stalling van dieren en opslag van hooi, fruit en gereedschap. Door de gebintconstructie van de kapschuur is deze gemakkelijk in compartimenten te delen. Elk compartiment had zijn eigen functie. De kapschuur heeft een zadeldak en één hoge open zijde. Soms is (een deel van) de open zijde dicht gemaakt.
Algemene kenmerken Positie: • op erf, ontsloten vanaf bedrijfsmatig deel van het erf, of beschut, net buiten het erf geplaatst (als opslag), bijvoorbeeld aan de overzijde van de weg (wel is relatie met erf zichtbaar) Hoofdvorm: • kloeke vorm • zadeldak (een hoge en lage zijde met vaak gelijke dakhelling) • steile dakhelling • gebintconstructie (rust op poeren) • duidelijke nokrichting • 1/3 – 2/3 verdeling in topgevels • (zeer) groot overstek aan hoge zijde Gevels: • open (hoge zijde) • gesloten (lage zijde en kopgevels) • bedrijfsmatige uitstraling • geen of weinig gevelopeningen (verticaal gericht) Detaillering: • dakoverstekken rondom Materiaal/kleur • Gevels houten potdekselwerk (zwart of vergrijzend), kan op gemetselde plint • Dak van riet, (gebakken) pan, golfplaat (afhankelijk van streek)
8
3 bijgebouwen op erven 3
kippenhok
Bijna op alle erven in Overijssel, veehouderijen en gemengde bedrijven, werden kippen gehouden. Kippenhokken bestaan meestal uit hout. Het zijn kleine, langwerpige gebouwtjes met een lessenaarsdak (soms zadeldak). In de hoogste lange gevel zitten ramen. Deze gevel is gericht op het zuiden vanwege de warmte en het licht. Vaak werden de kozijnen wit geschilderd om in het donker het gebouw te kunnen vinden. Niet alle kippenhokken staan op het erf. Sommige erven beschikken over meerdere kippenhokken.
Algemene kenmerken Positie: • ondergeschikt ten opzichte van de woning. In de nabijheid van het erf, gericht naar buiten/rand van het erf (uitloop kippen). Gevel met ramen is gericht op de zon. Hoofdvorm: • meestal lessenaarsdak (soms kapschuurmodel) • rechthoekige plattegrond • beperkte hoogte Gevels: • gesloten (achterzijde) • ramen aan lange zijde • zowel verticaal als horizontaal gericht. • regelmatig patroon. • ingang aan korte zijde Detaillering: • sober Materiaal/kleur • gevels vaak hout, met of zonder gemetselde plint. • gedekte kleurstelling • dak van pannen, riet of (golf-)plaat • witte kozijnen (zodat het kippenhok ’s avonds beter vindbaar was)
9
3 bijgebouwen op erven 3
bakhuis
In het bakhuis (ook wel stookhok of stookhut genoemd) werd brood gebakken, de was gedaan (koperen ketels, waterfornuizen), veevoer gekookt en soms zelfs tijdens de zomerperiode in gewoond (zomerkeukens en zomerhuizen). Deze zomerhuizen hebben echt een woonfunctie en hebben daarom ramen en meer detaillering. Niet bij alle erven stond een bakhuis, niet iedereen kon een bakhuis betalen. In de meeste bakhuizen werd daarom ook brood gebakken voor de buren. De boeren die zich geen bakhuis konden veroorloven hadden soms buiten, onder een overkapping, een kleine oven. De stenen oven was bedekt met leem en had een ijzeren deurtje. Het bakhuis bestond uit steen en had een pannen dak, waarschijnlijk tegen brandgevaar. De zomerkeukens en zomerhuizen zijn veel groter en hebben meerdere en grotere ramen.
Algemene kenmerken Positie: • (zeer) dicht bij het woongedeelte van de boerderij Hoofdvorm: • zadeldak • rechthoekige plattegrond • kleinschalig • schoorsteen op nok, bij achtergevel Gevels: • samenhang met woonhuis • vaak symmetrische kopgevels • ingang in kopgevel • enkele gevelopeningen Detaillering: • samenhang met woonhuis Materiaal/kleur • gemetselde gevels, eventueel met trasraam • samenhang met woonhuis
10
3 bijgebouwen op erven 3
schaapskooi
In het bakhuis (ook wel stookhok of stookhut genoemd) werd brood gebakken, de was gedaan (koperen ketels, waterfornuizen), veevoer gekookt en soms zelfs tijdens de zomerperiode in gewoond (zomerkeukens en zomerhuizen). Deze zomerhuizen hebben echt een woonfunctie en hebben daarom ramen en meer detaillering. Niet bij alle erven stond een bakhuis, niet iedereen kon een bakhuis betalen. In de meeste bakhuizen werd daarom ook brood gebakken voor de buren. De boeren die zich geen bakhuis konden veroorloven hadden soms buiten, onder een overkapping, een kleine oven. De stenen oven was bedekt met leem en had een ijzeren deurtje. Het bakhuis bestond uit steen en had een pannen dak, waarschijnlijk tegen brandgevaar. De zomerkeukens en zomerhuizen zijn veel groter en hebben meerdere en grotere ramen.
Algemene kenmerken Positie: • aan de rand van het erf of los van het erf • beschut in het landschap • aan de rand van heidevelden Hoofdvorm : • rechthoekige plattegrond (eventueel afgeschuinde hoeken = bootvormige plattegrond) • duidelijke nokrichting • kapvorm: schildkap (met verhoogde gevel) of zadeldak (met drie- of vijfzijdig gesloten kap op de kopgevels) Gevels : • gesloten karakter • weinig (kleine) gevelopeningen • ingang in kopgevel bij bootvormige plattegrond • ingang in zijgevel bij rechthoekige plattegrond Detaillering : • gevels potdekselwerk • sober Materiaal/kleur • gevels heideplaggen, hout (antraciet), eventueel op gemetselde plint • dak: riet of pannen
3 bijgebouwen op erven 3
Aardappelkelder
Na het oogsten werden de aardappels bewaard in de aardappelkelder. Door een gat in de grond te graven en dit af te dekken met plaggen of pannen bleven de aardappelen koel en liepen ze niet uit. Ook ’s winters kon men dan nog van de voorraad gebruik maken. Er zijn hele eenvoudige aardappelkelders en wat luxere. De meest eenvoudige types hebben geen zijgevels en het dak bestaat uit stro. De meest luxe types hebben een zijwand van Bentheimerzandsteen, een dak met pannen en een stenen vloer. Alles daartussen in kwam ook voor, bijvoorbeeld zijwanden van plaggen. Aardappelkelders komen alleen in Twente en Salland voor. In andere streken dienden kelders of andere plekken in de boerderij zelf (bijvoorbeeld de ruimte onder de bedstee) voor de opslag van aardappels. Aardappelkelders werden bij voorkeur naast een houtwal of in een bosje gebouwd. Waarschijnlijk vanwege de verkoelende schaduw. Algemene kenmerken Positie: • los van het erf • beschut in het landschap • op schaduwrijke, droge plek Hoofdvorm • rechthoekige plattegrond • zadeldak of rond tongewelf Gevels : • zeer lage goothoogte • vloer iets onder maaiveld, bereikbaar door deurtje (gevolgd door trapje) aan de zijde van het erf • in principe geen openingen Detaillering • overstekken en windveren • geen goot • rondom is de grond vaak opgehoogd tegen de gevels ten behoeve van het binnenklimaat (en/of voorzien van plaggen tegen ongedierte) Materiaal/kleur • gevels gemetseld (topgevel eventueel voorzien van –eiken- beschieting) • dak met pannen of stro, bij rond tongewelf stenen dak met plaggen erop 12
3 bijgebouwen op erven 3
Botenhuis
Het botenhuis is typisch voor de Noordwest Overijssel. In deze streek vond al het vervoer via de smalle sloten plaats die talrijk aanwezig waren. De sloten zijn gegraven om het water uit het veen weg te laten lopen en het turf af te voeren. Mensen, vee en vrachten werden per boot vervoerd via deze sloten. Iedereen had wel één of meerdere bootjes. Als die geen dienst deden lagen ze in het botenhuis, gedeeltelijk over de sloot hellende schuren die dienst deden als botenstalling. Na de turfgraverij vond er een verschuiving plaats van de veenderij naar de agrarische sector. De afgegraven veengebieden werden als hooi- en rietland benut. Veel botenhuizen worden daardoor ook gebruikt als hooischuur. Op de zolder kan het riet onderdaks worden gelost. Veel van deze zogenoemde hooikappen zijn te vinden bij grote Gieterse boerderijen.
Algemene kenmerken Positie: • toegankelijk vanaf het water • over het water gebouwd Hoofdvorm: • meestal zadeldak, eventueel met wolfseind (eenvoudige lessenaarskap komt ook voor) Gevels: • constructie is dominant • geheel open of (deels-) bekleed (minimaal één open gevel aan de waterzijde) • functioneel Detaillering: • houten geveldelen eventueel met kieren aangebracht (ventilatie) Materiaal/kleur: • gevels hout (antraciet) • dak met (golf-)platen, pannen of riet (of een combinatie)
13
3 bijgebouwen op erven 3
Korenspieker
Het woord kornspieker is afgeleid van het Latijnse ‘spicarium’, dat graanschuur betekend. Ze komen in Overijssel alleen in Twente voor. Korenspiekers kwamen zowel in de stad als op het platteland voor. Boerenspiekers op het Twente platteland werden ook wel korenzolders, spijker of spijkerberg genoemd. Alleen de rijkste, volgewaarde erven waren in bezit van een spieker. (Volgewaard betekent meegerechtigd in de markegronden en dat kon pas als je voldoende grond bezat). Meestal had de spieker een verdedigbaar karakter waarbij een gracht om de spieker was gegraven. Via een weg te nemen plank kon men de spieker bereiken. Ook zijn er spiekers met schietgaten gevonden. De oudste spiekers stonden op palen. Onder de spieker, op de vloer, was ruimte voor hooiopslag. Spiekers zijn hoge, smalle gebouwtjes die op torens leken. De wanden bestaan uit vakwerk, met vakken van leem, later baksteen, en hadden houten topgevels. De vakwerkwanden van baksteen rusten op een plint van langwerpige blokken Bentheimer zandsteen. Het schilddak was van stro. De meeste spiekers zijn inmiddels verdwenen. Nog enkele spiekers zijn bewaard gebleven.
Algemene kenmerken Positie: • op erf (boerenspieker) Hoofdvorm: • rijzig (vaak 2 bouwlagen exclusief kap, of meer) • zadeldak Gevels: • gesloten • mogelijk (kleine) gevelopeningen • topgevels met rechte, gemetselde, beëindiging of met windveer Detaillering: • veel metselwerk • eventueel vakwerkconstructie zichtbaar Materiaal/kleur • gevels gemetseld • dak van pannen 14
4
Kenmerken per streek
1
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders
Noordwest Overijssel
De kapschuren, kippenhokken, bakhuizen en schaapskooien hebben geen specifieke kenmerken die alleen in deze streek voorkomen. De botenhuizen komen binnen Overijssel alleen in deze streek voor.
15
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers bijgebouwen op erven 4
IJsseldelta
De kapschuren, kippenhokken en bakhuizen hebben geen specifieke kenmerken voor deze streek. Vooral de hooibergen vormen een belangrijk aandeel in het ensemble van het erf. Er komen op één erf vaak meerdere hooibergen voor.
4
Hooiberg • Rieten kap of golfplaten • Tasluiken (oogstluiken) in de kap • Donkergekleurde houten palen • Op Kampereiland twee zeshoekige hooibergen en één vijfhoekige hooiberg o zeshoekige: opslag hooi voor verkoop aan cavalerie van het leger o zeshoekige: opslag hooi van beste kwaliteit, ook wel koeberg genoemd o vijfhoekige: opslag hooi van mindere kwaliteit
16
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
bijgebouwen op erven 4
Staphorst/ Rouveen
De kapschuren hebben geen specifieke kenmerken. De bakhuizen hebben specifieke kenmerken die alleen in deze streek voorkomen. Het typische kleurgebruik op de gevels van de boerderijen (groene luiken en blauwe plinten), komt ook terug in de bakhuizen. Behalve de standaard kippenhokken komen hier ook grotere typen voor. Rond 1920 kregen bewoners van het Reestdal en Staphorst/Rouveen een financiële tegemoetkoming voor het houden van kippen. Met het verkopen van de eieren op de markt verdienden de vrouwen wat bij. Er ontstonden grotere kippenhokken (50 – 100 kippen) die een uniforme uitstraling hadden.
4
Bakhuis • Staphorster kleuren in gevels (luiken, topgevel, enz.) • Ook zomerhuizen komen voor Kippenhok Naast de algemene, kleine kippenhokken komen ook grotere kippenhokken voor. Deze hebben een uniforme uitstraling, al deze grote kippenhokken zien er hetzelfde uit. De meeste van deze kippenhokken zijn inmiddels afgebroken.
17
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
bijgebouwen op erven 4
Reestdal
De hooibergen en kapschuren hebben geen specifieke kenmerken voor deze streek. In het Reestdal komen verschillende typen ‘bakhuizen’ voor die verschillen in maat en functie, namelijk een stookhok, een bakhuis en een noamthuus. Naast de standaard kippenhokken komen er in het Reestdal ook grotere typen voor. Rond 1920 kregen bewoners van het Reestdal en Staphorst/Rouveen een financiële tegemoetkoming voor het houden van kippen. Met het verkopen van de eieren op de markt verdienden de vrouwen wat bij. Er ontstonden grotere kippenhokken (50 – 100 kippen) die een uniforme uitstraling hadden.
4
Bakhuis • bakhuis: groter hok waarin met behulp van een oven brood gebakken werd • noamthuus: stookhuis gecombineerd met zomerhuis Kippenhok Naast de algemene, kleine kippenhokken komen ook grotere kippenhokken voor. Deze hebben een uniforme uitstraling, al deze grote kippenhokken zien er hetzelfde uit. De meeste van deze kippenhokken zijn inmiddels afgebroken.
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
bijgebouwen op erven 4
Hoogveen Noordoost Overijssel
4
Geen van deze types hebben specifieke kenmerken voor deze streek.
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
IJsselstreek
Alleen de hooiberg heeft specifieke kenmerken voor deze streek.
Hooiberg • vooral eenroedige en vierroedige • eenroedige strooien of rieten kap (paraplu), overige riet • steltenbergen komen voor
19
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
bijgebouwen op erven 4
Vechtdal
4
De hooibergen in het Vechtdal hebben geen specifieke kenmerken voor het uiterlijk. Maar wat ze wel onderscheid van anderen is dat de roeden rusten op zwerfkeien. Bijzonder is dat de gevels van schaapskooien (maar ook van andere schuren) zijn voorzien van vlechtwerk. Hooiberg • Roeden rusten op zwerfkeien • Verplaatsbare hooibergen met stijlvoetplaten (omgeving Dalfsen) Schaapskooi • zwarte, houten, gepotdekselde wanden • vlechtwerk van riet/stro op zijwanden
20
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
bijgebouwen op erven 4
Salland
De hooibergen in Salland hebben specifieke kenmerken. Sommige bezitten een rechthoekige plattegrond met zadeldak. Ook de steltenberg komt hier veel voor.
4
Hooiberg • vierroedige komen meeste voor • sommige vierroedige en tweeroedige hebben een rechthoekige plattegrond, met zadeldak en houten topgevel • zesroedige hooibergen komen vooral op grotere bedrijven voor • verhoogde tasvloer komt voor (soms onderste deel afgetimmerd), vooral in West Salland • steltenbergen komen voor (hooiberg met op begane grond ruimte voor wagens en landbouwgereedschap)
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
Vriezeveen
Deze hebben geen specifieke kenmerken.
21
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
bijgebouwen op erven 4
Twente
4
Bijzonder aan de hooibergen is dat de hooibergen in Markelo verplaatsbaar zijn en dat hier ook schoppes voorkomen, typische hooischuren in het westen van Twente (gemeente Hof van Twente en Wierden). De bakhuizen, kippenhokken, aardappelkelders en spiekers, hebben veelal dezelfde kenmerken als de boerderijen; rode pannendaken, vakwerkgevels, donkere houten topgevels en witte windveren. De spieker komt in Overijssel alleen in Twente voor. Vlak over de grens in Duitsland komen ze ook voor. Hooiberg • hooibergen in West Twente (Rijssen, Wierden, Hof van Twente) • verhoogd tasplatform • roeden staan op poertjes die net iets boven maaiveld uitsteken • In Markelo zijn de hooibergen verplaatsbaar met stijlvoetplaten Ook hooischuren kwamen voor, de zogenoemde schöppes. Deze schuren bezaten geen roeden. De schuren hebben een rechthoekige plattegrond, wanden met (donker,) houten vakwerk (vroeger gevuld met leem en stro, later met baksteen) en/of hout, en een rieten kap, soms in combinatie met pannen. Ook komt het voor dat er stro gebruikt is op de wanden. In west Twente (gemeente Wierden, gemeente Hof van Twente) zijn dit de dwarsritschuren. Zijn naam zegt het al, dit zijn schuren waar je ‘dwars’ komt binnenrijden. In de zijkant van de schuur zitten grote deuren waardoor volgeladen oogstwagens dwars door de schuur konden rijden.
22
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
bijgebouwen op erven 4
Twente
4
Bakhuis • rode pannen • witte windveren • houten topgevel • vakwerk in gevels • tweebeukige bakspieker komen voor
23
hooibergen kapschuren kippenhokken bakhuizen schaapskooien botenhuizen aardappelkelders spiekers
bijgebouwen op erven 4
Twente
4
Kippenhok • rood pannendak
Aardappelkelder • luxe type: gevels van Bentheimer zandsteen, zadeldak met pannen, stenen vloer • witte windveren • rode pannendaken • houten topgevel
Schaapskooi • In Buurse: rechthoekige plattegrond aan de buitenkant, en afgeschuinde hoeken aan de binnenkant
Korenspieker • rijzig (vaak 2 bouwlagen exclusief kap, of meer) • zadeldak met pannen • gesloten, gemetselde gevels • mogelijk (kleine) gevelopeningen • topgevels met rechte, gemetselde, beëindiging of met windveer • veel metselwerk • vakwerkconstructie zichtbaar
24
5
1 Ontwikkelingen op erven: wat betekent dit voor oude en nieuwe bijgebouwen? De afgelopen decennia hebben veel boerenerven hun oorspronkelijke agrarische functie verloren. Op het Overijsselse platteland komen er daardoor naast puur agrarische bedrijven steeds meer erven met gemengde functies of ervebn met aleen een woonfunctie voor. De functie van het erf is in sterke mate bepalend voor de ruimtebehoefte op het erf en is daarmee van invloed op de manier waarop er met bijgebouwen wordt omgesprongen. We onderscheiden grofweg vier categorien erven; 1. agrarische erven (die hun functie behouden en in de toekomst groeien of intensiveren) 2. agrarische erven met nevenfuncties en niet-agrarische erven met werkfuncties 3. voormalig agrarische erven die veranderen in woonerven 4. nieuwe woonerven (met daarnaast een nevenfunctie)
‘In Nederland daalde het aantal agrarische bedrijven van 410.000 in 1950 met 75% tot bijna 100.000 in 2000. De afname van het aantal boerenbedrijven heeft zich na de jaren ’50 en ’60 onverminderd doorgezet. Elk jaar, tot op de dag van vandaag, stoppen jaarlijks gemiddeld 3% van de boeren. Dit proces vindt ook in Overijssel plaats. Op kaart telt Overijssel 26.000 erven. Op dit moment is daarvan nog slechts 35%, een kleine 10.000 erven, in agrarisch gebruik. En de afname van boerenbedrijven zet door.’ (bron: Cahier d’atelier, Levende erven, 2007).
1. agrarische erven Op de agrarische erven ligt de nadruk vooral op groei (uitbreiding/intensivering). Veel van de kleine bijgebouwen op deze erven zijn al gesloopt. De kleine bijgebouwen die nog aanwezig zijn hebben meestal geen functie meer en staan letterlijk op instorten. Ze staan leeg omdat ze in de weg staan (een nieuwe stal die nog net binnen het bouwblok past gaat vaak ten koste van kleine bijgebouwen), of omdat er geen functie voor kan worden gevonden (omdat men zelf de mogelijkheden niet ziet en het voorstellingsvermogen ontbreekt of omdat men er niet op wordt gewezen door anderen). Veel van deze kleine bijgebouwen zullen worden gesloopt als er niet alsnog een functie voor gevonden wordt. Een klein aantal oude bijgebouwen heeft nog een agrarische functie of heeft een functie gerelateerd aan het wonen (bijvoorbeeld een bakhuis dat functioneert als tuinhuisje, zie nieuwe woonerven). Deze agrarische functie is echter vaak wel hobbymatig. Bijvoorbeeld het houden van wat kippen in een kippenhok, of het bergen van hooi in de hooiberg voor wat paarden. Het gaat dan vooral om de volgende typen bijgebouwen die nog in agrarisch gebruik zijn: kippenhokken, kapschuren, hooibergen, schaapskooien en botenhuizen. Betekenis voor oude bijgebouwen: weinig kansen voor herbestemming, incidentele mogelijkheden voor behoud en/of herbestemming
25
5 bijgebouwen op erven 5
2. agrarische erven met nevenfuncties en niet-agrarische erven met werkfuncties Een nevenfunctie kiezen de bewoners er niet zomaar even bij. Het is een grote investering in tijd en ruimte. De functie moet de bewoners passen. De nevenfuncties vinden vooral plaats in het hoofdvolume van het erf, de boerderij, en de grote stallen. Over het algemeen nemen deze functies niet plaats in (kleine) bijgebouwen. Er zijn weinig VAB aanvragen voor bijgebouwen. Bewoners investeren liever in sloop en nieuwbouw dan in restauratie en hergebruik: de huidige, karakteristieke bijgebouwtjes zijn klein, nieuwbouw kan helemaal naar wens worden gerealiseerd en de maximale aantal m2 aan bijgebouwen die gemeentes hanteren volgens het bestemmingsplan is een nadeel als er al twee kleine bijgebouwtjes aanwezig zijn. Voorbeelden van nevenfuncties zijn legio. Van kampeerboerderij, theeboerderij, museumboerderij, antiekboerderij, kinderboerderij en beautyfarms. Ook functies als autobedrijven, aannemersbedrijven, tuincentra en maneges komen naar het platteland. Erven zijn ideale woon-/werkmilieus, voor het houden van een agrarisch bedrijf, maar ook voor andere functies, bijvoorbeeld loonwerkbedrijven, aannemers, timmerbedrijven, recreatie, zorg, dienstverlening en cultuur. De stallen en schuren, het grote erf en de woonboerderij bieden veel ruimte en vrijheid om te wonen, te hobbyen en te werken. Overige functies zijn zeer divers en heeft veelal een kleinschalig karakter: adviesbureau’s, pc-bedrijfjes, caravanstalling, ambachtbedrijfjes (bouwbedrijfjes, bloemschikken, trimsalon, kwekerijtjes, installateurs). Een aantal van deze bedrijfjes wordt gevormd door ZZP-ers, een locatie huren op het industrieterrein is voor hen veelal te duur. De voornaamste nevenfuncties lijken te zijn: recreatie (camping/trekkershutten, horeca, groepsaccommodatie, museum, kinderboerderij), kinderopvang (voornamelijk in bijgebouwen van 50 a 100 m2) en zorg (vanwege de vergrijzing). Ook het aantal maneges zijn de laatste jaren toegenomen. Waarschijnlijk zal de groei in het aantal erven met een nevenfuncties toenemen.
Per type bijgebouw zien we de volgende meest voorkomende soorten herbestemming: • Hooiberg: overkapping voor terras, stalling voor auto/trekker, dierenverblijf (dichtgetimmerde wanden) • Kapschuur/wagenloods: opslag, stalling van auto’s, trekkers, aanhangwagens of caravans • Kippenhok: wordt zelfden herbestemd • Bakhuis: woonruimte (ze worden vaak met de woning verbonden om de woonruimte te vergroten), berging (tuingereedschap/tuinmeubels/speelgoed), overdekt buitenplaatsje, tuinhuisje, gastenverblijf (bij de wat grotere bakhuizen en zomerhuizen), sauna, garage. • Schaapskooi: recreatie (VVV-kantoor, bezoekerscentrum) • Aardappelkelder: wordt zelfden herbestemd • Botenhuis: recreatie (appartement) Betekenis voor oude bijgebouwen: veel kansen voor herbestemming (er is veel programma en het programma is divers) 3. voormalig agrarische erven die veranderen in woonerven Veel boeren stoppen met hun agrarische functie. Aan de andere kant is er een grote behoefte aan wonen in het buitengebied. Dit leidt tot opsplitsing van de boerderij (het stalgedeelte wordt omgebouwd tot woning) en deelname aan de Rood voor Rood regeling (landschapsontsierende stallen mogen vervangen worden door een nieuwe woning). Op deze manier wordt er met meerdere huishoudens op één erf gewoond. Soms is hierbij sprake van mantelzorg. Vaak worden diverse oude bijgebouwen gesloopt en vervangen voor één groot, nieuw bijgebouw. De saneringsregeling stimuleert sloop en nieuwbouw. Het erfensemble neemt hierdoor soms af in kwaliteit, terwijl de kleine oude bijgebouwen die worden gesloopt juist veelal (met enige aanpassing) heel geschikt zijn voor functies gerelateerd aan het wonen. Functies die gerelateerd zijn aan het wonen zijn bijvoorbeeld terras/overdekte buitenruimte, opslag (gereedschap/werktuig/tuinspullen), tuinhuis, garage/carport, speelhuisje voor de kinderen, sauna, enz. Deze functies kunnen door hun eenvoud en beperkte omvang gemakkelijk gebruik maken van een klein bijgebouw, zoals de hooiberg, bakhuis of kippenhok.
26
5 bijgebouwen op erven 6 Bijzondere of aardige bijgebouwtjes (al dan niet karakteristiek) worden vaak vervangen door nieuwe bijgebouwen. Ze voldoen niet meer aan de huidige tijd en er is behoefte aan meer oppervlak. Bovenstaand voormalig kippenhok wordt vervangen door een schuur die dienst doet als carport, stalling en berging
Ook grotere bijgebouwen, zoals de kapschuur, kunnen gemakkelijk een nieuwe functie krijgen wanneer er ook nog hobbymatige activiteiten wenselijk zijn op het erf. Betekenis voor oude bijgebouwen: redelijke kansen voor herbestemming 27
5 bijgebouwen op erven 5
4. nieuwe woonerven (met daarnaast hobbymatige activiteiten) Wonen op het platteland is voor veel mensen een droom. Het platteland biedt ruimte om nieuwe activiteiten te ontplooien. Naast een woonhuis is er behoefte aan ruimte voor berging, opslag en een plek voor de auto. Daarnaast is er veel behoefte aan zaken als een tuinhuis, een buitenkeuken, veranda, enz. De ruimte en mogelijkheden zijn er. Het buitenleven heeft hier een vrij letterlijke betekenis (je leven vooral buiten doorbrengen).
Aanbieden van multifunctionele schuren door bouwbedrijven: Er wordt volledig aan de wensen van de bewoners voldaan, vaak zijn het standaard modellen die op een gemakkelijke manier flexibel zijn. Het zijn schuren die meerdere functies hebben, bijvoorbeeld garage, hobbyruimte, tuinhuis. Het bijgebouw krijgt functies voor zowel de man als de vrouw. Vaak wordt er met het hout geen gebintconstructie gebouwd omdat dit een hogere prijs heeft. Met een andere, goedkopere constructie kan het gebouw er van de buitenkant net zo uit komen te zien als met de duurdere gebintconstructie. (bron: Schipperhoutbouw)
Bijgebouwen zonder streekeigen kwaliteiten Het liefst worden deze verschillende functies in één bijgebouw gerealiseerd in plaats van in drie verschillende bijgebouwen. Bij deze nieuwe bijgebouwen is er behoefte aan veel hoogte en inhoud. Er wordt gezocht naar de maximale inhoud, wat vaak resulteert in een gebouw met zadelkap met daaronder een drie meter hoge gevel. Soms zit er zelfs geen kap op. Het resultaat is een groot gebouw dat dient doet als overdekt terras, berging en garage. Deze multifunctionele schuren hebben vaak een uniform karakter. Ze passen niet bij het erf en de streek.
garage
multifunctionele schuren; overdekte terras en opslag (en soms ook garage en stalling voor bijvoorbeeld paarden)
carport
tuinhuis een representatieve bouwaanvraag van een nieuwe schuur die bestaat uit baksteen en damwandprofielplaten
28
5 bijgebouwen op erven 5
Over het algemeen sluiten nieuwe bijgebouwen maar weinig aan bij het karakter en kwaliteiten van het erf en de streek. Ze hebben een uniforme uitstraling omdat ze bijvoorbeeld een (deels) platte kap hebben, geen eenduidige hoofdvorm hebben of materiaal of kleuren gebruiken die niet in de streek voorkomen. Op de woonerven vinden ook nog andere activiteiten plaatsvinden. Wonen op het platteland betekent voor veel bewoners ‘buiten’ leven en de ruimte hebben. Bewoners kiezen speciaal voor het wonen op het platteland vanwege de ruimte voor het kunnen uitvoeren van hobbymatige activiteiten. Denk aan het houden van wat schapen en paarden, of het aanbieden van overnachtingsmogelijkheden voor recreanten. Nieuwe, kleine bijgebouwtjes die worden gebruikt als schuilgelegenheid (voor ponnies, geiten of schapen) zijn klein en laag. Vaak bestaan ze uit niet meer dan drie wandjes met een kap. Deze schuurtjes staan vaak los van het erf, de zogenaamde veldschuurtjes. De nieuwe stallen die wat groter zijn (voor paarden), hebben vaak een uniforme uitstraling. Bewoners van burgerwoningen in het buitengebied zoeken naar mogelijkheden om de maximale toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op te rekken vanwege het hobbymatig houden van vee, of extra ruimte voor een trekker of werktuigen om de grond te kunnen bewerken.
gebouwen en elementen. Het ‘terug naar toen’, terwijl dit er nooit geweest is. Bewoners van een nieuw erf realiseren nieuwe bijgebouwen met een oud karakter (ten behoeve van een recreatieve functie of een functie die gerelateerd is aan het wonen). De bewoners van woonerven hebben positieve intenties maar realiseren zich niet dat deze bijgebouwen geen kwaliteit bezitten. Omdat het gebruik en de functie niet op elkaar zijn afgestemd resulteert dit in nieuwe gebouwtjes die lijken op iets dat ze niet zijn. Bovendien worden ze vaak op een plek gebouwd waar ze vroeger nooit voorkwamen (bijvoorbeeld een trekkershut in de vorm van een hooiberg in Vriezenveen, terwijl er in Vriezenveen van oorsprong geen hooibergen voorkomen). Bouwbedrijven maken gebruik van deze behoefte aan ‘authenticiteit’ en ‘nostalgie’ door gebruik te maken van (eiken)hout. Hout wordt ervaren als een eerlijk materiaal, is op de streek geïnspireerd en gaat makkelijk op in zijn omgeving en in het landschap. een gastenverblijf in de vorm van een hooiberg bij Roosendaal
Geromantiseerde bijgebouwen Verder zie je heel erg duidelijk dat er op woonerven behoefte is aan het creëren van identiteit die zich uit in ‘authentieke’ en ‘nostalgische’
nieuwe trekkershut in de vorm van een hooiberg
nieuwe trekkershut
prieeltjes en tuinhuisjes in de vorm van hooibergen 29
bijgebouwen op erven 5
traditionele voorbeelden van duurzame en eigentijdse bijgebouwen
Bijgebouwen die bijdrage aan het karakter van het erf Vanwege de nieuwe (neven)functies op (boeren)erven ondergaan erven een gedaanteverwisseling. Toch zijn er ook nog een aantal voorbeelden te vinden van nieuwe bijgebouwen die passen bij het erf en het landschap. In de meeste gevallen is een architect betrokken geweest, maar sommigen zijn ook ontwikkeld door een bouwbedrijf. Alle gebouwen zijn geïnspireerd op hun specifieke omgeving, maar toch hebben ze een aantal overeenkomstige kenmerken. Het zijn gebouwen met een eenvoudige hoofdvorm, natuurlijke/eerlijke materialen (riet, hout, pannen, glas) en sobere detaillering. Omdat ze hierdoor niet concurreren met het hoofdgebouw op het erf, de boerderij, blijven het bijgebouwen. Vaak wordt juist het contrast opgezocht tussen het nieuwe bijgebouw en de huidige woning (boerderij) door het nieuwe bijgebouw een moderne uitstraling te geven.
moderne voorbeelden van duurzame en eigentijdse bijgebouwen
schaapskooi in Almere
schuur in Haarlem
multifunctionele schuur in Friesland
multifunctionele schuur
5
Betekenis nieuwe bijgebouwen: veel kansen voor nieuwe bijgebouwen die het karakter van het erf versterken
Om de bovenstaande kansen te benutten, is het nodig om in te zetten op:
• Het behouden van bijgebouwen • Het stimuleren van hergebruik van bijgebouwen • Het zoeken naar de juiste functie voor het juiste bijgebouw • Het continueren en herintroduceren van de oorspronkelijke
botenhuis in Giethoorn ,
functies • Het behouden, herstellen en versterken van het erfensemble
• Het ontwikkelen van een erfplan voor de lange termijn • Het afstemmen van de inrichting rondom (herbestemde) bijgebouwen kapschuur
schuur
kapschuur in Drenthe
• Het voorkomen van reconstructies van oude bijgebouwen • Het ontwikkelen van nieuwe, duurzame en eigentijdse bijgebouwen 30
6 1 Tips voor herbestemming en nieuwbouw Een nieuwe denkwijze Hoe moet je omgaan met bijgebouwen? Particulieren en bouwbedrijven gaan soms nog te snel over op sloop en nieuwbouw. Men vindt restauratie/renovatie financieel niet opwegen tegen sloop en nieuwbouw. Om behoud van oude bijgebouwen te stimuleren is een andere denkwijze nodig waardoor een betere afweging kan worden gemaakt. Een goed plan bestaat uit een degenen afweging. Om deze te kunnen maken volgen hieronder een aantal aspecten waar rekening mee gehouden kan worden: 1. Wat heb ik? - Wat is de (bouw)geschiedenis van het erf? (hebben er in het verleden bijgebouwen gestaan die er niet meer zijn) - Wat is de samenhang van het gebouw met het landschap, de andere gebouwen en de erfinrichting? - Waar is het oude bijgebouw gesitueerd? - Wat is het volume van het oude bijgebouw? - Wat is de technische staat van het oude bijgebouw? - Wat is de staat van onderhoud? - Is hergebruik van materialen mogelijk? - Zijn er authentieke details aanwezig? 2. Wat kan ik? - Welke nieuwe functie wil je realiseren? - Sluit dit gebruik aan bij het oude bijgebouw? - Zo niet, kan het bijgebouw worden aangepast? (wellicht kan het worden verbreed, verhoogd, verlengd, opengemaakt, meer daglichttoetreding, enz) - Weeg de kosten af tegen de (cultuur)historische waarde, belevingswaarde en recreatieve waarde van het erf en het landschap - Is het oude bijgebouw een monument? (wellicht zijn er subsidiemogelijkheden)
- Is er subsidie mogelijk? (bijvoorbeeld bij deelname aan het project Streekeigen Huis en Erf of re-animatie agrarisch erfgoed) - Schakel een deskundige in voor advies, een deskundige die ervaring heeft op het gebied van erven en een duurzaam plan op kan stellen (bijvoorbeeld Stichting Monumentenwacht, ook als de gebouwen geen monumenten zijn) 3. Hoe doe ik dat? - Bekijk goede voorbeelden van herbestemde bijgebouwen en nieuwe bijgebouwen - Schakel een architect of bouwkundige in Tips voor herbestemming Wanneer er op basis van de nieuwe denkwijze voor herbestemming van het oude bijgebouw wordt gekozen komt de volgende stap: hoe doe ik dat? Alles behouden en niks veranderen/slopen is niet altijd nodig. Ook ingrijpende veranderingen kunnen kwaliteit opleveren. De kunst is om een eigentijdse, nieuwe laag aan te brengen, die respect heeft voor de historische lagen. Dit vraagt wel om een zorgvuldige aanpak. Aspecten die hierbij van belang zijn: • Doe recht aan de cultuurhistorische betekenis Laat de nieuwe functie zich verhouden tot de cultuurhistorische waarde. Karakteristiek, betekenis en context zijn leidend voor de aanpassing van het gebouw • Streef naar behoud van materialen Vaak ligt de cultuurhistorische waarde van het gebouw besloten in het historische materiaal. Oude bouwmaterialen en historische bouwtechnieken zijn zeldzaam en kunnen niet meer worden teruggebracht als ze eenmaal verloren zijn gegaan
31
6 bijgebouwen op erven 6
• Aandacht voor bijzondere kenmerken Elementen van bijzondere waarde kunnen in het ontwerp worden betrokken als betekenisgevende referenties. Zij versterken de identiteit van het object. • Maatwerk De verbouwingsmogelijkheden zijn van verschillende factoren afhankelijk. Steeds moet opnieuw worden gekeken naar de mogelijkheden en de kwaliteiten. Elk geval moet dus apart worden bekeken. • Eigentijdse toevoeging Zorg dat de nieuwe toevoeging herkenbaar is zodat de historische gelaagdheid van het pand zichtbaar blijft • Kwaliteit van ontwerp en vakmanschap Een goed ontwerp en het goed uitvoeren van het ontwerp eist zorgvuldigheid, finesse, kennis en ervaring. Het verdient aanbeveling te werken met gekwalificeerde en ervaren aannemers, ontwikkelaars en architecten. Tips voor nieuwbouw Ook wanneer er op basis van deze afweging overgegaan wordt op sloop en nieuwbouw, dan kan de nieuwe denkwijze houvast geven bij het realiseren van nieuwbouw. Maar hoe doe ik dat? De belangrijkste principes bij het realiseren van nieuwe bijgebouwen zijn: - behoud, herstel of versterk het erfensemble - zorg dat nieuwe bijgebouwen niet concurreren met het hoofdgebouw (de boerderij). Houdt nieuwe bijgebouwen ondergeschikt aan het hoofdgebouw waardoor de hoofdgebouw het meest beeldbepalende element blijft van het erf. Dit vergt een zorgvuldige aanpak. Aspecten die belangrijk zijn om dit te kunnen realiseren: • Locatie Houdt er rekening mee dat over het algemeen bijgebouwen op het achtererf staan, met uitzondering van een bakhuis en kippenhok. Wellicht is het mogelijk om het nieuwe bijgebouw op de plek te zetten van het oude, of kan hiermee de privacy van de woning worden versterkt. • Volume Bijgebouwen waren vroeger kleiner dan het hoofdgebouw. Houdt bij het volume van het nieuwe bijgebouw rekening met het volume van het
hoofdgebouw (grote veestallen zijn natuurlijk groter). In verband met het behoud van het erfensemble is het soms belangrijk om lege plekken op te vullen of om twee of drie aparte bijgebouwen te realiseren in plaats van één grote. • Vorm Door een eenvoudige hoofdvorm toe te passen wordt het bijgebouw vanzelf meer ondergeschikt. Bovendien sluit het bijgebouw automatisch beter aan bij de andere gebouwen op het erf en de gebouwen in de streek. Wees terughoudend met het toepassen van detaillering. • Materiaal Door het toepassen van materiaal dat aansluit bij zijn omgeving kan het bijgebouw meer ondergeschikt gemaakt worden. Het materiaal kan hetzelfde zijn als het materiaal van de woning (om te laten zien dat deze gebouwen ‘familie’ zijn) maar kan ook totaal verschillen. Hout en steen is traditioneel en sluit vaak goed aan bij het hoofdgebouw. Glas, aluminium, zink en staal zijn juist materialen waarbij het contrast met het hoofdgebouw kan worden opgezocht. Hierbij is het wel erg belangrijk dat het heel sober wordt gedetailleerd. Damwandprofielplaten bijvoorbeeld zijn in principe weinig streekeigen, maar kunnen juist een contrast opleveren door ze op een moderne manier toe te passen • Kleur Houdt de kleur onopvallend. Zwart is soms beter dan donker groen. Een verzameling voorbeelden Op de volgende pagina volgt een verzameling concrete voorbeelden van herbestemde bijgebouwen en nieuwe, eigentijdse bijgebouwen. Deze kunnen meegewogen worden in de afweging tussen herbestemming en sloopnieuwbouw en kunnen inspiratie bieden bij de uitvoering.
32
bijgebouwen op erven 6
mogelijkheden voor agrarisch (her)gebruik de silo is ondergebracht in een hooiberg
bakhuis als kippenhok
hooiberg als schuilplek voor paarden
mogelijkheden voor (her)gebruik t.b.v. een woonfunctie
nieuwe hooischuur
nieuw kippenhok
hooiberg als garage/carport
hooiberg als opslagruimte, Kampereiland
bakhuis als overdekte buitenruimte
bakhuis als kas
bakhuis als woonruimte
kapschuur als overdekt terras
ontwerp voor een schaapskooi
ontwerp voor een hooiberg als tentmodel
nieuwe paardenstal
33
6 bijgebouwen op erven 6
mogelijkheden voor (her)gebruik t.b.v. een woonfunctie
nieuwe garage en berging
tuinhuis in Geldrop
uitbreiding woning in Lochem
kapschuur als garage
hooiberg als hondenkennel
multifunctionele schuur in Den Ham
34
6 bijgebouwen op erven 6
Mogelijkheden voor (her)gebruik t.b.v. recreatie en zorg
schaapskooi als VVV-kantoor
kippenhok als gastenverblijf
nieuwe recreatiewoning
trekkershutten in de vorm van zouthuisjes
Dit erf in Hardenberg is herbestemd en heeft een zorgfunctie en recreatieve functie gekregen. Particulieren met kinderen die zorg behoeven kunnen hier op vakantie gaan (camping) waarbij de zorg van de kinderen deels wordt weggenomen voor de ouders. Tevens kunnen passanten hier wat drinken. Het kippenhok en de hooiberg zijn gerenoveerd. Er zijn twee nieuwe bijgebouwen gerealiseerd, waarvan één traditionele kapschuur die dient als overdekt terras. De diversiteit van grote en kleine bijgebouwen op het erf is hierdoor behouden.
steltenberg als B&B
bakhuis als B&B
bakhuis in België als B&B
nieuwe theeschenkerij op museumboerderij in Epe
35
6 bijgebouwen op erven 6
Mogelijkheden voor (her)gebruik t.b.v. werkfuncties
atelier
atelier bij woonhuis in Oeken
atelier in Hoge Hexel
36
7
Aanbevelingen voor gemeenten Bijgebouwen staan onder druk. Kansen om oude bijgebouwen te herbestemmen en nieuwe, duurzame en eigentijdse bijgebouwen te realiseren worden nog onvoldoende benut. Het beleid ten aanzien van herbestemming en realiseren van nevenfuncties en nieuwe bijgebouwen is sinds een aantal jaar wat soepeler geworden. De overheid probeert de dynamiek van het veranderende platteland in goede banen te leiden. Maar het stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit van erftransformaties (herbestemming, nevenfuncties, nieuwe bijgebouwen) kan een uitbreiding gebruiken. In het boekje ‘Levende erven, Cahier d’atelier’ uit 2007 wordt al genoemd dat de dynamiek en ambiguïteit van de woon- en werkcultuur op (voormalige) boerenerven vraagt om meer dan alleen een verhoging van de beeldkwaliteit. De opgave is een vorm van regiospecifieke architectuur en erfinrichting te enten op enerzijds de continuïteit van landschap en cultuurhistorie en anderzijds op veranderlijkheid van levenswijzen en het programma. Dit vraagt ten eerste om een benadering waarbij de leef- en productiewijzen en een vernieuwing van het programma meer centraal komen te staan. Nieuwe vormen van collectiviteit, combinaties van wonen-werken of van wonen-recreatie en nieuwe regiospecifieke woonvormen moeten mogelijk gemaakt worden. Ten tweede is het eigentijdse interpretatie van regionale architectuur nodig. Het gaat dan om een regionale architectuur die kritisch is en die zoekt naar typologische vernieuwingen voor een levende cultuur. Cultuurhistorische en landschappelijke elementen dienen daarbij als inspiratie. Concreet adviseren wij de gemeenten: • Interne bewustwording en waardering Zorg dat er intern bewustwording en waardering komt voor de ruimtelij-
1
ke kwaliteit van erven en de bijdrage van bijgebouwen aan erven. Organiseer bijvoorbeeld een debat, lezing, of bustour langs voorbeelden in het veld • Stimuleren van particulieren en bouwbedrijven Maak particulieren en bouwbedrijven bewust van de historische waarde van het erf, bijdrage van bijgebouwen aan het erf en de kwaliteit van het erfensemble. Door de komst van de WABO kunnen in de toekomst veel nieuwe bijgebouwen vergunningsvrij worden gebouwd. De gemeenten kunnen hierdoor geen invloed uitoefenen op de kwaliteit van deze bijgebouwen. De gemeenten kunnen alleen invloed uitoefenen door kwaliteit te stimuleren bij de initiatiefnemers. Dus niet achteraf toetsen, maar tijdig in het proces met de initiatiefnemer om de tafel zitten en meedenken in de plannen. De stimulerende en inspirerende rol van de gemeenten zal dus erg belangrijk worden. Stimuleer particulieren om kwaliteit toe te passen bij erftransformaties d.m.v.: o Proces Stimuleer particulieren en bouwbedrijven van het doorlopen van een goed proces. Laat particulieren tijdig deskundigheid inschakelen, stimuleer deelname aan het vooroverleg voorafgaand aan de welstandstoets, enz. o Kennis Zorg dat particulieren en bouwbedrijven hun kennis verbreden en verdiepen ten aanzien van erftransformaties en bijgebouwen met ruimtelijke kwaliteit en zorg ook dat deze kennis intern aanwezig is (of wordt ingeschakeld, bijvoorbeeld d.m.v. de ervenconsulent). o Middelen Maak gebruik van bijvoorbeeld een brochure (met daarin opgenomen bijvoorbeeld het proces/stappenplan, goede voorbeelden, kennis
37
7 bijgebouwen op erven 7
over erf/ensemble/bijgebouw), een prijsvraag, een fiets/autoroute langs goede voorbeelden, vergoedingen (subsidie, korting in leges), enz. Verzamel goede voorbeelden van hergebruik en eigentijdse bijgebouwen en verspreid dit aan particulieren en bouwbedrijven, of laat bouwbedrijven en architecten goede voorbeelden ontwikkelen. Laat bijvoorbeeld nieuwe, streekeigen bijgebouwen ontwikkelen die aansluiten bij de wensen van de particulier en niet veel meer kosten dan de gangbare bijgebouwen; eigentijdse bijgebouwen met respect voor het verleden. Laat bijvoorbeeld een streekeigen multifunctionele schuur of een moderne streekeigen hooiberg of kapschuur ontwikkelen • Inzet van adequate beleidsinstrumenten o Regelingen Zorg dat beleidsregelingen hun doel niet voorbij schieten. Regelingen als Rood voor Rood, Vrijkomende Agrarische Bijgebouwen en Saneringsregeling zijn in het leven geroepen om initiatiefnemers ruimte te kunnen geven bij erftransformaties. Hierbij is steeds het doel ruimtelijke kwaliteit te behouden en te versterken. Wanneer het erfensemble niet wordt behouden of versterkt wordt het doel niet bereikt. Pas de regelingen waar nodig aan. Is er bijvoorbeeld meer maatwerk mogelijk? Kan de ervenconsulent meer betekenen? o Bestemmingsplan Zorg dat het bestemmingsplan ruimte biedt voor erftransformaties en dat ruimtelijke kwaliteit niet wordt beperkt door kwantitatieve regels. Pas het bestemmingsplan waar nodig aan. o Welstandsnota Zorg dat de welstandsnota voldoende houvast geeft en tegelijkertijd ook ruimte biedt bij herbestemming van bijgebouwen en nieuwbouw van bijgebouwen die vergunningplichtig zijn. In een aanvullende paragraaf ten aanzien van bijgebouwen kunnen bijvoorbeeld geslaagde voorbeelden getoond worden.
38
Bijlage Bijgebouwen in beleid Het kunnen uitvoeren van de wensen en behoeftes van initiatiefnemers gaat samen met de (on)mogelijkheden die worden geboden in het beleid van de overheden. Waar wordt een vergunning voor verleend en waarvoor niet? Dit ligt vast in het beleid van de provincie en gemeenten. De laatste decennia is het duidelijk dat de agrarische bedrijvigheid in Nederland afneemt. Dit heeft tot gevolg dat het landschap anders gebruikt wordt en dat bestaande boerderijen hun functie verliezen. Langzaamaan zullen boerderijen en overige agrarische bedrijfsgebouwen vrijkomen: de gebouwen komen leeg te staan, verpauperen, worden verkocht of de bestaande boer zoekt een nevenfunctie als tweede economische drager om zijn bedrijf voort te kunnen zetten. Om te voorkomen dat de agrarische bebouwing en erven op grote schaal uit het landelijk gebied zullen verdwijnen hebben de provincie Overijssel en de gemeenten beleid ontwikkeld voor het behoud en voortbestaan van de erven en gebouwen. Dit als onderdeel van de visie ten aanzien van het karakter van het landelijk gebied. Bepalende factor voor het karakter van het landelijk gebied is het behoud van de erven en de agrarische bebouwing en voorkomen van verstening in het buitengebied. Gemeentes willen kunnen sturen op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De ruimtelijke kwaliteit wordt mede bepaald door de erven en hoe deze erven zich ontwikkelen. De gemeentes geven met behulp van het bestemmingsplan, welstandnota en andere regelingen sturing aan de ontwikkelingen op erven (en daarmee de bijgebouwen). Het provinciaal beleid geeft hiervoor een aantal handvatten die op gemeentelijk niveau verschillend worden uitgewerkt. Veel gemeenten hebben beleid ten aanzien van:
1 • welke functies wenselijk of juist niet wenselijk zijn in een bepaalde gemeente of gebied, • welke nieuwe functies toegestaan worden in bestaande agrarische gebouwen, • welke gebouwen of erven zoveel mogelijk behouden dienen worden, • welke agrarische gebouwen mogen gesloopt worden of welke landschapsontsierende gebouwen de gemeente graag wil laten slopen, • het realiseren van nieuwe (bij) gebouwen op een bestaand erf • de architectonische eisen die worden gesteld aan nieuwe gebouwen, • hoe er met een erf moet worden omgegaan als er nieuwe functies en/of nieuwe gebouwen worden gerealiseerd • welke vergunningen nodig zijn Bestemmingsplan In het bestemmingsplan staat vastgelegd welke bestemmingen er in het buitengebied mogelijk zijn. Soms mogen erven in het buitengebied uitsluitend een agrarische functie hebben. In andere gevallen zijn ook woonfuncties en andere functies toegestaan. In sommige gemeentes is het niet mogelijk om een voormalig agrarisch bijgebouw te herbestemmen. In het bestemmingsplan is voor het buitengebied van de betreffende gemeente een maximum gesteld aan het maximale oppervlak aan hoofden bijgebouwen. Onder bijgebouwen wordt verstaan aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Op agrarische erven in het buitengebied staat een maximum voor het aantal vierkante meter bijgebouwen. Dit aantal kan tot een maximum worden verhoogd met een vrijstelling. Daarnaast bestaat soms nog de mogelijkheid om op grond van de woningwet onder bepaalde voorwaarden een maximum aantal vierkante meter aan bijgebouwen zonder vergunning op te richten. Voor burgerwo-
39
bijgebouwen op erven bijlage
ningen in het buitengebied zijn vaak ook aparte maximum oppervlakte aan bijgebouwen van toepassing (deze zijn vaak lager dan het totaal aan bijgebouwen dat mogelijk is bij een agrarisch erf). Soms zijn er beperkingen voor de locatie opgelegd in het bestemmingsplan, bijvoorbeeld wanneer bijgebouwen uitsluitend drie meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn gesitueerd mogen worden. Ook kan worden opgenomen welke gebouwen of erven zoveel mogelijk behouden dienen te worden. Bijvoorbeeld wanneer er een lijst met monumenten en/of karakteristieke panden aan het bestemmingsplan wordt gekoppeld. Wanneer het een monument of karakteristiek pand is, biedt de gemeente vaak meer mogelijkheden voor herbestemming, bijvoorbeeld splitsing van de boerderij, wanneer het achterste deel van de boerderij voor wonen geschikt wordt gemaakt. Andere gemeentes hanteren voor het toestaan van splitsing een minimum aantal kuubs qua inhoud van de boerderij. Welstandsnota Wanneer een nieuw bijgebouw vergunningplichtig is en niet de maximum oppervlakte overschrijdt die in het bestemmingsplan is opgenomen, dient hij te voldoen aan redelijke eisen van welstand (goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, kapvorm, enz). Ook sommige verbouwingen aan bijgebouwen zijn vergunningplichtig. Voor monumenten (met bijgebouwen) kunnen eventueel aanvullende eisen gelden. WABO De wet algemene bepalingen omgevingsrecht maakt het voor particulieren in het buitengebied makkelijker om bijgebouwen vergunningsvrij te bouwen. Plannen voor nieuwe bijgebouwen worden in dat geval niet getoetst aan de welstandsnota. Bijgebouwen bij monumenten zijn niet vergunningsvrij. Monumentenwet Wanneer een boerderij en/of bijgebouw de status van een rijks-, provinciaal- of gemeentelijk monument is toegekend geldt dat het pand moet wor-
den beschermd. Het pand kan niet zomaar gesloopt of verbouwd worden. Karakteristieke panden en erven Dit is een stimuleringsregeling voor passend gebruik van gebouwen op die erven en/of boerderijen die aangemerkt zijn als ‘karakteristiek’ voor het landelijk gebied. Elke gemeente heeft zijn eigen beleid en ‘spelregels’ Saneringsregeling Een aantal gemeentes kennen een saneringsregeling. De saneringsregeling is van toepassing op bestaande bijgebouwen bij burgerwoningen in het buitengebied. Deze regeling is opgesteld om afbraak van oude bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte groter dan een maximum te stimuleren. Hoe werkt het? In sommige gevallen overschrijden de bestaande bijgebouwen op een burgererf de norm, bijvoorbeeld omdat hier van oorsprong een boerderij aanwezig was. De meestal oude, kleinere en vervallen bijgebouwen wil de bewoners vervangen door nieuwbouw. In die situatie is vervangende nieuwbouw mogelijk (saneringsregeling). Voorwaarde en uitgangspunten voor het toepassen van de regeling is bijvoorbeeld dat dezelfde locatie moet worden aangehouden of dat de ruimtelijk samenhang op het perceel en de landschappelijke inpassing verbetert. Met een beplantingsplan dient dit te worden onderbouwd. Rood voor rood Deze regeling maakt het mogelijk om een nieuwe passende woning in het landelijk gebied te bouwen. In ruil daarvoor moet een aanzienlijk oppervlakte aan landschapsontsierende schuren gesloopt worden. VAB-regeling VAB staat voor Vrijkomende Agrarische Bedrijfsbebouwing. Deze regeling is ontstaan om agrarische bedrijfsbe¬bouwing opnieuw te gebruiken voor nieuwe (niet-agrarische) functies. Elke gemeente heeft zijn eigen beleid en ‘spelregels’. Reanimatie agrarisch erfgoed Het Stimuleringsprogramma Reanimatie Erfgoed is erop gericht om ons industrieel en agrarisch erfgoed nieuwe functies te geven. Eigenaren worden gestimuleerd nieuwe ideeën voor hun oude pand dan wel erf te reali-
40
bijgebouwen op erven bijlage
seren. Dit gebeurt door de eigenaar specifieke kennis en kunde ter beschikking te stellen, zoals een architect of een landschapsarchitect. De ideeën worden dan samen uitgewerkt in een transformatieplan. De initiatiefnemers krijgt subsidie op het samenstellen van het transformatieplan. Streekeigen huis en erf Dit project is een stimuleringsregeling voor het in stand houden en versterken van bestaande streekeigen erven. Particulieren krijgen een gratis advies (betreft bebouwing en/of beplanting) en subsidie bij de uitvoering. Ervenconsulent De ervenconsulent adviseert en stimuleert bij opgaven van erftransformaties. Zij adviseert onder andere over het landschap, streekeigenheid, uiterlijk en situering van nieuwe of hergebruikte gebouwen, beplanting en erfinrichting. De ervenconsulent is er voor gemeentes, particulieren en adviseurs, zij is altijd onafhankelijk.
Nieuwe regelingen, waarin meer bouw- en gebruiksruimte wordt geboden, leiden tot een nieuwe dynamiek. De ontwikkelruimte die hierin wordt geboden leidt ertoe dat mensen nieuwe aanvragen doen. De aard van deze aanvragen is gevarieerd: van het herbestemmen tot metaalbedrijf, caravanopslag of woonzorgboerderij tot boerderijkamer, meerdere woningen of een nieuw landgoed. Boerenerven lijken een van de weinige plekken te zijn waar mensen de ruimte en vrijheid hebben om te ondernemen wat ze graag willen (bron: Cahier d’atelier, Levende erven, 2007).
41
7
Literatuur en bronnen
1
‘Agrarische bebouwing met streekeigen kenmerken, ervaringen in Noordwest-Overijssel en de Vechtstreek’, Stichting Stimuland Overijssel, 2001. ‘Boerenerven in Haaksbergen, een beschrijving van de historische inrichting en beplanting’, Rob Ellenbroek, 2004. ‘Boerderijen in Twente’, H. Hagens, 1992. ‘Boerderij in perspectief, handvatten voor herbestemming’, Bureau Helsdingen, 2007. ‘Hooibergen in Oost-Nederland’, Ab Goutbeek en dr. Everhard Jans, 1988. ‘Korenspiekers in Oost-Nederland’, Dr. Everhard Jans, 2001. ‘Landelijke bouwkunst in Oost-Nederland’, Jan Jans, 1967. ‘Landelijke bouwkunst Overijssel’, Stichting Historisch BoerderijOnderzoek, 2002. ‘Stookhok steevast!’, Drents Plateau, 2006. ‘Streekeigen Huis en Erf: Kampereiland De Pieper Mandjeswaard Zuiderzeepolder’, Het Oversticht, februari 2008. ‘Streekeigen Huis en Erf: Polder Mastenbroek’, Het Oversticht, 2004. ‘Streekeigen Huis en Erf: Erven in Hof van Twente, aandacht voor streekeigen kenmerken’, Het Oversticht, 2010. ‘Streekeigen Huis en Erf: Erven in Wierden, aandacht voor streekeigen kenmerken’, Het Oversticht, 2011. ‘Traditie en vernieuwing, inspiratieboek voor de transformatie van erven en boerderijen in Overijssel’, Het Oversticht, 2008. ‘Over de Reest, de gebouwde cultuur in het Reestdal, van ingetogen naar zelfbewust’, M.A.W. Gerding, 2002. www.bouwenbijboerderijen.nl www.erveninoverijssel.nl 42
colofon Dit rapport is samengesteld door Het Oversticht in opdracht van de Provincie Overijssel. Aan de inhoud hebben bijgedragen: Overijsselse gemeenten, Gelders Genootschap, Historische Verenigingen, bouwbedrijven en locale deskundigen. vormgeving en opmaak: Dharuba vormgeving Voor vragen over deze brochure kunt u contact opnemen met Linda de Haan, projectleider bij Het Oversticht (
[email protected]). Het Oversticht Aan de stadsmuur 79-83 Postbus 531 8000 AM Zwolle Telefoon (038) 4213257 Fax (038) 4218184 Internet www.oversticht.nl
43